Appendagitis epiploica: een onderbelichte zelflimiterende acute buikaandoening

Vergelijkbare documenten
Lodewijk Cobben. Magnetic resonance imaging in acute appendicitis

Dr M.Schoneveld Dienst abdomiale heelkunde UZ Brussel. Appendicitis?

Acute blindedarmontsteking Appendicitis acuta Chirurgie

Samenvatting in het Nederlands. Samenvatting

Samenvatting en conclusies

1 Epidemiologie van multipel myeloom en de ziekte van Waldenström

Chirurgie. Acute blindedarm ontsteking. (Appendicitis Acuta)

Dit onderzoek wordt als volgt benoemd: 1. Inspectie (kijken) 2. Auscultatie (horen) 3. Palpatie (voelen) 4. Percussie (kloppen)

ZorgSaam. darmontsteking. acuta (APPENDICITIS ACUTA)

Darmoperatie bij Diverticulitis. Chirurgie Waregem O.L.V. van Lourdes Ziekenhuis

acute blindedarmontsteking

Disseminatiediagnostiek bij locoregionaal recidief van mammacarcinoom: klinische praktijk en perspectief voor PET

Vroege detectie van naadlekkage. Marcel den Dulk 25 juni 2013

Kennis toepassen, en beslissingen nemen. Hoe denkt de arts? 2. Wat doet de arts? Hoe wordt kennis toegepast? Wat is differentiaal diagnose?

Acknowledgement. Acknowledgement

TB zonder positieve kweek: hoe hard is de diagnose? Cecile Magis-Escurra, longarts Consulent klinische tuberulose KNCV/NVALT NTDD 20 juni 2013

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

CHIRURGIE. Blindedarmontsteking. Appendicitis

Saffire Phoa. CT voor preoperatieve stagering van het pancreascarcinoom

Downloaded from UvA-DARE, the institutional repository of the University of Amsterdam (UvA)

Ouderen en kanker: epidemiologie en factoren van invloed op behandeling en overleving. Maryska Janssen-Heijnen Valery Lemmens

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Magnetic resonance imaging in acute appendicitis Cobben, L.P.J. Link to publication

Trends in incidentie en prevalentie van kanker en in overleving van patiënten in Zuidoost-Nederland,

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Functionele buikklachten

MRI in de diagnostiek van acute trombose Techniek van de toekomst

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Minimaal in Máxima. Gerrit Slooter et al.

Osteonecrosis of the jaw (ONJ)

Met buikpijn naar de huisarts

Abdominale Chirurgie Blindedarmontsteking

Blindedarm ontsteking (Appendicitis) Maatschap Chirurgie IJsselland Ziekenhuis

Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae

Blindedarmontsteking (Appendicitis)

Nico Mensing van Charante Lezing Grenzen aan de Geneeskunde

Acute buik. Joost Nonner

Betere kwaliteit = betere uitkomst van zorg?

Achtergrond. capitatum lunatum. trapezoideum. duim scafoïd. pink. trapezium

Onderzoek naar het effect van antibiotica op het beloop van acute milde diverticulitis

Minder onterechte appendectomie door echografie en CT

Perifere zenuw blokkade bij een patiënt at risk voor compartiment syndroom? Lucie van Genugten 3 e jaars AIOS Anesthesiologie 7 November 2014

De patient centraal in de acute zorg

Kennislacunes NHG-Standaard Buikpijn bij kinderen

Chirurgie. Patiënteninformatie. Blindedarmoperatie (appendectomie) Bij volwassenen. Slingeland Ziekenhuis

Pneumonie vaststellen bij onderzoek in verpleeghuizen

The diagnosis and prognosis of venous thromboembolism : variations on a theme Gibson, N.S.

Blindedarmontsteking. Appendicitis. Poli Chirurgie

Chirurgie en zwangerschap. Yves Jacquemyn

Blindedarmontsteking Appendicitis. Poli Chirurgie

Familiaire Mediterrane Koorts

Ouderen met kanker: epidemiologie en factoren van invloed op behandeling en overleving. Maryska Janssen-Heijnen

BLINDEDARMONTSTEKING APPENDICITIS

Appendicitis (Blindedarmontsteking)

Pancreascysten prevalentie & risico op maligne ontaarding

TRAUMATISCH PANCREASLETSEL

De oudere patiënt met comorbiditeit

J. Mamma aandoeningen. Inhoudsopgave 01 J 02 J 03 J 04 J 05 J 06 J 07 J 08 J 09 J 10 J 11 J 12 J 13 J 14 J 15 J 16 J 17 J 18 J 19 J

Rechter fossa pijn: niet steeds appendicitis. Carine Petré - Radioloog Lieven Tack - Urgentiegeneeskunde

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Ontstekingsparameters in de huisartspraktijk. Warffum 2012

