Angststoornissen bij kinderen en adolescenten

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Angststoornissen bij kinderen en adolescenten"

Transcriptie

1 FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Afdeling Pedagogiek en Onderwijskunde Angststoornissen bij kinderen en adolescenten In hoeverre zijn Kindfactoren en Ouderfactoren hierop van invloed? Student: Lara Elkerbout Studentnummer: Begeleidster: E. Stolk Bachelorscriptie Pedagogische Wetenschappen Datum: januari 2013 Aantal woorden:

2 Inhoudsopgave Abstract 3 Inleiding 4 Ouderschapsfactoren 9 Erfelijke belasting 9 Opvoedstijl van de ouder 10 Verschillen tussen vaders en moeders 14 Hechting 17 De sociaal economische status 19 Conclusie 19 Kindfactoren 20 Temperament en persoonlijkheid 20 Gedragsinhibitie 21 Neuroticisme 22 Walgingsgevoeligheid 23 Verstoorde cognitieve processen 23 Negatieve levensgebeurtenissen 25 Comorbiditeit tussen verschillende angststoornissen 26 Autisme en angststoornis 27 ADHD en angststoornissen 28 Conclusie 29 Conclusie en discussie 30 Referentielijst 34 2

3 Abstract Dit literatuuronderzoek heeft de invloed van ouderschapsfactoren en kindfactoren op het ontstaan en voortduren van angststoornissen bij kinderen onderzocht. Vanuit de ouder zijn de risicofactoren een angststoornis van de ouder zelf, een onveilige hechting, een controlerende en afwijzende opvoedstijl en een lage sociaal economische status. Beschermende factoren vanuit de ouder zijn een democratische opvoedstijl, een veilige hechting en een hoge(re) sociaal economische status. Vanuit het kind zijn risicofactoren voor het ontstaan van een angststoornis een negatief, moeilijk of angstig temperament, verstoorde cognitieve processen, negatieve levensgebeurtenissen en de aanwezigheid van ADHD, autisme en/of een andere angststoornis. Een makkelijk temperament en veerkracht zijn belangrijke beschermende factoren vanuit het kind. Uit het onderzoek bleek dat er sprake was is van een constante wisselwerking tussen ouderen kindfactoren, waarbij via een transactioneel proces uiteindelijk bepaald wordt of de angststoornis al dan niet tot uitdrukking komt. Keywords: angststoornis, kindfactoren, ouderschapsfactoren, transactioneel proces 3

4 Invloed Kindfactoren en Ouderfactoren op ontstaan Angststoornis kind Angststoornissen zijn de meest voorkomende psychische stoornissen bij kinderen (Braet & Bögels, 2008) en adolescenten (Rapee, Schniering & Hudson, 2009). De prevalentie van angststoornissen loopt uiteen van 5 tot 20% (Braet & Bögels, 2008). De kosten voor angststoornissen in Europa zijn hoog; in totaal 74,4 miljard euro in Deze kosten waren hoger dan de kosten voor verslaving, de ziekte van Parkinson, hersenbloeding of niet aangeboren hersenletsel (Gustavsson et al., 2011). Een groot deel van de psychiatrische stoornissen in de volwassenheid wordt vooraf gegaan aan een angststoornis in de kindertijd of adolescentie (Fong & Garralda, 2005). Angststoornissen in de kindertijd zijn dan ook voorspellers van een verscheidenheid aan psychiatrische stoornissen in de adolescentie en volwassenheid, zoals een depressieve stoornis (Bittner et al., 2007). Bovendien zijn er aanwijzingen dat een groot deel van de angststoornissen een chronisch verloop hebben en voortduren tot in de volwassenheid (Roza, Hofstra, Van der Ende & Verhulst, 2003). Naast de hoge prevalentie en kosten van angststoornissen, veroorzaakt deze stoornis aanzienlijke beperkingen in belangrijke gebieden van het leven van een jongere, zoals school, familie- en peer relaties (McClure & Pine, 2006; Silverman & Berman, 2001). Gevolgen van een angststoornis zijn onder andere schoolverzuim, eenzaamheid en een laag zelfbeeld (Bögels, Stevens & Majdandžić, 2011; Stein & Stein, 2008), wat het schoolse en sociaal functioneren ernstig kan belemmeren (Vallance & Garralda, 2008). Zo kan het kind door het vermijden van sociale situaties vele mogelijkheden missen om te oefenen met sociale vaardigheden en het aangaan en onderhouden van langdurige vriendschappen, waardoor het kind in een sociaal isolement terecht kan komen (Verhulst, Verheij & Ferdinand, 2007). 4

5 Angst wordt gedefinieerd als een normale reactie op een bedreiging uit de omgeving. Het is zelfs een essentiële reactie om te kunnen overleven, omdat het ons waarschuwt voor een situatie die geestelijk of lichamelijk schadelijk kan zijn (Kerig, Ludlow & Wenar, 2012). Wanneer er echter sprake is van aanhoudende angst, die niet in verhouding staat tot de omstandigheden (er is geen sprake van een reële dreiging) en het dagelijkse functioneren belemmert, kan er sprake zijn van een angststoornis (Braet & Bögels, 2008). De DSM-IV-TR (2005) houdt bij de diagnose van aandoeningen rekening met de ontwikkeling en geeft criteria die specifiek betrekking hebben op kinderen. Zo wordt opgemerkt dat bij kinderen de angst uitgedrukt kan worden door huilen, driftbuien, bevriezing of vastklampen. In tegenstelling tot volwassenen zijn kinderen niet verplicht om te erkennen dat hun angsten onredelijk en buitensporig zijn. Tenslotte moeten de symptomen ten minste zes maanden aanhouden voor specifieke en sociale fobieën bij kinderen, om diagnose van voorbijgaande, normale ontwikkelingsangsten te minimaliseren (Keeley & Storch, 2009). Normale ontwikkelingsangsten in de kindertijd zijn vrees voor harde geluiden, opgeschrikt worden en angst voor vreemden. Peuters zijn vaak bang voor het donker en scheiding van primaire verzorger(s). Onder schoolgaande kinderen bestaat er angst over verwonding en natuurrampen. Oudere kinderen en adolescenten ervaren competentiegerichte zorgen en ervaren ook zorgen over de gezondheidsstatus van zichzelf en anderen (American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 2007). Hoewel alle kinderen angsten en zorgen hebben, moet gedacht worden aan psychopathologie wanneer de frequentie en intensiteit van dergelijke symptomen overdreven en overmatig zijn (Keeley & Storch, 2009). Angststoornissen zijn een groep stoornissen die gekarakteriseerd worden door intense, aanhoudende angst en verschillen ten aanzien van de aard van symptomen, leeftijd van ontstaan, 5

6 epidemiologische kenmerken, prognose en behandeling (Vallance & Garralda, 2008). De DSM- IV-TR (2005) onderscheidt negen angststoornissen die in de kindertijd voorkomen (Braet & Bögels, 2008). Het type stoornis hangt af van symptomatologie, leeftijd van ontstaan en het al dan niet aanwezig zijn van de specifieke gevreesde situatie (Vallance & Garralda, 2008). Hoewel angststoornissen de meest voorkomende psychische stoornissen zijn in de kindertijd, betekent dit nog niet dat het ook de meest voorkomende psychische stoornissen zijn die behandeld worden (Bögels, 2008). Zo blijken in de kinder- en jeugd- GGZ angststoornissen veel minder voor te komen dan externaliserende stoornissen, zoals ADHD (Ford, Hamilton, Meltzer & Goodman, 2007). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat externaliserend gedrag meer opvalt en storend is voor de omgeving dan internaliserend gedrag. Daarnaast blijven door onderschatting van ouders en leerkrachten (bijvoorbeeld door onwetendheid) en/of de neiging van het kind om de problemen die hij ervaart voor zich te houden veel angststoornissen verborgen voor de buitenwereld (Verhulst et al., 2007). Het stellen van de juiste diagnose kan tevens bemoeilijkt worden door de hoge mate van comorbiditeit. Voor het literatuuronderzoek van deze scriptie wordt de aandacht grotendeels gericht op de sociale fobie en de specifieke fobie. Deze angststoornissen ontstaan beide in de kindertijd of vroege adolescentie en hebben de hoogste levenslange prevalentie (Zetsche & Margraf, 2007). Zo is de prevalentie voor de sociale fobie 3 tot 13% en de specifieke fobie 10 tot 11.3% (American Psychiatric Association, 1996). Het is voor de omgeving niet altijd duidelijk dat het kind bang is omdat de symptomen van een specifieke fobie verborgen kunnen blijven door huilbuien, driftbuien of aanklampend gedrag. Dit geldt vooral voor jonge kinderen (Verhulst et al., 2007). Bij de sociale fobie is er een heftige angst voor situaties waarin men sociaal moet functioneren, presteren of blootstaan aan het oordeel van anderen (Slot & Van Aken, 2010). Bij 6

7 de specifieke fobie, is sprake van een duidelijke en irreële vrees voor een specifiek voorwerp of situatie die resulteert in een sterke neiging de prikkel die de vrees veroorzaakt te vermijden. Naast de specifieke en sociale fobie worden verder de paniekstoornis met of zonder agorafobie, de separatie-angststoornis, de obsessieve-compulsieve stoornis en posttraumatische stres stoornis erkend als type angststoornis (Verhulst et al., 2007). Hoe angststoornissen ontstaan, blijft een punt van discussie. De vroege psychoanalytische literatuur schreef het ontstaan van angststoornissen toe aan twee hoofdoorzaken: vroege traumatische levensgebeurtenissen (zoals de dood van de moeder of seksueel misbruik gedurende de kindertijd) of een bepaalde ouderlijke houding of opvoedingsstijl (zoals verwaarlozing of controlerend gedrag van de moeder). De aandacht lag op de omgeving en erfelijke eigenschappen werden niet of nauwelijks erkend (Bandelow et al., 2002). De afgelopen jaren is de kennis over angststoornissen toegenomen en bestaat er een redelijke overeenstemming dat het ontstaan van angststoornissen bij jongeren verklaard kan worden vanuit zowel genetische als omgevingsfactoren (Muris & Mayer, 2008). Een opeenstapeling van risicofactoren bij een kind zorgt voor een aanzienlijke verhoging van het risico op het ontstaan van angststoornissen. Dit wordt bevestigd door Muris (2007) met de toevoeging dat risicofactoren meestal niet geïsoleerd optreden maar in combinatie met elkaar. Dit betekent dat er sprake is van een constante beïnvloeding die de uiteindelijke kwetsbaarheid van het kind bepaalt. Naast risicofactoren, die de kans op het ontstaan en voortduren van een angststoornis vergroten, zijn er ook beschermende factoren die een buffer kunnen vormen. De interactie tussen risicofactoren en beschermende factoren resulteren in succesvolle aanpassing, of in angstproblematiek (Muris, 2007). 7

