8 Elektrische installatie



Vergelijkbare documenten
8 Elektrische installatie

5 Mechanismes en accessoires

Elektrische installatie

Elektrische installatie

8 Elektrische installatie

6 Airconditioning AIRCONDITIONING X91 62A

5 Mechanismes en accessoires

INTERIEURBEKLEDING BEKLEDING KAPPEN - KLEPPEN STOELFRAME EN STELRAILS VOOR STOELFRAME EN STELRAILS ACHTER BEKLEDING VOORSTOELEN BEKLEDING ACHTERBANK

0 Algemeen GEGEVENS VAN DE AUTO - MECHANISCH MECHANISCHE INLEIDING HEFMIDDELEN SMEERMIDDELEN INGREDIËNTEN - PRODUCTEN X91 01A 01D 02A 04A 04B

8 Elektrische installatie

0 Algemeen HEFMIDDELEN CARROSSERIE INNOVATIES X91 02A 02B

Elektrische installatie

Elektrische installatie

Elektrische installatie

Zekeringen en Relais

Elektrische installatie

Elektrische installatie

F I A T B R A V O NL S N E L G I D S

Elektrische installatie

Elektrische installatie

BEKLEDING VAN KAPPEN EN KLEPPEN STOELFRAME EN STELRAILS VOOR STOELFRAME EN STELRAILS ACHTER BEKLEDING VOORSTOELEN BEKLEDING ACHTERSTOELEN

Elektrische installatie

Algemeen INTRODUCTIE STORING ZOEKEN BJ0F - BJ0G - BJ0J - BJ0K - BJ0V DECEMBER 2001 EDITION NEERLANDAISE RENAULT 2001

F I A T NL S N E L G I D S

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen

Airconditioning VERWARMING AIRCONDITIONING BG0A - BG0B - BG0D - BG0G - KG0A - KG0B - KG0D - KG04 EDITION NEERLANDAISE NOVEMBER 2000 RENAULT 2000

OVERZICHT VAN DE ORGANEN

Verkorte gebruiksaanwijzing

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

Zekeringen en Relais

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

Verkorte gebruiksaanwijzing

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

4 Plaatwerk ALGEMEEN BODEMPLAAT VOOR CENTRALE BODEMPLAAT ZIJKANT BODEMPLAAT BODEMPLAAT ACHTER BOVENBOUW VOOR BOVENBOUW ZIJKANT BOVENBOUW ACHTERZIJDE

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

Chassis 36B ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING

Vervangt hoofdstuk 29 van Service Mededelingen 2639A en 2651A

Radio codeklavier RTS

Renault TRAFIC. Instructieboekje

LCD scherm va LCD scherm

0 Algemeen GEGEVENS VAN DE AUTO - MECHANISCH HEFMIDDELEN INGREDIËNTEN - PRODUCTEN OLIE VERVERSEN - BIJVULLEN X74 01A 02A 04B 05A

installatiehandleiding Alarmlicht

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889.

Gebruikershandleiding kort

STIGA PARK PRO 20 PRO 16 ROYAL PRESIDENT COMFORT EXCELLENT

6 Airconditioning VERWARMING AIRCONDITIONING GEREGELDE AIRCONDITIONING HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING. X74, en DOCUMENTATIEFASE 2 61A 62A 62B 62C

LCD scherm ve LCD scherm

Metaal RTS codeklavier

WAARSCHUWING. Kabelbinder 6 De kabelboom leiden.

Elektrische installatie

Airconditioning VERWARMING AIRCONDITIONING BJ0E - BJ0J - BJ0K - BJ0M - BJ0P - BJ0V FEBRUARI 2004 EDITION NEERLANDAISE RENAULT 2004

Verwarming en ventilatie

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

Montagehandleiding Elektrische aandrijving. Garage- en bedrijfsdeuren voor zelfmontage

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

2 Aandrijving AUTOMATISCHE TRANSMISSIE AANDRIJFASSEN X91 23A 29A

Elektrische installatie

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN

Gebruiksaanwijzing kort

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

Cobra Alarm Gebruikers Handleiding

Parameters Zichtbaarheid. Inleiding

Verkorte gebruiksaanwijzing

Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM

INITIALISATIEPROCEDURE ACCUTOESTAND (i-stop-instelling) [SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5]

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-1000 STEKKERDOOSSCHAKELAAR

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 AFR-100 FITTING DIMMER/SCHAKELAAR

5 Mechanismes en accessoires

Versie: juni installatiehandleiding. Alarmlicht LXA-8A

De voorkant. De zijkant. De banden

Alarmlicht met sirene

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR. Citroën Distributeur Nieuwe Auto's. - Afleveringstechnicus - Coördinator terugroepacties. Citroën Erkend Reparateur

Auto Alarm FM5000 FM500 FM600 FM700 LCD MINI

AIRBAGS EN GORDELSPANNERS

Gebruikershandleiding AT-300T/R UHF-PLL. 40 kanaals rondleidingsysteem & draadloze microfoon systemen.

Gebruikershandleiding kort

Mauer GmbH Technologie voor beveiliging. Code Combi B VdS-Cl 2 Artikelnummer standaard

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 ALED-003 DRAADLOZE LED SPOT

Ramen stellen GTV en Spider

PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! VOLVO V70 & XC70 quick guide

WAARSCHUWING. CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing

Gebruikers handleiding versie

Stoelen VOORSTOELEN. Juiste zithouding H6544L. Stoelen

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 AGDR-3500 TUIN STEKKERDOOS SCHAKELAAR ZWAAR

Wegverlichting- en homologatieset Workman HD multifunctionele voertuigen uit 2012 en later

Clifford Electronics Benelux bv. Tel Fax

Het Keypad (met segmenten)

Afstelbare parameters - Alarm en centrale vergrendeling

E-Bike. Gebruikers handleiding versie B2

SmartHome Huiscentrale

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 APCR-2300 STEKKERBLOK SCHAKELAAR

[6] Zoekmode activeren [7] Aanmelden zender

Motor Scooter Alarm Systeem. Installatie handleiding

LAGUNA INSTRUCTIEBOEKJE

Renault CLIO. Instructieboekje

Voertuig Controle Golf 7

Transcriptie:

8 Elektrische installatie 80A ACCU 80B VERLICHTING VOORZIJDE 80C XENONLAMPEN 81A VERLICHTING ACHTER 81B BINNENVERLICHTING 81C ZEKERING 82A STARTVERGRENDELING 82B CLAXON 82C ALARM 83A INSTRUMENTEN - DASHBOARD 83C INGEBOUWD TELEMATICASYSTEEM X74 DECEMBER 2004 Edition néerlandaise De door de constructeur voorgeschreven reparatiemethoden, zoals in dit document beschreven, zijn gemaakt volgens de technische richtlijnen geldend op het tijdstip dat dit document werd samengesteld. Deze methoden zijn aan verandering onderhevig indien de constructeur tussentijds constructiewijzigingen op onderdelen of accessoires heeft aangebracht. Alle auteursrechten zijn voorbehouden aan Renault. Reproduceren en/of vertalen, zelfs gedeeltelijk, van dit document evenals het overnemen van de indeling van dit document en/of wijze van aanduiden van de onderdelen is verboden zonder vooraf ontvangen schriftelijke toestemming van Renault. Renault s.a.s. 2005

83D SNELHEIDSREGELAAR 84A SCHAKELAARS 85A WISSEN - SPROEIEN 86A RADIO 86B TELEFOON 87B HUIS MET HULPORGANEN INTERIEUR 87C REGELING VAN DE PORTIEREN 87D RUITBEDIENING - OPEN DAK 87F PARKEERHULP 88A BEDRADING 88C AIRBAG EN GORDELSPANNERS 88D BESTUURDERSSTOEL X74 DECEMBER 2004 Edition néerlandaise De door de constructeur voorgeschreven reparatiemethoden, zoals in dit document beschreven, zijn gemaakt volgens de technische richtlijnen geldend op het tijdstip dat dit document werd samengesteld. Deze methoden zijn aan verandering onderhevig indien de constructeur tussentijds constructiewijzigingen op onderdelen of accessoires heeft aangebracht. Alle auteursrechten zijn voorbehouden aan Renault. Reproduceren en/of vertalen, zelfs gedeeltelijk, van dit document evenals het overnemen van de indeling van dit document en/of wijze van aanduiden van de onderdelen is verboden zonder vooraf ontvangen schriftelijke toestemming van Renault. Renault s.a.s. 2005

