ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

Transcriptie

1 INFOTEC AP/TAVG/MMXP/MUX BEVESTIGING DIAGNOSE BSI ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000 G01 CONTROLEPROCEDURE VAN DE FUNCTIE VERLICHTING Toepassing bij PEUGEOT 206 (vanaf DAM-nr. 9076) (vanaf DAM-nr. 9001) Partner (van DAM-nr tot 9478 indien met COM2000) Partner (alle uitvoeringen vanaf DAM-nr. 9479) 807 Behandelde klachten van de klant Verlichting, voor, automatische verlichting op basis van de lichtsterkte buiten de auto. Achterlichten Verlichting plafonnier Bagageruimteverlichting

2 Overzicht van wijzigingen van het document Datum Versie Beschrijving van de wijzigingen 11/06/2004 v1.0 Eerste uitgave van het document 22/06/2004 v1.1 Het controleschema van het noodprogramma is vervangen door een waarschuwing met betrekking tot de controles vooraf. G01 Diagnoseprocedure van de functie Verlichting 2

3 INHOUD 1 ONDERWERP VERGOEDING IN GEVAL VAN GARANTIE WERKING EN OVERZICHT VAN DE FUNCTIE ACTIVEREN VAN DE AUTOMATISCHE VERLICHTING LICHTSENSOR TELECODEREN CONFIGURATIE OPMERKING OVER DE NOODPROGRAMMA'S VAN DE FUNCTIE AUTOMATISCHE VERLICHTING WAARSCHUWINGEN - CONTROLES VOORAF [G01] [S01] DE VERLICHTING VOOR OF ACHTER WERKT NIET [G01] [S02] DE PLAFONNIER WERKT NIET GOED [G01] [S03] DE BAGAGERUIMTEVERLICHTING WERKT NIET...15 G01 Diagnoseprocedure van de functie Verlichting 3

4 1 ONDERWERP Dit document is een diagnoseprocedure voor de functie Verlichting. Deze procedure moet altijd worden uitgevoerd voordat wordt overgegaan tot het vervangen van de BSI in verband met deze functie. 2 VERGOEDING IN GEVAL VAN GARANTIE LET OP: VOOR HET ONDER GARANTIE VERVANGEN VAN DE BSI IS EEN "VOORAFGAAND AKKOORD" NOODZAKELIJK. HET IS VERPLICHT DEZE PROCEDURE UIT TE VOEREN VOORDAT DE BSI WORDT VERVANGEN. Het vervangen van de BSI valt onder garantie als de laatste stap van de gebruikte test als volgt op de claim wordt ingevuld: Procedurenr. Versie van het Testnr. Laatste stap document G01 v1.1 S03 E3.1 Procedurenr.: Versie van het document Testnr.: Dit is te vinden onder aan elke bladzijde. De versie van het document wordt aangegeven in het overzicht van wijzigingen van het document. Dit is te vinden in de titel van de paragraaf van de procedure.voorbeeld: [G01][S03] De bagageruimteverlichting werkt niet. LET OP: ALLE ONDERDELEN MOETEN WORDEN BEWAARD VOLGENS DE BEKENDE PROCEDURE. DE ONDERDELEN WORDEN STEEKPROEFSGEWIJS GECONTROLEERD. ALS DE STORING NIET KAN WORDEN HERLEID, WORDT DE VERGOEDING GEANNULEERD. G01 Diagnoseprocedure van de functie Verlichting 4

5 3 WERKING EN OVERZICHT VAN DE FUNCTIE Deze functie stuurt het inschakelen van de verlichting van de auto aan. HDC VAN CAR 1 BSI Draadverbinding Voeding parkeerlicht voor en achter Draadverbinding Multiplex BSM Draadverbinding Draadverbinding Voeding dimlicht Voeding grootlicht Of Lichtsensor 3.1 Activeren van de automatische verlichting De op basis van de lichtsterkte buiten de auto automatische verlichting wordt geactiveerd door gedurende 5 seconden de linkertoets van de stuurkolomschakelaar (HDC) ingedrukt te houden als het contact in de stand +ACC staat. Het deactiveren van deze functie wordt op dezelfde wijze uitgevoerd. Of deze functie is geactiveerd of gedeactiveerd, kan worden gecontroleerd met behulp van het diagnosegereedschap. 3.2 Lichtsensor Lichtsensoren zijn er in verschillende typen: Lichtsensoren aangesloten op de conventionele bedrading Lichtsensoren aangesloten op het multiplexnetwerk G01 Diagnoseprocedure van de functie Verlichting 5

