Schrijfvaardigheid Voorbereidende fase Foto links, foto rechts (*) Voor niet-gealfabetiseerde leerlingen is het geen evidentie om van links naar rechts te schrijven. Deze opdracht maakt hen vertrouwd met het feit dat onze lees- en schrijfrichting van links naar rechts verloopt. Je geeft de leerlingen een reeks prenten van het thema waar je rond werkt. Bijvoorbeeld: klasmateriaal. Ze verdelen hun bordje in drie. Je noemt drie verschillende objecten die op de foto s voorkomen. Ze leggen de prenten in de juiste volgorde op hun bordje. En dus: van links naar rechts. Je kan deze opdracht ook klassikaal aan het bord uitoefenen met grote prenten, en hen eerst onderling per twee laten overleggen. Laat in een eerste fase zeker toe dat dit in de moedertaal gebeurt. Namen en letters (*) De namen van je leerlingen bieden een grote rijkdom aan mogelijkheden. Kies bijvoorbeeld aan het begin van het schooljaar elke les een andere naam uit. Vraag de leerlingen welke klank (of letter) ze horen aan het begin. Wie heeft deze letter ook vooraan in zijn naam staan? Hoort iemand die letter elders in zijn naam? Daarna kunnen de leerlingen de letter (neem nu de letter M) opzoeken in woorden, logo s, tekstjes, zoals in het onderstaande voorbeeld van Janique Vanderstocken.
Variant: Na een paar lessen kan je de letters die reeds aan bod kwamen op het bord schrijven. Wie heeft deze letters vooraan in z n naam? Wie in het midden? Wie helemaal achteraan? Foto s spellen Elke leerling krijgt een foto of afbeelding. De leraar spelt een woord. De leerling die de overeenkomstige afbeelding op zijn bank heeft liggen, steekt die omhoog. Diff: je kan sterke leerlingen vragen om vooraan in de klas een woord te komen spellen. Dobbelen (*) Knutsel een dobbelsteen. Op elk vlak breng je een letter aan. Je kan eenvoudig een dobbelsteen maken waarop je telkens andere letters kan aanmaken. Maak een cirkel met je leerlingen. Dobbel met de dobbelsteen en zeg een naam van iemand uit de groep. Neem nu: Alicia. Alicia moet nu een woord noemen waarin de letter die bovenaan ligt, voorkomt. Daarna mag ze zelf dobbelen en een naam noemen van een andere leerling. Zoek een woord met (*) Hang vooraan op het bord een reeks foto s van woorden die reeds aan bod kwamen. Stel vragen zoals: Ik zoek een woord met vooraan een p, Ik zoek een woord met een n op het einde... Laat de leerlingen telkens het juiste woord aanwijzen. Mikado (*) Het klassieke Mikado-spel is een dankbare inrijpoort om te werken aan fijne motoriek. Je kan leerlingen het spel laten spelen in kleine groepjes of per twee. Zo komen ze veel aan bod en oefenen ze intensief. Kris kras (*)
De leerlingen oefenen het hanteren van een pen of potlood op allerlei manieren in. In eerste instantie laat je hen vooral creatief bezig zijn: tekeningen inkleuren, een stappenplan volgen om tot een tekening te komen Diff: voorzie opdrachten in drie verschillende niveaus. Leg drie stapels met opdrachten. Daag de leerlingen uit om één opdracht te maken van het niveau dat ze goed kunnen, en twee opdrachten die iets moeilijker zijn. Voorbeeld niveau 1 Voorbeeld niveau 2 Of voorzie kleurplaten zoals je die terugvindt op http://www.leukvoorkids.nl/kleurplaten/kleurplaten-voorvolwassenen/. Voorbeeld niveau 3 Copycat (*) (kopiërend niveau) De leerlingen kopiëren letterlijk woorden die aangebracht werden. Ze oefenen eerst de letters apart, en daarna het volledige woordbeeld. Diff: Je kan dit interactiever aanpakken door in verschillende hoeken te werken. In elke hoek oefenen de leerlingen schrijfvaardigheid op een andere manier: erg groot schrijven op het bord, nauwkeurig schrijven tussen de lijntjes in een andere hoek, de letters afstappen op de grond, de letters schilderen en nadien woorden maken met de schilderijen Bloon-methode (kopiërend niveau) De leerlingen krijgen twee enveloppes. De eerste zit vol Bloon-kaartjes die passen binnen het thema. De leerling bekijkt een kaartje, leest het woord, draait het kaartje om, schrijft het woord opnieuw en controleert op fouten. Is het woord juist, dan kleurt hij een bolletje in. De bedoeling is dat hij het woord vier keer foutloos kan schrijven. De woorden waarbij dit lukt, steekt hij in de andere enveloppe. Met de woorden die een uitdaging vormen, blijft hij oefenen.
B Bekijken L Lezen O Omdraaien O Opschrijven N Nakijken
De geit Het ei De prei De trein Het meisje De pleister De tijger De wijn Het ijsje De prijs De pijl Het krijt grijs vijf Het zwijn De schijf Running dictation Vooraan in het lokaal liggen woorden naast elkaar. De groep wordt opgesplitst in duo s. Elk duo heeft een schrijver en een loper. De loper loopt telkens naar voren en
leert een woord vanbuiten. Dan loopt hij terug naar de schrijver en dicteert het woord. Diff: Hier zijn veel variaties mogelijk: - de eerste keren moet de loper het woord spellen; - daarna kunnen de lopers het volledige woord dicteren; - na een tijdje kunnen de lopers ook zinnen memoriseren en dicteren.