AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Transcriptie

1 Raad vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 19 maart AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Dordrecht, van 2 maart 2012 in zaak nr. 12/4736 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel.

2 /1 /V maart Procesverloop Bij besluit van 9 februari 2012 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 2 maart 2012, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 8 maart 2012, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen. Deze brief is aangehecht. De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Het verzoek om schadevergoeding dient reeds hierom te worden afgewezen Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3 /1/V maart Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; II. wijst het verzoek om schadevergoeding af. Aldus vastgesteld door mr. A.B.M. Hent, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van staat. w.g. Hent lid van de enkelvoudige kamer w.g. Van Leeuwen ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 19 maart Verzonden: 19 maart 2012 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

4 08/ :29 FAX ndvocatenkant wapperom 0006/0009 uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Dordrecht Sector Bestuursrecht Vreemdelingenkamer proceduremiramer: AWB 12/4736, V-nummer uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geding tussen eiser, gemachtigde: mr. P J. Wapperom, advocaat te Dordrecht, en de Minister voor Immigratie en Asiel, verweerder, gemachtigde: mr. E. Söylemez, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1. Verweerder heeft eiser op 9 februari 2012 in vreemdelingenbewaring gesteld Bij faxbericht van 10 februari 2012 heeft eiser beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring De zaak is op 24 februari 2012 behandeld ter zitting van een enkelvoudige kamer. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. A.WJ. van der Meer, kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Voorts is ter zitting verschenen L. Totosashviü, tolk. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna:. Vw 2000) kan, indien het belang van de openbare orde of do nationale veiligheid zulks vordert, met het oog op uitzetting, door Onze Minister in bewaring worden gesteld de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft Ingevolge artikel 94, eerste lid, laatste volzin, van de Vw 2000 strekt het beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in artikel 59 tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding. Ingevolge het vierde lid van artikel 94 van de Vw 2000 verklaart de rechtbank het beroep tegen de maatregel van bewaring gegrond, indien zij van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw 2000 of bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten. In dat geval beveelt de rechtbank de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van

5 08/ :30 FAX C1 advocatenkant wapperom 0007/0009 procedurenuromer: AWB 12/ tenuitvoerlegging daarvan. Ingevolge artikel 106, eerste lid, eerste volzin, van de Vw 2000 kan de rechtbank, indien zij de opheffing van een maatregel strekkende tot vrijheidsontneming beveelt, dan wel de vrijheidsontneming reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van die maatregel wordt opgeheven, aan de vreemdeling een vergoeding ten laste van de Staat toekennen. 22. In de schriftelijke vastlegging van de maatregel van bewaring is vermeld dat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling van eiser vordert, omdat het gevaar bestaat dat bij zich aan zijn uitzetting zal onttrekken. De gronden van de maatregel zijn dat eisen - zich niet aan één of meer andere voor hem geldende verplichtingen heeft gehouden als bedoeld in hoofdstuk 4 (grensbewaring, toezicht en uitvoering) van het Vreeradeïingenbesïuit 2000; - niet beschikt over voldoende middelen van bestaan; - verdachte ïs van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld; - geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. 23. Eiser heeft, samengevat, het volgende aangevoerd. De bewaring is onrechtmatig, er is onvoldoende zicht op uitzetting binnen redelijke termijn en verweerder handelt onvoldoende voortvarend. Eiser is vanuit strafrechtelijke detentie op 9 februari 2012 in vreemdelingenbewaring gesteld. Eerst op 14 februari 2012 heeft een vertrekgesprek plaatsgevonden. Tijdens de strafrechtelijke detentie was al duidehjk dat eiser een document voor Griekenland bij zich had. Eiser is een EU-burger en had niet in bewaring gesteld mogen worden. Eiser heeft zich niet gemeld, maar kan bij zijn broer verblijven. Ook beschikt zijn broer over voldoende middelen van bestaan. Een misdrijf kan eiser niet worden tegengeworpen. Eiser heeft in Nederland en Griekenland familie en had in de gelegenheid gesteld moeten worden Nederland zelfstandig te verlaten. Eiser verzoekt om opheffing van de bewaring en om toekenning van schadevergoeding, 2.4. Verweerder heeft, samengevat, het volgende naar voren gebracht. Eiser heeft voorafgaand de vreemdelingenbewaring in strafrechtelijke detentie gezeten. Eiser heeft geen geldig Georgisch paspoort Eiser heeft op geen enkele wijze te kennen gegeven dat hij een EU-burger is. Eiser heeft een asielaanvraag ingediend. Er is een Dublinclaim bij de autoriteiten van Griekenland ingediend. Voorts merkt verweerder op dat al zou eiser rechtmatig verblijf ia Griekenland hebben, hij nog geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft De rechtbank oordeelt als volgt Nog daargelaten de vraag of een misdrijf terecht in de gronden van de maatregel ïs opgenomen, merkt de rechtbank op dat eiser zich niet aan één of meer andere voor hem geldende verplichtingen heeft gehouden als bedoeld in hoofdstuk 4 van het Vreemdelingenbesfuit Daarbij is het gestelde verblijfadres van eiser bij zijn broer niet met objectieve gegevens onderbouwd en blijkt, verder ook niet uit overeenkomende inschrijving in de GBA. Voorts is niet gebleken dat eiser over voldoende middelen van bestaan beschikt De stelling dat eisers broer over voldoende middelen van bestaan beschikt, doet hier niet aan af, nu deze stelling niet is onderbouwd en het betreft geen inkomen waarover eiser zelfstandig beschikt Gelet hierop zijn er voldoende gronden aanwezig om de maatregel van bewaring te kunnen dragen.

