Theorieboekje CWO-Rb3



Vergelijkbare documenten
Hoofdstuk 5 Vaartekens

Lichten en tekens Gebruikte symbolen: Vast rond omschijnend licht. Vast licht dat schijnt over een beperkte boog van de horizon.

Theorieboekje CWO-Rb3

Een eenparige cirkelbeweging is een cirkelbeweging, waarbij de grootte van de snelheid niet verandert.

BPR, geluidseinen, lichten 28 februari 2017

Bijlage 3: Budgetbrief. Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant. Postbus AW Eindhoven. t.a.v. mevrouw H.F. van Breugel. Bergen op Zoom, 25 juni 2014

Hardmetalen stiftfrezen voor ruw gebruik speciaal in gieterijen, werven en in de staalbouw

Eenparige cirkelbeweging

L Garantievoorwaarden/Gebruikershandleiding DUCOTWIN/ DUCOSCREEN

Westergracht 71 - Haarlem

Voor de warmteoverdracht Q van punt A naar punt B geldt de formule:

BPR. Algemene Bepalingen. Instructie CWO 3 BPR

Handleiding leginstructies

Westergracht 71 - Haarlem

Visualisatie van het Objectgeoriënteerde Paradigma. Arend Rensink Faculteit der Informatica, Universiteit Twente

Centraal Bureau voor de Statistiek

- 1 - UITVOERINGSPLAN WMO BELEIDSPLAN RONDOM BURGERS

R W B Gl Gr. Dit examen bestaat uit 40 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 28 van de 40 vragen goed hebt

R W B Gl Gr. Dit examen bestaat uit 40 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 28 van de 40 vragen goed hebt

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 17 MEI 2008

Pieter Oosterhout Buro voor Architektuur BNA BV

Kielboot zeilen - Basistheorie BPR in het kort. Inleiding

Aanvraag van een vergunning voor het exploiteren van een taxidienst

HOEKCONTACT KOGELLAGERS

Beantwoord de vragen bij Verkennen. Denk aan de goniometrische verhoudingen sinus en cosinus!

Inclusie en Exclusie groep 1

Voor een stad om van te houden. Amsterdam Nieuw-West Dr. H. Colijnstraat kamerappartement op de tiende en elfde verdieping

BPR. Dagtekens. Instructie ZI BPR

WOLFF A Brand of UFLOOR Systems

Hoofdstuk 13. Bijzondere bepalingen voor de scheepvaart van, naar en in de haven van Den Helder

Examen VWO. wiskunde B (pilot) tijdvak 1 maandag 15 mei uur

Het Informatieportaal voor Financiële Veiligheid. De 4 bedreigingen voor je spaargeld vandaag

Het is voorjaar en nieuwe samenwerkingen bloeien op. Het samenwerken met

Voor een stad om van te houden. Amsterdam Nieuw-West Osdorpplein kamer appartement op de eerste verdieping. Netto huurprijs 819 Per maand

In hoofdstuk 1 zijn algemene beschouwingen en de visie van ENECO Net- Beheer op de verdere ontwikkeling van het beheerde net opgenomen.

Vaarbewijs 1. Verlichting

Begrippen en Definities. Ivar ONRUST

Een nieuw model voor de CBS huishoudensprognose

Examen Maart De vrije zijde van een beperkt manoeuvreerbaar schip wordt overdag aangeduid met (CEVNI):

Op verzoek van Patrick Fey, voorzitter CNV Overheid & Publieke Diensten stuur ik u deze brief met de bijbehorende bijlage toe.

plannen HUISWERKTOOLS 5 TOOLS direct aan de slag! Your future is created by what you do today not tomorrow! SKUR Angelique Gerretsen & Petra Daemen

Eerste ronde - 20ste Vlaamse Fysica Olympiade 1. 20ste Vlaamse Fysica Olympiade. R R R p 1 2 = + = FA. l = ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C )

Inclusie en Exclusie groep 2

9. Matrices en vectoren

Afleiding Kepler s eerste wet, op basis van Newton s wetten

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 21 november 2009

Les 5: Voorrangsregels Watersportvereniging Monnickendam

Centraal Bureau voor de Statistiek

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 19 november 2011

collectieformules zorgt ervoor

Ter info. a m/s² a = Δv/Δt Toetsvraag 1. v m/s v = 2πr/T Toetsvraag 4

Uitwerkingen bij de opgaven van. De Ster van de dag gaat op en onder

Standaarden Verpleeghuiszorg

Veilig varen. Welkom KBC Utrecht.

Examen Beperkt stuurbrevet

1. Langere vraag over de theorie

1. Hieronder is een verkeerssituatie afgebeeld. Geen van beide schepen volgt stuurboordwal. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft.

Advies: Het college gaat akkoord met verzending van bijgaande RIB naar de gemeenteraad.

Instructiemateriaal voor het diploma CWO Roeiboot 1/2 Met bijbehorend insigne roeien Wilhelminagroep Zeeverkenners

Onderzoek naar het effect van actief randenbeheer op akker- en weidevogels in West-Brabant

vrij kamperen, Bivakkeren, paalkamperen... met tent of camper

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 8 MAART 2008

SCHUITEMAN ACCOUNTANTS & ADVISEURS

wiskunde B pilot vwo 2017-I

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

1. Procedure. Tabel 1: vergunde situatie. Ammoniakemissie Geuremissie Fijn stofemissie Ammoniakemissiefactor. Geur- Emissiefacto r OU/sec/dier

Damoclesbeleid gemeente Texel 2018

Beredeneerd aanbod groep 1 en 2

SCHUITEMAN ACCOUNTANTS & ADVISEURS

Cursus CWO RO III. Begrippen: BPR (Binnenvaart Politie Reglement) Aantekeningen. versie 1.2 jan-2002 pagina 1

Examen CWO kielboot II

Een aantal bepalingen uit het Binnenvaart Politie Reglement * welke voor roeiers van belang kunnen zijn.

Fase 2-11 vrij kavels. Startebos. plezierig wonen in Meijel

Examen CWO roeien III

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 14 maart 2009

Examen November 2005

nr. 37 van JOS DE MEYER datum: 20 oktober 2015 aan HILDE CREVITS Onderwijspersoneel - Afwezigheden wegens ziekte

Insigne Roeien CWO Roeien I II

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 13 maart 2010

Examen CWO kielboot I

BINNENVAART POLITIE REGELEMENT (BPR)

borden en diversen 13 maart 2017

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 16 november 2013

Examen CWO kielboot III

ELEKTRICITEIT THEORIE ASM versie:3/12/2008 I. Claesen 1 Asynchrone motor... 3

Franchisebriefing. Intakeformulier. Stuur het ingevulde intakeformulier met een recente CV per naar.

landschapskrant Noord-Hageland. Dag van de biodiversiteit Werchter zondag 22 mei in dit nummer

Dit examen bestaat uit 35 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 25 van de 35 vragen goed hebt

Datastructuren college 9

Dit is geen toeval 6 Over waarom je dit boek leest en hoe je ermee aan de slag kunt gaan. Lees dit eerst. 9 Stap 1: Vind je passie 96

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 22 november 2008

Dit examen bestaat uit 35 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 25 van de 35 vragen goed hebt

Ouders, helpen jullie je kind om naar de doop toe te groeien?

Vraag Antwoord Scores. methode 1 Omdat de luchtweerstand verwaarloosd wordt, geldt: v( t) = gt. ( ) ( ) 2

Opmerking: Tenzij anders vermeld hebben de vragen betrekking op het APSB.

'2o. Cofl ,... ~... EK/

P&O ISD. ssc. Hieronder vindt u kort de conclusies en resterende vragen weergegeven. In de bijlage vindt u een toelichting hierop.