8 Hoewel er al veel onderzoek is gedaan naar angststoornissen, richten de meeste onderzoeken zich op een specifieke doelgroep en angststoornis. In dit literatuuronderzoek is het onderzoeksgebied breder door kinderen en adolescenten samen te nemen. Deze keuze is gemaakt omdat de kindertijd en adolescentie niet los van elkaar gezien kunnen worden en angststoornissen in de kindertijd samen blijken te hangen met angststoornissen in de adolescentie (Bittner et al., 2007). Daarnaast worden ervaringen uit de kindertijd en bijvoorbeeld het temperament van kinderen meegenomen naar de adolescentie. Een combinatie van genetische kwetsbaarheid en bepaald opvoedgedrag blijken het risico op het ontwikkelen van een angststoornis te vergroten (Murray, Creswell & Cooper, 2009). Door te onderzoeken welke factoren bijdragen aan de ontwikkeling van angststoornissen, kan getracht worden mogelijke risicofactoren eerder te onderkennen zodat interventie en behandeling hierop in kan spelen. Nog te vaak wordt een angststoornis niet of te laat onderkend omdat betrokken personen niet op de hoogte zijn van de risicofactoren. De hoofdvraag die tijdens dit literatuuronderzoek centraal staat is: In hoeverre zijn kindfactoren en ouderfactoren van invloed op het ontstaan en voortduren van angststoornissen bij kinderen? Om deze vraag te beantwoorden wordt in het eerste hoofdstuk gekeken naar ouderfactoren die van invloed kunnen zijn op het ontstaan en voortduren van angststoornissen. Aandacht wordt besteed aan de erfelijke belasting van ouders, opvoedingsgedrag, hechting en de invloed van sociaal economische status. In het tweede hoofdstuk wordt gekeken naar de invloed van kindfactoren op het ontstaan en voortduren van angststoornissen. Hierbij wordt ingegaan op de invloed van temperament en psychische problematiek van het kind. Er wordt zowel gekeken naar de risicofactoren, die het kind ontvankelijker maken voor de stoornis, als beschermende factoren die juist een buffer kunnen vormen tegen deze risicofactoren. 8

9 Ouderschapsfactoren Zoals eerder benoemd kunnen ouderschapsfactoren zowel een risicofactor als een beschermende (protectieve) factor vormen voor het ontstaan en voortduren van een angststoornis. Risicofactoren die besproken worden zijn erfelijke belasting, onveilige hechting, angstige en controlerende opvoedingsstijlen en ouders die zelf angstig gedrag laten zien. Naast de mechanismen die een risicofactor vormen voor het ontstaan van angststoornissen worden eventuele beschermende factoren genoemd, zoals een veilige gehechtheidsrelatie, democratische opvoedstijl en betrokkenheid van de vader in het gezin. Erfelijke belasting Uit verschillende onderzoeken komt een angststoornis van de ouder naar voren als risicofactor voor het ontstaan en voortduren van een angststoornis bij kinderen (McClure, Brennan, Hammen & Le Brocque, 2001; Gregory & Eley, 2007; Connolly, 2008). Zo blijken kinderen van ouders met een angststoornis twee tot zeven keer meer risico te lopen om een angststoornis te ontwikkelen dan kinderen van ouders zonder een angststoornis (Gregory & Eley, 2007; McClure et al., 2001). Van de angstige ouders zou 60% een kind hebben met een angststoornis (Ginsburg & Schlossberg, 2002) en meer dan 80% van de ouders van kinderen met een angststoornis zou zelf angstsymptomen vertonen. De verhoogde prevalentie suggereert dat angst doorgegeven kan worden binnen het gezin. Deze hypothese wordt bevestigd door onderzoek van Bögels en Brechman-Toussaint (2006) waaruit blijkt dat angststoornissen dikwijls voor komen bij meerdere gezinsleden. Het eerste mechanisme dat de overlap tussen een angststoornis bij ouders en kind kan verklaren is de genetische kwetsbaarheid. Schattingen van de invloed van erfelijkheid op het ontstaan van angststoornissen lopen uiteen van 36 tot 65% (Hettema, Neale & Kendler, 2001). 9

10 Meer recent onderzoek naar de invloed van erfelijkheid geeft een percentage van rond de 30 tot 40% (Eley, 2007). Uit reviews van tweeling, broer of zus en adoptiestudies is gebleken dat een genetische component ongeveer een derde van de etiologische variantie, geassocieerd met angststoornissen bij kinderen, verklaart (Eley, 2001). Het tweede mechanisme voor het verhoogde risico op de overdracht van angststoornissen is de invloed die de angststoornis van de ouder heeft op de omgeving waarin het kind opgroeit. Volgens Verhulst en collega s (2007) spelen omgevingsinvloeden een grotere rol bij angststoornissen dan bij veel andere psychiatrische stoornissen bij jongeren. De invloed van omgevingsfactoren wordt bevestigd door de bevinding dat de overdracht van angst van ouder op kind niet stoornisspecifiek is (Eley, 2001). Dit betekent dat kinderen vanwege de angststoornis van de ouder een verhoogd risico lopen op het ontwikkelen van een angststoornis, maar dit hoeft niet noodzakelijkerwijs dezelfde stoornis als de ouder te zijn (Eley, 2001). In de volgende paragraaf wordt uitgebreider ingegaan op de invloed van ouders (met een angststoornis) op de omgeving waarin het kind opgroeit. Opvoedstijl van de ouder Er is veel onderzoek gedaan naar de opvoedstijl van ouders en de mogelijke invloed hiervan op angstig gedrag bij kinderen. Onder opvoedstijl wordt het algemene emotioneelaffectieve klimaat verstaan waarbinnen ouders meer specifieke opvoedingsgedragingen bepalen (Verschueren & Koomen, 2007). Naast een bijdrage aan het ontstaan van een angststoornis, kan de opvoedstijl ook een belangrijke bijdrage leveren aan het in stand houden van de stoornis (Boer & Bögels, 2002; Murray et al., 2009). Twee opvoedingsdimensies die worden genoemd als risicofactor voor de ontwikkeling van angst bij het kind zijn de controlerende en afwijzende opvoedstijl (Rapee et al., 2009). 10

11 De controlerende en afwijzende opvoedstijl komen meer voor bij ouders met een angststoornis in vergelijking met ouders zonder angststoornis (Bögels, Bamelis & Van der Bruggen, 2008; Van der Bruggen, Stams & Bögels, 2008). Hierbij wordt ouderlijke controle beschouwd als de druk die ouders op hun kind leggen om te denken, voelen en zich te gedragen op de voor de ouder gewenste manier (Rapee, 2001). Controlerend opvoedingsgedrag vertaalt zich bijvoorbeeld in het onnodig helpen van het kind en overmatig bemoeien met het gedrag en de gevoelens van het kind (Bögels, 2008). Een vorm van controlerend opvoedingsgedrag is het uitoefenen van psychologische controle, waarbij op een indringende manier ingespeeld wordt op de emoties, gedachten en doelen van het kind. Een voorbeeld van psychologische controle is voorwaardelijke aandacht, waarbij de ouder alleen liefde en warmte toont wanneer het kind voldoet aan de normen en regels van de ouder. Psychologische controle blijkt uit onderzoek van Barber, Stolz en Olsen (2005) een specifieke voorspeller voor internaliserende problematiek, zoals depressie en angst. Hoewel een afwijzende en/of controlerende opvoedstijl het risico op het aanleren van angstig gedrag vergroot, geldt dit extra voor kinderen die door een bepaalde aanleg gevoelig zijn voor het opvoedingsgedrag van de ouders (Fisak Jr & Grills-Taquechel, 2007). Storende omgevingsinvloeden kunnen dan juist een risico vormen, omdat zij aangrijpen op een zwakke plek van het kind en er onvoldoende beschermende factoren zijn om hiervoor te compenseren (Kievit, Tak & Bosch, 2011). Of de angst van de ouder leidt tot angstig gedrag bij het kind hangt volgens Belsky (1997) af van de gevoeligheid voor opvoeding. Haar theorie onderscheidt twee typen kinderen; enerzijds kinderen die nauwelijks gevoelig zijn voor de opvoeding en waarbij de genetische opmaak bepalend is voor het verloop van hun ontwikkeling. Anderzijds kinderen die 11

12 door een bepaalde aanleg (zoals angstig temperament) juist erg gevoelig zijn voor het opvoedingsgedrag van hun ouders (Bögels & Phares, 2008). Overdracht van angst van ouder op kind vindt onder andere plaats via modeling. Bij modeling wordt het angstige gedrag van ouders door kinderen geobserveerd en gekopieerd. Zo kunnen ouders angst modelleren door het tonen van zichtbare tekenen van angst, zoals hyperventilatie of trillen, in de aanwezigheid van het kind (Egliston & Rapee, 2007; Fisak Jr & Grills-Taquechel, 2007). Bovendien kunnen ouders door woorden te geven aan hun eigen angst in het bijzijn van het kind de angst direct op hen overbrengen (Fisak Jr & Grills-Taquechel, 2007). Tevens kunnen ouders door hun angstige boodschappen de interpretaties van het kind op een dusdanig negatieve manier beïnvloeden dat dit leidt tot grotere angst. Kinderen kunnen hun ouders ook observeren terwijl zij vermijding gebruiken als coping strategie, wanneer ouders geconfronteerd worden met een angst gerelateerde stimulus. Als reactie kunnen kinderen angstige en vermijdende gedragingen vertonen, door het gedrag dat ouders laten zien te repliceren. Vermijdingsgedrag wordt gezien als één van de belangrijkste factoren voor het in stand houden van de angststoornis. Hierbij probeert het kind angstige situaties te vermijden en ouders op hun beurt controle te houden over het gedrag van hun kind door te voorkomen dat zij met nieuwe situaties in aanraking komen (Wood, 2006; Woodruff- Borden, Morrow, Bourland & Cambron, 2002). Het kind krijgt geen ruimte om de omgeving te verkennen en nieuwe vaardigheden te ontwikkelen om met onverwachte gebeurtenissen om te gaan (Barlow, 2002). Door de autonomie van het kind in te perken, krijgt het kind zelf niet de kans om sociale competenties te ontwikkelen (Ballash, Leyfer, Buckley & Woodruff-Borden, 2006) en nieuwe positieve ervaringen op te doen, wat angstproblemen in de hand kan werken (Kimbrel, 2008; Kievit et al., 2011). 12

