Pagina 1 van 50 Registratienummer: Z / D

Transcriptie

1 Postbus KA Eindhoven T: I: Ontwerpbeschikking van Burgemeester en wethouders van Heeze-Leende op de op 11 augustus 2016 bij hen ingekomen aanvraag van Melkveebedrijf Noordman V.O.F. te Sterksel, om vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), voor de inrichting gelegen aan Pastoor Thijssenlaan 33 te Sterksel. Pagina 1 van 50

2 Ontwerpbesluit OMGEVINGSVERGUNNING VERLENEN Onderwerp Op 11 augustus 2016 ontvingen wij een aanvraag voor een omgevingsvergunning van melkveebedrijf Noordman VOF, Pastoor Thijssenlaan 31 en 33 te Sterksel voor een melkrundveehouderij met schapen. De aanvraag is geregistreerd in het omgevingsloket online (OLO) onder nummer De aanvraag heeft betrekking op de volgende activiteiten: - het verrichten van activiteiten waarvoor een beperkte milieutoets nodig is (activiteit die van invloed kan zijn op de fysieke leefomgeving (Natura 2000-actitviteiten en flora- en faunaactiviteiten)).; - het verrichten van een activiteit waarvoor een beperkte milieutoets nodig is (activiteit die van invloed kan zijn op de fysieke leefomgeving (milieu)). In de inrichting is sprake van het houden van 153 melk- en kalfkoeien, 110 stuks vrouwelijk jongvee, 3 zoogkoeien, 8 vleeskalveren, 4 vleesstieren en 51 schapen. Besluit Burgemeester en wethouders van Heeze-Leende besluiten, gelet op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de wet Natuurbescherming en de Algemene wet bestuursrecht, en gezien de overwegingen in deze vergunning: 1. melkveebedrijf Noordman VOF de gevraagde omgevingsvergunning beperkte milieutoets voor een agrarisch bedrijf met 153 melk- en kalfkoeien, 110 stuks vrouwelijk jongvee, 3 zoogkoeien, 8 vleeskalveren, 4 vleesstieren en 51 schapen, aan Pastoor Thijssenlaan 31 en 33 in Sterksel, te verlenen; 2. aan melkveebedrijf Noordman VOF aan de heer Van Hooff de gevraagde omgevingsvergunning beperkte milieutoets (Natura 2000-activiteiten en flora- en fauna-activiteiten, aan Pastoor Thijssenlaan 31 en 33 in Sterksel te verlenen; 3. dat de bij de aanvraag ingediende stukken deel uitmaken van de vergunning. Eindhoven, Burgemeester en wethouders van Heeze-Leende namens deze, Pagina 2 van 50

3 T.M.M.J. Baltussen Afdelingsmanager, Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant Pagina 3 van 50

4 Inhoudsopgave Ontwerpbesluit...2 Procedurele overwegingen...5 Samenhang met overige wet- en regelgeving...7 Inhoudelijke overwegingen Toetsing OBM Natura 2000-activiteiten en flora- en fauna activiteiten...8 Milieu Toetsing OBM...9 Bijlage 1 VVGB...12 Pagina 4 van 50

