De impact van vergrijzing op de overheidsfinanciën. voorstel ontwerp eindrapport 1ste versie 27 augustus 2008

Vergelijkbare documenten
De impact van de vergrijzing op de overheidsfinanciën: voorlopig eindrapport

Spoor A2: De overdrachten aan de Gemeenschappen en Gewesten in het kader van de Bijzondere Financieringswet: K. Algoed D.

Noordhoff Uitgevers bv

Spoor A2: De overdrachten aan de Gemeenschappen en Gewesten in het kader van de Bijzondere Financieringswet: e versie

Rekenen banken te veel voor een hypotheek?

Juli Canonpercentages Het vaststellen van canonpercentages bij de herziening van erfpachtcontracten

De Belastingsgrondslag van Registratierechten

Investeringsbeslissingen

Hoofdstuk 2 - Overige verbanden

Studiekosten of andere scholingsuitgaven

Uitslagen voorspellen

Studiekosten of andere scholingsuitgaven

Hoofdstuk 2 - Overige verbanden

Hoofdstuk 1 - Exponentiële formules

Examen VWO. Wiskunde B1 (nieuwe stijl)

Dit document beschrijft de methode voor de waarneming van de Dienstenprijzen; commerciële dienstverlening (Dienstenprijzenindex, DPI).

Antwoordmodel VWO wa II. Speelgoedfabriek

Belasting en schenken 2013

Lans Bovenberg, Roel Mehlkopf en Theo Nijman Techniek achter persoonlijke pensioenrekeningen in de uitkeringsfase. Netspar OCCASIONAL PAPERS

Simulatiestudie naar Methodebreuken in het Onderzoek Verplaatsingen in Nederland

Studiekosten en andere scholings uitgaven

Studiekosten of andere scholings uitgaven

Belasting en schenken 2012

Waarom de globale belastingdruk niet daalt

Studiekosten en andere scholings uitgaven

Hoofdstuk 2 - Formules voor groei

Toelichting Hoe gebruikt u deze toelichting? Correspondentieadres Wat is een schenking? Voor meer ontvangers samen aangifte doen

Studiekosten of andere scholingsuitgaven

Gebruik van condensatoren

Master data management

C. von Schwartzenberg 1/11

wiskunde A bezem havo 2017-I

Deel 2. Basiskennis wiskunde

Correctievoorschrift VWO

Overzicht. Inleiding. Classificatie. NP compleetheid. Algoritme van Johnson. Oplossing via TSP. Netwerkalgoritme. Job shop scheduling 1

Onrendabele top berekeningsmethodiek. M. de Noord E.J.W. van Sambeek

Examen VWO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Effecten van het budgettair beleid op private consumptie en besparingen: een onderzoek naar Ricardiaanse equivalentie

Examen beeldverwerking 30/1/2013

Examen beeldverwerking 10/2/2006

Outsourcing. in control. kracht geworden. Ad Buckens en Dennis Houtekamer

Integratiepracticum III

Het effectief tarief van de transactiekosten op de aankoop van de eigen zelfbewoonde woning

Blok 1 - Vaardigheden

Door middel van deze memo informeren wij u over de stand van zaken met betrekking tot het dossier hoogspanningslijnen.

Project B11: Vladymo update. KULeuven maart 2012

2.4 Oppervlaktemethode

Eindexamen wiskunde B 1 vwo 2003-I

Eindexamen wiskunde B1 havo 2004-II

Studiekosten of andere scholings uitgaven

Bijverdiensten of opbrengsten als freelancer, gastouder, artiest of beroepssporter

Bijverdiensten of inkomsten als freelancer, alfahulp, artiest of beroepssporter

Efficiënter zakendoen en innoveren met mobiele communicatie

Leveringsvoorwaarden voor werken van beeldende kunst Beroepsvereniging van Beeldende Kunstenaars BBK Amsterdam

Het wiskunde B1,2-examen

NEMO: CPB s energievraagmodel tussen top-down en bottom-up

ZZP ERS EN HUN PENSIOEN

Studiekosten en andere scholings uitgaven

SecurAsset (LU) Bond 2019/11/08 Maxi Plus Focus US. (Blootstelling van het volledige kapitaal aan deposito s bij Argenta Spaarbank)

haarlemmerolie van de IT? Tobias Kuipers en Per John

faseverschuiving wisselstroomweerstand frequentieafhankelijk weerstand 0 R onafhankelijk spoel stroom ijlt 90 na ωl toename met frequentie ELI 1 ωc

4.9 Berekening van dragend metselwerk onderworpen aan verticale belasting

wiskunde A pilot vwo 2015-I

Hoe goed bent u in control over de robuustheid van uw ICT-keten?

Uw auto in 3 simpele stappen

Werkdocument van de Commissie

64% 70% 94% 85% 87% 73% 67% 75% 93% 60% 70% 100% 90% 100% 75% 70% 85% 100% Groen Vrij Internet Partij. Stelling CDA VVD D66 PvdA Groen Links

1 Herhalingsoefeningen december

Onderzoek naar waarschuwingsniveaus voor de dekkingsgraad op marktwaardebasis

Tijdelijke inpasmethode werkzame beroepsbevolking

Bijverdiensten of inkomsten als freelancer, gastouder, artiest of beroepssporter

Correctievoorschrift VWO. Wiskunde A1,2 (nieuwe stijl)

De Woordpoort. De besteksverwerker van Het Digitale Huis

Lokale Activiteiten Monitor. Is het iets waard, of kan het in de openhaard?

Bijverdiensten of inkomsten als freelancer, alfahulp, artiest of beroepssporter

lsolatieboxen met of zonder sluis?

1 Opening, mededelingen en vaststelling agenda & ingekomen stukken

BIJLAGE B BIJ METHODEBESLUIT

Privacy en cloud computing

Er zijn deeloplossingen voor de verschillende architectuurterreinen beschikbaar, zoals de Unified Modeling Language (UML) voor softwaremodellering

. Tijd 75 min, dyslecten 90min. MAX: 44 punten 1. (3,3,3,3,2,2p) Chemische stof

Evolueren met portfoliomonitoring

Herziening van de WWB-raming voor het Centraal Economisch Plan 2012

mr. M.J. Cools 8, aldus de bedrijfsomschrijving in het handelsregister van de

Tuinstijlen. Tuinstijlen. Het ontstaan van tuinstijlen. Formele tuinstijl. Informele tuinstijl. Moderne tijd

Eindexamen wiskunde A1-2 vwo I

Wie is er bang voor zijn pensioen? Pleidooi voor een vraaggerichte aanpak van pensioenvoorlichting

Correctievoorschrift VWO 2015

Overzicht Examenstof Wiskunde A

Ze krijgt 60% korting op het basisbedrag van 1000,- (jaarpremie) en moet dan 400,- (jaarpremie) betalen.

OPDRACHTGEVEND BESTUUR : Kinderpsychiatrisch Centrum vzw SCHIEPSE BOS GENK OMSCHRIJVING VAN DE DIENST

Hoofdstuk 1: Rust en beweging

digitale signaalverwerking

Softwarearcheologie als basis voor strategie

elektriciteit voor 5TSO

Studiekosten en andere scholings uitgaven

Analoge Elektronika 1 DE KOMPARATOR

Transparantie: van bedreiging tot businessmodel

Gouden tijden voor beleggers in vastgoed? Waarom deze nieuwsbrief?

Bijlage 1 De methode van de doelmatigheidskorting en rekenvolume

Transcriptie:

Spoor A2: De impac van vergrijzing op de overheidsfinanciën voorsel onwerp eindrappor 1se versie 27 augusus 2008 K. Algoed KULeuven CES Vlekho Business School Augusus 2008 Algemeen secreariaa Seunpun beleidsrelevan Onderzoek Fiscaliei & Begroing Voskenslaan 270 9000 Gen België Tel: 0032 (0)9 248 88 35 E-mail: vanessa.bombeeck@hogen.be www.seunpunfb.be