Wiskundige Technieken 2 Uitwerkingen Tentamen 26 januari 2015

Nr. juni jar

Tentamen Natuurkunde I uur uur woensdag 12 januari 2005 Docent Drs.J.B. Vrijdaghs

Transcriptie:

Theoieboekje CWO-Rb3 Vesie oktobe 2000 Watescouting Mak Twain Nedeweet intenet: http://scoutnet.nl/~scoutppx/ 1

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen...4 Binnenvaat Politie Reglement (BPR)...4 Toepassingsgebied...4 Begippen...5 De schippe...6 Veplichtingen van de bemanning...6 Voozogsmaategelen...7 Afwijking van het eglement...7 Reglement aan bood...7 Buitenbood uitsteken van voowepen...7 Bescheming van scheepvaattekens...8 Vekeesaanwijzingen...8 Velenen van medeweking aan ambtenaen...8 Hoofdstuk 2: Kentekens...8 Hoofdstuk 3: Optische tekens van schepen...8 Begipsbepalingen...8 Veboden tekens...9 Veboden lichten, vlaggen, boden of andee voowepen...9 Lichten en tekens...10 Slepende en/of assisteende gote motoschepen...12 Slepen kleine schepen...13 Duwstellen en samenstellen...14 In bedijf zijnde wektuigen en vastgevaen of gezonken schepen...15 Stilliggende schepen...16 Oveige lichten...16 Bijkomende lichten...17 Hoofdstuk 4 Geluidsseinen van schepen...18 Hoofdstuk 5 Vaatekens...19 Vebodstekens...19 Gebodstekens...20 Bepekingtekens...21 Aanbevelingstekens...21 Aanwijzingstekens...22 Tekens aan kunstweken...24 Hoofdstuk 6 Vaaegels...25 Kuisende koesen...25 Tegengestelde koesen zonde stoom...27 Tegengestelde koesen met stoom...27 Tegengestelde koesen met engte(s)...28 Hoofdstuk 7 Regels voo het ligplaats nemen...30 Toestaan langszijde te komen...30 Medeweking tot vetekken of vehalen dan wel tot uimte maken...30 Hoofdstuk 8 Vaawegmakeing...30 Betonning...30 Cadinale makeing...32 Hoofdstuk 9 Eenvoudige meteoologie...34 Luchtduk en het ontstaan van wind...34 Windichting...35 Hoofdstuk 10 Vaapoblematiek andesootige schepen...35 Diepgang...35 Golfslag...35 Zuiging...35 Dode hoek...36 Sleep...36 2

Hoofdstuk 11 Veiligheid...36 Reddingsvesten...36 Veiligheid en gedag...36 Band...37 Blusmiddelen...38 Wate...38 Hoofdstuk 12 Schiemannen...38 Sooten touwwek...38 Steken en knopen...39 Hoofdstuk 13 Vletondedelen...42 Hoofdstuk 14 Roeicommando s...43 Uitvoeende commando s...43 Voobeeidende commando s...44 Een achtje oeien...45 Aantekeningen... Fout! Bladwijze niet gedefinieed. Oktobe 2000, Watescouting Mak Twain Nedeweet. Auteu: Bas van Eck Gebuikte liteatuu: Gote leidaad voo zeiles; dede duk Uitgeveij het goede boek (niet mee in de handel) ISBN 90 240 0628 7 Cusus klein vaabewijs 1 en 2; vijfde duk KNMC / KNWV / NWB / ANWB ISBN 90 18 00208 9 Steken, splitsen en knopen Uitgeveij Hollandia ISBN 90 6045 652 1 Theoie KB3 zeilschool Nedeland Laetitia Bandsma Cusus CWO Rb3 Scouting Den Hoon 3

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen Binnenvaat Politie Reglement (BPR) Het BPR bestaat uit 7 hoofdstukken. De hoofdstukken zijn ondevedeeld in afdelingen en de afdelingen bevatten wee een goot aantal atikelen. Om het niet al te ingewikkeld te maken is in dit boekje een samenvatting van het BPR gemaakt De hoofdstukken bevatten: 1: Algemene bepalingen 2: Kentekens 3: Optische tekens van schepen 4: Geluidsseinen van schepen 5: Vekeestekens 6: Vaaegels 7: Regels voo het ligplaats nemen Het is voo de watespote, dus ook watescout, belangijk het BPR te kennen; de veiligheid van het schip en van de oveige schepen op het wate is hiemee gediend. Niet alle atikelen van het BPR zijn van belang voo de veilige vaat van kleine schepen. Daaom woden in dit boekje alleen die atikelen behandeld, die voo CWO3-oeien belangijk zijn. Toepassingsgebied Het BPR is van kacht op alle openbae wateen in Nedeland die voo de scheepvaat open staan, met uitzondeing van de Boven-Rijn, de Waal, het Pannedensch Kanaal, de Nede-Rijn, de Lek, de Westeschelde, het Kanaal van Teneuzen naa Gent, de Dollad en de Eemsmonding. Ook de Waddenzee en het IJsselmee zijn openbae wateen in Nedeland die voo de scheepvaat open staan, dus is het BPR op deze wateen van toepassing. 4

Hieonde staan de veklaingen van een aantal uitdukkingen die in het BPR woden gebuikt. Het is belangijk deze uitdukkingen te kennen. Wil je dit eglement begijpen, dan moet je de betekenis van deze uitdukkingen kennen. Begippen a. schip: elk vaatuig gebuikt of geschikt om te woden gebuikt als een middel van vevoe te wate, met of zonde wateveplaatsing; b. motoschip: een schip dat gebuik maakt van zijn mechanische middelen tot vootbeweging; c. zeilschip: een schip dat uitsluitend doo middel van zijn zeilen wodt vootbewogen. Een schip dat onde zeil vaat en tegelijketijd zijn mechanische middelen tot vootbeweging gebuikt is een motoschip. Deze definitie is belangijk voo de vaaegels, vooal voo kleine schepen ondeling, waabij het zeilschip vooang heeft; d. sleep: een samenstel van één of mee motoschepen en één of mee op tos daaaan vebonden andesootige schepen, waabij de motoschepen dienen voo het vootbewegen; e. duwstel: een hecht samenstel van één of mee duwboten en één of mee andesootige schepen, waavan e tenminste één is geplaatst voo één van de duwboten; f. duwboot: een motoschip dat deel uitmaakt van een duwstel en daabij dient voo het vootbewegen en het stuen van de andesootige schepen en dat daatoe is gebouwd of ingeicht; g. duwbak: een schip dat is gebouwd of in het bijzonde geschikt is om te woden geduwd; h. gekoppeld samenstel: een samenstel van één of mee motoschepen en één of mee langszijde daaaan vastgemaakte schepen; i. dijvend wektuig: een dijvend bouwsel, met mechanische wektuigen, dat is bestemd om op vaawegen of in havens te woden gebuikt. Dit zijn bijvoobeeld baggemolens en kanen; j. vissesschip: een schip dat vist met netten, lijnen, sleepnetten of ande vistuig, die de manoeuveebaaheid bepeken; k. veepont: een schip dat een veedienst ondehoudt, waabij de vaaweg wodt ovegestoken en dat doo de bevoegde autoiteit als veepont is aangemekt; l. klein schip: een schip waavan de lengte minde dan 20 mete bedaagt, met uitzondeing van: een sleepboot; een schip dat mee dan 12 passagies mag vevoeen; een veepont; een vissesschip. 5

Als lengte wodt de afstand van de vookant van het vooste tot de achtekant van het achteste vaste deel van de omp, zonde de boegspiet, de papegaaistok, het timvlak en het oeblad bedoelt. De meeste jachten vallen dus, gezien hun lengte, onde de definitie van een klein schip. Een boegspiet en een papegaaistok komen nog voo op de gote platbodemjachten en zijn meestal afneembaa en vomen dus geen vast deel van de omp. Ook een oe is geen vast ondedeel; m. stilliggend schip: een schip dat hetzij ten anke, hetzij gemeed ligt. Een schip ligt indiect ten anke of gemeed, als het gemeed ligt aan een schip dat diect ten anke of gemeed ligt; n. vaend schip: een schip dat noch ten anke of gemeed ligt, noch is vastgevaen; o. des nachts: de tijd tussen zonsondegang en zonsopgang., p. des daags: de tijd tussen zonsopgang en zonsondegang; q. flikkelicht: een peiodelicht, dat 50 tot 60 flikkeingen pe minuut toont;. kote stoot: een geluidssein, dat ongevee 1 seconde duut; lange stoot: een geluidssein, dat ongevee 4 seconden duut; de tijduimte tussen twee opeenvolgende stoten moet 1 seconde bedagen; s. eeks zee kote stoten: een eeks van tenminste 6 stoten, elk duende ongevee 1/4 seconde; de tijduimte tussen opeenvolgende stoten moet ongevee 1/4 seconde bedagen; t. samenstel: een sleep, een duwstel of een gekoppeld samenstel; u. vaaweg: elk voo het openbaa vekee met schepen openstaand wate; v. vaawate: het gedeelte van een vaaweg dat feitelijk doo de scheepvaat kan woden gebuikt; w. snelle motoboot: een klein schip dat bij gebuik van zijn mechanische middelen tot vootbeweging snelle kan vaen dan 20 km pe uu. x. een schip, dat echtsteeks van zee komt of echtsteeks naa zee gaat: een schip dat, nadat het van zee is gekomen dan wel alvoens het naa zee vetekt, deelneemt aan de scheepvaat. De schippe De schippe is degene die de navigatie leidt. Dit kan dus ook degene zijn die aan het oe staat, tewijl de schippe ligt te slapen en niet beeikbaa is. De schippe hoeft niet altijd aan dek of in de stuuhut te zijn. Hij blijft de schippe, ook als hij kote tijd in de kajuit veblijft (bijvoobeeld om koffie te dinken of om te eten) en dan de leiding van de navigatie aan een ande bemanningslid ovelaat. De schippe van een schip is veantwoodelijk voo de naleving van de bepalingen van dit eglement. Veplichtingen van de bemanning Een lid van de bemanning van een schip moet de aanwijzingen opvolgen, die hem doo de schippe binnen de genzen van zijn veantwoodelijkheid woden gegeven. Hij moet ook 6

