Uw brief/mail van Uw kenmerk Bijlage Verzenddatum juni 2015

Transcriptie

1 Handelsonderneming Reitsma BV T.a.v. De heer T. Reitsma Oastkern XJ KOOTSTERTILLE Dossiernummer : 2015-FUMO Stuknummer : Behandeld door : K.F. Slagman gemeente@achtkarspelen.nl Uw brief/mail van Uw kenmerk Bijlage Verzenddatum juni 2015 Onderwerp Beschikking Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Oastkern 18 te Kootstertille postadres Postbus 2, 9285 ZV Buitenpost bezoekadres Stationsstraat 18, 9285 NH Buitenpost BESLUIT Onderwerp Wij hebben op 16 februari 2015 een aanvraag voor een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) ontvangen van Handelsonderneming Reitsma B.V. Het betreft het oprichten van een inrichting voor het op- en overslaan en verkleinen van schroot en het accepteren van autowrakken en autobanden. De aanvraag gaat over Oastkern 18 te Kootstertille. De aanvraag is geregistreerd onder nummer Besluit Wij besluiten aan Handelsonderneming Reitsma B.V. te Kootstertille een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, lid 1, onder i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verder: Wabo) te verlenen voor het op- en overslaan en verkleinen van schroot en het accepteren van autowrakken en autobanden. Het betreft een omgevingsvergunning met beperkte milieutoets (verder: OBM). In dit besluit zijn, conform artikel 5.13a Bor, geen voorschriften opgenomen. De vergunning wordt verleend voor onbepaalde tijd. De volgende stukken maken onderdeel uit van deze vergunning: n01_150128; Aanvraag; Situatietekening febr2015; AceptatievwHandelsondReitsma2015; plattegrondReitsma2015; Melding_Ap94rr81o4n; Aanvullingen. t f (0511) e gemeente@achtkarspelen.nl BIC-code bank B.N.G., Den Haag IBAN NL50 BNGH

2 - 2 - Procedure Deze beschikking is voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.2 van de Wabo. Ondertekening en verzending namens de Burgemeester van Achtkarspelen, Jan Bronsveld teamleider Toetsing en Vergunning Kopie de heer J. Kok Leopoldlaan XG GRONINGEN Digitaal afschrift: J. Stoker, Toezichthouder J. Bakker, Vergunningverlener

3 - 3 - Inhoudsopgave 1 BESLUIT... 1 Onderwerp... 1 Besluit... 1 Procedure... 2 Ondertekening en verzending Procedurele overwegingen... 4 Gegevens aanvrager... 4 Projectbeschrijving... 4 Bevoegd gezag Procedure (regulier) en zienswijze... 4 Activiteitenbesluit milieubeheer... 4 Volledigheid aanvraag en opschorting procedure Inhoudelijke overwegingen... 5 Toetsingskader OBM... 5 Inleiding... 5 M.e.r. - (beoordelings)plicht... 5 Afval... 7

4 - 4 - Procedurele overwegingen Gegevens aanvrager Op 16 februari 2015 hebben wij een aanvraag om een OBM als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen. Het betreft een verzoek van: Handelsonderneming Reitsma B.V, Oastkern 18 te Kootstertille. Er is tevens tegelijkertijd een melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer ingediend bij ons. Projectbeschrijving Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als volgt te omschrijven: Het betreft het oprichten van een inrichting voor het op- en overslaan en verkleinen van schroot en het accepteren van autowrakken en autobanden. De aanvraag gaat over Oastkern 18 te Kootstertille. Gelet op bovenstaande omschrijving wordt een vergunning gevraagd voor de activiteiten genoemd in artikel 2.2a, lid 1 onder b en lid 2, onder d van het Bor. Bevoegd gezag Wij zijn het bevoegd gezag dat de OBM verleent of (gedeeltelijk) weigert. Dat is op basis van artikel 2.4 van de Wabo. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd gezag voor de inrichting. Dit volgt uit artikel 2.4 van de Wabo. Procedure (regulier) en zienswijze Voor de behandeling van de aanvraag is de reguliere voorbereidingsprocedure van paragraaf 3.2 van de Wabo van toepassing. Tevens is de aanvraag getoetst aan het Bor, Mor en artikel 8.41 a Wet milieubeheer. De ontvangst van de aanvraag hebben wij op 16 februari 2015 bevestigd. Gelet hierop hebben wij op 17 februari 2015 conform artikel 3.8 Wabo van de aanvraag kennis gegeven in het weekblad Actief. Activiteitenbesluit milieubeheer Op grond van artikel 8.41a van de Wet milieubeheer moet een melding op grond van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelijktijdig met de aanvraag om een omgevingsvergunning worden ingediend indien het project activiteiten bevat waarvoor een melding is vereist. Bij de onderhavige aanvraag om een omgevingsvergunning is als bijlage voor de aangevraagde activiteiten tevens een melding op grond van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit milieubeheer ingediend. De aangevraagde activiteiten vallen onder de reikwijdte van het Activiteitenbesluit milieubeheer. In het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Activiteitenregeling milieubeheer zijn voorschriften voor deze activiteiten opgenomen. Aan de OBM worden volgens artikel 5.13a van het Besluit omgevingsrecht geen voorschriften verbonden. Wel zal de aangevraagde activiteit moeten voldoen aan de relevante bepalingen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Volledigheid aanvraag en opschorting procedure De aanvraag bestaat uit de volgende onderdelen: n01_150128; Situatietekening febr2015; AceptatievwHandelsondReitsma2015; plattegrondReitsma2015;