De impac van vergrijzing op de overheidsfinanciën voorsel onwerp eindrappor 1 se versie 27 augusus 2008 1. Inleiding 2. Vergrijzing in cijfers geva De nieuwe bevolkingsvooruizichen 2007-2060 wijken serk af van de oude in de zin da een aanal nieuwe hypoheses m.b.. een groere vruchbaarheid en meer neo exerne migraies leiden o minder ongroening en een groere bevolking in alle gewesen. Meer bepaald is er sprake van: Groere vruchbaarheid: In vergelijking me de oude raming is de naaliei duidelijk hoger in Vlaanderen en vooral in Brussel. Meer neo exerne migraies: Tijdens de observaiejaren 2004 o 2006 werden bijzonder belangrijke inernaionale migraies vasgeseld, waaronder een serke oename van saasburgers ui de waalf nieuwe EU-lidsaen. De definiie van inernaionale migraie werd ook lich gewijzigd. Tabellen 2.1 en 2.2 geven de oale bevolkingscijfers op basis van de nieuwe en oude demografische projecies. Tabel 2.1: nieuwe demografische projecies Toale bevolking 2006 2030 2050 Vlaams Gewes 6.078.600 6.784.502 6.947.915 Waals Gewes 3413978 3941781 4202056 BHG 1.018.804 1.255.791 1.289.164 TOTAAL 10.511.382 11.982.074 12.439.135 Tabel 2.2: oude demografische projecies Toale bevolking 2006 2030 2050 Vlaams Gewes 6.043.440 6.175.230 6.070.318 Waals Gewes 3.414.869 3.655.956 3.775.901 BHG 989.256 1.063.102 1.106.362 TOTAAL 10.447.565 10.894.288 10.952.581

Volgens de nieuwe projecies zouden er in 2050 in België meer 65-plussers zijn, maar door he groere aanal jongeren en migranen zal hun aandeel in de bevolking ies lager zijn. Wa de regio s beref, worden volgende evoluies verwach. - Vlaams Gewes Vlaanderen zal een serke vergrijzing kennen, gecombineerd me een relaief lage vruchbaarheid in vergelijking me de andere regio s. He aandeel van de bevolking van he Vlaams Gewes in de Belgische bevolking zal dalen van 57,8% in 2007 o 55,4%. In vergelijking me de oude bevolkingsprognoses lig he aandeel van de 65-plussers in de bevolking lager, en he aandeel van de jongeren (0-17-jarigen) hoger. - Waals Gewes De vergrijzing in Wallonië is eveneens groo, maar door een hogere vruchbaarheid minder uigesproken dan in Vlaanderen. He aandeel van de min 18-jarigen neem af over de periode o 2050, maar lig hoger dan in Vlaanderen en hoger dan bij de oude bevolkingvooruizichen. - Brussels Hoofdsedelijk Gewes De bevolking in Brussel neem serk oe. Vooral de verjonging is aanzienlijk door de hogere vruchbaarheidsgraad van de vele buienlanders in Brussel. He aandeel van de jongeren lig beduidend hoger en he aandeel van 65-plus lager dan in de andere gewesen. In Bijlage beschrijven een aanal figuren de verwache demografische verschuivingen, zowel in he Rijk als in de diverse regio s. 3. De Bijzondere Financieringswe: impac van de vergrijzing A. Bijzondere Financieringswe: formeel zie ook: De Bijzondere Financieringswe en de saashervorming van 2001:feien en cijfers, Algoed, K. en Heremans, D., working paper Seunpun Fiscaliei en Begroing, februari 2008 [Gewesen] Behalve specifieke doaies van de federale overheid en eigen inkomsen kunnen Gewesen hun uigaven financieren me middelen op basis van de Bijzondere Financieringswe. De middelen waarover de Gewesen beschikken op basis van de Bijzondere Financieringswe, zijn samengeseld ui a) geweselijke belasingen, b) samengevoegde belasingen, c) oegewezen belasingen en doaies. a) Geweselijke belasingen Elk Gewes is volledig bevoegd om waalf sooren belasingen e heffen op zijn grondgebied, die e wijzigen of zelfs af e schaffen. Die waalf belasingen zijn respecievelijk:

1. de belasing op de spelen en weddenschappen 2. de belasing op de auomaische onspanningsoesellen 3. de openingsbelasing op de slijerijen van gegise dranken 4. he successierech van rijksinwoners en he rech van overgang bij overlijden van nierijksinwoners 5. de onroerende voorheffing 6. he regisraierech op de overdrachen en bezwarende iel van in België gelegen onroerende goederen me uisluiing van de overdrachen die he gevolg zijn van een inbreng in een vennooschap behalve voor zover he een inbreng beref door een nauurlijk persoon van een woning in een Belgische vennooschap 7. he regisraierech op: a) de vesiging van een hypoheek op een in België gelegen onroerend goed; b) de gedeelelijke of gehele verdelingen van in België gelegen onroerende goederen, de afsanden onder bezwarende iel, onder medeëigenaars, van onverdeelde delen in soorgelijke goederen, en de omzeingen bedoeld in de arikelen 745quaer en 745quinquies van he Burgerlijk Weboek, zelfs indien er geen onverdeeldheid is 8. he regisraierech op de schenkingen onder de levenden van roerende of onroerende goederen 9. he kijk- en luisergeld 10. de verkeersbelasing op de auovoeruigen 11. de belasing op de inverkeerselling 12. he eurovigne. Bij de verruiming van de fiscale auonomie in 2001 werd gesreefd naar budgeaire neuraliei voor alle berokken overheden 1. Om da e bewerksellingen, vond de noie negaieve erm ingang. De vasselling en de jaarlijkse evoluie van de negaieve erm word geregeld door arikel 33bis van de bijzondere financieringswe. De negaieve erm kom neer op een afrek op of vermindering van he aan de Gewesen oegewezen gedeele van de opbrengs van de personenbelasing (zie verder). De bijkomende overdrach van de opbrengs van de geweselijke belasingen ingevolge de uibreiding van de fiscale auonomie word dus gecompenseerd. Volgende belasingen maken deel ui van de negaieve erm: 1 Op langere ermijn is die operaie nie budgeair neuraal voor de federale overheid vermis de negaieve erm maar voor 0,91% aan de groei van he BBP werd gekoppeld (zie verder).

1) he regisraierech op de overdrachen en bezwarende iel van in België gelegen onroerende goederen a rao van 58,592% (wa neerkom op he o en me begroingsjaar 2001 nie-oegewezen gedeele van de opbrengs) ; 2) he regisraierech op de vesiging van een hypoheek op een in België gelegen onroerend goed ; 3) he regisraierech op de gedeelelijke of gehele verdeling van in België gelegen onroerende goederen, de afsanden onder bezwarende iel, onder medeëigenaars, van onverdeelde delen in soorgelijke goederen, en de omzeingen bedoeld in de arikelen 745quaer en 745quinquies van he Burgerlijk Weboek, zelfs indien er geen onverdeeldheid is ; 4) he regisraierech op de schenkingen onder de levenden van roerende en onroerende goederen ; 5) de verkeersbelasing op de auovoeruigen ; 6) de belasing op de inverkeerselling ; 7) he eurovigne ; 8) de ineresen en fiscale boeen in de mae da die o en me he begroingsjaar 2001 nog nie aan de Gewesen werden oegewezen ; 9) he kijk- en luisergeld Om de negaieve erm concree e berekenen, is elkens he gemiddelde genomen van hogergenoemde belasingen over de begroingsjaren 1999 2001, waarbij die jaarlijkse onvangsen zijn uigedruk in prijzen van 2002. De zogenaamde basisbedragen van de negaieve erm (zie Tabel 2) worden me ingang van he begroingsjaar 2003 jaarlijks aangepas aan de procenuele verandering van he gemiddelde indexcijfer van de consumpieprijzen, alsook aan 91% van de reële groei van he bruo naionaal inkomen (behalve voor wa he gedeele van de negaieve erm beref da berekking heef op he kijk- en luisergeld wan da gedeele word enkel jaarlijks geïndexeerd). He Lambermon-akkoord heef immers he kijk- en luisergeld (KLG) als gemeenschapsbelasing afgeschaf en omgevormd o een geweselijke belasing. Als compensaie voor de afschaffing krijgen de drie Gemeenschappen een nieuwe doaie 2 die aan de prijsindex gekoppeld is. Naar analogie me de jaarlijkse aanpassing van die doaie in funcie van de procenuele verandering van he gemiddelde indexcijfer van de consumpieprijzen, word he ermee overeensemmend gedeele van de negaieve erm ook jaarlijks geïndexeerd. 2 De basisbedragen, in prijzen van 2002 bedragen voor de Vlaamse, Fransalige en Duisalige Gemeenschap respecievelijk 457.162.782, 253.553.301 en 4.905.413.

