Samenvatting economie, levensloop hoofdstuk 1 t/m 6 & kleding hoofdstuk

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4

Begrippenlijst Economie Levensloop H1,H2,H3

Samenvatting Economie Levensloop

4,2. Samenvatting door een scholier 1704 woorden 18 juli keer beoordeeld. Hoofdstuk 1

4.1 Klaar met de opleiding

Samenvatting Economie Jong & Oud

Begrippenlijst Economie Jong en Oud

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

9,6. Samenvatting door N woorden 15 oktober keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. Begrippen

Als je allemaal iets in de pot moet doen, voor bijvoorbeeld een uitje, heb je verschillende manieren om vast te stellen wie wat moet betalen:

Dé arbeidsmarkt bestaat niet. Het bestaat uit een groot aantal deelmarkten die min of meer met elkaar in verbinding staan.

In de economie is een goed schaars als er een offer of inspanning geleverd moet worden om het te krijgen -> relatieve schaarste

3.2 De wereld van transacties

2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.

2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer

Ruilen over de tijd (havo)

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.


6,7. Samenvatting door een scholier 1150 woorden 10 oktober keer beoordeeld. De productiefactoren noemen en hun beloningen onderscheiden.

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie

Constante kosten - Kosten die niet afhangen van de productieomvang. Bv. Verzekeringskosten & afschrijvingskosten.

6,6. Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Hoofdstuk Bruto- en nettoloon

4,1. Samenvatting door een scholier 539 woorden 11 oktober keer beoordeeld. Eco H5. Paragraaf 1; Gezinnen ruilen over de tijd

Kleurpagina vraagkaartjes beginner Ruilen over de tijd Quiz. Deze pagina 2 keer printen daarna op de achterkant de vraagkaartjes Ruilen over de tijd

Lesbrief Jong en Oud 3 e druk

5.1 Het speelkwartier

Je hebt het recht om tot 14 dagen na levering van de koop af te zien. De koopovereenkomst kan ongeldig worden verklaard als:

Domein E: Concept Ruilen over de tijd

Samenvatting Economie Lesbrief Levensloop

Samenvatting Economie Module1, H2 en H3

Samenvatting Economie Vervoer

Lesbrief Levensloop 1 e druk

Economie module 4 Ruilen in de tijd. goederen kopen

Arbeidsmarkt Vraag naar arbeid Werkgelegenheid Aanbod van arbeid: b Marktmechanisme Loonkosten per product

Betalingsbereidheid: hoeveel een consument bereidt is om voor een product te betalen.

2. wat nog belangrijker is welke wensen je bovenaan je lijstje zet. Je moet je wensen op volgorde zetten: wat het meest belangrijk is bovenaan.

1) Wat krijgt een werknemer, een ambtenaar, huisarts, boekenschrijvers, makelaars en soldaten?

Werken of vrije tijd?

6,1. Samenvatting door M. 884 woorden 28 december keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 5

Oefentoets Klas: havo 4

6.1 De AOW. Een alleenstaande krijgt 70% van het minimumloon. Gehuwden of samenwonenden krijgen 100% van het minimumloon.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4, De collectieve sector

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

Economie Pincode klas 4 VMBO-GT 5 e editie Samenvatting Hoofdstuk 7 De overheid en ons inkomen Exameneenheid: Overheid en bestuur

Hoofdstuk 1. Lesbrief Kopen en werken

Samenvatting Economie hoofdstuk 1

7,9. Samenvatting door een scholier 1248 woorden 29 september keer beoordeeld. Economie Samenvatting; de arbeidsmarkt

Economie Samenvatting M4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1

Rendement = investeringsopbrengst/ investering *100% Reëel rendement = Nominaal rendement / CPI * Als %

Sparen of lenen Waarom?

Boekverslag door M woorden 21 februari keer beoordeeld

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven:

Geeft aan hoeveel iemand (maximaal) bereid is om uit te geven aan een bepaald product.

7,1. Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september keer beoordeeld. MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie?

Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6

CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2, Werken

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo.

7,3. - Verandering budget > evenwijdige verschuiving - Verandering 1 van de prijzen > verandering van de helling. - Nemen beslissingen.

6,2. Werkstuk door een scholier 1803 woorden 11 april keer beoordeeld. Inleiding

Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden

Samenvatting Economie Module 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 10 t/m 16

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

H1: Economie gaat over..

