PRAKTIJKKAART Pedagogisch Werker niveau 3 en 4 KIO Verdiepingsfase Kwalificatiedossier 2012 en 2013

Transcriptie

1 PRAKTIJKKAART Pedagogisch Werker niveau 3 en 4 KIO Verdiepingsfase Kwalificatiedossier 2012 en 2013 In de verdiepingsfase (jaar 2 en 3) werk je met een praktijkkaart en een voortgangsrapportage. In onderstaande tekst wordt uitgelegd hoe deze documenten gebruikt worden. In het kort: de praktijkkaart is een document met praktijkopdrachten die door de stage gezien en afgetekend worden. De voortgangsrapportage is een beoordelingsdocument. Hierop is te zien of de student aan de (wettelijke) eisen voldoet. De voortgangsrapportage is het officiële beoordelingsdocument waarmee je uiteindelijk aantoont klaar te zijn voor het examen (proeven van bekwaamheid). Je wordt toegelaten tot de Proeve van Bekwaamheid (jaar 3 periode 4) als de opdrachten op de praktijkkaart zijn voldaan en de werkprocessen op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar (3) op de voortgangsrapportage zijn afgetekend (jaar 3, eind periode 3). Alle praktijkopdrachten en gedragsindicatoren op de voortgangsrapportage komen voort uit de kerntaken en werkprocessen uit het kwalificatiedossier. Een dossier wat landelijk door de minister is vastgesteld. Je krijgt twee soorten opdrachten om aan te werken: 1. Opdrachten binnen schoolprojecten: in de praktijk werk je aan de opdrachten van school en school beoordeeld. Tijdens ieder schoolproject (bijvoorbeeld project In gesprek ) in de verdiepingsfase, werk je aan opdrachten die voor een schoolproject in de praktijk uitgevoerd moeten worden. De opdrachten die je in het kader van een schoolproject moet doen, worden op school nagekeken en beoordeeld. Soms vragen we aan de praktijkbegeleider een opdracht mee te beoordelen, maar in principe beoordeelt de school. 2. Opdrachten van de praktijkkaart: in de praktijk werken aan opdrachten van de praktijkkaart. De praktijkbegeleider tekent af en beoordeelt. In de praktijk werk je met de praktijkkaart. De praktijkbegeleider beoordeelt de uitvoering van deze opdrachten en tekent af op de praktijkkaart. In het schema hieronder is per periode aangegeven welke praktijkopdrachten/werkprocessen terug komen in het schoolproject en dus ook de lessen op school. Soms komen praktijkopdrachten in 2 schoolprojecten terug. Je moet zelf een planning maken. Planning projecten leerjaar 2 en 3: Leerjaar 2 Schoolproject Periode 1a Augustus- September Schoolproject Periode 1b September - November Schoolproject Periode 2 November - Januari Schoolproject Periode 3 Januari - April Schoolproject Periode 4 April - Juli Kamp In gesprek Ontwikkelboek Eerste hulp bij Het beste idee van opvoeden SAW Stageopdracht Stageopdracht Stageopdracht Stageopdracht Stageopdracht Leerjaar 3 1.1, 1.2, 2.1, 1.1, , , 3.3 Schoolproject Periode 1 September - November 1.1, , , 2.4, 1.3 Schoolproject Periode 2 November - Januari Schoolproject Periode 3 Januari - April Examen Periode 4 April - Juli Socialisatie Grenssituaties en Zo doen wij dat Proeve van emoties bekwaamheid Stageopdracht Stageopdracht Stageopdracht Examen 3.1, Proeven van bekwaamheid Je werkt tijdens je stage op zelf gekozen momenten aan de volgende werkprocessen: 2.1, 2.2, 2.3, 3.4, 3.5, 3.6, 3.7, 3.8. Praktijkkaart 2 e en 3 e jaar PW niveau 3 en 4. Afdeling Welzijn MBO College Hilversum 1

