b. De derde verordening tot wijziging van de verordening hondenbelasting 2002.

Transcriptie

1 Nr Houten, 26 oktober 2004 Aan de gemeenteraad Onderwerp: Belastingverordeningen 2005 Beslispunten: 1. De tariefsdifferentiatie voor de onroerende-zaakbelasting (OZB), tussen woningen en nietwoningen overeenkomstig de resultaten van de herwaardering Wet WOZ, vast te stellen op 48,37% (handhaving huidige belastingdruk verdeling). 2. De volgende verordeningen vast te stellen; a. De verordening brandweerrechten b. De derde verordening tot wijziging van de verordening hondenbelasting c. De derde verordening tot wijziging van de verordening onroerende-zaakbelasting Kennisnemen van de door het college, op grond van de door u verleende delegatie, vastgestelde volgende verordeningen; - De zesde verordening tot wijziging van de tarieventabel behorende bij de legesverordening De derde verordening tot wijziging van de tarieventabel behorende bij de verordening van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten De eerste verordening tot wijziging van de verordening rioolrechten De eerste verordening tot wijzigen van de tarieventabel behorende bij de verordening lijkbezorgingsrechten Inleiding: Gelet op artikel 216 van de Gemeentewet besluit de gemeenteraad tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van een gemeentelijke belasting door het vaststellen van een belastingverordening. Voorstellen aan de gemeenteraad zijn daardoor noodzakelijk. Op grond van het delegatiebesluit van 27 mei 2003 zijn de wijziging en de vaststelling van de tarieven gerelateerd aan rechten (artikel 229 Gemeentewet), gedelegeerd aan het College. Door de jaarlijks terugkerende begrotingsbehandeling ontstaan noodzakelijke wijzigingen in de tariefstellingen. De wijzigingen van o.a. de tarieven moeten formeel worden aangepast in de bestaande verordeningen. Verder is het van belang dat redactionele wijzigingen worden doorgevoerd om de verordeningen actueel en juridisch bindend te houden. Voor het jaar 2004 is het inflatiepercentage vastgesteld op 1,48 procent. Dit betekent dat een groot aantal belastingtarieven, vanaf het belastingjaar 2005, een verhoging van 1,48 procent ondergaan (Dit percentage staat opgenomen in de begroting 2005 op blz. 21). Daarnaast wordt vanaf 1 januari 2005, vanwege een forse bezuinigingsmaatregel van het Rijk, de lokale lastenvermindering ( 45,38) niet meer uitgekeerd. Onze belastingplichtigen gaan daardoor vanaf 1 januari 2005 altijd 45,38 meer betalen. De reeds vastgestelde verlaging van het tarief afvalstoffenheffing zal de pijn op dit punt aanzienlijk beperken. Ook vragen wij uw aandacht voor de herwaardering Wet Waardering Onroerende Zaken (Wet WOZ) en de gevolgen voor de onroerende-zaakbelasting. Met ingang van 1 januari aanstaande worden de nieuw vastgestelde WOZ-waarden van kracht. Op grond van de Wet WOZ, moet iedere vier jaar een nieuwe economische waarde bepaald worden voor alle gebouwde en ongebouwde onroerende-zaken. Vanaf 1 januari 2005 treedt het nieuwe herwaarderingstijdvak in werking. Dit betekent dat o.a. voor de berekening van de aanslag onroerende-zaakbelasting een nieuwe

2 - 2 - grondslag geldt. De met ingang van 1 januari vast te stellen WOZ-waarde is berekend naar de waardepeildatum 1 januari 2003 (is prijspeildatum). Voor het belastingjaar 2004 gold nog de oude waardepeildatum 1 januari In de tussenliggende periode is de woningmarkt aanzienlijk gestegen. De woningen zijn blijkens de uitkomsten van de herwaardering met een gemiddelde van 38% gestegen. Bij de niet-woningen constateren we een stagnatie in ontwikkeling, deze is namelijk vrijwel gestabiliseerd. De verschillen in waarde ontwikkeling hebben in het verleden al aanleiding gegeven om