LAGUNA II PHASE II - Hoofdstuk 8 InhoudBlz. LAGUNA II PHASE II - Hoofdstuk 8 Inhoud 80A ACCU 80C XENONLAMPEN 80B Accu: Uitbouwen - Inbouwen 80A-1 Accu: Veiligheid 80A-3 Accu: Controle 80A-4 VERLICHTING VOORZIJDE Automatische verlichting 80B-1 Rijverlichting 80B-2 Koplampstelmotor: Uitbouwen - Inbouwen 80C-10 Rekeneenheid xenonlamp: Uitbouwen - Inbouwen 80C-11 Opname element voor van de koplampverstelling: Uitbouwen - Inbouwen 80C-12 Opname element achter van de koplampverstelling: Uitbouwen - Inbouwen 80C-13 Halogeenkoplamp: Uitbouwen - Inbouwen 80B-3 Halogeen koplamp: Afstellen 80B-4 81A VERLICHTING ACHTER Halogeenlampen: Vervangen 80B-5 Mistlicht voor: Uitbouwen - Inbouwen 80B-7 Stelmotor van de koplampen: Uitbouwen - Inbouwen 80B-8 Stelknop van de koplampen: Uitbouwen - Inbouwen 80B-9 Derde remlicht: Uitbouwen - Inbouwen 81A-1 Lichten van achterklep: Uitbouwen - Inbouwen 81A-2 Achterlicht op scherm: Uitbouwen - Inbouwen 81A-3 Kentekenverlichting: Uitbouwen - Inbouwen 81A-5 80C XENONLAMPEN Xenonkoplampen: Beschrijving 80C-1 81B BINNENVERLICHTING Werking 81B-1 Xenonkoplamp: Uitbouwen - Inbouwen 80C-4 Hoogspanningseenheid xenonkoplamp: Uitbouwen - Inbouwen 80C-5 Xenonkoplampen: Afstellen 80C-6 Xenonlampen: Vervangen 80C-8 Binnenlicht: Algemeen 81B-2 Binnenlicht: Uitbouwen - Inbouwen 81B-3 Verlichting make-up spiegel: Uitbouwen - Inbouwen 81B-4 Verlichting onder portier: Uitbouwen - Inbouwen 81B-6

Inhoud 81B BINNENVERLICHTING 82C ALARM Verlichting in dashboardkastje: Uitbouwen - Inbouwen 81B-7 Verlichting onder dashboard: Uitbouwen - Inbouwen 81B-8 Bagageverlichting: Uitbouwen - Inbouwen 81B-9 83A Afstandsradar: Uitbouwen - Inbouwen 82C-1 INSTRUMENTEN - DASHBOARD Instrumentenpaneel: Algemeen 83A-1 81C 82A 82B ZEKERING Zekering stroomonderbreker: Identificatie 81C-1 STARTVERGRENDELING Algemeen 82A-1 Beschrijving 82A-2 Werking 82A-3 Startantennes: Werking 82A-6 Startantenne: Uitbouwen - Inbouwen 82A-7 Knop voor het starten: Uitbouwen - Inbouwen 82A-10 Elektrische stuurkolomgrendel: Uitbouwen - Inbouwen 82A-11 Kaartlezer: Uitbouwen - Inbouwen 82A-13 CLAXON Claxon: Uitbouwen - Inbouwen 82B-1 83C Instrumentenpaneel: Beschrijving 83A-2 Instrumentenpaneel: Uitbouwen - Inbouwen 83A-5 Instrumentenpaneel: Waarschuwingslampjes en tekstberichten 83A-8 Instrumentenpaneel: Configuratie 83A-9 Tankelement: Controle 83A-13 Oliepeilzender: Werking 83A-14 INGEBOUWD TELEMATICASYSTEEM Navigatiesysteem "lage gamma": Uitbouwen - Inbouwen 83C-1 Navigatiescherm: Uitbouwen - Inbouwen 83C-2 Antenne: Uitbouwen - Inbouwen 83C-4 Navigatiesysteem "lage gamma": Antidiefstalcode 83C-5 Navigatiesysteem "lage gamma": Invoeren van de antidiefstalcode 83C-6 Navigatiesysteem hoge gamma: Toetsenbord 83C-8 Centrale communicatie eenheid: Uitbouwen - Inbouwen 83C-9

Inhoud 83D SNELHEIDSREGELAAR 86A RADIO 84A 85A Snelheidsregeling en - begrenzing: Algemeen 83D-1 SCHAKELAARS Draaibare doorvoer: Uitbouwen - Inbouwen 84A-1 Schakelaars onder stuurwiel: Uitbouwen - Inbouwen 84A-2 Ruitenwisserschakelaar: Uitbouwen - Inbouwen 84A-4 Lichtschakelaar: Uitbouwen - Inbouwen 84A-5 Achterruitverwarming: Revisie 84A-6 Buitentemperatuurzender: Uitbouwen - Inbouwen 84A-8 WISSEN - SPROEIEN Lage gamma: Autoradio 86A-1 "lage gamma": Antidiefstalcode 86A-2 "hoge gamma" : Antidiefstalcode 86A-3 Tuner-versterker: Uitbouwen - Inbouwen 86A-4 Antenne van de autoradio: Uitbouwen - Inbouwen 86A-6 Antenne : Werking 86A-8 Tweeter: Uitbouwen - Inbouwen 86A-9 Luidsprekers voor: Uitbouwen - Inbouwen 86A-11 Luidsprekers achter: Uitbouwen - Inbouwen 86A-12 Display 86A-13 Radiobedieningssatelliet: Controle 86A-14 Regen- en lichtsensor: Uitbouwen - Inbouwen 85A-1 Ruitenwissermechanisme voor: Uitbouwen - Inbouwen 85A-2 Ruitenwissermotor voor: Uitbouwen - Inbouwen 85A-5 Ruitenwissermotor achter: Uitbouwen - Inbouwen 85A-8 Mechanisme ruitenwissermotor achter: Uitbouwen - Inbouwen 85A-10 Ruitensproeierpomp: Uitbouwen - Inbouwen 85A-14 Ruitensproeier 85A-15 Koplampsproeierpomp: Uitbouwen - Inbouwen 85A-16 Koplampsproeier: Uitbouwen - Inbouwen 85A-17 Koplampsproeiers 85A-19 86B 87B TELEFOON Voorbereiding: Beschrijving 86B-1 Rekeneenheid: Uitbouwen - Inbouwen 86B-2 Steun van telefoonset: Uitbouwen - Inbouwen 86B-3 Microfoon "handsfree": Uitbouwen - Inbouwen 86B-5 HUIS MET HULPORGANEN INTERIEUR Huis met hulporganen interieur: Algemeen 87B-1 Huis met hulporganen interieur: Uitbouwen - Inbouwen 87B-3

Inhoud 87C REGELING VAN DE PORTIEREN 87F PARKEERHULP Auto zonder sleutel: Beschrijving 87C-1 Auto zonder sleutel : Werking 87C-3 Openingsantennes 87C-8 Openingsantennes: Werking 87C-9 Schakelaar voor het openen van de achterklep: Uitbouwen - Inbouwen 87C-10 Achterklepslot: Uitbouwen - Inbouwen 87C-11 Grendelmotor van de tankdopklep: Uitbouwen - Inbouwen 87C-12 88A Zoemer: Uitbouwen - Inbouwen 87F-3 Rekeneenheid: Uitbouwen - Inbouwen 87F-4 Rekeneenheid: Configuratie 87F-5 Afstandsradar: Uitbouwen - Inbouwen 87F-6 BEDRADING Diagnoseaansluiting 88A-1 Kabelbundel van de hemelbekleding: Uitbouwen - Inbouwen 88A-2 87D RUITBEDIENING - OPEN DAK Elektrisch open dak: Werking 87D-1 Plaats van de rekeneenheden 88A-3 Elektrische ruitbediening: Werking 87D-3 Schakelaar ruitbediening voor op bestuurdersportier 87D-4 Schakelaar ruitbediening voor op passagiersportier: Uitbouwen - Inbouwen 87D-6 Schakelaar ruitbediening achter op achterportier 87D-7 Schakelaar open dak: Uitbouwen - Inbouwen 87D-8 Openingsmotor open dak: Uitbouwen - Inbouwen 87D-9 Elektrisch open dak: Initialisatie 87D-11 88C AIRBAG EN GORDELSPANNERS Algemeen 88C-1 Voorzorgen bij de reparatie 88C-3 Rekeneenheid 88C-5 Opname element stand van de stoel 88C-7 Airbagschakelaar: Uitbouwen - Inbouwen 88C-8 Airbagschakelaar: Controle 88C-9 Schoudergordelspanners voor 88C-10 Gordelspanner heupgordel voor: Uitbouwen - Inbouwen 88C-13 87F PARKEERHULP Parkeerhulp: Werking 87F-1 Schakelaar: Uitbouwen - Inbouwen 87F-2 Frontale airbag bestuurder: Uitbouwen - Inbouwen 88C-16 Frontale airbag passagier: Uitbouwen - Inbouwen 88C-18 Zijairbag borstkas voor: Uitbouwen - Inbouwen 88C-20