13 Een mogelijk gevolg van het eigen angstniveau op het opvoedingsgedrag van ouders is dat ouders met psychische problematiek over het algemeen meer gedragsproblemen (waaronder angstproblematiek) bij hun kind rapporteren. Verwacht wordt dat de psychische toestand van de ouder ervoor zorgt dat zij prikkelbaarder zijn en meer moeite hebben met gedrag van hun kind. Gedrag wordt door deze ouders eerder als storend en abnormaal beschouwd, waardoor zij ook eerder neigen naar afwijzend en controlerend opvoedgedrag. De mentale processen, bijvoorbeeld het toekennen van de betekenis aan het gedrag van het kind, beïnvloeden op deze manier de ontwikkeling van het kind (Verschueren & Koomen, 2007). Ouders kunnen via controlerend en afwijzend opvoedgedrag dus een risico vormen voor de ontwikkeling van en angststoornis bij hun kind. Daar staat tegenover dat ouders ook een beschermende functie kunnen vervullen. Zo blijkt een ondersteunende relatie met ouders waarbij betrokkenheid en aanmoediging centraal staan een beschermende functie te vervullen. Deze ondersteunende relatie wordt teruggezien in de democratische opvoedstijl (Verschueren & Koomen, 2007). Ouders die via deze stijl opvoeden combineren een hoge mate van warmte en responsiviteit met voldoende toezicht en controle van het kind. Hierbij worden positieve kwaliteiten van het kind benadrukt, waarbij tevens duidelijke regels en afspraken gelden voor het gedrag van het kind. Democratisch opvoeden laat positieve ontwikkelingsuitkomsten zien bij zowel kinderen als adolescenten. Voorbeelden van deze uitkomsten zijn zelfvertrouwen en afwezigheid van internaliserende en externaliserende problemen (Steinberg, 2001). Volgens Bögels en Brechman-Toussaint (2006) zijn angst gerelateerde gedragingen van het kind op zichzelf geen afdoende verklaring voor de ouderlijke controle en beïnvloedt het eigen angstniveau van ouders het opvoedproces. Aan de andere kant zijn er ook onderzoeken waaruit blijkt dat de overmatig controlerende houding van ouders niet zozeer een kenmerk hoeft te zijn 13

14 van de ouder, maar ook een kenmerk kan zijn van de interactie tussen ouder en kind (Rapee, 2001). Een afwijzende en vijandige houding van ouders zou bijvoorbeeld kunnen ontstaan door het gebrek aan autonomie van het kind en de herhaalde behoefte aan geruststelling. Vooralsnog wijzen de meeste onderzoeken in de richting van een transactioneel proces, waarbij ouder en kind elkaar wederzijds beïnvloeden en in interactie met elkaar bepaald gedrag bekrachtigen en in stand houden (Verschueren & Koomen, 2008). Verschillen tussen vaders en moeders in opvoedgedrag Hoewel het meeste onderzoek naar opvoedgedrag zich vooral richt op moeders, lijkt er een verschil te bestaan tussen de rol die vaders en moeders vervullen binnen de opvoeding van hun kind (Paquette, 2004). Zo spenderen vaders over het algemeen meer tijd aan (vrij) spelactiviteiten, waar op een meer fysieke en risicovolle manier met het kind wordt omgegaan, terwijl moeders meer betrokken zijn in verzorgende of disciplinaire activiteiten (Bögels & Phares, 2008). Door deze rolverdeling is er mogelijk ook sprake van een verschil in invloed tussen ouders op de ontwikkeling van angst bij het kind. Een angststoornis van de moeder beïnvloedt volgens Bögels en Phares (2008) vooral de mate van geboden bescherming en warmte, terwijl vaders met een angststoornis minder fysiek spel laten zien en het aangaan van sociale contacten en autonomie minder stimuleren. Naast de directe invloed van een vader met een angststoornis, heeft een angststoornis ook invloed op het functioneren van het hele gezin. Zo wordt volgens Bögels, Bamelis en Van der Bruggen (2008) door een angststoornis van de vader meer negatieve controle uitgeoefend door beide ouders. Tevens functioneert het gezin minder goed wat betreft relaties binnen en buiten het gezin (Bögels, Van der Bruggen & Bamelis, 2008). Angst bij het kind wordt in het onderzoek van Bögels en Phares (2008) gerelateerd aan vaderlijke controle, gebrek aan genegenheid, 14

15 angstig opvoeden en angst van de vader zelf. Zo blijkt een kind van een vader met een angststoornis in totaal een drie keer zo grote kans te hebben om ook een angststoornis te ontwikkelen. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat angstige vaders in de relatie met hun kind minder warmte en meer conflicten tonen (Bögels & Phares, 2008). Wanneer wordt gekeken naar de rol van moeders bij de ontwikkeling van een angststoornis blijkt uit het onderzoek van Bögels, Stevens en Majdandžić (2011) de rol van de moeder in sociale situaties over het algemeen belangrijker voor het gedrag van kinderen dan die van de vader. Uit de resultaten kwam naar voren dat de laag-angstige en normaal angstige kinderen zich voor hun social referencing, waarbij het kind naar anderen kijkt om de betekenis van de situatie af te leiden, meer richten op de moeder. Terwijl alleen de hoog-angstige kinderen het signaal dat vader afgeeft belangrijker vinden. Een mogelijke verklaring wordt door de onderzoekers gezocht door te constateren dat vader en moeder blijkbaar een verschillende rol vervullen in de opvoeding. Zo remmen moeders de kinderen met (te) weinig sociale angst af, terwijl vaders angstige kinderen juist stimuleren om sociale relaties aan te gaan. Een nadeel hiervan zou kunnen zijn dat angstige moeders hun eigen angst over kunnen brengen op hun nietangstige kinderen doordat kinderen hun moeder als belangrijk voorbeeld zien (Bögels, Stevens & Majdandžić, 2011). Naast een risicofactor, kunnen ouders ook een beschermende rol vervullen door hun opvoedgedrag. Hierbij is volgens Bógels en Phares (2008) een specifieke rol voor vader weggelegd. Zo kan de vader bijvoorbeeld door lichamelijk en uitdagend spel (zoals stoeien) het kind stimuleren om risico's te nemen, competitie aan te gaan op een niet-agressieve manier en te experimenteren met verschillende rollen. Ook leren kinderen door deze spelvorm fysieke 15

16 opwinding te ervaren als plezierig in plaats van dat het angst oproept (Bögels & Phares, 2008; Van der Bruggen et al., 2008). Bovendien komt uit het onderzoek van Bögels en Phares (2008) naar voren dat vaderlijk spelen een actieve, competitieve, autonome en nieuwsgierige houding bij kinderen stimuleert. Het spel van vaders heeft een gunstig effect op de cognitieve en sociale ontwikkeling van kinderen en vormt een buffer voor separatieangst, angst voor vreemden en angst voor nieuwe dingen. De richting van deze relatie is onduidelijk en werkt mogelijk vanuit een wederzijdse beïnvloeding: speelse vaders kunnen sociale competentie bevorderen en angst voorkomen bij kinderen en sociaal competente en zelfverzekerde kinderen kunnen positieve betrokkenheid van de vader verhogen in de vorm van vaderlijk spelen (Bögels & Phares, 2008). Tevens blijkt uit het onderzoek van Bögels en Perotti (2011) dat bij oudere kinderen vaderlijke betrokkenheid zelfs belangrijker is bij het voorkomen van angsten in de adolescentie en jong volwassenheid dan die van moeder. De auteurs geven als mogelijke verklaring hiervoor dat deze belangrijke(re) rol van de vader voortkomt uit de theorie dat vaders een evolutionaire voorsprong op moeders hebben wat betreft het voorbereiden van het kind op de (sociale) buitenwereld. Het brein van de baby zou weten dat vader de buitenwereld beter kent, waardoor de angst of het zelfvertrouwen van vader een grotere invloed heeft op de angstontwikkeling van het kind dan moeder (Bögels & Perotti, 2011). Tot slot kan vaderlijke betrokkenheid (vaak meer dan moederlijke betrokkenheid), het gevoel van eigenwaarde bij pubers vergroten en bescherming bieden tegen overmatige angsten (Flouri & Buchanan, 2003). Een bevestiging voor de invloed van vaders vonden Bosco, Renk, Dinger, Epstein en Phares (2003) in hun onderzoek, waarin naar voren kwam dat een hoger niveau van angst bij de vader, maar niet bij de moeder, gerelateerd was aan een hoger niveau van angst bij hun 16

17 adolescente dochters. Bovendien bleek de opvatting die dochters hadden over de mate van acceptatie en controle van hun vader van invloed. Wanneer de dochter het gevoel had dat er sprake was van een hoge mate van acceptatie en een lage controle, bleek dit onafhankelijk van elkaar als beschermende factor te werken voor angst en depressie in de adolescentie. Dit in tegenstelling tot de perceptie van dochters van een lage mate van moederlijke controle, wat juist een risicofactor en voorspeller was van een hogere mate van angst en depressie bij adolescenten. Voor zonen bleken hun percepties van ouderlijke conflicten en triangulatie (waarbij één van beide ouders een verbond sluit met het kind tegen de andere ouder) gerelateerd aan hun angst en depressie (Bosco et al., 2003). Vaders en moeders kunnen tevens een beschermende functie hebben ten aanzien van het opvoedgedrag van hun partner (Bögels, 2008; McHale & Rasmussen, 1998). Moeders die zich gesteund voelen door de partner vertonen minder agressie en meer sensitiviteit in relatie tot hun kinderen. Wanneer de vader juist teruggetrokken en afwezig is, blijken moeders meer overbeschermend, symbiotisch, maar ook meer geïrriteerd en afwijzend ten aanzien van hun kinderen te zijn. Omgekeerd blijken vaders meer betrokken bij hun kinderen wanneer de moeder vader steunt (Bögels, 2008; McHale & Rasmussen, 1998). Geconcludeerd kan worden dat vaders en moeders over het algemeen verschillen in hun opvoedgedrag, waarbij opvoeding zowel een protectieve- als risicofactor kan vormen. Hechting Naast de controlerende en afwijzende opvoedstijl kan een onveilige hechting als risicofactor worden aangewezen voor het ontstaan van een angststoornis (Connolly, 2008). Onder gehechtheid wordt een selectieve en duurzame affectieve band verstaan tussen kind en primaire verzorger (Verhulst et al., 2007). In een veilige gehechtheidsrelatie is de ouder gevoelig 17