6 OS/ :31 FAX Ö1 aijvocatenkant wapperom (2)0008/0009 procedurenumraen AWB 12/ De beroepsgrond dat het zicht op uitzetting ontbreekt binnen redelijke termijn, faalt Eiser heeft een asielaanvraag ingediend en verweerder is gehouden de uitkomst hier van af te wachten alvorens uitzettingshandelingen te verrichten naar het land van herkomst De Dublinclaim Griekenland kan worden afgewacht ^ Voorts bestaat er geen grond voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt Immers, op 25 januari 2012 is eiser tijdens zijn strafrechtelijke detentie gehoord door de Vreemdelingenpolitie. Daarnaast heeft er op 15 februari 2012 een vertrekgesprek plaatsgevonden en is er op 16 februari 2012 een Dublinclaim Griekenland ^opgestart De rechtbank toetst het standpunt van verweerder dat geen aanleiding bestaat tot toepassing van een lichter middel van toezicht dan vreemdelingenbewaring enigszins terughoudend. Gelet op de gronden van de maatregel heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de mogelijkheid bestaat dot eiser zijn uitzetting zal ontwijken of belemmeren en dat om die reden een lichter middel niet toereikend is om het vertrek van eiser uit Nederland te bewerkstelligen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich, gelet op de gronden, terecht op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet vrijwillig Nederland zal verlaten. Daarbij verblijft eiser sinds vele jaren regelmatig in Nederland maar heeft hij zich nog nooit gemeld bij de korpschef. Hierdoor heeft eiser zich onttrokken aan toezicht 2.6. Het beroep is derhalve ongegrond. Er is geen grond voor schadevergoeding. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht 2.7. Gezien het voorgaande beslist de rechtbank als volgt.

7 08/ :31 FAX ndvocacenkant ivapperom 0009/0009 pro eed ure nummer AWB 12/ Beslissing De rechtbank 's-gravenhage: verklaart het beroep ongegrond; wijst het verzoek om schadevergoeding af. Aldus gegeven door mr. A.P. Hameete, rechter, en door deze en H.E Monden, griffier, ondertekend. De griffier, De rechter, Uitgesproken in het openbaar op:. 02MR12QV Afschrift verzonden op: Q 2 f^j -««RczhtiaiddH Tegea deze tdtspruk kanoen pirtfjea hoger berotpjgstebea. Htt InjttlUa vu hoger beroep geschiedt door het ladleiu a via een beroepschrift bij de Raid via&ite, Axdeliog besftunreebtspruk, Hoger beroep vreemdeungeazxlca. Postba 16113»2500 BC 's-gravenbegr» MDKÉ Ma week lil de dttat» vu veneadiag vta deze ui opruk. Het beroepkhriftaioet eea grief of grieve«fegea deze ntegruk bcvitten. V moet «kopie via deze ulbpruk oeexendeti met bet beroepschrift