Inhoud 88C AIRBAG EN GORDELSPANNERS Zijairbag borstkas achter: Uitbouwen - Inbouwen 88C-22 Zijruitairbag: Uitbouwen - Inbouwen 88C-24 Crash sensor zijkant: Uitbouwen - Inbouwen 88C-26 Onschadelijk maken 88C-27 88D BESTUURDERSSTOEL Toetsenbord bediening voorstoel: Uitbouwen - Inbouwen 88D-1

ACCU Accu: Uitbouwen - Inbouwen 80A Onmisbaar materiaal UITBOUWEN diagnoseapparaat 1 Aantrekkoppelsm accuklemmen 6 N.m bevestigingsbeugel 12 N.m steun van de veiligheidszekeringen op de positieve aansluiting 11 N.m 2 4 moer van het tapeind ( 8) van de negatieve kabelschoen 11 N.m 3 moeren van de tapeinden ( 6) van de negatieve kabelschoen 6 N.m 111449 Verwijder de sierkap. Maak de vacuümslang los. Bouw uit: - de moeren van de tapeinden ( 6) van de negatieve kabelschoen (1), - de moer van het tapeind ( 8) van de negatieve kabelschoen, - de steun van veiligheidszekeringen op de positieve aansluiting (2). N.B.: De bevestiging van de zekering is kwetsbaar. 80A-1

ACCU Accu: Uitbouwen - Inbouwen 80A Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Na het inbouwen van de accu of iedere keer nadat deze is los geweest, kan het nodig zijn een aantal eenvoudige inlezingen uit te voeren, zonder diagnoseapparaat, om de auto goed te kunnen laten werken: - klokje op tijd zetten, - invoer van de viercijferige code van de autoradio met behulp van de stuurkolombediening (zie 86A, Radio, antidiefstalcode), - initialiseren van de ruitbedieningen met sneltoets: sluit de ruiten geheel, Maak de steun van de massakabel los. Bouw uit: - de beschermhoes (3), - de bevestigingsbeugel (4), - de accu, - de accuklemmen (in geval van vervangen). 111447 de ruiten sluiten schoksgewijs tot de bovenste aanslag, houd de toetsen enkele secondes ingedrukt, laat de ruiten zakken tot de onderste aanslag, houd de toetsen enkele secondes ingedrukt, de motors zijn geïnitialiseerd. - initialiseren van de motor van het open dak: zet de schakelaar van het open dak in de stand maximaal kantelen, INBOUWEN Zet vast met het aantrekkoppel: de accuklemmen (6 N.m) (in geval van vervangen). Plaats de accu goed in zijn houder. Zet vast met het aantrekkoppel: de bevestigingsbeugel (12 N.m). Monteer de beschermhoes. Maak de steun van de massakabel vast. Zet vast met de voorgeschreven aantrekkoppels: -de steun van de veiligheidszekeringen op de positieve aansluiting (11 N.m), - de moer van het tapeind ( 8) van de negatieve kabelschoen (11 N.m), -de moeren van de tapeinden ( 6) van de negatieve kabelschoen (6 N.m). druk op de schakelaar. Na 2 secondes kantelt het dak stap voor stap in de maximum stand en zakt dan weer enkele centimeters. laat de schakelaar los, druk binnen 5 secondes op de schakelaar, houd de schakelaar ingedrukt, het dak schuift open en weer dicht, de motor is geïnitialiseerd, zet de schakelaar in de stand «uit». N.B.: Voor het op tijd zetten van de radionavigatie: voer de viercijferige code in, plaats de navigatie cdrom en rijd daarna naar buiten om de satellietsignalen op te vangen. Het op tijd zetten is dan mogelijk. 80A-2

ACCU Accu: Veiligheid 80A BELANGRIJK: - Een accu bevat het gevaarlijke zwavelzuur. - Tijdens het laden van een accu, ontstaan zuurstof en waterstof. Het mengen van deze twee gassen brengt een explosiegevaar met zich mee. I - GEVAAR ZUUR De oplossing van zwavelzuur is erg agressief en giftig en tast de meeste metalen aan. Tijdens werkzaamheden aan accu's moeten altijd de volgende voorzorgen in acht worden genomen: BELANGRIJK: Om ieder gevaar van vonken te voorkomen: - controleer of alle elektrische stroomverbruikers volledig zijn uitgeschakeld, - schakel de acculader uit voordat u deze aansluit op of losmaakt van de accupolen, - leg nooit metalen voorwerpen op de accu: zij kunnen kortsluiting tussen de polen veroorzaken, - kom nooit dicht bij een accu met open vuur: een lasbrander, een blaaslamp, een sigaret, een brandende lucifer. - draag een veiligheidsbril, - draag handschoenen en zuurbestendige kleding. BELANGRIJK: - Een accu bevat het gevaarlijke zwavelzuur. - Tijdens het laden van de accu, ontstaan zuurstof en waterstof. Het mengsel van deze twee gassen is zeer explosief. - Zuurspatten moeten met overvloedig water van alle getroffen delen afgespoeld worden. - Indien er contact is met de huis of de ogen, moet een arts worden geraadpleegd. II - EXPLOSIEGEVAAR Als een accu geladen wordt, komt zuurstofgas en waterstofgas vrij. De hoeveelheid die ontstaat is het grootst als de accu geheel geladen is, en is evenredig met de laadstroom. Het zuurstofgas en het waterstofgas vermengen zich in de vrije ruimte boven de platen en vormen zo het bijzonder explosieve knalgas. Dit mengsel is zeer explosief. De kleinste vonk of warmtebron kan een explosie veroorzaken. De ontploffing is zo hevig dat de accu uit elkaar kan spatten en het accuzuur in het rond vliegt. Personen in de omgeving lopen gevaar geraakt te worden door brokstukken of zuurspatten. Zuurspatten zijn gevaarlijk. Zij tasten ook de kleding aan. Gezien de ernst van het explosiegevaar moet de accu dus altijd met de grootste zorgvuldigheid worden behandeld. 80A-3

ACCU Accu: Controle 80A Ele. 1593 Onmisbaar speciaal gereedschap Accutester. Midtronics R 330 Controleer de aantrekkoppels: - de moer van de tapeinden ( 6) van de negatieve kabelschoen (6 N.m), - de moeren van de tapeinden ( 8) van de negatieve kabelschoen (11 N.m), bevestigingsbeugel van de accu moer van de tapeinden ( 6) van de negatieve kabelschoen moeren van de tapeinden ( 8) van de negatieve kabelschoen steun van de veiligheidszekeringen op de positieve aansluiting Aantrekkoppelsm 12 N.m 6 N.m 11 N.m 11 N.m -de steun van de veiligheidszekeringen op de positieve aansluiting (11 N.m). BELANGRIJK: - Een accu bevat het gevaarlijke zwavelzuur. - Tijdens het laden van de accu, ontstaan zuurstof en waterstof. Het mengsel van deze twee gassen is zeer explosief. - Zuurspatten moeten met overvloedig water van alle getroffen delen afgespoeld worden. - Indien er contact is met de huis of de ogen, moet een arts worden geraadpleegd. I - CONTROLE VAN DE ACCU: 1 - Controle van de bevestiging Controleer of de accu correct is vastgezet (bevestigingsbeugel van de accu (12 N.m)): - als de bevestigingsbeugel van de accu te vast wordt gezet bestaat het gevaar dat de accubak vervormt of breekt, - als de bevestigingsbeugel van de accu speling heeft, kan de accubak slijten doorschuren door de bewegingen of breken bij een botsing. 2 - Controle van de reinheid Controleer of de aansluitingen en de accupolen niet gesulfateerd zijn (met zout bedekt). Reinig de accupolen. Vet de accupolen in indien nodig. LET OP Deze auto's hebben een accu die weinig water gebruikt. Het bijvullen van het peil van de accuvloeistof is verboden. II - LAADTOESTAND VAN DE ACCU Controleer de accu met het gereedschap (Ele. 1593). 1 - Uitleg van de valideringstest van de acculader Gebruik uitsluitend een acculader met constante spanning, om te voorkomen dat de accu evenredig met de stroomsterkte warmer wordt. 2 - Test Stel de potentiometer voor de regeling van de laadstroomsterkte in op maximaal. Lees de spanning af op de lader of aan de accupolen. LET OP Als de spanning boven 15 V, komt, levert de acculader geen constante spanning en is hij gevaarlijk voor de accu). Stop direct het laden als de acculader geen constante spanning levert. 80A-4