Vreemde voorwerpen in slokdarm en/of maagdarmstelsel bij honden en katten

Hoe kan wetenschappelijk onderzoek versneld worden met de diagnosethesaurus? Jan Verschuuren. Symposium DHD 24 september 2015

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Scheurbuik? Het mysterie rondom type B aorta dissecties Prof.Dr. Hence Verhagen

Lokaal irresectabel pancreascarcinoom: valkuilen bij diagnostiek na chemotherapie. Prof. dr. Marc Besselink HPB chirurg, Amsterdam UMC

Effecten van een op MBSR gebaseerde training van. hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en

The clinical efficacy of chest computed tomography in trauma patients

Radium 223 therapie bij botmetastasen

Bejaarden met buikpijn: beeldvorming op basis van een warrig verhaal. Hendrik Mertens Medische Beeldvorming Zaterdag 21 september 2013

Downloaded from UvA-DARE, the institutional repository of the University of Amsterdam (UvA)

Verwijderen blindedarm bij kind en jongeren

Dissectie van de A. carotis door een stomp trauma. Fanny Vuik Keuze Coassistent IC

Klinische Dag. 3 oktober 2013 Disclosure belangen spreker. (potentiële) belangenverstrengeling

Spoed Interventie Team (SIT): waarom en hoe? Elien Pragt Anesthesioloog-intensivist MUMC+ 22 april 2016

De NHG-Standaard Traumatische knieproblemen (eerste herziening): samenvatting

Nederlandse samenvatting

Periodieke Koorts Met Afteuze Faryngitis En Adenitis (PFAPA)

Acute and chronic pancreatitis: epidemiology and clinical aspects Spanier, B.W.M.

Buikwandbreuk. Chirurgie. Locatie Hoorn/Enkhuizen

Blindedarmontsteking bij kinderen en jongeren

NEDERLANDSE SAMENVATTING

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

Mogelijkheden van resectie na chemotherapie bij het pancreascarcinoom. Prof. dr. Marc Besselink Afdeling Chirurgie, AMC Amsterdam

The effects of meniscal allograft transplantation on articular cartilage Rijk, P.C.

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Al Dan Niet Beelvormend Onderzoek Bij Vermoeden Van Appendicitis Acuta

B l i n d e d a r m o n t s t e k i n g

Vereniging voor Ziekenhuisgeneeskunde

DIAGNOSTIEK. Shandra Bipat, klinisch epidemioloog Afd. Radiologie Academisch Medisch Centrum

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

12.1 Acute onderbuikpijn

LOWER RESPIRATORY TRACT INFECTIONS IN ADULTS: A CLINICAL DIAGNOSTIC STUDY GENERAL PRACTICE

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Verwijderen van de galblaas

VARIATIE IN KANKERZORG: EEN ZORG? SABINE SIESLING OUTCOMES RESEARCH AND PERSONALIZED CANCER CARE

Transcriptie:

