Terugkoppeling algemene bevindingen pilots flexibilisering Vinger-aan-de-pols-ontwikkelingsgesprekken In de eerste helft van 2018 heeft de projectgroep flexibilisering van OCW, NVAO en inspectie vingeraan-de-pols-ontwikkelingsgesprekken gevoerd met de negen instellingen die in 2016/2017 zijn gestart met de implementatie van het flexibele onderwijsconcept in het kader van het experiment leeruitkomsten. Aan ieder gesprek is vanuit de projectgroep deelgenomen door in ieder geval één vertegenwoordiger van ieder van de drie organisaties (OCW, NVAO en inspectie). De bezochte instellingen zijn: Hogeschool Inholland 31 januari 2018 Hogeschool van Arnhem en Nijmegen 7 februari 2018 NOVI 21 februari 2018 Saxion Hogeschool 14 maart 2018 Avans Hogeschool 4 april 2018 Christelijke Hogeschool Ede 26 april 2018 NHL-Stenden (NHL-deel) 16 mei 2018 Zuyd Hogeschool 30 mei 2018 Hogeschool Leiden 27 juni 2018 Bij iedere instelling is gesproken met delegaties van projectmanagement en projectteam, bestuur en management, docenten, studenten en bij enkele instellingen ook met werkgevers. Voor de projectgroep flexibilisering van OCW, NVAO en inspectie was het doel van de gesprekken om meer beeld en gevoel te krijgen bij de stand van zaken in de ontwikkeling en uitvoering van de flexibilisering, de ervaringen van betrokkenen, de plannen en ambities ten aanzien van doorontwikkeling en de visie van de instelling op verankering van flexibilisering. De gesprekken hadden geen beoordelende insteek. Op verzoek van de instellingen is in de verslagen van de gesprekken per instelling wel een reflectie door de projectgroep opgenomen, waarin onder meer aandachtspunten zijn benoemd en zaken waarop nog winst en groei is te behalen. Groeidocumenten Medio juli 2018 heeft de projectgroep flexibilisering groeidocumenten ontvangen van de instellingen die deelnemen aan het experiment leeruitkomsten. In die groeidocumenten beschrijven de instelling de wijze waarop het flexibele onderwijs is ingericht in relatie tot de NVAO-standaarden en reflecteren zij op de implementatie en uitvoering bij de betreffende opleidingen. Bevindingen groeidocumenten: In de meeste groeidocumenten wordt een goede, heldere beschrijving gegeven van de huidige stand van zaken in de instelling en bij de deelnemende opleidingen. De meeste groeidocumenten zijn goed verzorgd en volledig, in sommige gevallen is dit echter niet het geval en ontbreken er onderdelen. De mate van reflectie op de huidige stand van zaken qua implementatie en op de ervaren uitvoering is sterk wisselend, zowel op instellingsniveau als m.b.t. de afzonderlijke opleidingen. In de meeste groeidocumenten wordt geen helder beeld gegeven van de (aanpak van) verbeteracties op instellingsniveau en/of bij de opleidingen. De opvolging van de ontwikkelingsgerichte adviezen van NVAO en inspectie is in orde. 1
Algemene bevindingen gesprekken en groeidocumenten De gesprekken hebben aan hun doel voldaan, hebben tot verdieping van de inzichten geleid bij de projectgroep flexibilisering van OCW, NVAO en inspectie, hebben meer klank en kleur gegeven aan het beeld van hoe de flexibilisering in de instellingen vorm krijgt en hoe betrokkenen dit ervaren. Er is bij alle instellingen sprake van veel energie en enthousiasme rond de ontwikkelingen in de opleidingen die deelnemen aan de pilots flexibilisering. Het flexibele onderwijsconcept wordt gezien als het onderwijs van de toekomst en er wordt gesproken over het omgekeerde theezakjesmodel ; waar het deeltijdonderwijs voorheen nog een slap aftreksel was van de voltijdse opleiding, zijn de deeltijdopleidingen nu de voorlopers qua onderwijsvernieuwing en leren ook de voltijdse opleiding daarvan. Er is bij bestuurders en management veel draagvlak en actieve steun voor de ontwikkelingen op het gebied van flexibilisering. De ontwikkelingen sluiten aan bij de visie en het strategisch beleid van de instellingen. Leven lang leren en de doelgroep (werkende) volwassenen worden gezien als belangrijk onderdeel van de kerntaken van de instelling, versterking van de samenwerking met werkgevers draagt bij aan maatschappelijke verankering van de instelling in het (regionale) werkgebied en