PT-Koepelproject Biodiversiteit & Plantgezondheid in de rozenteelt. Resultaten seizoen 2015

Transcriptie

1 PT-Koepelproject Biodiversiteit & Plantgezondheid in de rozenteelt Resultaten seizoen 2015

2 PT-Koepelproject Biodiversiteit & Plantgezondheid in de rozenteelt Verslaglegging : December 2015 Contactpersoon : Chiel van der Voort, Cultus Agro Advies Locatie : Rosa Mundo, Meerlo Projectnummer Cultus : O15-14 Projectnummer PT : 2-41

3 1. Uitvoering 2015 Dit hoofdstuk betreft informatie over de uitvoering van de demo Biodiversiteit & Plantgezondheid in de rozenteelt. De resultaten uit deze demo worden gebruikt in vervolgonderzoek in het seizoen Onderzoeksvraag Wat is het effect van een bloemenmengsel in de nabijheid van de rozenteelt op de aanwezigheid van natuurlijke vijanden en kan hiermee het aantal bespuitingen met schadelijke gewasbeschermingsmiddelen mogelijk worden verminderd? 1.2 Doel van de demo In deze demo zal een bloemenmengsel worden ingezaaid om natuurlijke vijanden te lokken, schuilgelegenheid en voedsel te bieden. Doel hierbij is te kijken welke natuurlijke vijanden zich in het bloemenmengsel bevinden en of ze vanuit het bloemenmengsel ook in de rozenteelt terechtkomen en een positieve invloed uitoefenen. 1.3 Opzet van de demo Looptijd : mei t/m december 2015 Zaaitijdstip bloemenmengsel : mei 2015 Bloemenmengsel : Bloeiend Bedrijf, van Dijke Zaden Zaaihoeveelheid (handmatig inzaai) : 3-4 gram per m 2 Samenstelling bloemenmengsel : Groot Akkerscherm : Koriander : Gele kamille : Meisjesogen : Hoofdjesgilla : Chrysant : Saffloer : Welriekende reseda : Drakenkop : Boekweit : Korenbloem : Gipskruid : Luzerne : Teunisbloem : Kleine zonnebloem : Muurbloem : Gele ganzebloem : Cosmea : Klaproos : Bolderik : Zomertarwe

4 1.4 Materiaal en methode In de teelt van stamrozen is het bloemenmengsel gezaaid. Aanvankelijk zou dit bloemenmengsel tussen de rijen worden gezaaid maar omdat het mengsel een hoogte van 1 meter zou bereiken is ervoor gekozen om het mengsel te zaaien op een spuitpad. Op deze manier zijn zowel in de teelt als tijdens gewasbehandelingen (bijv. spuitwerkzaamheden) geen praktische problemen ontstaan door het bloemenmengsel. Bij de keuze voor het bloemenmengsel is rekening gehouden met de samenstelling en ervaringen uit eerdere onderzoeken. Het was bij de keuze van belang dat er naast bestuivers zoals bijen en hommels vooral ook natuurlijke vijanden, van voornamelijk bladluis, aangetrokken zouden worden. In het begin kwam de ontwikkeling van het bloemenmengsel moeizaam op gang, waarschijnlijk door aanhoudende droogte in combinatie met een dichte ondergrond. Uiteindelijk zijn de verschillende bloemen in het mengsel toch voldoende uitgegroeid. Begin augustus zijn in het mengsel zowel gele als blauwe vangplaten geplaatst, op 5 plaatsen met een tussenruimte van 15 meter. Daarnaast zijn aan beide kanten van het bloemenmengsel, op 5 en 15 meter afstand, ook vangplaten tussen de stamrozen geplaatst. Alle vangplaten zijn begin september vervangen, deze nieuwe vangplaten hebben vervolgens ook weer 4 weken gehangen (tot begin oktober). De verschillende vangplaten zijn beoordeeld op de hoeveelheid gevangen insecten, hierbij is ook gekeken welke soort insecten zich op de platen bevonden en of ze een positieve invloed kunnen hebben op de onderdrukking van bladluis in het rozengewas. Naast het gebruik van vangplaten is tijdens het seizoen ook gekeken in het bloemenmengsel of er wellicht nog andere natuurlijke vijanden waargenomen werden die niet op de vangplaten terecht kwamen.

5 2. Resultaten 2015 Kijkend naar de insecten die op de vangplaten terecht zijn gekomen, kan ten eerste worden gezegd dat gele vangplaten meer insecten hebben aangetrokken. Daarbij is het zo dat zowel in augustus als in september meer activiteit van insecten is waargenomen in het bloemenmengsel dan tussen de stamrozen. Uit de vangplaten die tussen de stamrozen hebben gehangen, op 5 en 15 meter afstand van het bloemenmengsel, lijkt naar voren te komen dat er minder activiteit van insecten is naarmate de afstand tot het bloemenmengsel groter wordt. Op een afstand van 5 meter van het bloemenmengsel worden zijn meer insecten op de vangplaten terecht gekomen dan op een afstand van 15 meter. Zowel op de gele als blauwe vangplaten zijn weinig directe natuurlijke vijanden van bladluis gevonden. Alleen de zweefvlieg en sluipwesp wordt een enkele keer waargenomen, vooral op de gele vangplaten. Verder zijn het vooral vliegjes en muggen die op de vangplaten gekleefd zitten. Opvallend is dat in het bloemenmengsel vooral kleinere vliegjes gevangen worden en dat tussen de stamrozen meer grotere vliegen actief blijken. Tijdens het seizoen is meerdere keren in het bloemenmengsel en tussen het gewas gekeken. Hierbij zijn meerdere natuurlijke vijanden waargenomen dan dat op de vangplaten zichtbaar waren. Het duidelijkst aanwezig in het bloemenmengsel was het lieveheersbeestje, zowel de volwassenen als de larve. Een andere keversoort die werd waargenomen is het Soldaatje, een opvallend oranjekleurig kevertje met een langwerpig lichaam. Ook zij leven van o.a. bladluizen. Daarnaast werden ook een aantal roofwantsen en bodemlevende spinnen waargenomen, beide leven naast bladluizen ook van bijvoorbeeld tripsen en mijten. Spinnen komen niet op de bloemen in het mengsel af, maar kunnen de wildbloemen wel gebruiken als schuilplaats. In de stamrozen zijn deze natuurlijke vijanden niet of nauwelijks waargenomen, enkel het lieveheersbeestje. Dit zou erop kunnen duiden dat het voedselaanbod in het bloemenmengsel al van dusdanige hoeveelheid en kwaliteit is geweest, dat de insecten niet de behoefte hadden om verder te zoeken in de stamrozen.