INBOUW HANDLEIDING GT806 (GT804+GT844)

Transcriptie

1 1

2 INBOUW HANDLEIDING GT806 (GT804+GT844) Hartelijk dank voor het kiezen van een GT produkt. Onze materialen zijn met uiterste zorg gefabriceerd en getest. Mocht U vragen over onze produkten hebben, dan staat onze technische dienst en verkoopstaf geheel tot Uw dienst. De fabrikant behoudt zich het recht voor modificaties aan te brengen ter verbetering van het product. Getronic noch Rho-Delta Automotive & Consumer products BV kunnen verantwoordelijk worden gehouden voor beschadigingen aan het elektrische systeem van de wagen ten gevolge van incorrecte installatie. Op elk Getronic product geldt 12 maanden fabrieksgarantie, ingaande de datum van aankoop door de eindgebruiker. BELANGRIJK: Om kortsluiting te voorkomen, adviseren wij voordat met montage wordt begonnen, eerst de negatieve accu-klem los te maken.om beschadigingen of kortsluiting te voorkomen dienen bij alle kabeldoorvoeringen doorvoertules gebruikt te worden, zodat de draden voldoende beschermd zijn.verder adviseren wij om alle aansluitingen te solderen. Plaats de led goed zichtbaar in het dashboard, zorg ervoor dat deze makkelijk bereikbaar is. Wanneer op de set een SCM/TNO goedkeuring moet worden afgegeven mogen de raamstickers niet worden geplaatst. De GT806 is een alarmsysteem dat in en uitgeschakeld wordt via de originele afstandbediening van de wagen. De GT806 heeft de volgende mogelijkheden: - Uitschakelbare ultrasoon detectie - Omtrekbeveiliging via bestaande portierschakelaars, kofferdekselschakelaar en meegeleverde motorkapschakelaar. - Aansluiting voor optionele detectors. - Detectie van startpogingen. - Optische en akoestische signalering van alarm meldingen. - Enkelvoudige automatisch inschakelende blokkering. - Optische en akoestische signalering bij in en uitschakelen (instelbaar). - Nood uitschakel procedure via GT CARD CODE. De set bestaat uit: - GT804 centrale controle stuureenheid. - GT844 sirene met noodstroom voorziening. - GT83 set ultrasoon sensoren. - ARS-2 hellinghoek detector (alleen bij Klasse 3). - GT632 radardetector (alleen bij cabrio sets). - Kabelboom. - Massa schakelaar. - Status led/drukknop. - Drukknop voor car-jack functie. - Inbouw handleiding en gebruikers handleiding. - 2 raamstickers. 2

3 1. Algemene aansluitingen Bruin: Rood: Geel: Wit en Grijs: Groen: Groen/bruin: Groen/zwart: Oranje (2x): Roze: Blauw: Blauw/wit: Geel/zwart: Blauw/paars: Groen/blauw: Zwart/wit: Rood/bruin: Rood/grijs: Geel/bruin: Geel/grijs: Aan origineel massapunt van de auto. Aan een constante +12 Volt aansluiting (gebruik hierbij de meegeleverde 15Amp zekering). Plus onder contact (+15/54). Het is belangrijk dat ook tijdens het starten op deze draad +12 Volt aanwezig blijft. Met deze draden kan een (start)motorblokkering worden gemaakt. Aansluiting massaschakelaars van motorkap en kofferdeksel. Aansluiting voor (bestaande) massaschakelaars van de portieren. Aansluiting voor een optionele detector zoals de GT-632. Richtingaanwijzers links en rechts. Op deze draad komt +12 Volt te staan als het alarm ingeschakeld is. Hierop kunnen extra accessoires zoals de GT-466 aangesloten worden. Let op: de maximale belasting van deze draad is 80mA! Aan blauwe draad van GT844 sirene. Aan 1 van de zwarte draden van de GT843 sirene (optie). Aansluiting voor negatief gestuurde claxon. Let op: de maximale belasting van deze draad is 100mA! Sluitcommando voor massa gestuurde comfortschakeling. Aansluiting voor car-jack functie, aansluiten aan massa geschakelde draad van linker portier schakelaar (bestuurders portier). Aansluiting voor drukschakelaar t.b.v. car-jack functie. Draad t.b.v. inschakelen van alarm. Moet geprogrammeerd worden. Draad t.b.v. uitschakelen van alarm. Moet geprogrammeerd worden. Draad t.b.v. controle inschakelen. Moet geprogrammeerd worden. Draad t.b.v. controle uitschakelen. Moet geprogrammeerd worden. 2. Aansluitingen GT844 sirene Bruin: Rood: Blauw: Aan origineel massa punt van de auto. Aan een constante +12 Volt aansluiting (gebruik hierbij de meegeleverde 5Amp zekering). Aan blauwe draad van centrale GT Aansluitingen GT843 sirene (optie) Zwart: Zwart: Sluit 1 van de zwarte draden aan op een constante +12 Volt aansluiting (gebruik hierbij de meegeleverde 5Amp zekering). Sluit andere zwarte draad aan op de blauw/witte draad van centrale GT804. 3

