Uitwerkingen toets 9 juni 2010

Vergelijkbare documenten
Uitwerkingen toets 18 maart 2011

IMO-selectietoets I woensdag 5 juni 2013

Uitwerkingen toets 8 juni 2011

Selectietoets vrijdag 8 maart 2013

Selectietoets vrijdag 10 maart 2017

Selectietoets vrijdag 9 maart 2018

Uitwerkingen toets 12 juni 2010

IMO-selectietoets I vrijdag 6 juni 2014

Selectietoets vrijdag 18 maart 2016

STELLINGEN & BEWIJZEN 5VWO wiskunde B 1 e versie

IMO-selectietoets I donderdag 1 juni 2017

IMO-selectietoets I donderdag 7 juni 2018

Meetkunde. Trainingsweekend januari Gerichte hoeken. gerichte hoeken, driehoeksongelijkheid, Ravi

7.0 Voorkennis. Definitie = Een afspraak, die niet bewezen hoeft te worden.

Katern 3. Meetkunde. Inhoudsopgave. Inleiding. 1 Hoeken 2. 2 Congruentie en gelijkvormigheid 4. 3 Driehoeken 8. 4 Vierhoeken 12

Driehoeksongelijkheid en Ravi (groep 1)

IMO-selectietoets III zaterdag 3 juni 2017

Bewijzen onder leiding van Ludolph van Ceulen

Uitwerkingen toets 9 juni 2012

De Cirkel van Apollonius en Isodynamische Punten

8.1 Gelijkvormige en congruente driehoeken [1] Willem-Jan van der Zanden

Gerichte lengtes spelen o.a. een rol bij de stelling van Ceva en Menelaos en komen in deel 3 aan de orde.

dan liggen C en D op dezelfde cirkelboog AB (constante hoek) dus A, B, C en D liggen op één cirkel, dus ABCD is een koordenvierhoek

Meetkundige ongelijkheden Groep A

1 Introductie. 2 Oppervlakteformules

Blok 6B - Vaardigheden

Laat men ook transversalen toe buiten de driehoek, dan behoren bij één waarde van v 1 telkens twee transversalen l 1 en l 2. Men kan ze onderscheiden

WISKUNDE-ESTAFETTE 2011 Uitwerkingen

IMO-selectietoets I donderdag 2 juni 2016

Vermoeden: De drie deellijnen gaan door 1 punt. 33c. Vermoeden: De drie zwaartelijnen gaan door 1 punt. 33d.

IMO-selectietoets III zaterdag 4 juni 2016

Vlakke meetkunde. Verwijzingen naar definities en stellingen die bij een bewijs mogen worden gebruikt zonder nadere toelichting.

Katern 3. Meetkunde. Inhoudsopgave. Inleiding. 1 Hoeken 2. 2 Congruentie en gelijkvormigheid 5. 3 Driehoeken 9. 4 Vierhoeken 14

Oplossing van opgave 6 en van de kerstbonusopgave.

Selectietoets vrijdag 21 maart 2014

Meetkundige Ongelijkheden Groep 2

Tentamen Wiskunde B. Het gebruik van een mobiele telefoon of andere telecommunicatieapparatuur tijdens het tentamen

Selectietoets vrijdag 22 maart 2019

Vlakke Meetkunde. Les 1 Congruentie en gelijkvormig

Over de construeerbaarheid van gehele hoeken

12.1 Omtrekshoeken en middelpuntshoeken [1]

Finale Nederlandse Wiskunde Olympiade

Lijst van formules en verwijzingen naar definities/stellingen die in het examen vwo wiskunde B wordt opgenomen

PQS en PRS PS is de bissectrice van ˆP

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 21 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Tentamen Wiskunde B. Het gebruik van een mobiele telefoon of andere telecommunicatieapparatuur tijdens het tentamen

CEVA-DRIEHOEKEN. Eindwerk wiskunde Heilige-Drievuldigheidscollege 6WeWIi. Soetemans Dokus