zonde aanwijzing van de schippe meeweken aan de naleving van de bepalingen van dit eglement. lede ande die zich aan bood van een schip bevindt, moet de aanwijzingen opvolgen die hem doo de schippe in het belang van de veiligheid van de vaat of de goede ode aan bood woden gegeven. Voozogsmaategelen Een schippe van een schip moet, ook bij het ontbeken van uitdukkelijke vooschiften in het eglement, alle voozogsmaategelen nemen, die volgens goede zeemanschap of doo omstandigheden waain het schip zich bevindt in het belang van de veiligheid en de goede ode van de scheepvaat zijn geboden. De wetgeve vindt het volgen van goede zeemanschap zó belangijk, dat hij hieop in alle atikelen de aandacht vestigt. De uime begippen 'goede zeemanschap' en 'de omstandigheden, waain het schip zich bevindt', dekken de gote vescheidenheid van situaties, die zich in de scheepvaat kunnen voodoen. Het BPR dekt dus niet alle mogelijke situaties. Wat is nu 'goede zeemanschap' (in de binnenvaat ook wel goed schippesgebuik' genoemd)? Dat is vaen met gebuik van het gezonde vestand, dus: a. met kundigheid en vaadigheid; b. met oveleg handelen en voouit zien. Afwijking van het eglement De schippe van een schip moet in het belang van de veiligheid en de goede ode van de scheepvaat volgens goede zeemanschap afwijken van de bepalingen van dit eglement. We dienen ons te houden aan de vekeesegels, waa we nog nade kennis mee zullen maken; alleen in geval van onmiddellijk gevaa moeten (dus niet 'mogen'!!) we van de egels afwijken, als dat nodig is om het gevaa te keen. Reglement aan bood Aan bood van een schip moet een exemplaa van het BPR aanwezig zijn. E is één uitzondeing: voo kleine open schepen (zoals een vlet) geldt dit niet. Buitenbood uitsteken van voowepen Buiten een schip of een dijvend voowep mogen geen voowepen uitsteken, tenzij daamee geen hinde of gevaa voo de vaat en geen schade aan andee schepen en aan kunstweken (buggen, sluizen of stuwen) kan woden veoozaakt. Deze bepaling zogt evoo, dat voowepen waavan geen gebuik wodt gemaakt buiten bood hangen, zodat daamee schade aan andee kan woden veoozaakt. 7

Bescheming van scheepvaattekens Een schip mag geen scheepvaattekens gebuiken om daaaan af te meen of daaaan te vehalen, ze niet beschadigen en ze niet ongeschikt voo hun bestemming maken. Als scheepvaattekens kunnen woden genoemd: boeien, tonnen en dijves of bakens op de oeve. Vekeesaanwijzingen De bevoegde autoiteit kan voo de veiligheid of de goede ode van de scheepvaat een aanwijzing aan de schippe geven. De schippe is veplicht aan deze vekeesaanwijzing gehoo te geven. Ambtenaen van de bevoegde autoiteit zijn de ambtenaen van de beheede van de vaaweg, de ijkspolitie te wate en de gemeentepolitie. Velenen van medeweking aan ambtenaen De schippe van een schip moet de ambtenaen van de bevoegde autoiteit de nodige medeweking velenen, in het bijzonde het onmiddellijk aan bood komen van hen vegemakkelijken, om hen in staat te stellen zich evan te vegewissen of de bepalingen van het eglement woden nageleefd. Hoofdstuk 2: Kentekens Een schip (geen klein schip) mag niet deelnemen aan de scheepvaat, als op de omp niet zijn aangebacht: a. de naam van het schip; b. de thuishaven van het schip op de achtezijde. Een klein schip mag niet deelnemen aan de scheepvaat, als hieop niet de naam van het schip is aangebacht. Op kleine schepen moeten de naam en de woonplaats van de eigenaa op een in het oog vallende plaats aan de binnen- of op de buitenzijde van het schip zijn aangebacht. Van deze veplichting woden uitgezonded: uitsluitend doo spiekacht vootbewogen boten (kano's en oeiboten), zeilplanken en zeilboten met een lengte van minde dan 7 mete (zoals een vlet). De eigenaa van deze vaatuigen moet wel te heleiden zijn. Hoofdstuk 3: Optische tekens van schepen Lichten moeten des nachts woden gevoed, dus na zonsondegang en tot zonsopkomst. Wannee het des daags mistig is moeten de lichten ook woden gevoed. Begipsbepalingen Toplicht (1): Een wit licht, zichtbaa ove een boog van 225 gaden en wel 112½ gaden aan elke zijde van het vaatuig van echt voouit tot 22½ gaden achtelijke dan dwas. Het wodt gevoed aan of voo de mast en 1 mete boven de boodlichten. Boodlichten (2 en 3): Een goen licht aan stuubood en een ood licht aan bakbood, iede zichtbaa ove een boog van 112½ gaden van echt voouit tot 22½ gaden achtelijke dan dwas. De boodlichten moeten op gelijke hoogte zijn geplaatst en in één lijn, loodecht op de lengteas van het vaatuig. 8

Rondom schijnend licht (4): Een licht, dat schijnt ove een boog van 360 gaden. Heklicht (5): Een wit licht zichtbaa ove een boog van 135 gaden van echt achteuit tot 67½ gaden aan elke zijde. Het moet gevoed woden op het achteschip. Sleeplicht (6): Een geel licht zichtbaa ove een boog van 135 gaden van echt achteuit tot 67½ gaden aan elke zijde. Het moet gevoed woden op het achteschip. Wannee alle lichten in één plaatje woden gezet kijg je het volgende plaatje: 1. 2. 3. 1. Toplicht (wit) 125 º 2. Bakbood boodlicht (ood) 112½ º 3. Stuubood boodlicht (goen) 112½ º 4. Rondom schijnend licht 360 º 5. Heklicht (wit) 135 º 6. Sleeplicht (geel) 135 º 4. 5. 6. Veboden tekens Een schip mag geen andee tekens tonen dan die in het eglement staan. Een schip mag voo het wisselen van beichten met andee schepen of met de wal geen tekens gebuiken die leiden tot vewaing met de in het eglement vemelde tekens. Veboden lichten, vlaggen, boden of andee voowepen Een schip mag geen lichten, velichting, zoeklichten, vlaggen, boden of andee voowepen tonen, die kunnen leiden tot vewaing met de in het eglement vemelde tekens. Ook mag de waaneembaaheid of de hekenning van tekens woden bemoeilijkt. Een schip mag zijn lichten, velichting of zoeklichten niet gebuiken, als e gevaa voo veblinding of hinde voo de scheepvaat ontstaat. 9

Lichten en tekens Gebuikte symbolen: Vast ond omschijnend licht. Vast licht dat schijnt ove een bepekte boog van de hoizon Facultatief licht Flikkelicht Vlag of bod Wimpel Bol Cilinde Kegel Ruit Radeeflecto Een symbool gemakeed met een punt is voo de waaneme niet zichtbaa. Bij sommige symbolen staat een lette. Deze geeft de kleu van het symbool aan: Lette b g g w Kleu Blauw Geel Goen Rood Wit Symbolen waa geen kleu bij staan zijn wit of zwat. 10