5,5. Samenvatting door een scholier 1286 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Samenvatting economie. 5.

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt

Oefentoets Klas: havo 3 / vwo 3

De drie manieren van pensioen sparen noemen we de 3 pijlers van het pensioensysteem.

Ruilen over de tijd. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman

Samenvatting door een scholier 1202 woorden 10 januari keer beoordeeld. Hoofdstuk 4.3 t/m & 4.4 begrippen;

6.7. Boekverslag door E woorden 31 oktober keer beoordeeld

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen.

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

De wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN. Categorie Vraag & Antwoord

Relatieve schaartste (met productie factoren bereikt(prijs)) Vrij goed (zonder de mens bereikt (gratis))

8,5. Samenvatting door Nienke 1188 woorden. 2 keer beoordeeld 6 mei Domein G: Risico en informatie. Informatie bij marktpartijen

2.1 De vraag naar spijkerbroeken

Een keuze maken uit het grote aanbod van consumptiegoederen is steeds moeilijker.

7,5. Samenvatting door R woorden 24 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. De kledingmarkt. Omzet = prijs x afzet

De grootste financiële beslissing in een mensenleven

HET BEROEP VAN MAKELAAR IN ONROEREND GOED VIND IK ONTROEREND GOED!!!!!

Samenvatting Economie Hoofdstuk 23 en 24

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen

Het primaire inkomen is de beloning voor het ter beschikking stellen van productiefactoren.

UIT deel 2 elasticiteiten. H2 elasticiteiten. H2.1 drie kenmerken van elasticiteiten (verbanden)

6,3. Samenvatting door een scholier 2646 woorden 23 juni keer beoordeeld. Economie Lesbrief Vervoer Hoofdstuk 1 t/m 5

1.1 Elke generatie kiest opnieuw

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5, Arbeidsmarkt

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Transcriptie:

Samenvatting door een scholier 3639 woorden 18 juni 2011 6,4 164 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie, levensloop hoofdstuk 1 t/m 6 & kleding hoofdstuk 1 + 2. Hoofdstuk 1 kiezen. We spreken van consumptie als de eindgebruiker het product koopt, hierbij wil de consument genieten van zijn product en er niet aan willen verdienen. We spreken van investeren als een bedrijf (of iemand) een kapitaalgoed koopt om er geld aan te verdienen. We spreken van een schaars goed als er en offer of inspanning voor een product/goed is gepleegd. Als je ergens geen offer of inspanning hebt moeten leveren noemen we dat een vrij goed. Opofferingskosten zijn de gederfde kosten van het beste, niet gekozen alternatief Iemand gaat voor: - 5 euro schoonmaken. - 4.50 vakken vullen bij de C1000-3.25 putjesschepper in Haarlem. Als je kiest voor het schoonmaken dan zijn de opofferingskosten 4.50. Je kunt ook kiezen om te gaan vakken vullen, omdat de reiskosten lager zijn, betere sfeer enz. De budgetlijn: vergelijking die alle combinatie weergeeft van twee producten, die je met een maximaal budget en de gegeven rijzen van de producten kunt kopen. Bijvoorbeeld: Budget: 180. Prijs cd s: 11,50. Prijs boeken: 15,= De budgetvergelijking: 180 = 11,50 A + 15 B Stap 1: Je berekent het maximaal aantal boeken dat je kan kopen, zonder dat je cd s koopt (Ycoordinaat). Stap 2: Je berekent het maximaal aantal cd s dat je kan kopen, zonder dat je boeken koopt (Xcoordinaat). Stap 3: Verbind de punten in een assenstelsel. Stap 4: Nadat je dit allemaal gedaan hebt kun je door middel van de schaalverdeling op de X/Y coordinaat de rest van de combinaties berekenen. De koopkracht geeft aan hoeveel producten je kunt aanschaffen met een budget. Als een economisch spel zich ontwikkeld dan willen beide partijen/spelers de hoogst mogelijke uitbetaling/beloning, dit willen ze bereiken door middel van een dominante strategie te hanteren. Hierbij https://www.scholieren.com/verslag/39050 Pagina 1 van 9