18 en ontvankelijk voor de behoeften van het kind. Hierdoor kan een gevoel van vertrouwen en veiligheid ontstaan. Gebaseerd op deze vroege hechtingervaringen vormt het kind een intern werkmodel van het zelf (Connolly, 2008). Deze ontvankelijkheid en gevoeligheid van de ouder worden niet ervaren door kinderen die onveilig gehecht zijn. De angstgevoelens die kunnen ontstaan door het gevoel van onveiligheid vormen een risicofactor voor de ontwikkeling van een angststoornis. Zo kan angstig gedrag van kinderen gerelateerd zijn aan hun perceptie en ervaring van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de verzorger in de rol van trooster en beschermer. Door onveilige vroege hechtingservaringen ontstaan interne werkmodellen die, hoewel aangepast aan de primaire verzorger, andere relaties verstoren (Van Brakel, Muris, Bögels & Thomassen, 2006). Opgemerkt moet worden dat onveilige hechting voor komt bij 40 tot 45% van alle kinderen en er dus niet vanzelfsprekend over een causaal verband gesproken kan worden (Van Brakel et al., 2006). Toch blijken kinderen die onveilig gehecht zijn sterkere angstsymptomen te vertonen dan kinderen die veilig gehecht zijn. Zo blijkt er een verband te bestaan tussen hechting en stress, waarbij een stoornis in de hechting een verstoring geeft van de regulatie van stresshormonen. Een verstoorde regulatie van de stresshormonen is weer van invloed op de mate waarin angstige gevoelens gereguleerd kunnen worden en het kind zichzelf kan kalmeren in angstige situaties (Kievit et al., 2011). Een beschermende factor voor het ontwikkelen van angststoornissen is een veilige hechting (Kievit et al., 2011). Kinderen die veilig gehecht zijn benaderen anderen eerder met vertrouwen, hebben een groter inlevingsvermogen en reageren met meer medeleven wanneer een ander bijvoorbeeld pijn heeft of verdrietig is. Dit prosociaal gedrag wordt meer vertoond door kinderen als zij een veilige gehechtheidrelatie hebben met hun ouders en wanneer de ouders zelf 18

19 ook prosociaal gedrag vertonnen. In dit verband is de opvoedstijl die ouders hanteren van groot belang omdat deze (mede)bepalend is voor de hechtingsstijl die het kind ontwikkelt (Kievit et al., 2011). Sensitieve opvoedstrategieën kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een veilige hechting doordat de sensitieve houding van de ouder bijdraagt aan een gevoel van toegankelijkheid en vertrouwen bij het kind (Warren & Simmens, 2005). Hieruit kan geconcludeerd worden dat opvoeding en hechting niet los van elkaar gezien kunnen worden en elkaar wederzijds beïnvloeden. De sociaal economische status De sociaaleconomische status (SES) van het gezin blijkt een risicofactor vanuit de omgeving te zijn. Onder de SES wordt de plaats op de maatschappelijke ladder verstaan vanuit sociaal en economisch gezichtspunt. Deze plaats wordt bepaald aan de hand van onder andere het opleidingsniveau, beroep en/of het inkomen van de leden binnen een gezin (Verweij, 2010). Wanneer de SES daalt, neemt het aantal angstige kinderen van ouders met een angststoornis toe (Beidel & Turner, 1997). Een mogelijke verklaring kan zijn dat ouders die geconfronteerd worden met stressoren zoals armoede of overbevolking, minder emotioneel beschikbaar zijn voor hun kind (Vallance & Garralda, 2008). Hierdoor kunnen kinderen hun directe omgeving als meer vijandig en gevaarlijk ervaren dan kinderen met een hoge(re) SES. Daarnaast kan een hoge(re) SES een beschermende factor zijn voor het ontstaan van angststoornissen omdat deze kinderen waarschijnlijk minder in aanraking komen met bedreigende situaties (Gullone, 2000). Conclusie Risicofactoren vanuit de ouder die van invloed kunnen zijn op het ontstaan en voortduren van angststoornissen bij hun kinderen zijn: overdracht van genen, controlerend en afwijzend 19

20 opvoedgedrag, onveilige hechting en een lage sociaal economische status. Beschermende factoren zijn een democratische opvoedstijl, veilige hechting en een hoge(re) SES. Kindfactoren Theorieën en onderzoeken naar de ontwikkeling van angst bij kinderen gaan uit van een multifactorieel model waarbij angst kan ontstaan uit een complexe interactie tussen angst van de ouders, biologische kwetsbaarheid van het kind (genetische factoren, temperament), cognitieve processen (aandacht, informatieverwerking), modeling van angstig gedrag, opvoedstijl, ongunstige levensgebeurtenissen en sociaal-culturele invloeden (Brook & Schmidth, 2008; Murray et al., 2009; Rubin, Coplan & Bowker, 2009). In dit tweede hoofdstuk wordt ingegaan op de vraag in hoeverre kindfactoren van invloed zijn op het ontstaan en voortduren van angststoornissen. Om deze vraag te beantwoorden wordt gekeken naar de biologische kwetsbaarheid van het kind en dan specifiek naar bepaalde temperament- en persoonlijkheidskenmerken. Tevens wordt gekeken naar de invloed van cognitieve processen en bepaalde levensgebeurtenissen. Tot slot wordt aandacht besteed aan de relatie tussen bepaalde vormen van psychopathologie en angst. Dit laatste omdat uit cijfers blijkt dat tot wel 80% van de mensen met een angststoornis in zijn leven ook last heeft van een andere psychiatrische aandoening (Klein Hofmeijer-Sevink et al., 2012). Temperament en persoonlijkheid Zoals in het eerste hoofdstuk over ouderfactoren al aan bod is gekomen, betekent een angststoornis bij één van de ouders en het opvoedgedrag wat hieruit voortkomt niet noodzakelijkerwijs dat het kind ook een angststoornis ontwikkelt. Volgens Belsky (1997) verschilt de gevoeligheid voor opvoeding per kind. Zo brengt een negatief, moeilijk of angstig temperament van kinderen een mogelijk hogere gevoeligheid voor de effecten van opvoeding 20

21 met zich mee dan een makkelijk en optimistisch temperament (Bögels, 2008). Temperament kan worden gedefinieerd als individuele verschillen in gedrag die al vanaf de geboorte aanwezig zijn en relatief stabiel zijn onder diverse omstandigheden in de loop van de tijd (Muris & Ollendick, 2005). Tijdens het opgroeien ontwikkelen temperamentstrekken zich tot bredere persoonlijkheidstrekken (Caspi, Roberts & Shiner, 2005). Zowel temperament als persoonlijkheid hebben een genetische basis (Bouchard & Loehlin, 2001) en vertonen soortgelijke stabiliteit over tijd en situaties heen (Nigg, 2006). Kinderen met een angstig temperament observeren en kopiëren eerder het gedrag van hun ouders en laten hun gedrag eerder sturen door anderen. Daarnaast beïnvloedt de subjectieve waarneming van de ouders hoe zij het temperament van hun kind beoordelen. Ook beïnvloeden temperament en omgeving elkaar zodat zij beide een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van de uiteindelijke persoonlijkheid (Kievit et al., 2011). Bepaalde persoonlijkheidsfactoren, zoals neuroticisme, gedragsinhibitie en walgingsgevoeligheid maken een persoon vatbaarder voor het ontwikkelen van een angststoornis. Deze factoren worden verder toegelicht worden in de volgende alinea's verder toegelicht. Gedragsinhibitie. Een temperamentkenmerk dat in meerdere onderzoeken wordt genoemd als mogelijke risicofactor voor het ontstaan van angststoornissen is gedragsinhibitie (Tackett, 2006; Muris, Meesters & Spinder, 2003; Van Brakel, Muris, & Bögels, 2004; Bienvenu, Hettema, Neale, Prescott & Kendler, 2007; Verhulst et al., 2007). Gedragsinhibitie is een aspect van het temperament dat erfelijk is en gekenmerkt wordt door een neiging om exploratie te beperken en nieuwe situaties te vermijden (Verhulst et al., 2007). De combinatie van introversie en emotionele instabiliteit wordt genoemd om gedragsinhibitie te omschrijven (Tackett, 2006; Tackett & Krueger, 2005). 21

22 Bij gedragsinhibitie ervaart het kind angst voor onbekende situaties, mensen en objecten, waar het kind op reageert met angst, verlegenheid en vermijding (Gladstone & Parker, 2006). Gedragsremming voorspelt volgens Perez-Edgar en Fox (2005) een twee tot vier keer verhoogd risico voor angststoornissen in de kindertijd. Uit het onderzoek door Van Brakel en collega s (2006) kwam eveneens naar voren dat kinderen met een geremd temperament sterkere angstsymptomen hadden dan kinderen zonder gedragsinhibitie. Aanhoudende gedragsinhibitie in de peuter- en kleutertijd is gekoppeld aan meerdere angststoornissen in midden-kindertijd (Biederman et al., 1990; Hudson & Rapee, 2005) en sociale fobie in de adolescentie (Muris, 2006). Tevens blijkt uit onderzoek van Hirshfeld-Becker en collega's (2007) dat gedragsinhibitie op vier- en zesjarige leeftijd een risicofactor vormt voor het optreden van sociale angst in de kindertijd. Adolescenten met een hoge mate van gedragsinhibitie vertonen meer symptomen van angststoornissen in vergelijking met leeftijdgenoten met een lage mate van gedragsinhibitie (Muris, Merckelbach, Schmidt, Gadet & Bogie, 2001). Neuroticisme. Neuroticisme (emotionaliteit) wordt gedefinieerd als de aangeboren neiging om gemakkelijk onplezierige gevoelens zoals angst, boosheid en verdriet te ervaren (Muris & Mayer, 2008). Daarnaast verwijst neuroticisme naar een overgevoeligheid voor stress en hebben neurotische mensen weinig zelfvertrouwen, minder goede copingvaardigheden en voelen zij zich minder verbonden met andere mensen. Uit tweelingonderzoek is gebleken dat de erfelijke vatbaarheid voor sociale fobie en agorafobie bijna volledig wordt bepaald door neuroticisme en introversie (Bienvenu et al., 2007). Bij de paniekstoornis en gegeneraliseerde angststoornis wordt de kwetsbaarheid voor ongeveer 50% bepaald door neuroticisme (Khan, Jacobson, Gardner, Prescott & Kendler, 2005). Daarnaast bleek neuroticisme de belangrijkste persoonlijkheidstrek 22

23 om te bepalen of mensen na het meemaken van een trauma een posttraumatische stress-stoornis ontwikkelen (Paris, 2000). Walgingsgevoeligheid. Naast gedragsinhibitie en neuroticisme komt uit het onderzoek van Muris (2006) tevens walgingsgevoeligheid als risicofactor binnen de persoonlijkheidskenmerken naar voren voor de ontwikkeling van een angststoornis. Hierbij is er sprake van een specifieke kwetsbaarheidsfactor omdat walgingsgevoeligheid alleen relevant is voor bepaalde vormen van angststoornissen (Muris, 2006). Zo blijkt uit onderzoek van Manassis, Hudson, Webb en Albano (2004) walgingsgevoeligheid vooral van invloed bij de specifieke fobie, zoals een spinnenfobie. Bewijs voor deze hypothese komt uit onderzoek naar spinfobieën en de relatie met walgingsgevoeligheid (De Jong, Andreas & Muris, 1997). Vergeleken met niet-fobische meisjes, bleken meisjes met een spinnenfobie een hoger niveau van walgingsgevoeligheid te hebben en spinnen op zichzelf als meer walgelijk te ervaren. Daarnaast bleek uit ditzelfde onderzoek dat zowel de angst voor spinnen als de activatie van walging bij het zien van spinnen daalde na een succesvolle behandeling. Dit gaf nog meer bevestiging voor de relatie tussen angst en walging bij dit type fobie. Tot slot bleken moeders van meisjes met een fobie voor spinnen, spinnen ook walgelijker te vinden. Deze laatste bevinding zou kunnen wijzen in de richting van modeling of een genetische overdracht van walgingsgevoeligheid. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat de angst van de meisjes versterkt of ontstaan kan zijn door het observeren van de walgingsreacties van de moeders op de spinnen (De Jong et al., 1997). Verstoorde cognitieve processen Kinderen met een angststoornis zijn eerder geneigd om een neutrale situatie als bedreigend te ervaren (Muris, 2007; Verhulst et al., 2007). Door een gevoelig afgesteld vreessysteem vertonen zij sterke lichamelijke reacties op voor anderen neutrale stimuli (Kievit 23