groeien weer met de curve mee. Daarnaast verlicht sondevoeding voor de patiënten en hun ouders de evengoed zware lasten van de ziekte (een badbeurt en een verbandwissel duurt 2-3 uur, ook vóór schooltijd). Patiënten met epidermolysis bullosa kunnen steun hebben aan lotgenotencontact via de patiëntenvereniging (www.debra.nl). Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. abstract From gene to disease; epidermolysis bullosa due to mutations in proteins in or around the hemidesmosome. Epidermolysis bullosa is a group of hereditary mechanobullous dermatoses in which detachment of the skin and mucosa in or around the epidermal basement membrane takes place from birth on. The clinical manifestations vary from abnormalities in the nails to painful mutilation of the skin, eyes, mouth, throat, oesophagus and locomotor apparatus. Ten genes have been identified that can cause a form of epidermolysis bullosa. These genes code for proteins in or around the hemidesmosome, the site of anchorage of the basal cell to the basement membrane. The prevalence of epidermolysis bullosa is about 1 in 22,000. The diagnosis is on the basis of the medical history, clinical findings, immunofluorescence microscopy, electron microscopy and DNA studies. The current treatment is still primarily symptomatic and prophylactic. literatuur 1 Fine JD, Eady RA, Bauer EA, Briggaman RA, Bruckner-Tuderman L, Christiano A, et al. Revised classification system for inherited epidermolysis bullosa: report of the Second International Consensus Meeting on diagnosis and classification of epidermolysis bullosa. J Am Acad Dermatol 2000;42:1051-66. 2 Rijssen A van, Molier L, Vrijlandt AJW, Jonkman MF. Bulleuze dermatitis artefacta. Ned Tijdschr Geneeskd 2000;144:1465-9. 3 Fine JD, Bauer EA, McGuire J, Moshell A. Epidermolysis bullosa: clinical, epidemiologic, and laboratory advances and the findings of the national Epidermolysis Bullosa registry. Baltimore: The Johns Hopkins University Press; 1999. 4 Jonkman MF. Epidermolysis bullosa. In: Oranje AP, Waard-van der Spek FB de, redacteuren. Handboek kinderdermatologie. Utrecht: De Tijdstroom; 1996. p. 236-50. 5 Jonkman MF. Hereditary skin diseases of hemidesmosomes. J Dermatol Sci 1999;20:103-21. Aanvaard op 6 februari 2003 Oorspronkelijke stukken Appendagitis epiploica: een onderbelichte zelflimiterende acute buikaandoening a.c.van breda vriesman, j.c.a.de mol van otterloo en j.b.c.m.puylaert Appendices epiploicae zijn kleine gesteelde vetaanhangels aan de buitenzijde van het colon (figuur 1). De exacte functie van deze appendices is onbekend, maar gedacht wordt aan een rol bij het afdekken en het inperken van een lokale ontsteking, vergelijkbaar met de functie van het omentum, en aan vetopslag als energiereserve. 1 Door torsie of knikken van de steel van de appendix of door spontane veneuze trombose kan een appendix epiploica ischemisch worden en infarceren. 23 Vanwege de daaropvolgende steriele ontsteking is dit ziektebeeld appendicitis epiploica genoemd, maar om verwarring te voorkomen met ontsteking van de appendix vermiformis wordt dit vaak vervangen door appendagitis epiploica. 2 De klinische presentatie van patiënten met appendagitis epiploica is beschreven als aspecifiek, vergelijkbaar met die van vaak voorkomende acute buikaandoeningen zoals appendicitis of sigmoïddiverticulitis. 3 4 Het is Medisch Centrum Haaglanden, locatie Westeinde Ziekenhuis, Postbus 432, 2501 CK Den Haag. Afd. Radiologie: A.C.van Breda Vriesman, assistent-geneeskundige (thans: radioloog, Rijnland Ziekenhuis, Leiderdorp); dr.j.b.c.m.puylaert, radioloog. Afd. Chirurgie: dr.j.c.a.de Mol van Otterloo, chirurg. Correspondentieadres: dr.j.b.c.m.puylaert. Samenvatting: zie volgende bladzijde. dan ook begrijpelijk dat de juiste diagnose op basis van klinische bevindingen slechts zelden wordt gesteld. Een foutieve diagnose kan resulteren in operatie, ziekenhuisopname of antibiotische therapie. Geen van deze behandelingen lijkt geïndiceerd, aangezien het natuurlijk beloop van appendagitis epiploica als goedaardig is beschreven, 4-6 hoewel er in de literatuur ook een enkele patiënt gemeld is met een gecompliceerd verloop. 78 Met echografie en computertomografie is men goed in staat appendagitis epiploica te diagnosticeren. 1 5 6 9 Toenemende aandacht voor de aandoening in de radiologische literatuur suggereert dat appendagitis epiploica, tot voor kort beschouwd als zeer zeldzaam, vaker voorkomt dan algemeen wordt aangenomen. Wij verrichtten onderzoek met als doel het beschrijven van de klinische bevindingen en het vaststellen van het natuurlijke beloop van deze aandoening. patiënten en methoden In ons ziekenhuis (een algemeen perifeer stadsziekenhuis met 600 bedden) is het beleid erop gericht om in Ned Tijdschr Geneeskd 2003 7 juni;147(23) 1113

