SPELLINGBOEK 2 DEEL B

Transcriptie

1 SPELLINGBOEK 2 DEEL B

2

3 LES 6 Echte, rechte en slechte tanden DIT KAN IK AL! Ik schrijf woorden met het dubbele staartje -gt. Deze les gaat over... We stegen met een zucht, tot boven in de lucht. We zaten zo gezellig in ons huisje. We konden alles zien, we hadden pret voor tien. Leve de zeppelin! Ga in het liedje op zoek naar de woorden met -cht. Schrijf ze hier op: en. Welke klank zie je net voor -cht? Dat is een klank. Aan de slag! Oefening 1 A, e, i, o, u Schrijf de woorden in de juiste kolom. Let daarbij goed op -cht. licht zochten rechts knecht zucht nachten dicht kocht vlucht kracht -acht -echt -icht -ocht -ucht 27

4 Oefening 2 Hé jij, schrijf maar bij! Vul de woorden aan met -gt of -cht. Denk eraan dat we -cht schrijven vlak na een korte klank. Schrijf het woord dan nog eens. la e jaa vlu zo krij gezi bo draa na Oefening 3 Een beetje raar, maar waar In elke zin staat een woord met -gt. Duid die woorden aan. Schrijf ze daarna op de lijnen. Noor ligt in de stoel bij de tandarts. De tandarts zegt dat ze niet bang hoeft te zijn. Hij legt uit wat hij zal doen. Noor ligt op haar gemak. Klaar, de tandarts legt zijn boor weg. Noor zegt: Tot de volgende keer! -gt en toch een korte klank ervoor? Raar, maar waar! Dit zijn de uitzonderingen. Slaapwel! Noor ligt in bed, legt haar boek neer en zegt: Slaapwel! 28

5 Oefening 4 Prachtige prenten Schrijf het juiste woord bij elke prent. Kies de woorden uit het kader. Zet daarna een: kruisje bij woorden met een korte klank en -cht, uitroepteken bij uitzonderingen met een korte klank en -gt. vliegt ligt gezicht zegt acht lucht vraagt nacht bocht lacht 29

6 Oefening 5 Echt gezond Schrijf de woorden met een appel in de appelrij. Schrijf de woorden met een peer in de peerrij. Schrijf de woorden met een banaan in de banaanrij. vliegt legt lichten zegt jaagt zacht slecht vraagt ligt 30

7 Oefening 6 Ik dacht en ik zocht Los de rebussen op. Schrijf het gevonden woord op de lijn. v + + er + t l + + en + en Kies drie woorden. Maak een goede zin met elk woord. 31

8 Flits! Wat heb jij fl ink gezocht! Luister nu goed naar je juf of meester. Schrijf de woorden op de lijn Een foutje mag. Schrijf het hier eenmaal goed. Vertel me hoe je het doet! DIT HEB IK VANDAAG GELEERD! Ik leerde woorden met een korte klank en -cht schrijven. Ik leerde de uitzonderingen: ligt, legt en zegt. Opmerkingen Tijdens deze les voelde ik mij: 32 Tijdens deze les kon ik makkelijk volgen:

9 LES 6 Echte, rechte en slechte tanden TAALBENDEDOELEN Spelling De leerlingen schrijven eenvoudige woorden met cht of gt. Taalbeschouwing De leerlingen denken na over de structuur van woorden, hoe ze kunnen worden opgebouwd en geanalyseerd. LEERLIJNEN Dit leerden we vorig schooljaar. De leerlingen schrijven hoorwoorden met g. De leerlingen denken na over de structuur van woorden. Dit leren we nu. De leerlingen schrijven eenvoudige woorden met cht of gt. De leerlingen denken na over de structuur van woorden (verwerking). Dit leren we volgend schooljaar. De leerlingen schrijven meerlettergrepige woorden met cht of gt. LESVERLOOP 1 Dit kan ik al! Ik schrijf woorden met het dubbele staartje -gt. 2 Deze les gaat over... Woorden met -cht of -gt. 3 Aan de slag! Oefenen 4 Flits! Dictee 5 Reflectie VOOR DE LES Je zet het lied Zeppelin klaar. Je kopieert de BLOON-taak voor elke leerling. NA DE LES Je verbetert het dictee. Je deelt de BLOON-taak uit. MATERIAAL Spellingboek p Lied Zeppelin BLOON-taak (kopieerblad 6.11) 6.1

