UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8

Transcriptie

1 UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8 Opgave 1 De zoon van Jansen schaft een duurzaam productiemiddel aan voor inclusief btw. Naast de aanschafprijs moet de zoon van Jansen nog meer uitgaven doen om het productiemiddel te laten functioneren. Installatie Vervoers De economische levensduur van de machine is 5 jaar. De restwaarde is Aan het einde van de economische levensduur zal noodzakelijk zijn om de machine te verwijderen. Voor interest rekent de zoon van Jansen met een percentage van 5%. De interest voor een dpm wordt berekend over het gemiddeld per jaar in de machine geïnvesteerde vermogen. a. Bereken de jaarlijkse afschrijvings = b. Worden de verwijderings wel of niet bij de berekening van de interest betrokken? Niet, want de sloop leggen geen beslag op vermogen. Het geld is pas nodig aan het einde van de levensduur. c. Bereken de jaarlijkse interest % = Opgave De dochter van Pietersen koopt een machine voor De technische levensduur van de machine is 5 jaar. De dochter van Pietersen weet nog niet wat de economische levensduur is. De restwaarde na de levensduur is als volgt: Levensduur Aanschafwaarde Restwaarde 1 jaar jaar jaar jaar jaar

2 Voor de berekening van de interest hanteert de dochter van Pietersen een percentage van 3,%. De interest voor een dpm wordt berekend over het gemiddeld per jaar in de machine geïnvesteerde vermogen. a. Bereken de jaarlijkse rente voor iedere levensduur. Levensduur 1 jaar: ,% = 7.00 Levensduur jaar: ,% =.400 Levensduur 3 jaar: ,% = Levensduur 4 jaar: ,% = Levensduur 5 jaar: ,% = b. Bereken de cumulatieve rente bij iedere gebruiksduur. Interest 3,0% Levensduur Aanschafwaarde Restwaarde Rente per jaar Aantal jaren in gebruik interest 1 jaar jaar jaar jaar jaar Opgave 3 a. Verklaar waarom lineair afschrijven hetzelfde is als afschrijven met een vast percentage van de aanschafprijs. Lineair afschrijven wil zeggen dat er wordt afgeschreven met een gelijk bedrag per periode. Aanschafwaarde Economische levensduur 5 jaar Lineaire afschrijving is:

3 = Afschrijving met een vast percentage van de aanschafwaarde: 0% = De aanschafwaarde verandert niet, dus de periodieke afschrijving ook niet. b. Verklaar waarom afschrijving met een vast percentage van de boekwaarde leidt tot degressief afschrijven. De aanschafwaarde is bijvoorbeeld met een restwaarde van De jaarlijkse afschrijving is 45% van de boekwaarde. Afschrijvingspercentage van de boekwaarde 45% Jaar Boekwaarde begin jaar Afschrijving Boekwaarde einde jaar , , , , , , , , , , , , , , , Degressieve afschrijving Jaar Afschrijving 3

4 Opgave 4 a. Wat zijn complementaire? Kosten noodzakelijk in verband met het gebruik van een dpm met uitzondering van afschrijvings en interest. We denken hierbij aan: energie onderhoud en reparaties verzekeringen Bij Cornelissen zijn de jaarlijkse complementaire als volgt: Jaar Energie Verzekering Onderhoud Totaal b. Wat wordt bedoeld met cumulatieve complementaire? Cumulatief houdt in dat alle, prestaties van het begin af aan bij elkaar zijn opgeteld. c. Bepaal de cumulatieve complementaire. Jaar Complementaire per jaar complementaire Opgave 5 Een vrachtwagen heeft een aanschafprijs van De restwaarde is ongeveer De vrachtwagen heeft een economische levensduur van 4 jaar. Er wordt afgeschreven met een vast percentage van 30% van de boekwaarde. Voor de berekening van de interest hanteert de onderneming een percentage van 4,5%. De interest voor een dpm wordt berekend over het gemiddeld per jaar in de vrachtauto geïnvesteerde vermogen. a. Wat is de boekwaarde van de vrachtwagen aan het einde van het tweede jaar? De boekwaarde aan het einde van het tweede jaar is