Alleen vaende schepen Dagteken Lichten Omschijving geen Alleen vaend goot motoschip. g geen g Alleen vaend goot motoschip lange dan 110 m. Schepen lange dan 110 m moeten een tweede toplicht voeen. geen g g Goot zeilschip. De twee ondom schijnende lichten mogen exta woden gevoed (dus niet in plaats van). geen g Alleen vaend klein motoschip. De bootlichten mogen in één lantaan woden veenigd. Het heklicht en het toplicht mogen woden vevangen doo een ondom schijnend licht. geen Alleen vaend klein motoschip kote dan 7 m met een hoogst beeikbae snelheid van 12,964 km/uu. geen g Klein zeilschip. geen g Klein zeilschip waabij de boodlichten en heklicht in één lantaan zijn veenigd. 11

Dagteken Lichten Omschijving geen Klein zeilschip kote dan 7 m. Het tweede licht uitsluitend tonen bij nadeen van andee schepen, bij gevaa voo aanvaing. g Klein schip dat tegelijketijd gebuik maakt van zeilen en moto. geen Doo spiekacht vootbewogen klein schip. Slepende en/of assisteende gote motoschepen Dagteken Lichten Omschijving w z g z w g g Motoschip dat sleept of assisteet. w z g z w g / w g Motoschepen die, niet in de kiellinie vaend, slepen of assisteen. Als het schip het vooste schip uit de sleep is, moet het een geel heklicht voeen. g Gesleept schip. g Gesleept schip lange dan 110 m. 12

Dagteken Lichten Omschijving g Laatste lengte van een sleep. g Gesleept motoschip. g g g Schip van een sleep, dat van zee komt of diect naa zee wodt gesleept. g g Lengte in een sleep bestaande uit méé dan twee langszijde aan elkaa vastgemaakte schepen. g g Laatste lengte in een sleep bestaande uit méé dan twee langszijde aan elkaa vastgemaakte schepen. Slepen kleine schepen Dagteken Lichten Omschijving geen g Klein motoschip dat sleept. geen Klein schip dat gesleept wodt. 13

Duwstellen en samenstellen Dagteken Lichten Omschijving geen Duwstel. g geen g Duwstel waabij op de schepen (aan de buitenzijde) die ove de volle beedte van achteen zichtbaa zijn, heklichten woden gevoed. g 3x g Duwstel dat wodt geassisteed. g geen g Gekoppeld samenstel, een motoschip en een schip dat geen motoschip is. geen g Gekoppeld samenstel, twee motoschepen. g g Gekoppeld samenstel dat wodt geassisteed. 14

In bedijf zijnde wektuigen en vastgevaen of gezonken schepen Dagteken Lichten Omschijving g g g g g g g g In bedijf zijnd dijvend wektuig, vastgevaen of gezonken schip; vaawate aan beide zijden vij. g g g g In bedijf zijnd dijvend wektuig, vastgevaen of gezonken schip; vaawate slechts aan één zijde vij. w w w w In bedijf zijnd dijvend wektuig, vastgevaen of gezonken schip; vaawate aan beide zijden vij; Tevens veplichting hindelijke watebewegingen te vemijden w w In bedijf zijnd dijvend wektuig, vastgevaen of gezonken schip; vaawate slechts aan één zijde vij; Tevens veplichting hindelijke watebewegingen te vemijden 15

Stilliggende schepen Dagteken Lichten Omschijving geen Gemeed schip. Geanked schip. Geanked klein schip. Schip, waavan de ankes een gevaa voo de scheepvaat kunnen vomen. Oveige lichten Dagteken Lichten Omschijving g w geen Niet- vijvaende veepond. geen g g w Vijvaende veepond. g 16

Dagteken Lichten Omschijving g w w Bepekt manoeuveebaa schip; Bij deze lichten kunnen lichten voo in bedijf zijnde dijvende wektuigen, vastgevaen of gezonken schepen bijkomen. g g w Visseschip, dat doo het wate een teil of ande vistuig vootsleept; Het dagteken mag op een klein visseschip woden vevangen doo een mand. Bijkomende lichten Dagteken Lichten Omschijving b b Bijkomende tekens voo schepen die gevaalijke stoffen vevoeen; De kegel(s) moeten, bij een sleep of samenstel, op het motoschip staan b b Schip van toezichthoudende ambtenaen. g g Schip dat wekzaamheden in het vaawate uitvoet. b - w geen Schip, gebuikt bij het beoefenen van de ondewatespot 17

Hoofdstuk 4 Geluidsseinen van schepen Met uitzondeing van klokslagen en van eeksen van klokslagen, woden de geluidsseinen gevomd doo het geven van één of mee opeenvolgende stoten met de volgende kenmeken: zee kote stoot : stoot duende ongevee ¼ seconde; kote stoot - : stoot duende ongevee 1 seconde; lange stoot : stoot duende ongevee 4 seconden. De tijduimte tussen twee opeenvolgende stoten bedaagt ongevee één seconde. Het sein: 'een eeks zee kote stoten' wodt evenwel gevomd doo een eeks van tenminste zes stoten, elk duende ongevee een kwat seconde, waabij de tijduimte tussen opeenvolgende stoten ongevee een kwat seconde bedaagt. Een eeks klokslagen moet ongevee 4 seconden duen: in plaats daavan kunnen ook eeksen slagen van metaal op metaal woden gegeven. De algemene geluidsseinen zijn: 1 lange stoot: Attentie - 1 kote stoot: Ik ga stuubood uit - - 2 kote stoten: Ik ga bakbood uit - - - 3 kote stoten: Ik sla achteuit - - - - 4 kote stoten: Ik kan niet manoeuveen eeks zee kote stoten: E deigt gevaa voo aanvaing hehaalde lange stoten of eeksen klokslagen: Noodsein - - kote stoot gevolgd doo een lange stoot, 15 minuten achte elkaa gegeven. Blijf weg sein Een klein schip hoeft niet alle geluidsseinen te geven. De geluidsseinen die doo kleine schepen moeten woden gegeven zijn: het attentiesein het sein ik kan niet manoeuveen het noodsein De oveige seinen mogen ook gegeven woden maa zijn niet veplicht. 18

Hoofdstuk 5 Vaatekens In dit hoofdstuk volgt een ovezicht van vaatekens. De vaatekens waa een x voo staat moet je voo CWO 3 oeien kennen. Het is natuulijk bete wannee je alle boden kent. Vebodstekens Deze boden zijn ood met wit. Als e een teken op het bod staat is deze zwat. Bod Betekenis Bod Betekenis x In-, uit-, of doovaat veboden. Veboden te keen. x Buiten gebuik gestelde gedeelten van de vaaweg, niet geldend voo een klein nietmotoschip. x Veboden hindelijke watebeweging te veoozaken. Voobijlopen veboden. x Veboden buiten de aangegeven begenzing te vaen. Voobijlopen voo samenstellen ondeling veboden. Veboden voo motoschepen. Ontmoeten en voobijlopen veboden. x Veboden voo kleine schepen. x Veboden ligplaats te nemen (ankeen en meen). Veboden te wateskiën. Veboden ligplaats te nemen (ankeen en meen) binnen de in metes aangegeven afstand vanaf het bod. Veboden voo zeilboten. x Veboden te ankeen. x Veboden voo doo spiekacht vootbewogen schepen. 19

Bod Betekenis Bod Betekenis x Veboden te meen. Veboden voo zeilplanken. Veboden voo snelle boten Gebodstekens Deze boden zijn ood met wit. Als e een teken op het bod staat is deze zwat. Bod Betekenis Bod Betekenis Veplichting te vaen in de ichting aangegeven doo de pijl. Veplichting de vaasnelheid te bepeken, zoals aangegeven (in km/uu). Veplichting zich naa de bakboodszijde van het vaawate te begeven. x Veplichting een geluidssein te geven. Veplichting bakboodszijde van het vaawate te houden. x Veplichting bijzonde op te letten. x Veplichting het vaawate ove te steken naa bakbood Veplichting vóó het bod stil te houden onde bepaalde omstandigheden (bijv. een bug). x Veplichting niet het hoofdvaawate op te vaen of ove te steken, als schepen op het hoofdvaawate daa last van hebben. Veplichting gebuik te maken van maifoon, dan wel zich te melden op het aangegeven kanaal. 20

