apen 1 Schrijf het woord op. 2 Schrijf het woord op. Een woord met een lange klank aan het eind van een klankgroep. Net als jager.

Transcriptie

1 spelling 27b 1 Kies uit: ogen tenen samen oren apen zalen muren tegels toren 1 Twee a hebben s : apen 2 vier o, vier o Je leert hoe je woorden met een lange klank aan het eind van een klankgroep schrijft. jager klankgroep een lange klank: aa Je schrijft één teken: jager 3 en wel twintig t! 4 Het kasteel heeft dikke m. 5 Op elke hoek staat een t. 6 Er liggen t in alle z. 2 Een woord met een lange klank aan het eind van een klankgroep. Net als jager. 1 Gwen liep tussen de b men. bomen 2 Opeens vlogen de k gels om haar hoofd. 3 V gels stegen krijsend op. 4 Twee keurige d mes waren de d ders! 5 Uit hun w pens kwam nog rook. 6 Mag ik u wat vr gen? vroeg Gwen. 7 Is dit wel volgens de r gels? 8 We gaan je heus niet d den. 9 We schieten met h gel.

2 spelling 27b 1 Vul het rijmwoord in. Kies uit: gaten buren zomer beren slapen sloten 1 peren beren 2 muren 3 boten 4 platen Je leert hoe je woorden met een lange klank aan het eind van een klankgroep schrijft. jager klankgroep een lange klank: aa Je schrijft één teken: jager 5 dromer 6 gapen 2 Welke woorden kun je maken? Trek een lijn. bla gen da ten slo den bladen re vra bro den gen gel

3 spelling 28 1 Kies uit: emmer appels jammer ladder lekker Je leert hoe je woorden met een korte klank aan het eind van een klankgroep schrijft. 1 Er staat een l tegen de boom. ladder 2 Tess plukt a, 3 een hele e vol. 4 De b bakt er taarten mee. klankgroep een korte klank: a Je schrijft daarna twee dezelfde medeklinkers: 5 Alle mensen vinden ze l. 6 Maar Tess proeft niks. Wat j! 2 Schrijf het woord bij het gedicht. Een woord met een korte klank aan het eind van een klankgroep. Net als. 1 Om acht uur gaat die stomme we er. wekker 2 Wat is dat ja er, ik sliep zo le er. 3 Nu ben ik dus wel heel erg wa er. 4 Het brood is op, ik moet naar de ba er. 5 Schoenen kwijt! Dan maar op mijn so en. 6 Zo loop ik mi en op straat te sjokken. 7 Ik hinkel om de hondendr en. 8 En de heeft geen krentenb en. 9 Vandaag zit echt a es tegen, 10 want er liggen pla en van de regen.

4 spelling 28 1 Schrijf de woorden in de goede rij. Kies uit: bessen bezem bossen korte klank bessen hutten zomer bomen lippen poten potten lange klank Je leert hoe je woorden met een korte klank aan het eind van een klankgroep schrijft. klankgroep een korte klank: a Je schrijft daarna twee dezelfde medeklinkers: 2 Bedenk een rijmwoord. 1 willen brillen 2 lessen 3 bokken 4 meppen 5 bukken 6 bossen 7 binnen 8 lappen 9 gluren 10 draden

5 spelling 29 1 Kies uit: kleuter liever ieder heuvel koepel buiten moeder 1 Achter ons huis is een h. heuvel 2 Daarop staat een k. 3 Als kl kwam ik er vaak. Je leert hoe je woorden met een tweetekenklank schrijft. De tweetekenklank staat aan het einde van een klankgroep. keuken Verdeel het woord in klankgroepen: keu + ken Je hoort een tweetekenklank: eu Je schrijft op wat je hoort: keuken 4 Mijn m wees me ie plantje aan. 5 Nu speel ik nog steeds graag b. 6 Maar ik ga l verder weg. 2 ie, eu, oe, ui of ij? 1 Zie je die v ver? vÿver 2 Vr ger is daar iets gebeurd. 3 Aan de ver stond een meisje. 4 Ze was haar sl tel kwijt. 5 Haar gezicht was rood van w de. 6 Het water werkte als een sp gel. 7 Haar gezicht bleef voorg d zo staan. 8 Dus kijk l ver niet in het water. 9 Behalve als je een g de lach hebt.

6 spelling 29 1 Wat is het meervoud? 1 hoed hoeden 2 fout 3 voet 4 kous 5 duin 6 dier Je leert hoe je woorden met een tweetekenklank schrijft. De tweetekenklank staat aan het einde van een klankgroep. keuken Verdeel het woord in klankgroepen: keu + ken Je hoort een tweetekenklank: eu Je schrijft op wat je hoort: keuken 2 ie, ui, oe, eu, au of ou? 1 Ik ben dol op b ten spelen. buiten 2 Daarom ga ik naar de d nen. 3 Daar zoek in naar bl men. 4 Je vindt ze in alle kl ren. 5 Maar er staan veel str ken. 6 De stekels zijn net kl wen. 7 Moet je mijn m wen zien. 8 Ze zitten vol sch ren. 9 Daar zullen mijn ders niet blij mee zijn.