Interpretatiegeschil cao vo. Niet vastgesteld kan worden dat de werkgever artikel 8.1 lid 5 cao vo onjuist heeft toegepast.

Vergelijkbare documenten
Interpretatiegeschil PO - artikel 13 onder b WMS (beleid grondslag van de school)

UITSPRAAK. de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad van [de school], gevestigd te [plaatsnaam], verweerder, hierna te noemen de PMR.

Interpretatiegeschil PO - artikel 13 onder k WMS (beleid t.a.v. uitwisseling van informatie tussen bevoegd gezag en ouders)

Samenvatting. Interpretatiegeschil VO artikel 12 lid 1 onder h WMS (wijziging taakbelasting binnen het personeel)

SAMENVATTING Geschil met betrekking tot het taakbelastingsbeleid van de opleiding; HBO

UITSPRAAK. de deelmedezeggenschapsraad van het A te B, verzoeker, hierna te noemen de DMR gemachtigde: mevrouw mr. J.M.M. Janssen

de Personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad van C, te B, verweerder, hierna te noemen de PMR

Het medezeggenschapsreglement mag het aantal aaneengesloten zittingsperiodes in de MR niet beperken. UITSPRAAK

UITSPRAAK. het bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen het bevoegd gezag

UITSPRAAK. de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad vana te B, verzoeker, hierna te noemen de PMR

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J.

SAMENVATTING. de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van Onderwijsgroep A, verzoeker, hierna te noemen de GMR

J A A R V E R S L A G Bezwarencommissie cao-vo

Inleiding Samenstelling van de Commissie

in het geschil tussen: de medezeggenschapsraad van het A College te B, verzoeker, hierna te noemen de MR gemachtigde: mr. E.J.M.

Inleiding Samenstelling van de Commissie

SAMENVATTING Adviesgeschil en interpretatiegeschil PO - artikel 11 onder h WMS (aanstelling of ontslag van de schoolleiding)

SAMENVATTING Instemmingsgeschil PO - artikel 10 onder h WMS (overdracht van de school)

SAMENVATTING. het bestuur van de Stichting A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen het bevoegd gezag gemachtigde: de heer mr.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

SAMENVATTING Klacht over onzorgvuldig handelen directie en MR bij invoering continue rooster; PO

UITSPRAAK. het bestuur van A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen het bevoegd gezag

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

Samenvatting uitspraak. Interpretatiegeschil VO artikel 10 onder b WMS (wijziging onderwijs- en examenregeling)

UITSPRAAK. de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad van A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen de PMR

108477/ Nalevingsgeschil over verstrekken van informatie en instemmingsgeschil over invoering van de functie van hoofdconciërge.

SAMENVATTING UITSPRAAK

Nalevingsgeschil; als MR-leden weigeren af te treden, kan een bevoegd gezag niet de MR ontbinden en eigenmachtig MR-verkiezingen organiseren.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING. in het geding tussen: de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van A, verzoeker, hierna te noemen de GMR

UITSPRAAK. de medezeggenschapsraad van [de school], te [vestigingsplaats], verzoeker, hierna te noemen de MR

Sluiting dislocatie valt onder organisatiebeleid en op die grond heeft de MR adviesrecht; PO

Beroep tegen onthouden promotie ongegrond omdat er geen aanspraak op een benoeming in een LD-functie.

Samenvatting. Interpretatiegeschil VO artikel 12 WMS (beleid met betrekking tot invoering LC-functies)

De tijdelijke waarneming van de directiefunctie dient op verschillende gronden voor advies voorgelegd te worden aan de (P)MR.

UITSPRAAK. de Ondersteuningsplanraad van de Stichting A te F, verzoeker, hierna te noemen de OPR gemachtigde: de heer mr. W.H.

Instemmingsgeschil VO-artikel 12 lid 1 onder g WMS (toekenning generieke toelage teamleiders)

SAMENVATTING. de medezeggenschapsraad van de regionale scholengemeenschap A te B, verzoeker, hierna te noemen de MR

Adviesgeschil over het ontslag van een schoolleider, na mediation. UITSPRAAK

SAMENVATTING. het bestuur van de A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen de werkgever

De aangeboden school voor so is voor de leerling voldoende nabij, waardoor op dit punt is voldaan aan de zorgplicht van de school.

