Schenking of vererving van aandelen in een onroerendgoed-, pensioen- of stamrechtvennootschap: Verkrijging van een echte onderneming?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Schenking of vererving van aandelen in een onroerendgoed-, pensioen- of stamrechtvennootschap: Verkrijging van een echte onderneming?"

Transcriptie

1 Schenking of vererving van aandelen in een onroerendgoed-, pensioen- of stamrechtvennootschap: Verkrijging van een echte onderneming? Een onderzoek naar de grens tussen ondernemings- en beleggingsvermogen voor toepassing van de bedrijfopvolgingsfaciliteiten in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956 Naam : Joris de Man Anr : Studierichting : fiscaal recht Examencommissie : prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken en mr. dr. N.C.G. Gubbels Inleverdatum : 22 augustus 2013

2 Inhoudsopgave Hoofdstuk- en paragraafindeling Voorwoord III 1. Inleiding Aanleiding van het onderzoek Doel van het onderzoek Onderzoeksvragen en toetsingskader Afbakening van het onderzoek Opbouw van het onderzoek 5 2. De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten De totstandkoming van de bedrijfsopvolgingsregeling De historische ontwikkeling in de inkomstenbelasting De historische ontwikkeling in de Successiewet Faciliteiten in de Wet IB 2001, de SW 1956 en de IW Inkomstenbelasting Schenk- en erfbelasting Invorderingswet Cijfermatige uitwerking bedrijfsopvolgingsfaciliteit Ondernemings- of beleggingsvermogen Het materiële ondernemingsbegrip in de Wet inkomstenbelasting Duurzame organisatie Arbeid en kapitaal Deelname aan het economische verkeer Het oogmerk om winst te behalen Ondernemingsvermogen in het algemeen Vorderingen Liquide middelen Tijdelijk of duurzaam overtollig Onroerend goed Onroerend goedvennootschappen Aankoop en verhuur van onroerend goed 30 I

3 3.3.2 Aankoop en verhuur van onroerend goed met aanvullende dienstverlening Aankoop en verkoop van onroerend goed, handel en projectontwikkeling Aankoop, renovatie, splitsing en uitponden van onroerend goed Pensioen- en stamrechtvennootschappen Wenselijk recht Knelpunten in de bedrijfsopvolgingsregelingen Complexiteit Voorwaarden voor vastgoedondernemers Rechtsvormneutraliteit bij vermogensetikettering Liquiditeits- betalingsproblemen Wenselijke aanpassingen bedrijfsopvolgingsregelingen Conclusie Literatuurlijst Parlementaire geschiedenis II

4 Voorwoord In dit onderzoek ga ik in op de vraag of vermogensbestanddelen van een onroerendgoed-, pensioenof stamrechtvennootschap kunnen kwalificeren als ondernemingsvermogen dan wel worden aangemerkt als beleggingsvermogen voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de inkomsten-, schenk- en erfbelasting. Dit onderzoek heb ik gedaan om na de mavo, gevolgd door de opleiding Sport & Bewegen en de HBO studie Fiscale Economie, ook mijn derde studie, Fiscaal Recht aan de Universiteit van Tilburg, te voltooien. Mijn interesse voor dit vraagstuk werd gewekt door de praktijkervaringen van collega s en het lezen van de wekelijkse vakliteratuur. Graag wil ik hierbij enkele woorden van dank richten aan degenen die eraan bij hebben gedragen dat ik zover heb mogen komen. Eerst dank ik prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken voor haar plaats in de examencommissie. In het bijzonder dank ik mr. dr. N.C.G. Gubbels als scriptiebegeleidster. Daarnaast dank ik alle docenten van de vakgroep Fiscaal Recht van de Universiteit van Tilburg van wie ik in de afgelopen jaren met veel plezier colleges en werkgroepen heb mogen volgen. Eveneens wil ik mijn vrienden bedanken voor hun support bij het schrijven. Tot slot wil ik mijn familie en vriendin bedanken. Dankzij jullie onvoorwaardelijke liefde en steun, hield ik vertrouwen om door te gaan met studeren en heb ik uiteindelijk het maximale eruit weten te halen. Joris de Man 22 augustus 2013 III

5 1. Inleiding 1.1 Aanleiding van het onderzoek Op de meerwaarde van aanmerkelijkbelangaandelen (hierna: ab-aandelen) in een vennootschap rust een (latente) inkomstenbelastingclaim. Bij schenking of vererving van de ab-aandelen moet deze belastingclaim in beginsel voldaan worden. Naast inkomstenbelasting dient over de waarde van de aandelen schenk- of erfbelasting betaald te worden. De gecombineerde belastingdruk bij schenking of vererving van ab-aandelen aan de echtgeno(o)t(e) en/of kind(eren) van de schenker/erflater kan oplopen tot 40%. Bij schenking of vererving van ab-aandelen aan anderen kan de gecombineerde belastingdruk zelfs oplopen tot 55%. 1 Indien in de vennootschap waarvan de aandelen worden geschonken of vererven een onderneming wordt gedreven, kan de betaling van de verschuldigde belasting de continuïteit van de onderneming in gevaar brengen, indien daarvoor liquide middelen aan de onderneming moeten worden onttrokken. Indien de begiftigde(n)/erfgena(a)m(en) in privé over onvoldoende liquide middelen beschikken, dient, indien in de vennootschap wel voldoende liquide middelen aanwezig zijn, dividend te worden uitgekeerd om de verschuldigde belastingen te voldoen. 2 Indien ook in de vennootschap onvoldoende liquide middelen aanwezig zijn, kan het noodzakelijk zijn om bedrijfsmiddelen te verkopen voordat dividend kan worden uitgekeerd. 3 Om te voorkomen dat de bedrijfsopvolging na overlijden of schenking wordt bemoeilijkt zijn in de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) en de Successiewet 1956 (hierna: SW 1956) bedrijfsopvolgingsfaciliteiten opgenomen en zijn in de Invorderingswet 1990 (hierna: IW 1990) 1 Bij verkrijging door echtgeno(o)t(e) en/of kind(eren) betreft de gecombineerde belastingheffing 25% inkomstenbelasting en maximaal 20% schenk- of erfbelasting. Ingeval de bruto verkrijging bijvoorbeeld een waarde heeft van moet over die , zonder rekening te houden met de verkrijgingsprijs, inkomstenbelasting betaald worden en moet over de die resteert na betaling van de inkomstenbelasting schenk- of erfbelasting betaald worden. Er blijft derhalve een netto verkrijging over van Bij verkrijging door anderen betreft de gecombineerde belastingheffing 25% inkomstenbelasting en maximaal 40% schenk- of erfbelasting. Ingeval de bruto verkrijging bijvoorbeeld een waarde heeft van moet over die inkomstenbelasting betaald worden en moet over de die resteert na betaling van de inkomstenbelasting schenk- of erfbelasting betaald worden. Er blijft derhalve een netto verkrijging over van De gecombineerde belastingdruk bedraagt in dit geval 55%. 2 Over het dividend dat wordt uitgekeerd om de erfbelasting te voldoen, dient echter eerst nog 25% inkomstenbelasting te worden afgedragen. Bij vererving van ab-aandelen kan de verschuldigde inkomstenbelasting worden voldaan met een netto dividenduitkering (art. 4.12a Wet IB 2001). Bij schenking van ab-aandelen dient over het dividend dat wordt uitgekeerd om de verschuldigde inkomsten- en schenkbelasting te voldoen, eerst nog 25% inkomstenbelasting te worden afgedragen. 3 Indien in deze activa stille reserves besloten liggen, dient over deze stille reserves ook nog eens 20% vennootschapsbelasting te worden betaald. 1