ACCU Accu: Controle 80A III - CONTROLEPROCEDURE N.B.: - De auto kan in de «opslagstand» van de nieuwe auto stand; herkenbaar aan het vast branden van de twee richtingaanwijzerlampjes op het instrumentenpaneel. - Om deze stand uit te schakelen, zet u de schakelaars van de verlichting en van de ruitenwisser tegelijk omlaag. (Zie SM 3682A, Accu, 80A, Accu controle). 80A-5

VERLICHTING VOORZIJDE Automatische verlichting 80B I - UITSCHAKELVERTRAGING Afhankelijk van de uitvoering van de auto kunnen de dimlichten (bij stilstaande motor) automatisch in- en uitschakelen, om de voorkant van de auto te verlichten. Deze functie is alleen mogelijk bij contact uit en werkt met tijdsduren van 30 secondes (maximum 2 minuten). N.B.: Voor de bijzonderheden over het vervangen van de lichtsensor, zie 85A, Wissen/Sproeien, Regen- en lichtsensor. Activeren Het activeren gebeurt via de lichtschakelaar: - zet het contact uit (kaart uit de houder), - geef een grootlichtsignaal met behulp van de lichtschakelaar, - de dimlichten branden 30 secondes. N.B.: Elk grootlichtsignaal met de lichtschakelaar verlengt de tijdschakeling met 30 secondes (maximum 2 minuten). Het inschakelen van de markeringslichten stopt de functie. II - AUTOMATISCHE VERLICHTING TIJDENS HET RIJDEN De functie kan met de lichtschakelaar worden geactiveerd en gedeactiveerd als het huis met hulporganen interieur correct is geconfigureerd (zie 87B Huis met hulporganen interieur, Configuratie). 1 - Om de functie te activeren: Stilstaande of draaiende motor, - steek de kaart in de houder, - zet het contact aan, - draai de lichtschakelaar twee keer van stand "0" naar de stand markeringslichten. Het instrumentenpaneel geeft een geluidssignaal. Het systeem werkt automatisch. 2 - Om de functie te deactiveren: Stilstaande motor, - steek de kaart in de houder, - zet het contact aan, - draai de lichtschakelaar twee keer van stand "0" naar de stand markeringslichten. Het instrumentenpaneel geeft een geluidssignaal. 80B-1

VERLICHTING VOORZIJDE Rijverlichting 80B diagnoseapparaat Onmisbaar materiaal I - WERKING Deze functie, verplicht voor de Scandinavische landen, laat de markeringslichten en de dimlichten branden bij draaiende motor zonder actie door de bestuurder op de lichtschakelaar. De werking van de rijverlichting (running-lights) wordt verzorgd door het huis met hulporganen interieur. II - CONFIGURATIE Configureer de huis met hulporganen interieur met behulp van het diagnoseapparaat (zie 87B, Huis met hulporganen interieur, Configuratie) : - start de communicatie met de UCH, - gebruik het menu «reparatie», «Schrijven configuratie», - Selecteer de regel CF118 «Type huis met hulporganen interieur», - Selecteer de regel CF014 «Rijverlichting», - kies «Met» of «Zonder», - klik op «Bevestigen», - controleer in het menu LC008 «Lezen configuratie» of de configuratie goed is uitgevoerd. - Controleer of alle uitrustingen van de auto goed werken. 80B-2

VERLICHTING VOORZIJDE Halogeenkoplamp: Uitbouwen - Inbouwen 80B LET OP Voor de xenonkoplampen moet u zich aan de veiligheidsregels houden (zie 80C, Xenonlampen, Xenonkoplamp). 3 UITBOUWEN Bouw de schildbumper voor uit (zie 55A, Bescherming buitenkant, Schildbumper voor). 2 1 111455 Bouw de onderste bevestigingsbout (2) van de koplamp uit. Maak de koplamp los van zijn centreerder (3). Maak de stekkers los van de koplamp. Bouw de koplamp uit. INBOUWEN 111454 Bouw de bovenste bevestigingsbouten (1) van de koplamp uit. Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Stel de koplampen af (zie 80B, Koplamp, Halogeen koplamp: Afstellen). 80B-3

VERLICHTING VOORZIJDE Halogeen koplamp: Afstellen 80B koplampafstelapparaat Onmisbaar materiaal De auto moet op een vlakke horizontale ondergrond staan. LET OP Zet de parkeerrem niet vast. Controleer en corrigeer indien nodig de bandenspanning. Controleer of de bagageruimte van de auto leeg is. Zet de koplampstelknop op "0". 1 Schakel de dimlichten in. Plaats een koplampafstelapparaat voor de auto en stel het af afhankelijk van de op de koplamp opgegeven waarde -1 %. 1 111451 2 111430 Zonder de auto te verplaatsen, stelt u de koplampen handmatig af. - verdraai schroef (1) voor de verticale afstelling, - verdraai schroef (2) voor de horizontale afstelling. 80B-4

VERLICHTING VOORZIJDE Halogeenlampen: Vervangen 80B UITBOUWEN N.B.: 2 Voor het vervangen van de lampen van de xenonkoplampen, zie 80C, Xenonlampen, Xenonlampen: Vervangen. I - LAMPEN VAN GROOTLICHT EN MARKERINGSLICHT 111429 Maak de stekkers los van de lampen. Ontgrendel het klemmetje (2). Bouw de lamp van het grootlicht uit. 1 Bouw de lamp van het markeringslicht uit door in de klemmetjes van de fitting te knijpen. Bouw de afdichtkap (1) uit. 111430 N.B.: Gebruik uitsluitend goedgekeurde H1 lampen voor de dimlichten. Gebruik uitsluitend goedgekeurde W5W lampen voor de markeringslichten. II - LAMPEN VAN DIMLICHTEN Bouw de sierkap uit en maak het stuurbekrachtigingsreservoir los om bij de lamp van de koplamp rechts te komen. 3 Bouw de afdichtkap (3) uit. 111430 80B-5

VERLICHTING VOORZIJDE Halogeenlampen: Vervangen 80B 4 Maak de stekkers los van de lamp. 111429 Ontgrendel het klemmetje (4). Bouw de lamp uit. N.B.: Gebruik uitsluitend goedgekeurde H7 lampen voor de grootlichten. III - LAMPEN VAN RICHTINGAANWIJZER 5 111430 Bouw de fitting (5) uit (een kwart slag naar de buitenkant van de auto). N.B.: Gebruik uitsluitend goedgekeurde PY21W lampen voor de richtingaanwijzers. 80B-6

VERLICHTING VOORZIJDE Mistlicht voor: Uitbouwen - Inbouwen 80B UITBOUWEN Bouw de schildbumper voor uit (zie 55A, Bescherming buitenkant, Schildbumper voor). 1 111453 Stel de mistlichten af met behulp van een schroevendraaier. Maak de stekker los. 111460 Bouw de bevestigingsbouten (1) uit. N.B.: Gebruik uitsluitend goedgekeurde H11 lampen. INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. 80B-7

