IndividueelOntwikkelingsPlan

Transcriptie

1 Prins Constantijnschool Willem Sprengerstraat 77 Droppingsstraat BS Leeuwarden 8923BW Leeuwarden info@pcslwd.nl Individuele ontwikkelingsplannen (IOP s) We zijn lange tijd gewend geweest om Groepshandelingsplannen te maken, maar de roep om passend onderwijs wordt steeds luider en daarmee ook de vraag naar persoonlijk onderwijs. Daar hoort ook een leerplan bij waarin voor ieder kind beschreven staat aan welke leerdoelen gewerkt wordt. Dat is een IOP. Hieronder een leeg voorbeeld voor een middenbouw/ bovenbouwgroep. IndividueelOntwikkelingsPlan Personalia leerling Naam: Geboortedatum: Coachgroep: Periode IOP: Persoonsontwikkeling en sociaal-emotioneel functioneren Hierin geef je een korte beschrijving van de stimulerende en belemmerende factoren op sociaal emotioneel gebied. Deze gebruik je om activiteiten bij doelen af te spreken die goed passen bij de sociaal emotionele ontwikkeling van het kind.

2 Analyse van cognitieve ontwikkeling Omschrijf hier de leervragen. Waaruit blijkt dat een kind extra ondersteuning of extra uitdaging heeft. Ontwikkelingsperspectief: wat zijn de doelen voor de komende periode? Didactische ontwikkeling: taalbeschouwing (mondeling en schriftelijktaalgebruik, handschrift, andere talen, stellen, woordenschat Didactische ontwikkeling: lezen (begrijpend en technisch lezen, informatieverwerking) Didactische ontwikkeling: spelling (reguliere en ww spelling) Didactische ontwikkeling: rekenen

3 Didactische ontwikkeling: projecten (algemene ontwikkeling: aardrijkskunde, geschiedenis, biologie, techniek, drama, kunst, sport) Didactische ontwikkeling: 21th century skills (samenwerken, probleem oplossend vermogen, ICT geletterdheid, creativiteit, kritisch denken, communiceren, burgerschap, karakter) Didactische aanpak Gedrag: Pedagogische aanpak: Aan welke gedragsaspecten wordt de komende periode gewerkt?

4 Het is niet werkbaar om aan 10 doelen tegelijk te werken, dus per periode worden er een aantal gekozen die speciale aandacht krijgen. Door bezig te zijn met hun opdrachten werken de kinderen ongemerkt aan veel meer doelen dan alleen de doelen die aandacht krijgen tijdens de coachgesprekken. Om overzicht te houden van de leerdoelen hebben de leerkrachten een lijst met doelen. Hieronder een voorbeeld van groep 4: leerlingkaart groep 4 Naam: Coach: Coachgroep: Sociaal emotioneel Onderdeel 35 Ik kan met teleurstellingen omgaan Ik kan vriendschappen met een groepje aangaan Ik kan met een groepje kinderen spelen Ik kan binnen een groepje een beste vriend of vriendin hebben Ik kan me verplaatsen in de gedachte van een ander Ik kan zelf een probleem oplossen Ik kan zelf een ruzie met een ander kind oplossen Ik kom op voor mezelf Ik kom op voor een ander Ik kom op voor een gepest kind Ik durf een pester aan te spreken Ik kan samenwerken met een vriend of vriendin Ik kan samenwerken met een niet bevriend kind Ik kan samenwerken in een groepje ( 3 a 4 leerlingen) Reflecteren Onderdeel 55 Ik kan kijken/luisteren naar mijn eigen werk en dat van hun groepsgenootjes met aandacht voor verschillen in ontwerp, vormgeving, presentatie 55 Ik kan plannen bespreken: wat ga ik doen en hoe ga ik dat doen. 55 Ik kan mijn mening geven over hoe en wat ik zelf gemaakt heb en over hoe en wat mijn

5 groepsgenoten gemaakt hebben. 55 Ik kan eigen werk vergelijken en beoordelen ten opzichte van een ander. 55 Ik kan respect en waardering tonen voor het werk van anderen. Rekenen Sorteren en ordenen Ik ken het teken x, (vermenigvuldigen) Getalbegrip 26 Ik kan tellen t/m 100 met behulp van structuren (tegelplein, eierdozen) 26 Ik kan cijfers t/m 100 herkennen en schrijven 26 Ik kan doortellen/ terugtellen vanaf een willekeurig getal t/m Ik kan verkort tellen (sprongen van 2, 5 en 10) heen en terug t/m Ik kan getallen plaatsen op de getallenlijn tot Ik kan optellen over het tiental t/m Ik kan optellen met getallen boven Ik kan afronden op een tiental 27 Ik kan aftrekken door het tiental t/m 100 Ik kan optellen met tientallen en honderdtallen Ik kan aftrekken met tientallen en honderdtallen 26 Ik kan de getalsymbolen koppelen aan hoeveelheden 29 Ik en de tafel van 1 t/m 5 en Ik ken de tafels van 1 t/m 10 door elkaar 29 Ik ken het systeem van de tientaltafels Meten en Wegen 33 Ik ken de maateenheden cm, m 33 Ik kan centimeters meten met diverse gereedschappen 33 Ik ken de maateenheden kg en gram, 33 Ik kan met een weegschaal wegen in kilo s en in grammen 32 Ik ken het begrip inhoud 33 Ik ken de inhoudsmaat cl, liter 33 Ik kan de inhoudsmaat aflezen Ik kan een eenvoudige grafiek aflezen Tijdsbesef/klokkijken 33 Ik ken de maanden van het jaar 33 Ik kan analoog klokkijken Ik kan rekenen met tijdsduur, met minuten analoog 33 Ik kan digitaal klokkijken in hele uren Ik kan digitaal klokkijken in halve uren 33 Ik kan mijn eigen dagplanning maken met tekst Ruimtelijke oriëntatie Ik kan gezichtspunten bepalen Ik kan een plattegrond lezen en maken 33 Ik kan met verschillende materialen constructies maken 33 Ik kan driedimensionale werken nabouwen Geld rekenen Ik ken de waarden van de euro ( = 100 cent) 33 Ik kan rekenen met munten van 0,05, 0,10, 0,20 en 0,50 33 Ik kan rekenen tot 100 eurocent 33 Ik kan rekenen met papiergeld tot 100,00 Ik kan gepast betalen en teruggeven tot 100,00 Nederlands Mondeling taalgebruik 1 Ik kan ingaan op bijdragen van anderen