6 betalingsfaciliteiten opgenomen. 4 Met de faciliteiten in de Wet IB 2001 en SW 1956 beoogt de wetgever het algemeen sociaaleconomisch belang te dienen en verlies aan bedrijvigheid en werkgelegenheid te voorkomen. 5 Of de huidige faciliteiten die door de wetgever zijn gecreëerd ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn wordt in de literatuur betwist. Zo merkt Hoogeveen in haar proefschrift op dat de wetgever geen onderzoek heeft gedaan naar de noodzaak, de effectiviteit en de doelmatigheid van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. 6 Van Vijfeijken acht de vrijstelling zelfs overbodig. 7 Zo kan de bedrijvigheid en werkgelegenheid door een uitstelfaciliteit of een nietbelasting gerelateerde kredietfaciliteit, met eventueel een bijzonder tarief, ook volstaan. 8 Persoonlijk vraag ik mijzelf ook af of de huidige regeling daadwerkelijk noodzakelijk is. Echter ben ik van mening dat nu de regeling eenmaal bestaat, de regeling ook consequent in lijn met de doelstelling en de gestelde voorwaarden toegepast zou moeten worden. Met name in geval van vastgoed-, pensioen- en stamrechtvennootschappen. 1.2 Doel van het onderzoek Per 1 januari 2010 zijn de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Wet IB 2001 en de SW 1956 en de betalingsfaciliteiten in de IW 1990 voor de schenking en vererving van ab-aandelen gewijzigd. 9 Met ingang van 1 januari 2011 zijn de doorschuiffaciliteiten in art. 4.17a Wet IB 2001 wederom op onderdelen gewijzigd. 10 Eén van de belangrijkste wijzigingen per 1 januari 2010 is de beperking van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten voor de heffing van inkomstenbelasting tot de verkrijging van (materieel) ondernemingsvermogen. De wetgever wilde de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten meer toesnijden op de overgang van echte ondernemingen, waardoor alleen nog reële bedrijfsoverdrachten worden gefaciliteerd. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat indien in de onderneming ook beleggingsvermogen aanwezig is, er volgens de wetgever geen bedrijfseconomische reden bestaat om ook de verkrijging hiervan in alle gevallen te faciliteren. 11 Het doel van dit onderzoek is het beantwoorden van de vraag of de heffing van inkomsten- en schenk- of erfbelasting bij schenking of vererving van ab-aandelen in een onroerendgoed-, 4 Kamerstukken II , , nr. 3, p. 4.; Kamerstukken II , , nr. 3, p. 6 en Y.J.M. Pijpers, Historisch perspectief van de bedrijfsopvolgingsvrijstelling BDO De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten- een vrijstelling voor de verkrijger of voor de boedel?, p M.J. Hoogeveen, Kwaliteit van de fiscale bedrijsopvolgingswetgeving (Diss. Tilburg), Den Haag: SDU 2011, p Van Vijfeijken, De bedrijfsopvolgingsfaciliteit in het licht van het gelijkheidsbeginsel, Principieel belastingrecht: Liber amicorum Richard Happé, Nijmegen: Wolf Legal M.J. Hoogeveen, Fiscaal bedrijfsopvolgingsbeleid is onder de maat, Den Haag: SDU En M.J. Hoogeveen, Kwaliteit van de fiscale bedrijsopvolgingswetgeving (Diss. Tilburg), Den Haag: SDU 2011, p Wet van 17 december 2009, Stb. 2009, 564; Wet van 23 december 2009, Stb. 2009, Wet van 23 december 2010, Stb. 2010, Kamerstukken II , , nr. 3, p. 4-5 en p ; Kamerstukken II , , nr. 3, p. 5 en

7 pensioen- of stamrechtvennootschap in overeenstemming is met de doelstelling van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. Voor vennootschappen is het vanaf 2010 nog belangrijker aan de gestelde voorwaarden te voldoen waardoor de inkomstenbelastingclaim kan worden doorgeschoven en de verschuldigde erf- of schenkbelasting (grotendeels) wordt vrijgesteld. Indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan, kan de ondernemer sinds 2010 onder andere geen beroep meer doen op de renteloze betalingsfaciliteit en dient naast de verschuldigde schenk- of erfbelasting ook acuut de inkomstenbelasting te worden voldaan. 1.3 Onderzoeksvragen en toetsingskader Onderzoeksvragen: Kan een onroerendgoed-, pensioen- of stamrechtvennootschap geacht worden een echte onderneming te drijven? Met andere woorden: Kan de verkrijging bij schenking of vererving van ab-aandelen in een onroerendgoed-, pensioen-, of stamrechtvennootschap kwalificeren voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Wet IB 2001, de SW 1956 en de betalingsfaciliteiten in de IW 1990? Maakt het voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Wet IB 2001 en de SW 1956 en de betalingsfaciliteiten in de IW 1990 een verschil of een pensioen- of stamrechtvennootschap, bij schenking of vererving van de ab-aandelen hierin, in de opbouw- of uitkeringsfase verkeert? Toetsingskader: Onderzocht wordt in hoeverre onroerendgoed-, pensioen-, of stamrechtvennootschappen aanspraak kunnen maken op de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de inkomsten-, schenk- en erfbelasting. Daarnaast wordt onderzocht of de bedrijfsopvolgingsregeling in lijn met haar doelstelling en de gestelde voorwaarden toegepast kan worden. 1.4 Afbakening van het onderzoek Het onderzoek richt zich op de gevolgen van schenking of vererving van ab-aandelen in een onroerendgoed-, pensioen- of stamrechtvennootschap voor de heffing van inkomsten-, schenk- en erfbelasting. 3