Bepekingtekens Deze boden zijn ood met wit. Als e een teken op het bod staat is deze zwat. Bod Betekenis Bod Betekenis Bepekte watediepte; eventueel aangegeven in centimetes. Vaabepeking. Bepekte doovaahoogte; eventueel aangegeven in metes. Het vaawate bevind zich op enige afstand van de oeve; aangegeven in metes. Bepekte beedte van doovaat of vaawate; eventueel aangegeven in metes. Aanbevelingstekens Van deze boden staat de kleu vemeld in de betekeniskolom. Bod Betekenis Bod Betekenis Doovaat in tegengestelde ichting toegestaan. (kleu: geel) Aanbeveling binnen de aangegeven begenzing te vaen. (kleu: wit / goen) Doovaat in tegengestelde ichting veboden. (kleu: geel) Aanbeveling te vaen in de ichting van de pijl. (kleu: blauw / wit) 21

Aanwijzingstekens Deze boden zijn blauw met wit, tenzij het in de betekeniskolom andes staat aangegeven. Het teken op het bod is ook wit. Bod Betekenis Bod Betekenis x In-, uit- of doovaen toegestaan. (kleu: wit / goen) Hoogspanning. Stuw. Toestemming ligplaats te nemen (ankeen en meen) met ten hoogste het aangegeven aantal schepen langszij. Toestemming ligplaats te nemen (ankeen en meen) voo duwvaat die die blauwe kegels moeten voeen. Toestemming ligplaats te nemen (ankeen en meen) voo niet-duwvaat die twee blauwe kegels moeten voeen. Niet-vijvaende veepond. Toestemming ligplaats te nemen (ankeen en meen) voo alle schepen die geen blauwe kegels moeten voeen. Vijvaende veepond. x Toestemming te ankeen. x Toestemming ligplaats te nemen (ankeen en meen). x Toestemming te meen. Toestemming ligplaats te nemen (ankeen en meen) tot ten hoogste de aangegeven beedte in metes. Toestemming te meen voo het onmiddellijk van of aan bood zetten van een auto. Toestemming ligplaats te nemen (ankeen en meen) op de vaaweg, tussen de aangegeven afstanden in metes. Plaats om te keen. 22

Bod Betekenis Bod Betekenis Het gevolgde vaawate geld als hoofdvaawate. Wateskiën toegestaan. Het gevolgde wate geldt als nevenvaawate. Zeilschepen toegestaan. Einde van een vebod, gebod of bepeking, geldend in één ichting. x Doo spiekacht vootbewogen schepen toegestaan. Dinkwate voo schepen. Zeilplanken toegestaan. Telefoon. Snel vaen voo kleine motoschepen toegestaan. Motoschepen toegestaan. Maifoonkanaal voo nautische infomatie, bijvoobeeld: kanaal 62. x Kleine schepen toegestaan. 23

Tekens aan kunstweken Kunstwek kunnen buggen, sluizen, stuwen of viaducten zijn. Deze lichten moet je allemaal kennen. De kleuen van de lichten staan bij het plaatje. Licht Betekenis Licht Betekenis g g Doovaat gesloten bug toegestaan, voo tegenliggende vaat veboden. Bug buiten bedijf. Doovaat veboden. Bug, sluis of stuw buiten bedijf. g Doovaat gesloten bug toegestaan, tegenliggende vaat mogelijk. Bug buiten bedijf. Doovaat veboden. Bug, sluis of stuw in bedijf. g g Doovaat gesloten bug toegestaan, voo tegenliggende vaat veboden. Bug in bedijf. g g Doovaat veboden, wodt aanstonds toegestaan. Bug, sluis of stuw in bedijf. g Doovaat gesloten bug toegestaan, tegenliggende vaat mogelijk. Bug in bedijf. g g Doovaat toegestaan Bug, sluis of stuw in bedijf. g g Doovaat veboden, tenzij de doovaatopening zo dicht is genaded dat stilhouden niet mogelijk is. g g g g Doovaat toegestaan Bug, sluis of stuw buiten bedijf. E wodt gespuid. E zal binnenkot woden gespuid of woden ingelaten. E wodt ingelaten. 24

Hoofdstuk 6 Vaaegels Kuisende koesen Hoofdegel: Bij kuisende koesen wijkt een klein schip voo een goot schip. Vede gelden de volgende egels: Een klein schip wijkt voo een goot schip, het gote schip houdt altijd koes en snelheid. Een klein schip wijkt voo een schip dat aan stuuboodwal vaat. Een klein motoschip wijkt voo een klein zeilschip. Een klein motoschip wijkt ook voo een klein doo spiekacht vootbewogen schip. Een doo klein spiekacht vootbewogen schip wijkt op zijn beut voo een klein zeilschip. Een klein zeilschip met de zeilen ove stuubood wijkt voo een klein zeilschip met de zeilen ove bakbood. Bij twee kleine zeilschepen met de zeilen ove de zelfde boeg voet, wijkt loefwaatse schip. Bij twee kleine motoschepen of twee kleine doo spiekacht vootbewogen schepen, wijkt degene die het andee schip ove stuubood ziet; Rechts heeft vooang. Een paa voobeelden: Kuisende koesen; Een klein motoschip A en een klein doo spiekacht vootbewogen schip B; A moet wijken. Kuisende koesen; Een klein zeilschip A en een klein doo spiekacht vootbewogen schip B; B moet wijken. Kuisende koesen; Twee kleine motoschepen; A ziet B aan stuubood; A moet wijken. Kuisende koesen; Twee kleine zeilschepen; A heeft de zeilen ove bakbood, B ove stuubood; B moet wijken. 25

Kuisende koesen; Twee kleine zeilschepen met de zeilen ove stuubood; B is het loefwaatse schip; B moet wijken. Kuisende koesen; Een klein zeilschip A en een klein motoschip B; B houdt stuuboodwal; A moet wijken. Kuisende koesen; Een klein zeilschip A en een klein motoschip B; B houdt geen stuuboodwal; B moet wijken. Kuisende koesen; Twee kleine zeilschepen; A heeft de zeilen ove bakbood, B ove stuubood; B houdt stuuboodwal; A moet wijken. 26

Tegengestelde koesen zonde stoom Hoofdegel: Als twee schepen echt tegen elkaa in stuen wijken beide naa stuubood, zodat ze elkaa aan bakbood passeen. Voo kleine schepen geldt: Een klein schip wijkt voo een goot schip, het gote schip houdt koes en snelheid. Een klein motoschip wijkt voo een klein zeilschip. Een klein motoschip wijkt ook voo een klein doo spiekacht vootbewogen schip. Een klein doo spiekacht vootbewogen schip wijkt op zijn beut voo een klein zeilschip. Een klein zeilschip met de zeilen ove stuubood wijkt voo een klein zeilschip met de zeilen ove bakbood. Bij twee kleine zeilschepen met de zeilen ove de zelfde boeg voet, wijkt loefwaatse schip. Wannee e geen stoom loopt en een bocht is zo nauw dat het tegelijketijd doovaen gevaa voo aanvaing oplevet, dan moet het schip dat de gote bocht aan stuubood heeft zijn weg vevolgen en moet het andee schip de weg vij laten: Tegengestelde koesen zonde stoom; Twee goten schepen; B heeft de gote bocht aan stuubood; A moet wijken. Tegengestelde koesen met stoom Als in het wate bij een engte. Stuw, bug of openstaande sluis stoom loopt en twee schepen kunnen de venauwing niet tegelijk doovaen, dan moet het schip dat de stoom mee heeft zijn weg vevolgen. In dit geval hoeven kleine schepen niet te wijken voo gote schepen: stoom mee heeft altijd vooang! Tegengestelde koesen met stoom; Een goot zeilschip A en een goot motoschip B; B heeft de stoom mee; A moet wijken. 27

Tegengestelde koesen met stoom; Een goot schip A en een klein doonspiekacht vootbewogen schip B; B heeft de stoom mee; A moet wijken. Tegengestelde koesen met engte(s) De volgende egels gelden voo alle schepen: In een engte met stoom geldt: stoom gaat voo. In een engte zonde stoom geldt: klein wijkt voo goot. Vede geldt als hoofdegel dat schepen die aan stuuboodzijde geen hindenis hebben hun weg moeten vevolgen. Tegengestelde koesen met engte; A en B zijn gote motoschepen; A heeft aan stuubood geen hindenis; B moet wijken. Tegengestelde koesen met engte aan twee zijden; Niet geegeld. 28