UITSPRAAK / uitspraak d.d. 26 februari 2018 pagina 1 van 6

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING. de Personeelsgeleding van de Medezeggenschapsraad van het B, hierna te noemen de PMR

SAMENVATTING Adviesgeschil PO - artikel 11 onder f WMS ( vaststelling of wijziging beleid m.b.t. organisatie van de school)

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK

in het geding tussen: het College van Bestuur van A, gevestigd te B verzoeker, hierna te noemen het College van Bestuur gemachtigde: mr. W.E.

SAMENVATTING UITSPRAAK. A, B, C, D, E, F, G, werknemers van ROC H, gevestigd te I, verzoekers, hierna te noemen de werknemers gemachtigde: de heer J

SAMENVATTING U I T S P R A AK

UITSPRAAK. in het geschil tussen: het College van bestuur van het ROC A te B, hierna te noemen het bevoegd gezag

Commissie van Beroep VO SAMENVATTING

Beroep tegen overplaatsing gegrond vanwege het ontbreken van de instemming van de werkneemster.

de Centrale medezeggenschapsraad van A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen de CMR gemachtigde: mr. J.L.J.E. Koster

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het E, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

SAMENVATTING. Instemmingsgeschil VO - artikel 12 onder b WMS (vaststelling of wijziging van de samenstelling van de formatie)

ADVIES. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, verzoeker, C, gevestigd te B, het bevoegd gezag van basisschool D te B, verweerder

Commissie van Beroep VO

SAMENVATTING Instemmingsgeschil VO - artikel 12 lid 1 onder o WMS (regeling aanstellingsbeleid)

Geschil over toelating leerling. De school heeft onvoldoende invulling gegeven aan haar onderzoeksplicht. ADVIES

J A A R V E R S L A G Bezwarencommissie cao-vo. Meer informatie op

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en tegen ontslag wegens gewichtige reden; hbo

het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. het College van Bestuur van B, gevestigd te G, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. G.M.

UITSPRAAK. de medezeggenschapsraad van obs A, te G, verzoeker, hierna te noemen de MR gemachtigde: de heer mr. W.D. Berkhout

School moet de ouder erop wijzen dat voor het vinden van een andere passende school haar medewerking nodig is. ADVIES

UITSPRAAK. de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van A te B, verzoeker, hierna te noemen de GMR gemachtigde: mevrouw mr. M. van Leeuwen-Scheltema

UITSPRAAK. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, appellante, hierna te noemen A

Samenvatting. Interpretatiegeschil PO artikel 11 onder j WMS (beleid m.b.t. toelating van leerlingen)

Medezeggenschapsstatuut van de Stichting Confessioneel Onderwijs Leiden

SAMENVATTING / Beroepen (2) tegen rddf-plaatsingen; PO

ADVIES. [verzoekster], wonende te [woonplaats], moeder van [de leerling], verzoekster, gemachtigde: [naam gemachtigde]

SAMENVATTING. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. Y.E.M.

SAMENVATTING U I T S P R A AK

de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van A, verder te noemen de GMR gemachtigde: de heer mr. A. Joosten

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

ADVIES. Stichting B, gevestigd te Houten, het bevoegd gezag van C, verweerder gemachtigde: de heer mr. S.G. van der Galiën

SAMENVATTING UITSPRAAK

De berisping houdt geen stand omdat niet vaststaat dat de werknemer de geheimhoudingsplicht heeft geschonden.

Beroep tegen onthouding promotie gegrond omdat de werkgever de procedure niet correct heeft gevolgd.

ADVIES. de Stichting C, gevestigd te B-Zuidoost, het bevoegd gezag van de C (de school), te B Zuidoost, verweerder

Geschil over verdeling lwoo-tekort binnen het samenwerkingsverband

ADVIES. de heer B, bestuurder van schoolbestuur C, organisatie voor openbaar en algemeen toegankelijk onderwijs (verder: C) te D, verweerder,

SAMENVATTING t/m , t/m en Beroepen tegen ontslag wegens opheffing van de school; VO

UITSPRAAK. het College van Bestuur van A gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen het bevoegd gezag

Medezeggenschapsstatuut van LMC-VO te Rotterdam

Commissie als bedoeld in artikel 12.1 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het primair onderwijs (CAO PO)

Commissie van Beroep PO

UITSPRAAK. de deelraad van [school], gevestigd te [vestigingsplaats], verzoeker, hierna te noemen de DR gemachtigde: de heer mr. M.H.