4 4. Montage sirene De sirene dient geplaatst te worden onder de motorkap op een plaats buiten bereik van opspattend water en uit de buurt van bewegende delen, bougiekabels en ontsteking. 5. Montage GT804 centrale Plaats de GT804 centrale op een droge plaats onder het dashboard van de wagen. Let bij de plaatsing van de centrale en het geleiden van de kabelboom onder het dashboard op bewegende delen van de pedalen, stuur etc. 6. Montage ultrasoon sensoren Plaats de beide ultrasoon sensoren boven aan de A-stijlen van de auto. De gevoeligheid van de ultrasoon detectie kan worden afgesteld met de witte potmeter op de achterkant van de centrale. De draden van de ultrasoon sensoren mogen niet worden verlengd of ingekort. gevoeligheid 7. Montage drukschakelaar van car-jack functie Wanneer de car-jack functie gewenst is dient de drukschakelaar voor het activeren van deze functie te worden geplaatst. Plaats de drukschakelaar op een, door de bestuurder, makkelijk bereikbare plaats. 8. Schakeldraden voor in en uitschakelen Rood/bruin is voor het inschakelen van het alarm. Rood/grijs is voor het uitschakelen van het alarm. Deze draden kunnen worden aangesloten op bijvoorbeeld de aansturing draden van de centrale vergrendeling motoren. Geel/bruin is de controle draad voor het inschakelen van het alarm. Geel/grijs is de controle draad voor het uitschakelen van het alarm. Via deze draden is het mogelijk om het alarm uitsluitend via de originele afstandbediening van de wagen te bedienen. In de voertuig specifieke inbouwinstructies voor GT-alarm systemen staat vermeld op welke draden van de wagen de in- en uitschakel draden van het alarm aangesloten dienen te worden. 9. Omschrijving van te programmeren functies 1 Programmeren van het aantal pulsen voor in en uitschakelen van het alarm. Door deze functie aan te zetten zal het alarm tijdens het programmeren het aantal pulsen (op de rood/bruine en rood/grijze draden) voor het in en uitschakelen opslaan. 2 Input van controle signalen. Door deze functie aan te zetten wordt ingesteld dat de signalen voor de controle draden (geel/bruin en geel/grijs) pulserend zijn. 4

5 3 Controle signalen na schakel signalen. Door deze functie aan te zetten zal het alarm alleen in en uitschakelen wanneer de signalen voor de controle draden (geel/bruin en geel/grijs) na de signalen voor de schakeldraden (rood/bruin en rood/grijs) worden afgegeven door de wagen. 4 Variabele schakel signalen. Door deze functie aan te zetten wordt ingesteld dat de signalen voor de schakeldraden (rood/bruin en rood/grijs) variabele puls tijden hebben. 5 Input car-jack functie. Door deze functie aan te zetten wordt ingesteld dat er een pulserend signaal vanaf de deurschakelaar komt voor de car-jack functie. 6 Pieptonen bij in- en uitschakelen. Door deze functie aan te zetten wordt ingesteld dat het alarm bij in- en uitschakelen pieptonen geeft. 7 Aansturing knipperlichten bij in- en uitschakelen. Door deze functie aan te zetten wordt ingesteld dat het alarm bij in- en uitschakelen de knipperlichten aanstuurt. 8 Aansturing binnenverlichting. Door deze functie aan te zetten wordt ingesteld dat het alarm bij uitschakelen de binnenverlichting voor 15 seconden aanstuurt. 10. Programmeren van de functies Zorg ervoor dat de negatieve accu pool weer is aangesloten en dat het alarm is uitgeschakeld. 1- Open de motorkap en het linker portier (en laat deze open tijdens Programmeren). 2- Zet het contact van de wagen aan. 3- Druk de led in totdat het alarm een lange pieptoon geeft en de knipperlichten 1 maal oplichten. Led zal nu gaan knipperen ten teken dat het alarm kan worden geprogrammeerd. 4- Om een functie te selecteren dient de led net zo vaak ingedrukt te worden als het nummer van de te selecteren functie (bijv. functie 4 = 4 maal de led indrukken). Nadat het nummer is ingevoerd zal het alarm het nummer via de led en pieptonen het nummer nogmaals weergeven (bijv. functie 4 = 4 pieptonen en 4 maal knipperen van de led). Het alarm zal nu 2 seconden weergeven of de geselecteerde functie aan staat (led aan) of uit staat (led uit). Wanneer tijdens deze 2 seconden de led nogmaals wordt ingedrukt kan de status van de functie worden gewijzigd. Na de 2 seconden zal de led weer gaan knipperen ten teken dat een volgende functie kan worden geselecteerd en gewijzigd. 5- Om de programmeer mode te verlaten dient het contact uitgezet te worden. 5