samenvatting Doel. Beschrijven van de klinische bevindingen en het vaststellen van het natuurlijke beloop bij patiënten met appendagitis epiploica. Opzet. Retrospectief. Methode. Onderzoek van de klinische gegevens uit de medische dossiers van alle patiënten met appendagitis epiploica, bij wie met echografie en CT de diagnose werd gesteld in het Medisch Centrum Haaglanden, locatie Westeinde, in de periode juni 1988-oktober 2001. Resultaten. De studiegroep bestond uit 49 patiënten, 38 mannen en 11 vrouwen, met een mediane leeftijd van 41 jaar. De hoofdklacht was focale buikpijn met een mediane diagnostische vertraging bij de patiënt van 2 dagen, gelokaliseerd in het linker onderkwadrant (n = 34), rechter onderkwadrant (n = 8), rechter bovenkwadrant (n = 6), of linker bovenkwadrant (n = 1) van de buik. Behalve misselijkheid en braken bij 2 patiënten waren andere klachten afwezig. Leukocytose en verhoogde bezinkingssnelheid van de erytrocyten werden gevonden bij respectievelijk 21 en 26% van de patiënten, en tekenen van peritonitis bij 53%. Bij 2 patiënten werd de juiste diagnose op klinische gronden overwogen. Bij alle patiënten was er een ongecompliceerd spontaan herstel onder conservatieve behandeling; het merendeel was klachtenvrij binnen 9 dagen. Conclusie. Door toegenomen gebruik van beeldvormende diagnostiek bij patiënten met acute buikklachten wordt appendagitis epiploica aanzienlijk vaker gediagnosticeerd dan voorheen. Klinisch wordt de aandoening meestal niet onderkend door de afwezigheid van onderscheidende symptomen. De ziekte heeft een goedaardig natuurlijk beloop, en een juiste diagnose met echografie en CT voorkomt een onnodige operatie en behandeling. principe bij alle patiënten met acute of subacute buikpijnklachten aanvullend echografisch onderzoek te verrichten. Jaarlijks worden om deze reden ongeveer 1500 buikechografieën verricht, waarbij in de regel de gehele buik wordt onderzocht. Wij verrichtten een retrospectieve analyse van de klinische gegevens uit de dossiers van alle patiënten in ons ziekenhuis bij wie de diagnose appendagitis epiploica gesteld werd in de periode juni 1988-oktober 2001. Bij alle patiënten in onze studiegroep werd de diagnose echografisch gesteld en met CT bevestigd. De patiënten werden voor beeldvormende diagnostiek verwezen door de huisarts of door een arts van de afdeling Spoedeisende Hulp. Het klinische beloop werd bij een deel van de patiënten door een chirurg poliklinisch gevolgd, een ander deel werd terugverwezen naar de huisarts met de afspraak contact op te nemen met het ziekenhuis bij verandering, toename of aanhouden van de klachten. Bij meerdere patiënten werd het beloop tevens echografisch gecontroleerd. Patiënten werden geïncludeerd indien: (a) de bevindingen bij echografie en CT karakteristiek waren voor appendagitis epiploica, (b) er geen aanwijzingen waren bij echografisch onderzoek of bij CT voor een alternatieve diagnose zoals appendicitis of diverticulitis, en (c) er zich in het verdere beloop geen andere diagnose aandiende. De karakteristieke echografische bevinding bij appendagitis epiploica is een 1 tot 4 cm grote intra-abdominaal gelokaliseerde massa van echorijk ontstoken vetweefsel, dat vastzit aan het colon, exact op de plek van de meeste pijnklachten (figuur 2). 