2 Leerjaar 2: - In leerjaar 2 voer je iets meer dan de helft van de praktijkopdrachten uit. Voor niveau 4 zijn dit 8 werkprocessen, voor niveau 3 zijn dit 6 werkprocessen. In de planning is te zien welke werkprocessen in het 2 e jaar afgerond kunnen worden. Leerjaar 3: - In leerjaar 3 print je een nieuwe kaart uit (zie website (welzijngvs.nl) PW jaar 3). - De kaart van het 2 e leerjaar bewaar je goed in je portfolio. - De praktijkbegeleider uit het 3 e leerjaar kan besluiten of je één of meerdere werkprocessen nogmaals moet laten zien. - In leerjaar 3 zorg je ervoor dat in totaal (inclusief de uitgevoerde werkprocessen in het 2 de leerjaar) alle werkprocessen op voldoende niveau zijn uitgevoerd. - In het 3 e leerjaar rondt je de praktijkopdrachten af. In de planning is te zien welke opdrachten in het 3 e jaar aan de orde komen. Je werkt de praktijkopdrachten uit met behulp van de volgende boeken/ website: Pedagogisch kader van Elly Slinger 0 tot 4 en 4 tot 12 (website: De boeken uit de basisfase. Het boek methodisch handelen in de kinderopvangen jeugdzorg. Het boek opvoeden en begeleiden van kinderen/jongeren. Op de website van de opleiding ( zijn de volgende belangrijke documenten te vinden: praktijkkaart PW, BPV gids verdiepingsfase PW, competentiemeter en de voortgangsrapportage PW De praktijkkaart aftekenen en werkprocessen afronden met korte evaluatie 1) Bespreek voordat je aan de slag gaat, je planning van de praktijkopdrachten door met je praktijkbegeleider. 2) Per werkproces voer je minimaal 80% van de opdrachten uit. Jouw praktijkbegeleider bepaalt welke. Alle niveau 4 opdrachten zijn verplicht voor een niveau 4 student. 3) Indien er een verslag wordt gevraagd, print je het verslag uit en voeg je dit toe aan je portfolio. De verslagen worden door jouw praktijkbegeleider nagekeken en goedgekeurd. De praktijkbegeleider mag ook besluiten de praktijkopdrachten mondeling te laten toelichten, er hoeft dan geen schriftelijk verslag gemaakt te worden. Dit bepaalt jouw praktijkbegeleider. 4) De praktijkbegeleider tekent de uitgevoerde opdrachten af met een onvoldoende, voldoende of goed. 5) Als je 80% van een werkproces hebt laten aftekenen schrijf je een korte evaluatie van de uitvoering van het werkproces(1/2 A4). 6) De evaluaties verzamel je in je portfolio. Je loopbaanbegeleider bewaakt de kwaliteit van de praktijkopdrachten. De loopbaanbegeleider heeft een eindverantwoordelijkheid en neemt in geval van twijfel contact op met de praktijkbegeleider. TIP 1: Opdrachten die in de praktijk niet uitgevoerd kunnen of mogen worden, mogen wel geoefend worden door middel van bijvoorbeeld een schriftelijke opdracht, rollenspel of simulatie (denk bijvoorbeeld bij een intakegesprek) TIP 2: Voor je project moet je soms praktijkopdrachten maken die overeenkomen met de praktijkopdrachten van de praktijkkaart. Je kunt je praktijkbegeleider vragen deze praktijkopdrachten te bekijken zodat je ze niet nog een keer hoeft uit te voeren. Overleg dit met je praktijkbegeleider voordat je een opdracht gaat uitvoeren! Praktijkkaart 2 e en 3 e jaar PW niveau 3 en 4. Afdeling Welzijn MBO College Hilversum 2

3 Beoordelen werkprocessen op voortgangsrapportage: Als je een werkproces wilt laten beoordelen op de voortgangsrapportage, deel je de korte evaluatie van de uitvoering van het werkproces met je praktijkbegeleider. De praktijkbegeleider vult de voortgangsrapportage in als de praktijkopdrachten voldoende zijn uitgevoerd en de evaluatie in orde is. Normering beoordeling stage (voor de praktijkbegeleider): Het cijfer 1,2 of 3 op de voortgangsrapportage verwijst naar het ontwikkelingsniveau van een student in de praktijk. Van een derdejaars student mag iets anders worden verwacht dan van een tweedejaars student. De praktijkbegeleider beoordeelt naar eigen inzicht of de student voldoet aan het niveau dat van de student verwacht mag worden gezien de fase van de opleiding. Aan het eind van het tweede leerjaar dienen de beoordelingscriteria minimaal op niveau 2 (een aardig eindje op weg ) te zijn afgetekend, om een voldoende voor de stage te krijgen. De student neemt de voortgangsrapportage van jaar 2 mee naar jaar 3. Eind jaar 2 zijn nog niet alle werkprocessen afgetekend, omdat deze nog niet allemaal door middel van een praktijkopdracht zijn aangetoond. Niveau 3 studenten hebben 6 werkprocessen afgerond aan het eind van jaar twee en niveau 4 studenten hebben 8 werkprocessen afgerond. De praktijkbegeleider in jaar 3 kan tot een andere beoordeling (beter of slechter) komen dan de praktijkbegeleider uit jaar 2. Uiteindelijk is de beoordeling van de praktijkbegeleider van de organisatie waar de student zijn examen doet, doorslaggevend. De student wordt toegelaten tot de Proeve van Bekwaamheid (jaar 3 periode 4) als alle werkprocessen op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar (3) zijn afgetekend (jaar 3, eind periode 3). --- Praktijkkaart 2 e en 3 e jaar PW niveau 3 en 4. Afdeling Welzijn MBO College Hilversum 3