De volgende egels gelden alleen zonde stoom en voo kleine schepen ondeling: Een zeilend, klein schip dat het bezeild heeft, gaat voo een ande klein schip of een zeilend, klein schip dat het niet bezeild heeft. Als beide kleine zeilschepen het bezeild hebben, dan moet het schip dat de zeilen ove bakbood heeft zijn weg vevolgen. Een klein zeilschip dat het niet bezeild heeft laat de weg vij voo een ande klein schip. Dit kunnen kleine motoschepen, kleine zeilschepen of doo spiekacht vootbewogen schepen zijn. Bezeild hebben wil zeggen dat een zeilschip in een kee de hindenis kan passeen. Het hoeft dus niet ove stag te gaan. Wannee het BPR geen egel heeft voo een bepaalde situatie, dan moet dat woden opgelost met goed zeemanschap. Een aantal voobeelden hievan Tegengestelde koesen met engte; A is een klein zeilschip, B een klein motoschip; A heeft het bezeild; B moet wijken. Tegengestelde koesen met engte; A en B zijn kleine zeilschepen; A heeft het bezeild, B niet; B moet wijken. Tegengestelde koesen met engte; A en B zijn kleine zeilschepen; A en B hebben het beide bezeild; B heeft de zeilen ove bakbood; A moet wijken. Tegengestelde koesen met engte; Een doo spiekacht vootbewogen schip A en een klein zeilschip B; B heeft het niet bezeild; B moet wijken. 29

Hoofdstuk 7 Regels voo het ligplaats nemen Een schip moet zodanig ligplaats nemen, dat de scheepvaat niet wodt belemmed. Bij het ten anke gaan moet een schip e ekening mee houden dat doo veandeing van de positie geen gevaa of hinde voo andee schepen kan ontstaan. Een schippe moet in dit geval ekening houden met: wind; getijstoom; zuiging; golfslag. Het is veboden ligplaats te nemen: waa dit is veboden, doo algemene egeling of doo middel van boden; onde een bug of hoogspanningskabel; in een engte of in de buut daavan; op een zodanige plaats in de vaaweg dat doo het ligplaats nemen een engte zou ontstaan; waa in een vaaweg een andee vaaweg of haven uitmondt; in het taject van een veepont. binnen 10 (1 blauwe kegel), 50 (2 blauwe kegels) of 100 mete (3 blauwe kegels) afstand van kegelschepen (gevaalijke stoffen) Toestaan langszijde te komen Een aan een aanlegplaats gemeed liggend schip moet toestaan, dat een ande schip langszijde komt of langszijde daavan vastmaakt om zo aan wal te komen. Dit geld niet om te laden of te lossen. Medeweking tot vetekken of vehalen dan wel tot uimte maken Wannee een schip van langszijde van elkaa stilliggende schepen wil vetekken, vehalen of uimte wil hebben voo het langszijde komen van een schip, moet elk van de andee schepen daaaan de nodige medeweking velenen. Hoofdstuk 8 Vaawegmakeing Betonning Net zoals je op de weg stepen hebt, heb je op het wate ook een soot makeing. Betonning geeft aan waa de vaaweg is. Om te kunnen zien welke kleu de betonning heeft, moet je vanaf de bon van een ivie ichting zee kijken. Bij kanalen kijk je van het hoogste punt van het kanaal naa het laagste. De makeing aan de echtekant is stomp en ood tewijl de makeing aan de linkekant goen en spits is: Dit is de makeing van de echtekant. De kleu is ood en de boeien zijn stomp van vom. Het topteken, wat niet altijd aanwezig is, is een ode cilinde. E staat een even numme op met de lettes van het vaawate, bijvoobeeld HD6. Dit is Hollands Diep numme 6. 30

Dit is de makeing van de linkekant. De kleu is goen en de boeien zijn spits van vom. Het topteken, wat niet altijd aanwezig is, is een goene kegel. E staat een even numme op met de lettes van het vaawate, bijvoobeeld NM15. Dit is Nieuwe Maas numme 15. Op bedee vaawateen kan naast de hoofdbetonning gebuik woden gemaakt van aanvullende betonning. Het geeft de begenzing aan van het beschikbae vaawate voo plezievaat. Dit is de aanvullende betonning voo de echtezijde. De vom en topteken is hetzelfde als die van de hoofdbetonning. De aanvullende betonning is alleen oodwit, hoizontaal gesteept. De aanvullende betonning aan de linkekant is goen-wit, hoizontaal gesteept. Naast deze makeingen van het vaawate, heb je ook makeingen van splitsingen. Bij deze tonnen moet je letten op het topteken en de kleuencombinatie. Is de bovenste kleu van de ton ood dan is het topteken een cilinde en ligt de ton aan de echtezijde van het hoofdvaawate. Is de bovenste kleu goen dan is het topteken een kegel en ligt de ton aan de linkezijde van het hoofdvaawate. Wannee de splitsing een met gelijke wateen is, dan is het topteken een bol die twee kleuen heeft: Dit is een scheidingston. Deze ton ligt als echtezijde makeing voo het hoofdvaawate. Het topteken is een ode cilinde. De bovenste helft van de ton is ood, de ondeste goen. Dit is een scheidingston. Deze ton ligt als linkezijde makeing voo het hoofdvaawate. Het topteken is een goene kegel. De bovenste helft van de ton is goen, de ondeste ood. Dit is een scheidingston voo vaawateen van gelijk belang. De ton is ood-goen, hoizontaal gesteept. 31

Hieonde staat een gedeelte van een watekaat als voobeeld van de betonningen. De doogetokken steep is het hoofdvaawate, de ondeboken steep het nevenvaawate. Als een ton donkegijs is, is deze ood. Lichtgijs is goen. Cadinale makeing Cadinale makeingen geven aan waa gevaa voo de scheepvaat is en de veilige kant is om deze te passeen. Dit gevaa kan een zandbank, een gezonken schip of een andee obstuctie zijn. De nood-cadinale makeing geeft bijvoobeeld aan dat het veilige vaawate ten nooden van de makeing ligt en het gevaa ten zuiden van de makeing. Op de volgende bladzijde staat een ovezicht van de cadinale makeingstonnen: 32

Nood: Twee kegels met de toppen naa boven. De ton is zwat boven en geel onde. Zuid: Twee kegels met de toppen naa onde. De ton is geel boven en zwat onde. Oost: Twee kegels met de toppen van elkaa af. De ton heeft zwat onde en boven met geel in het midden. Om dit makkelijk te onthouden is e een ezelsbuggetje: heeft de vom van een O van Oost West: Twee kegels met de toppen naa elkaa toe. De ton is zwat in het midden, geel onde en boven Ook hie is een ezelsbuggetje voo: heeft de vom van een wijnglas. Wijnglas = West. 33