1 Delers 1. 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12

III.2 De ordening op R en ongelijkheden

Samenvatting stellingen uit de meetkunde Moderne Wiskunde voor het VWO (bovenbouw)

Een bol die raakt aan de zijden van een scheve vierhoek

Correctievoorschrift VWO 2017

C + E = 180 ( AEBC is een koordenvierhoek)

Henrik Bastijns en Joachim Nelis

4.0 Voorkennis. 1) A B AB met A 0 en B 0 B B. Rekenregels voor wortels: Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Willem-Jan van der Zanden

Hoofdstuk 4 Kansrekening

Je hebt twee uur de tijd voor het oplossen van de vraagstukken. µkw uitwerkingen. 12 juni 2015

Vraag Antwoord Scores. 1 (dus de oppervlakte. van V en de oppervlakte van driehoek OAB zijn gelijk ) 1

Kleur de congruente vierhoeken in onderstaand mozaïek in eenzelfde kleur.

Uitwerkingen tentamen Wiskunde B 16 januari 2015

Antwoordmodel - Vlakke figuren

d = 8 cm 2 6 A: = 26 m 2 B: = 20 m 2 C: = 18 m 2 D: 20 m 2 E: 26 m 2

4.0 Voorkennis. 1) A B AB met A 0 en B 0 B B. Rekenregels voor wortels: Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Willem-Jan van der Zanden

x y C. von Schwartzenberg 1/22 = + = Zie de lijnen in de figuur hiernaast. Zie de grafiek van k in de figuur rechts hiernaast. 2b

4 ab. 5 a lijnstuk b lijnstuk c halve lijn d lijnstuk. 6 a. 7 a. 8 ac. b 20 mm. 9 a. de Wageningse Methode Antwoorden H10 AFSTANDEN 1

de Wageningse Methode Antwoorden H17 PYTHAGORAS VWO 1

Uitwerkingen Mei Eindexamen VWO Wiskunde B. Nederlands Mathematisch Instituut Voor Onderwijs en Onderzoek

De constructie van een raaklijn aan een cirkel is, op basis van deze stelling, niet zo erg moeilijk meer.

Toelichting op de werkwijzer

2.1 Cirkel en middelloodlijn [1]

Hoofdstuk 1 : Hoeken ( Zie ook : boek pag 1 tot en met pag 33)

We beginnen met de eigenschappen van de gehele getallen.

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Tweede Ronde.

Een bekende eigenschap van de middens van de zijden van een driehoek is de volgende.

Hoofdstuk 5 : De driehoek

Overzicht eigenschappen en formules meetkunde

Hoofdstuk 6 : Projectie en Stelling van Thales

Opgaven bij Analytische meetkunde in een nieuw jasje

Inversie. r 2 P Q. P Q =

1 Cartesische coördinaten

Atheneum Wispelberg - Wispelbergstraat Gent Bijlage - Leerfiche (3 e jaar 5u wiskunde): Meetkunde overzicht

Voorbeeld paasexamen wiskunde (oefeningen)

Driehoeken. Enkele speciale topics. Arne Smeets. Trainingsweekend Februari 2008

Eerste en derdegraadsfunctie

1 Het midden van een lijnstuk

Voorbeeldoplossing toets: Analytische meetkunde loodrechte stand

Junior Wiskunde Olympiade : tweede ronde

wiskunde B vwo 2017-II

Tentamen Wiskunde B. Het gebruik van een mobiele telefoon of andere telecommunicatieapparatuur tijdens het tentamen

2. Waar of vals: Als een rechte a evenwijdig is met een vlak α en dat vlak staat loodrecht op een vlak β dan staat a loodrecht op β.