Statuut medezeggenschap bestuur met meerdere scholen in het primair onderwijs

UITSPRAAK. de medezeggenschapsraad van de A te B, verzoeker, hierna te noemen de MR

Statuut medezeggenschap bestuur met meerdere scholen in het primair onderwijs

Partijen: De medezeggenschapsraad van de openbare basisschool "De Quint" te Alkmaar, nader aan te duiden als medezeggenschapsraad (MR)

Geschil over verwijdering. Het geschil over terugplaatsing naar 3 havo is ontvankelijk omdat dit in feite neerkomt op verwijdering.

SAMENVATTING Adviesgeschil PO - Artikel 11 onder h Wms (benoeming schoolleiding)

SAMENVATTING. in het geding tussen: de medezeggenschapsraad van de Hogeschool A, verzoeker, hierna te noemen de MR

Medezeggenschapsstatuut van stichting Scholengroep Spinoza te Voorburg.

geschil over toelating leerling. Het conflictueuze verleden met de moeder is nu geen grond om de leerling niet toe te laten tot de school.

ABN AMRO Bank N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

Transcriptie:

108461 - Interpretatiegeschil cao vo. Niet vastgesteld kan worden dat de werkgever artikel 8.1 lid 5 cao vo onjuist heeft toegepast. UITSPRAAK in het geding tussen: de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad van [vo-school] te [plaatsnaam], verzoekster, hierna te noemen de PMR gemachtigde: de heer mr. M.M. Pasman en het College van Bestuur van [[het schoolbestuur]], gevestigd te [plaatsnaam], verweerder, hierna te noemen het bevoegd gezag gemachtigden: de heer mr. drs. G.J. Heussen en mevrouw mr. D.F.L. van der Hout 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij verzoekschrift van 12 oktober 2018, ingekomen op 16 oktober 2018, heeft de PMR een geschil aan de Commissie voorgelegd met betrekking tot de interpretatie van artikel 8.1 lid 5 cao vo. Het bevoegd gezag heeft op 23 november 2018, een verweerschrift d.d. 22 november 2018 ingediend. De mondelinge behandeling van het geschil vond plaats op 11 december 2018. De PMR werd vertegenwoordigd door de heer [naam], lid MR, en mevrouw [naam], secretaris MR, bijgestaan door de gemachtigde. Namens het bevoegd gezag verschenen ter zitting mevrouw [naam], directeur bedrijfsvoering [[het schoolbestuur]], en de heer [naam], conrector [vo-school]. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden. Het bevoegd gezag heeft een pleitnotitie overgelegd. 2. FEITEN Verweerder voert het bevoegd gezag over circa 40 basisscholen en 8 scholen voor voortgezet onderwijs, waaronder [vo-school], een Daltonschool voor mavo, havo en vwo. [[het schoolbestuur]] werkt samen met de stichting [naam stichting]. In het kader van deze samenwerking hebben beide bevoegde gezagen een bovenbestuurlijke medezeggenschapsraad (BBMR VO) voor de scholen voor voortgezet onderwijsscholen ingesteld. De BBMR VO werkt met een eigen reglement, statuut en huishoudelijk reglement. 108461/ uitspraak d.d. 31 januari 2019 pagina 1 van 5