VERLICHTING VOORZIJDE Stelmotor van de koplampen: Uitbouwen - Inbouwen 80B UITBOUWEN Bouw de koplamp uit (zie 80B, Verlichting voorzijde, Koplamp). 4 Klik het kogeldraaipunt in het klemmetje van de koplamp. LET OP Het kogeldraaipunt moet niet alleen de groef raken, maar moet er goed in liggen. Draai de stelmotor een achtste slag naar de binnenkant van de auto. Sluit de stekker van de stelmotor aan. 3 1 Zet de afstelschroef van de stelmotor los (zes omwentelingen). Stel de koplampen af (zie 80B, Verlichting voorzijde, Halogeen koplampen: Afstellen). 2 5 Maak de stekker los van de stelmotor. 111431 Draai de stelschroef (1) (maximum zes omwentelingen) in. Druk bij (2). Maak de stelmotor (3) met een achtste omwenteling naar de buitenkant van de auto los door het klemmetje te bewegen (4). Maak het kogeldraaipunt (5) van de reflector los door de stelmotor iets te kantelen. INBOUWEN N.B.: Zet de afstelschroef van de stelmotor vast met zes omwentelingen bij het vervangen door een nieuw onderdeel. Bouw de afdichtplaat van de lamp van het grootlicht uit. Houd de parabool naar de achterkant van de koplamp door aan de fitting van de lamp te trekken. 80B-8

VERLICHTING VOORZIJDE Stelknop van de koplampen: Uitbouwen - Inbouwen 80B UITBOUWEN INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. 1 111504 Maak de kap (1) los. 2 3 111503 Verwijder de schroeven (2). Verwijder de bediening van de automatische parkeerrem. Maak de stekkers los. Maak de bekleding los.(3) Maak de stekkers los. Maak de schakelaar van de plaat los. 80B-9

XENONLAMPEN Xenonkoplampen: Beschrijving 80C Deze auto' moeten uitgerust zijn met: - koplampsproeiers. - een automatische verstelling van de lichtbundel van elke koplamp afhankelijk van de belading, de acceleratie, het remmen en de snelheid van de auto, C D A B 111693 (A) (B) (C) (D) Opname element achter Opname element voor Rekeneenheid Stelmotor BELANGRIJK: - Het is verboden een lamp te laten branden buiten de koplamp (gevaarlijk voor de ogen). - De xenonlampen werken met een spanning van 20000 V bij het ontsteken en daarna met een 85 V wisselspanning. - Wacht tot alle «hoogspanningsmodules» afgekoeld zijn voordat u ze demonteert.. - De accu moet altijd worden losgekoppeld, te beginnen met de minpool, voordat u aan de werkzaamheden begint. N.B.: - De hoogte van de lichtbundel verschilt afhankelijk van de rijsnelheid. - Boven 30 km/h, is de reikwijdte van de verlichting groter. De lampen hebben geen gloeidraad. Het licht van deze lampen wordt opgewekt door twee elektrodes in een kwarts lamp gevuld met een gas (xenon) onder hoge druk en kwik. Elke koplamp heeft een hoogspanningsmodule (ballast). De hoogspanningsmodule en de xenonlamp kunnen los van de koplamp vervangen worden. 80C-1

XENONLAMPEN Xenonkoplampen: Beschrijving 80C 2 1 5 3 2 1 6 3 4 111692 Aansl. 1 Stelmotor Omschrijving B 2 Xenonmodule 3 Hoogspanningsmodule 4 Rekeneenheid 5 Opname element voor 6 Opname element achter Het licht van de grootlichten wordt aangevuld door de xenonlampen : - als de dimlichten niet branden, krijgt de xenonlamp geen voeding, een lichtsignaal schakelt alleen de grootlichten in. - Als de dimlichten (xenonlampen) branden, schakelt een lichtsignaal de grootlichten in en een elektromagneet (de xenonlamp blijft branden). Deze elektromagneet verandert de lichtbundel van de dimlichten. (A) (B) A Elektromagneet 100274 Systeem voor het verstellen van de lichtbundel (omlaag voor dimlicht ; omhoog voor grootlicht) 80C-2

XENONLAMPEN Xenonkoplampen: Beschrijving 80C Als de elektromagneet of het systeem voor het veranderen van de lichtbundel defect is, moet de koplamp worden vervangen. Lichtbundel van het grootlicht I - CONTROLE VAN DE ELEKTROMAGNEET Bij een lichtsignaal (dimlichten uit), moet bij het inschakelen van de grootlichten de elektromagneet voeding krijgen (hoorbaar). II - CONTROLE VAN DE VERANDERING VAN DE LICHTBUNDEL BELANGRIJK: Kijk niet in de lichtbundel (gevaar voor de ogen). - Maak de stekkers van de lampen van de grootlichten los. - Plaats een koplampafstelapparaat voor de koplampen. - Schakel de dimlichten in. 100277 - Zet de lichtschakelaar in de stand grootlichten. - De lichtbundel moet veranderen. Lichtbundel van het dimlicht 100276 80C-3

XENONLAMPEN Xenonkoplamp: Uitbouwen - Inbouwen 80C UITBOUWEN - INBOUWEN De methode voor het uitbouwen-inbouwen van de xenonkoplampen is dezelfde als de methode voor de halogeenlampen (zie 80B, Verlichting voorzijde, koplamp). LET OP - Het is verboden een lamp te laten branden die niet in de koplamp is gemonteerd (gevaar voor de ogen). - De xenonlampen werken met een spanning van 20000 V bij het ontsteken en daarna met een 85 V wisselspanning. - Wacht tot de "hoogspanningsmodule" afgekoeld is voordat u hem demonteert. - De accu moet daarom altijd worden losgekoppeld voordat u aan de werkzaamheden begint. N.B.: Het systeem van de xenonlampen moet beslist worden geïnitialiseerd (zie 80C, Xenonlamp, Xenonkoplamp: Afstellen) en stel de koplampen af. 80C-4

XENONLAMPEN Hoogspanningseenheid xenonkoplamp: Uitbouwen - Inbouwen 80C LET OP - Het is verboden een lamp te laten branden die niet in de koplamp is gemonteerd (gevaar voor de ogen). - De xenonlampen werken met een spanning van 20000 V bij het ontsteken en daarna met een 85 V wisselspanning. - Wacht tot de "hoogspanningsmodule" afgekoeld is voordat u hem demonteert. - De accu moet daarom altijd worden losgekoppeld voordat u aan de werkzaamheden begint. UITBOUWEN Maak de accukabels los, te beginnen met de negatieve pool. Bouw de koplamp uit (zie 80B, Verlichting voorzijde, Koplamp). Leg de koplamp op een schone doek zodat er geen krassen in komen. Verwijder de bevestigingsschroef. Verwijder de hoogspanningseenheid. Maak de voeding van de hoogspanningseenheid los. INBOUWEN 111492 Vervang altijd de afdichting bij iedere demontage van de hoogspanningseenheid. Zet de accukabels weer vast, te beginnen met de positieve pool. 2 1 LET OP Het systeem van de xenonlampen moet beslist worden geïnitialiseerd (zie 80C, Xenonlamp, Xenonkoplamp: Afstellen). 111427 Bouw de condensator (2) uit door deze een achtste slag linksom te draaien (1). 80C-5

XENONLAMPEN Xenonkoplampen: Afstellen 80C Onmisbaar materiaal Geef het commando CF001 rekeneenheid». «Calibratie diagnoseapparaat koplampafstelapparaat LET OP Na werkzaamheden aan een xenonkoplamp, aan een opname element of aan de voor- of achtertrein, moet u het systeem van de xenonkoplampen initialiseren en de koplampen afstellen. Zet de auto op een vlakke en horizontale ondergrond. Controleer en corrigeer indien nodig de bandenspanning. Controleer of de bagageruimte van de auto leeg is. N.B.: - Zet de parkeerrem niet vast. - Stap tijdens deze procedure niet in de auto. INSTELLEN Zet het contact aan. Sluit het diagnoseapparaat aan. Selecteer op het diagnoseapparaat het systeem «xenonlamp». Controleer of er geen storingen zijn. N.B.: - Het is mogelijk om te controleren of het systeem is geïnitialiseerd: de waarde van het opname element voor, zichtbaar met parameter PR017 «Hoogte voor» moet gelijk zijn aan de waarde van de oorspronkelijke hoogte voor (PR004), de waarde van het opname element achter, zichtbaar met parameter PR018 «Hoogte achter» moet gelijk zijn aan de waarde van de oorspronkelijke hoogte achter (PR005). - Het initialiseren van het systeem is niet mogelijk: als de rijsnelheid afwezig is of niet nul, als de stand van een opname element buiten de tolerantie is, als de configuratie van de rekeneenheid niet correct is uitgevoerd. Plaats een koplampafstelapparaat afgesteld op -1, 3 % (waarde staat op de koplamp) voor de auto. Schakel de dimlichten in. 80C-6