de tarieven onroerende-zaakbelasting voor woningen en niet-woningen, door toepassen van een differentiatie, niet gelijkwaardig vast te stellen. Met het toepassen van een tariefdifferentiatie wordt een consistente bijdrage (belastingdruk verdeling) geleverd aan het genereren van de totale geraamde opbrengst onroerende-zaakbelasting. Anders gezegd, het totale aandeel in realisatie van de geraamde opbrengst onroerende-zaakbelasting, verschuift bij handhaving huidige tariefsdifferentiatie, naar die van de woningen. Om de huidige verdeling te continueren is aanpassing en nieuw vaststellen van de mate van tariefsdifferentiatie, vanaf het belastingjaar 2005, noodzakelijk. Daarnaast treft u een geheel nieuwe verordening aan te weten de Verordening brandweerrechten. Teneinde te komen tot een consistente facturering, is vaststelling van bovengenoemde verordening noodzakelijk. Het gaat hierbij met name om diensten niet zijnde hulpverlening. U moet daarbij denken aan bijvoorbeeld het beschikbaar stellen van brandblusapparaten, het vullen van een ademluchtcilinder, het beschikbaar stellen van een hulpverleningsvoertuig anders dan voor noodzakelijke hulpverlening. Tot op heden was onvoldoende duidelijk in welke situaties en op welke wijze gefactureerd mocht worden. In nauw overleg met de collega s van de afdeling brandweer is besloten om over te gaan tot het voorstellen van invoering van een verordening brandweerrechten. Met invoering van de verordening brandweerrechten wordt een consistent beleid geborgd (gebaseerd op artikel 229, eerste lid van de Gemeentewet). Daarnaast wordt eveneens aangesloten bij de reeds bestaande heffing van brandweerrechten van onze buurgemeenten (Utrecht, Nieuwegein, IJsselstein). Onderstaand wordt u onder het kopje argumenten nader geïnformeerd over de verschillende verordeningen en relevante ontwikkelingen. Beoogd effect: Formele besluitvorming realiseren waardoor de belastingheffing op 1 januari 2005, conform de in de begroting opgenomen geraamde belastingopbrengsten, kan plaatsvinden. Daarnaast dient formele besluitvorming plaats te vinden over de mate van tariefdifferentiatie, dit ter voorkoming onverbindendheid van de verordening. De heffing van brandweerrechten, langs publiekrechterlijke weg, formeel mag plaatsvinden. Argumenten: 1.1 Vaststellen mate van tariefdifferentiatie Onroerende-zaakbelasting, tussen de categorieën woningen en niet-woningen Vanaf het belastingjaar 2005 zullen alle gemeenten onroerende-zaakbelastingen (OZB) heffen op basis van de begin 2005 te versturen nieuwe WOZ-beschikkingen met als waardepeildatum 1 januari Ten opzichte van de oude waardepeildatum leidt dit tot verschuivingen. Zo blijken de waarden van woningen opnieuw harder te zijn gestegen dan de waarden van niet-woningen. Dit heeft onder de huidige tariefdifferentiatie tot gevolg dat de categorie woningen een groter aandeel in de OZB-opbrengst zal krijgen dan momenteel het geval is. Het is mogelijk om met toepassing van de tariefdifferentiatie de verschillen in waardestijging tussen de categorieën woningen en nietwoningen op te vangen. Eerder heeft het Kabinet besloten de Gemeentewet op het punt van de tariefdifferentiatie te wijzigen. Het wetsvoorstel heeft beoogt, gemeenten de mogelijkheid te geven om de gevolgen van de uiteenlopende waardeontwikkelingen (tussen de categorieën woningen en niet-woningen) te verzachten door het landelijk maximumpercentage tariefdifferentiatie van 120% (artikel 220f, tweede lid Gemeentewet) te vervangen door een percentage dat afhangt van de plaatselijke ontwikkelingen bij de tweede WOZ-ronde. De uitkomsten van de herwaardering in onze gemeente laat zien dat het verschil in tariefdifferentiatie voor het nieuwe waardetijdvak op 48,37% mag worden vastgesteld. Door toepassing van deze tariefdifferentiatie wordt een consistente gedragslijn gevolgd die aansluit bij de