5 9 Met CT bevestigt men de diagnose door het aantonen van een karakteristieke dense ring in of rondom het ontstoken vetweefsel (figuur 3), hetgeen overeenkomt met oedemateus verdikt visceraal peritoneum rondom de ontstoken appendix epiploica. 569 resultaten De studiegroep bestond uit 49 patiënten met appendagitis epiploica en was opgebouwd uit 38 mannen en 11 vrouwen, met een mediane leeftijd van 41 jaar (uitersten: 13-73). De klinische bevindingen bij de patiënten staan in de tabel. Alle patiënten hadden klachten van lokale buikpijn, met een mediane periode van 2 dagen tussen het begin van de klachten tot aan het consulteren van een dokter (uitersten: 1-16). De pijn werd aangegeven in het linker onderkwadrant door 34 patiënten (69%), in het rechter onderkwadrant door 8 patiënten (16%), in het rechter bovenkwadrant door 6 patiënten (12%) en in het linker bovenkwadrant door 1 patiënt (2%). Behoudens klachten van misselijkheid en braken bij 2 patiënten (4%) waren andere klachten afwezig. Geen van de patiënten noemde een duidelijke oorzaak voor de klachten of een luxerende activiteit die voorafging aan de klachten. Lokale loslaatpijn als teken van peritoneale prikkeling was aanwezig bij 26 patiënten (53%). De lichaamstemperatuur, het leukocytengetal en de bezinkingssnelheid van de erytrocyten (BSE) werden gemeten bij 34 patiënten. Bij de overige 15, die allen door de huisarts direct voor echografisch onderzoek waren verwezen, werden deze parameters niet gemeten. De mediane lichaamstemperatuur was 37,3 C (uitersten: 36,4-37,9). Het mediane leukocytengetal was 8,6 10 9 /l (uitersten: 4,8-14,8) en bij 7 patiënten (21%) was het leukocytengetal hoger dan 10 10 9 /l. De mediane BSE was 14 mm/1e uur (uitersten: 1-38) en bij 9 patiënten (26%) was de BSE hoger dan 20 mm/1e uur. De klinische waarschijnlijkheidsdiagnose voordat echografie en CT werd verricht, luidde sigmoïddiverticulitis bij 32 patiënten (65%), appendicitis bij 10 patiënten (20%), cholecystitis bij 2 patiënten (4%), salpingitis bij 2 patiënten (4%), appendagitis epiploica bij 2 patiënten (4%) en nefrolithiasis bij 1 patiënt (2%). Beloop. Alle 49 patiënten werden conservatief behandeld, waarbij er geen medicijnen werden voorgeschreven. Geen van de patiënten werd geopereerd of ter observatie in het ziekenhuis opgenomen. Bij 32 patiënten werd het beloop poliklinisch gecontroleerd door een chirurg; bij allen trad er een spontaan herstel op zonder complicaties, waarbij de klachten volledig verdwenen na een mediane periode van 9 dagen, gerekend vanaf het begin van de klachten (uitersten: 3-44). Met de overige 17 patiënten werd afgesproken om contact op te nemen met het ziekenhuis bij aanhouden of veranderen van de klachten. Geen van deze patiënten werd voor klinische herbeoordeling in het ziekenhuis teruggezien, wijzend 1114 Ned Tijdschr Geneeskd 2003 7 juni;147(23)