4 Praktijkkaart PW niveau 3 4 Kerntaak 1: opstellen van een activiteitenprogramma en een plan van aanpak Naam: Klas: Instelling: Praktijkbegeleider: Activiteiten algemeen bij start van stageperiode. O/V/G Opmerking 1) Maak kennis met je collega s, de kinderen/jongeren en evt. de ouder(s)/verzorger(s). 2) Stel jezelf op de hoogte van de inhoud van de voortgangsrapportage. Bespreek de Voortgangsrapportage met je praktijkbegeleider. 3) Lees de Stage informatie voor student en praktijkbegeleider (opleidingsgids) en bespreek dit met je praktijkbegeleider. 4) Laat het eerste project zien aan je praktijkbegeleider en spreek af dat je ieder project aan het begin van de periode met je praktijkbegeleider bespreekt. 5) Laat de competentiemeter lezen, leg uit hoe de competentiemeter werkt 6) Lever je POP in bij je praktijkbegeleider, bespreek je leerdoelen 7) Stel jezelf op de hoogte van de inhoud van de praktijkkaart. Lees de handleiding van de praktijkkaart goed en bespreek de inhoud met je praktijkbegeleider. 8) Plan je BPV activiteiten, bespreek de planning met je praktijkbegeleider. 9) Bespreek het verslag van het laatste stagebezoek (van je vorige stage) met jouw nieuwe praktijkbegeleider en benoem je leerdoelen voor de komende stageperiode. Alle documenten kun je vinden op de website PW/2 e jaar BOL 4

5 Naam: Kerntaak 1. Opstellen van een activiteitenprogramma en plan van aanpak. Werkproces 1.1 Inventariseer de situatie en wensen van het kind. 1) Verdiep je in de achtergrond van een kind, gebruik verschillende bronnen, schrijf hier een verslag over. 2) Observeer een kind, doe dat op 2 verschillende manieren. Maak 2 observatieverslagen. 3) Voer een kennismakingsgesprek met een kind (indien baby: ouder of verzorger), benoem in je verslag welke gesprekstechnieken je hebt toegepast. 4) Onderzoek wat de mogelijke oorzaken zijn van afwijkingen in de ontwikkeling van het gedrag (niveau.4). Schrijf hier een verslag van (1 a4). 5) Bespreek een eventuele taal- of ontwikkelingsachterstand, gedragsproblematiek of opvoedproblemen met de praktijkbegeleider (niveau 4). 6) Voer (onder begeleiding) informatief gesprek met de ouders/verzorgers van een kind (niveau 4) voor een kind met een specifieke begeleidingsvraag. 7) Je beschrijft op welke manier je binnen het programma aan taalontwikkeling doet Keuzeactiviteit Keuzeactiviteit 5