flexibilisering en differentiatie van leerwegen worden gezien als wenselijke ontwikkeling voor het hoger onderwijs in brede zin. Bij enkele instellingen neemt echter maar een klein deel van de (deeltijdse en duale) opleidingen deel aan het experiment leeruitkomsten. Meerdere instellingen dringen aan op spoedige structurele (wettelijke) verankering van de ruimte voor flexibilisering, zoals die in het experiment leeruitkomsten wordt geboden en verbreding van die ruimte naar andere opleidingen (incl. voltijd). De instellingen spreken over een gigantisch ingrijpend verandertraject, dat omvangrijker en complexer is dan men zich tevoren gerealiseerd heeft. Docenten zijn in het algemeen tevreden over de wijze waarop zij worden betrokken en ondersteund in de veranderingen, het flexibele onderwijsmodel en hun veranderende rol daarin. Het besef leeft bij instellingen dat het verandertraject aandacht blijft vragen en dat men moet (blijven) investeren in uitwisseling, kalibratie en leren van en met elkaar, ook opleidingsoverstijgend/instellingsbreed en via uitwisseling met andere instellingen. Er zijn grote verschillen tussen opleidingen en instellingen in de manier waarop het flexibele onderwijsconcept op basis van leeruitkomsten wordt ingevuld en de mate van flexibiliteit die gerealiseerd wordt. Er is sprake van een groeimodel, waarin eerste stappen zijn gezet (bij sommige instellingen wordt gesproken over grote stappen die in hoog tempo zijn en worden gezet), maar waar veelal ook nog flinke stappen gezet moeten worden om tot realisatie van de in het experiment beoogde flexibiliteit te komen. De mate waarin de ruimte die in het experiment leeruitkomsten wordt geboden daadwerkelijk wordt benut is veelal nog beperkt. Waar modelroutes en standaardprogramma s worden aangeboden om te werken aan realisatie van de leeruitkomsten, maakt een aanzienlijk deel van de studenten daar gebruik van. Dat blijkt echter samen te hangen met de wijze waarop en mate waarin studenten gestimuleerd en ondersteund worden om te kiezen voor een eigen invulling. o Naarmate docenten in de rol van coach meer thuis zijn in het onderwijsconcept, kiezen studenten meer voor een eigen, flexibele invulling. o Naarmate studenten langer in de opleiding zitten, kiezen zij vaker voor een eigen, flexibele invulling. 2
o Naarmate er meer aanbod is en meer ruimte om te kiezen uit dat onderwijsaanbod, is er meer variatie in de leertrajecten van studenten. Een goede introductie van studenten in de manier van werken, leren en studeren in het flexibele onderwijs op basis van leeruitkomsten blijkt cruciaal te zijn. Bij vrijwel alle opleidingen worden de studenten daar nu steviger in begeleid en ondersteund. De indruk is ontstaan dat instellingen en opleidingen die werkend leren centraal stellen en als uitgangspunt nemen voor het maken van afspraken over de invulling van leertrajecten, de mate van gerealiseerde flexibiliteit en de variatie tussen leertrajecten van studenten groter is. Bij veel opleidingen hebben studenten in de eerste periode na de start van de implementatie van het flexibele onderwijsconcept het last gehad van aanloopproblemen en kinderziekten. Informatievoorziening en communicatie zijn sindsdien in de meeste gevallen verbeterd. De onderwijslogistiek, de systemen voor roostering, inzetplanning, studievoortgangsregistratie en online leren e.d., en de koppeling tussen die systemen, blijft een bottle neck voor het realiseren van de ambities op het gebied van flexibilisering. De mate waarin stappen zijn gezet om de systemen zodanig op orde te krijgen dat deze de flexibilisering passend kunnen ondersteunen verschilt sterk tussen de instellingen. In alle gevallen zal doorontwikkeling van deze systemen voor extra aandacht en gerichte investeringen blijven vragen. Een deel van de studenten geeft aan dat zij niet voor deelname aan de opleiding gekozen zouden hebben als er geen flexibel onderwijsmodel zou zijn. Instellingen trekken nieuwe doelgroepen aan: werkenden met groeiambitie die zelf regie willen voeren over hun eigen leren. De groei van de instroom die zich bij veel opleidingen voordoet is verheugend, maar zorgt ook voor extra druk op de