3 - 3 - eerdere belastingdruk verdeling. Het totaal voor 2005 aan geraamde opbrengst onroerende-zaakbelasting bedraagt ,--. Van dit totaal wordt bijgedragen door de categorie woningen (burgers) en ,-- door de categorie niet woningen (bedrijven). Wanneer de huidige tariefdifferentiatie van 10,67% gehandhaafd zou blijven, zou de verdeling er als volgt uit komen te zien; Woningen circa (verschil t.o.v. huidige verdeling ,--*) Niet-woningen circa (verschil t.o.v. huidige verdeling ,--*) Wanneer de tariefdifferentiatie wordt vastgesteld op 48,37%, zou de verdeling er als volgt uit komen te zien; Woningen (verschil t.o.v. huidige verdeling *) Niet-woningen (verschil t.o.v. huidige verdeling *) *Verschil is te wijten aan afrondingen. Wanneer de wens bestaat voor een andere belastingdruk verdeling, is het mogelijk de mate van tariefdifferentiatie neerwaarts of opwaarts bij te stellen. Met het toepassen van een ander percentage aan tariefdifferentiatie kan bijvoorbeeld de categorie woningen zwaarder belast worden dan de categorie niet-woningen of andersom. Uiteraard fluctueren daarbij dan ook de tarieven. De totaal bedragen van de aanslagen onroerende-zaakbelasting voor het belastingjaar 2005 wordt dan voor de ene categorie meer dan gemiddeld hoger of lager dan in vergelijking met het belastingjaar Bij handhaving van de huidige belastingdruk verdeling en de voorgestelde mate van tariefdifferentiatie (48,37%) wordt dit in belangrijke mate gereduceerd. Voor u zijn drie varianten doorgerekend, te weten; Toepassing tariefdifferentiatie op basis van huidige belastingdrukverdeling 48,37% (Bijlage A) Toepassing tariefdifferentiatie met een belastingdrukverschuiving naar categorie woningen 38,37% (Bijlage B) Toepassing tariefdifferentiatie met een belastingdrukverschuiving naar categorie niet-woningen 58.37%* (Bijlage C) * Op basis van artikel 220f, 4 e lid van de Gemeentewet, mag het tarief voor niet-woningen met maximaal 10% worden verhoogd, dan wat feitelijk is begrensd (48,37%). Uitgaande van handhaving huidige gedragslijn en een gelijke belastingdruk verdeling, adviseren wij u te kiezen voor een tariefdifferentiatie op basis van 48,37% (Bijlage A.). 2.1.a De verordening brandweerrechten Bijgaand treft u aan een geheel nieuwe verordening brandweerrechten. De gemeente Houten kende vooralsnog een dergelijke verordening niet. Met het voorstel, om over te gaan tot invoering van deze verordening, is bedoeld om een consistent beleid te borgen. In de praktijk bleek grote onduidelijkheid te bestaan in welke gevallen, brandweergerelateerde, kosten in rekening konden en mochten worden gebracht. Met het vaststellen van bijgaande verordening wordt geregeld voor welke diensten en tegen welk tarief, langs publiekrechterlijke weg, gefactureerd mag worden. Met het langs publiekrechterlijke weg regelen is het mogelijk de (dwang) invordering in eigen beheer te laten plaatsvinden. De verordening brandweerrechten is gebaseerd op de tekst van de Gemeentewet (Stb. 1994, 762) zoals die luidt vanaf 1 januari Gekozen is voor een zogenaamd aangekleede verordening, dat wil zeggen dat de tekst van hogere wettelijke regelingen, waar nodig voor de duidelijkheid, is overgenomen. De verordening brandweerrechten bestaat uit twee gedeelten, namelijk de verordening zelf met de formele en materiële bepalingen en de tarieventabel met een omschrijving van de belastbare feiten en de tarieven. Voordeel van deze opzet is dat wijzigingen van tarieven op eenvoudige wijze in de tarieventabel zijn te verwerken zonder dat de onderlinge samenhang van de artikelen