10 LESVERLOOP 1 Dit kan ik al! spellingboek p. 27 DIT KAN IK AL! Ik schrijf woorden met het dubbele staartje -gt. 2 Deze les gaat over... De leerlingen luisteren naar het liedje Zeppelin. Daarna zingen jullie het liedje allemaal samen. In de liedjestekst gaan de leerlingen op zoek naar de woorden met -cht. Die worden genoteerd. Vraag daarna aan de leerlingen welke klank net voor -cht komt. Besluit dat dat altijd korte klanken zijn. Het woord korte wordt ingevuld. spellingboek p. 27 Deze les gaat over... We stegen met een zucht, tot boven in de lucht. We zaten zo gezellig in ons huisje. We konden alles zien, we hadden pret voor tien. Leve de zeppelin! Ga in het liedje op zoek naar de woorden met -cht. zucht Schrijf ze hier op: en. Welke klank zie je net voor -cht? Dat is een korte lucht klank. 3 Aan de slag! De leerlingen maken de oefeningen zelfstandig of in duo s. Oefeningen 5 (aanloop) en 6 (uitdaging) zijn in te zetten als differentiatie. Oefening 1 A, e, i, o, u De leerlingen zien een reeks keuzewoorden met -acht, -echt, -icht, -ocht of -ucht. Ze noteren die woorden in de juiste kolom. Aan de slag! spellingboek p. 27 oefening 1 Oefening 1 A, e, i, o, u Schrijf de woorden in de juiste kolom. Let daarbij goed op -cht. licht zochten rechts knecht zucht nachten dicht kocht vlucht kracht 6.2 -acht -echt -icht -ocht -ucht kracht knecht dicht zochten vlucht nachten rechts licht kocht zucht

11 Oefening 2 Hé jij, schrijf maar bij! De leerlingen vullen de woorden aan met -gt of -cht. Wijs de leerlingen er nog eens op dat -cht alleen vlak na een korte klank kan voorkomen. Na het aanvullen kopiëren de leerlingen het woord op de schrijflijn. Oefening 2 Hé jij, schrijf maar bij! Vul de woorden aan met -gt of -cht. Denk eraan dat we -cht schrijven vlak na een korte klank. Schrijf het woord dan nog eens. spellingboek p. 28 oefening 2 cht lacht cht echt la e gt jaagt cht vlucht jaa vlu cht zocht gt krijgt zo krij cht gezicht cht bocht gezi bo gt draagt cht nacht draa na Oefening 3 Een beetje raar, maar waar In zes zinnen gaan de leerlingen op zoek naar de woorden met -gt. Het zijn de uitzonderingen waarbij ze na een korte klank -gt opmerken. Elke zin bevat een doelwoord, elke uitzondering komt tweemaal voor. De leerlingen noteren de drie uitzonderingen op de voorziene plaats. Daarna wordt het geheugensteuntje aangebracht. Je wijst de leerlingen erop dat dat de uitzonderingen zijn. Oefening 3 Een beetje raar, maar waar In elke zin staat een woord met -gt. Duid die woorden aan. Schrijf ze daarna op de lijnen. spellingboek p. 28 oefening 3 Noor ligt in de stoel bij de tandarts. De tandarts zegt dat ze niet bang hoeft te zijn. Hij legt uit wat hij zal doen. Noor ligt op haar gemak. Klaar, de tandarts legt zijn boor weg. Noor zegt: Tot de volgende keer! ligt zegt legt -gt en toch een korte klank ervoor? Raar, maar waar! Dit zijn de uitzonderingen. Slaapwel! Noor ligt in bed, legt haar boek neer en zegt: Slaapwel! 6.3