8 Het onderzoek beperkt zich tot schenking of vererving van ab-aandelen in een situatie waarin zowel de schenker/erflater als de begiftigde(n)/erfgena(a)m(en) in Nederland wonen en aldus binnenlandse belastingplichtigen zijn (art. 2.1 lid 1 sub a Wet IB 2001 jo. art. 1 lid 1 SW 1956). Internationale en Europeesrechtelijke aspecten van schenking of vererving van ab-aandelen worden derhalve buiten beschouwing gelaten. Situaties waarbij sprake is van buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen (art. 7 lid 1 Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting) worden eveneens niet behandeld. Voorondersteld wordt dat de schenker/erflater gehuwd is onder het maken van huwelijkse voorwaarden waarbij de uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen is overeengekomen (koude uitsluiting). De verdeling van een door overlijden ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, alsmede de werking van een in huwelijkse voorwaarden opgenomen periodiek of finaal verrekenbeding worden derhalve niet behandeld. De schenker/erflater wordt geacht aanmerkelijkbelanghouder te zijn van gewone aandelen (art. 4.6 Wet IB 2001). De gevolgen van schenking of vererving van cumulatief preferente aandelen, soortaandelen (art. 4.7 Wet IB 2001), een fictief aanmerkelijk belang (art Wet IB 2001) of een meegetrokken aanmerkelijk belang (art Wet IB 2001) worden derhalve niet behandeld. Voorondersteld wordt dat de schenker/erflater voldoet aan de bezitstermijn van vijf jaar bij schenking respectievelijk één jaar bij overlijden (art. 35b lid 5 SW 1956 jo. art. 35d SW 1956). Ook wordt verondersteld dat de begiftigde(n)/erfgena(a)m(en) voldoet/voldoen aan het voortzettingsvereiste van vijf jaar (art. 35b lid 5 SW 1956 jo. art. 35e SW 1956) en dat de begiftigde(n) voldoet/voldoen aan het dienstbetrekkingsvereiste van 36 maanden (art. 4.17c lid 1 sub d Wet IB 2001). Tot slot zal niet worden onderzocht of de bedrijfsopvolgingsregeling vanaf 2005 discriminatoir is. 12 In het vervolg van dit onderzoek gaat het derhalve om de vraag of onder de verkrijging van ondernemingsvermogen kan worden verstaan de verkrijging van aandelen in een onroerendgoed-, pensioen- of stamrechtvennootschap. 12 RB Breda 13 juli 2012, nr. AWB 11/5509, LJN BX

9 1.5 Opbouw van het onderzoek De onderzoeksvragen worden als volgt uitgewerkt: In hoofdstuk 2 wordt de historische ontwikkeling van en de huidige werking en voorwaarden voor een beroep op de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Wet IB 2001, SW 1956 en de IW 1990 uiteengezet. In hoofdstuk 3 zullen op de eerste plaats de vier elementen van het materiële ondernemingsbegrip uit de inkomstenbelasting worden behandeld. Vervolgens zijn in dit hoofdstuk een aantal soorten vermogen die een centrale rol spelen bij de bedrijfsopvolgingsregeling nader uitgewerkt. Aansluitend zullen activiteiten van onroerend goedvennootschappen in vier categorieën uiteen worden gesplitst. Per categorie wordt uiteengezet of de activiteiten leiden tot materieel ondernemen of beleggen. Ter afsluiting van dit hoofdstuk zal het vraagstuk of pensioen- en stamrechtvennootschappen eveneens kunnen kwalificeren als materiële onderneming worden behandeld. Nadat in hoofdstuk 2 het wettelijke kader van de bedrijfsopvolgingsregeling is geschetst en in hoofdstuk 3 de opvattingen uit de jurisprudentie, literatuur en parlementaire geschiedenis zijn belicht en eventueel weerlegd, ga ik in hoofdstuk 4 in op de manco s van de regeling en zal ik uiteenzetten op welke wijze de regeling beter aan zou sluiten bij haar doel en strekking. Ten slotte worden in hoofdstuk 5 de eindconclusies gegeven en worden de onderzoeksvragen beantwoord. 5

10 2. De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Met ingang van 1 januari 2010 zijn de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Wet IB 2001 en de SW 1956 en de betalingsfaciliteiten in de Invorderingswet 1990 (hierna: IW 1990) voor schenking en vererving van ab-aandelen gewijzigd. 13 Per 1 januari 2011 zijn de doorschuiffaciliteiten in de Wet IB 2001 wederom op onderdelen gewijzigd. 14 In dit hoofdstuk worden de werking van en de voorwaarden voor toepassing van de faciliteiten waarop bij schenking en vererving van ab-aandelen een beroep kan worden gedaan, uiteengezet. Allereerst zal in paragraaf 2.1. de historische ontwikkeling van de bedrijfsopvolgingsregeling in de inkomstenbelasting en erfbelasting worden geschetst. In paragraaf 2.2 wordt vervolgens de huidige werking van de doorschuiffaciliteiten in de Wet IB 2001, de bedrijfsopvolgingsregeling in de SW 1956 en de betalingsfaciliteit in IW 1990 behandeld. In paragraaf 2.3 wordt ingegaan op de voorwaarden voor toepassing van de faciliteiten in de Wet IB 2001, de SW 1956 en de IW Tot slot zal in paragraaf 2.4. de werking van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit cijfermatig in kaart worden gebracht. 2.1 De totstandkoming van de bedrijfsopvolgingsregeling De historische ontwikkeling in de inkomstenbelasting De regeling om vervreemdingsvoordelen uit aanmerkelijk belang te belasten, werd via het Besluit Inkomstenbelasting 1941 geïntroduceerd in de inkomstenbelasting. De regeling kende geen doorschuiffaciliteiten voor de verschuldigde inkomstenbelasting ingeval ab-aandelen werden geschonken of krachtens erfrecht overgingen op de begiftigde(n)/erfgena(a)m(en). De noodzaak tot een dergelijke regeling was er namelijk niet. Zo werd het moment van overlijden van de ab-houder niet als heffingsmoment aangemerkt. De waardeaangroei van de aandelen die tijdens leven van de erflater was gerealiseerd, werd bij overlijden niet met inkomstenbelasting belast. Bij de erfgenamen werd ook geen inkomstenbelasting geheven doordat de verkrijgingsprijs van het ab-pakket gelijk werd gesteld aan de waarde in het economische verkeer ten tijde van het overlijden van de erflater. 13 Wet van 17 december 2009, Stb. 2009, 564; Wet van 23 december 2009, Stb. 2009, Wet van 23 december 2010, Stb. 2010, Kamerstukken II , , nr. 3, p en 62; Kamerstukken II , , nr. 3, p A.C. Rijkers en J.E.A.M. van Dijck, De aanmerkelijkbelangregeling in de Wet IB 1964 en Wet IB 2001, Deventer, FED 2000, p Het heffingslek bij overlijden is het gevolg van de uitspraken in HR 24 november 1943, B 7740 en HR 2 april 1947, B