organisatie. Bovendien is het bij bepaalde opleidingen (m.n. in richtingen waar sprake is van krapte op de arbeidsmarkt) lastig om geschikt personeel te vinden. Werkgevers zijn tevreden over de ontwikkelingen in de opleidingen in het experiment leeruitkomsten. De leeruitkomsten zijn herkenbaar en relevant voor de beroepspraktijk en werkgevers zijn meestal betrokken geweest bij de ontwikkeling daarvan door inhoudelijke input en/of feedback te leveren. Ook zijn de contacten tussen opleiding en werkgever geïntensiveerd rond werkend leren, waar daar sprake van is. Toch is er nog veel ruimte voor groei wat betreft betrokkenheid van werkgevers en het gebruik van werkend leren op maat in de opleidingstrajecten. Meerdere instellingen onderkennen dit zelf ook. Online leren staat bij de meeste instellingen en opleidingen nog in de kinderschoenen. Er zijn wel opleidingen waarbij stevig is ingezet op online leren en de bijbehorende didactiek. Maar in de meeste gevallen is de digitale leeromgeving niet veel meer dan een platform of prikbord waarop studenten de onderwijsmaterialen en video-opnamen e.d. van het on campus onderwijs terug te vinden zijn. Digitalisering is hier sowieso nogal achtergebleven bij de mogelijkheden en Sommige docenten snappen niet hoe het werkt en maken er daarom geen gebruik van zijn enkele van de opmerkingen van studenten hierover. Waar online leren en het principe van flipping the classroom goed wordt benut in een blended learning concept, zijn zowel studenten als docenten daar enthousiast over: bijeenkomsten worden benut voor discussies in plaats van kennisoverdracht, de materie wordt gerelateerd aan (diverse) praktijksituaties uit de eigen ervaring van studenten en het leidt daardoor tot meer diepgaande inzichten. Er is bij veel instellingen en opleidingen ontevredenheid over de verplichte onderwijsovereenkomsten. Voor zover deze worden gebruikt (wat niet altijd het geval blijkt te zijn ) worden de onderwijsovereenkomsten vaak als een moetje en een administratieve last gezien. Dat hangt uiteraard samen met de veelal nog beperkte mogelijkheden voor een flexibele 3
invulling van de leertrajecten. Bij veel instellingen is inmiddels besloten tot aanpassing van de onderwijsovereenkomsten, waarbij de juridische ballast in de OER wordt vermeld en de onderwijsovereenkomsten meer/beter kunnen worden gebruikt waar ze voor zijn bedoeld: het voeren van gesprekken tussen coach en student over hoe de student diens leertraject gaat invullen, hoe dat het best kan worden ingevuld passend bij de kenmerken, behoeften en situatie van de student, en om de gemaakte afspraken vast te leggen zodat zowel student als opleiding daar houvast aan hebben en op terug kunnen vallen. De wenselijke wijze van formulering van leeruitkomsten is zich aan het uitkristalliseren. Door de ervaringen in het werken met leeruitkomsten zien we dat twee bewegingen op gang zijn gekomen die in dezelfde richting gaan: o Leeruitkomsten met een hoge mate van abstractie en algemeenheid worden specifieker, om herkenbaarder en meer richtinggevend te zijn voor de invulling van leertrajecten en voor de beoordeling van realisatie van die leeruitkomsten. o Meer gedetailleerd geformuleerde leeruitkomsten worden meer generiek beschreven, om meer ruimte te bieden aan eigen invulling van leertrajecten en om meer ruimte te bieden voor meer diverse manieren om het realiseren van leeruitkomsten, met meer variëteit in beroepsproducten e.d. Wat betreft toetsing en beoordeling signaleren we een vergelijkbare beweging: o Van veel, kleinere en (vak)specifieke toetsen naar een meer holistische benadering met meer integrale, leerwegonafhankelijke toetsing. o Van holistische leerwegonafhankelijke toetsing en beoordeling naar meer sturing op integratie van (beoordeling van) kennis, met criteria gericht op theoretische en methodische verantwoording en adequate toepassing van kennis. o Meer gebruik van formatieve vormen van beoordeling en benutting peer feedback. Validering krijgt op verschillende wijzen invulling, in een aantal gevallen kunnen studenten bij de start van de opleiding al gerealiseerde leeruitkomsten aantonen o.b.v. bewijzen van hun eerdere (werk)ervaring