Technische vragen CDA fractie bij de Agenda Duurzaamheid inzake het transitiepad schone lucht

Transcriptie

1 Technische vragen CDA fractie bij de Agenda Duurzaamheid inzake het transitiepad schone lucht 1. Kan het college aangeven wat de kosten zijn van de genoemde nieuwe extra maatregelen voor de gemeente, alsmede een inschatting van de maatschappelijke kosten voor ondernemers en/of burgers, alsmede welke verlaging van de concentratie van NOx, fijnstof en roet het college met iedere afzonderlijke maatregel denkt te kunnen bewerkstelligen? 2. Kan het college aangeven op grond van welke studies, cijfers, prognoses, onderzoeken en rapporten het college heeft besloten dat deze maatregelen een effectieve bijdrage leveren? 3. Wordt met het aannemen van deze raadsvoordracht al definitief besloten tot de invoering van de genoemde nieuwe extra maatregelen, of worden die afzonderlijk aan de raad voorgelegd? In het laatste geval, hoe verhoudt zich dat tot de formulering in deze raadsvoordracht om milieuzones in te stellen voor in ieder geval bestelvoertuigen (per 1 januari 2017), taxi s (uiterlijk per 1 januari 2018), en in 2020 aanscherpen van de milieuzone voor vrachtvoertuigen ( ).? 4. De raad wordt gevraagd om in te stemmen met de kwalitatieve doelstelling: zo zoveel mogelijk verkeer uitstootvrij (of zo schoon mogelijk) in Amsterdam Betekent die doelstelling dat er voor 2025 een milieuzone zou moeten komen in de stad die alle niet-uitstootvrije voertuigen de toegang tot de stad ontzegt? Wat wordt bedoeld met de woorden zo schoon mogelijk? Doelt het college daarbij uitsluitend op de technische mogelijkheden? 5. Inzake de voorgenomen maatregel om alleen nieuwere (diesel minimaal Euro-4 en benzine Euro-1) voertuigen een parkeervergunning te verlenen en oudere auto s daarvan uit sluiten: Wat is het beoogde effect van deze maatregel? Welke verlaging van de concentratie van NOx, roet en fijnstof denkt het college met deze maatregel te bereiken, en hoe onderbouwt het college dat? 6. Inzake de milieuzone voor bestelvoertuigen; hoe moet de norm van minimaal Euro III diesel en bestelvoertuigen niet ouder dan 1/1/2000 precies worden uitgelegd? Worden alle bestelvoertuigen ouder dan 1/1/2000 geweerd? Ook bestelvoertuigen ouder dan 1/1/2000 die wel aan de voldoen aan de norm van minimaal Euro III diesel? 7. Hoeveel bestelvoertuigen anders dan minimaal Euro III diesel en bestelvoertuigen niet ouder dan 1/1/2000 rijden er op dit moment in Amsterdam rond? 8. Wat is binnen deze groep bestelvoertuigen het verschil in uitstoot tussen diesel en niet-diesel? 9. Waarom heeft het college gekozen voor de norm van niet ouder dan 1/1/2000?

2 10. Hoeveel bestelvoertuigen anders dan minimaal Euro III diesel en bestelvoertuigen niet ouder dan 1/1/2000 worden verwacht nog rond te rijden op 1 januari 2017? 11. Hoeveel van deze voertuigen worden verwacht nog rond te rijden op 1 januari 2025? Hoe lang zou het duren voor zij vanzelf (grotendeels) zouden worden vervangen? 12. Wat is het normale vervangingsritme van de genoemde groep bestelvoertuigen, zonder de invoering van deze milieuzone? 13. Wat is daarvan het effect op de verbetering van de luchtkwaliteit? 14. Wat is de bijdrage van deze maatregel in het behalen van de gestelde doelstelling van een afname van de concentratie NO2 met 35 procent in 2025 t.o.v. van 2015 op de belangrijkste knelpunten in de stad? Graag aangegeven als aandeel in de totaal te behalen vermindering en ook wat de tijdsdimensie is van het behalen van deze doelstelling. 15. Wanneer zouden de genoemde doelstellingen gehaald worden zonder de invoering van deze milieuzone? 16. Wat is het gemiddelde prijsverschil tussen een bestelvoertuig dat voldoet aan de norm van minimaal Euro III diesel en niet ouder dan 1/1/2000 en een bestelvoertuig dat niet voldoet aan deze norm? 17. Wat zijn daarmee de maatschappelijk kosten van deze maatregel, dat wil zeggen, de kosten voor ondernemers die (vervroegd) hun bestelvoertuig moeten vervangen? 18. In welke mate zouden ondernemers voor deze kosten door de gemeente worden gecompenseerd? 19. In hoeverre zijn de bestelvoertuigen die niet aan de gestelde norm voldoen in het bezit van kleine(re) ondernemers? Graag aangegeven in percentages per de volgende categorieën: minder dan 5 werknemers, minder dan 10 werknemers, tussen de 10 en 50 werknemers en meer dan 50 werknemers. 20. Welke afspraken zijn er door het vorige college met het bedrijfsleven gemaakt over de verschoning van bestelvoertuigen, en met welk tijdspad? 21. Hoe verhoudt de invoering van deze milieuzone voor bestelvoertuigen zich tot die afspraken? 22. In welke mate is het college van zins ontheffingen te verlenen bijvoorbeeld voor bestelvoertuigen die maar een paar keer per jaar in het milieuzonegebied hoeven te zijn? 23. Wat is de juridische basis van het invoeren van deze milieuzone voor bestelvoertuigen?