8 03/ :2Ü FAX ndvocatenkant wapperom 0001/0009 Mr P. J. Wapperoro Mr A.W.J. van der Meer Mr J.WJ: Noot Mr M.J. Paffen Advocaten Wijnnnai BV Dordrecht Td {078) Fu (078) Advocatenkantoor Wapperom :' 0 ' De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Hoger Beroep Vreemdelingenzaken Postbus BC 'S-GRAVENHAGE 'hi;'-. ^3 Fax Dordrecht, 8 maart 2012 Betreft Appelschrift Inzake IND kenmerk V-nummer Proc.nr. Rb Hoger Beroep / Minister van Immigratie, integratie en Asiel /4736 Awb Appellant Naam Geboren Nationaliteit Gemachtigde kantoorhoudende te Georgische : mr. P.J. Wapperom : Dordrecht, Wijnstraat 209 (3311 BV) Verweerder instantie adres datum uitspraak datum verzending : Minister van Immigratie, integratie en Asiel : Schedeldoekshaven 200, 's Gravenhage : : Gelieve in deze een last tot toevoeging te verstrekken. Advocatenkantoor Wapperom Stichting Beheer Derdengdden ABN-AMRO banlc Onze eventuele aansprakelijkheid ù bepcrki tot het bedrag, dat m het betreffende geval door onie beroep :aa mp raid ijldi ei dsverzeleeriri g wordt uitgekeerd.

9 08/ :26 FAX advocatenkant wapperom 0002/0009 Geeft eerbiedig te kennen, i geboren op, van Georgische nationaliteit, hierna te noemen "appellant", verblijvende te Detentiecentrum Rotterdam, te dezer zake woonplaats kiezende te Dordrecht aan de Wij'nstraat 209, ten kantore van de advocaat mr. P.J. Wapperom, die ten deze door appellant bepaaldelijk gevolmachtigd ïs dit appelschrift te ondertekenen en in te dienen en die ten deze als gemachtigde voor hem optreedt, zulks met het recht van substitutie. 1_. Inleiding Appellant is op 9 februari 2012 in vreemdelingenbewaring gesteld, op grond van artikel 59 eerste lid aanhef en onder a Vw Op 10 februari 2012 is door appellant per fax bij het CIV te Haarlem een beroepschrift ingediend tegen deze maatregel. De openbare behandeling van het beroepsschrift heeft plaatsgevonden bij de rechtbank 's-gravenhage, zittinghoudende te Dordrecht op 24 februari Bij uitspraak van 2 maart 2012, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-gravenhage, zittinghoudende te Dordrecht, het ingediende beroepsschrïft ongegrond verklaard (productie 1). Appellant kan zich met deze uitspraak niet verenigen en stelt daartegen hierbij Hoger Beroep in, nu hij van mening is dat in deze vragen spelen van rechtseenheid, rechtsontwikkeling en/of rechtsbescherming. Onderhavig appelschrift berust op de navolgende grieven. 2. Grieven , Motiveringsgebrek / voortvarend handelen Ten onrechte heeft de Rechtbank onder r.o navolgende overwogen: "Nog daargelaten de vraag of een misdrijf terecht in de gronden van de maatregel is opgenomen, merkt de rechtbank op dat eiser zich niet aan één of meer andere voor hem geldende verplichtingen heeft gehouden als bedoeld in hoofdstuk 4 van het Vreemdefingenbeslu/t Daarbij is het gestelde verblijfadres van eiser bij zijn broer niet met objectieve gegevens onderbouwd en