Het bevoegd gezag kende voor zijn personeel een bestuurseigen seniorenregeling inhoudende een taakvermindering van 40 klokuur per cursusjaar voor werknemers vanaf 52 jaar en 80 klokuur voor werknemers vanaf 60 jaar. Dit gold bovenop de seniorenregeling die in de cao vo opgenomen is. In overlegvergaderingen tussen het bevoegd gezag en de BBMR VO op 25 juni en 17 september 2012 is de afschaffing van de bestuurseigen seniorenregeling besproken. Per brief van 3 oktober 2012 zijn alle medewerkers van het onderwijzend personeel van het bevoegd gezag van de voorgestelde wijzigingen op de hoogte gebracht en in de gelegenheid gesteld op het voorstel te reageren. In een overlegvergadering tussen het bevoegd gezag en de BBMR VO op 12 november 2012 heeft de BBMR VO een gewijzigd voorstel tot afschaffing van de regeling aangenomen. In een overlegvergadering op 14 september 2015 tussen het bevoegd gezag en de BBMR VO is door een BBMR-lid, destijds voorzitter MR van [vo-school], de vraag gesteld of de uitspraak van 11 juni 2015 van de, waarin is geoordeeld dat de afschaffing van de eigen seniorenregeling een wijziging van het systeem van het taakbeleid is waarvoor instemming van tweederde deel van het personeel vereist is, consequenties zou hebben voor het bevoegd gezag. Omdat het bevoegd gezag die vraag niet had beantwoord, is die vraag opnieuw gesteld tijdens de rondvraag in een overlegvergadering tussen het bevoegd gezag en de BBMR VO van 2 oktober 2017. Op 22 januari 2018 heeft het bevoegd gezag per brief geantwoord dat eerder genoemde uitspraak geen consequenties heeft voor de scholen van het bevoegd gezag. De PMR heeft daarop extern advies ingewonnen en naar aanleiding daarvan het bevoegd gezag bericht zich op het standpunt te stellen dat op [vo-school] de bestuurseigen seniorenregeling nog van toepassing is. Het bevoegd gezag heeft per brief van 21 juni 2018 bericht dat de regeling in 2012 is afgeschaft en dat hij niet voornemens is de afgeschafte bestuurseigen seniorenregeling wederom te gaan hanteren of opnieuw ter discussie te stellen. Op 12 oktober 2018 heeft de PMR een geschil over de interpretatie van artikel 8.1 lid 5 cao vo aan de Commissie voorgelegd. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN PMR De PMR stelt dat er, in lijn met een eerdere uitspraak van de Commissie, sprake is van de vaststelling van de kaders van taakbeleid. De afschaffing van de bestuurseigen seniorenregeling is daarom aan te merken als een wijziging van het systeem van het taakbeleid waarvoor instemming van tweederde van de werknemers nodig is. Het bevoegd gezag heeft niet voldaan aan artikel 8.1 lid 5 cao vo omdat de afspraken over de wijziging van het taakbeleid met de P(G)MR van [voschool] besproken hadden moeten worden en niet met de BBMR VO en er bovendien geen sprake was van instemming van tweederde van de werknemers. Ook als de BBMR VO wel bevoegd zou zijn geweest, is nog niet voldaan aan het instemmingsvereiste omdat de achterbanraadpleging van de BBMR VO te beperkt was en niet is gebleken dat tweederde van de medewerkers heeft ingestemd. De PMR verzoekt de Commissie uit te spreken dat de bestuurseigen seniorenregeling niet is afgeschaft met de vereiste instemming van tweederde van het personeel zoals is voorgeschreven in artikel 8.1 lid 5 cao vo. De PMR voert daartoe aan dat het bevoegd gezag in 2010 gepoogd heeft de bestuurseigen seniorenregeling te wijzigen. Het bevoegd gezag heeft die wijziging destijds ter instemming aan het personeel voorgelegd. Omdat er geen sprake was van instemming van tweederde van het 108461/ uitspraak d.d. 31 januari 2019 pagina 2 van 5