ascitesvloeistof appendices epiploicae (met vetweefsel) rectum sigmoïd (met gas) figuur 1. CT-snede van de onderbuik met niet-afwijkende appendices epiploicae bij het sigmoïd, zichtbaar omdat ze bij deze patiënt omgeven worden door ascitesvloeistof. op een ongecompliceerd spontaan herstel ook in deze groep. Bij 19 patiënten (39%) werd echografisch controleonderzoek verricht na een mediane periode van 5 dagen na het stellen van de diagnose (uitersten: 1-67). In deze periode werd een langzame afname van de omvang van de ontstoken vetmassa waargenomen. Na 8 weken was de massa volledig verdwenen (n = 2). beschouwing Wanneer een patiënt zich presenteert met een acute buik, ziet de clinicus zich voor een complex, maar uitdagend probleem geplaatst. De differentiaaldiagnose van acute buikpijn is zeer uitgebreid, waarbij de geïndiceerde behandeling, afhankelijk van de aandoening, kan variëren van een spoedoperatie tot geruststelling van de patiënt. Bovendien is de klinische presentatie van een buikwand ontstoken vetweefsel sigmoïd figuur 2. Echografische afbeelding van appendagitis epiploica. Links onder in de buik, op de plek van de meeste pijn, wordt bij deze patiënt echorijk ontstoken vetweefsel gevonden, vastzittend aan het sigmoïd, dat op zich niet-afwijkend is en zonder divertikels. Ned Tijdschr Geneeskd 2003 7 juni;147(23) 1115

coecum appendagitis epiploica appendix voorheen werd aangenomen. 569 In ons ziekenhuis stelden wij de diagnose bij 49 patiënten in 160 maanden tijd, omgerekend ongeveer eens per 3 maanden. Deze relatief hoge frequentie sluit aan bij publicaties waarbij appendagitis epiploica werd gevonden bij 2,3 tot 7,1% van de patiënten met een klinische diagnose sigmoïddiverticulitis en bij 0,3 tot 1% van de patiënten met een klinische diagnose appendicitis. 615 Kliniek. Appendagitis epiploica kan op alle leeftijden voorkomen, met een hoogste incidentie onder volwasse- psoasspier iliacale vaten figuur 3. CT-afbeelding van appendagitis epiploica bij een patiënt met klinische aanwijzingen voor appendicitis. Deze opname van de onderbuik toont een karakteristieke dense ring, overeenkomend met verdikt visceraal peritoneum, omgeven door gering ontstoken vetweefsel, grenzend aan het coecum. De appendix vermiformis is niet-afwijkend en derhalve werd de geplande appendectomie afgezegd. acute buikaandoening vaak atypisch en is een zekere diagnose, alleen op basis van klinisch onderzoek, lang niet altijd mogelijk. Om deze redenen wordt bij deze patiëntengroep in toenemende mate aanvullend beeldvormend onderzoek verricht, waarmee afwijkingen zowel kunnen worden aangetoond als uitgesloten. 10 11 Dit ruimere gebruik van echografie en CT bij acute buikklachten heeft geleid tot nieuwe inzichten omtrent de epidemiologie en het natuurlijke beloop van verschillende ziektebeelden. Betekenis van de radiologie voor de epidemiologie van appendagitis epiploica. In het tijdperk voor introductie van echografie en CT kwamen veel buikaandoeningen met een zelflimiterend karakter nooit aan het licht; wanneer de klachten niet ernstig genoeg werden geacht om een laparotomie te rechtvaardigen, werd de juiste diagnose vaak niet gesteld. In de huidige tijd, met laagdrempelig beeldvormend onderzoek, worden deze aandoeningen vaak wel opgespoord. Appendagitis epiploica lijkt een goed voorbeeld van deze ontwikkeling. De aandoening is voor het eerst beschreven aan het begin van de vorige eeuw, 12 maar is daarna weinig bekend gebleven. Na de eerste vermelding van de diagnose, gesteld met CT 15 jaar geleden, 13 heeft appendagitis epiploica toenemend aandacht gekregen in de literatuur en is ook in dit tijdschrift enkele jaren geleden beschreven, toen nog als appendicitis epiploica. 14 Tot voor kort werd de aandoening als zeer zeldzaam beschouwd, met in totaal slechts 110 gevallen beschreven in de medische literatuur tot 1960, 15 maar recent is duidelijk geworden dat de aandoening meer voorkomt dan Klinische bevindingen in een groep van 49 patiënten met appendagitis epiploica klinische manifestatie aantal patiënten (%) (n = 49) lokale buikpijn 49 (100) linker onderkwadrant 34 (69) rechter onderkwadrant 8 (16) rechter bovenkwadrant 6 (12) linker bovenkwadrant 1 (2) peritoneale prikkeling 26 (53) verhoogde BSE ( 20 mm/1e uur) 9/34 (26) leukocytose ( 10 10 9 /l) 7/34 (21) misselijkheid/braken 2 (4) klinische waarschijnlijkheidsdiagnose sigmoïddiverticulitis 32 (65) appendicitis 10 (20) cholecystitis 2 (4) salpingitis 2 (4) appendagitis epiploica 2 (4) nefrolithiasis 1 (2) 1116 Ned Tijdschr Geneeskd 2003 7 juni;147(23)