11 Het schenken van aandelen werd in tegenstelling tot vererving wel aangemerkt als vervreemding. 18 Omdat een vervreemdingsprijs bij schenking ontbrak was eveneens hier geen mogelijkheid om tot heffing over te gaan. 19 De waarde van de aandelen op het moment van de schenking (vervreemdingsprijs) werd net zoals bij de overgang krachtens erfrecht gelijk gesteld aan de waarde in het economisch verkeer. 20 In 1958 werd het heffingslek in de inkomstenbelasting bij schenking en vererving van ab-aandelen door middel van het wetsvoorstel Inkomstenbelasting 1958 gedicht. 21 Zowel bij schenking als bij overlijden werd geheven over de waarde in het economische verkeer van het ab-pakket minus de fiscale boekwaarde van de tot het bedrijfsvermogen behorende zaken. Door het ontstaan van een afrekenmoment in de inkomstenbelasting voor ab-aandelen was vanaf dat moment behoefte aan een doorschuiffaciliteit. Bij de invoering van de Wet Inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet IB 1964) werd gedeeltelijk gehoor gegeven aan deze behoefte. Een van de redenen voor het introduceren van een doorschuiffaciliteit was onder andere het bevorderen van de continuïteit van de onderneming door het wegnemen van de belastingdruk bij het overlijden van de ondernemer. 22 De hoofdregel was dat de verkrijgingsprijs van aandelen en winstbewijzen die krachtens erfrecht werden verkregen, kon worden doorgeschoven naar de rechtsopvolger. Op verzoek kon de rechtsopvolger alsnog afrekenen. 23 In tegenstelling tot vererving gold de doorschuiffaciliteit niet ingeval ab-aandelen werden geschonken. De keuze van de wetgever was opmerkelijk aangezien voor IB-ondernemers 24 wel een doorschuiffaciliteit was opgenomen voor het geruisloos doorschuiven van de inkomstenbelastingclaim binnen de familie. Door deze maatregel was bedrijfsoverdracht krachtens schenking fiscaal niet aantrekkelijk. Op 1 januari 1997 trad de herziende ab-regeling in werking. 25 De doorschuiffaciliteit ingeval van overlijden bleef gehandhaafd. Nieuw was de introductie van een faciliteit ingeval ab-aandelen werden geschonken. De faciliteit was niet bedoeld om de inkomstenbelastingclaim door te schuiven naar de begiftigde(n) maar maakte het mogelijk om de verschuldigde belasting, renteloos in tien 18 HR 8 januari 1947, B J.H. Christiaanse 1961, p HR 9 oktober 1957, nr , BNB 1957/302; HR 8 januari 1947, nr. B Kamerstukken II 1958/59, De maatregel om het heffingslek te dichten is overgenomen uit de Wet Belastingherziening 1950, art. 7 lid Kamerstukken II 1962/63, 5 380, nr. 19, p Art. 39 lid 9 en lid 10 Wet IB Art. 17 Wet IB 1964, nu opgenomen in art Wet IB Kamerstukken II , , nr. 3. 7

12 jaarlijkse termijnen te betalen. 26 Vanaf de introductie van de Wet IB 2001 zijn de doorschuiffaciliteiten opgenomen in artikel 4.17 Wet IB 2001 (oud). In artikel 4.16 eerste lid onderdeel e Wet IB 2001 wordt de overgang onder algemene titel alsmede de overgang krachtens erfrecht onder bijzondere titel als fictieve vervreemding aangemerkt. Net zoals onder de regeling van art. 39 Wet IB 1964 is doorschuiven van de inkomstenbelastingclaim de hoofdregel. Op verzoek kon worden afgerekend. 27 In 2009 is in de notitie Fiscale positie DGA 28 de doorschuiffaciliteit opnieuw beoordeeld en is onderzocht of de regeling vereenvoudigd en verbeterd kon worden. Naar aanleiding van dit onderzoek is met ingang van 2010 artikel 4.17 Wet IB 2001 (oud) aangevuld met art. 4.17a, 4.17b en uitgebreid met de doorschuiffaciliteit voor het schenken van ab-aandelen door de introductie van de artikel 4.17c Wet IB Bij de evaluatie van de doorschuiffaciliteit is geconcludeerd dat DGA s voor een omvangrijk deel de drijvende kracht achter onze economie vormen en in belangrijke mate economische bedrijvigheid creëren. Om de kracht van deze groep voor de Nederlandse economie fiscaal te ondersteunen werd het noodzakelijk geacht om ook een doorschuifregeling bij schenking van ab-aandelen te introduceren. 29 Enerzijds om tot een evenwichtige behandeling te komen ingeval ab-aandelen worden geschonken of vererven en anderzijds om de fiscale prikkel om met de bedrijfsoverdracht te wachten tot dat de ab-houder is overleden, weg te nemen. Tot 2010 was de doorschuifregeling zodanig vormgegeven dat het mogelijk was om de inkomstenbelastingclaim bij overlijden oneindig van generatie op generatie uit te stellen. Het oneindig uitstelling is niet in overeenstemming met het draagkrachtbeginsel dat aan de Wet IB 2001 ten grondslag ligt. 30 Het volledig belasten van de gehele meerwaarde op ab-aandelen ingeval van schenking of vererving werd vanwege het belang voor de economie ook niet wenselijk geacht. Om te bereiken dat juist de DGA s die voor economische bedrijvigheid en werkgelegenheid zorgen in aanmerking te laten komen voor de doorschuifregeling, is de regeling vanaf 2010 alleen toegesneden op het faciliteren van ondernemingsvermogen. Door de introductie van de materiële ondernemingstoets heeft de wetgever proberen te bereiken dat de doorschuiffaciliteit vanaf 2010 alleen is in te roepen indien sprake is van echt ondernemen Art. 25 lid 9 IW Art Wet IB Kamerstukken II , , nr. 3, p.5. DGA staat voor de afkorting directeur groot aandeelhouder. 29 Kamerstukken II , , nr Kamerstukken II , , nr. 7, p Kamerstukken II , , nr. 3, p.5. 8