3 24. Bestaat er reeds een geldig verkeersbord om een milieuzone specifiek voor bestelvoertuigen aan te duiden? 25. Op welke wijze denkt de gemeente de informatie te verkrijgen die nodig is om te bepalen of een bestelvoertuig al dan niet aan de gestelde norm voldoet? 26. Hoeveel overschrijdingen van de Europese luchtkwaliteitsnormen zijn er in 2014 in Amsterdam gemeten? 27. Waar en wanneer zijn deze overschrijdingen gemeten? 28. In hoeverre zijn deze overschrijdingen op te lossen met locatiegebonden maatregelen? 29. Waar bevinden zich in Amsterdam de belangrijkste knelpunten voor wat betreft de concentratie NOx? 30. Zijn er internationale normen voor roet, bijvoorbeeld van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)? 31. Zijn er andere steden in Nederland of elders in de EU die normen stellen voor roet? Zo ja, welke en wat zijn die? 32. Waarom heeft het college specifiek gekozen voor een reductie van 30 procent? 33. Hoe wordt de concentratie roet als de elementaire koolstoffractie (EC) in Amsterdam gemeten? Wordt daarvoor dezelfde methode gebruikt als in andere steden in Nederland en Europa? 34. Kan het college een overzicht geven met de gemiddelde concentratie roet in Amsterdam, op basis van modellen en/of metingen, en/of van de maximale concentraties? In hoeverre verschillen de concentraties in de stad? 35. Hoe verhoudt de concentratie roet in de lucht zich tot de concentratie fijnstof (PM10 en PM 2.5)? Verschilt deze verhouding sterk in de stad? Waarom heeft het college gekozen voor een doelstelling die is gericht op de hoogst gemeten concentratie, en niet voor doelstellingen die betrekking hebben op de gemiddelde concentratie of bijvoorbeeld op de concentratie op de belangrijkste knelpunten? 36. In hoeverre leidt het bestaande pakket aan maatregelen van het Plan Schone Lucht voor Amsterdam tot een reductie van de concentratie roet? 37. Op basis van welke rapporten, veronderstellingen, onderzoeken en studies baseert het college haar beleid inzake het verminderen van de concentratie roet? 38. Betreft de invoering van milieueisen voor een parkeervergunning alleen nieuwe vergunningaanvragen of ook bestaande parkeervergunningen?

4 39. Hoeveel auto s die in 2014 een parkeervergunning verkregen voldeden niet aan deze eisen? 40. Wat zijn de verwachtingen voor de aantallen van dergelijke vergunningaanvragen in de jaren 2015, 2016, 2017 en 2018? 41. In hoeverre draagt deze maatregel bij aan het behalen van de gestelde doelstelling van een afname met 35 procent in 2025 t.o.v. van 2015 van de concentratie NOx / Fijnstof op de grootste knelpunten? Graag aangegeven als aandeel in de totaal te behalen vermindering en wat betreft het tijdsmoment van het behalen van deze doelstelling. 42. Wat is het gemiddelde prijsverschil tussen een voertuig dat voldoet aan de vergunningseisen en een voertuig dat niet voldoet aan deze eisen? 43. In welke mate worden particulieren voor deze kosten door de gemeente gecompenseerd? 44. Wat zijn de kosten voor de gemeente van de invoering van deze maatregel? 45. Wat zijn de beoogde effecten op de luchtkwaliteit met betrekking tot de voorgestelde regulerende maatregelen ten aanzien van taxi s, touringcars en vrachtvoertuigen? 46. Wat zijn de (maatschappelijke) kosten van deze voorgestelde regulerende maatregelen ten aanzien van taxi s en touringcars? 47. Hoeveel touringcars en hoeveel touringcarkilometers rijden er nu in de stad die niet beschikken over minimaal Euro IV diesel? Wanneer schat het college dat deze norm vanzelf zou worden behaald, zonder de invoering van deze milieuzone? 48. Hoeveel heeft de gemeente Amsterdam tot nu toe geïnvesteerd in het stimuleren van elektrisch vervoer voor niet-zakelijke en zakelijke rijders? 49. Hoeveel heeft het stimuleren van elektrisch vervoer voor zakelijke en nietzakelijke rijders tot nu toe bijgedragen aan het verbeteren van de luchtkwaliteit? 50. Hoeveel openbare oplaadpunten zijn er op dit moment? 51. Hoeveel kost de voorgestelde uitbreiding tot openbare oplaadpunten in 2018? Is het de bedoeling van het college dat deze kosten geheel voor rekening van de gemeente komen? 52. Wat is het effect op de parkeerdruk hiervan? In hoeverre leidt dit tot een verlies aan parkeerplaatsen voor niet-elektrische auto s, een langere zoekperiode voor bezoekers met een dergelijke auto, en daardoor tot extra uitstoot?

5 . 53. Tot nu toe was het uitgangspunt dat nieuwe oplaadpunten pas zouden worden aangelegd na aanvraag, en als op die plekken het aantal elektrische auto s daadwerkelijk stijgt. Blijft dat het uitgangspunt van het beleid?