OPGAVEN HOOFDSTUK 2 UITWERKINGEN Opgave 1 a. Wat is het kenmerk van constante kosten? Constante kosten hebben als eigenschap, dat de kosten niet worden beïnvloed door een hogere of lagere productie. b. Is dit altijd een gegeven? Motiveer het antwoord. Dit alles binnen bepaalde grenzen. Wanneer de productie boven een niveau komt dat de bestaande productiemiddelen aankunnen, dan zal er een machine moeten worden bijgekocht. De afschrijvingskosten worden dan hoger, dus ook de constanten kosten. Opgave 2 a. Wat is het kenmerk van variabele kosten? De totale variabele kosten stijgen of dalen wel wanneer de productie verandert. b. Leg uit wat progressief variabele kosten zijn. Bij progressief variabele kosten stijgen de variabele kosten per eenheid bij een toename van de productie. c. Leg uit wat degressief variabele kosten zijn. Bij de degressief variabele kosten nemen de totale variabele kosten niet evenredig toe of af bij een verandering van de productie. d. Leg uit wat proportioneel variabele kosten zijn. Bij proportioneel variabele kosten stijgen of dalen de totale variabele kosten recht evenredig met de toe- of afname van de productie. e. Leg uit wanneer sprake is van stapsgewijs variabele kosten. Bij trapsgewijze variabele kosten nemen de variabele kosten met sprongen toe. 1
Opgave 3 Geef in onderstaande tabel aan of er sprake is van constante of variabele kosten. Kosten Variabel Constant Huurcontract voor 5 jaar Huurcontract voor 1 jaar Interestkosten vaste activa Grondstoffenverbruik Hulpstoffenverbruik Direct loon uitzendkrachten Diensten ZZPérs Leasecontract auto Brandstofverbruik Wegenbelasting Opgave 4 Een werknemer wordt via een uitzendbureau ingehuurd voor tenminste een week. Een werknemer produceert 1.000 artikelen per week. Bij een productie van 12.000 producten zijn dus twaalf medewerkers noodzakelijk. a. Van welke soort variabele kosten is hier sprake? Trapsgewijze variabele kosten. Voor de productie van 400 producten C-304 zijn 4.500 arbeidsuren noodzakelijk. Hiervoor zijn 2 medewerkers met een vast contract beschikbaar en één medewerker is op afroep beschikbaar. De kosten van een vaste medewerker zijn 35 per uur. De kosten van een oproepkracht zijn 45 per uur. b. Wat zijn de totale vaste kosten? 3.000 35 = 105.000 c. Wat zijn de totale variabele kosten? 1.500 45 = 67.500 Doordat er 450 producten geproduceerd moeten worden moeten de vaste medewerkers overwerken. Hierdoor stijgen de kosten per uur van de vaste medewerkers naar 48 per uur. d. Is bij de overuren sprake van vaste of variabele kosten? 2
Bij overuren is er sprake van variabele kosten. De productie neemt toe en daardoor ook de kosten. Dit is een kenmerk van variabele kosten, De directie had ook kunnen besluiten de uren in te huren bij een uitzendbureau. Opgave 5 Voor de productie van 1.000 stuks P6 zijn 40 arbeidsuren nodig. Het betreft hier werknemers die op afroepbasis beschikbaar zijn. Het uurtarief van deze medewerkers is 30. Wanneer de productie wordt verhoogd naar 1.500 stuks is hiervoor in totaal 70 uur noodzakelijk. De extra uren worden tegen 40 ingehuurd. De meer-uren zijn te wijten aan de tijden (vooral `s nachts) waarin de extra uren worden gewerkt. Meer pauzes en een langzamer werktempo is in de nacht normaal. a. Wat zijn de variabele kosten per stuk bij een productie van 1.000 P6? 40 30 1.000 = 1,20 b. Wat zijn de variabele kosten per stuk bij een productie van de extra 500 P6? 30 40 500 = 2,40 c. Wat zijn de totale variabele kosten bij een productie van 1.500 stuks P6? 40 30 + 30 40 = 2.400 d. Met welke soort variabele kosten hebben we hier te maken? Progressief variabele kosten. Opgave 6 a. Wat is het kenmerk van directe kosten? De relatie tussen de directe kosten en het product of werk waarvoor de kosten zijn gemaakt is heel duidelijk. b. Wat is het kenmerk van indirecte kosten? Bij indirecte kosten is er niet direct een verband tussen de kosten en het product. 3