6 Programmeer tabel: Functie Programmeren aantal pulsen Input van controle signalen Controle signalen na schakel signalen Variabele schakel signalen Input voor car-jack functie pulserend Pieptonen bij inen uitschakelen Aansturing knipperlichten bij in- en uitschakelen Aansturing binnenverlichting Aantal maal Aantal maal Led uit Led aan indrukken led knipperen led 1 1 Uitgeschakeld Ingeschakeld 2 2 Uitgeschakeld Ingeschakeld 3 3 Uitgeschakeld Ingeschakeld 4 4 Uitgeschakeld Ingeschakeld 5 5 Uitgeschakeld Ingeschakeld 6 6 Uitgeschakeld Ingeschakeld 7 7 Uitgeschakeld Ingeschakeld 8 8 Uitgeschakeld Ingeschakeld 11. Programmeren in en uitschakel signalen Zorg ervoor dat de draden: rood/bruin, rood/grijs, geel/bruin en geel/grijs correct zijn aangesloten volgens de voertuig specifieke inbouwinstructie voor GT-alarm systemen. Controleer of het contact van de wagen uit is en of het alarm is uitgeschakeld. 1- Verbind de groen/gele draad met massa tot het alarm een lange pieptoon geeft en de led gaat knipperen. 2- Neem de groen/gele draad los van massa en verbind de groen/gele draad binnen 10 seconden weer met massa, na een aantal seconden zal het alarm 3 pieptonen geven en 3 maal de knipperlichten aansturen. 3- Het alarm zal direct 6 pieptonen geven en 6 maal de knipperlichten aansturen. Wanneer de led gaat knipperen is er 2 minuten tijd om in en uitschakel signalen te programmeren. 4- Sluit motorkap, kofferdeksel en de deuren zonder deze op slot te zetten. 5- Sluit de centrale vergrendeling via de originele handzender, na een paar seconden zal het alarm een korte pieptoon geven en de knipperlichten 1 maal aansturen. Wacht een paar seconden. 6- Open de centrale vergrendeling via de originele handzender, na een paar seconden zal het alarm 2 maal de knipperlichten aansturen en 2 korte pieptonen en 1 lange pieptoon geven. De led zal uitgaan en het programmeren is klaar. Wanneer er iets fout gaat tijdens het programmeren zal het alarm 1 lange pieptoon geven en de led uitgaan. Voordat er nu opnieuw geprogrammeerd kan worden dient de voeding van het alarm te worden onderbroken voor 10 seconden. Daarna dienen de aansluitingen van de draden: rood/bruin, rood/grijs, geel/bruin 6

7 en geel/grijs te worden gecontroleerd. Daarna dienen de geprogrammeerde functies te worden gecontroleerd. Wanneer alles gecontroleerd is kan opnieuw worden begonnen met programmeren vanaf Alarm test Zorg ervoor dat het alarm uitgeschakeld is. 1- Verbind de groen/gele draad met massa tot het alarm een lange pieptoon geeft en de led gaat knipperen. 2- Neem de groen/gele draad los van massa en verbind de groen/gele draad binnen 10 seconden weer met massa, na een aantal seconden zal het alarm 3 pieptonen geven en 3 maal de knipperlichten aansturen. Het alarm staat nu in test mode, alle aansluitingen kunnen nu worden gecontroleerd. 3- roze draad van het alarm zal nu +12 volt uitsturen, extra modules welke zijn aangesloten zullen dus direct actief zijn. 4- Wanneer de motorkap, de kofferdeksel of een portier wordt geopend zal het alarm een pieptoon geven en de knipperlichten aansturen. 5- Wanneer een optionele detector een detectie afgeeft zullen de led en de knipperlichten 2 maal worden aangestuurd. 6- Wanneer het ultrasoon een detectie afgeeft zullen de knipperlichten worden aangestuurd. 7- Wanneer het contact aan gezet wordt zal het alarm voor 1 seconde de sirene aansturen. Wanneer de drukschakelaar voor de car-jack functie wordt ingedrukt zal het alarm een pieptoon geven en de knipperlichten aansturen. Om de test mode te verlaten dient via de originele afstandbediening van de wagen de centrale vergrendeling te worden bedient. Het alarm zal een lange pieptoon geven ten teken dat de test mode is uitgeschakeld. 7