13 Het verloop van de regeling in de inkomstenbelasting is kort samengevat als volgt: introductie ab-regeling, geen heffing bij schenken en overlijden invoering Wet IB 1964, introductie doorschuiffaciliteit bij overlijden doorschuiffaciliteiten opgenomen in art Wet IB 2001 (oud) Figuur 1 heffingslek gedicht, afrekenen over wev -/- fiscale boekwaarde ab-claim door schenking renteloos in 10 jaarlijkse termijnen te betalen introductie van doorschuiffaciliteit bij schenking van ab-aandelen en materiële ondernemingstoets bij overlijden De historische ontwikkeling in de Successiewet 1956 De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet kent haar oorsprong al van vóór De allereerste faciliteit bestond in de vorm van een algemene betalingsregeling. De wetgever hielp destijds in het bijzonder ondernemers met liquiditeitsproblemen in de onderneming die ontstonden door het overlijden van de ondernemer. Zo nodig werd de betalingsregeling op soepele wijze toegepast waardoor het in sommige gevallen mogelijk was om uitstel van betaling voor de verschuldigde successierechten te krijgen. In de oude wettekst van artikel 65 SW 1956 werden geen inhoudelijke eisen gesteld. Zo werd geen onderscheid gemaakt tussen vererving van materieelen/of beleggingsvermogen van de onderneming en bestond geen voorwaarde om de onderneming gedurende een bepaalde periode voort te zetten. De betalingsregeling die vanaf 1981 werd geïntroduceerd was meer ingekaderd. De regeling bestond uit rentedragend uitstel van betaling voor een periode van vijf jaar. Inhoudelijk werden nog niet te veel eisen gesteld. Ook in deze regeling werd slechts zeer beperkt onderscheid gemaakt in het type vermogen waarvoor uitstel van betaling kon worden verkregen. Ook van een voortzettingseis voor de verkrijgers was in art 65 (oud) SW 1956 nog geen sprake. Vanaf 1984 veranderde de betalingsfaciliteit 33 van rentedragend uitstel in renteloos uitstel van betaling. De termijn van vijf jaar bleef gehandhaafd. De faciliteit stelde de erfgenamen in staat om ingeval van onvoldoende middelen de successierechten gespreid te betalen. Omdat de regeling slechts ingeval van onvoldoende middelen was in te roepen werd uitstel van betaling renteloos. Inhoudelijk werden aanvullende eisen gesteld waardoor de regeling voor een beperktere groep open 32 Als naslagweg voor de historische ontwikkeling in de Successiewet 1956 is o.a. het artikel van Y.J.M. Pijpers, Historisch perspectief van de bedrijfsopvolgingsvrijstelling BDO De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten- een vrijstelling voor de verkrijger of voor de boedel?, gebruikt. 33 Vanaf 1 januari 1984 werd de regeling vermeld in art. 59a (oud) SW 1956 jo. art. 10a (oud) UB SW

14 stond. De regeling had als doelstelling het voorkomen van liquiditeitsproblemen bij de verervende ondernemingen. Voor het eerst gaf de wetgever hier aan dat de betalingsregeling specifiek gold voor gevallen waarbij ondernemingsvermogen werd verkregen en waarbij de erfgenamen ook het voornemen hadden om de onderneming daadwerkelijk voort te zetten. 34 Daarnaast gaf de wetgever in de regeling vanaf 1984 voor de eerste maal duidelijk aan dat de betalingsfaciliteit ook van toepassing was als een overbedelingsvordering ter grootte van het in de nalatenschap aanwezige ondernemingsvermogen werd verkregen. Tussen 1984 tot 1997 veranderde de betalingsregeling slechts beperkt. Zo verhuisde de betalingsregeling per 1 juni 1990 van de SW 1956 naar art. 25 IW De betalingsregeling was zowel door de verkrijger van het ondernemersvermogen als door degene die de met het ondernemingsvermogen corresponderende overbedelingsschuld kreeg, in te roepen mits de onderneming werd voortgezet. De grootste verandering kwam vanaf 1 januari 1997 in de SW Vanaf 1 januari 1997 werd in de wet 35 de kwijtscheldingsfaciliteit geïntroduceerd. De faciliteit was tweeledig. Voor 25% werd de verschuldigde erfbelasting over het verkregen ondernemersvermogen kwijtgescholden indien de onderneming voor vijf jaar, ingeval van overlijden, en tien jaar, in geval van schenking, werd voortgezet. Het resterende deel van de verschuldigde erfbelasting kon in maximaal tien jaarlijkse termijn renteloos worden betaald. 36 De kwijtscheldingsvrijstelling was alleen van toepassing indien ondernemingsvermogen werd verkregen. Overbedelingsvorderingen ter grootte van het ondernemersvermogen werden in tegenstelling tot de regelingen tussen 1984 tot 1997 niet meer door de wetgever gefacilieerd. De wetgever was van mening dat geen aanleiding bestond om kwijtschelding van een recht te verlenen aan erfgenamen die slechts een geldbedrag ontvingen. 34 De gedachte van de wetgever om de betalingsregeling op deze wijze vorm te geven was als volgt: ( ) indien bij de verkrijging van ondernemingsvermogen niet voldoende ander vermogen overgaat om het over de verkrijging verschuldigde schenk- of successierecht te betalen zich een liquiditeitsprobleem kan voordoen zodat er aan het ondernemingsvermogen gelden moeten worden onttrokken om het verschuldigde recht te voldoen. Dit kan de continuïteit van de ondernemer in gevaar brengen. Kamerstukken II 1983/84, , nrs. 1-3, p Art. 26 lid 4 (oud) IW 1990 jo. art. 6a (oud) UR IW Art. 25 lid 9 (oud) IW 1990 jo. art. 6 (oud) UR IW

15 In de periode tot 2010 werd de vrijstelling verder verruimd tot achtereenvolgens 30% vanaf 2002, 60% vanaf 2005 en 75% vanaf Ook werd renteloos uitstel van betaling omgezet in rentedragend uitstel van betaling. Het verloop van de regeling in de SW 1956 is kort samengevat als volgt: algemene betalingsregeling bij overlijden ondernemer 5 jaar renteloos uitstel, verplicht voortzetten, faciliteit ook voor kwijtscheldingsfaciliteit 30%, rentedragend uitstel 100% resp. 83% vrijstelling voor materiële ondernemingen Figuur 2 5 jaar rentedragend uitstel van betaling introductie kwijtscheldingsfaciliteit 25%, ovebedelingsvorderingen niet meer gefacillieerd kwijtscheldingsfaciliteit per 2005 verruimd naar 60% en vanaf 2007 naar 75% 2.2 Faciliteiten in de Wet IB 2001, de SW 1956 en de IW Inkomstenbelasting Ingeval ab-aandelen worden geschonken, vervreemdt de schenker zijn/haar aandelen op grond van art aanhef en sub b Wet IB 2001 aan de begiftigde(n). Ingeval ab-aandelen vererven, wordt de erflater fictief geacht zijn/haar aandelen te hebben vervreemd aan de erfgena(a)m(en) (art lid 1 sub e Wet IB 2001). 37 Over het (fictieve) vervreemdingsvoordeel dat de schenker/erflater geacht wordt te hebben behaald, wordt in beginsel ten laste van hem/haar 25% inkomstenbelasting geheven over de waarde in het economisch verkeer van de aandelen minus de verkrijgingsprijs van de aandelen. 38 De doorschuiffaciliteiten in de inkomstenbelasting voorzien op verzoek 39 en onder voorwaarden in een uitstel van 25% inkomstenbelasting. De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten kunnen bij schenking of vererving worden toegepast op aandelen in een vennootschap waarin de schenker/erflater een (indirect) aanmerkelijk belang, dat wil zeggen een belang van meer dan 5% houdt. 40 De vennootschap waarop dit aanmerkelijk belang betrekking heeft moet een actieve onderneming drijven (art. 4.17a lid 1 sub a Wet IB 2001 jo. art. 4.17c lid 1 sub a Wet IB 2001 / art. 35b lid 5 SW 1956 jo. art. 35c lid 1 sub c Wet IB 2001). Bij schenking is daarnaast vereist dat de begiftigde(n) 37 De verkrijging onder algemene titel ziet onder andere op de erfopvolging op basis van het versterferfrecht en krachtens een in een uiterste wilsbeschikking opgenomen erfstelling. De verkrijging krachtens erfrecht onder bijzondere titel ziet onder andere op de verkrijging krachtens een in een testament opgenomen legaat. 38 Dit volgt uit art lid 1 Wet IB 2001 jo. art Wet IB 2001 jo. art lid 1 Wet IB 2001 jo. art lid 1 Wet IB Zie art. 4.17a t/m 4.17c lid 1 Wet IB 2012 en o.a. besluit 4 september 2012, nr. BLKB2012/101M. 40 Door de introductie van de flex-bv is betrekkelijk eenvoudig geworden om een aanmerkelijk belang te creëren Zo kan door het wijzigen van de statuten het stem en/of winstrecht worden aangepast waardoor een aparte soort aandelen ontstaat. 11