Hoofdstuk 9 Eenvoudige meteoologie Aan de hand van een weesvewachting zullen we moeten beslissen of we uitvaen of niet. Het is daaom van belang zo veel mogelijk gegevens ove het wee te vezamelen. Het wee wodt bepaald doo wind, tempeatuu, zonneschijn en neeslag. Vooal de eeste is belangijk. Het hangt van de pesoonlijke vookeu van de bemanning af of de laatste die ook meetellen in de beslissing wel of niet uit te vaen. Daanaast zullen type schip, het vaagebied, de uitusting van het schip en de bekwaamheid van de bemanning een ol spelen in die beslissing. Luchtduk en het ontstaan van wind De atmosfee bestaat uit een hoeveelheid lucht die de aade bedekt. De luchtlaag ust op de aade onde invloed van de zwaatekacht. Het gewicht van een kolom lucht die op een bepaalde plaats op de aade dukt, noemen we luchtduk. Deze luchtduk is te meten met behulp van een baomete. Veandeing van luchtduk duidt meestal op een veandeing van wee. Daling betekent ove het algemeen weesveslechteing, stijging van luchtduk kan weesvebeteing betekenen. Het is daaom vestandig egelmatig de baomete te aadplegen. Om de luchtdukveandeingen goed te kunnen volgen zit e op de baomete een wijze die met de hand is af te stellen. Daamee kan de luchtduk van een paa uu daavoo vegeleken woden met de nieuwe luchtduk. E zijn op aade gebieden met een hoge en gebieden met een lage luchtduk (depessies). Zoda e tussen twee plaatsen veschil in luchtduk is ontstaan, zal e lucht gaan stomen van het hoge naa het lage luchtdukgebied om zodoende het veschil op te heffen. Die veplaatsing van lucht is de wind, veoozaakt doo de genoemde luchtdukveschillen. Van dag tot dag, van uu tot uu kan de luchtduk op een bepaalde plaats veschillen. Binnen een klein gebied kunnen al vij gote luchtdukveschillen opteden. Veschillen in luchtduk ontstaan doo plaatselijke tempeatuuveschillen onde invloed van zonnewamte. Hoe gote de luchtdukveschillen, des te gote de windsnelheid. Luchtduk veschilt van plaatst tot plaats. Lijnen ove plaatsen waa op hetzelfde tijdstip dezelfde luchtduk op zeeniveau heest, noemen we isobaen. Zo heet de lijn ove alle plaatsen, waa op een gegeven moment de luchtduk 1005 milliba is, de isobaa van 1005 mba. Twee isobaen kunnen elkaa niet snijden, andes zouden we in een snijpunt op hetzelfde moment twee veschillende luchtdukken hebben. De isobaen vomen gesloten kommen. Hoe dichte de lijnen bij elkaa liggen, hoe gote de windsnelheid. In deze tekening zien we een lage dukgebied of depessie. De wind daait naa het centum van lage duk toe en stijgt daa op, linksom daaiend (tegen zon). In deze tekening zien we een hoge dukgebied. De wind daait van het centum af, waa een neewaatse luchtstoom is, echtsom daaiend (met zon). 34

Windichting De wind wodt genoemd naa de ichting van waauit hij waait. Een noodenwind waait uit het nooden naa het zuiden, een zuidoostenwind waait uit het zuidoosten naa het noodwesten. E zijn vie hoofdwindsteken: nood, oost, zuid en west. De hoofdtussensteken zijn: noodoost, zuidoost, zuidwest en noodwest. Als de windichting veandet speken we van uimende of kimpende wind. Als de windichting veandet in dezelfde ichting als de wijzes van de klok, speken we van uimende wind (bijvoobeeld van zuid naa zuidwest en west). Als de windichting veandet in tegengestelde ichting, speken we van kimpende wind (bijvoobeeld van west doo zuidwest naa zuid. Bij kimpende wind is e kans op weesveslechteing. Hoofdstuk 10 Vaapoblematiek andesootige schepen Diepgang Op kanalen en ivieen moeten we ons ealiseen, dat een goot schip vaak geen stuuboodwal kan houden, omdat zijn diepgang dat niet toelaat. Dit betekent dat we daa ekening mee moeten houden en zo veel mogelijk, wij kunnen dat wel, stuuboodwal moeten houden. Golfslag Doodat gote schepen vaak hade vaen dan we ons in eeste instantie ealiseen, moeten we ekening houden met hekgolven. De hekgolven kunnen ons flink in de poblemen bengen, doodat ze vaak onvewacht en soms hoog zijn. Als we hekgolven aan zien komen, is het vestandig te pobeen ze met de kop van ons schip op te vangen. Lukt dat niet, dan moet de bemanning zich goed vasthouden Zuiging Een schip dat in het wate vaat, veplaatst wate. Immes, waa het ondegedompelde deel van het schip zich bevindt, kan geen wate zijn. Een schip dat vaat loopt, moet daaom steeds wate vedingen. Omdat wate zich niet laat samenpesen zal vóó het schip een beg wate ontstaan. Waa het schip geweest is, ontstaat vlak achte de achtesteven een kuil; immes, waa eest het schip was is even late niets: De beg en de kuil die ontstaan, zijn even goot van inhoud. Het wate gaat nu stomen van de beg naa de kuil. De beg stoot het wate af en de kuil tekt het wate aan. Als we in een klein bootje zitten wodt het naa de kuil (achtekant van het schip) toe getokken en van de beg (vookant schip) afgetokken. Bij het opgelopen woden doo gote schepen in kanalen moeten we daaom eg oppassen voo de zuiging die dan kan ontstaan. Vooal omdat we goed stuuboodwal houden in zo'n kanaal vaen we in elatief ondiep wate; hiedoo ontstaat juist daa gote zuiging die ons schip volledig uit zijn koes kan dukken. Weinig vaat lopen en spelen met oe en iemen moeten hie ongelukken vookomen. 35

Dode hoek De stuuhut van een goot schip staat achteop het schip. Hiedoo ontstaat e een dode hoek. De schippe of stuuman ziet niet wat e voo de boeg van zijn schip gebeut. Het is dus heel belangijk dat je als klein schip niet voolangs een goot vachtschip gaan omdat ze jou niet zien. Bij een ongeladen vachtschip kan de dode hoek wel 350m zijn!! Sleep Een sleep heeft het wat manoeuveen beteft altijd moeilijk; de totale lengte is goot; ze zijn afhankelijk van elkaa; het gesleepte schip heeft weinig emmogelijkheden, zodat de sleepboot niet zomaa volle kacht achteuit kan slaan, omdat hij dan kans heeft ovevaen te woden doo zijn eigen sleep. Ook de wind heeft gote vat op een sleep. We moeten dus altijd ekening houden met deze bepekingen als we een sleep tegenkomen. Geef ze de uimte! Hoofdstuk 11 Veiligheid Goede kennis van de eglementen en evaing met de techniek van het oeien spelen een belangijke ol bij de veiligheid aan bood. Maa e zijn mee maategelen die isico's voo onszelf, de bemanning, ons schip en andeen kunnen vemindeen: Reddingsvesten Voo iede lid van de bemanning moet een eddingsvest aan bood zijn op een onde alle omstandigheden makkelijk beeikbae plaats. Elk bemanningslid moet die plaats weten en hij moet ook weten op welke manie hij het eddingsvest aan moet tekken. Het eddingsvest moet van een goedgekeud type zijn (minimaal CE100) en toeeikend voo het gewicht van de gebuike. Goede eddingsvesten zijn voozien van een kaag om het hoofd mee dijfvemogen te geven. Ze hebben ook een felle, opvallende kleu. Veiligheid en gedag Natuulijk moeten we enaa steven nooit in zo'n kitieke situatie te geaken dat eddingsmiddelen echt gebuikt moeten woden. Als je je bewust bent van de gevaen die wate en vuu met zich mee kunnen bengen, kun je je een gedag aanwennen waadoo je moeilijkheden kunt vookomen: Tijdens het vaen geen flauwe gappen uit te halen; de schippe is veantwoodelijk voo schip en opvaenden! Uit de buut te blijven van zwemmes, sufes en ten anke liggende schepen om aanvaingen te vookomen. Niet uit vaen bij slecht zicht! 36

Ons te ealiseen dat in vehouding het wate zee koud is. Wegens ondekoeling heeft een denkeling slechts ovelevingskans indien hij binnen enkele minuten geed wodt. Vaa daaom in die peioden nooit alleen met een schip uit, maa altijd met een andee boot in de nabijheid. Exta voozichtig te zijn met bandstoffen. De gassen van de aan bood gebuikte bandstoffen zijn zwaade dan lucht. Ze blijven daadoo hangen onde de vlondes en vomen een explosief mengsel. Zog daaom voo genoeg ventilatie en vul nooit een tank bij open vuu en bij vookeu niet aan bood maa aan de wal. Consequent de eglementen toe te passen en niet op het schep van de snede je gelijk willen kijgen, maa geven en nemen! De schippe is veantwoodelijk voo de uitusting en het ondehoud van zijn schip. Vaen met een schip waavan tuigage en ondedelen vekeen in een staat van achtestallig ondehoud, is te vegelijken met het ijden op de snelweg met een otte auto met gladde banden en slecht wekende emmen. Band Vebanden is het vebinden van een stof met zuustof onde afgifte van wamte. Band ontstaat onde nomale omstandigheden niet zonde mee. Voo het ontstaan van band zijn die factoen nodig, die steeds gelijktijdig moeten opteden: een bandbae stof; een voldoende hoge tempeatuu; zuustof. Buiten deze die is e nog een aantal factoen, dat het veloop van de vebanding beïnvloedt, maa zo diep willen wij e niet op ingaan. Men kan deze die factoen symbolisch voostellen als een diehoek, de zogenaamde 'Bandtechnische Diehoek'. Doo één van deze zijden van de diehoek weg te nemen, is de diehoek veboken en bestaat niet mee. Neemt men van een band één of mee van de die benodigde factoen weg, dan zal ook de vebanding ophouden. De banden die kunnen vookomen, zijn ingedeeld in de volgende bandklassen: A-banden: B-banden: C-banden: D-banden: dit zijn kenbanden in vaste stoffen zoals hout, papie, vezels, poetslappen, godijnen en kunststoffen zoals polyeste en degelijke; dit zijn vloeistofbanden, bijvoobeeld benzine, dieselolie, petoleum, vefvedunnes en degelijke; dit zijn gasbanden zoals popaan, butaan en LPG; dit zijn metaalbanden zoals magnesium, natium, kalium, aluminium en hun legeingen. Niet geclassificeede banden zijn: banden in of nabij elektische appaatuu die onde spanning staat. 37