personeel, is het voorstel niet aangenomen. De BBMR VO heeft op 12 november 2012 een (gewijzigd) voorstel tot afschaffing van de regeling aangenomen, maar binnen [vo-school] is de regeling pas met ingang van schooljaar 2014-2015 geruisloos afgeschaft. Voor die tijd was er voor de PMR dan ook weinig reden om aan de bel te trekken. Bovendien heeft de PMR getwijfeld of er wel tweederde meerderheid nodig was. Naar aanleiding van de uitspraak van de cao vo heeft de voorzitter van de MR van [vo-school] in 2015 in een overlegvergadering dan ook de vraag gesteld of die uitspraak consequenties had voor de afschaffing van de bestuurseigen seniorenregeling. Daar heeft het bevoegd gezag vervolgens niet op gereageerd. Om onbekende redenen is de vraag twee jaar blijven liggen. In oktober 2017 heeft de PMR dit daarom nogmaals aan de orde gesteld. Naar aanleiding van de reactie van het bevoegd gezag heeft de PMR besloten onderhavig geschil in te dienen. De stelling van het bevoegd gezag dat de cao ten tijde van de afschaffing van de regeling niet van toepassing was omdat er geen sprake was van nawerking van de cao, is onjuist. De cao-partijen hebben de cao namelijk niet opgezegd, waardoor de cao altijd van toepassing is gebleven. Bevoegd gezag Deze kwestie is geen interpretatiegeschil maar behelst eerder de naleving van de cao vo. Dat is een vordering die bij de burgerlijke rechter thuishoort. Daarnaast is het de vraag of de Commissie nu nog kan oordelen over een beleid dat in 2012 van kracht is geworden maar pas in 2018 aan de Commissie wordt voorgelegd. De cao vo was ten tijde van het genomen besluit niet van toepassing omdat de cao net daarvoor was afgelopen. Omdat de cao algemeen verbindend verklaard was, gold er geen nawerking. De PMR kan dan ook geen nakoming van artikel 8 cao vo vorderen. De [het schoolbestuur] bestaat uit 4 stichtingen en een koepelstichting. Dit maakt het nagenoeg onmogelijk om met elke afzonderlijke MR te overleggen. Daarom is artikel 8 cao vo niet hanteerbaar voor organisaties zoals de [het schoolbestuur]. De GMR en MR zijn in juni 2011 samengegaan in de BBMR VO. De personeelsleden van de diverse scholen, dus ook van [voschool], zijn vertegenwoordigd in de BBMR VO. Uit artikel 8.1 lid 5 cao vo volgt dat de goedkeuring niet alleen aan de werknemers binnen één instelling kan worden voorgelegd, maar ook kan worden voorgelegd aan de werknemers van de betrokken organisatorische eenheid. Het bevoegd gezag heeft de wijziging dan ook voorgelegd aan de VO scholen als organisatorische eenheid via de BBMR VO. Omdat de seniorenregeling gold op elke school vallend onder het bevoegd gezag, was de BBMR VO het juiste orgaan voor het gevoerde overleg. Omdat de BBMR VO instemmingsrecht had, mocht het bevoegd gezag de conclusie trekken dat met de instemming van de BBMR VO voldaan was aan de cao vo, althans dat daarmee ook de instemming van de daarin gezetelde personeelsgeleding was verstrekt. De BBMR VO heeft namelijk overleg gevoerd met de achterban. De toenmalige voorzitter van de MR van [vo-school], tevens lid BBMR VO, heeft bevestigd dat de MR van [vo-school] destijds volledig op de hoogte was van de wijziging van de seniorenregeling en de besluitvorming. De MR van [vo-school] heeft destijds ook haar visie aan de BBMR VO verstrekt. Daardoor heeft de BBMR VO weloverwogen besloten in te stemmen met het voorstel. In oktober 2012 zijn de personeelsleden geïnformeerd over de noodzaak tot afschaffing van de regeling. Dat heeft toen niet tot protesten geleid. De door de PMR aangehaalde uitspraak van de verschilt van onderhavige kwestie omdat in casu wel instemming is gevraagd en verkregen. Dat was in die andere zaak niet het geval. Bovendien ging het in die zaak niet om een onderwijsinstelling waarbij een bovenbestuurlijke MR betrokken was. 108461/ uitspraak d.d. 31 januari 2019 pagina 3 van 5

4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De Commissie ontleent haar bevoegdheid aan artikel 20.3 van de cao vo. Op grond van artikel 20.3 lid 3 aanhef en onder b heeft de Commissie tot taak te oordelen over het haar door de werkgever dan wel door de P(G)MR voorgelegde geschil tussen de werkgever enerzijds en de P(G)MR anderzijds omtrent de interpretatie van bepalingen van de cao vo. De PMR en het bevoegd gezag verschillen van mening over de interpretatie van artikel 8.1 lid 5 van de cao. Derhalve is de Commissie bevoegd kennis te nemen van het geschil. Artikel 8.1 cao vo luidt voor zover van belang als volgt: Artikel 8.1 Algemene bepalingen taakbeleid 1. 2. 3. 4. De werkgever stelt het taakbeleid in overleg met P(G)MR vast met inachtneming van het gestelde in lid 5. 5. De afspraken gemaakt in overleg tussen P(G)MR en werkgever over wijzigingen in het systeem van taakbeleid, zoals dat geldt op 1 januari 2009, waaronder ook de met bonden gemaakte afspraken, zullen met de werknemers binnen de instelling of betrokken organisatorische eenheid worden besproken en hun ter goedkeuring worden voorgelegd. Voor deze goedkeuring is een meerderheid van 2/3 vereist, overeenkomstig hetgeen ter zake is bepaald in een in overleg met de P(G)MR door de werkgever vast te stellen reglement. Zonder deze meerderheid is wijziging van het geldend taakbeleid niet mogelijk. 6. Tussen partijen is niet in geschil dat de afschaffing van de eigen seniorenregeling een wijziging in het systeem van het taakbeleid betreft. Wel in geschil is of de afspraken op centraal (BBMR VO) of decentraal (P(G)MR) niveau besproken hadden moeten worden. De Commissie overweegt hierover dat het gezien de aard en inhoud van de regeling begrijpelijk is dat het bevoegd gezag hierover overleg wilde voeren op centraal niveau om zodoende een voor het gehele personeel gelijkvormige regeling te treffen. Indien een of meer P(G)MR-en toentertijd het hiermee niet eens was of waren had het op zijn of hun weg gelegen hiertegen bezwaar te maken, waarvan de Commissie niet is gebleken. Wellicht ten overvloede merkt de Commissie nog op dat de MR van [vo-school] vertegenwoordigd was in de BBMR VO zodat redelijkerwijze aangenomen moet worden dat de PMR bekend was met het voorstel en de kwestie derhalve op decentraal niveau ter discussie had kunnen stellen. Over de stelling van de PMR dat het bevoegd gezag verzuimd, heeft de wijziging van het taakbeleid ter goedkeuring voor te leggen aan de werknemers binnen de betrokken organisatorische eenheid, namelijk op de scholen zelf, overweegt de Commissie dat het begrip organisatorische eenheid niet in de cao vo is gedefinieerd. Het bevoegd gezag komt aldus een grote mate van beleidsvrijheid toe om invulling aan dit begrip te geven. Onder de omstandigheden van dit geval, met name in acht nemend de door het bevoegd gezag aangevoerde wenselijkheid om op alle scholen dezelfde regeling in te voeren, is de Commissie van 108461/ uitspraak d.d. 31 januari 2019 pagina 4 van 5