moet je bijvoorbeeld denken aan reclame maken. Het gevangenis dilemma (voorbeeld): Twee criminelen hebben een moord gepleegd alleen de politie krijgt het bewijs niet rond. Om de zaak toch goed af te sluiten moet een van de criminelen bekennen. Crimineel 2 Crimineel 2 Bekennen Zwijgen Crimineel 1 Bekennen 10 10 1-22 Crimineel1 Zwijgen 22-1 2-2 Crimineel 1 zal in dit geval altijd bekennen, omdat hij 1 of 10 jaar gevangenis krijgt. Als hij zwijgt heeft hij de kant op 2 of op 22 jaar cel. Dus zal hij altijd de dominante strategie kiezen. In dit voorbeeld mogen ze niet met elkaar overleggen. Als ze wel met elkaar mochten overleggen dan zouden ze allebei voor zwijgen kiezen, maar als ze elkaar niet vertrouwen dan bekennen ze. Als er geen vertrouwen is tussen de beide criminelen dan is er sprake van een niet cooperatief spel als er wel vertrouwen is dan spreken we van een cooperatief spel. Als een gevangenendilemma vaak wordt herhaald veranderd het (waarschijnlijk) in een cooperatief spel. Elke speler in een gevangenis dilemma heeft een bepaalde prikkel om te doen wat het voordeligst is voor die gene zelf ook al betekent dat dat hij de ander moet bedriegen. Tit for tat: is eigenlijk het zelfde als het gevangenendilemma maar het herhaald zich steeds. En als de een van strategie verandert dan verander jij ook meteen van strategie. Straffen is de beste manier om een cooperatief spel te maken. Freeridersgedrag: je lift mee op wat de ander doet. Hierdoor kan er een gevangenisdilemma ontstaan en omdat er in de meeste gevallen het om meerdere personen gaat noemen we dit een veelpersoonsdilemma. Hoofdstuk 2 jeugd. Kinderen krijgen is voor ouders liefde en vreugde en de ouders hebben de kinderen niet om een economische reden genomen, des ondanks zijn er wel economische gevolgen. Bijvoorbeeld eten, drinken, onderdak en de kinderopvang. De kinderopvang wordt gedeeltelijk gesubsidieerd door de overheid. Het ligt er aan hoeveel je verdient hoeveel subsidie je krijgt voor de kinderopvang. Je krijg ook als ouder kinderbijslag. Je krijgt het alleen niet als kinderen van hun 16e levensjaar hbo volgen of naar de universiteit gaan. Zij kunnen namelijk studiefinanciering aanvragen. Stroomgrootheid is iets dat over een bepaalde periode wordt gemeten zoals: zakgeld, aantal ontslagen in een week, loon, winst enz. Naast stroomgrootheid meten we ook voorraadgrootheid. Voorraadgrootheid is iets dat op een bepaald moment wordt gemeten, zoals hoeveel geld heb je op de bank staan op 22.07.2012, het totaal aantal ontslagen vanaf het begin tot op dit moment enz. Als je een baan hebt dan krijg je loon. Over dit loon moet je loonheffing betalen. Loonheffing bestaat uit twee delen: - Loonbelasting. - Premievolksverzekering. Deze heffingen worden ingehouden op je bruto loon, zodat je netto loon minder wordt. Als je een bijbaantje hebt valt het nog wel mee hoeveel belasting je met betalen, want er is een korting en als je daar onder zit hoef je helemaal niks te betalen. Je moet toch loonbelasting betalen als je minder belasting moet https://www.scholieren.com/verslag/39050 Pagina 2 van 9