24 et al., 2011). Daarnaast bestaan beperkingen in de regulatie van angstige gevoelens, waardoor angst voor de angst wordt ontwikkeld door het gebrekkige vermogen zichzelf te kalmeren in angstige situaties (Kievit et al., 2011). Tevens blijken angstige kinderen en adolescenten ertoe geneigd selectief aandacht te geven aan bedreigende stimuli. Gebeurtenissen die gerelateerd zijn aan een angstig gevoel worden namelijk selectief onthouden (Muris, 2007). Tot slot wordt de mate van persoonlijk risico in verschillende situaties overschat (Watts & Weems, 2006). Door deze mechanismen wordt de angst in stand gehouden (Verhulst et al., 2007). Verstoorde cognitieve processen spelen een belangrijke rol in het ontwikkelen en in stand houden van angststoornissen. Zo kunnen opgedane cognities in bedreigende en stressvolle situaties in de kindertijd volgens de cognitieve gedragstherapie gezien worden als een mogelijke oorzaak van angststoornissen bij kinderen (Carr, 2006). Deze cognities kunnen onder andere ontstaan door het eerder genoemde modeling waarbij het kind angstig gedrag van de ouder kopieert. Tevens ontstaat het risico dat kinderen die het angstige gedrag van hun ouders regelmatig zien gaan geloven dat dit de juiste strategie is om met een angstige situatie om te gaan (Wood, McLeod, Sigman, Hwang & Chu, 2003). Verstoorde cognities kunnen naast modeling ook ontstaan door afwijzend en controlerend opvoedgedrag, doordat de manier waarop ouders op hun kind reageren invloed heeft op de gedachtes die het kind over zichzelf en de wereld ontwikkelt (Bögels & Brechman-Toussiant, 2006). Kinderen die afgewezen worden en veel kritiek van hun ouders krijgen lopen het risico om een negatief zelfbeeld te ontwikkelen. Daar tegenover staat dat warmte en sensitief opvoedgedrag een positieve invloed kan hebben op de ontwikkeling van het zelfbeeld (Wenar & Kerig, 2005; Wicks-Nelson & Israel, 2006). De opvoedstijl van ouders en cognitieve processen 24

25 van kinderen kunnen dus niet los van elkaar gezien worden. (McGinn, Cukor & Sanderson, 2005). Negatieve levensgebeurtenissen Wanneer wordt gekeken naar angststoornissen bij kinderen kunnen externe ervaringen die door het kind als traumatisch worden ervaren (zoals echtscheiding, oorlog of de dood van een dierbare), maar ook lichte negatieve ervaringen (zoals even opgesloten zitten, een hond die gromt of blaft) bijdragen aan de ontwikkeling en het in stand houden van angststoornissen (Muris, 2006). Zo gaan levensgebeurtenissen die belastend zijn voor het kind vaak vooraf aan het ontstaan van een angststoornis, maar dit hoeft niet het geval te zijn (Van 't Land, Schoemaker & De Ruiter, 2008). Zo kunnen mensen die door erfelijke en biologische factoren extra kwetsbaar zijn een gebeurtenis eerder als stressvol ervaren. Ook hierbij spelen cognities een belangrijke rol en zijn verstoorde cognitieve processen van invloed op de beleving van het kind. Kinderen met bijvoorbeeld een posttraumatische stress-stoornis zijn geconfronteerd met buitengewone stressvolle of traumatische gebeurtenissen (Rockhill et al., 2010). Sommige kinderen hebben echter hele nare gebeurtenissen ervaren zonder dat zij een angststoornis ontwikkelen. Er is bewijs dat het risico op het ontwikkelen van een posttraumatische stressstoornis wordt vergroot door eerdere psychiatrische problematiek, een onderliggende hang naar depressie en angst bij het kind en zijn of haar familie en bij eerdere traumatische ervaringen (Storr, Ialongo, Anthony & Breslau, 2007). Naast risicofactoren zijn er ook beschermende factoren die het individu bescherming bieden tegen negatieve invloeden van buitenaf. Een voorbeeld van zo n beschermingsfactor is veerkracht, ofwel de vaardigheid van een kind om succesvol te herstellen van of zich aan te passen aan ingrijpende gebeurtenissen (Bonanno, 2004). Uit het onderzoek van Friedman (2003) 25

26 blijkt dat de reacties op een traumatische ervaring minder ernstig zijn bij mensen die veerkrachtig zijn. Belangrijke aspecten bij het bepalen van de veerkracht van kinderen zijn de omgeving van het kind en het gevoel dat het kind over zichzelf heeft (Friedman, 2003). Voorbeelden van componenten van veerkracht zijn positieve emoties en humor, zelfvertrouwen en het bezitten van positieve probleemoplossende vaardigheden (Bonanno, 2004). Gebeurtenissen in de jeugd die als belastend worden ervaren vergroten de kans dat iemand als volwassene een angststoornis krijgt. Mensen met angst en depressie blijken vaker een trauma doorgemaakt te hebben op de kinderleeftijd (Klein Hofmeijer-Sevink et al., 2012). Er zijn een aantal traumatische gebeurtenissen die in onderzoek gelinkt worden aan het ontstaan van angststoornissen. Zo hangt het verlies van een dierbare samen met het ontstaan van een angststoornis en dan voornamelijk de paniekstoornis. Seksueel geweld door bekenden in de vroege kindertijd, vernederende sociale gebeurtenissen en de reactie daarop verhogen de kans op het ontstaan van een sociale fobie (Maas & Jansen, 2000; Van t Land et al., 2008). Comorbiditeit tussen verschillende angststoornissen. De comorbiditeit tussen angststoornissen is hoog (Zahn-Waxler, Klimes-Dougan & Slattery, 2000). Tenminste één derde van de kinderen met angststoornissen voldoet aan de criteria voor twee of meer angststoornissen. Uit het onderzoek van Kendall, Brady en Verduin (2001), onder 173 kinderen tussen de acht en dertien jaar, blijkt de comorbiditeit tussen angststoornissen zelfs nog hoger te zijn. De kinderen uit het onderzoek hadden allemaal een DSM-IV classificatie voor de separatieangststoornis, sociale fobie of gegeneraliseerde angststoornis. De meerderheid (79%) van deze kinderen had tenminste twee diagnoses. De oorzaak van de comorbiditeit tussen de verschillende angststoornissen kan zijn dat aanwezigheid van een angststoornis een risicofactor is voor het ontstaan van andere angststoornissen. Ook 26

27 kunnen de verschillende angststoornissen een aantal dezelfde symptomen hebben (Kendall et al., 2001). Daarbij wordt het hebben van meerdere angststoornissen geassocieerd met klachten op jongere leeftijd en chroniciteit (Klein Hofmeijer-Sevink et al., 2012). Autisme en angststoornis. Wanneer normale angsten zich niet of te weinig ontwikkelen kan dit een teken zijn van een vertraagde of problematische ontwikkeling. Bij kinderen bijvoorbeeld met autisme of een verstandelijke beperking kan sociale angst ontbreken, terwijl dit in een bepaalde periode van de ontwikkeling een normale angst is (Bögels, 2008). Anderzijds blijken ernstige symptomen van angst zeer vaak voor te komen bij kinderen met autisme. Zo bleek 84% van de kinderen en adolescenten met een pervasieve ontwikkelingsstoornis aan de volledige criteria voor een angststoornis te voldoen (Muris, Steerneman, Merckelbach, Holdrinet & Meesters, 1998). De specifieke fobie kwam hierbij het meest voor met een prevalentie van 64% (Muris et al., 1998). Andere onderzoeken laten tevens een hoge prevalentie van angststoornissen onder kinderen met een autisme spectrum stoornis zien, respectievelijk 39,6% (Van Steensel, Bögels & Perrin, 2011), iets meer dan 55% (De Bruin, Ferdinand, Meester, De Nijs & Verheij, 2007) en 42% (Simonoff et al., 2008). Meest voorkomend zijn de specifieke fobie (29,8%), gevolgd door de obsessieve compulsieve stoornis (17,4%) en sociale angststoornis (16,6%) (Van Steensel et al., 2011). De presentatie van angst wordt hoogstwaarschijnlijk beïnvloed door leeftijd, niveau van cognitief functioneren en autisme specifieke problemen (zoals overprikkeling) en de mate van sociale beperking (White, Oswald, Ollendick & Scahill, 2009). De sociale beperking die geassocieerd wordt met autisme spectrum stoornissen kan angst verwekkend werken, vooral bij hoger cognitief functionerende jongeren die zich meer bewust zijn van hun sociale handicap (Myles, Barnhill, Hagiwara, Griswold & Simpson, 2001). 27

28 Angst kan bij kinderen met autisme verergeren tijdens de adolescentie omdat jonge mensen dan steeds meer geconfronteerd worden met complexere sociale situaties en zich vaak meer bewust worden van hun verschillen en interpersoonlijke problemen. Als een kind een bijkomende angststoornis heeft, kan dit de algemene beperkingen geassocieerd met autisme verergeren. Zo kan sociale angst bijdragen aan het vermijden van sociale situaties, ongemakkelijke interacties met collega's en verdere isolatie van leeftijdgenoten bevorderen (Myles et al., 2001). ADHD en angststoornissen Baldwin en Dadds (2008) onderzochten de samenhang van ADHD- en angstsymptomen over een periode van twaalf maanden bij in totaal 499 kinderen in de leeftijd van acht tot dertien jaar. Positieve associaties tussen ADHD en angst symptomen hielden verband met symptomen van verminderde aandacht, het meest uitgesproken voor meisjes, en werden verbonden via temperament en gedragsproblemen. Ook Verhulst en collega s (2007) rapporteren positieve associaties tussen angst en ADHD. Zo zou bij 25% van de kinderen met ADHD ook angst en/of stemmingsstoornissen voorkomen. Angst wordt gezien als een gevolg van ADHD (American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 2007). Wanneer wordt gekeken naar de invloed van ADHD op het ontstaan en voortduren van angststoornissen blijkt vooral faalangst en sociale angst samen te gaan met ADHD. Dat ADHD een risicofactor is voor het ontstaan van faalangst zou mogelijk gezocht kunnen worden in het feit dat inspanningen (op school) vaak niet of nauwelijks tot goede resultaten leidt. Hierdoor neemt de motivatie af en daarmee tevens het plezier in leren en studeren. Als gevolg hiervan blijven schoolprestaties achter en zorgt de faalangst dus juist voor datgene waar het kind bang voor is, namelijk voor falen. Sociale angst wordt gezien als een vorm van faalangst omdat men 28