XENONLAMPEN Xenonkoplampen: Afstellen 80C 1 111452 1 2 Stel de stand van de koplampen af. 111430 - schroef (1) voor de hoogte, - schroef (2) voor de richting. N.B.: De initialisatie kan mislukken: - als de rijsnelheid niet nul is, - als er een storing van een opname element is (geen of onsamenhangend signaal), - als de rekeneenheid niet goed is geconfigureerd (type van de auto : Laguna II en Laguna II Break). 80C-7

XENONLAMPEN Xenonlampen: Vervangen 80C BELANGRIJK: - Het is verboden een lamp te laten branden buiten de koplamp (gevaarlijk voor de ogen). - De xenonlampen werken met een spanning van 20000 V bij het ontsteken en daarna met een 85 V wisselspanning. - Wacht tot de «hoogspanningsmodule» afgekoeld is voordat u hem demonteert. - De accu moet daarom altijd worden losgekoppeld voordat u aan de werkzaamheden begint. Voor het vervangen van een xenonlamp bouwt u de koplamp uit (zie 80C, Xenonlampen, Xenonkoplamp). UITBOUWEN 111438 Bouw de lamp voorzichtig uit. INBOUWEN Houd de lamp vast aan het metalen deel (raak het glas niet met de vingers aan, maak het glas anders schoon met alcohol en een pluisvrije zachte doek). 1 Verwijder de afdichtkap (1). 111428 4 3 2 5 111427 Bouw de condensator (3) uit door deze een achtste slag linksom te draaien (2). 12398 LET OP Behandel de lamp zeer voorzichtig want de geleider aan de buitenkant (4) is bijzonder kwetsbaar en mag niet verbuigen. 80C-8

XENONLAMPEN Xenonlampen: Vervangen 80C Plaats: - de lamp (het nokje (5) moet in de groef van de koplamp vallen), - condensator. N.B.: - Initialiseer beslist het systeem van de xenonlampen en stel de koplampen af (zie 80C, Xenonlampen, Xenonkoplampen : Afstellen). - Gebruik uitsluitend goedgekeurde D2S lampen. 80C-9

XENONLAMPEN Koplampstelmotor: Uitbouwen - Inbouwen 80C N.B.: De xenonkoplampen hebben specifieke stelmotors. UITBOUWEN Bouw de koplamp uit (zie 80B, Verlichting voorzijde, Koplamp). 4 Klik het kogeldraaipunt in het klemmetje van de koplamp. LET OP Het kogeldraaipunt moet niet alleen de groef raken, maar moet er goed in liggen. Draai de stelmotor een achtste slag naar de binnenkant van de auto. Sluit de stekker van de stelmotor aan. Zet de afstelschroef van de stelmotor los (zes omwentelingen). Stel de koplampen af (zie 80C, Xenonlampen, Xenonkoplampen: Afstellen). 3 1 2 5 111431 Maak de stekker los van de stelmotor. Draai de stelschroef (1) (maximum zes omwentelingen) in. Druk bij (2). Maak de stelmotor (3) met een achtste omwenteling naar de buitenkant van de auto los door het klemmetje te bewegen (4). Maak het kogeldraaipunt (5) van de reflector los door de stelmotor iets te kantelen. INBOUWEN N.B.: Zet de afstelschroef van de stelmotor vast met zes omwentelingen bij het vervangen door een nieuw onderdeel. Bouw de afdichtkap van de xenonlamp uit. Houd de parabool naar de achterkant van de koplamp door aan de module van de lamp te trekken. 80C-10

XENONLAMPEN Rekeneenheid xenonlamp: Uitbouwen - Inbouwen 80C BELANGRIJK: - Het is verboden een lamp te laten branden buiten de koplamp (gevaarlijk voor de ogen). - De xenonlampen werken met een spanning van 20000 V bij het ontsteken en daarna met een 85 V wisselspanning. - Wacht tot de «hoogspanningsmodule» afgekoeld is voordat u hem demonteert. - De accu moet daarom altijd worden losgekoppeld voordat u aan de werkzaamheden begint. UITBOUWEN Maak de accukabels los, te beginnen met de negatieve pool. 1 Maak de rekeneenheid (1) los. Maak de stekkers los. 111491 INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Zet de accukabels weer vast, te beginnen met de positieve pool. LET OP Het systeem van de xenonlampen moet beslist worden geïnitialiseerd (zie 80C, Xenonlamp, Xenonkoplamp: Afstellen). 80C-11

XENONLAMPEN Opname element voor van de koplampverstelling: Uitbouwen - Inbouwen 80C bevestigingsbout van het opname element Aantrekkoppelsm 8 N.m Het opname element wagenhoogte voor bevindt zich achter het wiel links voor. Zet vast met het aantrekkoppel: de bevestigingsbout van het opname element (8 N.m). LET OP Het systeem van de xenonlampen moet beslist worden geïnitialiseerd (zie 80C, Xenonlamp, Xenonkoplamp: Afstellen). UITBOUWEN 2 1 18852 Bouw uit: - het klemmetje op het einde van het stangetje (1), - de bevestigingsbouten van het opname element (2). Maak de stekker van de sensor los. Bouw het opname element wagenhoogte uit. INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. LET OP Vervang het klemmetje op het einde van het stangetje na iedere demontage. 80C-12

XENONLAMPEN Opname element achter van de koplampverstelling: Uitbouwen - Inbouwen 80C bevestigingsbout van de steun van het opname element hoogte achter Aantrekkoppelsm 8 N.m Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. LET OP Het systeem van de xenonlampen moet beslist worden geïnitialiseerd (zie 80C, Xenonlamp, Xenonkoplamp: Afstellen). Het opname element wagenhoogte achter bevindt zich achter het wiel links achter. 2 3 1 Bouw uit: - het klemmetje op het einde van het stangetje, - de bevestigingsmoer van de steun (1). Maak de stekker (2) los. Bouw uit: - het opname element en zijn steun, 18853 - de bevestigingsbouten (3) van het opname element. INBOUWEN Plaats het opname element met zijn steun op de auto. LET OP Vervang het klemmetje op het einde van het stangetje na iedere demontage. Zet met het aantrekkoppel vast: de bevestigingsbout van de steun van het opname element hoogte achter (8 N.m). 80C-13

VERLICHTING ACHTER Derde remlicht: Uitbouwen - Inbouwen 81A UITBOUWEN 1 18319 Bouw de bekleding van de achterklep uit (zie MR 396, Carrosserie, 73A, Bekleding kappen en kleppen, Bekleding achterklep). Druk naar boven en naar achteren op de klemmetjes (1) om het derde remlicht los te maken. Maak de stekker los. N.B.: - Voor het vervangen van de lamp, gebruikt u een goedgekeurde lamp W16W. - Het derde remlicht van de hatchback heeft een lamp. Het derde remlicht van de break heeft diodes. INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. 81A-1

VERLICHTING ACHTER Lichten van achterklep: Uitbouwen - Inbouwen 81A De achterlichten zijn in twee delen uitgevoerd, een in het scherm en een in de achterklep. INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. UITBOUWEN Bouw uit: 113460 - de dop, - de achterste bevestigingsbout (1). Bouw het licht uit. Maak de stekker los. 113459 Maak de lamphouder los door te drukken op de lipjes (2). 81A-2

VERLICHTING ACHTER Achterlicht op scherm: Uitbouwen - Inbouwen 81A De achterlichten zijn in twee delen uitgevoerd, een in het scherm en een in de achterklep. II - LICHTEN OP ZIJSCHERM (BREAK) UITBOUWEN I - LICHTEN OP ZIJSCHERM (HATCHBACK) 113465 Verwijder de schroeven (3). 113461 Bouw de achterste bevestigingsmoer (1) uit. 113466 Bouw het toegangsluik uit. Verwijder de twee stukken beschermschuim. Maak de stekker los. Bouw het licht uit. 113458 Maak de lamphouder los door te drukken op het lipje (2). Bouw uit: - de schroef (4), - het licht op het achterscherm door met een schroevendraaier te drukken op de richtpen (5). Maak de stekker los. 81A-3