6 Ik kan argumenten geven Ik kan een beschrijving / omschrijving geven Ik kan een gebeurtenis navertellen Ik kan het verloop van een verhaal voorspellen Ik kan een tekst onthouden Ik kan een tekst, liedje, gedichtje voordragen Ik kan een mededeling doen Ik kan een mondelinge opdracht uitvoeren Ik kan me begrijpelijk uitdrukken in de juiste woorden en zinnen. Ik kan een boekpresentatie presenteren over een AA- of A - boek Ik kan een krantenkring presenteren over lokaal nieuws Ik kan open vragen stellen Ik kan vlindervragen ( diverse vragen over het onderwerp) stellen Ik kan vertellen wat ik van een gesprek vond Ik kan mijn eigen standpunt beargumenteren Ik kan een telefoongesprekje voeren Ik kan het alfabet opzeggen Schriftelijk taalonderwijs 11 Ik weet wat zelfstandig naamwoorden zijn en kan deze in een zin vinden Ik kan een lidwoord met een zelfstandig naamwoord combineren Ik kan het onderwerp in een zin vinden 11 Ik weet wat een bijvoeglijk naamwoord is en kan deze in een zin vinden Ik weet wat een werkwoord is en kan deze in een zin vinden 9 Ik kan een logisch verhaal schrijven Ik kan een brief schrijven Ik kan een woordveld of woordweb maken Ik weet dat iedere zin met een hoofdletter begint en met een punt eindigt en pas dit toe Ik kan een tekst werken met alinea s Ik kan een gedichtje schrijven Ik kan woorden in alfabetische volgorde zetten Ik kan de volgorde van zinsdelen in een zin veranderen Ik kan een zin in het enkel / meervoud zetten Ik kan zinnen inkorten door een of meerdere zinsdelen weg te laten Ik kan bij een gegeven antwoord een vraagzin bedenken Ik kan de trappen van vergelijking hanteren groot / groter /grootst Ik kan 2 zinnen met elkaar verbinden met behulp van een voegwoord Taalbeschouwing/spelling Ik kan mkmm -woorden spellen als warm Ik kan mmkm -woorden spellen als spin Ik kan mmkkmm- woorden spellen als staart Ik kan mmmkm woorden spellen als strak Ik kan mmmkkmm-woorden spellen als schaats Ik kan mkmmm-woorden spellen als gerst Ik kan mmkmmm-woorde spellen als plenst Ik kan woorden met ng spellen als ring Ik kan woorden met nk spellen als bank Ik kan woorden met een f spellen als foto Ik kan woorden met een v spellen als vlees Ik kan woorden met een s spellen als slaap Ik kan woorden met een z spellen als zwaard

7 Technisch lezen Ik kan woorden met specifieke klankpatronen spellen en lezen:, ieuw, eeuw, uw, Ik beheers AVI- E4 Ik kan een stuk tekst vlot en verstaanbaar voorlezen Begrijpend luisteren/ lezen Ik kan verschillende soorten teksten herkennen ( informatief, verhalend of instructief) Ik kan informatie halen uit informatieve teksten Ik kan belangrijke woorden onderstrepen Ik kan een open vraag stellen over een tekst Ik kan globaal lezen (Voor je de tekst helemaal doorleest, bekijk je eerst de opmaak van de tekst. Je kijkt naar de titel en tussentitels, de algemene lay-out (opbouw van de tekst met alinea's, afbeeldingen...) en de schuingedrukt of vetgedrukte woorden en zinnen.) Ik kan voorspellen waar een tekst over gaat. Ik kan verwijswoorden herkennen en toepassen Ik kan gebruik maken van verwijswoorden Ik kan relatiewoorden herkennen en toepassen Ik kan de hoofdgedachte in een tekst herkennen Ik kan de betekenis van een onbekend woord achterhalen Ik kan een conclusie trekken Schrijven Ik kan kleine letters schrijven met pen Ik kan hoofdletters schrijven in blokschrift Deze lijst is niet compleet. Hierbij horen ook nog Motoriek, Natuurbeleving, Kunstzinnige orientatie, Mens en samenleving, Ruimte en Tijd.