5 PROCEDURELE OVERWEGINGEN OMGEVINGSVERGUNNING OP AANVRAAG PROJECTOMSCHRIJVING MILIEU Voor het onderdeel milieu betreft deze aanvraag een vergunning voor het verrichten van een activiteit die van invloed kan zijn op de fysieke leefomgeving, volgens artikel 2.1 eerste lid onder i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De aanvraag heeft op basis van artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht (Bor) betrekking op een activiteit die van invloed kan zijn op de fysieke leefomgeving en waarvoor een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) is vereist. OMSCHRIJVING VAN DE AANVRAAG De aanvraag bevat de volgende stukken: - aanvraagformulier d.d. 11 augustus 2016; - bijlage aanvullende gegevens, ingekomen 30 december 2016; - diertabel, ingekomen 30 december 2016; - v-stacks berekening beoogde situatie, d.d. 20 december 2016, ingekomen 30 december 2016; - Aerius berekening beoogde situatie, d.d. 19 december 2016, ingekomen 30 december 2016; - Aerius berekening feitelijk gebruik, d.d. 19 december 2016, ingekomen 30 december 2016; - Plattegrondtekening, tekeningnummer M-02, d.d. 29 december 2016, ingekomen 30 december melding op basis van het Activiteitenbesluit milieubeheer d.d. 11 augustus 2016; BEVOEGD GEZAG Gelet op hiervoor opgenomen projectbeschrijving, evenals op het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Bor en de daarbij horende bijlage, zijn wij het bevoegde gezag om de integrale omgevingsvergunning te verlenen. Daarbij zijn wij er procedureel en inhoudelijk voor verantwoordelijk dat in ons besluit alle relevante aspecten aan de orde komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving, zoals ruimte, milieu, natuur en aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en brandveiligheid. ONTVANKELIJKHEID In de Regeling omgevingsrecht (Mor) is vastgesteld welke gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning moeten worden ingediend om tot een ontvankelijke aanvraag te komen. Wij hebben de aanvraag aan de hand van de Mor getoetst op ontvankelijkheid. Daarbij is gebleken dat een aantal gegevens ontbrak. De aanvrager is hierop in de gelegenheid gesteld om aanvullende gegevens te leveren. Deze gegevens zijn op 30 december 2016 en 20 januari 2017 ontvangen. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag samen met de latere aanvulling daarop, voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. PROCEDURE De procedure is uitgevoerd volgens het bepaalde in paragraaf 3.3 van de Wabo en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Pagina 5 van 50

6 VERKLARING VAN GEEN BEDENKINGEN, WET NATUURBESCHERMING 1. In de Wet natuurbescherming (Wnb) is opgenomen dat deze wet aanhaakt bij de Wabo wanneer: een activiteit plaatsvindt in of om een Natura 2000-gebied en deze activiteit de kwaliteit van de habitats en de habitats van soorten verslechtert (handelingen met gevolgen voor beschermde natuurgebieden), en/of; 2. een activiteit plaatsvindt waarbij in onvoldoende mate sprake is van het beschermen van inheemse plant- en diersoorten en het bewaken van de biodiversiteit tegen invasieve uitheemse plant- en diersoorten (handelingen met gevolgen voor beschermde plant- en diersoorten). Wanneer het aanhaken van toepassing is, moet het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning de aanvraag doorsturen naar het bevoegd gezag voor de Wnb (Gedeputeerde Staten van de provincie) met het verzoek een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) af te geven. De aanvrager van de omgevingsvergunning is zelf verantwoordelijk om vooraf na te gaan of een activiteit invloed heeft op Natura 2000-gebieden en/of beschermde flora en fauna. De verandering van de inrichting in verband met de verschuiving van het aantal dieren vindt plaats binnen de bestaande bebouwing en het bestaande bouwvlak. Voor de vaststelling van dit bouwvlak is onderzoek gedaan naar beschermde flora en fauna. Niet is gebleken dat beschermde soorten aanwezig (kunnen) zijn. Voor de verandering hoeft geen ontheffing op grond van de Wnb te worden aangevraagd. De Wnb haakt in dit geval niet aan bij de Wabo. Het vragen van een verklaring van geen bedenkingen voor flora-en fauna-activiteiten is daarom niet van toepassing. Aanvragen voor een vvgb worden door de Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN) in opdracht van Gedeputeerde Staten behandeld. De ODBN heeft de aanvraag voor een vvgb van ons ontvangen. Op 28 maart 2017 heeft de ODBN, namens Gedeputeerde Staten, de gevraagde vvgb afgegeven. Zij verklaren geen bedenkingen te hebben tegen de voorgenomen wijziging van de veehouderij aan de Pastoor Thijssenlaan 31 en 33 in Sterksel. In de bijlage is een afschrift van deze verklaring opgenomen. Pagina 6 van 50

7 SAMENHANG MET OVERIGE WET- EN REGELGEVING ACTIVITEITENBESLUIT MILIEUBEHEER De inrichting is op basis van artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) een inrichting type B. Dit betekent dat de voorschriften uit dit besluit en de bijbehorende ministeriële regeling rechtstreeks van toepassing zijn. Pagina 7 van 50