Opgave 7 In een fabriek worden uitsluitend autobanden type K-100 geproduceerd. Geef aan welke kosten direct en welke indirect zijn. Kosten Direct Indirect Rubber Staal in de banden De directie Lonen productiemedewerkers Boekhouding Opgave 8 6.000 Grafiektitel 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000-5.000 10.000 15.000 20.000 25.000 30.000 35.000 A B C D a. Geef per lijn aan of de variabele kosten progressief, degressief, proportioneel of trapsgewijs zijn. Lijn A proportioneel variabele kosten Lijn B progressief variabele kosten Lijn C degressief variabele kosten Lijn D trapsgewijs variabele kosten 4
Opgave 9 a. Om welke redenen kunnen de variabele kosten een degressief gedrag vertonen? Er ontstaat meer vakbekwaamheid (routine) doordat er meer artikelen worden gemaakt. Door een hogere productie moeten er meer grondstoffen worden ingekocht waardoor er een hogere korting kan worden bedongen. b. Om welke redenen kunnen de variabele kosten een progressief gedrag vertonen? Door meer haast wordt er meer verspild of worden meer eindproducten afgekeurd. Het bedrijf moet overuren gaan uitbetalen die duurder zijn. c. Noem een voorbeeld van variabele kosten die trapsgewijs zijn. Onderhoudskosten van een auto. Opgave 10 a. Noem een aantal kostensoorten. de kosten van grond de kosten van grond- en hulpstoffen de kosten van diensten van derden de kosten van duurzame productiemiddelen b. Wanneer wordt er op grond afgeschreven? Als er delfstoffen uit de grond worden gewonnen. c. Welke kosten kun je bedenken die verbonden zijn aan grond? De grond bewerken bij landbouwgrond. Opgave 11 a. Wat is het verschil tussen grond- en hulpstoffen? Grondstoffen worden een onderdeel van het product. Hulpstoffen zijn nodig bij de productie van het product, maar worden daar geen onderdeel van. b. Aan grond- en hulpstoffen kleven twee soorten kosten. Welke twee zijn dit? Bestel- en voorraadkosten. 5
c. Welk spanningsveld is tussen deze twee soorten kosten aanwezig? Wanneer een grote hoeveelheid wordt besteld, hoeft de inkoper maar één keer contact te hebben met de leverancier en zich ook maar één keer te oriënteren. Dit zorgt voor houdt lagere inkoopkosten. Bovendien zullen de vracht- en de verzekeringskosten van de vervoerde lading vaak goedkoper uitvallen. Deze kosten vallen onder de bestelkosten. De bestelkosten zijn relatief lager bij grote bestellingen dan wanneer kleinere hoeveelheden in meerdere keren worden aangeschaft. Daar staat tegenover dat, bij een bestelling van grote hoeveelheden, de voorraadkosten hoger zullen zijn: er moet meer ruimte beschikbaar zijn om de ingekochte voorraad op te slaan. Dit betekent niet alleen meer m 2 maar ook meer verwarmingskosten, of juist koelingskosten meer personeel is nodig om de voorraad te beheren er is meer kans op bederf of diefstal de onderneming loopt meer prijsrisico wanneer de prijzen op de markt dalen interestkosten Opgave 12 a. Noem enkele bestelkosten. Contact tussen de inkoper en verkoper Vervoerskosten Verzekering tijdens vervoer b. Noem enkele voorraadkosten. Huisvesting goederen Beheren voorraad Interestkosten Incourant worden of bederven van de voorraden Opgave 13 a. Welke conclusie kan getrokken worden uit het spanningsveld tussen de bestelkosten enerzijds en de voorraadkosten anderzijds? Grote bestelorders zorgen voor lagere bestelkosten maar voor hogere voorraadkosten. Lagere bestelopdrachten betekenen meer bestelkosten maar lagere voorraadkosten. 6