betalen als de korting, dit geld kan je dan na der hand terug vragen. Als je het hele jaar door blijft werken dan klopt het hoeveel je moet afdragen als je achter maar een paar manden werkt draag je veels te veel af dit kun je terug vragen met een T-biljet. Lorernz curve/kromme. Stap 1: Je bekijkt hoeveel welke persoon/groep verdient, je zet deze van laag naar hoog in je tabel. Stap 2: Je berekent hoeveel % elke persoon/groep uit maakt van 100%. Stap 3: Je berekent het gecumuleerde van stap 2. Stap 4: Je geeft aan hoeveel iedereen verdient. Stap 5: Hoeveel % iedereen verdient van het totale inkomen. Stap 6: Het gecumuleerde van stap 5. Stap 7: Je tekent de curve, maar je tekent eerst een diagonale lijn. Het besteedbaar inkomen is in feite het netto inkomen. Wanneer de relatieve/procentuele inkomensverschillen kleiner worden spreken we van nivellering. En als deze groter worden dan spreken we van denivellering. Sparen is het niet besteden van je inkomen, sparen is een voorraadgrootheid, je heb op een bepaald moment een bedrag gespaard, er komt niet steeds om de maand 1000 euro bij. Als je spaart stel je de consumptie uit dit heet ook wel ruilen over de tijd of intertemporele ruil. Als je iets koopt met geleend geld spreek je ook over ruilen over de tijd: Je hebt het geld nog niet verdiend terwijl je het product toch al gekocht hebt. De consument gebruikt een ruilmiddel wat niet van hem is en moet dat later terug betalen, er ontstaat zo een schuld. Hierbij spelen de opofferingskosten een (grote) rol. Bijvoorbeeld als je een telefoon koopt; als je spaart duurt het langer voor dat je hem hebt en als je leent kost het meer geld. Alle kosten die worden gemaakt om een ruil tot stand te brengen en af te wikkelen noemen we transactiekosten. Bij duurzame consumptie nemen we de tijd om te kijken, omdat dit meestal d duurdere producten zijn, zoals een auto. Als er bij een ruil de een meer weet dan de ander dan is er sprake van asymmetrische informatie. Als er sprake is van te veel asymmetrische informatie kan een markt er aan onder door gaan. Averechtse selectie: de koper koopt het product dat hij juist niet wilde kopen (iets wat stuk is). Je kunt het vertrouwen van mensen winnen als je wat verkoopt door middel van een goede reputatie en garantie,want je verkoopt geen dingen die kapot zijn terwijl je er garantie op geeft. Als je een bestuurder bent van een voertuig moet je deze ook verzekeren dit kan op meerdere manieren. Een van die manieren is WA (wettelijke aansprakelijkheid) dit verzekert alleen de schade van de ander. Je kunt echter ook je zelf/ bromfiets verzekeren dat heet all risk maar dat is niet verplicht. Om de premie van een verzekering te berekenen is de volgende formule: Premie = kans op schade x de gemiddelde hoogte van de verwachtte schade (Deze formule is per jaar). Averechtse selectie binnen verzekeringsmaatschappijen kan worden tegen gegaan: - Iedereen moet zich verzekeren (collectieve dwang). - Premiedifferentie, de brokkenpiloten moeten meer betalen dan de oude omatjes. Ze onderscheiden ze door middel van vragenlijsten invullen, gegevens checken enz. - Door middel van een eigen risico. De hoogte van de premie kan bij WA en Allrisk afhangen van een aantal dingen: https://www.scholieren.com/verslag/39050 Pagina 3 van 9

- De nieuwwaarde. - Het aantal gereden kilometers. - De regio/stad waar de eigenaar woont. Er is ook nog een bonusregeling: mensen die weinig declareren hoeven minder te betalen dan mensen die veel declareren. Als iemand een verzekeringspolis op zak heeft dan kan hij onzorgvuldiger gaan rijden. Hij weet namelijk dat hij het toch niet hoeft te betalen. Dit noemen we ook wel moral hazard oftewel moreel wangedrag. Verzekeraars willen dit voorkomen door een eigen risico in te voeren. En door middel van een maximum vergoeding. Ook no-claim voorkomt dit, omdat ze geprikkeld worden. Hoofdstuk 3 werk. Vormen van winst: - Loon. - Winst. - Huur. - Pacht. - Rente. Je moet belasting en premies over je loon betalen: teen eerste om de staat kas te spekken maar ook om er voor te zorgen dat tijden waarin het financieel slecht gaat zoals werkloosheid, ontslagen enz. Een concrete markt: zoals d Albert Kuyp. Abstracte markt: er is hier geen aanwijsbare plaats waar aanbieders en vragers bij elkaar komen. Werkgevers zijn de vragers van arbeid en de werknemers zijn de aanbieders van arbeid. In het gesprek over de arbeidsvoorwaarden worden onder andere de volgende zaken behandeld: - Aantal arbeidsuren. - Reiskostenvergoeding. - Een auto van de zaak. - Verdere scholing Werkgeversbonden en werknemersbonden (vakbonden) onderhandelen over de arbeidsvoorwaarden namens hun leden. Deze voorwaarden worden vast gesteld in een arbeidsovereenkomst de cao (collectieve arbeidsovereenkomst) genaamd. Hierin worden voornamelijk de volgende dingen vast gelegd: - Het loon. - Nominale arbeidstijd. - Vakantie regelingen. - Pensioen. - Overuren. - Reiskostenvergoeding. Vakbonden streven via onderhandelingen en acties naar goede/betere arbeidsvoorwaarden voor haar leden. Het behoud en/of een verbetering speelt hierin een belangrijke rol. Indexcijfer berekenen. Indexcijfer koopkracht = indexcijfer nominaal loon / prijsindexcijfer x 100 Het nominaal loon is het loon uitgedrukt in euro s. De koopkracht van het loon wordt ook wel reeel loon genoemd. https://www.scholieren.com/verslag/39050 Pagina 4 van 9