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Samenvatting 207 Samenvatting Zijn vaders belangrijk? De relatieve invloed

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting Inleiding Depressie en angst zijn veel voorkomende psychische stoornissen. Het ontstaan van deze stoornissen is gerelateerd aan een breed scala van risicofactoren, zoals genetische kwetsbaarheid, neurofysiologisch

Nadere informatie

Chapter 8. Nederlandse samenvatting

Chapter 8. Nederlandse samenvatting Chapter 8 Nederlandse samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING Angst is een menselijke emotie die iedereen van tijd tot tijd wel eens ervaart. Veel mensen voelen zich angstig of nerveus wanneer ze bijvoorbeeld

Nadere informatie

Stemmingsstoornissen bij de ziekte van Parkinson

Stemmingsstoornissen bij de ziekte van Parkinson Stemmingsstoornissen bij de ziekte van Parkinson Maastricht, 9 mei 2017 Dr. A.F.G. Leentjens, psychiater Afdeling Psychiatrie MUMC 1951-2014 1926-2002 Inhoud Depressieve klachten -wat is een depressie?

Nadere informatie

DSM-5: Nieuw, maar ook beter? Arq Herfstsymposium vrijdag 25 november 2016

DSM-5: Nieuw, maar ook beter? Arq Herfstsymposium vrijdag 25 november 2016 DSM-5: Nieuw, maar ook beter? Arq Herfstsymposium vrijdag 25 november 2016 Psychotrauma en stressorgerelateerde stoornissen Marloes de Kok, GZ-psycholoog Marthe Schneijderberg, orthopedagoog Psychotrauma

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

SCHEMA S STOORNISSEN KINDERPSYCHIATRIE

SCHEMA S STOORNISSEN KINDERPSYCHIATRIE SCHEMA S STOORNISSEN KINDERPSYCHIATRIE Dyslexie Moeite met de techniek van het lezen en spellen, door problemen om het woordniveau en met als belangrijk kenmerk dat geen echte automatisering van het lezen

Nadere informatie

Oorzaken van angststoornissen

Oorzaken van angststoornissen Oorzaken van angststoornissen Karen van Rooijen Juni 2012 Nederlands Jeugdinstituut Infolijn t (030) 230 65 64 e infojeugd@nji.nl i www.nji.nl Risicofactoren Kindfactoren Biologische factoren (predisposities)

Nadere informatie

KOPP-kinderen reageren door allerlei rollen op zich te nemen. Welke rol nemen ze niet op zich: a. Pestkop b. Clown c. Rebel d.

KOPP-kinderen reageren door allerlei rollen op zich te nemen. Welke rol nemen ze niet op zich: a. Pestkop b. Clown c. Rebel d. Feedbackvragen Casus Anneke Vraag 1 Lees de tekst KOPP-kinderen en bekijk de kennismaking en de scène. Beantwoord daarna de vraag. Voor een correct antwoord is meer dan één keuze mogelijk. Een kind als

Nadere informatie

Kindermishandeling; Wel of geen diagnose? Drs. A van Dijke Drs. M. Reijns

Kindermishandeling; Wel of geen diagnose? Drs. A van Dijke Drs. M. Reijns Kindermishandeling; Wel of geen diagnose? Drs. A van Dijke Drs. M. Reijns Impact afhankelijk van aantal factoren: Eigenschappen van trauma zelf Eigenschappen van het kind Eigenschappen van omgeving Eigenschappen

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) 2. Introductie slaapproblemen Deze introductie beschrijft de definitie van slaapproblemen en slaapstoornissen, de prevalentie en de gevolgen

Nadere informatie

Angststoornissen. Verzekeringsgeneeskundig protocol

Angststoornissen. Verzekeringsgeneeskundig protocol Angststoornissen Verzekeringsgeneeskundig protocol Epidemiologie I De jaarprevalentie voor psychische stoornissen onder de beroepsbevolking in Nederland wordt geschat op: 1. 5-10% 2. 10-15% 15% 3. 15-20%

Nadere informatie

Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als

Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als 1 Temperament van het kind en (adoptie)ouderschap Sara Casalin Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als verlegen, blij, impulsief, zenuwachtig, druk, moeilijk, koppig,

Nadere informatie

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology EDERLADSE SAMEVATTIG 157 Het komt regelmatig voor dat psychiatrische klachten clusteren in families. Met andere woorden, familieleden

Nadere informatie

Angst: een nuttige emotie, die soms een stoorzender wordt

Angst: een nuttige emotie, die soms een stoorzender wordt Angst: een nuttige emotie, die soms een stoorzender wordt Frits Boer Studieochtend Angst en school 22 januari 2015 Amersfoort Moeder Natuur heeft ons een survival kit meegegeven, met o.a.: Bloedstolling

Nadere informatie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie TSCYC Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING TSCYC 2/8 Inleiding De TSCYC is een vragenlijst

Nadere informatie

Je vader en/of moeder verslaafd? Transgenerationele overdracht van verslaving

Je vader en/of moeder verslaafd? Transgenerationele overdracht van verslaving Je vader en/of moeder verslaafd? Transgenerationele overdracht van verslaving Drs. Margreet van der Meer Hoofd Kwaliteit Innovatie Centrum VNN Lectoraat Verslavingskunde Hanzehogeschool Je vader en/of

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen

Nadere informatie

Adverse Childhood Experiences:

Adverse Childhood Experiences: Adverse Childhood Experiences: Mentale en fysieke gevolgen bij jeugdigen met een verstandelijke beperking Jaarcongres Kinder- en jeugdpsychiatrie 30 oktober 2018 Esther Moonen, Verpleegkundig Specialist

Nadere informatie

Wat weet u nog over HECHTING

Wat weet u nog over HECHTING Wat weet u nog over HECHTING John Bowlby 1907-1990 Hechtingstheorie HECHTING BOWLBY : Attachment theory : Hechting : is een duurzame emotionele binding tussen het kind en zijn verzorgers intern schema

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Titel: Cognitieve Kwetsbaarheid voor Depressie: Genetische en Omgevingsinvloeden Het onderwerp van dit proefschrift is cognitieve kwetsbaarheid voor depressie en de wisselwerking

Nadere informatie

Armoede, opvoeden en gevolgen voor ontwikkeling kinderen. Hilde Kalthoff

Armoede, opvoeden en gevolgen voor ontwikkeling kinderen. Hilde Kalthoff Armoede, opvoeden en gevolgen voor ontwikkeling kinderen Hilde Kalthoff Inhoud presentatie Cijfers en risicogroepen Invloed op welbevinden Eerste jaren hersenontwikkeling, armoede en hechting Armoede,

Nadere informatie

Richtlijn Depressie (2016)

Richtlijn Depressie (2016) Richtlijn Depressie (2016) Onderbouwing De uitgangsvragen zijn beantwoord met behulp van wetenschappelijk bewijs en/of expert opinion. De antwoorden dienen als onderbouwing voor de aanbevelingen. Risicofactoren

Nadere informatie

Borderline in het gezin. Koos Krook, sr. preventiefunctionaris GGZ Midden Brabant

Borderline in het gezin. Koos Krook, sr. preventiefunctionaris GGZ Midden Brabant Borderline in het gezin. Koos Krook, sr. preventiefunctionaris GGZ Midden Brabant Inleiding - Stellingen. - Ontstaan psychiatrische aandoeningen. - Wat zien naastbetrokkenen. - Invloed van borderline op

Nadere informatie

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

Samenvatting Dit proefschrift beschrijft een aantal onderzoeken op het gebied van gehechtheid en psychosociaal functioneren in de volwassenheid. In hoofdstuk 1 wordt een overzicht gegeven van de gehechtheidstheorie.

Nadere informatie

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

Vraag 1 Lees de tekst Internaliserend gedrag en co-morbiditeit en beantwoord daarna de vraag.

Vraag 1 Lees de tekst Internaliserend gedrag en co-morbiditeit en beantwoord daarna de vraag. Feedbackvragen Casus Martijn Vraag 1 Lees de tekst Internaliserend gedrag en co-morbiditeit en beantwoord daarna de vraag. Bij Martijn is sprake van sociaal isolement, somberheid, niet eten. Dat duidt

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Nederlandse samenvatting (Dutch summary) 125 Angststoornissen zijn veel voorkomende psychiatrische aandoeningen (ongeveer 1 op de 5 Nederlanders heeft, op enig moment in het leven een angststoornis). Onder

Nadere informatie

Onderlegger Licht Diagnostisch Instrument tbv bepaling van het gezinsprofiel. 1. Psychische en/of psychiatrische problemen van de ouder(s)

Onderlegger Licht Diagnostisch Instrument tbv bepaling van het gezinsprofiel. 1. Psychische en/of psychiatrische problemen van de ouder(s) A. Ouderfactoren: gegeven het feit dat de interventies van de gezinscoach en de nazorgwerker gericht zijn op gedragsverandering van de gezinsleden, is het zinvol om de factoren te herkennen die (mede)

Nadere informatie

Iedereen is anders: de invloed van persoonlijke factoren na hersenletsel Caroline van Heugten

Iedereen is anders: de invloed van persoonlijke factoren na hersenletsel Caroline van Heugten Iedereen is anders: de invloed van persoonlijke factoren na hersenletsel Caroline van Heugten Geprikkeld brein 19 okt. 2016, Swalmen Dept P&N, MHeNS, FHML Dept NP&PP, FPN Kent u haar? Kent u haar? Marlou

Nadere informatie

Samenvatting. Coparenting en Angst van het Kind

Samenvatting. Coparenting en Angst van het Kind Samenvatting Coparenting en Angst van het Kind In dit proefschrift worden verschillende associaties tussen coparenting en angst binnen het gezin getoetst, zoals voorgesteld in het model van Majdandžić,

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Richtlijn JGZ-richtlijn Kindermishandeling

Richtlijn JGZ-richtlijn Kindermishandeling Richtlijn JGZ-richtlijn Kindermishandeling 2. Gevolgen van kindermishandeling voor kind en omgeving De emotionele, lichamelijke en intellectuele ontwikkeling van een kind berust op genetische mogelijkheden