Tabel 3.0: Basisbedragen negaieve erm in (prijzen 2002) VG WG BHG Negaieve erm exclusief KLG 1.666.703.311 679.340.115 352.770.188,1 Negaieve erm KLG 446.628.373,1 215.381.490,8 53.611.632,97 Bron: Fod Financiën, Sudiediens b) Samengevoegde belasingen We spreken van een samengevoegde belasing ( pick a back ax ) wanneer lagere overheden bevoegd zijn om een opceniem e heffen op een belasing geheven door de federale overheid. Die supplemenaire aanslagvoe word evenueel binnen minimum- en maximumgrenzen- auonoom door de lagere overheid vasgeseld. De federale overheid is veranwoordelijk voor he bepalen van de belasbare basis. Samengevoegde belasingen zijn bij ons een belangrijke bron voor de financiering van de seden en gemeenen via de zogenaamde opceniemen. Ook de Gewesen kunnen sinds 2002 binnen een bepaalde marge in de personenbelasing algemene forfaiaire dan wel procenuele op- en afceniemen oepassen of algemene belasingafrekken invoeren. Die marge is beperk o 6,75% van de federaal geïnde personenbelasing. Bovendien mag de progressivieisschaal alleszins nie worden verminderd en mag geen "deloyale fiscale concurrenie" opreden. Vlaanderen maak sinds kor gebruik van die bevoegdheid. Vanaf 2007 (inkomsen 2007, aanslagjaar 2008) krijgen de inwoners van he Vlaamse Gewes wiens belasbaar inkomen minsens 6.925,00 euro en maximum 24.530,00 euro bedraag op jaarbasis 3, een forfaiaire vermindering in de personenbelasing (de zogenaamde Vlaamse jobkoring) van 125 euro. c) Toegewezen belasingen De Gewesen hebben jaarlijks rech op een bepaald bedrag van de federaal geïnde personenbelasing. Da bedrag is hisorisch bepaald en word jaarlijks gekoppeld aan de evoluie van de prijsindex en de economische groei 4. 3 In 2008 gaa he inkomensplafond me 250 euro omhoog erwijl de jobkoring 200 euro word. In 2009 vallen alle inkomensdrempels weg. Wie geen belasingen beaal, of minder dan de koring waarop hij/zij rech heef, krijg he verschil nie eruggesor. Die koring word dus enkel oegekend aan personen die hun officiële woonplaas (domicilie) in he Vlaams Gewes hebben (de Europese commissie heef hieromren een vraag geseld!?) en geld voor alle werknemers (zowel van de privae als van de openbare secor) die aan de geselde voorwaarden voldoen. De koring word nie oegekend op basis van vervangingsinkomsen. 4 Op de Inerminiseriële Conferenie voor Financiën en Begroing van 1 juni 2005 werd besloen om me ingang van he begroingsjaar 2006 he Bruo Naionaal Inkomen (BNI) als parameer voor de economische groei e vervangen door he Bruo Binnenlands

Sinds 1989 worden die ui de personenbelasing oegewezen middelen nie langer volgens vase en soms willekeurige verdeelsleuels verdeeld maar op basis van de bijdrage van elke eniei o de personenbelasing (PB) 5. Da kom neer op de oepassing van he principe van de "billijke erugvloeiing", da een direc verband ussen de middelen van de collecivieien en de op hun grondgebied geïnde belasing verzeker. De horizonale verdeelsleuel voor begroingsjaar word bepaald door de resulaen van he aanslagjaar -1 (inkomsen -2). In he kielzog van (of als smeerolie voor) die wijziging van de horizonale verdeelsleuel werd ook een mechanisme ingevoerd waarbij Gewesen aanspraak kunnen maken op een solidarieisbijdrage. Indien in een Gewes de gemiddelde opbrengs van de personenbelasing per inwoner lager lig dan he Rijksgemiddelde, krijg da Gewes een doaie er grooe van een basisbedrag per inwoner 6 maal he aanal inwoners maal de afwijking in procenpunen (van de gemiddelde opbrengs in he Gewes en opziche van he naionaal gemiddelde) 7. We voeren volgende noaie in: i PB = de opbrengs van de personenbelasing in gewes i in jaar ; personenbelasing in he Rijk in jaar i POP = he aanal inwoners in gewes i in jaar POP = he aanal inwoners in he Rijk in jaar P = algemeen prijzenpeil in jaar BBP = he bruo binnenlands produc in jaar PB = de opbrengs van de = de solidarieisbijdrage per capia in jaar Zoals in Caoir en Verdonck maar rekening houdend me de saahervorming van 2001, kunnen we de oegewezen belasingen voor Gewes i in jaar zonder solidarieisbijdrage voorsellen als: Produc (BBP) in de berekening van de aan de Gemeenschappen en de Gewesen oegewezen middelen en doaies en lase van de federale begroing. De Bijzondere Financieringswe spreek evenwel nog alijd van een koppeling aan he BNI. 5 Om concree de verdeelsleuel voor de Gemeenschappen e bepalen, word 20% van de Brusselse personenbelasing bij opbrengs van he Vlaamse Gewes geeld, 80% bij die van he Waalse gewes. De opbrengsen van de personenbelasingen van de Duisalige Gemeenschap worden nie verrekend. 6 Da bedraag 11,6 euro, in prijzen van 1988, e indexeren vanaf he begroingsjaar 1989. 7 Concree word in de lene van he jaar bij de begroingsconrole de solidarieisbijdrage voor he jaar -1 herberekend en volg dan de definiieve afrekening. Op da momen is de inflaie gekend voor he jaar -1 me he oog op de volledige inflaiecorrecie van he basisbedrag per inwoner erwijl he inwonersaanal op 1 januari van he jaar -2 word gehaneerd en de opbrengs ui de personenbelasing voor he aanslagjaar -2 (da is de oesand op 30 juni van he jaar -1 wan cijfers voor aanslagjaar -1 zijn pas in lae zomer van he jaar bekend).

D i D PB PB i NT i KLG i erwijl voor een Gewes i in jaar me solidarieisbijdrage de oegewezen belasing neerkom op: i i i i i i i PB PB POP D D NT KLG 1 100 POP PB PB POP waarbij i i PB i i 100 POP D 100 POP NT KLG PB D P P BBP BBP 1 1 P BBP 1 1 1 1 D 1 1 1 D 1 NT NT 1 1 0, 91 i i 1 KLG KLG 1 i i 1 11,6 1989 (1 ) i i Ne zoals de negaieve erm, NT 0, en he kijk en luisergeld, KLG 0, is de basisdoaie, D 0, een hisorisch bepaald vas bedrag. Meer bepaald gaa men vanaf 2000 he zogenaamde definiieve selsel voor de oewijzing van de middelen aan de Gewesen afkomsig van de opbrengs van de personenbelasing- elk jaar ui van de aan he Gewes in he vorig begroingsjaar oegekende bedrag, exclusief de evenuele solidarieisussenkoms en de negaieve erm. Da bedrag word vervolgens aangepas aan de verandering van he algemeen prijzenpeil en de reële groei van he BBP van he begroingsjaar in kwesie. Die geïndexeerde bedragen per Gewes worden samengeeld en uigedruk als een percenage (o 5 cijfers na de komma) van de oale onvangsen inzake personenbelasing. Da percenage word vervolgens oegepas op de onvangsen ui de personenbelasing die in he Gewes gelokaliseerd zijn en geef aldus he bedrag ui de personenbelasing waarop he Gewes in da begroingsjaar rech heef. Merk ook op da vanaf 2000 he verschil (posiief of negaief) in solidarieisbijdragen en opziche van de bedragen in 1999 en lase kom van de federale overheid. In de overgangsperiode 1989-1999 werd de naionale solidarieisussenkoms door de Gewesen volledig onderling en lase genomen (de globale oelage ui de personenbelasing werd hiermee ingekor).

