Bermen en akkerranden Voor natuurlijke plaagbeheersing Ir. Bert Van Gils 2/1/212, Oedelem Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Eenheid Plant www.ilvo.vlaanderen.be Beleidsdomein Landbouw en Visserij ONDERZOEK NAAR FAB Inleiding DEFINITIES Agrobiodiversiteit: de wilde biodiversiteit aanwezig in het landbouwgebied Functionele agrobiodiversiteit (FAB): agrobiodiversiteit die de landbouw- (gewas)productie kan ondersteunen, bv. bestuivers, bodemorganismen, natuurlijke vijanden van plagen, Biodiversiteit FAB natuurlijke vijanden bestuivers Hoe natuurlijke plaagbeheersing bereiken? 2 1
Inleiding - natuurlijke vijanden Focus op soortgroepen: Bodemorganismen: loopkevers, kortschildkevers, spinnen, Vliegende organismen: sluipwespen, zweefvliegen, lieveheersbeestjes, Stadia waarin een sluipwesp een bladluis parasiteert Larvaal stadium Pop stadium Volwassen 3 Inleiding ONDERZOEK NAAR FAB MET OEMENRANDEN Behoeften van natuurlijke vijanden Afwezigheid insecticiden en landbouwkundige bewerkingen Dekking en nestgelegenheid Voedsel voor alle levensstadia (prooi + nectar en stuifmeel) Wordt aangeboden met de aanleg van bloemenranden 4 2
Onderzoek FAB in grasbermen 5 Experiment 1 (21) Vangschaal Bodemval 6 3
Experiment 1 (21) 7 Waarnemingen A. SOORTENRIJKDOM EN VERDELING Soortenrijkdom = Shannon index Verdeling over de soorten = Eveness 8 4
Waarnemingen B. SPINNEN Spinnen 12 1 Aantal 8 6 4 Brede bloemenrand Smalle bloemenrand Grasberm 2 mei augustus augustus september september 9 C. KORTSCHILDKEVERS Waarnemingen Kortschildkevers 35 3 25 Aantal 2 15 1 5 Brede bloemenrand Smalle bloemenrand Grasberm mei augustus augustus september september 1 5
Lessen uit experiment 1 Bermen en bloemenranden duidelijk verschillend habitat Voor de (gras)berm geldt: - Sterke aanwezigheid spinnen, roofmijten, etc. - Hoge activiteit-densiteiten in het voorjaar - Relatief hoge soortendiversiteit - Meer evenwichtige populaties (verdeling over soorten) Bermen belangrijk voor specifieke nuttige organismen Bermen als reservoir bij verstoring/overwintering? 11 Experiment 2 (211) 12 6
Experiment 2 (211) 13 Waarnemingen A. SPINNEN Verdeling van spinnen 14 12 1 8 6 4 2 mei 14 7
B. WILDE BESTUIVERS Waarnemingen 16 14 Hommels 12 1 8 6 4 2 18 36 72 18 6 1 Solitaire bijen 5 4 3 2 1 18 36 72 18 1 15 Waarnemingen C. OVERIGE SOORTOEPEN 16 Loopkevers 7 Kortschildkevers 14 6 12 5 1 8 6 4 2 mei 4 3 2 1 mei 45 4 35 3 25 2 15 1 5 mei Lieveheersbeestjes 7 6 5 4 3 2 1 mei Sluipwespen 16 8
Lessen uit experiment 2 Grasachtige perceelsrand: Deels bevestiging conclusies berm experiment 1 Sterke aanwezigheid van spinnen Soortendiversiteit, reservoirfunctie, Sterke aanwezigheid van wilde bestuivers Bloemenrand trekt andere nuttige soortgroepen aan Loopkevers en kortschildkevers (<> wet. literatuur) Aanbod nectar en stuifmeel, vegetatiestructuur Perceelsranden als nestgelegenheid voor wilde bestuivers Aanwezigheid van bloemen is voordelig voor FAB 17 Conclusies Bermen en perceelsranden: Belangrijk voor specifieke nuttige organismen Als reservoir bij verstoring/overwintering? Als nestgelegenheid voor wilde bestuivers Aanwezigheid van bloemen is voordelig voor FAB Verklaring waarnemingen in (gras)bermen: Structuurrijk habitat: voorkeur spinnen, roofmijten, Permanent vegetatie aanwezig (jaarrond): Overleving ploegen, zaaien, oogsten, etc. Overwintering Nestplaats 18 9
Toekomstgericht Nieuwe inzichten aangepast beheer? Aanleg: meer soortendiversiteit (bloemen) Maaien: afstemming bloeitijdstip, overwintering 19 Bedankt voor uw aandacht! Ir. Bert Van Gils 2/1/212, Oedelem Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Eenheid Plant www.ilvo.vlaanderen.be Beleidsdomein Landbouw en Visserij 1