8 INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN Natuur 1. Toetsing OBM Natura 2000-activiteiten en flora- en fauna activiteiten Inleiding Voor het onderdeel natuur heeft deze aanvraag betrekking op het verrichten van een activiteit die van invloed kan zijn op de fysieke leefomgeving, volgens artikel 2.1 eerste lid onder i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De aanvraag heeft op basis van artikel 2.2aa van het Besluit omgevingsrecht (Bor) betrekking op een activiteit waarvoor een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) is vereist voor Natura 2000-activiteiten en flora- en fauna-activiteiten. De Wnb haakt voor deze activiteiten aan bij de Wabo. Toetsing algemeen De aanvraag is beoordeeld aan de hand van het toetsingskader zoals neergelegd in de Wabo en paragraaf 5.6 van het Bor. Op grond van artikel 5.21 van het Bor wordt: - een omgevingsvergunning voor de categorieën activiteiten, bedoeld in artikel 2.2aa, eerste lid, onder a (Natura 2000-activiteiten), slechts verleend op de gronden die zijn aangegeven in de artikelen 2.8 en 5.5, derde lid, van de Wnb, het bepaalde krachtens artikel 2.9, zevende lid, van de Wnb en de artikelen 2.13 en 2.14 van het Besluit natuurbescherming. Op grond van artikel 5.22 van het Bor mogen in bepaalde situaties aan de OBM voor Natura activiteiten en flora- en fauna-activiteiten voorschriften worden verbonden: - aan een OBM voor Natura 2000-activiteiten, wordt, wanneer toepassing wordt gegeven aan artikel 5.21, eerste lid, in samenhang met artikel 2.8, vierde lid, van de Wnb, het voorschrift verbonden dat compenserende maatregelen als bedoeld in artikel 2.8, vierde lid, onder c, van de Wnb worden getroffen. Toetsing OBM Natura 2000-activiteiten Voor de toetsing op het onderdeel Natura 2000-activiteiten wordt verwezen naar de door ODBN, namens de provincie Noord-Brabant, afgegeven verklaring van geen bedenkingen in bijlage 1. Conclusie De gevraagde verklaring van geen bedenkingen is afgegeven. Een reden voor het weigeren van de gevraagde omgevingsvergunning beperkte milieutoets voor Natura 2000-activiteiten en flora- en fauna activiteiten is niet aanwezig. Pagina 8 van 50

9 Milieu 2. Toetsing OBM Inleiding Voor een aantal milieurelevante activiteiten waarvoor het Activiteitenbesluit algemene regels stelt, is eerst toestemming van het bevoegd gezag nodig voordat ze kunnen worden ondernomen. Deze "toestemming vooraf" wordt omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) genoemd. Het doel van de OBM is dat het bevoegd gezag na een beperkte milieutoetsing vooraf instemt met het van start gaan van een specifieke activiteit op een specifieke locatie. De OBM bestaat uit een instemming of een weigering. De aanvraag heeft op basis van artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht (Bor) betrekking op een activiteit die van invloed kan zijn op de fysieke leefomgeving en waarvoor een OBM is vereist. Aanvraag In de inrichting is sprake van het houden van 153 melk- en kalfkoeien, 110 stuks vrouwelijk jongvee, 3 zoogkoeien, 8 vleeskalveren, 4 vleesstieren en 51 schapen Het gaat om het wijzigen van een installatie voor het houden van dieren waarbij sprake is van een totale omvang binnen de inrichting van minimaal 51 en maximaal 2000 schapen (artikel 2.2a, lid 1 onder d van het Bor). Voor deze activiteit moet worden beoordeeld of de noodzaak voor het opstellen van een milieueffectrapport aanwezig is. Toetsing algemeen De aanvraag is beoordeeld aan de hand van het toetsingskader zoals neergelegd in de Wabo en artikel 5.13b van Bor. Op grond van artikel 5.13b van het Bor wordt een omgevingsvergunning voor de categorieën activiteiten, bedoeld in artikel 2.2a, eerste lid, onder c tot en met i, geweigerd indien het bevoegd gezag op grond van artikel 7.17, eerste lid, van de Wet milieubeheer, heeft beslist dat een milieueffectrapport moet worden gemaakt (Bor: artikel 5.13b, lid 1). Op grond van artikel 5.13a van het Bor mogen aan de OBM geen voorschriften worden verbonden. Toetsing OBM milieueffectrapportage (OBM m.e.r.) Activiteit In de inrichting is sprake van het houden van 153 melk- en kalfkoeien, 110 stuks vrouwelijk jongvee, 3 zoogkoeien, 8 vleeskalveren, 4 vleesstieren en 51 schapen. De activiteit waarvoor vergunning wordt aangevraagd heeft betrekking op de realisatie (oprichten, uitbreiden of wijzigen) van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren met 51 dierplaatsen voor schapen. De kenmerken van deze activiteit zijn opgenomen in de bijlagen bij de aanvraag. Toetsingskader De gevraagde activiteit leidt niet tot een overschrijding van de drempelwaarden van de onderdelen C.14 (m.e.r.-plicht) en D.14 (m.e.r.-beoordelingsplicht) van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Ondanks dat moet toch worden beoordeeld of de activiteit mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor Pagina 9 van 50