4 - 4 - in de verordening verloren gaat. Een dergelijke opzet wordt inmiddels bij meerdere verordeningen toegepast. Ingevolge artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet kunnen gemeenten onder andere rechten heffen ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Voor de brandweerrechten is derhalve van belang dat er sprake is van een dienst en deze dienst moet worden verleend door of vanwege het gemeentebestuur. Dit laatste blijkt uit het arrest inzake leges van de Hoge Raad van 9 december 1987, nr , BNB 1988/117, Belastingblad 1988, blz. 65 ( s-gravenhage). Niet alle werkzaamheden van de brandweer zijn aan te merken als een dienst. Op grond van de Brandweerwet 1985 (Stb. 1985, 87) moet men onderscheid maken in de verrichtingen van de gemeentelijke brandweer in enerzijds hulpverlening en anderzijds dienstverlening. Voor verrichtingen in het kader van hulpverlening kunnen géén rechten worden geheven; voor verrichtingen in het kader van dienstverlening kunnen wél rechten worden geheven. Als belangrijk criterium voor het onderscheiden van de werkzaamheden van de brandweer in hulpverlenings- en dienstverleningstaken wordt aangegeven dat hulpverlening op afroep moet worden verleend. Dit in tegenstelling tot dienstverlening welke eerst na afspraak wordt verricht. Daarmee wordt aangegeven dat het bij hulpverlening gaat om verrichtingen die moeten worden gedaan zonder verdere voorwaarden in de vorm van enige betaling of mogelijke betaling. Degene die melding doet van een brand of andere calamiteit, waarvoor onmiddellijke hulpverlening nodig is moet er van op aan kunnen dat dit geen financiële gevolgen heeft. De gemeenteraad heeft nog andere verordeningen vastgesteld die op de brandveiligheid van invloed zijn, namelijk de bouwverordening, de brandbeveiligingsverordening e.d. In deze verordeningen zijn bepalingen opgenomen waarbij bepaalde handelingen of gedragingen zijn verboden tenzij daarvoor vergunning of ontheffing is verleend. Voor het verlenen van dergelijke vergunningen en ontheffingen kunnen leges worden geheven. Deze leges zijn reeds eerder opgenomen in de legesverordening. Voor wat betreft de in de tarieventabel opgenomen bedragen, is aangesloten bij de regionaal gehanteerde tarieven (Utrecht, Nieuwegein, IJsselstein). Daarnaast heeft, met de vakafdeling, afstemming plaatsgevonden over de kostendekkendheid van de tarieven. 2.1.b De derde verordening tot wijziging van de verordening hondenbelasting 2002 De tarieven ondergaan uitsluitend op basis van de inflatiecorrectie een verhoging. 2.1.c De derde verordening tot wijziging van de verordening onroerende-zaakbelasting 2002 Het tarief, met inachtneming van de beslissing op het voorstel toepassing tariefdifferentiatie, overeenkomstig de begrotingsramingen 2005, opnieuw vaststellen. De voorgestelde tarieven zijn gebaseerd op een tariefdifferentiatie van 48,37% (is uitkomst herwaardering Wet WOZ). Bij het door u kiezen van een andere differentiatie worden direct de daaraan gerelateerde tarieven overeenkomstig vastgesteld. Daarnaast zijn de tarieven zodanig berekend dat tussentijdse bijstelling van de geraamde begrotingsopbrengst tot een minimum beperkt worden. De afgelopen jaren is regelmatig geconstateerd dat tussentijds een neerwaartse bijstelling noodzakelijk bleek. Een nadere analyse van de primaire uitgangspunten heeft opgeleverd dat het totale rekenvolume (economische waarde grondslag) onvoldoende naar een netto rekenvolume werd omgerekend. Feitelijk werd onvoldoende of geen rekening gehouden met bedragen aan vrijstelling, kwijtschelding en leegstand. Door deze herziene berekeningsmethodiek, wordt gepoogd tussentijdse neerwaartse bijstellingen van de geraamde opbrengst voortaan achterwege te kunnen laten.