5 Afschrijvingspercentage van de boekwaarde 30% Jaar Boekwaarde begin jaar Afschrijving Boekwaarde einde jaar , , , , , , , , , , , ,50 b. Bereken de cumulatieve interest ,5% = 10.46,50 De cumulatieve interest voor de gebruiksduur zijn: ,50 = Opgave 6 De normale productie van een onderneming is Vanwege onderhoud is een reservecapaciteit gewenst van 5%. De productie is afhankelijk van seizoensinvloeden. Door de aard van het product zijn voorraden niet mogelijk. Kwartalen Productie I II III IV a. Welke capaciteit moet de machine hebben? = ,05 = De onderneming kan kiezen uit drie machines. Een combinatie is ook mogelijk. De economische levensduur van de machines zijn allemaal 3 jaar. De restwaarde is nihil. Er wordt lineair afgeschreven. Machine Capaciteit Aanschafprijs A ,00 B ,00 C ,00 b. Wat zal de onderneming aanschaffen? machine A 5

6 c. Welke soorten rationele overcapaciteit zijn het gevolg van deze keuze? Hoeveel is de rationele overcapaciteit per soort overcapaciteit? Rationele overcapaciteit vanwege seizoensinvloeden: = Rationele overcapaciteit vanwege reservecapaciteit: = Rationele overcapaciteit vanwege ondeelbaarheid van het dpm: = d. Welk bedrag mag in de kostprijs voor de afschrijving van de machine worden meegenomen indien de ondernemer kiest voor machine B? Rationeel kiest de ondernemer voor machines A oftewel een totale investering van Deze wordt in drie jaar lineair afgeschreven. De jaarlijkse afschrijvings zijn: = De normale productie is Voor afschrijving moet in de kostprijs worden opgenomen: = 1 e. De keuze voor machine B zorgt voor irrationele. Wat doet de onderneming hiermee? Deze worden rechtstreeks naar de resultatenrekening geboekt. f. Wat is de benodigde capaciteit van de machine wanneer wel voorraden kunnen worden aangehouden? ,05 = Opgave 7 De tante van Jansen koopt een inpakmachine voor Voor afschrijving hanteert tante de annuïteitenmethode. De restwaarde van de machine is nihil. Het interestpercentage is 5%. De interest worden berekend over de boekwaarde aan het begin van het boekjaar. De economische levensduur van de machine is 10 jaar. De jaarlijkse rente en aflossing is ,89. 6

7 a. Wat wordt in het eerste jaar afgeschreven? Interestpercentage Annuïteit 5% ,89 Jaar Boekwaarde begin jaar Interest Aflossing Boekwaarde begin jaar I , , , ,11 b. Wat is het afschrijvingsdeel in de 7 e annuïteit? 6.757,89 1, = 9.056, c. Wat is de interest waarmee in de 7 e annuïteit wordt rekening gehouden? , , = 1.951,67 d. Wat is de boekwaarde aan het begin van jaar 7? 1.951,67 0,05 = ,40 e. Wat zijn de cumulatieve interest van de inpakmachine? Totaal wordt met annuïteiten rekening gehouden: ,89 10 = ,90 Hiervan is afschrijving Dus blijft over vanwege interest: , = 5.078,90 7

8 Interestpercentage 5% Annuïteit ,89 Jaar Boekwaarde begin jaar Interest Afslossing Boekwaarde begin jaar I , , , ,11 II 78.4, , , ,33 III , , , ,75 IV , , , ,65 V 55.87,65.793, , ,39 VI ,39.38,9 8.64, ,4 VII , , , 9.977,0 VIII 9.977, , , ,17 IX 0.468, , , ,69 X ,69 54, ,71-0, ,89 Opgave 8 Een onderneming koopt op een vrachtwagen voor De technische levensduur van deze vrachtwagen is 5 jaar. De complementaire zijn in het eerste jaar De complementaire stijgen ieder jaar ten opzichte van het jaar ervoor. De interest voor een dpm wordt berekend over het gemiddeld per jaar in de vrachtauto geïnvesteerde vermogen. Het interestpercentage is 8%. De prestaties van de vrachtauto nemen door toename van het onderhoud ieder jaar af met kilometer ten opzichte van het jaar daarvoor. In het eerste jaar rijdt de vrachtauto kilometer. De restwaarde van de vrachtauto is aan het einde van ieder jaar: Gebruiksjaren Aanschafwaarde Restwaarde I II III IV V a. Bereken de economische gebruiksduur. De kapitaallasten per gebruiksduur zijn Gebruiksjaren Aanschafwaarde Restwaarde Kapitaallasten I II III IV V