16 gedurende ten minste 36 maanden voorafgaande aan de schenking bij de onderneming in dienst moet/moeten zijn (art. 4.17c lid 1 sub d Wet IB 2001). Indien aan alle voorwaarden wordt voldaan, kan de heffing van 25% inkomstenbelasting bij schenking of vererving blijkens art. 4.17a lid 2 Wet IB 2001 jo. art. 4.17c lid 2 Wet IB 2001 worden uitgesteld, indien en voor zover de waarde van de aandelen correspondeert met ondernemingsvermogen. Op basis van art. 4.39a lid 1 Wet IB 2001 jo. art. 4.39c lid 1 Wet IB 2001 wordt de verkrijgingsprijs van de schenker/erflater doorgeschoven naar de begiftigde(n)/erfgena(a)m(en). Indien en voor zover de waarde correspondeert met beleggingsvermogen dient acuut 25% inkomstenbelasting voldaan te worden over het verschil tussen de verkrijgingsprijs en de waarde in het economisch verkeer van de aandelen. Op grond van art lid 2 Wet IB 2001 is het toegestaan om de verkrijgingsprijs volledig toe te rekenen aan het beleggingsvermogen. Ter voldoening van deze acute afrekening is het mogelijk op verzoek een netto dividenduitkering, vrij van dividend- en inkomstenbelasting, te doen (art. 4.12a Wet IB 2001). Het verzoek is vormvrij en dient bij de desbetreffende belastinginspecteur ingediend te worden. Deze dividenduitkering dient binnen 24 maanden na het overlijden van de erflater te worden gedaan. Bij schenking van de aandelen bestaat niet de mogelijkheid om belastingvrij dividend uit te keren Schenk- en erfbelasting Ingeval ab-aandelen worden geschonken of vererven, dient, naast inkomstenbelasting, over de waarde van de aandelen schenk- of erfbelasting betaald te worden. De faciliteit in de schenk- en erfbelasting voorziet, na aftrek van een (latente) aanmerkelijk belangclaim, op verzoek en onder voorwaarden, in een vrijstelling van 100% voor de waarde van het ondernemingsvermogen tot , en 83% voor de waarde daarboven (art. 35b SW 1956). Voor de SW 1956 geldt een minimum vóórperiode en een minimum náperiode. De vóórperiode, de minimum bezitstermijn van de aandelen voorafgaande aan de schenking of het overlijden, is vijf jaar bij schenking en één jaar bij overlijden (art. 35b lid 5 SW 1956 jo. art. 35d SW 1956). De náperiode, de minimumperiode gedurende welke de begiftigde(n)/erfgena(a)men de aandelen dient/dienen te behouden en de onderneming dient/dienen voort te zetten, is vijf jaar (art. 35b lid 5 SW 1956 jo. art. 35e SW 1956). Voor de faciliteiten in de inkomstenbelasting geldt géén 12

17 vóórperiode (bezitstermijn) en géén náperiode (voortzettingsvereiste). Dit komt omdat de (latente) belastingclaim in vrijwel alle gevallen gewaarborgd blijft. 41 Indien en voor zover de waarde van de aandelen correspondeert met ondernemingsvermogen, en ook aan de overige voorwaarden wordt voldaan, kan de bedrijfsopvolgingsfaciliteit worden geclaimd waardoor het tarief voor de schenk- of erfbelasting daalt van 20% naar (afgerond) 3,4%. 42 De wetgever staat toe om het bedrag aan beleggingsvermogen dat gelijk is aan 5% 43 van het ondernemingsvermogen eveneens te laten kwalificeren voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. Indien en voor zover de waarde correspondeert met het overige beleggingsvermogen dient acuut 10% tot maximaal 40% schenk- of erfbelasting voldaan te worden Invorderingswet In de IW 1990 is geen betalingsfaciliteit opgenomen voor de 25% inkomstenbelasting en de 20% schenk- of erfbelasting die acuut dient te worden voldaan over de waarde van het beleggingsvermogen. Uitstel van betaling, dan wel gespreide betaling van de verschuldigde inkomsten- en schenk- of erfbelasting, is derhalve niet mogelijk indien en voor zover de waarde van de aandelen correspondeert met beleggingsvermogen. De betalingsfaciliteit in de IW 1990 voorziet slechts in een uitstel van betaling voor de schenk- of erfbelasting die verschuldigd is over de waarde van het ondernemingsvermogen. Indien en voor zover de waarde van de aandelen correspondeert met ondernemingsvermogen, mag de verschuldigde schenk- of erfbelasting (3,4%; zie paragraaf 2.2.2) ingevolge art. 35b lid 2 SW 1956 jo. art. 25 lid 12 IW 1990 jo. art. 6a Uitv.reg. IW 1990, op verzoek van de begiftigde(n)/erfgena(a)m(en), in 10 jaar worden voldaan (rentedragend). 41 Uitzondering op de hoofdregel is bijvoorbeeld in geval van emigratie. Bij emigratie is het mogelijk om na 10 jaar van de inkomstenbelastingclaim verlost te zijn. 42 Ondernemingsvermogen boven de is voor 83% vrijgesteld. De heffingsgrondslag bedraagt dan 17% maal het tarief van de schenk- of erfbelasting. 17% x 20% = 3,4%. 43 Zie (art. 4.17a lid 1 aanhef en sub a en lid 6 Wet IB 2001 jo. art. 4.17c lid 1 aanhef en sub a en lid 3 Wet IB 2001 / art. 35c lid 1 aanhef en sub c SW 1956). Tot 2010 was de grens gesteld op 15% van het ondernemingsvermogen. 44 Bij verkrijging door echtgeno(o)t(e) en/of kind(eren) van de schenker/erflater dient door hen maximaal 20% schenk- of erfbelasting betaald te worden. Toepassing van de faciliteiten in de SW 1956 leidt er in dat geval toe dat het tarief voor de schenk- of erfbelasting daalt van maximaal 20% naar (afgerond) 3,4% en de gecombineerde belastingdruk zelfs van 40% naar 3,4% (zie ook voetnoot 1). Ingeval de bruto verkrijging bijvoorbeeld een waarde heeft van moet over die schenk- of erfbelasting betaald worden. Er blijft derhalve een netto verkrijging over van Bij verkrijging door anderen dient door hen maximaal 40% schenk- of erfbelasting betaald te worden. Toepassing van de faciliteiten in de SW 1956 leidt er in dat geval toe dat het tarief voor de schenk- of erfbelasting daalt naar (afgerond) 6,8% en de gecombineerde belastingdruk zelfs van 55% naar 6,8% (zie ook voetnoot 1). Ingeval de bruto verkrijging bijvoorbeeld een waarde heeft van moet over die schenk- of erfbelasting betaald worden. Er blijft derhalve een netto verkrijging over van