6 A: = 26 m 2 B: = 20 m 2 C:

Oefeningen analytische meetkunde

Eindexamen vwo wiskunde B 2013-I

Vlakke Analytische Meetkunde

Dossier 4 VECTOREN. Dr. Luc Gheysens. bouwstenen van de lineaire algebra

WISKUNDE-ESTAFETTE 2015 Uitwerkingen

Algebra groep 2 & 3: Standaardtechnieken kwadratische functies

2 Meten Kaarten Materialen en technieken Meten en schetsen Praktijkopdrachten 2.16

Transcriptie:

Uitwerkingen toets 9 juni 2010 Opgave 1. Zij ABC een scherphoekige driehoek met de eigenschap BAC = 45. Zij D het voetpunt van de loodlijn vanuit C op AB. Zij P een inwendig punt van het lijnstuk CD. Bewijs dat de lijnen AP en BC loodrecht op elkaar staan dan en slechts dan als AP = BC. Oplossing. Zij E het snijpunt van AP en BC. Merk op dat DCA = 90 CAD = 90 CAB = 45, dus ACD is gelijkbenig: AD = CD. Stel nu dat AP = BC. Omdat ADP = 90 = CDB, geldt ADP = CDB wegens (ZZR). Dus AP D = CBD, waaruit volgt CEA = CEP = 180 EP C P CE = 180 AP D DCB = 180 CBD DCB = BDC = 90, dus AP staat loodrecht op BC. Stel andersom dat AP loodrecht op BC staat, oftewel CEP = 90. Dan geldt AP D = EP C = 90 P CE = 90 DCB = CBD. Omdat ook ADP = 90 = CDB, volgt nu met (ZHH) dat ADP = CDB. Dus AP = BC.

Opgave 2. Laat A en B positieve gehele getallen zijn. Definieer de rekenkundige rij a 0, a 1, a 2,... door a n = An + B. Neem aan dat er minstens één n 0 is zodat a n een kwadraat is. Zij M een positief geheel getal zodat M 2 het kleinste kwadraat in de rij is. Bewijs dat M < A + B. Oplossing. Als M A, dan zeker M < A + B, dus zijn we klaar. Als M > A, zij dan k zodat a k = M 2. Dan geldt dus Ak + B = M 2. Omdat 0 < M A < M, is (M A) 2 kleiner dan M 2. Er geldt (M A) 2 = M 2 2MA+A 2 = M 2 A(2M A). Als k (2M A) 0, dan is a k (2M A) = A(k (2M A))+B = (Ak +B) 2MA+A 2 = M 2 2MA+A 2 = (M A) 2. Maar dan is M 2 niet het kleinste kwadraat in de rij, tegenspraak. Dus geldt k (2M A) < 0. Hieruit volgt A(k (2M A)) + B < B, oftewel (M A) 2 < B. Omdat M A positief is, mogen we concluderen dat M A < B, oftewel M < A + B.

Opgave 3. Zij n 2 een positief geheel getal en p een priemgetal zodat n p 1 en p n 3 1. Bewijs dat 4p 3 een kwadraat is. Oplossing I. Uit n p 1 volgt n < p. Omdat p priem is, is p een deler van één van de twee factoren van n 3 1 = (n 1)(n 2 + n + 1), maar p is te groot om een deler van n 1 > 0 te zijn. Dus p n 2 + n + 1. Wegens n p 1 kunnen we p schrijven als kn + 1, met k een positief geheel getal. Uit kn + 1 n 2 + n + 1 volgt kn + 1 k(n 2 + n + 1) (n + 1)(kn + 1) = k n 1. We onderscheiden nu drie gevallen. Geval 1: k > n + 1. Dan is k n 1 positief en moet gelden kn + 1 k n 1. Daaruit volgt (k + 1)n k 2, maar links staat nu iets dat duidelijk groter is dan wat er rechts staat. Dit geval kan dus niet. Geval 2: k < n + 1. Dan is k n 1 negatief en moet gelden kn + 1 n + 1 k. Daaruit volgt (k 1)n k, maar links staat nu iets niet-negatiefs en rechts iets negatiefs. Dit geval kan dus ook niet. Geval 3: k = n + 1. Nu geldt p = (n + 1)n + 1 = n 2 + n + 1. Dus 4p 3 = 4n 2 + 4n + 1 = (2n + 1) 2 en dit is een kwadraat. We concluderen dat in het enige mogelijke geval 4p 3 een kwadraat is. Oplossing II. Zoals in de eerste oplossing laten we zien dat p n 2 +n+1. Als p = n 2 +n+1, dan geldt 4p 3 = 4n 2 +4n+1 = (2n+1) 2 en dit is een kwadraat. Stel nu dat p n 2 +n+1. Dan is er een geheel getal m > 1 zodat pm = n 2 + n + 1. Modulo n staat hier pm 1 mod n. Uit n p 1 volgt dat p 1 mod n, dus we krijgen m 1 mod n. Dus p en m zijn beide minstens n+1. Echter, (n+1) 2 = n 2 +2n+1 > n 2 +n+1 = pm, tegenspraak.