Soms spreek men hier van een gedeelde personenbelasing. In de prakijk komen we och dicher bij een louere doaie oegewezen ui de federale middelen aan de Gewesen. Wan he aandeel van de Gewesen is nie formeel vasgelegd. Men is verrokken van een bepaald basisbedrag da vervolgens gekoppeld is aan de evoluie van de prijsindex en de reële groei van he Bruo Naionaal Inkomen (BNI) 8. Er is dus geen sprake van een vasgelegde vericale verdeelsleuel ussen he federale en he geweselijke niveau. Zo een vase verdeelsleuel is ook voor de Oeso een noodzakelijke voorwaarde om van gedeelde belasingen e kunnen spreken. Meer bepaald sel de Oeso een duidelijke se van (cumulaieve) crieria 9 voor om doaies duidelijk e kunnen onderscheiden van gedeelde belasingen. Wan nu haneren sommige landen of de diverse overheden binnen een land andere definiies van doaies en gedeelde belasingen waardoor de daa me berekking o fiscale auonomie nie coheren zijn 10. De onwikkeling van deze gewesmiddelen ken dus een eigen dynamiek die afwijk van de evoluie van de federale opbrengsen. Wan de Gewesen profieren enerzijds nie van de progressiviei in de opbrengsen van de personenbelasing. Anderzijds ondervinden ze, in egenselling o de seden en gemeenen, ook geen nadelige invloed op hun inkomsen van verlagingen in de federale aanslagvoeen. Wel word he oale bedrag ussen de Gewesen verdeeld volgens de opbrengsen van de personenbelasing in de onderscheiden Gewesen (de relaieve belasingopbrengsen bepalen de horizonale verdeelsleuel). Groere belasingopbrengsen in de eigen regio hebben dus een posiief effec op he aandeel in he e verdelen bedrag. He is wellich de horizonale verdeelsleuel die aanleiding geef o he gebruik door sommigen van de erm gedeelde personenbelasing. 8 Vanaf 2006 is de koppeling aan he BBP. 9 De vier crieria zijn 1) besedingsvrijheid voor subcenrale overheden van oegewezen middelen ; indien geoormerk, kan er geen sprake zijn van gedeelde belasingen 2) zijn de inkomsen voor de subnaionale overheid een bepaalde proporie van de oale opbrengsen van de gedeelde belasingen? In afwezigheid van zo een vericale verdeelsleuel of wanneer he inkomensrisico voor de subnaionale overheden word afgedek, moeen we spreken van een doaie 3) lig de vericale verdeelsleuel vas wan nie e veranderen in loop van he budgeaire jaar ; indien de vericale verdeelsleuel wel kan worden gewijzigd in loop van budgeaire jaar, kan er geen sprake zijn van gedeelde belasingen maar wel van doaie 4) is de horizonale verdeelsleuel afhankelijk van de plaas van voorbrenging of afhankelijk van he aanal inwoners, werknemers of van de belasingcapaciei van de subcenrale overheid, dan is er sprake van gedeelde belasingen; indien de horizonale verdeelsleuel andere indicaoren beva dan belasingopbrengs, bevolking, aanal werknemers of belasingcapaciei, moeen we van een doaie spreken. 10 Such lack of clariy jeopardizes he coherence of SCG revenue saisics, reduces srengh and uiliy of fiscal design analysis and impairs he comparabiliy of rue fiscal auonomy (Oeso, 2006)

d) Andere doaies De Gewesen krijgen sinds 1989 begroingskredieen voor programma s voor ewerkselling van werklozen (Ar 35 1 van de BFW). Van 1989 o 1999 bleef he rekkingsrech vasgelegd op 312,281 miljoen euro. Na een aanal verhogingen in de periode 2000-2003 bedroeg he bedrag in 2003 485,806 miljoen euro. Na 2003 is he bedrag nie meer gewijzigd. He word ook nie aangepas aan de inflaie. De horizonale verdeelsleuel (die nie is opgenomen in de BFW) bleef ongewijzigd: Vlaanderen 53,04 %, Wallonië 38,14 % en Brussel 8,02 %. De Gewesen krijgen bijkomende middelen in gevolge de overheveling van nieuwe bevoegdheden 11. De omvang van die doaie is gekoppeld aan de evoluie van de prijsindex en aan de reële groei van he BBP. De horizonale verdeelsleuels liggen, me uizondering voor de bijkomende middelen me berekking o de provincie- en gemeenewe, vas en zijn hisorisch bepaald in funcie van een feielijk behoefencrierium da weinig me financieel-fiscale veranwoordelijkheid e maken heef. De horizonale verdeelsleuel voor de bijkomende middelen me berekking o de provincie- en gemeenewe is een samengeselde verdeelsleuel. Concree word he relaief aandeel berekend da elk Gewes van oegewezen middelen ui personenbelasing (exclusief negaieve erm), evenuele solidarieisbijdrage, rekkingsrechen voor werklozen en middelen overgedragen bevoegdheden (landbouw, landbouw&visserij, weenschappelijk onderzoek landbouw en buienlandse handel) in he oaal van de aan de Gewesen oegewezen middelen ui personenbelasing (exclusief negaieve erm), solidarieisbijdragen, rekkingsrechen voor werklozen en middelen overgedragen bevoegdheden (landbouw, landbouw&visserij, weenschappelijk onderzoek landbouw en buienlandse handel). Tabel 3.1: Horizonale verdeelsleuels bijkomende middelen overgedragen bevoegdheden VG WG BHG landbouw (1993) 61,96% 38,04% landbouw & zeevisserij (2002) 60,38% 37,06% 2,56% weenschappelijk onderzoek landbouw (2002) 52,65% 47,35% buienlandse handel (2002) 63,60% 27,66% 8,74% 11 Meer bepaald gaa he hier over landbouw sinds 1993 en sinds 2002 landbouw en visserij, weenschappelijk onderzoek inzake landbouw, buienlandse handel en de provincie- en gemeenewe.

provincie- en gemeenewe (2002) variabel variabel variabel Bron: Bijzondere Financieringswe He Brussels Hoofdsedelijk Gewes en sloe krijg begroingskredieen als compensaie voor de dode hand 12 en voor inveseringen (oa. in he kader van Beliris). [Gemeenschappen] De middelen waarover de Fransalige en Vlaamse Gemeenschap beschikken op basis van de Bijzondere Financieringswe, kunnen als volg worden onderscheiden: a) een doaie ui de personenbelasing, b) een doaie ui de BTW en c) aanvullende doaies. De Duisalige Gemeenschap daarenegen word hoofdzakelijk gefinancierd via een doaie en lase van de algemene uigavenbegroing. Vóór 2002 kreeg de Duisalige Gemeenschap zoals de Vlaamse en Fransalige Gemeenschap de neo-opbrengs van he kijk- en luisergeld. Me de regionalisering van he kijk- en luisergeld sinds 2002 krijg ook de Duisalige Gemeenschap een compenserende doaie die vooraf word genomen op de federale opbrengsen van de personenbelasing. Da is de uizondering op de regel da de financiering van de Duisalige Gemeenschap nie word geregeld door de Bijzondere Financieringswe. a) Doaie ui personenbelasing De Fransalige en Vlaamse Gemeenschap hebben rech op een bepaald bedrag van de federaal geïnde personenbelasing. He basisbedrag is gekoppeld aan de evoluie van de gezondheidsprijsindex en voor 100% 13 aan de reële groei van he BNI 14. Formeel hebben we PB PB D D 1 1 1 waarbij de basisdoaie, PB D 0, een hisorisch bepaald vas bedrag is. 12 Inernaionale insellingen in Brussel zijn vrijgeseld van onroerende voorheffing en de overheden lopen aldus de opceniemen op de onroerende voorheffing mis. 13 Die koppeling is geleidelijk ingevoerd. Zo bedroeg de koppeling 10% in 1994, in 1995 15%, in 1996 20%, in 1997 70%, in 1998 75%, 97,5% in 1999 % en 100% sinds 2000. 14 Sinds 2006 is de koppeling aan he BBP.

De horizonale verdeling van die doaie gebeur op basis van de relaieve opbrengs van de personenbelasing 15. b) Doaie ui BTW-onvangsen De Fransalige en Vlaamse Gemeenschap krijgen een vas bedrag da ui de BTW-onvangsen word gefinancierd. Da bedrag is gekoppeld aan de evoluie van de gezondheidsprijsindex en van de naaliei. Concree sem de aanpassingsfacor overeen me he maximum van de in elke Gemeenschap berekende (de)naalieisfacor. De (de)naalieiscorrecie van he begroingsjaar word berekend door he aanal inwoners jonger dan 18 jaar op 30 juni van he jaar -1 e vergelijken me he aanal min 18-jarige inwoners op 30 juni van he refereniejaar 1988 en vervolgens 80% van die evoluie e weerhouden. He resulaa van die berekening word de aanpassingsfacor genoemd waarbij een aanpassingsfacor groer (kleiner) dan 1 wijs op naaliei (denaaliei) en opziche van he refereniejaar. Door de maximumwaarde e weerhouden, is de zwakse denaaliei of de serkse naaliei bepalend voor de wijziging van de BTW-doaie. Ten gevolge van he Lambermon-akkoord in 2001 word in de periode 2002-2011 jaarlijks een bepaald bedrag oegevoegd aan he geïndexeerde basisbedrag van he voorbije jaar (zie Tabel 4). Die bijkomende middelen worden jaarlijks gecumuleerd, geïndexeerd (me de algemene prijsindex) en gecorrigeerd voor evenuele (de)naaliei 16 vanaf he begroingsjaar volgend op de oekenning. He bedrag van de bijkomende middelen in een bepaald jaar is nie onderhevig aan een evenuele (de)naalieiscorrecie. 15 Meer bepaald word he basisbedrag uigedruk als een percenage van de som van de personenbelasing van Vlaanderen, Wallonië (exclusief Duisalige Gemeenschap) en he Brussels Hoofdsedelijk Gewes (o op 5 decimalen). He aldus bekomen percenage word oegepas op de opbrengs van de personenbelasing per deelgebied. Om de verdeelsleuel voor de gemeenschappen e bepalen, word 20% van de Brusselse personenbelasing bij opbrengs van he Vlaamse Gewes geeld, 80% bij die van he Waalse Gewes. 16 Sinds 2001 word er een posiieve naalieisevoluie vasgeseld in de Fransalige Gemeenschap.