nen mannen. 2 3 Onze jongste patiënt was 13 jaar. In de literatuur is gesuggereerd dat de aandoening vaak voorkomt na een grote lichamelijke inspanning, maar geen van onze patiënten gaf deze of een andere oorzaak voor de klachten aan. 5 Het belangrijkste symptoom is lokale acute of subacute buikpijn (zie de tabel), meestal links of rechts onder in de buik gelokaliseerd, hetgeen overeenkomt met de positie van het sigmoïd en het coecum, waar zich de meeste appendices epiploicae bevinden. 1 Overige klachten zijn in de regel afwezig en de patiënt maakt geen zieke indruk. Ruim de helft van onze patiënten had peritonealeprikkelingsverschijnselen en de ontstekingsparameters in het bloed waren bij ongeveer een kwart van de patiënten verhoogd. Deze bevindingen zijn aspecifiek en bootsen de kliniek na van vaak voorkomende aandoeningen zoals appendicitis en diverticulitis, hetgeen ook in onze studie leidde tot een foutieve klinische diagnose bij vrijwel alle patiënten. Alleen bij 2 patiënten, met pijn in het linker onderkwadrant en die te jong werden geacht voor diverticulitis, was de klinische waarschijnlijkheidsdiagnose appendagitis epiploica. Een mogelijke verklaring voor de juiste klinische diagnose bij deze 2 patiënten is de inmiddels grotere bekendheid van de clinici in ons ziekenhuis met dit ziektebeeld; 1 van de 2 patiënten was namelijk assistent-geneeskundige en had de appendagitis epiploica op grond van de klinische verschijnselen bij zichzelf reeds vermoed. Radiologische diagnose. In tegenstelling tot de klinische diagnose is de radiologische diagnose van appendagitis epiploica betrouwbaar. 1569 Echografie is bij uitstek geschikt als eerste aanvullend onderzoek bij acute buikpijnklachten omdat deze goedkoop, niet-invasief en weinig belastend voor de patiënt is. Bij appendagitis epiploica kunnen de echografische bevindingen echter subtiel zijn en vooral bij onbekendheid met de aandoening kan men haar over het hoofd zien. CT is minder onderzoekerafhankelijk dan echografie en heeft een grote sensitiviteit en specificiteit voor het diagnosticeren van appendagitis epiploica, maar impliceert het gebruik van ioniserende stralen. 56 Het (geringe) risico van de blootstelling aan deze straling dient steeds zorgvuldig te worden afgewogen tegenover het belang van de te verkrijgen diagnostische informatie. 16 Bij patiënten met acute buikklachten, bij wie een onjuiste diagnose belangrijke gevolgen kan hebben voor het beleid en de prognose, speelt deze afweging in de regel een mindere rol. 11 De radiologische differentiaaldiagnose van appendagitis epiploica is beperkt, met het omentuminfarct als belangrijkste aandoening. 5 Het onderscheid tussen beide is klinisch van weinig belang, aangezien de behandeling hetzelfde is. 17 Ontsteking van een appendix epiploica kan ook optreden als gevolg van een locoregionale ontsteking, meestal veroorzaakt door sigmoïddiverticulitis. Deze kan met echografie en CT worden uitgesloten als men daarbij geen lokaal ontstoken divertikel vindt. 18 Behandeling. In het verleden, toen appendagitis epiploica vrijwel alleen bij laparotomie werd gediagnosticeerd, bestond de behandeling uit het operatief verwijderen van de ontstoken appendix epiploica. In de periode dat de diagnose non-invasief gesteld kan worden, is duidelijk geworden dat de behandeling veilig primair conservatief kan zijn, met geruststelling van de patiënt en zelfmedicatie met analgetica zo nodig. Met dit beleid hadden al onze patiënten een volledig spontaan herstel, meestal binnen 9 dagen. Onze studie had tekortkomingen, deels inherent aan de retrospectieve studieopzet. Niet alle patiënten werden in het ziekenhuis gecontroleerd. Bij de recentere patiëntengroep werd poliklinische controle niet meer nodig geacht, op basis van onze voorgaande ervaringen met het zelflimiterende karakter van de aandoening. Verder was het niet mogelijk het aantal fout-positieve uitslagen te bepalen (dat wil zeggen het aantal malen dat met echografie en CT de diagnose appendagitis epiploica werd gesteld terwijl de patiënt een andere ziekte had), mede door de afwezigheid van pathologische bevestiging van de diagnose. Het verkrijgen van chirurgisch of histologisch bewijs zou een onverantwoorde belasting voor de patiënten zijn geweest bij deze aandoening die spontaan herstelt. Wij menen dat de diagnose bij al onze patiënten juist was, aangezien zowel echografie als CT werd verricht, en waarbij de diagnose werd gesteld op basis van radiologische kenmerken waarvan uit de literatuur bekend is dat ze karakteristiek zijn voor pathologisch bewezen appendagitis epiploica. conclusie Appendagitis epiploica wordt klinisch vrijwel nooit herkend. De aandoening heeft geen specifieke klinische kenmerken die onderscheid mogelijk maken met appendicitis of sigmoïddiverticulitis. Alleen bij jonge patiënten met lokale buikpijn in het linker onderkwadrant zonder andere ziekteverschijnselen kan de diagnose op klinische gronden worden gesteld. De ziekte heeft een goedaardig natuurlijk beloop en een onjuiste diagnose of onbekendheid met de aandoening bij de behandelend arts kan daardoor leiden tot onterechte ziekenhuisopname, operatie, of onnodige medicamenteuze behandeling. Met echografie is men in staat de aandoening op te sporen en, bij aanvulling met CT, een specifieke diagnose te stellen waarmee overbehandeling kan worden voorkomen. Door toegenomen beeldvormend onderzoek in de huidige tijd is duidelijk geworden dat appendagitis epiploica aanzienlijk minder zeldzaam is dan algemeen wordt aangenomen. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. abstract Epiploic appendagitis: an underestimated self-limiting acute abdominal condition Objective. To describe the clinical findings in patients with epiploic appendagitis and to evaluate its natural course. Design. Retrospective. Method. A review of the medical records was carried out for all patients who were diagnosed with epiploic appendagitis using ultrasonography and computed tomography (CT), during the period June 1988-October 2001, at the Haaglanden Medical Centre (Westeinde site), The Hague, the Netherlands. Ned Tijdschr Geneeskd 2003 7 juni;147(23) 1117