Opgave 14 a. Waar moet een ondernemer op letten wanneer hij de bestelgrootte gaat bepalen? Dat het totaal van de bestel- en voorraadkosten in een periode het laagst zijn. Dit noemen we de optimale bestelgrootte. b. Wat is een veiligheidsvoorraad? Dit is een soort reservevoorraad die de onderneming hanteert om tegenvallende leveringen op te vangen zodat de productie ongestoord door kan gaan. Opgave 15 a. Wat is de technische voorraad? De technische voorraad is de voorraad die daadwerkelijk in de onderneming aanwezig is. b. Wat is de economische voorraad? De economische voorraad is de voorraad waarover de onderneming prijsrisico loopt. c. Wat wordt bedoeld met de term prijsrisico? Wanneer een onderneming een inkoopcontract heeft afgesproken met een leverancier loopt de inkopende onderneming een prijsrisico. Wanneer de prijzen dalen zal de inkopende onderneming daarvan niet profiteren. d. Wanneer is er sprake van voorinkopen? Wanneer een onderneming prijzen vastlegt in de inkoopcontracten is er sprake van voorinkopen of voorkopen. e. Wanneer is er sprake van voorverkopen? Wanneer een onderneming prijzen vastlegt in de inkoopcontracten is er sprake van voorinkopen of voorkopen. Bij de verkopende partij is er dan sprake van voorverkopen. 7
Opgave 16 a. Welke van de onderstaande stellingen is juist? No. Stelling Juist Onjuist I Indirecte kosten hebben geen relatie met een product of dienst II Constante kosten zijn nooit direct. III Variabele kosten zijn altijd direct. IV Indirecte kosten houden niet direct verband met het product of dienst b. Motiveer het antwoord op I. De relatie is er wel, anders zouden ze nooit in de kostprijs mogen worden opgenomen. De relatie is niet direct eenvoudig aan te tonen. c. Motiveer het antwoord op II. Wanneer een onderneming maar 1 product maakt zijn alle kosten direct. d. Motiveer het antwoord op III. Energieverbruik van een machine is variabel. Wanneer de machine meerdere producten maakt is toch niet direct aan te geven hoeveel energiekosten ieder product veroorzaakt. Opgave 17 a. Waaruit bestaan de kosten van duurzame productiemiddelen zoal? complementaire kosten afschrijvingskosten interestkosten b. Wat zijn complementaire kosten? Dit zijn onderhoudskosten, energiekosten c. Wat is het verschil tussen de economische en technische levensduur? Technische levensduur is: De maximaal mogelijke gebruiksduur van het duurzame productiemiddel. Dat wil zeggen: zolang het productiemiddel kan leveren waarvoor het is aangeschaft. De economische levensduur is: De termijn waarop het bedrijfseconomisch verantwoord is om het duurzame productiemiddel te gebruiken. 8