Tabel 3.2: Bijkomende forfaiaire Lambermonmiddelen (in ) 2002 198.314.819,82 2003 148.736.114,86 2004 148.736.114,86 2005 371.840.287,16 2006 123.946.762,39 2007 24.789.352,48 2008 24.789.352,48 2009 24.789.352,48 2010 24.789.352,48 2011 24.789.352,48 Bron: Bijzondere Financieringswe Vanaf 2007 word de oale enveloppe BTW-middelen van de Gemeenschappen, da is de basisdoaie vermeerderd me de exra bedragen vanaf 2002, geïndexeerd me 91% van de reële groei van he BBP. Formeel kunnen we de finale BTW-doaie in jaar voorsellen als: D BTW, f D BTW D LM, f waarbij = naalieiscorrecie in jaar D BTW BTW, b D (1 0.91 ) me = 1 vanaf =2007, =0 in de periode o en me 2006 D BTW, b D BTW, b 1 1

Bemerk da de basisdoaie, 167,4389+128,9468 miljard BEF). D, 0 BTW b, een hisorisch bepaald vas bedrag is (meer bepaald De bijkomende middelen als gevolg van de koppeling van BTW-doaie aan de groeivoe van he BBP zijn in jaar formeel gelijk aan: D BTW D BTW, b De bijkomende forfaiaire Lambermon-middelen in jaar zijn D LM, f LM d D waarbij d = bijkomende forfaiaire Lambermon middelen in jaar en D LM min 1, 2011 d 1 1 0,91 2002 1 Zoals gezegd zijn de bijkomende forfaiaire middelen (de zogenaamde Lambermon basisbedragen) nie onderhevig zijn aan de (de)naalieiscorrecie in he jaar waarin die worden oegekend. De oale BTW-doaie word over de Fransalige en Vlaamse Gemeenschap volgens wee verdeelsleuels verdeeld. De geïndexeerde en voor de evoluie van he aanal min 18-jarigen gecorrigeerde basis BTW-doaie, D BTW, b, word ussen de Fransalige en Vlaamse Gemeenschap verdeeld op basis van de verdeelsleuel leerlingenaanallen (6-17-jarigen). De horizonale verdeelsleuel voor begroingsjaar word vasgeseld op basis van de oesand van he aanal leerlingen 17 voor he schooljaar -1-17 Meer bepaald houd de berekening (geen) rekening me

schooljaar in de periode van 15 januari o 1 februari van he jaar. In he najaar van begroingsjaar maak he Rekenhof de definiieve cijfers bekend. Vanaf he begroingsjaar 2012 worden de nieuwe middelen die de Fransalige en Vlaamse Gemeenschap vanaf 2002 onvangen, inclusief de meeropbrensen die voorvloeien ui de koppeling van de BTW-middelen aan he BBP, volledig verdeeld in verhouding o de in elke Gemeenschap gelokaliseerde onvangsen inzake de personenbelasing. In de overgangsperiode (2002-2012) worden de nieuwe middelen verdeeld op basis van de wee crieria, leerlingenaanallen en aandeel in de personenbelasing, waarbij de bijdrage van elke Gemeenschap o de personenbelasing seeds zwaarder doorweeg. Meer bepaald word in 2002 35% van de oale bijkomende middelen oegekend op basis van de in elke Gemeenschap gelokaliseerde onvangsen inzake personenbelasing. De overige 65% word aan de Fransalige en Vlaamse Gemeenschap oegewezen volgens de verdeelsleuel die voor de oegewezen BTW-opbrengsen geld. He percenage da volgens de verhouding van de personenbelasing word verdeeld sijg jaarlijks me 5 procen voor de begroingsjaren 2003 o en me 2009 en me 10 procen voor de begroingsjaren 2010, 2011 en 2012. c) Aanvullende doaies Er zijn aanvullende doaies onder de vorm van begroingskredieen en gunse van de universiaire samenwerking en er dekking van uigaven voor buienlandse sudenen. Ook krijgen de Fransalige en Vlaamse Gemeenschap sinds 2002 27,44 % van de e verdelen wins van de Naionale Loerij. De Fransalige en Vlaamse Gemeenschap krijgen da bedrag rechsreeks van de Naionale Loerij en nie vanui de federale begroing. De Loo-middelen, die me 0,8428 % worden verminderd en voordele van de Duisalige Gemeenschap, worden over de Vlaamse Gemeenschap en de Fransalige Gemeenschap verdeeld volgens he aandeel van elke Gemeenschap in he oaal van he voor beide Gemeenschappen besemde bedrag aan personenbelasing en BTW-onvangsen. Ten sloe onvangen zoals hoger reeds vermeld de drie Gemeenschappen van de federale schakis een doaie als compensaie van he kijk- en luisergeld. B. Bijzondere Financieringswe en vergrijzing -he aanal onder de leerplich vallende scholieren (van 6 o en me 17 jaar) die regelmaig ingeschreven zijn in he lager en secundair onderwijs, me inbegrip van he onderwijs me beperk leerplan, in een onderwijsinselling die door de berokken gemeenschap word ingerich of gesubsidieerd; -de leerlingen die he voorwerp uimaaken van concurreniële ophalingen zijn uigesloen in de elling; -de jaarlijkse elling van he aanal leerlingen dien de oesand weer e geven op een daum in de periode van 15 januari o en me 1 februari van he begroingsjaar. Zo bedraag de verdeelsleuel voor he begroingsjaar 2006 (en gebaseerd op he aanal leerlingen in he schooljaar 2005-2006) 56,92906% voor de Vlaamse en 43,07094% voor Fransalige Gemeenschap, zoals op 4 okober 2006 door de Algemene Vergadering van he Rekenhof goedgekeurd.

a) Inleiding Bepaalde doaies van de federale overheid voor de Gemeenschappen en Gewesen zijn direc gelink aan demografische parameers. Zo beïnvloed demografie, via de oale bevolking in een Gewes en die in he Rijk, he solidarieisbedrag voor de Gewesen. De oale BTW-doaie voor de Gemeenschappen is dan weer gekoppeld aan de evoluie van he min aanal 18-jarigen in de Gemeenschappen. Van de verwache denaalieiscorrecie laen de nieuwe demografische projecies van 2008 weinig heel. Tabel 3.3: (de)naalieiscorrecie (oude en nieuwe demografische projecies) Demografische projecies 2008 1,0173 1,0272 1,0590 1,0925 1,1179 1,1229 1,1243 Demografische projecies 2000 0,9396 0,9362 0,9378 0,9437 0,9478 0,9437 Bemerk da de (de)naalieisfacor in jaar hier gebaseerd is op demografische gegevens van -1. Demografie kan doaies ook op een indirece manier beïnvloeden. Door een wijziging in de relaieve verhouding acieven/inacieven (in casu gepensioneerden en werklozen door wijzigingen in de bevolking op beroepsacieve leefijd) kan de BBP-groei evenueel worden beïnvloed en aldus ook de groeivoe van sommige doaies. We berekenen de doaies van de federale overheid voor de Gemeenschappen en Gewesen voor de periode 2007-2050 zoals bepaald door de Bijzondere Financieringswe. We berekenen hierbij zowel de omvang van doaies vanui de federale overheid (vericale invalshoek) als de verdeling ussen de Gemeenschappen en Gewesen van die doaies (horizonale invalshoek). Hierbij verondersellen we da de BBP-groei exogeen is (die assumpie word losgelaen in afdeling 6). Zoals bij de SCVV 18 is de gemiddelde BBP-groei in reële ermen 1,9% per jaar erwijl de inflaie 1,5 % gemiddeld per jaar bedraag. De berekeningen onen hoe de Bijzondere Financieringswe inwerk op de financiën van zowel de federale overheid als de berokken Gemeenschappen en Gewesen in een vergrijzende samenleving. We vergelijken ook de doaies gebaseerd op de demografische projecies van 2008 me die gebaseerd op de demografische projecies van 2000. Da geef een zich op de sensiiviei van de doaies voor demografie voor zowel de federale overheid als de Gemeenschappen en Gewesen. 18 De SCvV gaa ui van een jaarlijkse gemiddelde sijging van de arbeidsproduciviei van 1,75% en een adminisraieve werkloosheidsgraad van 8% vanaf 2030 in he Rijk. Tesamen me de verwache paricipaiegraden volg hierui dan de verwache jaarlijkse BBP-groeivoeen.