8 8

9 9

10 STORING ZOEKEN Indien er een functie niet werkt moet er storing gezocht worden. Hieronder volgt een overzicht van mogelijke storingen en een eventuele oplossing: Storing Het alarm schakelt niet in en uit. Het alarm gaat continue af. Het ultrasoon werkt niet. De sirene werkt niet. Oplossing Controleer de aansluiting van de draden: Rood/bruin, rood/grijs, geelbruin en geel/grijs. En controleer de geprogrammeerde functies 1 t/m 4. Controleer na het uitschakelen van het alarm de knippercode van de led, zie geheugen functie tabel in de gebruikers handleiding. Controleer de instelling van de gevoeligheid achterop de GT804 en controleer of de draden van de sensoren niet bekneld zitten of beschadigd zijn. Controleer de aansluitingen van de sirene. Voor technische vragen en/of opmerkingen kunt U altijd contact opnemen met de technische dienst, telefoon

11 11

12 1. In- en uitschakelen van het alarm Het alarm wordt in- en uitgeschakeld via de originele afstandbediening van de wagen. Het alarm schakelt in wanneer de wagen via de originele afstandbediening vergrendeld wordt. Bij het inschakelen zal het alarm 1 korte pieptoon geven, tevens kunnen de knipperlichten 1 maal worden aangestuurd wanneer deze functie is ingesteld. De led zal constant branden en na een minuut gaan knipperen. Eventueel aangesloten elektrische ramen zullen worden gesloten. Het alarm schakelt uit wanneer de wagen via de originele afstandbediening ontgrendeld wordt. Bij het uitschakelen zal het alarm 2 korte pieptonen geven, tevens kunnen de knipperlichten 2 maal worden aangestuurd wanneer deze functie is ingesteld. De led zal uitgaan. Wanneer het alarm niet uitschakelt wanneer de wagen via de originele afstandbediening wordt ontgrendeld, kan het alarm worden uitgeschakeld via de GT CARD CODE. 2. Beveiliging Het alarm heeft de volgende beveiligings zones. - Motorkap/kofferdeksel. - Portieren. - Interieur beveiliging via ultrasoon. - Contactslot. - Voedingscircuit. - Enkelvoudige (start)motorblokkering. Wanneer het alarm af gaat zal gedurende 30 seconden de sirene loeien en zullen de knipperlichten knipperen. Wanneer het alarm wordt uitgeschakeld zal de sirene 4 korte pieptonen geven, tevens kunnen de knipperlichten 4 maal worden aangestuurd wanneer deze functie is ingesteld, ten teken dat er een alarm is geweest. De led zal nu onregelmatig knipperen (geheugen functie). Door te tellen hoe vaak de led achter elkaar knippert kan worden bepaald op welke beveiligings zone het alarm is afgegaan. De led zal de geheugenfunctie weergeven totdat het contact van de wagen wordt aangezet. Geheugen functie tabel Aantal maal knipperen led Beveiliging zone 1 Ultrasoon 2 Optionele detector 4 Portieren 5 Motorkap/kofferdeksel 6 Contact slot 7 Voeding 3. Tijdelijk uitschakelen van interieur beveiliging en optionele detectors Voordat het alarm wordt ingeschakeld kan worden ingesteld dat de interieur beveiliging en optionele detectors tijdelijk worden uitgeschakeld, bijvoorbeeld wanneer er een hond in de auto achterblijft. Druk de led in totdat deze gaat knipperen, stap nu uit sluit de portieren en zet het alarm aan via de originele 12