6 Werkproces 1.2 Stel een activiteitenprogramma op Praktijkopdrachten O/V/G Opmerking 1) Formuleer het hoofddoel van je activiteit. 2) Formuleer de ontwikkeldoelen van je activiteit. 3) Beschrijf op welke manier je binnen je activiteitenprogramma aan taalontwikkeling doet 4) Kies een of meerdere activiteiten en beargumenteer waarom je deze activiteiten geschikt vindt. 5) Onderbouw je keuze met een (ortho) pedagogische theorie. 6) Pas de activiteit aan op basis van een andere pedagogische theorie en beschrijf/bespreek dit (niveau 4 opdracht periode 4). 7) Stem de activiteiten af op de doelgroep. 8) Werk samen en overleg, schrijf een verslagje over de samenwerking met het kind, de ouders en/of je collega s (1/2 a4). 9) Gebruik de Nederlandse taal correct. 10) Stel een activiteitenprogramma op(meerdere activiteiten met eenzelfde hoofddoel) op basis van een (ortho) pedagogische theorie. 11) Geef een onderbouwing van de keuze voor jouw activiteiten. 12) Betrek kinderen bij het opstellen activiteitenprogramma. 13) Leg het activiteitenprogramma voor aan betrokkenen. 14) Voer het programma uit. 15) Vraag om feedback aan betrokkenen. 6

7 Naam: Werkproces 1.3. Maak een plan van aanpak 1) Kies een cliënt of een groepje cliënten met een begeleidingsvraag. 2) Inventariseer de wensen en behoeften van de cliënt. 3) Inventariseer de behoefte aan taaleducatie 4) Stel de (begeleidings) vraag van een kind vast. 5) Stem jouw bevindingen af met de praktijkbegeleider. 6) Stel de doelen die je met een kind wil bereiken vast. 7) Onderzoek de mogelijkheden van de organisatie. 8) Weet hoe en wanneer je moet doorverwijzen (niveau 4). 9) Maak de conceptversie van een plan van aanpak voor een bepaald kind. 10) Onderbouw je plan van aanpak met een pedagogische of psychologische visie. 11) Leg het plan van aanpak voor aan je praktijkbegeleider. 12) Stel het plan van aanpak bij aan de hand van op- en aanmerkingen van je begeleider. 13) Geef aan hoe je rekening hebt gehouden met arbo- en milieueisen. 7

8 Praktijkkaart PW 3 4 Kerntaak 2: opvoeden en ontwikkelen van het kind Naam: Klas: Instelling: Praktijkbegeleidster: Werkproces 2.1 Bied het kind opvang Praktijkopdrachten: O/V/G Opmerking: 1) Zorg voor een optimaal groeps- en leefklimaat. 2) Toon overwicht bij het handhaven van afspraken en regels. 3) Ondersteun het kind bij zijn functioneren. 4) Benoem of en hoe jouw waarden en normen een rol spelen in de manier waarop jij je werkzaamheden op je BPV plek uitvoert. 5) Respecteer de eigenheid van het kind 6) Toon voorbeeldgedrag. 7) Beschrijf/bespreek een situatie waarin jij een kind hebt begeleid en gecoacht. 8) Signaleer problemen in de communicatie tussen kinderen in de groep. 9) Herken gedragsproblemen. 10) Laat zien dat je afspraken en regels die jouw BPV instelling gelden (met betrekking tot ontwikkelen van nieuw gedrag) hanteert. 11) Lever een bijdrage aan de uitbreiding van het gedragsrepertoire van het kind. 12) Herken gedrags- en opvoedingsproblemen, help kinderen met beperkingen om te gaan (niveau 4). 13) Onderbouw jouw begeleiding met een pedagogische of psychologische visie en schrijf hier een verslag van (niveau 4). Aanleren nieuwe vaardigheden 14) Stel afwijkingen vast en bespreek deze met de praktijkbegeleider. 8

9 15) Beschrijf/bespreek de methode voor het aanleren van nieuwe vaardigheden. 16) Bevorder nieuw gedrag. 17) Toon je kennis over verschillende handelingsalternatieven (mogelijkheden). 18) Signaleer voortgang en/of afwijkingen in de ontwikkeling (niveau 4) 19) Informeer ouder(s)/opvoeder(s) en adviseer ze (niveau 4). Feedback Praktijkbegeleider: 9