b) Vericale invalshoek [Gewesen] De doaies op basis van de Bijzondere Financieringswe zijn voor de Gewesen he oegewezen gedeelde personenbelasing (ar 33 4), bijkomende middelen overgehevelde bevoegdheden (ar 35ocies), de negaieve erm (ar 33bis) en desgevallend de naionale solidarieisussenkoms (ar 48). De solidarieisussenkoms is gebaseerd op afwijkingen van de regionale opbrengsen in de personenbelasing per capia en opziche van he Rijksgemiddelde. Hier verondersellen we da de BBP-elasiciei van belasingonvangsen gelijk is aan 1. Da, esamen me een ideniek veronderselde BBP-groei in de regio s, impliceer een consan regionaal aandeel in opbrengsen van de personenbelasing (die assumpie word losgelaen in afdeling 5)). Verschillen in regionale demografische onwikkelingen zorgen evenwel voor verschillen over de ijd heen in de afwijkingen van de regionale opbrengsen in de personenbelasing per capia en opziche van he Rijksgemiddelde (zie Tabellen 3.4 en 3.4bis). Tabel 3.4: afwijking van de regionale opbrengs personenbelasing per capia en opziche van de opbrengs per capia in he Rijk (op basis van nieuwe demografische projecies) Vlaanderen 9,94% 9,71% 10,22% 10,79% 11,33% 11,74% 13,25% Wallonië -14,92% -12,90% -12,86% -13,05% -13,41% -13,99% -16,27% Brussel -9,36% -14,41% -16,79% -18,58% -19,68% -19,58% -18,50% Tabel 3.4bis: afwijking van de regionale opbrengs personenbelasing per capia en opziche van de opbrengs per capia in he Rijk (op basis van oude demografische projecies) Vlaanderen 9,94% 9,59% 9,96% 10,44% 10,99% 11,57% 14,10% Wallonië -14,92% -13,72% -14,09% -14,58% -15,13% -15,70% -17,93% Brussel -9,36% -11,04% -11,53% -12,12% -12,72% -13,39% -16,34% Tabel 3.5 geef de evoluie van de oale solidarieisbijdrage in ermen van he BBP voor zowel de oude als de nieuwe demografische projecies. De berekende solidarieisbijdragen in jaar zijn hier berekend op basis van de fiscale capaciei in jaar -1 en de bevolkingsgegevens van jaar -1. Tabel 3.5: solidarieisbijdrage: % BBP Demografische projecies 2008 0,32% 0,30% 0,30% 0,29% 0,29% 0,27% 0,22% Demografische projecies 2000 0,32% 0,29% 0,28% 0,27% 0,26% 0,24% 0,20%

Ondanks de door demografie gesuurde oenemende divergenie in fiscale capaciei ussen de regio s, neem de solidarieisbijdrage in relaieve ermen van he BBP af. He basisbedrag is immers alleen gekoppeld aan de evoluie van de prijsindex. In prijzen van 2006 uigedruk zijn de solidarieisbijdragen in % van he BBP in bijvoorbeeld de jaren 2030 en 2050 gelijk aan: Wallonië Brussel 2030 0,30% 0,13% 2050 0,37% 0,13% De solidarieisbijdrage word voorafgenomen op de opbrengsen van de personenbelasing ne zoals he oegewezen gedeele personenbelasing, de bijkomende middelen overgehevelde bevoegdheden en de negaieve erm. Die laase doaies evolueren in ermen van he BBP als volg: Tabel 3.6: som van doaie ui personenbelasing, doaie nieuwe bevoegdheden en negaieve erm: % BBP 2,51% 2,53% 2,56% 2,59% 2,61% 2,64% 2,72% waarbij de negaieve erm in ermen van he BBP als volg verloop: Tabel 3.7: negaieve erm: % BBP 1,23% 1,20% 1,17% 1,15% 1,12% 1,10% 1,02% Zoals verwach is de negaieve erm geen budgeair neurale operaie in ermen van he BBP. De voorafname ui de personenbelasing voor de Gewesen weeg meerijd budgeair relaief zwaarder door voor de federale overheid. [Gemeenschappen] Voor de Gemeenschappen zijn de doaies op basis van de Bijzondere Financieringswe zijn he oegewezen gedeele BTW (ar 39 2 en ar 40 2), de bijkomende middelen er herfinanciering de zogenaamde Lambermonmiddelen- (ar 40er) 19, he oegewezen gedeele personenbelasing (ar 46/47) en de compensaie kijk- en luisergeld (ar 47bis). De doaie die word voorafgenomen op de BTW-onvangsen, is aanzienlijk beïnvloed door de saashervorming van 2001, zoals blijk ui Tabellen 3.8 en 3.8bis. De Lambermon saashervorming heef, esamen me de verbeerde demografische vooruizichen, de zogenaamde krimp BTWdoaie omgeze in een groei doaie. 19 He oegewezen gedeele BTW alsook de bijkomende middelen herfinanciering worden voorafgenomen op de BTW-opbrengsen.

Tabel 3.8: BTW-doaie: % BBP Toaal 3,71% 3,75% 3,84% 3,93% 3,99% 3,98% 3,85% Basisdoaie 3,38% 3,17% 2,97% 2,79% 2,60% 2,38% 1,63% Bijkomende Lambermonmiddelen 0,33% 0,59% 0,87% 1,14% 1,39% 1,60% 2,22% Tabel 3.8bis: BTW-doaie: % BBP op basis van demografische projecies 2000 Toaal 3,71% 3,43% 3,40% 3,38% 3,37% 3,36% 3,23% Basisdoaie 3,38% 2,90% 2,63% 2,40% 2,19% 2,01% 1,37% Bijkomende Lambermonmiddelen 0,33% 0,54% 0,77% 0,98% 1,18% 1,35% 1,86% De oale doaie van de federale overheid aan de Gemeenschappen ken in ermen van he BBP volgend verloop: Tabel 3.9: som van BTW-doaie, doaie ui personenbelasing en Kijk&Luisergeld: % BBP Demografische projecies 2008 5,61% 5,63% 5,70% 5,77% 5,81% 5,78% 5,61% Demografische projecies 2000 5,61% 5,31% 5,26% 5,21% 5,19% 5,16% 4,99% [Conclusie] Bij de financiering van de Gewesen neem voor de federale overheid he relaief gewich van de solidarieisbijdrage (esamen me de hier nie beschouwde rekkingsrechen voor de werklozen) af 20. Die afname compenseer evenwel nie he afnemend gewich van de negaieve erm. In ermen van he BBP krijg de financiering van de Gewesen in de oekoms dan ook een groer gewich in de federale begroing 21. Een zelfde effec noeren we bij de financiering van de Gemeenschappen. Ook hier zijn er posiieve 22 budgeaire marges voor de Gemeenschappen op zich e verwachen in de periode 2007-2030 23. 20 Een zelfde fenomeen doe zich voor bij de rekkingsrechen voor werklozen. 21 We moeen dan ook nog de exra (en recene verruimde) financiering voor he BHG verrekenen. 22 Die zullen wa worden afgezwak door de doaie voor buienlandse sudenen die nie gekoppeld is aan de reële economisch groei. 23 Na 2030 zou he effec van de krimp van de basis BTW doaie dominan worden.

In volgende afdeling gaan we na of er evenuele verschillen zijn ussen de Gemeenschappen en Gewesen onderling me berekking o oekomsige budgeaire marges. c) Horizonale invalshoek Demografie heef een direce impac op de horizonale verdeelsleuel BTW-basisdoaie (en bijkomende Lambermonmiddelen o 2012). Via een wijziging in de relaieve verhouding acieven/inacieven (in casu gepensioneerden en werklozen door wijzigingen in de bevolking op beroepsacieve leefijd) kan er een indirece impac zijn op de horizonale verdeelsleuel relaieve opbrengsen personenbelasing. De indirece impac laen we hier buien beschouwing. [Gewesen] Tabel 3.10: doaie ui personenbelasing, nieuwe bevoegdheden, negaieve erm en solidarieisbijdrage: % BBP: Vlaams Gewes Toaal 1,62% 1,62% 1,64% 1,65% 1,67% 1,68% 1,73% Doaie ui personenbelasing en nieuwe bevoegdheden gecorrigeerd voor negaieve erm 1,62% 1,62% 1,64% 1,65% 1,67% 1,68% 1,73% Solidarieisbijdrage 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% (MO: Negaieve erm) 0,76% 0,74% 0,73% 0,71% 0,69% 0,68% 0,63% Tabel 3.11: doaie ui personenbelasing, nieuwe bevoegdheden, negaieve erm en solidarieisbijdrage: % BBP: Waals Gewes Toaal 0,99% 0,97% 0,97% 0,97% 0,97% 0,97% 0,96% Doaie ui personenbelasing en nieuwe bevoegdheden (gecorrigeerd voor negaieve erm) 0,72% 0,75% 0,76% 0,76% 0,77% 0,78% 0,80% Solidarieisbijdrage 0,27% 0,22% 0,21% 0,20% 0,19% 0,19% 0,16% (MO:Negaieve erm) 0,32% 0,31% 0,31% 0,30% 0,29% 0,28% 0,26%