5 - 5 - De lokale lastenverlichting De ministerraad heeft ingestemd met het wetsvoorstel van minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om de Zalmsnip vanaf volgend jaar af te schaffen. In de Gemeentewet wordt de bepaling geschrapt dat gemeenten deze lokale lastenverlichting van 45,38 euro per jaar uitkeren via een korting op de gemeentelijke belasting of heffingen. Het afschaffen van de Zalmsnip was al aangekondigd in het Strategisch Akkoord van het kabinet Balkenende I en bevestigd in het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet Balkenende II. In de verordening onroerendezaakbelasting komt artikel 6A daardoor in zijn geheel te vervallen. * De door het kabinet voorgestelde afschaffing voor OZB-gebruikers woningen is voorlopig uitgesteld tot 1 januari Legesverordening De tarieven opgenomen in de tarieventabel van de legesverordening ondergaan op basis van de vastgestelde inflatiecorrectie een verhoging van 1,48%. Om reden van een nadere kostendekkendheid analyse, zijn een aantal tarieven met meer dan het inflatiepercentage verhoogd. Het primaire uitgangspunt is dat leges kostendekkend moeten zijn (de directe- en de indirecte kosten, betrekking hebbend op het product, mogen in de leges verrekend worden). Afvalstoffenheffing De tarieven afvalstoffenheffing zijn in principe kostendekkend. Op basis van de ramingen worden jaarlijks de tarieven vastgesteld. Het tarief voor de afvalstoffenheffing daalt ten opzichte van Als gevolg van de overschotten uit 2003, wordt eenmalig een extra verlaging doorgevoerd. De resultaten zijn overeenkomstig overgenomen (zie verder bladzijde 153, van de begroting 2005). Daarnaast is door een milieuwetswijziging (bandenbesluit) het niet meer mogelijk om rechten te vragen voor het innemen van (auto)banden. De verordening is overeenkomstig aangepast. *Het meerpersoonstarief verschilt met het bedrag opgenomen in de begroting, om reden dat het jaarbedrag, op 2 decimalen achter de komma, deelbaar moet zijn door twaalf maanden. Rioolrechten De tarieven zijn naast toepassing van de inflatiecorrectie in overeenstemming gebracht met het gemeentelijk rioleringsplan. Lijkbezorgingsrechten De tarieven ondergaan uitsluitend op basis van de inflatiecorrectie een verhoging. Communicatie: Op grond van artikel 139 Gemeentewet moeten wijzigingen omtrent belastingverordeningen, nadat zij door de Gemeenteraad/ College van B&W zijn vastgesteld, gepubliceerd worden. In het Houtens Nieuws zal nadat de verordeningen zijn vastgesteld mededeling worden gedaan van de wijzigingen. Daarnaast liggen de verordeningen ter inzage bij het onderdeel Belastingen in het gemeentehuis en het wooninformatiecentrum. Over de nieuw vast te stellen WOZ-waarden worden onze belanghebbenden uitvoerig geïnformeerd. Dit zal gebeuren door middel van gebruikmaking van de verschillende informatiekanalen waaronder, de toelichting behorend bij het aanslagbiljet, Internet, de lichtkrant en het Houtens Nieuws. Financiën: De tarieven zijn overeenkomstig de begrotingsvergadering van 9 november jl. vastgesteld. Burgemeester en wethouders van Houten, de secretaris, de burgemeester, drs. H. Overbosch C.H.J. Lamers

6 Bijlagen die voor de leden van de raad ter inzage liggen op de gebruikelijke wijze: - Meegezonden bijlagen bij dit voorstel: De berekening mate van toegestane tariefdifferentiatie De drie uitgewerkte woonlasten overzichten (differentiatie 48,37% / 38,37% / 58,37%) De verordening Brandweerrechten De derde verordening tot wijziging van de verordening hondenbelasting De derde verordening tot wijziging van de verordening onroerende-zaakbelasting 2002.

7 Nr De raad van de gemeente Houten heeft het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 oktober 2004, nr gelezen en besluit; 1. De tariefsdifferentiatie voor de onroerende-zaakbelasting (OZB), tussen woningen en nietwoningen overeenkomstig de resultaten van de herwaardering Wet WOZ, vast te stellen op 57,00%. 2. De volgende verordeningen vast te stellen; a. De verordening brandweerrechten b. De derde verordening tot wijziging van de verordening hondenbelasting c. De derde verordening tot wijziging van de verordening onroerende-zaakbelasting Kennisgenomen van de door het college, op grond van de verleende delegatie, vastgestelde volgende verordeningen; - De zesde verordening tot wijziging van de tarieventabel behorende bij de legesverordening De derde verordening tot wijziging van de tarieventabel behorende bij de verordening van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten De eerste verordening tot wijziging van de verordening rioolrechten De eerste verordening tot wijzigen van de tarieventabel behorende bij de verordening lijkbezorgingsrechten Dit is besloten in de openbare vergadering van de raad op 14 december De raad van de gemeente Houten, de griffier, de voorzitter, E.A. Scholten-Quispel C.H.J. Lamers