10 2.2 Bied het kind persoonlijke verzorging 1) Beschrijf/bespreek de voorschriften die op het gebied van hygiëne gelden op je BPV- plek. 2) Beschrijf/bespreek de gezondheidsvoorschriften op je BPV- plek. 3) Beschrijf/bespreek de persoonlijke verzorging die jouw BPV- plek biedt aan kinderen. 4) Beschrijf/bespreek wat volgens jou kinderen zelf moeten kunnen als ze naar de basisschool gaan. Bespreek deze beschrijving met je praktijkbegeleider en stel het zo nodig bij. 5) Weet in welke situaties de ouders/verzorgers geïnformeerd moeten worden 6) Bevorder de zelfredzaamheid en zelfstandigheid op het gebied van persoonlijke verzorging van het kind. 7) Signaleer symptomen van ziekten. 8) Pas hygiëne voorschriften die gelden op jouw BPV- plek toe. 9) Leef gezondheidsvoorschriften die op jouw BPV plek gelden na. 10) Pas persoonlijke verzorging toe en houd daarbij rekening met de verschillende behoeften van kinderen. 11) Beschrijf/bespreek hoe je rekening kunt houden met het milieu op jouw instelling. 12) Pas voedingsvoorschriften toe. 13) Beschrijf/bespreek hoe je het ritme van de dag volgt, maak een dagprogramma. 14) Informeer ouders/verzorgers over het verloop van de dag. 15) Voer verzorgende activiteiten uit. 10

11 2.3 Draag zorg voor de ruimte en huishoudelijke werkzaamheden 1) Beschrijf/bespreek de inrichting van de groepsruimte. 2) Beschrijf/bespreek de spel- en speelmaterialen in de ruimte. 3) Beschrijf/bespreek de veiligheidseisen en milieuvoorschriften die op de BPV plek gelden. 4) Beschrijf/bespreek de schoonmaak- en opruimwerkzaamheden die uitgevoerd moeten worden gedurende een dag, week, en maand. 5) Ruim op/ maak schoon volgens de richtlijnen die binnen de instelling gelden. 6) Maak samen met een kind schoon of ruim samen met een kind op. 7) Tref maatregelen bij gevaarlijke situaties. 8) Leef regels voor de ruimte en de huishoudelijke activiteiten na. 9) Werk schoon en veilig. 10) Bedenk milieuvriendelijke alternatieven, maak hier een verslagje van. 11) Vertoon voorbeeldgedrag t.a.v. zorg voor de ruimte. 12) Zorg ervoor dat huishoudelijke taken uitgevoerd kunnen worden (niveau 4) 13) Controleer of veiligheidseisen en milieuvoorschriften worden nageleefd (niveau 4) 11

12 2.4 Bied het kind ontwikkelingsgerichte activiteiten aan 1) Beschrijf/bespreek waarom ontwikkelingsgerichte activiteiten noodzakelijk zijn. 2) Observeer ontwikkelingsgerichte activiteit van een collega. 3) Beschrijf/bespreek welke ontwikkelingsgerichte activiteiten bij de doelgroep passen. 4) Bereid een ontwikkelingsgerichte activiteit voor. 5) Stel het doel van de ontwikkelingsgerichte activiteit vast. 6) Beschrijf/bespreek welk resultaat je met een ontwikkelingsgerichte activiteit kunt bereiken. 7) Onderbouw je aanpak met een pedagogische of psychologische theorie. 8) Beschrijf/bespreek op welke manier je binnen je activiteit aan taalontwikkeling van het kind werkt. 9) Maak een taakverdeling. 10) Gebruik de juiste spel- en speelmaterialen. 11) Voer een ontwikkelingsgerichte activiteit uit. 12) Werk samen en overleg. 13) Speel in op de ontwikkeling, interesses en fantasie van het kind. 14) Enthousiasmeer betrokkenen. 15) Assisteer bij een ontwikkelingsgerichte activiteit rondom een bijzondere gebeurtenis. 12

13 Praktijkkaart PW 3 4 Kerntaak 3: Uitvoeren van organisatie en beroepsgebonden taken Naam: Klas: Instelling: Praktijkbegeleidster: 3.1 Werk aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep 1) lees vakliteratuur. 2) Neem deel aan inhoudelijke discussies over het beroep. 3) Inventariseer bijscholingsmogelijkheden. 4) Vraag feedback over het eigen functioneren. 5) Geef professioneel feedback. 6) Stel samen met een leidinggevende een persoonlijk ontwikkelingsplan op. 7) Voer samen met een leidinggevende een persoonlijk ontwikkelingsplan uit (POP). 8) Verdiep je in de organisatie structuur/cultuur. 9) Neem deel aan teamvergaderingen. 10) Lever een bijdrage aan de visieontwikkeling van het beroep en de beroepsuitoefening. 11) Draag de visie van de instelling uit, beschrijf/bespreek deze visie. 13