Tabel 3.12: doaie ui personenbelasing, nieuwe bevoegdheden, negaieve erm en solidarieisbijdrage: % BBP: Brussels Hoofdsedelijk Gewes Toaal 0,23% 0,24% 0,26% 0,26% 0,27% 0,26% 0,24% Doaie ui personenbelasing en nieuwe bevoegdheden (gecorrigeerd voor negaieve erm) 0,18% 0,17% 0,17% 0,17% 0,17% 0,18% 0,18% Solidarieisbijdrage 0,05% 0,08% 0,09% 0,09% 0,09% 0,08% 0,06% (MO:Negaieve erm) 0,15% 0,14% 0,14% 0,14% 0,14% 0,13% 0,13% Voor de Gewesen heef he afnemend gewich van de negaieve erm een posiief effec op de doaie die gefinancierd word ui de opbrengsen van de personenbelasing. Voor Wallonië en Brussel word da budgeaire effec quasi geneuraliseerd door de inkrimpende solidarieisbijdrage. [Gemeenschappen] Tabel 3.13: horizonale verdeelsleuel 6-17-jarigen: aandeel Vlaamse Gemeenschap 56,93% 56,64% 56,07% 56,01% 56,03% 55,75% 54,83% Tabel 3.14: BTW-doaie: % BBP: Vlaamse Gemeenschap Basisdoaie 1,93% 1,79% 1,67% 1,56% 1,46% 1,32% 0,90% Bijkomende Lambermonmiddelen 0,20% 0,37% 0,57% 0,74% 0,90% 1,04% 1,44% Toaal 2,13% 2,17% 2,23% 2,31% 2,36% 2,36% 2,34% Tabel 3.14bis: BTW-doaie: % BBP: Vlaamse Gemeenschap: oude demografische projecies Basisdoaie 1,93% 1,64% 1,47% 1,33% 1,21% 1,10% 0,74% Bijkomende Lambermonmiddelen 0,20% 0,34% 0,50% 0,64% 0,76% 0,88% 1,21% Toaal 2,13% 1,98% 1,97% 1,97% 1,98% 1,98% 1,95%

Tabel 3.15: som BTW-doaie, doaie Personenbelasing en Kijk&luisergeld: Vlaamse Gemeenschap Nieuwe 3,37% 3,38% 3,44% 3,50% 3,54% 3,54% 3,48% Oude 3,37% 3,19% 3,18% 3,16% 3,16% 3,15% 3,09% Tabel 3.16: BTW-doaie: % BBP: Fransalige Gemeenschap Basisdoaie 1,46% 1,37% 1,31% 1,23% 1,14% 1,05% 0,74% Bijkomende Lambermonmiddelen 0,13% 0,22% 0,31% 0,40% 0,49% 0,56% 0,78% Toaal 1,58% 1,59% 1,61% 1,63% 1,63% 1,61% 1,51% Tabel 3.16bis: BTW-doaie: % BBP: Fransalige Gemeenschap: oude demografische projecies Basisdoaie 1,46% 1,26% 1,16% 1,06% 0,98% 0,90% 0,63% Bijkomende Lambermonmiddelen 0,13% 0,20% 0,27% 0,34% 0,41% 0,47% 0,65% Toaal 1,58% 1,46% 1,43% 1,41% 1,39% 1,37% 1,28% Tabel 3.17: som BTW-doaie, doaie Personenbelasing en Kijk&luisergeld: Fransalige Gemeenschap Nieuwe 2,24% 2,25% 2,26% 2,27% 2,27% 2,24% 2,13% Oude 2,24% 2,12% 2,08% 2,05% 2,03% 2,01% 1,89% To 2030 zien de Vlaamse Gemeenschap en de Fransalige Gemeenschap hun budgeaire marges oenemen (zie Tabellen 3.15 en 3.17). Pas in de periode 2030-2050 zouden de (relaieve) marges negaief worden voor de Fransalige gemeenschap erwijl die van de Vlaamse Gemeenschap zouden afnemen maar nog seeds posiief zouden blijven. Voor de federale overheid zou di uimonden in een saus-quo. 4. Uigaven A. Mehodologie De mehode voor he voorspellen van uigavenevoluies besaa ui he oepassen van demografische projecies op kosenprofielen. Via onderzoek naar de leefijdssrucuur van de begunsigden van de uigaven worden de oale uigaven verdeeld over specifieke leefijdsklassen. Kosenprofielen worden vervolgens berekend als de huidige per capia uigaven voor een bepaalde leefijdscaegorie. Concree zijn die gelijk aan de oale uigaven per leefijdscaegorie gedeeld door he aanal rechhebbenden in die leefijdsgroep. Wanneer we verondersellen da kosenprofielen

nie veranderen over de ijd, kunnen we op basis van he kosenprofiel en de projecies van he aanal rechhebbenden in de oekoms de impac van demografische verschuivingen op de overheidsuigaven berekenen. De veronderselling van een consan kosenprofiel gaa echer in vele gevallen nie op, en di o.a. omwille van prijseffecen wegens schaalvoordelen, cohoreeffecen, een wijzigende paricipaiegraad, poliieke voorkeuzen, he Baumoleffec en/of prijzen van goederen die sneller oenemen dan de inflaie. Hier concenreren we ons op de wijziging van de uigaven als gevolg van verschuivingen in leefijdscaegorieën en evenueel ook wijzigingen in paricipaiegraden. B. Toepassingen zie: De effecen van de vergrijzing op de uigaven voor zorgverzekering en hoger onderwijs, Van Hecke, A., working paper Seunpun Fiscaliei en Begroing, juli 2008 a) Zorgverzekering Bemerk da de SCvV de jaarlijkse uigaven voor de Vlaamse zorgverzekering raam op 0,1% van he BBP in de periode 2007-2050. b) (Hoger) onderwijs? saisische problemen ; demografie beïnvloed ook leerplichonderwijs ; c) Ziekeverzekering? C. Inegraie in Vladymo (zie ook secie 8) De berekening van uigaven op basis van kosenprofielen werd in Vladymo geïnegreerd wa beref de uigaven zorgverzekering en onderwijs. Tabel 4.1 oon de uigaven in Vladymo I en de resulaen wanneer de nieuwe projecies in he model ingevoerd worden. Wa de gemeenschapsuigaven voor de pos Onderwijs beref, werden nie alleen de voorspellingen voor he hoger onderwijs gebruik, maar werd een gelijkaardige projecie doorgevoerd voor he lager onderwijs. De mehode is analoog: via de demografische evoluie van he aanal 3-17-jarigen en een kosenprofiel voor 2006 da jaarlijks gecorrigeerd word voor inflaie en reële loonsijgingen, worden de oekomsige uigaven gescha. Omwille van de leerplich word de paricipaiegraad consan gehouden. 17% van de oale onderwijsuigaven werd beschouwd als vase kosen en buien de projecies gehouden. Die vase kosen werden enkel aangepas aan inflaie en de reële groei van he BBP.

Tabel 4.1 : uigaven voor welzijn en onderwijs (in 1000 euro) Welzijn, Volksgezondheid & culuur 2006 2015 2030 2050 Oud 3.673.931 5.025.094 8.331.968 16.351.294 Nieuw: Basisscenario 1 3.673.931 5.063.564 8.348.898 16.277.727 Basisscenario 2 3.673.931 5.088.705 8.392.796 16.369.178 Scenario 1bis 3.673.931 5.097.098 8.522.949 16.920.191 Scenario 2bis 3.673.931 5.124.811 8.582.214 17.079.221 Scenario 2bis+Brussel 3.673.931 5.129.743 8.598.286 17.115.136 Onderwijs 2006 2015 2030 2050 Vlaamse Gemeenschap: oud 8.452.038 11.015.957 18.020.255 34.430.767 Vlaamse Gemeenschap: nieuw 8.452.038 12.063.451 21.700.972 43.352.745 Fransalige Gemeenschap: oud 5.688.984 7.633.469 12.808.182 25.054.520 Fransalige Gemeenschap: nieuw 5.688.984 8.288.488 14.834.309 29.672.848 5. Economische groei: boom-up benadering A. Mehodologie Vladymo I (versie 2001) bereken voor elke regio he bruo geografisch produc (BGP). He BBP van he Rijk is gelijk aan de som van he BGP van Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Hierbij word de economie veronderseld gesloen e zijn op he naionaal niveau. Een consane fracie van de acieve beroepsbevolking in een regio is veronderseld e pendelen naar één van de wee andere regio s. Hierui volg de neo pendel voor elke regio eens de acieve beroepsbevolking in een regio gekend is. Per definiie is: me = aanal jobs in regio i in periode = (acieve) beroepsbevolking in regio i in periode = bevolking in regio i in periode = bevolking op beroepsacieve leefijd in regio i op ijdsip = aanal pendelaars van region regio i naar regio j in periode We definiëren ook als he aanal werklozen in regio i in periode. De groei van de arbeidsproduciviei is exogeen en kan ussen de regio s verschillen.