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Samenvatting SAMENVATTING 189 Depressie is een veelvoorkomende psychische stoornis die een hoge ziektelast veroorzaakt voor zowel de samenleving als het individu. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)

Nadere informatie

Depressie en angst bij de ziekte van Parkinson Rianne van Gool Verpleegkundig specialist

Depressie en angst bij de ziekte van Parkinson Rianne van Gool Verpleegkundig specialist Depressie en angst bij de ziekte van Parkinson Rianne van Gool Verpleegkundig specialist Dopamine Ziekte van Parkinson: minder dopamine Dopamine is een signaalstof die de communicatie tussen hersencellen

Nadere informatie

OMGAAN MET WAT IS ANGST? BANG ZIJN IS OK! 23/02/2015 KINDERANGSTEN

OMGAAN MET WAT IS ANGST? BANG ZIJN IS OK! 23/02/2015 KINDERANGSTEN OMGAAN MET KINDERANGSTEN Brainstorm: Angsten bij kinderen An Coetsiers Kinderpsycholoog/gedragstherapeut www.depraatdoos.be Hannah, 3 jaar Anouk, 10 jaar BANG ZIJN IS OK! WAT IS ANGST? Is een normaal verschijnsel

Nadere informatie

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant:

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant: TSCYC Ouderversie Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen ID 256-18 Datum 24.12.2014 Informant: Mieke de Groot-Aerts moeder TSCYC Inleiding 2 / 10 INLEIDING De TSCYC is een vragenlijst die

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING 143. Nederlandse samenvatting

NEDERLANDSE SAMENVATTING 143. Nederlandse samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING 143 Nederlandse samenvatting 144 NEDERLANDSE SAMENVATTING De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) stelt dat psychische gezondheid een staat van welzijn is waarin een individu zich

Nadere informatie

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop SAMENVATTING Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop Inleiding Cognitief functioneren omvat verschillende processen zoals informatieverwerkingssnelheid, geheugen en executief functioneren,

Nadere informatie

Nieuwsbrief voor ouders. Universiteit van Amsterdam. De sociale ontwikkeling van kinderen. Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr.

Nieuwsbrief voor ouders. Universiteit van Amsterdam. De sociale ontwikkeling van kinderen. Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr. Nieuwsbrief voor ouders De sociale ontwikkeling van kinderen Universiteit van Amsterdam Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr. 1 Beste ouder, Door middel van deze nieuwsbrief willen wij u op de hoogte

Nadere informatie

Executieve functies en emotieregulatie. Annelies Spek Klinisch psycholoog/senior onderzoeker Centrum autisme volwassenen, GGZ Eindhoven

Executieve functies en emotieregulatie. Annelies Spek Klinisch psycholoog/senior onderzoeker Centrum autisme volwassenen, GGZ Eindhoven Executieve functies en emotieregulatie Annelies Spek Klinisch psycholoog/senior onderzoeker Centrum autisme volwassenen, GGZ Eindhoven Inhoud 1. Executieve functies en emotieregulatie 2. Rol van opvoeding

Nadere informatie

24 mei 2018 CONGRES PASSENDE KINDEROPVANG. Congres Passende kinderopvang - 24 mei Programma

24 mei 2018 CONGRES PASSENDE KINDEROPVANG. Congres Passende kinderopvang - 24 mei Programma Die is gelukkig nog te klein om er last van te hebben omgaan met traumatische ervaringen 24 mei 2018 CONGRES PASSENDE KINDEROPVANG Programma Wat is trauma? Posttraumatische stressreacties De impact van

Nadere informatie

Signaleren: kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld. huiselijkgeweldwb.nl. 0900 126 26 26 5 cent per minuut

Signaleren: kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld. huiselijkgeweldwb.nl. 0900 126 26 26 5 cent per minuut Signaleren: kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld huiselijkgeweldwb.nl 0900 126 26 26 Signaleren: kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld Kinderen die getuige zijn van geweld tussen hun

Nadere informatie

Deel 1 Waar angst voor bedoeld is Angst is een emotie 23 1 Zes basisemoties 24

Deel 1 Waar angst voor bedoeld is Angst is een emotie 23 1 Zes basisemoties 24 Voorwoord 11 Routeplanner 13 Deel 1 Waar angst voor bedoeld is 21 1 Angst is een emotie 23 1 Zes basisemoties 24 2 Het vreessysteem 29 1 Schrikken 29 2 Na de eerste schrik komt het besef 35 3 Minuten later

Nadere informatie

Groot Perinataal Overleg preventie en cliënten participatie

Groot Perinataal Overleg preventie en cliënten participatie Groot Perinataal Overleg preventie en cliënten participatie 20-11-2017 MARJA REXWINKEL, KLINISCH PSYCHOLOOG INFANT MENTAL HEALTH SPECIALIST 1001 kritieke dagen groei van het brein, ontstaan van veilige

Nadere informatie

ANGST. Dr. Miriam Lommen. Zit het in een klein hoekje? Assistant professor Klinische Psychologie en Experimentele Psychopathologie m.j.j.lommen@rug.

ANGST. Dr. Miriam Lommen. Zit het in een klein hoekje? Assistant professor Klinische Psychologie en Experimentele Psychopathologie m.j.j.lommen@rug. ANGST Zit het in een klein hoekje? Dr. Miriam Lommen Assistant professor Klinische Psychologie en Experimentele Psychopathologie m.j.j.lommen@rug.nl Wie is er NOOIT bang? Heb ik een angststoornis? Volgens

Nadere informatie

Angststoornissen bij ouderen. Arjan Videler GGz Breburg SeneCure

Angststoornissen bij ouderen. Arjan Videler GGz Breburg SeneCure Angststoornissen bij ouderen Arjan Videler GGz Breburg SeneCure Programma Angststoornissen Verschillen in etiologie & fenomenologie Differentiële diagnostiek Behandelopties Angststoornissen Angst is functioneel

Nadere informatie

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief N Individuele verschillen in borderline persoonlijkheidskenmerken Een genetisch perspectief 185 ps marijn distel.indd 185 05/08/09 11:14:26 186 In de gedragsgenetica is relatief weinig onderzoek gedaan

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Addendum A 173 Nederlandse samenvatting Het doel van het onderzoek beschreven in dit proefschrift was om de rol van twee belangrijke risicofactoren voor psychotische stoornissen te onderzoeken in de Ultra

Nadere informatie

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E.

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Aktar Summary 1 Summary in Dutch (Samenvatting) Summary

Nadere informatie

SAMENVATTING Introductie

SAMENVATTING Introductie Introductie Affect heeft een belangrijke functie in de organisatie van gedrag. Affect moet en kan in principe gereguleerd worden, als dit voor iemands doelen van belang is. Dysregulatie van effect verwijst

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch SUMMARY IN DUTCH Summary in Dutch Summary in Dutch Introductie Dit proefschrift richt zich met name op het voorspellen van de behandeluitkomst bij kinderen met angststoornissen. Een selectie aan variabelen

Nadere informatie

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren alcohol. Dit proefschrift laat zien dat de meerderheid van

Nadere informatie

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104 Samenvatting 103 De bipolaire stoornis, ook wel manisch depressieve stoornis genoemd, is gekenmerkt door extreme stemmingswisselingen, waarbij recidiverende episoden van depressie, manie en hypomanie,

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING (SUMMARY IN DUTCH)

NEDERLANDSE SAMENVATTING (SUMMARY IN DUTCH) NEDERLANDSE SAMENVATTING (SUMMARY IN DUTCH) ACHTERGROND Depressie is een ernstige psychiatrische stoornis waar ongeveer één op de vijf à zes mensen gedurende de levensloop mee te maken krijgt. In Westerse

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornis Cluster C

Persoonlijkheidsstoornis Cluster C Persoonlijkheidsstoornis Cluster C Deze folder geeft informatie over de diagnostiek en behandeling van cluster C persoonlijkheidsstoornissen. Wat is een cluster C Persoonlijkheidsstoornis? Er bestaan verschillende

Nadere informatie

1.1 Ontwikkelingspsychopathologie Opbouw van het boek Hoofdstuk 1 in tien punten 25 Belangrijke begrippen 25

1.1 Ontwikkelingspsychopathologie Opbouw van het boek Hoofdstuk 1 in tien punten 25 Belangrijke begrippen 25 Inhoudsopgave 1 Introductie 17 1.1 Ontwikkelingspsychopathologie 17 1.2 Opbouw van het boek 20 1.3 Hoofdstuk 1 in tien punten 25 Belangrijke begrippen 25 2 Classificatie, diagnostiek en epidemiologie 27

Nadere informatie

A c. Dutch Summary 257

A c. Dutch Summary 257 Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag

Nadere informatie

2 Het is aannemelijk dat kinderen met een geremd temperament vaker een angststoornis hebben

2 Het is aannemelijk dat kinderen met een geremd temperament vaker een angststoornis hebben Risicofactoren op microniveau: kind Prematuriteit 1 Het is aangetoond dat matig premature kinderen (3-37 weken) en zeer premature kinderen (< 3 weken; of met een geboortegewicht onder 1500 gram) meer emotionele

Nadere informatie

Our brains are not logical computers, but feeling machines that think.

Our brains are not logical computers, but feeling machines that think. Drs. Fernando Cunha (Child Support Europe) Ontwikkelingspsycholoog Gezondheidspsycholoog (BIG) Kinder- en Jeugdpsycholoog (NIP) Onderwijsspecialist http://www.child-support-europe.com In dienst van kinderen,

Nadere informatie

Herkennen gevolgen en signalen voor jeugdigen

Herkennen gevolgen en signalen voor jeugdigen Herkennen gevolgen en signalen voor jeugdigen u Eventuele psychische en/of verslavingsproblemen bij de ouders kunnen van invloed zijn op de opvoeding, ontwikkeling en (toekomstige) psychische gezondheid

Nadere informatie

Psycho sociale gevolgen bij kinderen met CP. Susanne Sluijter Orthopedagoog Mytylschool De Trappenberg Mytylschool Behandelteam Merem Huizen

Psycho sociale gevolgen bij kinderen met CP. Susanne Sluijter Orthopedagoog Mytylschool De Trappenberg Mytylschool Behandelteam Merem Huizen Psycho sociale gevolgen bij kinderen met CP Susanne Sluijter Orthopedagoog Mytylschool De Trappenberg Mytylschool Behandelteam Merem Huizen Ontwikkelingsfasen bij kinderen. 3 Basisbehoeften van kinderen.

Nadere informatie

PRISMO. Prospectie in stress-gerelateerd militair onderzoek. Publiekssamenvatting

PRISMO. Prospectie in stress-gerelateerd militair onderzoek. Publiekssamenvatting PRISMO Publiekssamenvatting PRISMO Prospectie in Stress-gerelateerd Militair Onderzoek (PRISMO) is een grootschalig, langdurig onderzoek uitgevoerd door de Militaire GGZ onder ruim 1000 militairen die

Nadere informatie

Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen?

Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen? Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen? Lonneke I.M. Lenferink Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Utrecht Paul A. Boelen Universiteit Utrecht,

Nadere informatie

Angst Stemming Psychose Persoonlijkheid Gebruik middelen Rest

Angst Stemming Psychose Persoonlijkheid Gebruik middelen Rest Ad Kaasenbrood, psychiater/psychotherapeut Congres Een te gekke wijk, Bunnik, 8 November 2017 Psychiatrische ziekten Komen vaak voor Zijn ernstig Zijn duur Zijn complex Verhouden zich tot geestelijke gezondheid,

Nadere informatie

DE NIEUWE ZORGPROFESSIONAL. BEN IK DAT?! DONDERDAG 30 MAART 2017

DE NIEUWE ZORGPROFESSIONAL. BEN IK DAT?! DONDERDAG 30 MAART 2017 DE NIEUWE ZORGPROFESSIONAL. BEN IK DAT?! DONDERDAG 30 MAART 2017 GAME JE MEE??? Karin Nijhof Carina van Kregten GAME JE MEE???? Ballonoefening Verschillende soorten trauma Impact van trauma Hoe zou een

Nadere informatie

Hyperacusis vanuit psychiatrisch perspectief: diagnostiek en psychofarmacologische behandeling Ines Sleeboom-van Raaij consulent-psychiater

Hyperacusis vanuit psychiatrisch perspectief: diagnostiek en psychofarmacologische behandeling Ines Sleeboom-van Raaij consulent-psychiater Hyperacusis vanuit psychiatrisch perspectief: diagnostiek en psychofarmacologische behandeling Ines Sleeboom-van Raaij consulent-psychiater 24 april 2014 Jaarvergadering KNO en HHH Disclosures Geen Hyperacusis

Nadere informatie

18/03/2009 ZIEKTE DETERMINANTEN ER IS GEEN DUIDELIJK HOUVAST OVER VERLOOP AARD VAN ZIEKTE PROGNOSE BEHANDELING DIAGNOSE

18/03/2009 ZIEKTE DETERMINANTEN ER IS GEEN DUIDELIJK HOUVAST OVER VERLOOP AARD VAN ZIEKTE PROGNOSE BEHANDELING DIAGNOSE ZIEK! RECHT OP ZIEK ZIJN & RECHT OP ONDERWIJS TUSSEN RISICO EN KRACHT Prof. Peter Adriaenssens Afdeling Kinderpsychiatrie UZ Leuven GROEIENDE GROEP EREN ASTMA 2% ECZEMA 1% EPILEPSIE 8 OP 1000 HERSENVERLAMMING

Nadere informatie

Diagnostiek volgens het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders

Diagnostiek volgens het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders Diagnostiek volgens het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders Inleiding Bij de diagnostiek van psychische klachten in de huisartsenpraktijk worden niet altijd dezelfde diagnostische criteria

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting 10 Samenvatting Samenvatting Hoe snel word je boos als iemand je provoceert? Het traditionele antwoord op deze vraag is dat het afhangt van je individuele neiging om boos te worden. Als je

Nadere informatie

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD Samenvatting 10 tot 40% van de kinderen en adolescenten met ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) ontwikkelen symptomen van

Nadere informatie

SAMENVATTING SAMENVATTING. Werk en Psychische Gezondheid: Studies naar de invloed van werk kenmerken, sociale rollen en gender

SAMENVATTING SAMENVATTING. Werk en Psychische Gezondheid: Studies naar de invloed van werk kenmerken, sociale rollen en gender SAMENVATTING Werk en Psychische Gezondheid: Studies naar de invloed van werk kenmerken, sociale rollen en gender In de jaren negentig werd duidelijk dat steeds meer werknemers in Nederland, waaronder in

Nadere informatie

Zorgen voor jonge getraumatiseerde kinderen

Zorgen voor jonge getraumatiseerde kinderen Zorgen voor jonge getraumatiseerde kinderen 26 januari 2017 IN HOLLAND STAAT EEN HUIS Congres ter gelegenheid van het 70-jarig jubileum van t Kabouterhuis Programma Wat is trauma? Essentiële elementen

Nadere informatie

Behoefte aan begeleiding vanwege een lichamelijke beperking.

Behoefte aan begeleiding vanwege een lichamelijke beperking. Bijlage 4 Ondersteuningsprofielen Jeugd (vooralsnog concept) Sociaal Domein Fryslân Profiel 1 Behoefte aan het verbeteren van psychosociaal functioneren jeugdige en verbeteren van gezinscommunicatie. Profiel

Nadere informatie

Veiligheid en welbevinden. Hoofdstuk 1

Veiligheid en welbevinden. Hoofdstuk 1 30 Veiligheid en welbevinden Kees (8) en Lennart (7) zitten in de klimboom. Kees geeft Lennart een speels duwtje en Lennart geeft een duwtje terug. Ze lachen allebei. Maar toch kijkt Lennart even om naar

Nadere informatie

Het herstelproces van individuen met burn-out gerelateerde klachten: Een emotionele rollercoaster! Dr. Lotte Smets

Het herstelproces van individuen met burn-out gerelateerde klachten: Een emotionele rollercoaster! Dr. Lotte Smets Het herstelproces van individuen met burn-out gerelateerde klachten: Een emotionele rollercoaster! Dr. Lotte Smets 1. Diagnosticeren 1.1 Definitie 1.2 Kernsymptomen 1.3 Draaagkracht vs draaglast Agenda

Nadere informatie

WORK EXPERIENCE PROFILE

WORK EXPERIENCE PROFILE WORK EXPERIENCE PROFILE VANDERHEK METHODOLOGISCH ADVIESBUREAU Werkstress is een verschijnsel dat al jaren sterk de aandacht trekt. Statistieken van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid geven aan dat

Nadere informatie

Paniekaanval als specificatie

Paniekaanval als specificatie DSM-IV-TR 1. Paniekstoornis met agorafobie 2. Paniekstoornis zonder agorafobie 3. Agorafobie zonder paniekstoornis in de voorgeschiedenis 4. Specifieke fobie 5. Sociale fobie 6. Obsessieve-compulsieve

Nadere informatie

IN HET PERSPECTIEF VAN DE ANGST. Dr. Fabiënne Naber Pedagogische Wetenschappen

IN HET PERSPECTIEF VAN DE ANGST. Dr. Fabiënne Naber Pedagogische Wetenschappen IN HET PERSPECTIEF VAN DE ANGST Dr. Fabiënne Naber Pedagogische Wetenschappen naber@fsw.eur.nl Interactie tussen biologische en omgevingsfactoren ANGST Angst is een emotie veroorzaakt door een waargenomen

Nadere informatie

Hechtingsproblemen. Wat betekent dit en hoe ga je hiermee om?

Hechtingsproblemen. Wat betekent dit en hoe ga je hiermee om? Hechtingsproblemen Wat betekent dit en hoe ga je hiermee om? Even voorstellen. Vera Ram Orthopedagoog/ Zorgcoördinator (en lid van de directie) op de Mr de Jonghschool (cl 4, ZMOK) Eerder: leerkracht,

Nadere informatie

Psychisch of Psychiatrie? 12-06-2012

Psychisch of Psychiatrie? 12-06-2012 Wat is een psychische stoornis? Een psychische stoornis is een patroon van denken, voelen en gedrag dat binnen de geldende cultuur ongebruikelijk is. Het patroon veroorzaakt last bij de persoon zelf en/of

Nadere informatie

Wat kan ik wél doen bij angst of dwang in mijn gezin?

Wat kan ik wél doen bij angst of dwang in mijn gezin? Wat kan ik wél doen bij angst of dwang in mijn gezin? Angst Angst ontstaat in de hersenen in de amygdala. Amygdala stimuleert: Schrikreflex Bevriezen Bijniermerg: adrenaline (Lichaam wordt in optimale

Nadere informatie

Advanced Therapy. Groepstherapie. Charlotte Stoop Ibtisam Rizkallah

Advanced Therapy. Groepstherapie. Charlotte Stoop Ibtisam Rizkallah Advanced Therapy Groepstherapie Charlotte Stoop Ibtisam Rizkallah 06-44464540 026-3891964 info@advancedtherapy.nl Groepstherapie 1. Wat is groepstherapie Groepstherapie is een groepsgewijze vorm van hulpverlening

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

Leven met een hersenletsel: home sweet home?

Leven met een hersenletsel: home sweet home? Leven met een hersenletsel: home sweet home? Prof.dr. Caroline van Heugten ERNAH congres 17 sept. 2015, Hasselt Dept P&N, MHeNS, FHML Dept NP&PP, FPN Uw spreker... Mate van participatie Ziekte/aandoening

Nadere informatie

Inhoud. - Hechting - Werkplek - Visie - Video-interactiebegeleiding - Tot slot

Inhoud. - Hechting - Werkplek - Visie - Video-interactiebegeleiding - Tot slot Wie Ben ik? Inhoud - Hechting - Werkplek - Visie - Video-interactiebegeleiding - Tot slot Kind en ziekenhuis Ouderparticipatie september 1993 Kind en ziekenhuis kindgericht = gezinsgericht februari 2009

Nadere informatie

Lange termijn effecten prehospitaal handelen: De kater komt later. Hennie Knoester Kinderarts-intensivist, Intensive Care Kinderen EKZ/AMC

Lange termijn effecten prehospitaal handelen: De kater komt later. Hennie Knoester Kinderarts-intensivist, Intensive Care Kinderen EKZ/AMC prehospitaal handelen: De kater komt later Hennie Knoester Kinderarts-intensivist, Intensive Care Kinderen EKZ/AMC RS infectie, 10 dagen oud Meningococcen infectie, 1 jaar Asystolie bij cardiomyopathie,

Nadere informatie

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Valerie Van Cauwenberghe en Prof. dr. Roeljan Wiersema Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Dit onderzoek werd uitgevoerd door: Prof. dr.

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Inleiding Na een periode waarin de oorzaak van psychiatrische aandoeningen veelal werd gezocht in omgevingsfactoren zoals een ongunstig opvoedingsklimaat, is er tegenwoordig weer

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nicotine en alcohol kunnen de placenta passeren en zo het risico op nadelige uitkomsten voor het ongeboren kind verhogen. Stoppen met roken en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap lijkt vanzelfsprekend,

Nadere informatie

Signalering en Diagnostiek

Signalering en Diagnostiek Signalering en Diagnostiek bij getraumatiseerde kinderen Anja Meenhuys, GZ-Psycholoog Wat is een trauma? (DSM-IV) De persoon heeft ervaren, waargenomen of is geconfronteerd met een gebeurtenis of gebeurtenissen

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie