Branche-informatie sociale werkgelegenheid en arbeidsintegratie

Vergelijkbare documenten
Branche-informatie sociale werkgelegenheid en arbeidsintegratie

Branche-informatie sociale werkgelegenheid en arbeidsintegratie

Individuele rapportage bedrijfsvergelijkend onderzoek Cedris 2013

In deze. bench- Branche. markre- sultaten aan en een toelichting. informatie. daarop. Branche-informatie sociale werkgelegenheid en arbeidsintegratie

In deze brochu- re treft u. Branche. en een. daarop. informatie. Branche-informatie sociale werkgelegenheid en arbeidsintegratie

In deze. bench- Branche. markre- sultaten aan en een toelichting. informatie. daarop. Branche-informatie sociale werkgelegenheid en arbeidsintegratie

1 Inleiding 5. 3 Personen WSW-medewerkers Overige doelgroepen Financiën Opbrengsten Kosten 21 4.

- formatieruimte aan uw bedrijf toegekend arbeidsjaren - gerealiseerde taakstelling door uw bedrijf arbeidsjaren

1 Inleiding 5. 3 Personen Wsw-medewerkers Overige doelgroepen Financiën Opbrengsten Kosten 27 4.

Een financieel toekomstperspectief voor het sw-bedrijf na 2013

Een financieel toekomstperspectief voor het sw-bedrijf na 2013

Financiële gevolgen van het beëindigen van tijdelijke contracten in de sociale werkvoorziening

Sector informatie

uw brief van: ons kenmerk: bijlage(n): datum: juni 2015

AGENDAPUNT voor burgemeester en wethouders

Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak

De feiten over beschut werk: werken loont Kernpunten

We zien in figuur 2 dat het aandeel personen met een migratieachtergrond toeneemt van 46 procent januari 2015 naar 51 procent in juni 2017.

Notitie tijdelijke dienstverbanden medewerkers Risse

Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak

Participatiewet. Figuur 2: Personen met bijstandsuitkering: verdeling naar leeftijd januari 2015 december % 80% 49% 54% 60% 40% 42% 37% 20%

Aan de gemeenten in de GR Breed Griffier ter attentie van gemeenteraad. Datum: 31 maart 2014 Onderwerp: gewijzigde begroting 2015

Managementsamenvatting

uw brief van: ons kenmerk: bijlage(n): datum: juni 2014

Managementsamenvatting

Raadsinformatieavond. dinsdag 22 april Transitieplan UW

Factsheet. Participatiewet. Informatie voor de werkgever, juli 2014

De werkschijf van 5. Hoe werkt IBN? 190 mm. 240 mm. IBN Postbus AR Uden T F E info@ibn.nl I

Eerste Kwartaal verslag

Een nieuwe taak voor gemeenten

Gevolgen Participatiewet voor de sociale werkvoorziening

Strategieën gericht op het wegwerken van tekorten op de SW Workshop conferentie Weg naar werk 2020 Utrecht d.d. 11 november 2015

Programma. Wat is de Participatiewet? Hoe kunnen wij u helpen?

Kortetermijnontwikkeling

On-line versie IROKO Rekenmodel Participatiebudget: maak uw eigen Wat als analyses

Aan de Raad. 1. Aanleiding Het voorstel wordt aan de raad voorgelegd in zijn kaderstellende rol

De Participatiewet. Raad op Zaterdag Den Haag, 21 september Edith van Ruijven

De missie van DZB en de Wet werken naar vermogen

Financieel verslag Derde Kwartaal d.d. 13 december DSW Rijswijk en omstreken

Tijdelijke contracten SW: collectief stopzetten is twijfelachtig

Definitief bijgestelde begroting 2015 van Vixia BV en GR

Trendrapport Impact daling Wsw-subsidie op financiën gemeenten

Subsidieresultaat A V. NTW (netto toegevoegde waarde) B N

2014 In cijfers SOCIALE WERKVOORZIENING

Beschut Werk in de praktijk. presentatie 30 maart 2016 Jan-Jaap de Haan (Cedris)

Oplegnotitie begroting 2017

Tweede Kamer der Staten-Generaal

College voor Arbeidszaken Kamer Gesubsidieerde Arbeid

DE PARTICIPATIEWET VOOR U ALS WERKGEVER

Managementsamenvatting

Financieel verslag Prognose d.d. 25 maart DSW Rijswijk en omstreken

Samenvatting van de antwoorden n.a.v. schriftelijke vragen over de Contourenbrief Participatiewet in de Vaste Kamercommissie SZW, dd.

Transitie Participatiewet: Regionale Stellingen

Sector- en bedrijfsinformatie sociale werkgelegenheid en arbeidsintegratie 2007 bedrijfsvergelijkend onderzoek Cedris

UITVOERINGSVARIANTEN PROMEN

Aantal medewerkers Zuidoost-Brabant

Notitie beschut werk. Aanleiding. Indicatiestelling beschut werk UWV

In deze brief presenteer ik de resultaten van deze onderzoeken. Ook stuur ik de onderzoeksrapporten mee.

Coen van Hoorn raad

Benchmark laat zien: betere bedrijfsprestatie en doorstroming dan landelijk gemiddelde, maar ook hogere lonen en hoger ziekteverzuim

Sociale werkbedrijven de toekomst

Analyse instroom

Coen van Hoorn raad

Gewijzigde begroting 2015 Breed als zelfstandige GR, geen onderdeel Werkbedrijf

Rapportage 1 e kwartaal 2017

Risicoanalyse en scenariostudie als onderbouwing van de Kadernota. Samenvatting

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Meer kansen, meer banen. SW-bedrijven als banenmakelaar

Samenwerken aan werk. Werkbedrijf: Schakel tussen mens & werk

Le L a e r a n n & & S h S a h r a e e b i b jie j e e n e k n om o s m t t S W S Zwolle 12 oktober

BEGROTING bij ongewijzigd beleid Werkvoorzieningschap De Sluis

Aan de gemeenteraad. Registratienummer: GF Datum: 8 mei 2012 Agendapunt: 18. Behandelend ambtenaar: De heer C. Tiemersma

In de begrotingen van PAUW Bedrijven wordt uitgegaan van onderbouwingen en aannames. Hiervoor wordt verwezen naar de betreffende documenten.

Whitepaper Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

Aantal medewerkers West-Brabant

Overheidsbemoeienis versus maatschappelijk verantwoord ondernemen. Wat betekent deze wet voor u als werkgever?

Ingekomen stukken. Vergadering : 22 januari 2015

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Vragenlijst inventarisatie effecten omvorming WSW naar Wet Werken naar Vermogen

2. Globale analyse 2015

Registratienummer: GF Datum collegebesluit: 19 mei 2014 Agendapunt: 12

De sociale werkvoorziening in 2000

De Participatiewet en De Banenafspraak. Stijn van Bruggen Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Rapportage benchmark ziekteverzuim SW-sector, 2007

Sociaal jaarverslag 2012

2013 In cijfers SOCIALE WERKVOORZIENING

Personeelsmonitor 2011 Samenvatting

Sociaal Domein 2016: De Uitdaging Hoe krijgen we mensen aan het werk? Evelien Meester

Begroting Bedrijfsresultaat

Ontwikkelingen in de sociale werkvoorziening

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Kerngetallen 4 maandsrapportage Avres. Toeleiding naar werk, talentontwikkeling en sociale ontwikkeling

Oktober Participatiewet; kansen in samenwerking

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

BEGROTING 2015 WERKVOORZIENINGSSCHAP ZUID-KENNEMERLAND

Registratienummer: GF Datum collegebesluit: 16 april 2013 Agendapunt: 7

Aantal medewerkers Noordoost-Brabant

Participatiewet. 1 januari 2015

t ^ nveq.íĩ? ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^- ^

Detacheren & Uitzenden Anticiperen op Participatiewet. Door : Jan Klerks Controller WSD

Transcriptie:

Branche-informatie sociale werkgelegenheid en arbeidsintegratie 2013

Inhoudsopgave 1 Inleiding 6 2 Sociale werkbedrijven in meerjarenperspectief 7 2.1 Wsw'ers bij gewone werkgevers 7 2.2 Financiële ontwikkeling bij sociale werkbedrijven 9 3 Personen 11 3.1 Wsw-medewerkers 11 3.2 Overige doelgroepen 15 3.3 Professionals 16 4 Wachtlijst 18 4.1 Stand op de wachtlijst 18 4.2 Ontwikkeling op de wachtlijst 19 5 Instroom en uitstroom Wsw 20 5.1 In- en uitstroom in Wsw-dienstverband 20 5.2 Ziekteverzuim 21 6 Financiën 22 6.1 Opbrengsten 22 6.2 Kosten 24 6.3 Resultaat 28 7 Het sociale werkbedrijf nader toegelicht 30 7.1 Het bedrijfsresultaat van een gemidddeld sociaal werkbedrijf 30 7.2 Verschillen per sociaal werkbedrijf 32 7.3 Het bedrijfsresultaat ontleed 34 7.4 Samenvattend 37 Bijlage 1: Schematische indeling van de werkladder Wsw 38 Branche-informatie sociale werkgelegenheid en arbeidsintegratie 2013 3

Voorwoord Job Cohen Voorzitter Cedris Ook dit jaar zijn sociale werkbedrijven erin geslaagd meer mensen aan de slag te krijgen bij gewone werkgevers: 35.400 Wsw ers werken nu bij een gewone werkgever. Ondanks de crisis. Ondanks terughoudende werkgevers. Ondanks dat sociale werkbedrijven mensen met meer beperkingen moesten plaatsen (degenen die meer in huis hebben, werken al bij gewone werkgevers). Deze prestatie maakt zichtbaar dat sociale werkbedrijven de arbeidsmarktregio s veel te bieden hebben bij het realiseren van de baanafspraken en de uitvoering van de Participatiewet. Werkgeverscontacten, begeleiding en advies, meedenken over werkprocessen en kosten en organisatie van groepsdetacheringen: sociale werkbedrijven hebben er ruime ervaring in. Die expertise is van groot belang als je werkgevers wilt laten zien wat ze te winnen hebben bij de inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Want een goede match maakt dwang in de vorm van een quotum overbodig. Dan ziet een werkgever niet meer een werknemer met een vlekje, maar gewoon Daniëlle, Dennis of Dirk die precies díe bijdrage levert, waar de organisatie behoefte aan heeft. Tegelijk maken de cijfers ook zichtbaar, dat een forse groep mensen aangewezen blijft op beschut werk. Soms tijdelijk, soms helaas voor altijd. Nieuw beschut werk blijft dus ook in de toekomst van groot belang. Door bezuinigingen, maar vooral uit onzekerheid, aarzelen gemeenten om te investeren in nieuw beschut werk voor de zwakste groep. Dat is doodzonde. Echt, zinvol werk is ook van grote betekenis voor mensen die niet bij gewone werkgevers kunnen werken. Bovendien is het voor veel mensen een noodzakelijke tussenstap op weg naar werk bij een gewone werkgever. Zonder beschut werk snijd je voor hen de route af naar een baan bij een gewone werkgever. Voor gemeenten betekent het dat zij jarenlang een uitkering moeten betalen, maar voor mensen betekent het dat ze geen enkel perspectief meer hebben op een betaalde baan. Dat zouden we moeten voorkomen, vanuit menselijk perspectief èn uit financieel oogpunt. 4 Financieel ziet de situatie van sociale werkbedrijven er iets beter uit dan de afgelopen jaren. Er is echter nog steeds een tekort van 103 miljoen als gevolg van eerdere bezuinigingen van het Rijk en de crisis. Toch hebben SW-bedrijven hun financiële resultaat met 64 miljoen weten te verbeteren. Een forse prestatie, zeker

in dit economisch klimaat. Sociale werkbedrijven kunnen hun kosten ook maar beperkt beïnvloeden omdat de loonkosten voor de Wsw ers een vast gegeven zijn. Ik vind het goed dat sociale werkbedrijven de afgelopen jaren allemaal met een stofkam door de organisatie zijn gegaan om hun bedrijfsresultaten te verbeteren. Met de bezuinigingen van de Participatiewet in het verschiet, is dat ook bittere noodzaak. In de cijfers valt overigens op dat de bedrijven met de beste bedrijfsresultaten hogere opbrengsten, maar óók hogere kosten hebben. Alleen afknijpen loont dus niet: we zullen ook moeten blijven investeren in doortastende marketeers, ervaren bedrijfskundigen en stevige jobcoaches. Met de komst van de Participatiewet zullen we ze hard nodig hebben! 5

1 Inleiding De 92 leden van Cedris zijn sociale werkbedrijven (SW-bedrijven) die mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt begeleiden naar werk. Bij voorkeur gebeurt dat bij een gewone werkgever. Voor wie daar echt op is aangewezen, is er de mogelijkheid te werken op een beschutte werkplek. Sociale werkbedrijven richten zich op een brede groep van mensen die (nog) niet zelf in staat zijn het minimumloon te verdienen, bijvoorbeeld vanwege een beperking of omdat ze al jarenlang niet meer gewend zijn te werken. Het zijn mensen die straks onder de nieuwe Participatiewet vallen. Het gaat om de huidige 100.000 Wsw-medewerkers en een groep van naar schatting 400.000 mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Cedris vindt het belangrijk dat er een goed beeld bestaat van wat de sector doet voor de verschillende doelgroepen, welke middelen daarvoor worden ingezet en wat de financiële en sociale resultaten zijn. Daarom laat Cedris ieder jaar onderzoek doen naar de resultaten van de branche. Dit is de achtste keer dat Cedris dit onderzoek presenteert. De opzet van het onderzoek en de rapportage is vrijwel gelijk aan de opzet van 2012. De deelname aan het onderzoek is onverminderd hoog gebleven: 84 deelnemers. Als rekening wordt gehouden met de grootte en financiële omvang van de bedrijven gaat het om 91 procent van de sector. Met zo n hoog dekkingspercentage is sprake van een vrijwel volledig landelijke dekking. 6

2 Sociale werkbedrijven in meerjarenperspectief In dit hoofdstuk laten we de lange termijnontwikkeling van sociale werkbedrijven zien op twee hoofdthema s. In de eerste plaats wordt de beweging van binnen naar buiten geschetst. Sociale werkbedrijven streven ernaar mensen zoveel mogelijk te plaatsen bij gewone werkgevers. Een tweede thema dat wordt belicht is de financiële positie van de sociale werkbedrijven. Nu de branchecijfers voor de achtste keer zijn opgevraagd is de meerjarenontwikkeling op beide thema s goed zichtbaar te maken. 2.1. Wsw ers bij gewone werkgevers Sociale werkbedrijven zijn gespecialiseerd in het aan de slag helpen van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Aan de ene kant bieden sociale werkbedrijven werk aan in een beschutte omgeving voor mensen die daar echt op aangewezen zijn. Maar de tendens van de afgelopen jaren is dat mensen steeds meer bij gewone werkgevers aan de slag gaan. Sociale werkbedrjjven operen daarbij als matchmaker en zorgen voor begeleiding van mensen op de werkvloer. Ook spelen ze in op de behoefte aan flexibiliteit bij werkgevers door detacheringen aan te bieden. Mensen blijven dan in dienst van het sociale werkbedrijf, maar worden tegen een vergoeding geplaatst bij werkgevers. Voordeel voor werkgevers is dat zij op die manier flexibiliteit behouden en dat de administratieve rompslomp bij het sociale werkbedrijf blijft. Door in te spelen op de flexibilisering van de arbeidsmarkt kun je veel meer mensen plaatsen: vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt zijn steeds meer banen tijdelijk. Tabel 1 Verdeling Wsw-medewerkers (in %) volgens 3 x ⅓ principe, historische reeks Wsw-medewerkers 3 x ⅓ (in %) 05 06 07 08 09 10 11 12 13 Extern geplaatst (begeleid werken, ind. en groepsdeta.) 19 22 24 28 28 31 32 33 34 Werken op locatie 14 17 20 21 22 26 26 25 24 Intern geplaatst (beschermd/intern en test/training) 67 61 56 51 49 43 42 42 42 7

In tabel 1 is zichtbaar dat ondanks de economische teruggang de groep die werkt bij gewone werkgevers van jaar op jaar is gestegen. In 2005 werkte 19 procent van de SW-medewerkers (bijna 19.000 personen) bij gewone werkgevers. In 2013 is dat 34 procent (ruim 35.000 personen): een toename van 85 procent in acht jaar. Voor een deel van de mensen is werk bij gewone werkgevers (nog) niet weggelegd. Deze mensen zijn soms aangewezen op beschut werk, eenvoudige werkzaamheden binnen de muren van het SW-bedrijf. Anderen werken op locatie, vaak in het groen of de schoonmaak. Dit werk vraagt een grotere mate van zelfstandigheid van medewerkers dan beschut werk. Achter deze cijfers gaat een grote dynamiek schuil. Niet alleen is er sprake van instroom en uitstroom uit de Wsw maar ook tussen de werksoorten wisselen medewerkers van werkplek. Zo is er sprake van terugval van medewerkers die werk bij een gewone werkgever niet meer aankunnen, medewerkers die in afwachting van een nieuw contract tijdelijk een interne werkplek hebben of medewerkers die juist de stap van intern werk naar buiten toe zetten. Inschatting is dat jaarlijks circa 20% tot 30% van de medewerkers een nieuwe of andere werkplek heeft. In grafiek 1 is zichtbaar is dat door de jaren heen de groei van het aandeel mensen dat bij gewone werkgevers aan de slag gaat, afneemt. Aannemelijk is dat de meest kansrijke Wsw-medewerkers inmiddels aan de slag zijn bij gewone werkgevers en dat het steeds lastiger wordt om het resterende deel van de SW-medewerkers te plaatsen. Het beperkte aantal beschikbare banen in de huidige arbeidsmarkt heeft hierin mogelijk een dempende werking gehad. In hoeverre met een aantrekkende economie er nog een substantieel extra potentieel is voor het naar buiten plaatsen van medewerkers is op dit moment moeilijk te beantwoorden. Grafiek 1 Aandeel Wsw ers bij gewone werkgevers 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 1% 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 8 Extern geplaatst (begeleid werken, individuele en groepsdetachering) Werken op locatie Intern geplaatst (beschermd/intern en test/training)

2.2. Financiële ontwikkeling sociale werkbedrijven De afgelopen jaren waren de kosten, opbrengsten en het financiële resultaat van sociale werkbedrijven sterk in beweging. Het kabinet Rutte I bezuinigde in 2010-2011 in totaal 120 miljoen op de Rijkssubsidie. Dit betekende dat sociale werkbedrijven fors moesten bezuinigen. De mogelijkheden daarvoor zijn beperkt, omdat de lonen van Wsw ers vastliggen in de cao. Die loonkosten maken wel het grootste deel uit van de kosten van sociale werkbedrijven: zo n 80 procent. De bezuinigingen hadden een groot effect op het verschil tussen de subsidie van het Rijk en de lonen van de Wsw ers. Grafiek 2 Ontwikkeling financieel resultaat sociale werkbedrijven 100 50 0-50 Economische crisis Verbetering bedrijfsvoering 2010 2011 2012 2013-100 -150-200 -250 Bezuiniging Rutte 1 Trendmatige daling loonkosten Verschil loonkosten en subsidie Resultaat bedrijfsvoering In grafiek 2 is zichtbaar dat het verschil tussen lonen en subsidie afneemt van -85 mln in 2010 tot -165 mln in 2012. Daarna is sprake van een lichte stijging als gevolg van een trendmatige daling van de loonkosten. Dat komt omdat mensen die nieuw de Wsw instromen langer dan voorheen op het niveau van het minimumloon zitten en duurdere arbeidskrachten uitstromen. De bedrijfsvoering daalt van -10 in 2010 naar -52 in 2011 1. Dit is het gevolg van de economische teruggang. Daarna verbetert de bedrijfsvoering weer, doordat sociale werkbedrijven besparingen en hogere opbrengsten weten te realiseren. Door deze ontwikkeling verdienen sociale werkbedrijven een deel van de bezuiniging van het Rijk terug. Dit is goed zichtbaar in de grafiek. 1 Resultaat van de kosten (begeleiding, werkplek) en de baten (detacheringstarief of opbrengst productie en diensten). Dit wordt ook wel netto toegevoegde waarde genoemd. 9

De twee ontwikkelingen in de grafiek samen bedrijfsvoering en het verschil tussen lonen en subsidies in de Wsw bepalen het bedrijfsresultaat. Dat wordt zichtbaar in tabel 2. Het totale bedrijfsresultaat is negatief ondanks de positieve ontwikkeling in de bedrijfsvoering. Tabel 2 Meerjarencijfers op hoofdlijnen 2010 2011 2012 2013 Verschil loonkosten en subsidie -85-191 -165-159 Resultaat bedrijfsvoering -10-52 -11 23 Resultaat overige baten en lasten 26 61 9 33 Totaal -69-182 -167-103 10

3 Personen Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de personele ontwikkelingen in de sociale werkbedrijven. Aan de orde komen drie categorieën personen: de Wsw-medewerkers, overige doelgroepen met een afstand tot de arbeidsmarkt en de (ongesubsidieerde) professionals die werkzaam zijn in het sociale werkbedrijf. 3.1. Wsw-medewerkers Tabel 3 Aantal medewerkers Aantal medewerkers 2013 2012 Wsw-medewerkers (personen) 103.900 104.200 Tabel 3 geeft een overzicht van het aantal Wsw-gesubsidieerde medewerkers met een SW-dienstverband per ultimo van het jaar. Het betreft Wsw-gesubsidieerd personeel en Wsw-geïndiceerden op de wachtlijst met een boventallig dienstverband conform cao Wsw. Aan het eind van 2013 waren er 103.900 medewerkers. Dit is iets minder dan het voorgaande jaar. Tabel 4 Aantal arbeidsjaren Wsw Aantal arbeidsjaren Wsw 2013 2012 Wsw-medewerkers 90.500 90.500 In tabel 4 wordt de doelgroep Wsw-medewerkers uitgedrukt in arbeidsjaren (voorheen standaardeenheden). Het aantal arbeidsjaren is lager dan het aantal medewerkers, omdat Wsw ers in deeltijd kunnen werken. In 2012 bedroeg het aantal arbeidsjaren 90.500. Voor 2013 is dit gelijk gebleven. In het licht van de bezuinigingen en de lagere subsidiebedragen zien we dat SW-bedrijven scherper op de taakstelling en het daaraan gekoppelde budget sturen. Hogere realisaties dan de beschikbare taakstelling per gemeente komen vrijwel niet voor. Enkele sociale werkbedrijven hebben de taakstelling over 2013 niet volledig gerealiseerd, met name waar sprake was van een toename van de taakstelling ten opzichte van voorgaand jaar. Daarmee komt het landelijke totaal iets lager uit dan de totale taakstelling (90.804). 11

Verdeling over de werkladder Wsw-medewerkers kunnen worden verdeeld over de werkladder, een categorisering van de verschillende vormen waarin Wsw-gesubsidieerden werk kunnen verrichten. De werkladder bestaat uit 6 treden, oplopend van test/training arbeidsinpassing en beschut werken binnen de muren van het sociale werkbedrijf tot werken in dienst van een reguliere werkgever (begeleid werken). Deze gegevens zijn uitgedrukt in % van het aantal personen (tabel 3). Een toelichting op de categorieën is te vinden in bijlage 1. Tabel 5 Aantal Wsw-medewekers (personen) naar treden op de werkladder Categorie werkladder 2013 % 2012 % Begeleid werken 5.900 6 6.100 6 Individueel gedetacheerd 17.000 16 17.200 16 Extern in groep: groepsdetachering 12.500 12 11.300 11 Extern in groep: werken op locatie 25.300 24 25.900 25 Beschermd/intern geplaatst 41.800 40 42.300 41 Test/training arbeidsinpassing 1.400 1 1.400 1 Totaal 103.900 100 104.200 100 In totaal is het percentage mensen dat bij een gewone werkgever aan de slag is, gestegen van 33% naar 34%, een zelfde stijging als vorig jaar. Bij begeleid werken en individuele detacheringen zien we een zelfde percentage als voorgaand jaar, in absolute aantallen een kleine daling. De toename in detacheringen zien we bij de groepsdetacheringen: van 11.300 naar 12.500. Achterliggende ontwikkelingen zijn een (beperkte) toename van intern werk naar groepsdetachering (van binnen naar buiten plaatsen) en een verplaatsing van werken op locatie naar groepsdetachering. Dit gebeurt bijvoorbeeld als een eigen dienst van een sociaal werkbedrijf (bijvoorbeeld in groen of schoonmaak) wordt overgenomen door een marktpartij en de medewerkers door middel van groepsdetachering bij deze nieuwe marktpartij worden geplaatst. De omvang van de groep die werkzaam is op locatie is afgenomen. Ook bij de interne/ beschutte werkplekken zien we een afname van de cijfers ten opzichte van 2012, terwijl het aantal mensen in de test/training arbeidsinpassing gelijk is gebleven. 12

Figuur 1 Verdeling over de werkladder (personen) 2012 1 41 25 11 16 6 2013 1 40 24 12 16 6 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Test/training arbeidsinpassing Beschermd/intern geplaatst Extern in groep: werken op locatie Extern in groep: groepsdetachering Individueel gedetacheerd Begeleid werken De verdeling van personen over de werkladder is in figuur 1 weergegeven in percentages. Ten opzichte van 2012 is het aandeel personen in groepsdetachering licht gestegen van 11% naar 12%. Het aandeel werken op locatie is daarentegen licht gedaald van 25% naar 24%. In de gegevensuitvraag is bij de Wsw-medewerkers onderscheid gemaakt naar een indicatiestelling van vóór 1998 en daarna. Omdat de indicatiestelling destijds substantieel gewijzigd is, kunnen er verschillen zijn in niveau van werknemers en beloning. Op dit moment is de groep van voor 1998 nog circa 40.000 personen groot, daarmee zo n 38% van de totale populatie. Bij de verdeling van de oudere en nieuwere populatie over de werkladder zien we een vrijwel vergelijkbaar patroon, met bij de oudere populatie relatief wat meer individuele detachering en minder begeleid werken. Verdeling 3 x ⅓ De sector hanteert het zogenaamde 3 x ⅓ principe. Daarbij wordt gestreefd naar een sectorbrede verdeling waarin minimaal een derde van de doelgroep werkt bij reguliere werkgevers, een derde werkt op locatie buiten het sociale werkbedrijf en maximaal een derde binnen het sociale werkbedrijf. De verdeling is een samenvoeging van de 6 categorieën uit tabel 5. Tabel 6 Aantal Wsw-medewerkers (personen) volgens 3 x ⅓ principe Wsw-medewerkers 3 x ⅓ 2013 % 2012 % Extern geplaatst (begeleid werken, ind. en groepsdeta.) 35.400 34 34.500 33 Werken op locatie 25.300 24 25.900 25 Intern geplaatst (beschermd/intern en test/training) 43.200 42 43.800 42 Totaal 103.900 100 104.200 100 In tabel 6 is het aantal medewerkers verdeeld naar de categorieën van het 3 x ⅓ principe. Het aantal medewerkers dat op locatie werkt is licht gedaald, het aantal dat werkt in een externe werkomgeving is licht gestegen. 13

Figuur 2 Verdeling volgens 3 x ⅓ principe 2012 42 25 33 2013 42 24 34 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Intern geplaatst Werken op locatie Extern geplaatst In figuur 3 is de verdeling naar leeftijd van de populatie Wsw-medewerkers weergegeven. Eind 2013 is 4% van de medewerkers 24 jaar of jonger. De grootste groep bevindt zich in de leeftijdscategorie van 45-54 jaar (33%). Zo n 30% van de populatie is 55 jaar en ouder. Verdeling naar leeftijdscategorie Figuur 3 Wsw-medewerkers in 2013 naar leeftijdscategorie (%) 4 13 20 33 30 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 24 jaar en jonger 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55 jaar en ouder Verdeling naar type opdrachtgever Tabel 7 Aantal extern geplaatste medewerkers naar type opdrachtgever Type opdrachtgever 2013 2012 Begeleid werken bij eigen gemeenten 550 580 Detachering bij eigen gemeenten 3.650 3.530 Geplaatst bij derden (private en semipublieke sector) 31.200 30.390 Totaal 35.400 34.500 Van de extern geplaatsten is een groot deel niet bij gemeenten uit het eigen verzorgingsgebied geplaatst, maar bij derden. Eind 2013 bedroeg het aantal extern geplaatste personen 35.400, van wie 550 personen waren geplaatst in begeleid werken bij gemeenten in het eigen verzorgingsgebied. Bij circa de helft van de sociale werkbedrijven hebben de eigen gemeenten Wsw-medewerkers in dienst met begeleid werken. Ten opzichte van 2012 is een lichte daling te zien. Gedetacheerd bij eigen gemeenten waren 3.650 personen, en dat is iets meer dan in 2012. 14

Figuur 4 Verdeling extern geplaatste medewerkers naar type opdrachtgever in (%) 2012 2 10 88 2013 2 10 88 0% 20% 40% 60% 80% 100% Begeleid werken bij eigen gemeenten Detachering bij eigen gemeenten Niet geplaatst bij eigen gemeenten In figuur 4 wordt de verdeling van extern geplaatste personen in procenten weergegeven. 12% was geplaatst bij de eigen gemeenten. Geplaatst bij derden was 88%. 3.2. Overige doelgroepen Naast de Wsw-medewerkers werken in het sociale werkbedrijf ook mensen uit andere regelingen, zoals de WWB, WIA, Wajong, AWBZ et cetera. Deze doelgroepen zijn in dit onderzoek samengevat onder de noemer overige doelgroepen. Tabel 8 Aantal personen in traject overige doelgroepen (per 31 december) 2013 2012 Aantal personen 15.700 17.300 In tabel 8 wordt het aantal personen uit overige doelgroepen weergegeven op 31 december van het meetjaar. Eind 2013 waren 15.700 personen uit deze doelgroepen werkzaam in SW-bedrijven, wederom een daling ten opzichte van het voorgaande jaar, ditmaal met 1.600 personen. Tabel 9 Aantal trajecten overige doelgroepen (aantal lopende trajecten, ongeacht begin- en einddatum) 2013 2012 Aantal trajecten 40.100 45.900 Naast een daling in het aantal personen, zien we ook in het aantal trajecten een verdergaande daling. In het gehele jaar 2013 zijn 40.100 trajecten doorlopen door de overige doelgroepen (tabel 9). Dat is een daling van 5.800 trajecten 15

ten opzichte van 2012. Vanwege de dalende re-integratiebudgetten, zien we dat minder mensen uit de overige regelingen een plek in de SW-bedrijven geboden wordt. Figuur 5 Soort traject overige doelgroepen in (%) 2012 8 15 54 24 2013 14 16 54 17 0% 20% 40% 60% 80% 100% Diagnose/assesment Sociale activering Werken met behoud van uitkering Gesubsidieerde arbeid In het onderzoek is een onderscheid gemaakt in vier soorten trajecten voor overige doelgroepen: diagnose/assessment, sociale activering, werken met behoud van uitkering en gesubsidieerde arbeid. In figuur 5 is de verdeling van de trajecten weergegeven naar soort traject. De verreweg grootste categorie is werken met behoud van uitkering (54% in 2013). Ten opzichte van vorig jaar heeft een verschuiving plaatsgevonden van gesubsidieerde arbeid naar diagnose/ assessment. 3.3. Professionals De doelgroepen worden begeleid en gefaciliteerd door ongesubsidieerde professionals van het SW-bedrijf. In dit onderzoek maken we een onderscheid naar professionals die: indirect werken (bedrijfsleiding en staf); direct werken (ontwikkelingsgerichte medewerkers, zoals jobcoaches, consulenten, interne opleiders en hiërarchische leidinggevenden, zoals werkleiders, et cetera); productiemedewerkers (werknemers, voormannen en direct omzetgenererend personeel). De directe medewerkers zijn in deze paragraaf verder verdeeld naar direct ten behoeve van Wsw-medewerkers en direct ten behoeve van overige doelgroepen. 16

Tabel 10 Aantal professionals naar categorie (fte) Professionals 2013 2012 Indirect 3.900 3.900 Direct t.b.v. Wsw-gesubidieerden 3.200 3.400 Direct t.b.v. overige doelgroepen 700 600 Productie 2.500 2.500 Totaal 10.000 10.300 In tabel 10 wordt het aantal professionals weergegeven naar categorie uitgedrukt in fte. In totaal waren er in 2013 circa 10.000 fte professionals werkzaam in de sociale werkbedrijven. In 2012 lag het totaal nog 300 fte hoger. In deze cijfers is een verdergaande efficiencyslag/bezuiniging zichtbaar waarbij sociale werkbedrijven het aantal leidinggevenden en stafmedewerkers terugbrengen. Tegelijkertijd zien we dat er bij sommige sociale werkbedrijven juist sprake is van een toename van reguliere functies omdat interne functies die in het verleden door Wsw-medewerkers werden ingevuld, gaandeweg door professionals worden vervangen. Ongesubsidieerde professionals zijn in de meeste gevallen in vaste dienst bij het sociale werkbedrijf. Een beperkt deel van de professionals bestaat uit extern ingehuurde arbeidskrachten. Voor bovenstaande cijfers geldt dat de formatie professionals is weergegeven inclusief de externe inhuur. Van de totale formatie werd in 2013 net als in 2012 circa 4 % ingehuurd. Figuur 6 Verdeling van professionals naar categorie (%) 2012 38% 33% 6% 24% 2013 39% 32% 7% 24% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Indirect Direct t.b.v. Wsw-medewerkers Direct t.b.v. overige doelgroepen Productie De verdeling over de vier categorieën professionals wordt in figuur 6 in procenten uitgedrukt. Over 2013 is de verdeling over de verschillende categorieën ongeveer gelijk gebleven. 17

4 Wachtlijst Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de stand en ontwikkeling op de wachtlijst voor de Wsw. 4.1. Stand op de wachtlijst Tabel 11 Aantal mensen op de wachtlijst 2013 2012 Aantal personen 12.600 14.800 Het aantal mensen op de wachtlijst is in 2013 gedaald naar 12.600 personen, een daling van circa 1.200 personen. Hiermee wordt de in 2011 in gang gezette daling voortgezet. Figuur 7 Status op de wachtlijst 2012 3% 22% 75% 2013 2% 16% 81% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Met dienstverband Zonder dienstverband Passief In 2013 heeft 18% van de mensen op de wachtlijst een alternatief aangeboden gekregen en geaccepteerd (tegenover 25% in 2012). 2% heeft een tijdelijk dienstverband (niet zijnde een Wsw-dienstverband), 16% een alternatief zonder dienstverband (bijvoorbeeld: werk met behoud van uitkering of een stageplaats). De overige 81% op de wachtlijst heeft geen tijdelijke oplossing naar werk gekregen of hebben dit niet geaccepteerd. 18

4.2. Ontwikkeling op de wachtlijst Tabel 12 In- en uitstroom op de wachtlijst 2013 2012 Instroom 9.000 8.500 Uitstroom 10.800 13.700 Netto resultaat verloop -1.800-5.200 In 2013 kwamen er 9.000 personen op de wachtlijst bij en verdwenen 11.000 personen van de wachtlijst. De instroom is ten opzichte van 2012 toegenomen, en de uitstroom van de wachtlijst is afgenomen, maar bleef nog steeds groter dan de instroom. Het nettoresultaat is dat de wachtlijst hierdoor is afgenomen met 2.000 personen, in lijn met de daling van het geregistreerde aantal personen op de wachtlijst zoals we zagen in tabel 11. Figuur 8 Instroom wachtlijst naar reden 2012 77% 23% 2013 77% 23% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Op wachtlijst geplaatst Vanuit Wsw teruggeplaatst De instroom op de wachtlijst wordt voor 23% veroorzaakt door terugplaatsing van Wsw-gesubsidieerden vanaf de werkladder (figuur 8). De overige 77% bestaat uit plaatsing op de wachtlijst door indicatiestelling voor de Wsw. Figuur 9 Uitstroom wachtlijst naar redenen 2012 37% 5% 2% 6% 50% 2013 35% 5% 1% 6% 53% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Overige redenen Verhuizing/overplaatsing ander gemeente Reguliere baan Begeleid werken In Wsw-dienstbetrekking ingestroomd Figuur 9 betreft de uitstroom uit de wachtlijst. In 2012 wordt 53% van de uitstroom veroorzaakt door het aanvaarden van een Wsw-dienstverband. 19

5 Instroom en uitstroom Wsw In dit hoofdstuk komt de in- en uitstroom in Wsw-dienstverband en het ziekteverzuim in het SW-bedrijf aan de orde. 5.1. In- en uitstroom in Wsw-dienstverband Tabel 13 Instroom in de Wsw naar trede van de werkladder Werkladder 2013 % 2012 % Begeleid werken 700 9% 900 12% Individueel gedetacheerd 1.000 15% 1.300 16% Extern in groep: groepsdetachering 600 8% 700 9% Extern in groep: werken op locatie 1.400 20% 1.400 17% Beschermd/intern geplaatst 3.400 48% 3.700 46% Totaal 7.000 100% 7.900 100% Tabel 13 toont het aantal ingestroomde personen in een Wsw-dienstverband naar trede op de werkladder, na de eventuele test- en trainingsperiode die is gebruikt om een diagnose te stellen. In totaal stroomden in 2013 7.000 personen de Wsw in. Van deze groep komt 52% bij aanvang in een externe werkomgeving. Dit percentage is een lichte afname vergeleken met dat van 2012. Er zijn 3.400 mensen ingestroomd op een interne plek. Dit zou een eerste indicatie kunnen zijn voor de toekomstige behoefte aan beschut werk. Anderzijds zien we dat een aantal SW-bedrijven er juist voor kiest om gedurende de eerste periode medewerkers intern op te leiden en arbeidsvaardigheden bij te brengen, en daarna naar een externe werkplek te begeleiden. Tabel 14 Uitstroom uit de Wsw naar reden Reden 2013 % 2012 % Reguliere baan 100 1% 100 1% WAO, WIA, Wajong of andere uitkering 1.400 19% 1.900 24% Overige redenen 5.700 76% 5.700 75% Totaal 7.200 100% 7.600 100% 20

De totale uitstroom bedroeg in 2013 7.200 personen. De uitstroom uit de Wsw is in tabel 14 uitgesplitst naar reden van uitstroom. Uitstroom kan verschillende redenen hebben: het aanvaarden van een reguliere baan (zijnde niet begeleid werken) of het verkrijgen van een uitkering zoals WAO, WIA of Wajong. Andere redenen voor uitstroom, zoals pensionering en overlijden zijn samengevat onder overige redenen. De uitstroom om overige redenen is de grootste categorie (76%). In 2013 stroomden afgerond 100 personen uit omdat zij een reguliere baan hadden aanvaard. Het saldo in 2013 van de instroom (7.000) en de uitstroom (7.200) komt vrijwel overeen met het licht afnemende aantal personen in de Wsw van 2012 naar 2013 (tabel 3). Het kleine verschil wordt veroorzaakt door statistische verschillen en afrondingen. 5.2. Ziekteverzuim Het ziekteverzuim heeft in de Wsw veel aandacht. In het bedrijfsvergelijkend onderzoek is gevraagd naar het ziekteverzuim van mensen met een Wsw-dienstverband, mensen in een voortraject (met dienstverband) en overige doelgroepen (met dienstverband). Tabel 15 Ziekteverzuim Categorie % 2013 % 2012 Wsw-dienstverband 12,6 12,8 Voortrajecten 11,1 12,0 Overige doelgroepen 7,9 8,8 Het ziekteverzuim in de Wsw dienstverbanden is in 2013 12,6% en is daarmee iets afgenomen ten opzichte van 2012 (12,8%), waarmee de dalende trend van de afgelopen jaren wordt voortgezet. Voor de overige categorieën (voortrajecten en overige doelgroepen) liggen de percentages zoals gebruikelijk wat lager. Voor deze categorieën is het aantal data beperkt, waardoor tussen de jaren relatief grote schommelingen kunnen optreden. 21

6 Financiën In dit hoofdstuk komen de opbrengsten, de kosten en het financiële resultaat van de SW-sector aan de orde. 6.1. Opbrengsten De opbrengst van SW-bedrijven bestaat hoofdzakelijk uit: arbeidsplaatsgebonden subsidies; de netto omzet 2 van detachering; de netto omzet van productie en eigen dienstverlening. In deze paragraaf worden deze opbrengsten onderscheiden. Daarnaast wordt ook een marge gemaakt op begeleid werken, doordat een deel van de loonkostensubsidies niet wordt doorgegeven aan werkgevers, ter bekostiging van eigen begeleiding en administratie. De marge begeleid werken is in de opbrengst meegenomen onder de noemer arbeidsplaatsgebonden subsidie. Gemeentelijke bijdragen zijn in de berekening van de opbrengst niet meegenomen. Overige bedrijfsopbrengsten komen in het resultaatoverzicht terug (paragraaf 6.3). Opbrengst Wsw-gesubsidieerde medewerker Tabel 16 De totale opbrengst van de Wsw-gesubsidieerde medewerkers (x A 1.000.000) Opbrengst 2013 2012 Arbeidsplaatsgebonden subsidies 2.309 2.286 Netto omzet uit detachering 267 246 Netto omzet uit eigen productie en dienstverlening 597 599 Totaal 3.174 3.131 Tabel 16 geeft een beeld van de opbrengst van de sector. De totale opbrengst in 2013 van 3.174 miljoen is met zo'n 43 miljoen gestegen ten opzichte van 2012. Dit wordt met name veroorzaakt door een stijging van de arbeidsplaatsgebonden subsidies en de omzet uit detachering. 22 2 Onder netto omzet wordt verstaan: omzet minus directe kosten voor inkoop van grond- en hulpstoffen en uitbesteed werk.

Figuur 10 Verdeling omzet Wsw (%) 2012 73% 8% 19% 2013 73% 8% 19% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Arbeidsplaatsgebonden subsidies Netto omzet uit detachering Netto omzet uit eigen productie en dienstverlening De omzet is grotendeels afkomstig uit arbeidsplaatsgebonden subsidies. In 2013 is net als voorgaande jaren bijna driekwart (73%) van de totale opbrengst daaruit afkomstig (figuur 10). Tabel 17 Opbrengst Wsw per arbeidsjaar Opbrengstsoort 2013 2012 Arbeidsplaatsgebonden subsidies (Rijkssubsidie) 26.000 25.800 Netto omzet totaal 9.500 9.300 In tabel 17 zijn de omvang van de Rijkssubsidie en de netto omzet (totaal) per Wsw-arbeidsjaar weergegeven. Per arbeidsjaar werd in 2013 een bedrag van 26.000 aan Rijkssubsidie ontvangen en een netto omzet van 9.500 gerealiseerd. Duidelijk is hierbij de toename in opbrengsten in 2013 zichtbaar. Gezien de grote druk op de producten- en dienstenprijsontwikkeling in de economie (in 2013 vrijwel nihil), is dit een zeer kleine maar reële verbetering. Opbrengst overige doelgroepen De overige doelgroepen genereren ook opbrengsten voor het SW-bedrijf. Hieronder worden die apart in beeld gebracht. Tabel 18 Opbrengst overige doelgroepen (x A 1.000.000) Opbrengst 2013 2012 Arbeidsplaatsgebonden subsidies 25 75 Opbrengst activiteiten overige doelgroepen 81 112 Totaal A 106 A 187 De opbrengst van overige doelgroepen bedraagt in 2013 106 miljoen, een daling van 81 miljoen ten opzichte van het jaar 2012 ( 187 miljoen). De daling wordt grotendeels veroorzaakt door een daling van het aantal gesubsidieerde 23

banen (zie figuur 5) en deels door een afname van de opbrengsten uit trajecten. Dit is het gevolg van de bezuiniging op het Participatiebudget. Netto omzet naar type opdrachtgever De netto omzet van Wsw-gesubsidieerden en overige doelgroepen samen laat zich als volgt verdelen over verschillende typen opdrachtgevers. Figuur 11 Verdeling netto omzet naar type opdrachtgever (%) 2012 38% 12% 51% 2013 38% 12% 50% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Eigen gemeenten Overige overheden/non profit Profit De netto omzet is in 2013 voor 50% afkomstig uit de profitsector (figuur 11). Gemeenten uit het eigen verzorgingsgebied zorgen voor 38% van de omzet. De verdeling is vergelijkbaar met die van 2012. Achter dit landelijk gemiddelde cijfer van 38% gaan overigens forse lokale verschillen schuil. Sommige SW-bedrijven hebben een omzet uit de eigen gemeenten van 20%, bij andere bedrijven ligt dit rond 60%. 6.2. Kosten De kosten van de SW-bedrijven bestaan hoofdzakelijk uit: arbeidskosten voor de doelgroep; arbeidskosten voor ongesubsidieerde professionals; materiële kosten, zoals huisvesting, productiemiddelen, afschrijvingen, et cetera. In deze paragraaf worden bovenstaande kostensoorten in beeld gebracht voor de Wsw-medewerkers en overige doelgroepen. Incidentele kosten en financiële lasten (rentekosten) worden in deze paragraaf niet genomen. Zij komen in het resultaatoverzicht (paragraaf 6.3) terug. 24

Kosten Wsw-medewerkers Tabel 19 De kosten van de Wsw-medewerkers (x A 1.000.000) Kostensoort 2013 2012 Arbeidskosten Wsw-medewerkers 2.468 2.451 Arbeidskosten ongesubsidieerde professionals 535 543 Materiële kosten 306 313 Totaal c 3.310 c 3.307 De totale kosten van de Wsw bedragen in 2013 3.310 miljoen, een stijging van 3 miljoen ten opzichte van 2012 ( 3.307 miljoen). De kosten bestaan voor het grootste deel uit arbeidskosten van Wsw-medewerkers. De beperkte stijging vormt een combinatie van de loonsverhoging conform de cao-afspraak (1% met 170 eenmalige uitkering), de wettelijke aanpassingen van de hoogte van het minimum loon (1,5%) en een beperkte daling van het gemiddelde loon doordat er sprake is van een relatief goedkopere instroom (op basis van wettelijk minimumloon) in vergelijking tot de uitstroom van hoger ingeschaalde medewerkers. Daarnaast zien we dat de arbeidskosten van de ongesubsidieerde professionals zijn gedaald. Dit is in lijn met de daling van het aantal personeelsleden die sinds 2010 in gang is gezet (zie ook tabel 10). Overigens geldt daarbij dat personele maatregelen vaak pas in een volgend jaar tot volledige kostenreductie leiden. In het eerste jaar is nog sprake van onder andere kosten flankerend beleid en tijdelijke doorbetaling loonkosten. Tenslotte zien we dat de materiële kosten ten opzichte van 2012 zijn gedaald. Dit is in lijn met de trend van afgelopen jaren waarin de kosten steeds kapitaalextensiever worden. Figuur 12 Verdeling kosten Wsw (%) 2012 73% 17% 10% 2013 75% 16% 9% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Arbeidskosten Wsw-medewerkers Arbeidskosten ongesubsidieerde professionals Materiële kosten In figuur 12 is de verhouding tussen de kostensoorten uitgedrukt in procenten. Daaruit valt af te lezen dat er procentueel gezien slechts lichte wijzigingen zijn in de kostenverdeling; de arbeidskosten van Wsw-medewerkers zijn relatief iets gestegen, materiële kosten en de arbeidskosten van ongesubsidieerde professionals zijn wederom gedaald. 25

Bovenstaande kosten zijn in tabel 20 omgerekend naar kosten per arbeidsjaar Wsw. De arbeidskosten van Wsw-medewerkers bedragen 27.700 per arbeidsjaar, de begeleidingskosten door professionals 5.900 en de materiële kosten 3.400 per arbeidsjaar. In totaal is hiermee sprake van een kostenbesparing van circa 100 per arbeidsjaar. Tabel 20 Kosten Wsw per Wsw-arbeidsjaar Kostensoort 2013 2012 Arbeidskosten Wsw-medewerkers (incl. subsidie begeleid werkers) Arbeidskosten ongesubsidieerde professionals 27.700 27.600 5.900 6.000 Materiële kosten 3.400 3.500 Achter deze gemiddelde cijfers van loonkosten en materiële kosten gaan verschillende ontwikkelingen schuil die om een nadere toelichting vragen. De gemiddelde arbeidskosten per Wsw-medewerker zijn een samenstelling van Wsw-medewerkers in een dienstverband bij het sociale werkbedrijf (circa 94% van de populatie) en de Wsw-medewerkers die via begeleid werken bij een reguliere werkgever in dienst zijn (6%). Voor de Wsw-medewerkers in een dienstbetrekking wordt gemiddeld een brutoloon betaald van circa 28.800. Voor de (beperkte) groep begeleid werkers een loonkostensubsidie van circa 10.000. Over de gehele Wsw-populatie betekent dit een gemiddelde loonsom van 27.700. De materiële kosten zijn samengesteld uit huisvestingskosten, afschrijvingen vaste activa, productiemiddelen en overige kosten. De volgende tabel geeft een uitsplitsing van de landelijke cijfers naar verschillende kostensoorten. Aandachtspunt hierbij is dat in de benchmark de sociale werkbedrijven alleen voor het totaal van de kosten een onderverdeling gemaakt hebben naar SW-activiteiten en overige doelgroepen. Er is dus in de benchmark geen exacte toerekening beschikbaar van bijvoorbeeld huisvestingskosten voor de SW-activiteiten. Hiermee rekening houdend geeft de volgende tabel een globale inschatting hoe de materiële kosten verdeeld zijn. 26

Tabel 21 Uitsplitsing kosten 2013 (%) Uitsplitsing materiële kosten 2013 % 2012 % Huisvestingskosten 19% 19% Afschrijvingen vaste activa 14% 14% Productiemiddelen 12% 12% Overige 35% 35% Niet uitgesplitst 20% 21% Totale materiële kosten (SW + overige doelgroepen) 100% 100% Kosten overige doelgroepen Het aandeel van de arbeidskosten van overige doelgroepen is aanzienlijk lager, omdat lang niet iedereen in dienst van het sociale werkbedrijf komt. Het aandeel van de begeleidingskosten (trajectkosten) is voor deze doelgroepen groter dan in de Wsw. Tabel 22 De kosten van de overige doelgroepen (x A 1.000.000) Kostensoort 2013 2012 Arbeidskosten overige doelgroepen 31 76 Arbeidskosten ongesubsidieerde professionals 55 70 Materiële kosten 26 33 Totaal c 113 c 179 In 2013 bedragen de kosten voor overige doelgroepen 113 miljoen, een daling ten opzichte van 2012 van 66 miljoen. De kostendaling wordt vooral veroorzaakt door een daling van de arbeidskosten voor de overige doelgroepen. Er is sprake van een afname van het aantal gesubsidieerde banen (zie ook figuur 5). Figuur 13 geeft de percentuele verhouding tussen de kostensoorten voor overige doelgroepen weer. Door de toename van het aantal assessments/diagnoses is het aandeel arbeidskosten van ongesubsidieerde professionals relatief toegenomen. 27

Figuur 13 Verdeling kosten overige doelgroepen (%) 2012 42% 39% 18% 2013 28% 49% 23% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Arbeidskosten overige doelgroepen Arbeidskosten ongesubsidieerde professionals Materiële kosten 6.3. Resultaat Tabel 23 Exploitatieoverzicht (x A 1.000.000) Totaal exploitatieoverzicht 2013 2012 Omzet Wsw (totale opbrengsten) 3.174 3.131 Omzet overige doelgroepen (totale opbrengsten) 106 187 Totale omzet 3.280 3.318 Kosten Wsw 3.310 3.307 Kosten overige doelgroepen 113 179 Totale kosten 3.423 3.486 Exploitatieresultaat - 143-168 Overige bedrijfsopbrengsten 27 33 Saldo incidentele baten en lasten 13 32 Bedrijfsresultaat - 103-167 Het bovenstaande resultaatoverzicht toont voor 2013 een negatief bedrijfsresultaat van 103 miljoen. Dat is een verbetering ten opzichte van 2012 met 64 miljoen (- 167 miljoen). Achter deze cijfers gaan verschillende ontwikkelingen schuil. 28 Allereerst hebben we gezien dat de omzetcijfers achter blijven met zo n 38 miljoen ( 3.280 versus 3.318). Dit is het saldo van een beperkte omzetstijging bij de Wsw en een omzetdaling bij de overige doelgroepen. Vervolgens hebben

we gezien dat er sprake is van een besparing in de kosten met 63 miljoen ( 3.423 versus 3.486). Met deze kostendaling wordt de omzetdaling meer dan gecompenseerd. Het saldo is zichtbaar in de ontwikkeling van het exploitatieresultaat: deze is van 2012 op 2013 licht verbeterd (van - 168 miljoen naar - 143 miljoen). Tenslotte zien we dat het saldo incidentele baten en lasten is toegenomen: van - 32 mln naar + 13 mln. Het jaar 2012 was een uitschieter naar beneden doordat toen verschillende grote sociale werkbedrijven eenmalige reorganisatielasten kenden. In 2013 is mogelijk sprake van een incidenteel voordeel omdat sociale werkbedrijven een belastingteruggave over de afgelopen jaren hebben ontvangen. In het resultaatoverzicht zijn de vaste gemeentelijke bijdragen buiten beschouwing gelaten. In 2013 betrof dat een bedrag van 86 miljoen, een toename ten opzichte van 2012 ( 71 miljoen). We zien dat de tekorten in het bedrijfsresultaat bij meer bedrijven en voor een groter deel door middel van vaste gemeentelijke bijdragen worden gefinancierd ( 86 van de 103 miljoen). Dit is een illustratie van een toenemende transparantie tussen gemeenten en sociale werkbedrijven, omdat in het verleden vaker tekorten achteraf via eenmalige bijdragen of bijvoorbeeld via een afname van reserves werden gefinancierd. 29

7 Het sociale werkbedrijf nader toegelicht In de voorgaande hoofdstukken hebben we de resultaten laten zien van de SW-sector als geheel. In dit hoofdstuk staan we stil bij wat dit betekent voor het resultaat van een gemiddeld (fictief) sociaal werkbedrijf. We leggen uit wat de meest bepalende factoren zijn en gaan nader in op de verschillen tussen sociale werkbedrijven. 7.1. Het bedrijfsresultaat van een gemiddeld sociaal werkbedrijf De landelijke totaalresultaten van de branche hebben we vertaald naar een gemiddeld sociaal werkbedrijf. In het vorige hoofdstuk is toegelicht dat landelijk over de totale SW-populatie van ruim 90.000 arbeidsjaren een negatief bedrijfsresultaat behaald is van -103 miljoen. In Nederland wordt de Wsw uitgevoerd door ongeveer 92 SW-bedrijven. Een gemiddeld sociaal werkbedrijf biedt daarmee werk aan zo n 1.000 Wsw-medewerkers (in arbeidsjaren). Er zijn evenwel grote verschillen in grootte, variërend van enkele honderden tot enkele duizenden medewerkers. 30

Tabel 24 Bepalende factoren van het bedrijfsresultaat (x A 1.000.000) 2013 Gemiddeld bedrijfsresultaat - 1,1 1. Verschil tussen SW-loonkosten en subsidies - 1,7 - SW-loonkosten (cao-loon) - 27,7 - Arbeidsplaats gebonden subsidies 26 2. Saldo opbrengsten en kosten bedrijfsvoering SW 0,2 - Opbrengsten SW (netto toegevoegde waarde) 9,5 - Kosten bedrijfsvoering SW -9,3 3. Overig (andere doelgroepen, opbrengsten, fin. baten en lasten) 0,4 - Opbrengsten overige doelgroepen 0,0 - Overige opbrengsten 0,3 - Saldo financiële en incidentele baten en lasten 0,1 In tabel 24 zien we dat over 2013 het gemiddelde sociale werkbedrijf een negatief bedrijfsresultaat heeft behaald van 1,1 miljoen. In de kern zijn er drie verschillende factoren die aan dit bedrijfsresultaat ten grondslag liggen. De eerste factor betreft het verschil tussen de SW-loonkosten en de Rijkssubsidie. Wsw-medewerkers worden conform de cao betaald. Dat betekent dat de medewerker loon ontvangt op basis van een in het verleden vastgestelde inschaling (historische rechten). De Rijkssubsidie wordt jaarlijks vastgesteld; over 2013 was deze 26.109 per arbeidsjaar. Het verschil van - 1,7 miljoen betekent dat een SW-bedrijf per medewerker gemiddeld zo n 1.700 meer aan loonkosten betaalt dan dat aan subsidie wordt ontvangen. Oorspronkelijk doel van de Rijkssubsidie SW was om aan de gemeente een substantiële tegemoetkoming in de totale kosten te geven; een volledige compensatie van de loonkosten is nooit de primaire doelstelling geweest. Wel kunnen we constateren dat het negatieve verschil tussen de verplichte loonkosten en het ontvangen subsidiebedrag de afgelopen jaren fors is toegenomen. Enerzijds door een toename van de loonkosten (ontwikkeling cao-loon) en anderzijds door een bezuiniging op het subsidiebedrag van 120 miljoen in 2011 en achterwege laten van de prijsbijstelling in 2012. 31