12 Oefening 4 Prachtige prenten De leerlingen schrijven het juiste woord onder elke prent. Bovenaan vinden ze daarvoor een reeks keuzewoorden. Wanneer alle prenten zijn benoemd, plaatsen de leerlingen een kruisje bij de woorden met korte klank en -cht. Ze plaatsen een uitroepteken bij de uitzonderingen. Bij die woorden wordt een korte klank direct gevolgd door -gt. spellingboek p. 29 oefening 4 Oefening 4 Prachtige prenten Schrijf het juiste woord bij elke prent. Kies de woorden uit het kader. Zet daarna een: kruisje bij woorden met een korte klank en -cht, uitroepteken bij uitzonderingen met een korte klank en -gt. vliegt ligt gezicht zegt acht lucht vraagt nacht bocht lacht nacht acht bocht vliegt vraagt lacht ligt! gezicht lucht zegt!

13 Oefening 5 Echt gezond Bij elk gegeven woord staat een foto van een appel, peer of banaan. De leerlingen rangschikken de woorden volgens de foto s in de juiste kolom. diff.: aanloop Oefening 5 Echt gezond Schrijf de woorden met een appel in de appelrij. Schrijf de woorden met een peer in de peerrij. Schrijf de woorden met een banaan in de banaanrij. spellingboek p. 30 oefening 5 vliegt legt lichten zegt jaagt zacht slecht vraagt ligt slecht lichten zacht vliegt jaagt vraagt zegt legt ligt 6.5

14 diff.: uitdaging Oefening 6 Ik dacht en ik zocht De leerlingen lossen de gegeven rebussen op. Daarvoor vervangen ze elke prent door het woord. Daarna kiezen de leerlingen drie gevonden woorden en maken ze er een goede zin mee. spellingboek p. 31 oefening 6 Oefening 6 Ik dacht en ik zocht Los de rebussen op. Schrijf het gevonden woord op de lijn. v + vlucht + er achter + t vliegt l + + en lachten + en lichten Kies drie woorden. Maak een goede zin met elk woord. 6.6

15 4 Flits! spellingboek p. 32 Werkwijze Lees de zin. Herhaal het vetgedrukte woord. Zeg het langzaam, maar verletter het woord niet. De leerlingen schrijven het woord op. Ze schrijven altijd -cht direct na een korte klank en denken aan de uitzonderingen daarop. Schrijf het woord op het bord. Pas daarbij hardop de schrijfstappen toe en herinner de leerlingen aan de uitzonderingen. De leerlingen controleren en verbeteren indien nodig. Dictee 1 Als het nacht is, moet je slapen. 2 Juf zegt dat we moeten zwijgen. 3 We wachten op de bus. 4 Hoog in de lucht vliegt een vogel. 5 Kijk goed naar links en rechts. 5 Reflectie spellingboek p. 32 DIT HEB IK VANDAAG GELEERD! Ik leerde woorden met een korte klank en -cht schrijven. Ik leerde de uitzonderingen: ligt, legt en zegt. Kijk samen terug op de les. Zijn er leerlingen die willen vertellen wat ze ervan vonden? Vraag aan de leerlingen wat ze doen wanneer ze een korte klank gevolgd door -gt of -cht in een woord horen. Laat de leerlingen daarbij een voorbeeld geven. Vraag de drie uitzonderingen op die regel aan de leerlingen. Schrijf mee op het bord en bedank de leerling voor de uitleg. De leerlingen geven hun evaluatie ook in hun spellingboek aan door de smileys te kleuren. Jij noteert je indruk van de les in het spellingboek van elke leerling. Bespreek eventuele verschillen. 6.7

16

17 achter kracht nacht wacht echt knecht recht slecht dicht licht gezicht lucht vlucht zucht bocht kocht zocht ze legt ze ligt ze zegt De Taalbende, Plantyn Thema 6 Kopieerblad 6.11