14 Werkproces 3.2 Werk aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg 1) Beschrijf/bespreek welke verbetertrajecten er zijn binnen de instelling. 2) Beschrijf/bespreek kwaliteitssystemen. 3) Beschrijf/bespreek Protocollen en richtlijnen van de organisatie. 4) Beschrijf/bespreek de manier waarop binnen de instelling VVE wordt uitgevoerd 5) Doe verbetervoorstellen m.b.t kwaliteit binnen de instelling (niveau 4) 6) Werk met kwaliteitssystemen. 7) Zie toe op de naleving van protocollen en richtlijnen van de organisatie (niveau 4). Werkproces 3.3 Stem de werkzaamheden af met betrokkenen 1) Inventariseer welke werkzaamheden moeten worden afgestemd en met wie. 2) Maak afspraken over en knelpunten in de opvang en begeleiding en zet deze op Papier. 3) Geef aan welke relevante overlegvormen er zijn. 4) Draagt werkzaamheden over. 5) Sta open voor feedback. 6) Verwoord je eigen mening en visie. 7) Stel prioriteiten en beargumenteer je keuze daarin. 8) Neem deel aan relevante overlegvormen voor afstemming van de werkzaamheden (niveau 4). 14

15 Werkproces 3.4 Voer coördinerende taken uit (niveau. 4) 1) Verdeel werkzaamheden en stem deze op elkaar af. 2) Geef prioriteiten aan. 3) Maak een stappenplan. 4) Houd contact met de verschillende medewerkers. 5) Geef feedback t.a.v. het functioneren van collega s. 6) Coördineer de dagelijkse werkzaamheden. 7) Zie toe op de continuïteit van de opvang en begeleiding. 8) Coördineer groepsoverstijgende activiteiten. 9) Zit een werkoverleg voor. 10) Schrijf notulen van een werkoverleg. 11) Voer zelfstandig gesprekken. Werkproces 3.5 Onderhoud een netwerk (niveau. 4) Praktijkopdrachten: O/V/G Opmerking: 1) Bouw en onderhoud contacten met collega s. 2) Bouw en onderhoud contacten met deskundigen van andere organisaties en disciplines. 3) Beschrijf/bespreek het netwerk van de organisatie. 15

16 Werkproces 3.6 Voer beleidsmatige taken uit (niveau.4) Praktijkopdrachten: O/V/G Opmerking: 1) Signaleer ontwikkelingen binnen en buiten de organisatie. 2) Signaleer en inventariseert knelpunten. 3) Bedenk oplossingen en bespreekt dit met collega s en leidinggevende. 4) Doe voorstellen voor beleidswijzigingen en onderzoek of deze haalbaar zijn. 5) Leg het (pedagogisch) beleid van de instelling uit aan jouw praktijkbegeleider. 6) Beschrijf/bespreek de kwaliteitscyclus van de instelling. 7) Onderbouw jouw mening m.b.t. eigen visie en bevindingen mondeling en schriftelijk. 8) Draag het beleid uit op de werkvloer. Werkproces 3.7 Voer beheertaken uit (niveau.4) Praktijkopdachten: 1) Beschrijf/bespreek het beleid van de instelling t.a.v. financiële rapportages. 2) Draag bij aan het zakelijk beheer. 3) Bewaak het budget voor de activiteiten. 4) Schrijf een financiële rapportage. 5) Doet voorstellen t.a.v. de aanschaf en onderhoud van materialen. 6) Houd rekening met budget/ begroting en prijs/kwaliteitverhouding. 7) Onderbouw en verantwoord inzet van materialen en middelen (waaronder personeel). O/V/G Opmerking: 16

17 Werkproces 3.8 Evalueert de werkzaamheden Praktijkopdrachten: 1) Evalueer de geboden opvang. 2) Verzamel en analyseer relevante gegevens voor de evaluatie. 3) Bespreek gegevens uit de evaluatie met betrokkenen. 4) Evalueer mondeling met de leidinggevende. 5) Maak in je evaluatie knelpunten kenbaar. 6) Laat zien dat je in je evaluatie je eigen mening kunt formuleren. 7) Voer veranderingen in opvang en begeleiding door. O/V/G Opmerking: Eind leerjaar 2. Naam instelling: Naam praktijkbegeleider: Datum: Handtekening: Eind leerjaar 3. Naam instelling: Naam praktijkbegeleider: Datum: Handtekening: 17