Acivieisgraden (en bijgevolg de beroepsbevolking) zijn exogeen en kunnen verschillen ussen de regio s. He aanal werkenden,, is endogeen: bij een lagere groei van de lonen dan de produciveisgroei, daal de werkloosheidsgraad in een regio (en beïnvloed posiief de werkzaamheidsgraad). gecorrigeerd voor de neo-pendel geef he aanal jobs in een regio,, en ook de werkgelegenheidsgraad. In Vladymo II volgen we een iewa andere benadering. Per definiie is: De deerminanen van de groei van he bruo geografisch produc zijn de groei van: de arbeidsproduciviei, de verhouding aanal jobs/aanal werkenden, de werkzaamheidsgraad en de bevolking op beroepsacieve leefijd, of formeel: [ ] =0 impliceer da de groeivoe van he BGP in een regio gelijk is aan de som van de groeivoe van de arbeidsproduciviei en de groeivoe van de acieve beroepsbevolking. De groeivoe van he BBP van he Rijk bekomen we dan als de (gewogen) som van de groeivoeen van de regionale BGP s. Formeel hebben we als groeivoe van he BBP voor een land besaande ui regio A en regio B: Wanneer we verondersellen da (zoals in Vladymo I): = 0 en da de groeivoe van de arbeidsproduciviei ideniek is over de regio s, is de groeivoe van he bruo regionaal produc gelijk aan die van he bruo geografisch produc, of

De evoluie van he bruo regionaal produc is van belang 24 omda de horizonale verdeling van de doaies gebaseerd is op de inkomsen ui de personenbelasing (op basis van woonplaas). *BGP: aanal jobs is van belang ( werkgelegenheidsgraad ) ; BRP: acieve beroepsbevolking is van belang ( werkzaamheidsgraad ) + Bij wijze van illusraie (en als oepassing van growh accouning ) kunnen we berekenen welke verandering in de werkzaamheidsgraad vereis is om een bepaalde groeivoe van he BGP e bereiken, gegeven de geprojeceerde evoluie van de bevolking op beroepsacieve leefijd in een regio (zie Figuur 5.1). Bemerk da al vanaf 2019 de groeivoe van de bevolking op beroepsacieve leefijd negaief is in Vlaanderen. Figuur 5.1: de verwache jaarlijkse groeivoe van de bevolking op beroepsacieve leefijd: 2007-2030 2,00% jaarlijkse groeivoe van de bevolking op beroepsacieve leefijd 1,50% 1,00% 0,50% 0,00% 2005-0,50% 2010 2015 2020 2025 2030 2035 Flanders Wallonia Brussels Tabel 5.1 geef de vereise gemiddelde jaarlijkse groeivoe van de werkzaamheidsgraad om een gemiddelde groeivoe van 2,2% van he BGP e bereiken, gegeven een gemiddelde groeivoe van de arbeidsproduciviei van 1,3% over de periode 2007-2030. Tabel 5.1: heoreische jaarlijkse groeivoe van de werkzaamheidsgraad Flanders Wallonia Brussels 0,82% 0,59% 0,13% 24 Ook in een vereveningssyseem op basis van belasbare basissen en/of belasingopbrengsen is he BRP van belang.

Tabel 5.2 geef de gemiddelde groei van de werkzaamheidsgraad in de periode 1997-2007 voor de berokken regio s. Tabel 5.2: gemiddelde jaarlijkse groeivoe van de werkzaamheidsgraad Flanders Wallonia Brussels 0,77% 0,66% 0,45% Bron: EAK, eigen berekeningen Een verandering in de werkzaamheidsgraad in een regio kunnen we als volg bepalen. We ween da een verandering in de (acieve) beroepsbevolking e wijen is aan een verandering in de bevolking op beroepsacieve leefijd en/of een verandering in de acivieisgraad (wan per definiie: ). We ween ook da de werkzaamheidsgraad per definiie gecorrigeerd voor 1 minus de werkloosheidsgraad. Formeel: gelijk is aan de acivieisgraad Tabel 5.3: arbeidsmarkindicaoren: Vlaams Gewes 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Acivieisgr aad 64,7 3% 64,7 8% 65,1 6% 65,6 6% 66,3 8% 66,0 6% 66,8 0% 66,7 5% 68,0 1% 68,6 5% 68,3 9% 69,1 4% Werkzaam heidsgraad 60,7 8% 61,4 5% 61,6 9% 62,1 0% 63,5 0% 63,4 3% 63,5 2% 62,9 4% 64,3 1% 64,9 0% 64,9 8% 66,1 3% werklooshei dsgraad 6,11 % 5,14 % 5,32 % 5,42 % 4,34 % 3,99 % 4,92 % 5,71 % 5,45 % 5,46 % 4,99 % 4,36 % Bron: EAK, Seunpun Werk en Sociale Economie Tabel 5.4: arbeidsmarkindicaoren: Waals Gewes 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Acivieisgr aad 61,6 8% 62,1 1% 62,6 6% 62,1 5% 61,7 8% 61,4 7% 61,4 2% 62,2 0% 62,6 0% 63,6 7% 63,5 9% 63,6 8% Werkzaam heidsgraad 53,0 2% 53,8 1% 54,2 1% 54,2 1% 55,3 4% 55,3 5% 54,9 0% 55,4 4% 55,0 5% 56,0 8% 56,1 2% 56,9 8% werklooshei dsgraad 14,0 3% 13,3 6% 13,4 9% 12,7 8% 10,4 2% 9,95 % 10,6 1% 10,8 7% 12,0 6% 11,9 3% 11,7 5% 10,5 3% Bron: EAK, Seunpun Werk en Sociale Economie

Tabel 5.5: arbeidsmarkindicaoren: Brussels Hoofdsedelijk Gewes 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Acivieisgr aad 62,2 6% 63,5 6% 64,1 8% 63,6 5% 63,4 4% 61,9 7% 63,9 2% 63,1 4% 64,2 9% 65,6 5% 64,9 3% 66,1 1% Werkzaam heidsgraad 52,2 3% 53,0 4% 53,6 6% 53,4 3% 54,5 1% 53,9 2% 54,5 1% 53,1 9% 54,0 7% 54,8 3% 53,4 5% 54,7 6% werklooshei dsgraad 16,1 1% 16,5 5% 16,3 9% 16,0 6% 14,0 7% 12,9 8% 14,7 3% 15,7 6% 15,9 0% 16,4 7% 17,6 9% 17,1 7% Bron: EAK, Seunpun Werk en Sociale Economie Een verandering in de werkzaamheidsgraad,, bekomen we op basis van geprojeceerde (regionale) poeniële ewerksellingsgraden 25 (zie secie B) en nauurlijke werkloosheidsgraden (zie secie C). B. Regionale poeniële ewerkselling Aanpak: zie A. Sabadash, Esimaion of poenial employmen and Nairu Merk op: Saisische problemen C. Nairu Aanpak: A. Sabadash, Esimaion of poenial employmen and Nairu Merk op: Saisische problemen D. 6. Budgeaire scenario s a) Naionale Nairu als e bereiken doel voor Wallonië en Brussel, Vlaanderen saus-quo mb Nairu b) Alle regio s op he niveau van Nairu in Vlaanderen c) Nairu in Vlaanderen op niveau van Scandinavische landen 7. Regionale belasingopbrengsen De belasingopbrengsen van een aanal caegorieën (werkenden, werklozen, gepensioneerd) zijn per region gekend. De groei van de belasingonvangsen in een regio zou kunnen worden berekend 25 In Hermreg is de geprojeceerde acivieisgraad (naas de demografische projecie) de enige variabele die boom-up word geproduceerd. Da geld (grosso modo) ook voor de acivieisgraad in de berekeningen van de SCvV. He Federaal Planbureau onderzoek momeneel of de projecies van de regionale acivieisgraden publiek kunnen worden gemaak.