oordeel dat het bevoegd gezag in redelijkheid het standpunt heeft kunnen innemen dat de gezamenlijke VO-scholen als organisatorische eenheid beschouwd kunnen worden. Vervolgens dient de Commissie te beoordelen of sprake is geweest van goedkeuring van het voorstel. De Commissie stelt vast dat het voorstel voor de afschaffing van de bestuurseigen regeling per brief van 3 oktober 2012 is voorgelegd aan alle medewerkers van het onderwijzend personeel van het bevoegd gezag. Het voorstel heeft vervolgens niet geleid tot merkbare weerstand, hetgeen toentertijd door het bevoegd gezag is geïnterpreteerd als goedkeuring van het voorstel. Dat de PMR deze kwestie in een overlegvergadering in 2015 opnieuw aan de orde heeft gesteld naar aanleiding van een uitspraak van de Commissie maakt niet dat aan deze goedkeuring getwijfeld moest worden. De PMR heeft daar toen ook geen vervolg aan gegeven, bijvoorbeeld door de kwestie op de agenda van een volgend overleg te (laten) plaatsen noch is zij er toen op een andere wijze op terug gekomen. Het bevoegd gezag mocht er dan ook redelijkerwijze op vertrouwen dat er sprake was van goedkeuring van het voorstel. De vraag ligt vervolgens voor of de gehouden raadpleging onder de medewerkers via de toezending van een brief aan het personeel in oktober 2012 voldeed aan het vereiste van artikel 8.1 lid 5 cao vo, namelijk dat er sprake was van instemming van tweederde van het personeel. De Commissie kan niet vaststellen of dit wel of niet het geval was. Daarvoor is er sinds oktober 2012 een te lange tijd zes jaar verstreken terwijl er voor die raadpleging ook geen reglement als bedoeld in artikel 8.1 lid 5 cao vo was vastgesteld. Het is weliswaar de werkgever die het reglement in overleg met de P(G)MR of BBMR VO moet vaststellen, maar het lag ook op de weg van de PMR, die destijds op de hoogte was van de raadpleging, om ter zake tijdig actie te ondernemen, hetgeen niet is gebeurd. Het geheel overziend komt de Commissie tot het oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat het bevoegd gezag een onjuiste interpretatie heeft gegeven aan artikel 8.1 lid 5 cao vo. 5. BESLISSING Op grond van bovenstaande overwegingen oordeelt de Commissie dat niet is gebleken van een onjuiste toepassing van artikel 8.1 lid 5 cao vo. Vastgesteld te Utrecht op 31 januari 2019 door prof. dr. K. Boonstra, voorzitter, mr. L. Visser en drs. L.F.P. Niessen, leden, in aanwezigheid van mr. L. Verhoeven, secretaris. prof. dr. K. Boonstra voorzitter mr. L. Verhoeven secretaris 108461/ uitspraak d.d. 31 januari 2019 pagina 5 van 5