VERLICHTING ACHTER Achterlicht op scherm: Uitbouwen - Inbouwen 81A INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. 81A-4

VERLICHTING ACHTER Kentekenverlichting: Uitbouwen - Inbouwen 81A UITBOUWEN 108174 Wip de verlichting los met een schroevendraaier. Maak de stekker los. N.B.: Voor het vervangen van de lamp, gebruikt u een goedgekeurde lamp W5W. INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. 81A-5

BINNENVERLICHTING Werking 81B I - BIJZONDERHEID De auto's hebben, afhankelijk van de uitvoering: - onafhankelijke verlichting onder de portieren (die brandt bij het openen van het betreffende portier), - tijdgeschakelde binnenlichten (voor en achter), - verlichting onder het dashboard en verlichting onder de voorstoelen gekoppeld aan de binnenlichten, - verlichting in de bagageruimte, - verlichte make-up spiegels in de zonnekleppen. II - WERKING VAN DE TIJDSCHAKELING De binnenverlichting (plafond en voetenruimtes) worden direct ingeschakeld door het huis met hulporganen interieur: - bij het openen van een portier of de achterklep, - bij het ontgrendelen van de portieren via de afstandsbediening (of door de handsfree functie), - bij het verwijderen van de RENAULT-kaart uit de kaartlezer. Bij het uitschakelen van de binnenverlichting gebruikt het huis met hulporganen interieur, afhankelijk van het geval, een vertraging: - uitschakeling zonder vertraging: bij het vergrendelen van de portieren via de afstandsbediening (portieren/klep gesloten), - uitschakeling met vertraging: na het sluiten van het laatste portier/klep, bij het ontgrendelen van de portieren/klep via de afstandsbediening, bij het aanzetten van het contact. N.B.: Als een portier of klep lang open staat, zonder aanzetten of uitzetten van het contact, dooft het huis met hulporganen interieur de binnenverlichting na een vertraging van ongeveer 15 minuten. 81B-1

BINNENVERLICHTING Binnenlicht: Algemeen 81B Afhankelijk van de plaats van het binnenlicht en het uitrustingsniveau van de auto, kan het licht zijn voorzien van: - een enkele centrale lichtschakelaar, - een centrale lichtschakelaar en een kaartleeslampje, - een centrale lichtschakelaar met regelbare lichtsterkte en twee kaartleeslampjes. 81B-2

BINNENVERLICHTING Binnenlicht: Uitbouwen - Inbouwen 81B UITBOUWEN 1 18879 2 Maak de doorschijnende kap (1) los. 19255 Trek aan de bevestigingsgrendels (2). Verwijder de stekker met een draaiende beweging. Maak de stekker los. INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. 81B-3

BINNENVERLICHTING Verlichting make-up spiegel: Uitbouwen - Inbouwen 81B Afhankelijk van de uitvoering, hebben de make-up spiegels verlichting in de hemelbekleding. UITBOUWEN De schakelaar bevindt zich op het klepje (1) van de zonneklep (4). De stroom naar de verlichting (2) loopt via de centrale bevestiging (3) van de zonneklep. 2 1 18991 3 4 19250 Maak los : - de lichtkap van het lichtpunt (2), - het lichtpunt, - de stekker. N.B.: De werking van de schakelaar kan worden gecontroleerd via de verbinding naar de centrale bevestiging (2): - klepje van de spiegel gesloten (schakelaar open) = lamp uit = weerstand oneindig, - klepje van de spiegel open (schakelaar gesloten) = lamp aan = weerstand nul, 81B-4

BINNENVERLICHTING Verlichting make-up spiegel: Uitbouwen - Inbouwen 81B INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. 81B-5

BINNENVERLICHTING Verlichting onder portier: Uitbouwen - Inbouwen 81B Onmisbaar speciaal gereedschap Car. 1597 Hefboom voor het losmaken van de klemmetjes van de handgreep achter De portieren hebben onafhankelijke verlichting die wordt aangestuurd door het huis met hulporganen interieur bij het openen van het portier. Alleen de lamp van het betreffende portier gaat branden. UITBOUWEN 113463 Bouw de verlichting onder het portier (1) uit met behulp van het gereedschap (Car. 1597). Ontgrendel de lamphouder met een kwart slag. 113464 INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. 81B-6

BINNENVERLICHTING Verlichting in dashboardkastje: Uitbouwen - Inbouwen 81B UITBOUWEN 1 18473 Bouw uit: - de bevestigingsschroef van de bekleding van de opbergruimte, - de bekleding van de opbergruimte, - het lichtpunt (1) door op de bevestigingsgrendel te drukken. Maak de stekker los. INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. N.B.: Voor het vervangen van de lamp, gebruikt u een goedgekeurde lamp C5W. 81B-7

BINNENVERLICHTING Verlichting onder dashboard: Uitbouwen - Inbouwen 81B - bij het openen van een portier, - als de Renault-kaart uit de lezer wordt getrokken. UITBOUWEN Draai het lichtpunt rechtsom. INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. N.B.: Voor het vervangen van de lamp, gebruikt u een goedgekeurde lamp W5W. 1 18631 2 18832 De auto heeft lampen voor de verlichting onder het dashboard en onder de voorstoel die zijn gekoppeld aan de binnenverlichting. Zij bevinden zich: - onder het dashboardkastje (passagierskant), - onder de voorstoelen (1) (afhankelijk van de uitvoering), - onder het stuurwiel (2). Deze lampen worden aangestuurd door het huis met hulporganen interieur : - bij het ontgrendelen van de portieren via de afstandsbediening (of de handsfree functie), 81B-8

BINNENVERLICHTING Bagageverlichting: Uitbouwen - Inbouwen 81B UITBOUWEN 113462 Maak de bagageverlichting los door op de klemmetjes (1) te drukken. Maak de stekker los. INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. N.B.: Voor het vervangen van de lamp, gebruikt u een goedgekeurde lamp C5W. 81B-9

ZEKERING Zekering stroomonderbreker: Identificatie 81C 1 111497 De zekering stroomonderbreker bevindt zich in de middenconsole, onder de asbak (1). N.B.: Gebruik een zekering van 10 A, één van de reservezekeringen. 81C-1

STARTVERGRENDELING Algemeen 82A De startvergrendeling wordt gestuurd via kaartherkenningssysteem van de Renault kaart met een continu variabele code (gecrypteerd V3). De startvergrendeling heeft geen noodcode maar een reparatiecode die levenslang aan de auto is toegewezen tijdens de fabricage. Het systeem kan maximaal vier Renault kaarten bevatten. De Renault kaarten met «eenvoudige» afstandsbediening en «handsfree» zijn verschillend en kunnen niet op een en dezelfde auto worden gebruikt. 1 Bij verlies of diefstal van een auto, kan een Renault kaart onwerkzaam worden gemaakt. Deze kan, indien nodig, opnieuw aan dezelfde auto worden toegewezen. LET OP Met dit systeem is het niet mogelijk verschillende elementen (huis met hulporganen interieur en Renault kaarten of huis met hulporganen interieur en rekeneenheid van het inspuitsysteem) tegelijk te vervangen. Deze onderdelen worden ongecodeerd geleverd. Bij het vervangen van een element, met één van de elementen van het systeem de oorspronkelijke code van de auto in het geheugen hebben (zie 82A, Startvergrendeling, Inlezen). De door de onderdelen van het systeem ingelezen code kan niet worden gewist. N.B.: Voor de bijzonderheden van het huis met hulporganen interieur (zie 87B, Huis met hulporganen interieur, Huis met hulporganen interieur). 23304 De Renault kaart heeft met een noodsleutel (1) waarmee het portier geopend kan worden in geval van een storing. De Renault kaart die door het onderdelenmagazijn geleverd wordt heeft geen noodsleutel. Op de plaats van de noodsleutel is een bescherming geplaatst. N.B.: Het is mogelijk om een noodsleutel bij het magazijn te bestellen onder vermelding van de reparatiecode en het identificatienummer van de auto. Voor de bijzonderheden van het openen-sluiten van de portieren (zie 87C, Regeling van de portieren). 82A-1