18 Ingeval niet (meer) wordt voldaan aan de náperiode van vijf jaar (voortzettingsvereiste) voor toepassing van de faciliteit in de schenk- en erfbelasting vervalt de voorwaardelijke vrijstelling. Het verleende uitstel van betaling voor de verschuldigde schenk- of erfbelasting wordt direct beëindigd (zie paragraaf 2.2.3) en het totale vermogen van de onderneming wordt alsnog belast met de reguliere schenk- of erfbelastingtarieven (zie paragraaf 2.2.2). 2.3 Cijfermatige uitwerking bedrijfsopvolgingsfaciliteit Om het vorenstaande te verduidelijken is in onderstaand schema de fiscale behandeling in het geval wel en niet de bedrijfsopvolgingsfaciliteit kan worden toegepast, uiteengezet. Uitwerking 100% vrijstelling Géén faciliteiten Wel faciliteiten Waarde aandelen Acute inkomstenbelasting (25% x ) n.v.t. Latente inkomstenbelastingclaim (6,25%) n.v.t Belaste waarde % vrijstelling n.v.t Erfbelasting (10% x ) Erfbelasting (20% x ) Netto verkrijging Inkomstenbelasting Erfbelasting Totaal verschuldigde belasting

19 Uitwerking 83% vrijstelling Géén faciliteiten Wel faciliteiten Waarde aandelen Acute inkomstenbelasting (25% x ) n.v.t. Latente inkomstenbelastingclaim (6,25%) n.v.t % vrijstelling n.v.t Belaste waarde Erfbelasting (10% x ) Erfbelasting (20% x resp. 20% x ) Netto verkrijging Inkomstenbelasting Erfbelasting Totaal verschuldigde belasting

20 3. Verkrijging van ab-aandelen in een onroerendgoed-, pensioenof stamrechtvennootschap: verkrijging van aandelen in een onderneming met ondernemings- of beleggingsvermogen? In het vorige hoofdstuk zijn de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Wet IB 2001 en de SW 1956 en de betalingsfaciliteiten in de IW 1990 voor schenking en vererving van ab-aandelen uiteengezet. In art. 4.17a, eerste lid, sub a Wet IB 2001 is de eis opgenomen dat alleen de verkrijging van aandelen in een onderneming als bedoeld in art. 3.2 Wet IB 2001 kwalificeert voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. Om antwoord te kunnen geven op de vraag of de verkrijging van abaandelen in onroerendgoed-, pensioen- of stamrechtvennootschap kwalificeert, zullen in dit hoofdstuk de kenmerken van ondernemings- en/of beleggingsvermogen uiteen worden gezet. Als eerste zal ik het materiële ondernemingsbegrip in de Wet IB 2001 behandelen. Vervolgens zal ik een aantal verschillende soorten vermogen, die een centrale rol spelen bij de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit, nader uitwerken. In 3.1 zal uiteen worden gezet onder welke activiteiten van een onroerendgoedvennootschap kan kwalificeren voor de bedrijfsopvolgingsregeling in de Wet IB 2001 en SW Vervolgens zal aan het eind van dit hoofdstuk worden ingegaan op de kwalificatie van vermogen in onroerendgoed-, pensioen- en stamrechtvennootschappen. 3.1 Het materiële ondernemingsbegrip in de Wet IB 2001 Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat voor het begrip ondernemingsvermogen dient te worden aangesloten bij het objectieve ondernemingsbegrip uit de inkomstenbelasting. Een onderneming is een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid die deelneemt aan het economische verkeer met het oogmerk om winst te behalen. 45 Of de onderneming voor rekening van de schenker/erflater wordt gedreven of in de vorm van een vennootschap, maakt hierbij geen verschil. Er is sprake van ondernemings- en/of beleggingsvermogen, welke vaststelling moet plaatsvinden alsof de vennootschap een IB-onderneming drijft. Beoordeeld moet worden of sprake is van meer dan normaal vermogensbeheer. Indien sprake is van meer dan normaal vermogensbeheer, moet vastgesteld worden of, indien dezelfde activiteiten niet door de vennootschap maar door een natuurlijk persoon worden uitgevoerd, sprake is van een werkzaamheid (resultaat uit overige werkzaamheden) of van een IB-onderneming (winst uit onderneming) Kamerstukken II , , nr. 23, p. 14; Kamerstukken II , , nr. 3, p Kamerstukken II , , nr. 9, p