Ondernemersrisico betekent dat je iets begint maar je weet niet of het een succes gaat worden. Je kunt een paar voorbereidingen treffen om er voor te zorgen dat jou zaak een groter succes wordt, zoals het opstellen van een ondernemersplan: dit geeft inzicht in je doolstelling, marktpositie en de haalbaarheid van je plan. Door dit plan krijgen zo ook andere (leveranciers, afnemers en banken) een goed beeld van je bedrijf. Een kapitaalgoed zijn goederen waarmee je kan produceren. Je kunt op twee manieren investeren. Met eigen vermogen en vreemd vermogen. Productie factoren zijn de middelen waarmee je iets maakt/doet, zoals arbeid en kapitaalgoederen, alles is eigenlijk een productiefactor als het er iets voor heeft moeten doen: een katoen plant is ook een productie factor. De premievolksverzekering betaal je voor: - De algemene ouderdom wet (AOW). - De algemene nabestaande wet (ANW). - Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ). Hoe bereken je de loonheffing?: Stap 1: Je bepaald het bruto inkomen met het vakantiegeld en de vergoeding voor de premie ZVW van de werkgever. Stap 2: Je haalt de aftrekposten van het bruto loon af (hypothecaire lening, reiskosten openbaar vervoer, giften voor erkende goede doelen) je houd nu het besteedbaar inkomen over. Stap 3: Je haalt het overgebleven bedrag door de belasting schijven heen. Stap 4: Je haalt de kortingen van het te betalen bedrag af. De overheid heeft het draagkrachtbeginsel bij de loonheffing toegevoegd: Wie meer verdiend die moet relatief meer belasting betalen dan de gene die minder verdient. Dit kan worden bereikt met een progressief belasting stelsel. Het bereken van de gemiddelde belastingdruk/tarief: Loonheffing / brutoloon x 100 Het berekenen van de marginale belasting druk: Als je een euro meer gaat verdienen hoeveel moet je dan over deze euro betalen? Een particuliere verzekering is een verzekering die je op eigen initiatief afsluit, zoals een reisverzekering. Je hebt ook sociale verzekeringen: deze verzekeringen zijn door de overheid verplicht gesteld. Ze verzekeren mensen tegen inkomens verlies of tegen hoge kosten in verband met ziekte of kinderen. Acceptatieplicht voor verzekeraars houd in dat ze iedereen moeten accepteren. Ze mogen bovendien geen hogere premie vragen. We noemen een sociale uitkering een overdrachtsinkomen, omdat de overheid het overdraagt aan de mensen. Je moet ook hier belastingen en premies over betalen, omdat het bruto wordt vast gelegd. Het inkomen wat je uiteindelijk over houd noemen we het secundair inkomen/besteedbaar inkomen. Berekenen secundair inkomen: Primair inkomen + sociale uitkeringen de belastingen en premies. Hoofdstuk 4 gezin. Van je 25e tot 30e levensjaar zit je in het speelkwartier van je leven. Dit houd in dat veel mensen bezig zijn met het opbouwen van een carriere, ze dragen nog relatief weinig verantwoordelijkheid en ze hebben https://www.scholieren.com/verslag/39050 Pagina 5 van 9