6 3.3 Telecoderen De telecodering van deze functie is toegankelijk met het diagnosegereedschap via het menu: BSI Configuratie Optie klant Verlichting/signalering 3.4 Configuratie De parameters van deze functie zijn toegankelijk in Peugeot Planet 2000 of DIAG 2000 via het menu: BSI Meting gegevens Verlichting/signalering De parameters van de HDC zijn toegankelijk in Peugeot Planet 2000 of DIAG 2000 via het menu: Informatie voor de bestuurder / Communicatie Schakelaarmoduul onder stuurwiel Bediening signalering De parameters van de HDC van de verlichting zijn: Bediening verlichting Omkeerschakelaar grootlicht/dimlicht Impulsbediening grootlicht Bediening mistlampen plus Bediening mistlampen min Bediening richtingaanwijzers Drukschakelaar links Tijdens de diagnose kunnen afhankelijk van het type auto enkele verschillen voorkomen. 3.5 Opmerking over de noodprogramma's van de functie automatische verlichting Als de communicatie tussen de BSI en de BSM wordt verbroken, zorgt de BSM ervoor dat de dimlichten worden ingeschakeld. Als de communicatie tussen de HDC en de BSI wordt verbroken, zorgt de BSM ervoor dat de dimlichten worden ingeschakeld. G01 Diagnoseprocedure van de functie Verlichting 6

7 4 WAARSCHUWINGEN - CONTROLES VOORAF LET OP: Voordat u werkzaamheden uitvoert aan de auto, dient u het volgende te controleren: - DE ACCUSPANNING - DE ZEKERINGEN - PROCEDURE G00: "CONTROLE VAN HET NOODPROGRAMMA" - VERVOLGENS KUNT U DE HUIDIGE PROCEDURE UITVOEREN. G01 Diagnoseprocedure van de functie Verlichting 7

8 5 [G01] [S01] DE VERLICHTING VOOR OF ACHTER WERKT NIET OPMERKING: IN DE VOLGENDE GEVALLEN IS HET VERVANGEN VAN DE BSI NIET TOEGESTAAN: De verlichting wordt te laat of te vroeg geactiveerd. De verlichting wordt niet geactiveerd bij mist. De automatische stand blijft hangen. De koplampen flikkeren (alleen bij de 807). STAP 1 Basisvoorschrift: Deze procedure is uitsluitend van toepassing als de storing alleen de verlichting betreft. Controleer de staat van de gloeilampen. Controleer van de BSM en de BSI de zekeringen die betrekking hebben op de verlichting. STAP 2 Schakel handmatig de verlichting in. Werkt de handbediende stand van de verlichting normaal? Ga naar stap 7. STAP 3 Deactiveer de automatische verlichting. Ga vervolgens naar stap 4. G01 Diagnoseprocedure van de functie Verlichting 8

9 STAP 4 Schakel de parkeerlichten in met de stuurkolomschakelaar (HDC). STAP 4.1 Gaan zowel beide parkeerlichten vóór als beide achterlichten branden? DE OORZAAK LIGT NIET IN DE BSI. HET IS NIET TOEGESTAAN DEZE TE VERVANGEN. STAP 5 Sluit het diagnosegereedschap aan op de auto. Voer het type en het DAM-nummer van de auto in. Selecteer het menu: Configuratie en taken elektronische eenheid BSI Testen van regelorganen Verlichting/signalering Voer een test van het regelorgaan van de defecte onderdelen uit. STAP 5.1 Gaan zowel beide parkeerlichten vóór als beide achterlichten branden? DE OORZAAK LIGT NIET IN DE BSI. HET IS NIET TOEGESTAAN DEZE TE VERVANGEN. Controleer of er storingen met betrekking tot de HDC aanwezig zijn. STAP 6 Controleer of een van de 3 onderstaande gevallen zich voordoet: De parkeerlichten vóór en de achterlichten gaan niet branden. Het is toegestaan de BSI te vervangen. Als alleen het parkeerlicht vóór en het achterlicht aan dezelfde zijde niet branden, controleer dan de isolatie van de bedrading. Als de bedrading in orde is, is het toegestaan de BSI te vervangen. Als 1, 2 (aan verschillende zijden) of 3 van deze lampen niet branden, LIGT DE OORZAAK NIET IN DE BSI. HET IS NIET TOEGESTAAN DEZE TE VERVANGEN. (Controleer de staat van de stekkers en de geleiding en isolatie van de bedrading) G01 Diagnoseprocedure van de functie Verlichting 9

10 STAP 7 De handbediende stand van de verlichting werkt normaal. Controle van de automatische verlichting: Selecteer met het diagnosegereedschap het menu: BSI Configuratie Optie klant Verlichting/signalering Controleer vervolgens de configuratie van de volgende parameters (indien aanwezig): Lichtsensor Gevoeligheid van de functie automatische verlichting Aanwezigheid regen-/lichtsensor op het VAN-netwerk STAP 8 Activeer de automatische verlichting met de toets op de stuurkolomschakelaar (HDC). Kon de functie automatische verlichting geactiveerd worden? Ga naar stap 9. Ga naar stap 10. G01 Diagnoseprocedure van de functie Verlichting 10