Opgave 4. Zij ABCD een koordenvierhoek met de eigenschap dat ABD = DBC. Zij E het snijpunt van de diagonalen AC en BD. Zij M het midden van AE en N het midden van DC. Bewijs dat MBCN een koordenvierhoek is. Oplossing I. Omdat ABCD een koordenvierhoek is, weten we dat BDC = BAC = BAE. Daarnaast volgt uit het gegeven dat CBD = EBA. Samen geeft dit DCB AEB (hh). We gaan nu bewijzen dat hieruit volgt N CB M EB. Allereerst vinden we dat NCB = DCB = AEB = MEB. Verder zien we dat NC 2 NC = DC = CB 2 ME AE EB ME =. Met (zhz) concluderen we dat inderdaad NCB MEB. Dus BMC = BME = BNC, waaruit volgt dat MBCN een koordenvierhoek is. Oplossing II. Net als in de eerste oplossing leiden we af dat DCB AEB. Merk nu op dat de lijnen BM en BN zwaartelijnen in deze twee gelijkvormige driehoeken zijn. Daaruit volgt dat de corresponderende hoeken BM E en BN C even groot zijn. Dus BMC = BME = BNC, waaruit volgt dat MBCN een koordenvierhoek is. Oplossing III. Zij K het midden van DE. Nu is MK een middenparallel in driehoek EAD evenwijdig aan AD, dus M KB = M KE = ADE = ADB. In koordenvierhoek ABCD zien we ADB = ACB = MCB, dus MKB = MCB, waaruit volgt dat M KCB een koordenvierhoek is. Verder is KN een middenparallel in driehoek CED evenwijdig aan CE, dus 180 KNC = KND = ECD = ACD. Vanwege koordenvierhoek ABCD geldt ACD = ABD en volgens het gegeven is dit gelijk aan DBC. Dus 180 KNC = DBC = KBC. Hieruit volgt dat KN CB een koordenvierhoek is. We concluderen dat zowel M als N op de omgeschreven cirkel van driehoek BCK liggen. Dus M BCN is een koordenvierhoek.