Opgave 18 Een ondernemer gebruikt 100.000 liter grondstof L-M.E.L.K. per jaar. De inkoopprijs van deze grondstof is 40 per 10 liter. De bestelkosten zijn 4.000 per bestelling. De voorraadkosten zijn 30% van de gemiddelde voorraad tegen inkoopprijs. De ondernemer heeft de mogelijkheid te bestellen in de volgende hoeveelheden: 10.000 liter 20.000 liter 50.000 liter a. Wat is de optimale bestelhoeveelheid? Inkoopprijs 40 per 10 liter Verbruik in liters 100.000 Voorraadkosten van de gemiddelde voorraad 30% Bestelgrootte Aantal bestellingen Bestelkosten Gemiddelde voorraad Waarde gemiddelde voorraad Voorraadkosten Totale kosten 10.000 10 40.000 5.000 20.000 6.000 46.000 20.000 5 20.000 10.000 40.000 12.000 32.000 50.000 2 8.000 25.000 100.000 30.000 38.000 De optimale bestelgrootte is 20.000 liter. Opgave 19 De beginvoorraad op 1 januari 2017 is 1.550 eenheden. In het eerste kwartaal zijn er 850 eenheden verkocht. Hiervan moeten er op 31-3-2017 nog 200 worden afgeleverd. De inkopen in het eerste kwartaal zijn 995 eenheden. Hiervan zijn er 710 ontvangen op 31 maart 2017. a. Wat is de technische voorraad op 31-3-2017? Ontvangen 710 stuks Geleverd 850 200 = 650 Beginvoorraad is 1.550 De technische eindvoorraad is: Technische EV = 1.550 + 710 650 = 1.610 b. Wat is de economische voorraad op 31-3-2017? Inkoop 995 stuks Verkoop 850 stuks Beginvoorraad is 1.550 stuks 9
De economische voorraad is 1.550 + 995 850 = 1.695 De werkelijke leveringen en de ontvangsten spelen hier geen rol. Opgave 20 a. Welke van de onderstaande posten zijn kosten? Omschrijving Kosten Geen kosten Aanschaf duurzaam productiemiddel Interest duurzaam productiemiddel Loonbelasting Grondstoffen die in het magazijn zijn opgeslagen Betaalde lonen Verantwoorde lonen op de uren verantwoordingsstaat Motorrijtuigenbelasting Opgave 21 In een onderneming is de economische voorraad 9.000 eenheden van product P98 op 1-10-2018. Op deze datum is de technische voorraad 10.000 stuks. In het laatste kwartaal zijn 7.000 stuks ingekocht. Er zijn 7.500 stuks ontvangen in het magazijn. In het laatste kwartaal zijn 11.000 stuks verkocht. Hiervan zijn 9.500 stuks geleverd. a. Wat is de technische voorraad op 31-12-2018? Voorraad 1-10 Ontvangen Geleverd 10.000 stuks 7.500 stuks 9.500 stuks Technische EV = 10.000 + 7.500 9.500 = 8.000 b. Wat is de economische voorraad op 31-12-2018? Voorraad 1-10 Inkoop Geleverd 9.000 stuks 7.000 stuks 11.000 stuks Economische EV = 9.000 + 7.000 11.000 = 5.000 10
Opgave 22 De inkoopprijs van artikel PM-4 is 250 per stuk. De opslagkosten zijn 15 per maand per gemiddeld in de voorraad aanwezig artikel. Over het in de voorraad gemiddelde geïnvesteerde vermogen wordt 10% interest berekend. Maandelijks worden 150 PM-4 verkocht en afgeleverd. Op iedere 1 e van de maand wordt de voorraad op peil gebracht. Per jaar worden 1.800 stuks PM-4 besteld. De verkopen vinden gelijkmatig over het jaar verspreid plaats. De bestelkosten per bestelling zijn 800. Op 1 januari is de voorraad 200 stuks PM-4. De gewenste veiligheidsvoorraad is 50 stuks. a. Bereken de totale voorraadkosten van het jaar. De gemiddelde voorraad is: 50 + (150 + 0) = 125 2 Het gemiddelde geïnvesteerde vermogen in de voorraad is dus: 125 250 = 31.250 De interestkosten van de voorraad zijn dus: 10% 31.250 = 3.125 Bestelkosten: 12 800 = 9.600 Bewaarkosten in het magazijn: 50 stuks zijn continu in voorraad als een veiligheidsvoorraad. Het restant is gemiddeld in voorraad: (0 + 150) = 75 stuks 2 Totaal is er gemiddeld in voorraad: 75 + 50 = 125 stuks De opslagkosten zijn 15 per maand per gemiddeld in de voorraad aanwezig artikel. Totale opslagkosten: 125 15 12 = 22.500 11
Totale voorraadkosten: Interestkosten 3.125 Bestelkosten 9.600 Bewaarkosten 22.500 + Voorraadkosten 35.225 12