weinig zorgtaken, want er zijn nog geen kinderen. Het speelkwartier wordt afgesloten als je belangrijke keuzes gaat maken, zoals neem ik kinderen?, koop ik een huis?, ga ik samenwonen?, ga je voor een full time baan?. Na het speelkwartier komt de gezinsfase (30e tot 50e levensjaar) het wordt ook wel et spitsuur genoemd, omdat er minder tijd en inkomen is. In deze fase krijgt 80% van de paren een kind/kinderen. Er wordt gekozen voor een kind op latere leeftijd, omdat de vrouwen zijn tegenwoordig hoger opgeleid dan vroeger. De gezinsfase gaat vaak gepaard met een terugval van het inkomen en een toename van de uitgave. Een hypotheek lening is een lening met een lange looptijd en onroerend goed dient als onderpand. Onroerende goederen zijn niet verplaatsbare goederen, zoals gebouwen en grond. Doordat er een onderpand aanwezig verkleint het het risico van de verstrekker van de lening (meestal banken). Als je als eigenaar van het huis de rente en de aflossing niet kan betalen dan is het onderpand van de verstrekker van de lening. Als je een huis koopt vind er een ruiltransactie plaats. De verkoper doet afstand van zijn huis en geeft het aan de nieuwe eigenaren. In ruil hiervoor krijgt de oude eigenaar een tegenprestatie in de vorm van geld. Transactie kosten zijn alle kosten die worden gemaakt om een economische ruil tot stand te brengen. Omslagstelsel betekend dat de uitkeringen worden gefinancierd uit de premies die de werkende moeten betalen. Kapitaaldekkingsstelsel is een stelsel waarbij elke werknemer een potje spaart. Dit potje kan hij later in uitkeringsvorm terug krijgen. Levensloopregeling is een spaarpot waar jaarlijks maximaal 12% van het brutoloon mag gestort worden. De spaarpot mag gevuld worden tot maximaal 210% van het brutoloon. Dit bedrag kan worden gebruikt om een verlofperiode worden gefinancierd, in het spitsuur van het leven of om eerder te stoppen met werken. Hoofdstuk 5 de oude dag. Kapitaaldekkingsstelsel: Iedereen die een inkomen heeft wordt gedwongen een premie te betalen om op zijn oude dag verzekerd te zijn van een uitkering. Omslagstelsel: De premies die nodig zijn om de uitkeringen in een bepaald jaar te betalen worden omgeslagen over de personen die in dat jaar een inkomen verdienen. De premie inkomensgrens je krijgt niet meer uitgekeerd dan een bepaald bedrag, ondanks dat je daar toch recht op hebt (17.9% van je toenmalige inkomen). Een uitkering kan welvaartsvast of waardevast zijn. Waardevast betekent de koopkracht blijft gelijk. Welvaartsvast betekent dat als de jaarlijkse stijging van d uitkering even groot is als de gemiddeld jaarlijkse loonstijging bij de bedrijven. Pensioen is uitgesteld loon:er is sprake van tuilen over de tijd. Aandelen zijn bewijzen voor mede eigendom van een onderneming en obligaties zijn schuldbewijzen van een vaste looptijd en rente. Je kan je spaargeld op meerdere manieren vastleggen: - Op een spaarrekening. - Aandelen en obligaties. - Door het aflossen van de hypotheek op eigen woning. https://www.scholieren.com/verslag/39050 Pagina 6 van 9