11 STAP 9 Selecteer met het diagnosegereedschap het menu: Informatie voor de bestuurder / Communicatie Schakelaarmoduul onder stuurwiel Meting gegevens Bediening signalering Controleer de variatie van de parameter "drukschakelaar links" bij het bedienen van de linker toets van de stuurkolomschakelaar (HDC). Varieert de parameter? STAP 9.2 DE OORZAAK LIGT NIET IN DE BSI. HET IS NIET TOEGESTAAN DEZE TE VERVANGEN. Controleer of er storingen met betrekking tot de HDC aanwezig zijn. STAP 9.1 De handbediende stand van de verlichting werkt normaal. Het activeren van de automatische stand van de HDC verloopt volgens de juiste procedure. De automatische stand van de verlichting werkt echter niet. HET IS NIET TOEGESTAAN DE BSI TE VERVANGEN. m contact op met de diagnosehelpdesk. G01 Diagnoseprocedure van de functie Verlichting 11

12 STAP 10 Controleer of de regensensor op het multiplexnetwerk of op de conventionele bedrading is aangesloten. STAP 11 DE OORZAAK LIGT NIET IN DE BSI. HET IS NIET TOEGESTAAN DEZE TE VERVANGEN. Is de regensensor aangesloten op het multiplexnetwerk? Selecteer met het diagnosegereedschap het menu: BSI Configuratie Optie klant Verlichting/signalering Wijzig de parameter "gevoeligheid functie automatische verlichting" om te proberen de geconstateerde storing te verhelpen. STAP 12 Selecteer met het diagnosegereedschap het menu: BSI Uitlezen van storingen Is er sprake van storingen die verband houden met de regensensor? STAP 12.1 DE OORZAAK LIGT NIET IN DE BSI. HET IS NIET TOEGESTAAN DEZE TE VERVANGEN. Ga naar stap 13. Verhelp de storingen. Controleer de staat van de bedrading en de sensor. G01 Diagnoseprocedure van de functie Verlichting 12

13 STAP 13 Controleer de isolatie en de geleiding van de bedrading. Is de bedrading in orde? STAP 13.2 DE OORZAAK LIGT NIET IN DE BSI. HET IS NIET TOEGESTAAN DEZE TE VERVANGEN. STAP 13.1 Vervang de lichtsensor. Als de storing na het vervangen van de sensor niet is verholpen, is het toegestaan de BSI te vervangen. Repareer de bedrading en controleer of de klacht nog aanwezig is. Herhaal indien nodig de procedure vanaf het begin. G01 Diagnoseprocedure van de functie Verlichting 13

14 6 [G01] [S02] DE PLAFONNIER WERKT NIET GOED Opmerking nr. 1: Houd geen rekening met de storingen in de BSI met betrekking tot de plafonnier omdat de storingsdetectie niet correct is. Alleen als een klant er over klaagt mag een storing in de plafonnier worden verholpen. Opmerking nr. 2: Als bij een 206 de plafonnier knippert, betekent dit dat een portier niet goed is gesloten. Controleer als de portieren goed gesloten zijn of de informatie "portieren geopend" nog aanwezig is. Opmerking nr. 3: Als bij een 206 de plafonnier helemaal niet werkt, is de plafonnier waarschijnlijk handmatig uitgeschakeld. De plafonnier kan handmatig worden uitgeschakeld door, als het bestuurdersportier is geopend, op de drukknop van de plafonnier te drukken. De verlichting van de plafonnier kan weer worden ingeschakeld door het bestuurdersportier te openen en opnieuw op de drukknop van de plafonnier te drukken. Als geen van de bovenstaande opmerkingen van toepassing is op de auto, controleer dan de staat van de gloeilamp, de bedrading en de door de BSI verzamelde informatie. G01 Diagnoseprocedure van de functie Verlichting 14

15 7 [G01] [S03] DE BAGAGERUIMTEVERLICHTING WERKT NIET STAP 1 Basisvoorschriften: Controleer de gloeilampen. Controleer de zekeringen. Controleer de achterklepschakelaar. Controleer de bedrading tussen de BSI en de achterklepschakelaar. Controleer de bedrading tussen de BSI en het achterklepslot. Zijn alle bij stap 1 gecontroleerde onderdelen in orde? STAP 1.1 Repareer de defecte onderdelen en controleer of de klachten zijn verholpen. Herhaal indien nodig stap 1. STAP 2 Selecteer met het diagnosegereedschap het menu: BSI Meting gegevens Vergrendeling Open handmatig de achterklep en controleer de variatie van de desbetreffende parameter. Varieert de parameter "Openen" van de achterklep? STAP 2.1 Als de schakelaar werkt, mag de BSI worden vervangen. Ga naar stap 3. G01 Diagnoseprocedure van de functie Verlichting 15

16 STAP 3 Selecteer met het diagnosegereedschap het menu: BSI Testen van regelorganen Verlichting/signalering Activeer de bagageruimteverlichting. Werkt de bagageruimteverlichting bij het uitvoeren van deze test? STAP 3.1 De BSI mag worden vervangen. STAP 4 DE OORZAAK LIGT NIET IN DE BSI. HET IS NIET TOEGESTAAN DEZE TE VERVANGEN. G01 Diagnoseprocedure van de functie Verlichting 16