De tweede factor betreft het verschil tussen de opbrengsten en kosten bedrijfsvoering SW. Voor het generen van werk en begeleiden van medewerkers heeft een sociaal werkbedrijf personeelskosten (voor de begeleidende professionals) en materiële kosten (onder andere huisvesting). Daartegenover staat dat met de werkzaamheden die de Wsw-medewerkers uitvoeren een (bescheiden) omzet kan worden behaald. Het positieve saldo van 0,2 miljoen betekent dat de kosten per Wsw-medewerker met de opbrengsten uit het werk kunnen worden gefinancierd. De derde factor is samengesteld uit verschillende elementen. Het gaat onder andere om activiteiten voor overige doelgroepen (bijvoorbeeld re-integratietrajecten), overige bedrijfsopbrengsten en het saldo van (financiële) baten en lasten. Het saldo van 0,4 miljoen betekent dat een gemiddeld sociaal werkbedrijf wat inkomsten heeft uit andere activiteiten of aanvullende middelen, waarmee het verlies op de SW-activiteiten nauwelijks tot niet kan worden gecompenseerd. De drie factoren gezamenlijk tellen op tot een verlies van -1,1 miljoen. In 2013 is dit verlies voor het grootste deel (0,9 miljoen) opgevangen door een vaste gemeentelijke bijdrage. Deels gebeurt dit door aanvullende gemeentelijke bijdragen of voor zover aanwezig door het interen op het eigen vermogen van het sociale werkbedrijf. 7.2. Verschillen per sociaal werkbedrijf Bovenstaand is een gemiddeld sociaal werkbedrijf geschetst. In de praktijk zijn er forse verschillen per bedrijf. In tabel 25 is dit schematisch weergegeven 3. Voor de bedrijven met een bedrijfsresultaat in het middensegment (de zogenoemde mediaan van 50%) zien we dat het bedrijfsresultaat in de orde van grootte van -0,8 miljoen ligt. Kijkend naar het onderste segment (van 100-80%) zien we dat het bedrijfsresultaat sterk negatief is, rond de -4,0 miljoen. Het bovenste segment (van 20% - 0%) heeft een positief bedrijfsresultaat in de orde van 1,1 miljoen. Dat de bedrijven in het middensegment met -0,8 miljoen een iets gunstiger bedrijfsresultaat hebben dan het landelijk gemiddelde van -1,1 miljoen, komt doordat een aantal bedrijven in het onderste segment een sterk negatief resultaat kennen. Dit trekt het landelijk gemiddelde naar beneden. 32 3 Ten behoeve van de vergelijkbaarheid ten opzichte van het gemiddeld sociaal werkbedrijf zijn ook deze bedrijven geschaald tot 1.000 Wsw-medewerkers (in arbeidsjaren).

Tabel 25 Verschillen in bepalende factoren van het bedrijfsresultaat (x A 1.000.000) Resultaat 2013: onderlinge verschillen Laag < 80% Gemiddeld rond 50% Hoog > 20% Bedrijfsresultaat -4,0-0,8 0,9 1. Verschil tussen SW-loonkosten en subsidies -2,9-1,5-0,3 - Arbeidsplaats gebonden subsidies 26,2 26,2 26,2 - SW-loonkosten (cao-loon) 29,2 27,9 26,4 2. Saldo opbrengsten en kosten bedrijfsvoering SW - Opbrensten SW (netto toegevoegde waarde) -1,1-0,1 0,6 8,3 9,3 12,2 - Kosten personeel 5,6 5,8 7,3 - Kosten materieel 3,7 3,6 4,3 3. Overig (andere doelgroepen, opbrengsten, fin baten en lasten) -0,1 0,7 0,5 - Opbrengsten overige doelgroepen -0,2 0,0 0,0 - Overige opbrengsten 0,2 0,4 0,5 - Saldo incidentele baten en lasten 0,1 0,4 0,1 - Saldo financiële baten en lasten -0,2-0,1-0,1 Inzoomend op de verschillen in bedrijfsresultaat tussen het onderste en bovenste segment zien we dat de verschillen zo n 5 miljoen bedragen (- 4,0 miljoen en 0,9 miljoen). Deze worden veroorzaakt door de eerder genoemde drie factoren. De verschillen in loonkosten lopen uiteen van -2,9 miljoen tot -0,3 miljoen, het saldo van opbrengsten en kosten in de bedrijfsvoering van -1,1 miljoen tot 0,6 miljoen. Hierop inzoomend zien we dat de bedrijven uit het bovenste segment gemiddeld een hoger niveau aan opbrengsten én aan kosten hebben dan de lagere segmenten. Goed renderende bedrijven sturen dus niet alleen op kostenreductie maar kijken nadrukkelijk op welke wijze toegevoegde waarde kan worden gegenereerd. In de overige factoren tenslotte zien we een bandbreedte van -0,1 miljoen tot 0,5 miljoen De hoogte van het bedrijfsresultaat is niet bepalend voor de vraag of een sociaal werkbedrijf het goed heeft gedaan of niet. Het ene sociaal werkbedrijf heeft een gunstiger uitgangssituatie en lokale/regionale situatie dan de ander. Voor de loonkosten is bijvoorbeeld van belang hoe de leeftijdsopbouw is van de 33

Wsw-medewerkers: oudere werknemers zijn duurder. Om mensen aan de slag te helpen bij gewone werkgevers, is het belangrijk een aantal grote en geschikte bedrijven in de omgeving te hebben. Zo zijn er meer aspecten waar sociale werkbedrijven mee te maken hebben, die van invloed zijn op hun uiteindelijke bedrijfsresultaat. De vraag is daarom interessant welke factoren sociale werkbedrijven zelf kunnen beïnvloeden en welke niet. In het vorig jaar verschenen rapport Optimaliseren Verdienvermogen wordt ingegaan op hiervoor bepalende factoren als economische en geografische context en de mogelijkheden en onmogelijkheden om gegeven deze lokale context het resultaat te beïnvloeden. 4 7.3. Het bedrijfsresultaat ontleed In onderstaande figuur zien we het bedrijfsresultaat voor de deelnemende bedrijven gerangschikt naar het bedrag per SW-medewerker. Grafiek 3 Het bedrijfsresultaat over 2013 (per Wsw-medewerker) 2.000 1.000 - -1.000-2.000-3.000-4.000-5.000-6.000-7.000 100% - 80% 80% - 60% 60% - 40% 40% - 20% 20% - 0% De deelnemende bedrijven aan de benchmark gerangschikt naar toenemend bedrijfsresultaat. We zien hier de forse spreiding in het bedrijfsresultaat terug, variërend van zo n - 4.000 per medewerker voor het laagste segment, en circa 1.000 voor het hoogste segment. Deze getallen komen overeen met de hierboven geschetste bedragen voor een gemiddeld sociaal werkbedrijf (respectievelijk - 4 mln en 0,9 mln). Het gemiddelde bedrijf (de mediaan) kent een negatief bedrijfsresultaat van 800 per Wsw-medewerker. 34 In de volgende figuur zien we voor de bedrijven op een zelfde manier gerangschikt naar toenemend bedrijfsresultaat het verschil tussen SW-loonkosten en subsidies weergegeven. 4 Optimaliseren Verdienmogen. Rapport in opdracht van Cedris (juni 2013).