Opgave 5. Vind alle drietallen (x, y, z) van reële (maar niet noodzakelijk positieve) getallen die voldoen aan 3(x 2 + y 2 + z 2 ) = 1, x 2 y 2 + y 2 z 2 + z 2 x 2 = xyz(x + y + z) 3. Oplossing. We gaan laten zien dat voor reële getallen x, y en z die aan de eerste voorwaarde voldoen, geldt x 2 y 2 + y 2 z 2 + z 2 x 2 xyz(x + y + z) 3. (1) De oplossingen die we zoeken, zijn dus de gelijkheidsgevallen van deze ongelijkheid. Laat a, b en c reële getallen zijn. Er geldt (a b) 2 0, dus a2 +b 2 ab met gelijkheid 2 d.e.s.d.a. a = b. Dit doen we analoog voor b en c en voor c en a, zodat opgeteld volgt dat a 2 + b 2 + c 2 ab + bc + ca met gelijkheid d.e.s.d.a. a = b = c. Passen we dit toe op (xy, yz, zx), dan vinden we dat x 2 y 2 + y 2 z 2 + z 2 x 2 xy 2 z + yz 2 x + zx 2 y = xyz(x + y + z) met gelijkheid d.e.s.d.a. xy = yz = zx. Door het ook toe te passen op (x, y, z) vinden we x 2 + y 2 + z 2 xy + yz + zx, dus volgens de eerste eis geldt 1 = 3(x 2 +y 2 +z 2 ) = (x 2 +y 2 +z 2 )+2(x 2 +y 2 +z 2 ) x 2 +y 2 +z 2 +2xy+2yz+2zx = (x+y+z) 2, met gelijkheid d.e.s.d.a. x = y = z. We willen nu deze twee ongelijkheden, en x 2 y 2 + y 2 z 2 + z 2 x 2 xyz(x + y + z) (2) 1 (x + y + z) 2 (3) met elkaar combineren. Hiervoor vermenigvuldigen we eerst (3) met de niet-negatieve factor x 2 y 2 + y 2 z 2 + z 2 x 2 ; dan krijgen we (x 2 y 2 + y 2 z 2 + z 2 x 2 ) 1 (x 2 y 2 + y 2 z 2 + z 2 x 2 ) (x + y + z) 2 met gelijkheid d.e.s.d.a. x = y = z of x 2 y 2 + y 2 z 2 + z 2 x 2 = 0. Verder vermenigvuldigen (2) met de niet-negatieve factor (x + y + z) 2, waaruit volgt (x 2 y 2 + y 2 z 2 + z 2 x 2 ) (x + y + z) 2 xyz(x + y + z) (x + y + z) 2 met gelijkheid d.e.s.d.a. xy = yz = zx of x + y + z = 0. Al met al vinden we (x 2 y 2 + y 2 z 2 + z 2 x 2 ) 1 (x 2 y 2 + y 2 z 2 + z 2 x 2 ) (x + y + z) 2 xyz(x + y + z) (x + y + z) 2,

oftewel (1), met gelijkheid d.e.s.d.a. ( x = y = z of x 2 y 2 + y 2 z 2 + z 2 x 2 = 0 ) en (xy = yz = zx of x + y + z = 0). Nu zegt de tweede vergelijking dat hier inderdaad gelijkheid moet gelden, dus we zitten in het zojuist beschreven gelijkheidsgeval. Daarnaast zegt de eerste eis nog steeds dat 3(x 2 + y 2 + z 2 ) = 1: 3(x 2 + y 2 + z 2 ) = 1, x = y = z of x 2 y 2 + y 2 z 2 + z 2 x 2 = 0, xy = yz = zx of x + y + z = 0. We onderscheiden twee gevallen. Stel eerst x = y = z. Dan wordt automatisch voldaan aan xy = yz = zx. We vinden met behulp van de eerste eis dat 1 = 3(x 2 + y 2 + z 2 ) = 9x 2 = (3x) 2, dus x = y = z = ± 1. 3 Stel nu dat x 2 y 2 + y 2 z 2 + z 2 x 2 = 0; dan moet wel elk van de termen nul zijn, dus xy = yz = zx = 0, dus ook nu wordt voldaan aan xy = yz = zx. Uit xy = 0 volgt dat (z.b.d.a.) x = 0. Uit yz = 0 ook z.b.d.a. dat y = 0. Zo vinden we de oplossingen (0, 0, ± 3 1 3) en daarnaast ook (0, ± 1 3 3, 0) en (± 1 3 3, 0, 0). Opmerking. Als je (2) en (3) hebt bewezen, kun je (1) ook vinden door (3) te vermenigvuldigen met xyz(x + y + z). Hiervoor moet je dan wel aantonen dat xyz(x + y + z) niet-negatief is. We weten vanwege de tweede eis in de opgave dat xyz(x + y + z) 3 gelijk is aan een som van kwadraten en dus niet-negatief. Als x + y + z 0, volgt hieruit xyz(x + y + z) 0. Als x + y + z = 0, dan geldt xyz(x + y + z) = 0. Dus in beide gevallen geldt xyz(x + y + z) 0. Het gelijkheidsgeval wordt bij deze methode: 3(x 2 + y 2 + z 2 ) = 1, xy = yz = zx, x = y = z of xyz(x + y + z) = 0.