5 - 5 - Melding_Ap94rr81o4n; In verband met het ontbreken van een aantal gegevens hebben wij de aanvrager op 10 maart 2015 en 24 april 2015 in de gelegenheid gesteld om de aanvraag aan te vullen. Wij hebben de aanvullende gegevens ontvangen op 10 april 2015, 28 mei 2015 en 5 juni Na ontvangst van de aanvullende gegevens hebben wij de aanvraag getoetst op volledigheid. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook in behandeling genomen. De termijn voor het nemen van het besluit is opgeschort tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld. In dit geval is de termijn voor het nemen van het besluit opgeschort met 8 weken. Inhoudelijke overwegingen Milieu Toetsingskader OBM Inleiding Voor een aantal milieurelevante activiteiten waarvoor het Activiteitenbesluit algemene regels stelt, is eerst toestemming van het bevoegd gezag nodig voordat ze kunnen worden ondernomen. Het doel van de OBM is dat het bevoegd gezag na een beperkte milieutoetsing vooraf instemt met het van start gaan van een specifieke activiteit op een specifieke locatie. De OBM bestaat uit een instemming of een weigering. De aangevraagde activiteiten vallen onder artikel 2.2a, lid 1 onder b en lid 2, onder d van het Bor. De aangevraagde activiteiten worden getoetst aan de volgende leden van artikel 5.13b van het Bor. lid 1 milieueffectrapport ; lid 2 het doelmatig beheer van afvalstoffen. Hieronder zijn onze overwegingen weergegeven. Op grond van artikel 5.13a van het Bor mogen aan de omgevingsvergunning met beperkte milieutoets geen voorschriften worden verbonden. Nadat deze vergunning is verleend, zijn op de activiteit de algemene regels van het Activiteitenbesluit van toepassing. M.e.r. - (beoordelings)plicht De OBM is aangevraagd voor De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting voor de opslag van schroot, met inbegrip van autowrakken. Ten aanzien van die activiteit is in artikel 5.13b, lid 1 Bor bepaald dat de OBM moet worden geweigerd indien het bevoegd gezag heeft beslist dat een milieueffectrapport moet worden opgesteld. De aangevraagde activiteiten vallen onder onderdeel D 18.8 van de bijlage van het besluit milieueffectrapportage. Dit betekent dat gelet op artikel 2 lid 5 onder b van het Besluit milieueffectrapportage wij als bevoegd gezag, op grond van de in bijlage III bij de EEG richtlijn 85/337/EEG (gewijzigd bij richtlijn 97/11/EG en richtlijn 2003/35/EG) genoemde criteria, toepassing moeten geven aan een m.e.r. beoordeling als bedoeld in artikel 7.16 t/m 7.19 van de Wm als niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan

6 - 6 - hebben. Bij deze criteria dienen wij te kijken naar 1) de kenmerken van het project, 2) de plaats van het project, 3) de kenmerken van het potentiële effect. Aan de hand van de aanvraag hebben wij het volgende geconstateerd. 1) Kenmerken van het project Bij de kenmerken van het project is in het bijzonder in overweging genomen de omvang van het project, de cumulatie met andere projecten, het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico van ongevallen met name gelet op de gebruikte stoffen of technologieën. Gelet hierop overwegen wij dat naar aanleiding van de kenmerken van het project kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. 2) Plaats van het project Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de projecten van invloed kunnen zijn is in het bijzonder in overweging genomen het bestaande grondgebruik, de relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied, het opnamevermogen van het natuurlijke milieu met in het bijzonder aandacht voor het volgende type gebieden: wetlands; gebieden die in de wetgeving van de lidstaten zijn aangeduid of door die wetgeving worden beschermd; speciale beschermingszones door de lidstaten aangewezen krachtens richtlijn 79/409/EEG en richtlijn 92/43/EEG; landschappen van historische, cultureel of archeologisch belang. Uit Natura 2000 blijkt dat het plangebied in het nationaal landschap de Noordelijke Wouden ligt. Het natuurloket heeft een inschatting gemaakt van de mogelijk aanwezige flora en fauna waarmee rekening moet worden gehouden bij realisatie. Nabij de inrichting is in het zelfde kilometerhok een QuickScan van de flora en fauna opgesteld door onderzoeksbureau Vos Ecologisch Onderzoek. Hoewel dit onderzoek niet specifiek betrekking heeft op de locatie van Handelsonderneming Theo Reitsma Recycling B.V., bevat het echter wel waardevolle informatie. Uit de QuickScan blijkt dat, de door het Natuurloket aangegeven, beschermde plantsoorten en de Rode lijst soorten voor het desbetreffende kilometerhok niet zijn aangetroffen. Gelet hierop overwegen wij dat naar aanleiding van de plaats van het project kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. 3) Kenmerken van het potentiële effect Bij de potentiële aanzienlijke effecten van het project is, in samenhang met de criteria van de punten 1 en 2, in het bijzonder in overweging genomen het bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking), het grensoverschrijdende karakter van het effect, de orde van grootte en de complexiteit van het effect, de waarschijnlijkheid van het effect, de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect.

7 - 7 - Theo Reitsma Recycling B.V. is gelegen op het gezoneerd industrieterrein Kootstertille Oost. Aan de zuidzijde van de inrichting ligt het Prinses Margrietkanaal. Ten noorden van de inrichting ligt de Oastkern, de toegangsweg tot het terrein van de inrichting. Theo Reitsma Recycling B.V. is sinds 1990 in werking als een metaalrecyclingbedrijf. De toestand van het milieu was hiervoor geen belemmering. Voor dit initiatief, wat op het industrieterrein zal worden gerealiseerd, zal de landschappelijke inpassing geen probleem opleveren. Gelet hierop overwegen wij dat naar aanleiding van de kenmerken van het potentiële effect kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Conclusie Nu uitgesloten kan worden dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben die maken dat een milieueffectrapport vereist is, is er geen aanleiding om een m.e.r.-beoordeling uit te voeren. Afval Doelmatig beheer van afvalstoffen Het kader voor de toetsing van doelmatig beheer van afvalstoffen Op grond van artikel 5.13b, lid 2, van het Bor kan een aanvraag om omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, lid 1, onder i van de Wabo geweigerd worden in het belang van het doelmatig beheer van afvalstoffen. In artikel 1.1 van de Wet milieubeheer (verder: Wm) is aangegeven wat moet worden verstaan onder het doelmatig beheer van afvalstoffen. Op grond hiervan moeten wij rekening houden met het geldende afvalbeheersplan dan wel het bepaalde in de artikelen 10.4 en 10.5 van de Wm. In het bedoelde afvalbeheerplan (het Landelijk Afvalbeheerplan , hierna aangeduid als het LAP) is het afvalstoffenbeleid neergelegd. Op grond van de Wm dient het LAP als toetsingskader voor het beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover deze betrekking heeft op afvalbeheer. De hoofdlijnen van het beleid zijn vastgelegd in het LAP. De doelstellingen van het LAP geven invulling aan de voorkeursvolgorde voor afvalbeheer zoals die in artikel 10.4 van de Wm is opgenomen en als volgt is samen te vatten: het stimuleren van preventie van afvalstoffen; het stimuleren van hergebruik/nuttige toepassing van afvalstoffen door het promoten van afvalscheiding aan de bron en nascheiding van afvalstromen. Afvalscheiding maakt produkthergebruik en materiaalhergebruik (nuttige toepassing) mogelijk en beperkt de hoeveelheid te storten of in een afvalverbrandingsinstallatie (AVI) te verbranden afvalstoffen; het optimaal benutten van de energie-inhoud van afval dat niet kan worden hergebruikt (nuttig toepassen als brandstof); het verwijderen van afvalstoffen door verbranding; het verwijderen van afvalstoffen door storten. Bij de vaststelling van het LAP is ook rekening gehouden met de in artikel 10.5 van de Wm vermelde aspecten van doelmatig afvalbeheer. Bijlage 4 bij het LAP bevat een invulling van het beleid voor specifieke afvalstoffen. In het LAP is aangegeven op welke wijze het bevoegd gezag bij het beoordelen van een vergunningaanvraag voor het inzamelen, bewaren en be- en verwerken van