Wannee band is geconstateed moet de bestijding te hand woden genomen volgens ondestaand schema: 1. De opvaenden in veiligheid bengen.' hiebij is het van goot belang dat paniek vookomen wodt. 2. Uitbeiding van de band moet vookomen woden: een beginband doo onmiddellijk te blussen, daana amen, deuen en luiken sluiten; het vaatuig voo zove mogelijk dwas op de wind leggen. 3. Het bluswek zelf. Hiebij moet woden opgemekt dat als gevolg van het blussen, vooal van een hadnekkige band, de vebanding niet mee volledig is waadoo het giftige koolmonoxide ontstaat. Vooal in een kleine uimte kan dit eg gevaalijk zijn. Blusmiddelen Om de divese sooten banden die aan bood van een vaatuig kunnen ontstaan te bestijden, heeft men de keuze uit vescheidene blusmiddelen. Het is noodzakelijk de juiste blusstof te gebuiken. Hievoo komt aan bood wate in aanmeking. Wate Dit is meestal in zee uime hoeveelheid voohanden en is met een puts zee snel in de bandhaad in te bengen. Het is echte alleen geschikt voo banden van klasse A. Een natte dweil kan vede bij een vlam in de pan zee goede diensten bewijzen Hoofdstuk 12 Schiemannen Schiemannen is een oude tem. Voege had iede schip een schieman aan bood. Deze zogde voo al het touwwek. Het weken met touwen, het knopen en steken maken en het zogdagen voo het touwwek, heet schiemannen Sooten touwwek E zij twee sooten gondstoffen voo touwwek: Natuulijk touwwek, gemaakt van natuulijke vezels, zoals: bladvezels van de wilde banaan (manilla) bladvezels van de agave (sisal) vezels uit het zaadpluis van de katoenplant (katoen) vezels van de kokosnoot (kokos) Synthetisch touwwek, gemaakt van synthetische gondstoffen, zoals: polyetheen polypopeen polyeste polyamide (nylon) 38

Synthetisch en natuulijk touwwek hebben veschillende eigenschappen. Hieonde staat een ovezicht: Natuuvezel Rek en kimp bij nat/doog woden. Kleine beekstekte. Bij nat woden eg zwaa. Gote slijtvastheid bij schavielen. Rotgevoelig Ongevoelig voo UV stalen Zinkt Weinig ek (kan een voodeel zijn) Kunststof Geen ek en kimp bij nat/doog woden. Gote beekstekte. Licht in gewicht. Gote schade bij schavielen. Gote otbestendigheid Sommige sooten zijn gevoelig voo zonlicht. Sommige sooten blijven dijven. Veel ek Met deze gondstoffen zijn twee veschillende type touwwek te maken, namelijk: geslagen touwwek (wantslag) gevlochten touwwek (zweepslag) Geslagen touwwek (wantslag) Gevlochten touwwek (zweepslag) Steken en knopen Het is eg belangijk om steeds de juiste steek op de juiste plaats te gebuiken. Zo kun je nooit alleen een halve steek of een slippende halve steek maken bij een landvast op een ing; maak eest een slippende en zet deze met een tweede halve steek vast. De kacht van het tekkende schip staat nu het eest en het meest op de slippende steek. Als dat een nietslippende steek was, zou je hem niet mee los kunnen kijgen. Een mastwop zet je nooit om een ing: het is niet goed voo de tos om e twee te kleine bochten in te maken. Bovendien zal de mastwop in elkaa getokken woden, waadoo hij moeilijk los te kijgen is. Het tegenovegestelde gebeut bij een mastwop om een paal. Deze moet je zelfs exta bogen met een slipsteek, omdat hij andes uit zichzelf losloopt. Op de tekeningen, op de volgende bladzijde, kun je zien hoe de belangijkste steken moeten woden gemaakt: Halve steek: Deze steek is een basiselement van vele steken en knopen. 39

Halve steek met slipsteek: Deze steek kan woden gebuikt wannee een lijn snel los moet kunnen woden gemaakt. Rondton met halve steek: Deze steek wodt gebuikt om een lijn tijdelijk aan een ing of paal vast te maken Vaak wodt e nog een halve steek bij gelegd. Deze moet dan in dezelfde ichting als de eeste Woden gelegd. Achtknoop: Knoop voo een tijdelijke vedikking in een lijn. Platte knoop: Knoop om twee lijnen van gelijke dikte aan elkaa te binden. Voo gladde lijnen kun je bete een schootsteek gebuiken. Enkele schootsteek: Knoop om twee lijnen van ongelijke dikte aan elkaa te binden. 40

Dubbele schootsteek: De dubbele schootsteek is steke dan de enkele schootsteek en moet woden toegepast wannee de ene lijn veel dikke is dan de andee. Paalsteek: De paalsteek is om een niet slippend Oog in een lijn te maken. De echtse steek wodt bij de maine gebuikt. Mastwop: Algemene steek om een lijn op een paal te beleggen. (vaak wodt de mastwop gebogd met een halve steek of slipsteek ). Kikke beleggen: Beleggen is het vastzetten van een lijn. Hie gebeut dat op een kikke. Wepankesteek: Deze steek houdt goed op ingen en kan niet Losslippen of vastknijpen. Het uiteinde van de lijn kan met een halve steek woden vastgezet aan de vaste lijn. Deze steek wodt vaak voo ankes gebuikt. 41

Hoofdstuk 13 Vletondedelen 31 33 32 1 14 1 2 3 5 4 6 7 8 13 12 11 10 9 19 20 15 18 21 16 17 22 12 5 25 9 26 23 24 30 29 27 28 N. Naam N. Naam N. Naam 1 helmstok 12 oeblad 23 oehaak 2 eeste doft (slag) 13 spiegel 24 vingeling 3 tweede doft (mid) 14 landvastoog 25 zwaadkastplaat 4 dede doft (boeg) 15 dol 26 zwaadgeep 5 mastkoke 16 dolpot 27 zwaadlope 6 voodek 17 bogkettinkje 28 zwaadblad 7 sleepoog 18 dolbood 29 zwaadbout 8 boeg 19 boeisel 30 buikdenning 9 zwaatkast 20 beghout 31 iem 10 achtedek 21 oekoning 32 blad 11 Wikgat 22 scheg 33 handvat 42

Hoofdstuk 14 Roeicommando s Uitvoeende commando s Riemen op: Bij dit commando komen de iemen echt oveeind in de boot te staan. Doo het handvat in de boot te duwen en met één hand de iem oveeind te zetten, komt de iem in de boot te staan. De iemen staan zo dat de bladen gesneden zijn (de schepe kant van het blad wijst naa voen en achteen). Riemen toe: Dit commando zogt evoo dat de iemen in de dollen gezet woden en dat met oeien gestat kan woden. De iemen staan nu dwas op het dolbood met gesneden bladen. Riemen lopen: Dit commando dient om een smalle doovaat te passeen. De oeies halen hun iemen uit de dollen en houden de iemen zo dicht mogelijk langs de boot met de bladen naa de spiegel. Riemen ove: Dit commando kan gebuikt woden bij een kote pauze. De oeies tekken hun iemen ove de kuip naa binnen zodat het helft van de iem aan de andee zijde van de bood komt te liggen. 43