Results. The study group consisted of 49 patients, 38 men and 11 women, with a median age of 41 years. The main symptom was focal abdominal pain, with a median diagnostic delay in the patients of 2 days, located in the left lower quadrant (n = 34), right lower quadrant (n = 8), right upper quadrant (n = 6) or left upper quadrant (n = 1) of the abdomen. No other complaints were present with the exception of nausea and vomiting in two patients. Leucocytosis was found in 21% of patients, the erythrocyte sedimentation rate was elevated in 26% of the patients, and signs of peritoneal irritation were found in 53% of the patients. Epiploic appendagitis was correctly included in the clinical differential diagnosis of 2 patients. All of the patients made a complete and uncomplicated recovery under conservative treatment; the majority were symptom-free within 9 days. Conclusion. Due to the increased use of diagnostic imaging in patients with acute abdominal symptoms, epiploic appendagitis is much more frequently diagnosed than before. Presenting symptoms of epiploic appendagitis are non-specific, leading to misdiagnosis in most cases. Epiploic appendagitis has a benign natural course and if patients are correctly diagnosed using ultrasonography and CT, unnecessary surgery and medical treatment may be avoided. literatuur 1 Ghahremani GG, White EM, Hoff FL, Gore RM, Miller JW, Christ ML. Appendices epiploicae of the colon: radiologic and pathologic features. Radiographics 1992;12:59-77. 2 Thomas JH, Rosato FE, Patterson LT. Epiploic appendagitis. Surg Gynecol Obstet 1974;138:23-5. 3 Carmichael DH, Organ jr CH. Epiploic disorders. Conditions of the epiploic appendages. Arch Surg 1985;120:1167-72. 4 Rao PM, Rhea JT, Wittenberg J, Warshaw AL. Misdiagnosis of primary epiploic appendagitis. Am J Surg 1998;176:81-5. 5 Rioux M, Langis P. Primary epiploic appendagitis: clinical, US, and CT findings in 14 cases. Radiology 1994;191:523-6. 6 Rao PM, Wittenberg J, Lawrason JN. Primary epiploic appendagitis: evolutionary changes in CT appearance. Radiology 1997;204: 713-7. 7 Lee MP. Small bowel obstruction due to epiploic appendagitis. Am J Gastroenterol 1990;85:771-2. 8 Romaniuk CS, Simpkins KC. Case report: pericolic abscess secondary to torsion of an appendix epiploica. Clin Radiol 1993;47:216-7. 9 Molla E, Ripolles T, Martinez W, Morote V, Rosello-Sastre E. Primary epiploic appendagitis: US and CT findings. Eur Radiol 1998; 8:435-8. 10 Puylaert JBCM. When in doubt, sound it out. Radiology 1994;191: 320-1. 11 Gore RM, Miller FH, Pereles FS, Yaghmai V, Berlin JW. Helical CT in the evaluation of the acute abdomen. AJR Am J Roentgenol 2000;174:901-13. 12 Briggs WA. Torsion of appendices epiploicae and its consequences. Am J Med Sci 1908;135:864-70. 13 Danielson K, Chernin MM, Amberg JR, Goff S, Durham JR. Epiploic appendicitis: CT characteristics. J Comput Assist Tomogr 1986;10:142-3. 14 Meulen PH ter, Prakken WJ, Ooms HWA. Appendicitis epiploica. Ned Tijdschr Geneeskd 1999;143:159-61. 15 McGeer PL, McKenzie AD. Strangulation of the appendix epiploica: a series of 11 cases. Can J Surg 1960;3:252-7. 16 Dixon AK, Dendy P. Spiral CT: how much does radiation dose matter? Lancet 1998;352:1082-3. 17 Breda Vriesman AC van, Mol van Otterloo AJC de, Puylaert JBCM. Epiploic appendagitis and omental infarction. Eur J Surg 2001;167:723-7. 18 Hollerweger A, Macheiner P, Rettenbacher T, Brunner W, Gritzmann N. Colonic diverticulitis: diagnostic value and appearance of inflamed diverticula-sonographic evaluation. Eur Radiol 2001;11: 1956-63. Aanvaard op 24 december 2002 Oorspronkelijke stukken Trends in incidentie en prevalentie van kanker en in overleving van patiënten in Zuidoost-Nederland, 1970-1999 m.l.g.janssen-heijnen, w.j.louwman, l.v.van de poll-franse, a.c.voogd, s.houterman en j.w.w.coebergh Trends in incidentie van kanker en overleving van patiënten kunnen worden bestudeerd aan de hand van gegevens van regionale kankerregistraties, waarvan Nederland er 9 telt. De kankerregistratie van het Integraal Kankercentrum Zuid (IKZ) beschikt al over gegevens sinds 1955. 1 Bij het 45-jarig bestaan van deze registratie presenteren wij in dit artikel de trends in incidentie, sterfte en overleving voor de afzonderlijke tumorsoorten per geslacht en bespreken wij de invloed Integraal Kankercentrum Zuid (IKZ), Postbus 231, 5600 AE Eindhoven. Mw.dr.M.L.G.Janssen-Heijnen, mw.ir.w.j.louwman, mw.dr.l.v.van de Poll-Franse, dr.a.c.voogd (thans: Universiteit Maastricht, Capaciteitsgroep Epidemiologie, Maastricht) en mw.dr.s.houterman, epidemiologen; dr.j.w.w.coebergh, arts-epidemioloog (tevens: Erasmus Medisch Centrum, Instituut Maatschappelijke Gezondheidszorg, Rotterdam). Correspondentieadres: mw.dr.m.l.g.janssen-heijnen (m.janssen@ikz.nl). Samenvatting: zie volgende bladzijde. van blootstelling aan risicofactoren, vervroegde opsporing en verbeteringen in behandeling op deze trends. Daarnaast bespreken wij het effect van deze trends op de prevalentie als indicator van de zorgvraag. patiënten en methoden Gegevens. Voor dit onderzoek werden gegevens gebruikt van alle patiënten bij wie kanker werd gediagnosticeerd in de periode 1970-1999 in het registratiegebied van het IKZ. Deze kankerregistratie begon in 1955 in 3 ziekenhuizen in Eindhoven. Eind jaren zestig van de vorige eeuw werd het registratiegebied uitgebreid met het noordoostelijk deel van Noord-Brabant en het noorden van Limburg en vanaf 1986 met het westelijk deel 1118 Ned Tijdschr Geneeskd 2003 7 juni;147(23)