13 afstandbediening van de wagen. De interieur beveiliging en optionele detectors zijn nu uitgeschakeld, alle andere beveiligings zones zijn ingeschakeld. Wanneer het alarm wordt uitgeschakeld en opnieuw wordt ingeschakeld zijn de interieur beveiliging en optionele detectors weer ingeschakeld. 4. (start)motorblokkering Het alarm is voorzien van een enkelvoudige automatisch inschakelende (start)motorblokkering. Deze blokkering zal altijd automatisch inschakelen. - 1 minuut na uitzetten van het contact en open van een portier. - 2 minuten na uitzetten van het alarm zonder het contact aan te zetten minuten na uitzetten van het contact. Door het alarm in te schakelen en gelijk weer uit te schakelen wordt de blokkering weer uitgeschakeld zodat de wagen kan worden gestart. 5. Car-jack functie Het alarm is voorzien van een car-jack functie. Om deze functie te kunnen gebruiken dient de extra drukknop voor de car-jack functie te zijn ingebouwd en aangesloten. De car-jack functie werkt als volgt: 1- Het alarm moet uitgeschakeld zijn. 2- Het contact van de wagen moet aan staan (motor loopt). 3- Door op de drukknop van de car-jack functie te drukken kan de car-jack functie worden aangezet, de led zal constant gaan branden. 4- Door nogmaals de knop in te drukken wordt de car-jack functie weer uitgeschakeld en zal de led weer uitgaan. Wanneer de car-jack functie is aangezet tijdens het rijden (led brand), zal de functie als volgt worden ingeschakeld: 5- Wanneer het linker portier (bestuurders portier) wordt geopend zal de led uitgaan. 6- Na 60 seconden zal het alarm volledig inschakelen, zonder de (start)motorblokkering in te schakelen. 7- Wanneer het contact van de wagen wordt uitgezet zal ook de (start)motorblokkering worden ingeschakeld. 8- Het alarm kan nu alleen worden uitgeschakeld via de GT CARD CODE. 13

14 6. Uitschakelen via de GT CARD CODE Wanneer het alarm niet uitschakelt via de originele afstandbediening of wanneer de car-jack functie ingeschakeld staat. Kan het alarm worden uitgeschakeld met de GT CARD CODE: 1 Pak het kaartje met daarop de GT CARD CODE. 2 Open het linker portier stap in en sluit het portier, het alarm zal nu 30 seconden afgaan. 3 Druk de led in wanneer het alarm stopt met afgaan en houdt de led ingedrukt totdat het alarm 1 pieptoon geeft en de knipperlichten 1 maal aanstuurt (dit moet gedaan worden binnen 5 seconden nadat het alarm stopt met afgaan). 4 Zet nu binnen 10 seconden het contact van de wagen aan en uit. De led zal nu constant branden. 5 Er is nu 10 seconden tijd om het eerste nummer van de GT CARD CODE via de led in te voeren (bijvoorbeeld: het eerste nummer is 2, druk de led 2 maal in). 6 Na deze 10 seconden zal de led 5 seconden uit gaan. 7 Wanneer de led weer gaat branden is er 10 seconden tijd om het volgende nummer van de GT CARD CODE in te voeren. 8 Herhaal 6 en 7 totdat alle nummers van de GT CARD CODE zijn ingevoerd. 9 Wanneer de code correct is ingevoerd zal het alarm uitschakelen. 10 Wanneer de code niet correct is ingevoerd dient de procedure vanaf punt 3 te worden herhaald. 14

15 PERIODIEK ONDERHOUD Het is aan te raden om elk halfjaar het ingebouwde systeem te controleren. Dit kan gebeuren door de eindgebruiker en/of door de installateur van het systeem. Controleer het alarm aan de hand van onderstaande checklist: Handeling In en uitschakelen van het alarm. Schakel het alarm in wacht 10 seconden en open de motorkap, het alarm moet nu afgaan. Herhaal dit voor de kofferdeksel. Schakel het alarm in wacht 60 seconden en open een portier, Het alarm moet nu afgaan. Herhaal dit voor alle portieren. Open een raam, schakel het alarm in wacht 60 seconden en steek een arm door het raam, beweeg de arm ter hoogte van het stuur, het alarm moet nu afgaan. Schakel het alarm in wacht 60 seconden en open een portier, de sirene moet nu gaan loeien en de knipperlichten moeten gaan knipperen. Alleen bij klasse 3: Schakel het alarm in wacht 60 seconden en krik de wagen op, wanneer de wielen los komen van de grond moet het alarm afgaan. Schakel het alarm in en maak de negatieve accupool los, de sirene moet nu gaan loeien. Gecontroleerd 15