10 08/ :27 FAX ailvocatenkant ivapperora 0003/0009 blijkt, verder ook niet uit overeenkomende inschrijving in de GBA. Voorts is niet gebleken dat eiser over voldoende middelen van bestaan beschikt. De stelling dat eisers broer over voldoende middelen van bestaan beschikt doet hier niet aan af, nu deze stelling niet is onderbouwd en het betreft geen inkomen waarover eiser zelfstandig beschikt Gelet hierop zijn er voldoende gronden aanwezig om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Voorts bestaat er geen grond voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Immers, op 25 januari 2012 is eiser tijdens zijn strafrechtelijke detentie gehoord door de Vreemdelingenpolitie. Daarnaast heeft er op 15 februari 2012 een vertrekgesprek plaatsgevonden en is er op 16 februari 2012 een Dublinclaim Griekenland opgestart. " Toelichting: Hetgeen onder is vermeld dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. Appellant stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte is overgegaan tot het in bewaring stellen van appellant, nadat de strafrechtelijke detentie was beëindigd. Bij verweerder was reeds bekend dat appellant beschikt over een verblijfsvergunning voor Griekenland. Daarnaast was voldoende duidelijk dat zijn moeder een Grieks paspoort heeft. Appellant stelt zich op het standpunt dat hij zelf de Griekse nationaliteit bezit, maar nog in afwachting was van zijn paspoort. Deze omstandigheden hadden er toe dienen te leiden dat verweerder niet was overgegaan tot inbewaringstelling van appellant. Als EU burger heeft appellant een recht om zich vrijelijk binnen de unie te begeven. Ten onrechte is verweerder dan ook overgegaan tot het in bewaring stellen van appellant. De rechtbank heeft deze omstandigheid niet meegewogen in haar overwegingen. Ten onrechte heeft de rechtbank vervolgens overwogen dat appellant onvoldoende heeft aangetoond dat hij een vaste woon en/of verblijfplaats in Nederland zou hebben. Daarbij kon niet enkel aan appellant worden tegengeworpen dat hij niet in het GBA stond ingeschreven. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de voldoende middelen van bestaan dienen te behoren tot de zelfstandige beschikking van het vermogen van appellant. De rechtbank heeft niet meegewogen dat het in deze gaat of het aannemelijk is dat appellant zich zelfstandig zal verwijderen. Daarbij is van

11 08/ :28 FA.X advocatenkant wapperom 0004/ belang of deze voldoende middelen heeft om de verwijdering te bewerkstelligen. Hetgeen kan worden afgeleid uit het feit dat de broer wel beschikt over voldoende middelen om de verwijdering van appellant te bewerkstelligen. Appellant is gezien vorenstaande van mening dat in deze door de rechtbank een onzorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden, althans moet worden vastgesteld dat de rechtbank haar overwegingen niet, althans in onvoldoende mate kenbaar heeft gemaakt en/of voldoende deugdelijk en draagkrachtig heeft gemotiveerd Motiveringsgebrek / Samenhangende rechtsoverweging; Gelet op hetgeen onder is opgemerkt - hetgeen als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd - moet worden vastgesteld dat de overige rechtsoverwegingen evenzo niet langer kunnen standhouden, nu deze louter in samenhang kunnen worden bezien met vorenstaande. 3. Conclusie Gelet op vorenstaande kan de uitspraak van de Rechtbank 's-gravenhage, zittinghoudende te Dordrecht niet in stand blijven; Appellant verzoekt u eerbiedig: Bij appelschrift het hoger beroep gegrond te verklaren; de aangevallen uitspraak te vernietigen; het inleidende beroep terug te verwijzen naar de rechtbank dan wel doende wat de rechtbank had behoren te doen; het inleidende beroep alsnog gegrond te verklaren; in verband met de onrechtmatige bewaring naar redelijkheid en billijkheid een schadevergoeding toe te kennen; de Staat der Nederlanden te veroordelen in de proceskosten van opgemeld Hoger Beroep alsmede het beroep bij de rechtbank.