STARTVERGRENDELING Beschrijving 82A 1 7 13 2 14 10 6 11 12 3 16 9 5 4 8 15 100269 Het systeem bestaat uit: - twee Renault kaarten (1) (het systeem kan maximaal vier kaarten bevatten), - een kaarthouder (2), - een huis met hulporganen interieur (3), in het interieur, - rood controlelampje van de startvergrendeling (4), - vier startantennes (14) verbonden met de kaarthouder (specifiek voor de handsfree uitvoering), - een claxon (15) (specifiek voor de handsfree uitvoering, wordt niet gebruikt voor de startvergrendeling), - handgrepen en sloten (16) (specifiek voor de handsfree uitvoering, worden niet gebruikt voor de startvergrendeling). - een rekeneenheid van het inspuitsysteem (5), - een elektrische stuurkolomgrendel (6), - een startknop (7), - een rekeneenheid van de airbag (8), - een rekeneenheid van het ABS (9), - een opname element koppelingspedaal (10), - een opname element stand "neutraal" van de versnellingsbak (11), - een opname element rempedaal (12) (specifiek voor de handsfree uitvoering), - twee antennes voor de regeling van de portieren (13) (specifiek voor de handsfree uitvoering, worden niet gebruikt voor de startvergrendeling), 82A-2

STARTVERGRENDELING Werking 82A I - EENVOUDIGE WERKING Als de startvergrendeling operationeel is, knippert het rode controlelampje van de startvergrendeling. De elektrische stuurkolomgrendel is geblokkeerd. De startvergrendeling wordt enkele secondes na het afzetten van het contact geactiveerd. - Bij een druk op de startknop of op het rempedaal, ondervraagt het huis met hulporganen interieur de kaartlezer, als de Renault kaart in de kaartlezer zit. - De kaartlezer ontvangt de code van de Renault kaart en stuurt deze naar het huis met hulporganen interieur. - Als de code wordt herkend door het huis met hulporganen interieur, stuurt dit via het multiplexnetwerk een gecodeerd signaal naar de stuurkolomgrendel. - Als het gecodeerde signaal dat de stuurkolomgrendel ontvangt, gelijk is aan dat wat hij in zijn geheugen heeft, ontgrendelt deze de stuurkolom en stuurt hij een bevestiging naar het huis met hulporganen interieur. - Als het huis met hulporganen interieur dit bericht ontvangt, brengt het huis met hulporganen interieur de voeding voor het «rijden» tot stand en dooft het rode lampje van de startvergrendeling. - Als de voeding voor het «rijden» is ingeschakeld, sturen het huis met hulporganen interieur en de rekeneenheid van het inspuitsysteem elkaar gecodeerde signalen via het multiplexnetwerk. - Als de signalen van het huis met hulporganen interieur en die van de rekeneenheid van het inspuitsysteem overeenkomen, geeft het huis met hulporganen interieur toestemming voor het starten van de motor en het inspuitsysteem ontgrendelt zich. 1 - Bijzondere situaties - Als de rekeneenheid van het inspuitsysteem of de stuurkolomgrendel geen referentiecode in het geheugen heeft neemt hij de ontvangen code op in zijn geheugen. - Als er een probleem is met de overeenkomst tussen de codes, blijft het systeem vergrendeld. Het rode controlelampje van de startvergrendeling knippert of brandt continu (zie overzichtstabel van de lampjes). - Als het huis met hulporganen interieur nieuw (ongecodeerd) is, blijft het controlelampje van de startvergrendeling uit. LET OP Als gestart wordt met een accu met een lage accuspanning is het mogelijk dat de startvergrendeling door de spanningsdaling opnieuw wordt ingeschakeld. Als de spanning te laag is kan er niet worden gestart, zelfs niet als de auto wordt aangeduwd. 2 - Tabel van de werking van de lampjes Branden controlelampje Contact aan Mogelijke oorzaak Knipperend Nee Startvergrendeling in actie (geen kaart herkend in de kaartlezer) Snel knipperend (de kaartlezer knippert tegelijk mee) Nee Kaart niet herkend door de kaartlezer. De kaart is niet van de auto of niet langer toegewezen aan de auto. Vast Nee Probleem met de elektrische stuurkolomgrendel of de multiplexverbinding. Continu Ja De elektrische stuurkolomgrendel is ontgrendeld. De auto heeft een probleem van het inspuitsysteem. Continu 3 s en dan uit Ja Starten van de motor. II - WERKING «HANDSFREE» elektrische stuurkolomgrendel is geblokkeerd: Als de startvergrendeling operationeel is, knippert het rode controlelampje van de startvergrendeling. De - Tijdens het indrukken van de startknop, ondervraagt de auto de kaart via de startantennes (125 khz). 82A-3

STARTVERGRENDELING Werking 82A - De kaart antwoordt op een frequentie van 433 MHz of 315 MHz (afhankelijk van het land). - De code van de kaart wordt ontvangen door het huis met hulporganen interieur. - Als de code wordt herkend door het huis met hulporganen interieur, stuurt dit via het multiplexnetwerk een gecodeerd signaal naar de stuurkolomgrendel. - Als het gecodeerde signaal dat de stuurkolomgrendel ontvangt, gelijk is aan dat wat hij in zijn geheugen heeft, ontgrendelt deze de stuurkolom en stuurt hij een bevestiging naar het huis met hulporganen interieur. - Als het huis met hulporganen interieur het bericht ontvangt van de elektrische stuurkolomgrendel, stelt het huis met hulporganen interieur de voeding «rijden» in en dooft het rode lampje van de startvergrendeling. - Als de voeding voor het «rijden» is ingeschakeld, sturen het huis met hulporganen interieur en de rekeneenheid van het inspuitsysteem elkaar gecodeerde signalen via het multiplexnetwerk. - Als de signalen van het huis met hulporganen interieur en die van de rekeneenheid van het inspuitsysteem overeenkomen, geeft het huis met hulporganen interieur toestemming voor het starten van de motor en het inspuitsysteem ontgrendelt zich. 1 - Bijzondere situaties - De «handsfree» Renault kaart werkt met een batterij. Als het batterijtje niet werkt, kan de kaart in de kaarthouder worden gestoken. De auto werkt als een «eenvoudige» (zonder «handsfree» functie). - Als de rekeneenheid van het inspuitsysteem of de stuurkolomgrendel geen referentiecode in het geheugen heeft neemt hij de ontvangen code op in zijn geheugen. - Als er een probleem is met de overeenkomst tussen de codes, blijft het systeem vergrendeld. Het rode controlelampje van de startvergrendeling knippert of brandt vast en het instrumentenpaneel toont berichten. Zie de tabel van de werking van de lampjes - Als het huis met hulporganen interieur nieuw (ongecodeerd) is, knippert het controlelampje van de startvergrendeling. LET OP Als gestart wordt met een accu met een lage accuspanning is het mogelijk dat de startvergrendeling door de spanningsdaling opnieuw wordt ingeschakeld. Als de spanning te laag is kan er niet worden gestart, zelfs niet als de auto wordt aangeduwd. 2 - Tabel van de werking van de lampjes Branden controlelampje Bericht instrumentenpaneel Contact aan Mogelijke oorzaak Knipperend Indrukken rem + start of koppeling Nee Startvergrendeling in actie (geen kaart herkend in de kaarthouder) Knipperend Kaartlezer defect of kaart niet gedetecteerd Nee Kaart niet herkend door de kaarthouder. De kaart is niet van de auto of niet langer toegewezen aan de auto. Knipperend Stuurkolom niet geblokkeerd of kaart niet herkend Nee Probleem met de elektrische stuurkolomgrendel of de multiplexverbinding. Vast Inspuitsysteem defect - Startvergrendeling defect Ja De elektrische stuurkolomgrendel is ontgrendeld. De auto heeft een probleem van het inspuitsysteem. Continu 3 s en dan uit - Ja Starten van de motor. III - NOODZAKELIJKE VOORWAARDEN VOOR HET STARTEN VAN DE MOTOR 1 - Bijzonderheden van het «eenvoudige»systeem - Kaart in de kaartlezer, 82A-4