en opleidingen, in de meeste gevallen kan dat (ook) in de leerwegonafhankelijke beoordeling tijdens de opleiding. Het aantal instellingen en opleidingen dat mogelijkheden voor validering voorafgaand aan (instroom in) de opleiding aanbiedt is beperkt. In die gevallen nemen examencommissies formele besluiten na instroom en worden vooraf niet meer dan indicaties gegeven. De meeste studenten kiezen voor validering tijdens de rit, vooral omdat het proces van aantonen van leeruitkomsten met bewijsstukken uit de ervaringspraktijk bij de start erg veel werk is en veel tijd kost. Soms valt het resultaat van validering tegen en worden de beoordelingscriteria te specifiek en te schools gevonden. Opmerkelijk genoeg zijn er ook studenten en werkgevers die aangeven verkorting en versnelling op basis van validering niet van belang te vinden, omdat men juist op zoek is naar een volledige onderdompeling in hbo-kennis. Examencommissies zijn in het algemeen nauw betrokken en goed meegenomen in het proces. Waar examencommissies in de beginfase er bovenop zaten is sprake van groeiend vertrouwen in de wijze van toetsing en beoordeling en de uitvoering daarvan door assessoren/examinatoren. Door enkele instellingen is aangegeven dat men zich zorgen maakt over de financiële en organisatorische haalbaarheid van het flexibele onderwijsconcept, zeker met het oog op de verdere uitbouw van de flexibiliteit. Aan de andere kant denkt men efficiënter te kunnen werken naarmate docenten en studenten meer in het flexibele onderwijsmodel zijn gegroeid en naarmate meer en beter gebruik wordt gemaakt van online leren in het blended onderwijs. 4
Als belangrijkste effecten van het experiment leeruitkomsten op het onderwijs en het leren zijn genoemd: o Betere aansluiting op de beroepspraktijk, herontwerp vanuit de vraag wat moet iemand in de praktijk nu echt kennen en kunnen. o Nauwere samenwerking met bedrijven en instellingen. o Intensiever leren in de onderwijsbijeenkomsten, waarbij docenten en studenten meer gelijkwaardige gesprekspartners zijn geworden, vragen vanuit de beroepspraktijk van de student gerelateerd worden aan theoretische inzichten en studenten meer hun eigen, specifieke expertise en ervaring inbrengen en delen met elkaar. o Minder gerichtheid op de toetsen en tentamens, meer diepgaande focus op de inhoud. o Hoger niveau van leerresultaten, door eisen aan beroepsproducten en rapportages e.d. o Minder leren voor school, meer leren voor mijn eigen ontwikkeling. Tenslotte Er is veel in gang gezet, maar er moet ook nog heel veel gebeuren om de beoogde flexibiliteit daadwerkelijk in praktijk te brengen en de ruimte te benutten die in het experiment leeruitkomsten wordt geboden. Na de startfase van de projecten breken nu de jaren van de waarheid aan waarin het er op aankomt. Er zal nu met onverminderd veel enthousiasme en energie moeten worden doorgepakt in de verdere doorontwikkeling van de organisatie en het onderwijs. Als belangrijkste aandachtspunten voor doorontwikkeling van de flexibiliteit van opleidingstrajecten en benutting van de experimenteerruimte ziet de projectgroep flexibilisering: Blijvende aandacht voor veranderproces en directe betrokkenheid en actieve rol bestuur en management daarbij. Blijvende aandacht en ondersteuning voor verandering mind set docenten en groei in het flexibele onderwijsmodel en de rol(len) van de docent daarin. Gerichte ondersteuning en begeleiding van studenten om ze wegwijs te maken in we wijze van studeren, werkend en leren in het flexibele onderwijsmodel en studenten te stimuleren zelf (meer) regie over het eigen leertraject te nemen. Aandacht voor en gerichte investering in doorontwikkeling systemen voor onderwijslogistiek, met het oog op optimale ondersteuning en facilitering van het flexibele onderwijsmodel. Doorontwikkeling integrale, leerwegonafhankelijke toetsing en beoordeling. Versterking gebruik validering, zowel voor/bij de start van de opleiding als tijdens de rit. Versterking gebruik en borging kwaliteit werkend leren. Versterking aanbod en gebruik online leren en toepassing principes flipping the classroom. September 2018 Projectgroep Flexibilisering OCW, NVAO en inspectie 5