9 De cumulatieve complementaire zijn Gebruiksjaren Complementaire complementaire I II III IV V De cumulatieve interest zijn Wanneer de vrachtwagen 1 jaar wordt gebruikt: % = jaar = Wanneer de vrachtwagen jaar wordt gebruikt: % = jaar = Wanneer de vrachtwagen 3 jaar wordt gebruikt: % = jaar = Wanneer de vrachtwagen 4 jaar wordt gebruikt: % = jaar = Wanneer de vrachtwagen 5 jaar wordt gebruikt: % = jaar = De cumulatieve prestaties van de vrachtauto zijn Gebruiksjaren Kilometers kilometers I II III IV V

10 Berekening van de economische levensduur Gebruiksjaren Kapitaallasten interest complementaire totaal prestaties Tarief per kilometers I ,44 II ,4 III ,53 IV ,67 V ,67 De economische levensduur is jaar. b. Bereken de afschrijving per jaar wanneer op basis van gebruik wordt afgeschreven. Het tarief is 1,4. De jaarlijkse afschrijving is dan: Tarief 1,4 gebruiksjaren Prestaties Budget vrachtauto Complementaire Interest Afschrijvings I , , , ,00 II , , , , ,00 Kapitaallasten bij gebruik jaar 0.000,00 - Opgave 9 Een onderneming koopt op een machine voor De technische levensduur van deze machine is 4 jaar. De complementaire zijn over de gebruiksjaren als volgt: Jaar Complementaire I II III IV De interest voor een dpm wordt berekend over het gemiddeld per jaar in de machine geïnvesteerde vermogen. Het interestpercentage is 6,5%. 10

11 De prestaties van de machine nemen door toename van het onderhoud ieder jaar af met eenheden ten opzichte van het jaar daarvoor. In het eerste jaar presteert de machine eenheden. In het vierde jaar wordt de machine grondig onderhouden. Daardoor zijn de prestaties in dit jaar eenheden. De restwaarde van de machine is aan het einde van ieder jaar: Gebruiksjaren Aanschafwaarde Restwaarde I II III IV a. Bereken de economische levensduur van de machine. De kapitaallasten bij de verschillende mogelijke gebruiksduur zijn Gebruiksjaren Aanschafwaarde Restwaarde Kapitaallasten I II III IV De cumulatieve complementaire zijn Jaar Complementaire complementaire I 3.000, ,00 II 5.000, ,00 III 7.000, ,00 IV , ,00 De cumulatieve interest zijn Interest 6,50% Gebruiksjaren Aanschafwaarde Restwaarde Interest per jaar interest I , ,50 II , ,00 III , ,50 IV , ,00 11

12 De cumulatieve prestaties Jaar Prestaties/ eenheden prestaties/ eenheden I II III IV De bedrijfseconomische levensduur is dan Gebruiksjaren Kapitaallasten interest complementaire totaal prestaties Tarief per eenheid I , , ,56 II , , ,46 III , , ,17 IV , , ,34 De economische levensduur is 3 jaar. Opgave 10 De aanschafprijs van een machine is De geschatte restwaarde van de machine is bij een economische gebruiksduur van 5 jaar. De afschrijvingen stijgen elk jaar met a. Maak een afschrijvingsplan van de machine. Jaar 1 X Jaar X Jaar 3 X X Jaar 4 X Jaar 5 X Het totaal af te schrijven bedrag is = De vergelijking wordt dan: 5X = X = X = X = X 5 = X =

13 Het afschrijvingsplan is dan: Jaar Boekwaarde Afschrijving I = II = III = IV = V = Restwaarde