8 - 8 - afvalstoffen rekening moet houden met een aantal algemene bepalingen aangaande het LAP. De minimumstandaard geeft de meest laagwaardige wijze van be- en verwerking van de betreffende afvalstoffen, waarvoor nog vergunning verleend mag worden. Als de minimumstandaard bestaat uit verschillende be- en verwerkingshandelingen bij diverse inrichtingen kan voor de afzonderlijke bewerkingsstappen een vergunning worden verleend. Afvalstro(o)m(en) waarvoor in bijlage 4 van het LAP een sectorplan is opgenomen Voor de onderhavige aanvraag zijn de volgende sectorplannen in bijlage 4 van het LAP van toepassing: Metalen Sectorplan 12: Batterijen, accu's Sectorplan 13: Autowrakken Sectorplan 51: Autobanden Sectorplan 52: Be-/verwerking In de aanvraag is voor de verwerking van metaalafvalstoffen, autowrakken en accu s de volgende be-/verwerkingsmethode beschreven: 1. op- en overslag en bewerking van autowrakken en metaalafvalstoffen In de inrichting vindt op- en overslag en bewerking van autowrakken en metaalafvalstoffen plaats. De minimumstandaard voor de be- en verwerking van metaalafvalstoffen, is nuttige toepassing in de vorm van materiaalhergebruik. Na het bewerken van de metaalafvalstoffen in de inrichting vindt afvoer plaats naar erkende verwerkers. Bij de verwerkers zullen de metaalafvalstoffen verder verwerkt worden voor nuttige toepassing. Hiermee wordt voldaan aan de minimumstandaard. 2. verwerking autowrakken De minimumstandaard voor het be- en verwerken van autowrakken is demontage volgens de voorschriften van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Voor gedemonteerde onderdelen en afgetapte vloeistoffen gelden de minimumstandaarden die in de betreffende sectorplannen zijn opgenomen. Het resterende autowrak moet worden afgevoerd naar een erkende shredder. 3. oude accu s De minimumstandaard voor accu s is nuttige toepassing in de vorm van materiaalhergebruik, met uitzondering van bakelietafval dat na verwerking van oude accu s resteert. In de inrichting worden de accu s opgeslagen en daarna afgevoerd naar een erkende verwerker. Door de oude accu s af te voeren naar een erkende verwerker, voldoet u aan de minimumstandaard zoals genoemd in sectorplan 13. Uitsluitend opslaan In het LAP is aangegeven dat voor het uitsluitend opslaan van afvalstoffen in beginsel een vergunning kan worden verleend. Twee afvalstromen worden hiervan uitgezonderd, te weten: Afvalmunitie, vuurwerkafval en overig explosief afval; Dierlijke bijproducten.

9 - 9 - Handelsonderneming Reitsma B.V. heeft aangevraagd om de aangevoerde accu s uitsluitend op te slaan. Voor het opslaan van deze afvalstoffen beschikt de aanvrager over de benodigde voorzieningen. Voor het uitsluitend opslaan van de hierboven vermelde afvalstoffen kan een vergunning worden verleend omdat deze afvalstromen niet behoren tot de in het LAP genoemde uitzonderingen. Procedures van acceptatie en controle ontvangen afvalstoffen In artikel. 2.14b van het Activiteitenbesluit is aangegeven dat een inrichting die afvalstoffen accepteert over een actuele beschrijving van de procedures van acceptatie en controle van ontvangen afvalstoffen moet beschikken. Deze procedures zijn noodzakelijk voor een doelmatig beheer van die afvalstoffen. Bij de aanvraag is een beschrijving van de procedures van acceptatie en controle van ontvangen afvalstoffen gevoegd. Deze procedures zijn door ons getoetst en voldoen aan het gestelde in artikel. 2.14b van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Registratie De aanvrager verkrijgt met deze vergunning de mogelijkheid om afvalstoffen van buiten de inrichting te ontvangen. Dergelijke inrichtingen vallen onder het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. De registratieverplichtingen ingevolge dit besluit en de daarbij behorende regeling zijn rechtstreeks van toepassing op de ontvangst van de afvalstoffen. Conclusie Gelet op het bovenstaande zijn wij van mening dat de aangevraagde activiteiten in overeenstemming zijn met het geldende afvalbeheerplan gestelde en het gestelde in art. 2.14b van het Activiteitenbesluit en daarmee bijdragen aan een doelmatig beheer van afvalstoffen. De vergunning kan dus worden verleend.