Het verschil in inkomsten van de ouderen zijn verschillend: 1. Iedereen krijgt AOW. 2. Een aanvullend pensioen. 3. Eigen middelen. Hoofdstuk 6 ruilen tussen de generaties. Ruil in natura: Ruil zonder een algemeen aanvaard ruilmiddel. Vrouwen gingen steeds meer betaald werk zoeken: - Vrouwen hebben meer tijd, omdat de kinderen naar school gingen. - Ze hebben minder kinderen. - Ze hoeven minder voor hun ouders te zorgen. - Ze zijn beter opgeleid en kiezen vaker voor een eigen carriere. Omdat jongeren nog niets hoeven te betalen zijn ze netto ontvangers van overdrachten. Ouderen zijn ook netto ontvangers van overdrachten, al hoewel ze belasting betalen ontvangen ze een veel groter bedrag in de vorm van zorg en inkomen. De werkende generatie draagt de meeste lasten, deze generatie is netto betaler van overdrachten. Er zijn vele vormen van overdrachten tussen generaties: - Inkomen en vermogen. - De wetenschap bouwt voort op kennis uit het verleden. - De overdracht van kennis. - Milieu (niet altijd positief). Duurzame productie: de welvaartskansen van toekomstige generaties worden niet geschaad. Wat we krijgen van de overheid als we jong en oud zijn weegt ongeveer even zwaar als wat we geven aan de overheid als we werken. Grijze druk: De mate van vergrijzing. Het aantal 65+ ers als percentage van het aantal 20 tot 65 jarigen. Groende druk: Het aantal jongeren tot 20 jaar als prcentage van de bevolking van 20 65 jarigen. De grijze + de groende druk op geteld = de demografische druk. De demografische druk geeft weer hoeveel jongeren en ouderen afhankelijk zijn van 100 personen in de leeftijd van 20 65 jarigen. Om de stijgende kosten van de vergrijzing tegen te gaan zijn verscheidene oplossingen: 1. De verhoging van de AOW gerechtigde leeftijd. Eerst van 65 66, dan 67. 2. Er wordt verwacht dat er een piek is aan uitbetaling in 2040, daarom moeten we alvast gaan lenen in 2020 om die piek op te vangen en na 2040 gaan we het geld terug betalen. 3. Het stimuleren van deelname aan het arbeidsproces. 4. Het stimuleren van immigratie zij gaan werken enz. 5. Het verhogen van de AOW-premie. 6. Het inkomens en vermogens afhankelijk maken van de AOW uitkering (mensen die het niet nodig hebben krijgen het niet). Kleding hoofdstuk 1 de kledingmarkt. Je kunt kleding kopen in/op: - Filialen van grootwinkelbedrijven. https://www.scholieren.com/verslag/39050 Pagina 7 van 9

- Boetiekjes. - Op de markt. - Textielsupermarkten. - Tweedehands winkeltjes. - Postorderbedrijven. - Internet. Budget: Hoeveel kan je besteden. Bestedingspatroon: De manier hoe de consument zijn inkomen verdeeld/uitgeeft. Hoofdstuk 2 op zoek naar een spijkerbroek. Winkel is een concrete markt waar vragers en aanbieders bij elkaar komen. In dit geval is de verkoper de aanbieder en de koper/consument de vrager. Het hangt af van een aantal factoren of je een product koopt: - De prijs van het product. - De kwaliteit van het product. - Het besteedbaar inkomen. - Zijn er nog alternatieven. Een individuele vraagfunctie/vraagvergelijking geeft weer hoeveel je van een bepaald product wil afnemen als het een bepaalde prijs heeft. Een voorbeeld van zo n functie is: Qv = P. In deze Functie staat Qv voor het aantal producten en P voor de prijs. Je kan deze formule in een grafiek weergeven en dan noem je het een vraaglijn. Als iets goedkoper wordt dan is er een verschuiving langs de vraaglijn. Als de smaak van iemand veranderd of het product wordt zo goed gepromoot dat je er perse 1 of meerdere moet hebben dan veranderd de vraaglijn van positie (verschuiving van de vraaglijn) als je meer gaat verdienen of de prijs veranderd dan is hier ook sprake van. De ceteris-parivusvoorwaarde: De veronderstelling dat de andere factoren constant blijven. Om te kijken hoe sterk prijsverandering optreed als er prijs verandering optreed bereken we de prijs elasticiteit (Ev). Berekening: De procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid / procentuele verandering van de prijs Als er een sterke reactie optreed dan is het getal groter dan 1 vraag elastisch. Bij een zwakke reactie is het getal kleiner dan 1 vraag inelastisch. De prijsgevoeligheid ligt aan meerdere dingen zoals: - Jong vs. Oud. - Is het noodzakelijk zoals kleding en eten? Je hebt primaire goederen en luxe goederen. De kruislingse prijselasticiteit van de vraag (Ek)geeft weer hoe sterk de vraag naar een goed veranderd als de prijs van een ander goed sterk stijgt of daalt. Berekening: Ek = procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid van het product / procentuele verandering van de prijs van het andere product. https://www.scholieren.com/verslag/39050 Pagina 8 van 9

Substitutie goederen: goederen die onderling vervangbaar zijn. De inkomenselasticiteit van de vraag (Ey) geeft aan hoe sterk de vraag veranderd van een product als het inkomen veranderd. Berekening: Ey: Procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid / procentuele verandering van het besteedbaar inkomen. Inferieure goederen zijn goederen die een negatieve inkomenselasticiteit hebben. Het zijn goederen met een laag imago. Als het inkomen stijgt dan worden ze vervangen door luxe goederen. https://www.scholieren.com/verslag/39050 Pagina 9 van 9