10 het milieu heeft (vormvrije m.e.r.-beoordeling). Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten van vorm, wel van inhoud. De activiteit moet worden getoetst aan de selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze criteria hebben betrekking op: 1. de kenmerken van de activiteit; 2. de plaats waar de activiteit plaatsvindt; 3. de kenmerken van de belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu die de activiteit kan hebben. Beoordeling Bij de beoordeling is rekening gehouden met de criteria uit bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In onderhavige situatie is geen sprake van een toename van het aantal te houden dieren. Daarnaast is geen sprake van een toename van de ammoniak-, geur-, en fijn stofemissie vanuit de inrichting. De aanvraag heeft uitsluitend betrekking op wijzigen van verschillende diersoorten. Uit de gegevens bij de aanvraag volgt dat wordt voldaan aan de vereiste afstanden tot de geurgevoelige objecten in de omgeving van de inrichting. De berekende geurbelasting die door de inrichting wordt veroorzaakt ligt ruim beneden de maximaal toegestane waarden voor de geurbelasting op de verschillende geurgevoelige objecten in de omgeving van de inrichting. Hiermee wordt aan de eisen voor geurbelasting op basis van de Wet geurhinder en veehouderij en de gemeentelijke geurverordening voldaan. Deze eisen zijn opgenomen in de voorwaarden van het Activiteitenbesluit. Voor de inrichting is een aanvraag OBM voor zwevende deeltjes niet nodig. Dit betekent dat de voorgenomen wijziging van de inrichting niet in betekende mate bijdraagt aan de concentratie zwevende deeltjes in de buitenlucht. Aan de eisen van hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer wordt voldaan. De uitbreiding vindt plaats binnen het huidige bouwblok. Er zijn geen planologisch aspecten die de gevraagde uitbreiding in de weg staan. De aangevraagde activiteit past bij de functie die het gebied vervult. Voor de gevraagde activiteit is bij de provincie Noord-Brabant een verklaring van geen bedenkingen gevraagd vanwege het verrichten van handelingen met gevolgen voor beschermde natuurgebieden. Deze verklaring is afgegeven waardoor op dit onderdeel geen belemmeringen aanwezig zijn voor de realisatie van het voorgenomen plan. In de directe omgeving zijn, gelet op de uitbreiding binnen de inrichting en de daarmee samenhangende emissies, geen belangrijke nadelige gevolgen te verwachten. In de omgeving van de inrichting ontstaan geen extra risico s voor de volksgezondheid van omwonenden. De activiteit heeft geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Conclusie Voor de gevraagde activiteit hoeft geen milieueffectrapport te worden opgesteld. Een reden voor het weigeren van de gevraagde omgevingsvergunning beperkte milieutoets is niet aanwezig. Pagina 10 van 50

11 Conclusie toetsing aanvraag OBM Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op een omgevingsvergunning beperkte milieutoets, zijn er ten aanzien van de aangevraagde wijziging in dierbezetting geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren. Pagina 11 van 50