21 Als ondernemingsvermogen wordt aangemerkt de bezittingen en schulden voor zover deze toerekenbaar zijn aan een in de vennootschap gedreven onderneming als bedoeld in artikel 3.2 Wet IB 2001, of aan een in de vennootschap gehouden medegerechtigdheid als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onderdeel a Wet IB De vraag of sprake is van een onderneming moet vanaf 2010 worden beantwoord aan de hand van de regels die daarvoor gelden in de winstsfeer voor de inkomstenbelasting. De wetgever heeft gekozen om niet meer aan te sluiten bij het ondernemingsbegrip uit artikel 2, eerste lid, onderdeel e van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb 1969) maar voor het winstbegrip uit de inkomstenbelasting om meer rechtsvormneutraliteit te creëren. Een duurzame organisatie van kapitaal, arbeid, deelname aan het economische verkeer en het oogmerk winst behalen zijn, de toetsingscriteria om vast te stellen of er sprake is van een objectieve onderneming. Over deze rechtsregel is veel jurisprudentie verschenen. Uit de rechtspraak blijkt dat de vraag of sprake is van een onderneming een vraag van feitelijke aard is. Per geval zal aan de hand van de feiten en omstandigheden worden beoordeeld of er sprake is van een materiële onderneming. 47 Bij de beoordeling wordt gekeken naar de manier waarop de ondernemer zijn werkzaamheden heeft ingericht. Of sprake is van een onderneming, wordt op zowel objectieve als subjectieve wijze vastgesteld Duurzame organisatie Bij de beoordeling of sprake is van een duurzame organisatie wordt gekeken naar de duurzaamheidseis. Met deze eis wordt bedoeld: voor een zekere tijd, anders dan voorbijgaand, zulks te beoordelen ten tijde van de aanvang van de werkzaamheden. 48 Dit betekent niet dat alleen gevallen van langdurig ondernemen voldoen aan de eis van duurzaam ondernemen. Zo kan een organisatie kortstondig activiteiten ontplooien die eveneens als onderneming zijn aan te merken, zoals een beurs of tentoonstelling. 49 De duurzaamheid van een organisatie wordt getoetst op het moment waarop de werkzaamheden van de IB-ondernemer van start gaan. 50 De intentie van de belastingplichtige en het streven naar duurzaamheid kan hierbij al voldoende zijn. 51 Uit de jurisprudentie blijkt dat de duurzaamheidseis 47 Kamerstukken II , , nr. 23, p. 14; Kamerstukken II , , nr. 3, p. 43; Kamerstukken II , , nr. 3, p. 45; Kamerstukken II , , nr. 9, p Van Soest, Belastingen, 2007, p. 46 (23 e druk), HR BNB 1980/273, 2001/88, 2002/ Noot Van Dijck (punt 4) HR 5 december 1990, nr , BNB 1991/38 (concl. Verburg, noot Van Dijck). 50 R.M. Freudenthal, Resultaat uit overige werkzaamheden, Deventer: Kluwer 2002, p Hof s-gravenhage 11 maart 1997, nr. 94/3853, V-N 1998/

22 zowel aan de activiteiten van de organisatie als aan de organisatie zelf wordt getoetst om te oordelen of de ondernemingsuitoefening gericht is op continuïteit. 52 Uit meer recentere jurisprudentie vloeit voort dat het duurzaamheidsvereiste geen betrekking heeft op de ondernemer zelf maar alleen geldt voor de objectieve onderneming. 53 Zodra is vast komen te staan dat een duurzame onderneming wordt gedreven, heeft de ondernemer voldaan aan de duurzaamheidseis. 54 Als niet aan het duurzaamheidsvereiste is voldaan, is afhankelijk van de invulling aan de andere drie toetsingscriteria kapitaal, arbeid en deelname aan het economische verkeer of sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden (afdeling 3.4 Wet IB 2001, box 1) of beleggen (afdeling 5.1 Wet IB 2001, box 3). Het criterium duurzaam bij organisatie maakt voor de heffing van inkomstenbelasting het onderscheid in box 1 om te bepalen of de opbrengst fiscaal als winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden moet worden behandeld. 55 Ingeval aan de andere drie broncriteria onvoldoende invulling wordt gegeven, zal de opbrengst niet in box 1 maar in box 3 als normaal vermogensbeheer (beleggen) worden belast. De vraag of onroerendgoed-, pensioen- en stamrechtvennootschappen voldoen aan het duurzaamheidscriterium kan naar mijn idee bevestigend worden beantwoord omdat dergelijke organisaties een vast karakter hebben en de activiteiten in een georganiseerd verband worden uitgevoerd in de periode waarin zij actief zijn Arbeid en kapitaal De factoren kapitaal en arbeid zijn doorgaans binnen de onderneming aan elkaar gekoppeld. Het kapitaal is meestal het middel dat wordt gebruikt om het doel van de onderneming te kunnen realiseren. Een bepaald minimum kapitaal is niet noodzakelijk om van een onderneming te kunnen spreken. De nadruk ligt daardoor voornamelijk op de factor arbeid. 56 Activiteiten die verricht worden zonder enige vorm van kapitaal kunnen eveneens kwalificeren voor het drijven van een onderneming. De aard en de kwaliteit van de factor arbeid kan worden gezien als de essentie van het drijven van een onderneming. 57 Door de aard en de kwaliteit van de werkzaamheden te toetsen, kan onderscheid worden gemaakt tussen echt ondernemen, waardoor wordt voldaan aan de eis van art. 3.2 Wet IB 2001, en normaal vermogensbeheer. 52 HR 7 oktober 1981, nr , BNB 1981/ HR 12 september 2008, nr , BNB 2009/ HR 18 maart 1998, nr , BNB 1998/ T.M. Berkhout, Ondernemen en niet-ondernemen in vastgoed, NTFR 2010/ HR 21 juni 1946, B C.P.M. van Houte, De stichting in het Nederlandse belastingrecht, Deventer: Kluwer 2009, p

23 In de literatuur wordt gesteld dat het drijven van een onderneming duidt op het verrichten van een bepaalde economische activiteit. 58 De arbeid die voor deze activiteit noodzakelijk is dient een bepaald doel te hebben. De werkzaamheid moet onmiskenbaar leiden tot het creëren van meerwaarde die niet voortkomt uit het daarbij behulpzame vermogen. 59 Aan de hoeveelheid arbeid worden geen grenzen gesteld (de kwantitatieve component). Uit diverse arresten komt naar voren dat de factor arbeid zeer bepalend is bij het vaststellen of de opbrengst van een activiteit tot de grondslag van box 1 of box 3 behoort. 60 Van normaal vermogensbeheer (box 3) is in ieder geval geen sprake indien het rendabel maken van onroerende zaken mede geschiedt door middel van arbeid die de eigenaar van de onroerende zaken verricht en welke arbeid naar aard en omvang onmiskenbaar tot doel heeft het behalen van redelijkerwijs te verwachten voordelen uit de onroerende zaken, die het rendement bij een normaal vermogensbeheer te boven gaan. 61 Of de opbrengst uit het rendabel maken van onroerend goed in box 1 als resultaat uit overige werkzaamheden of als winst uit onderneming moet worden aangemerkt is de vervolgvraag. Om antwoord te geven op die vraag zal naar het duurzaamheidscriterium uit gekeken worden. In de jurisprudentie valt bij het vergelijken van arresten met betrekking tot vastgoedactiviteiten op dat verschillend over de heffing van inkomstenbelasting wordt geoordeeld. Als een privépersoon onroerend goedactiviteiten ontplooit wordt geregeld in de rechtspraak geoordeeld dat de opbrengst tot het resultaat uit overige werkzaamheden in box 1 moet worden gerekend F. Molenaar, Een hele onderneming (diss.), 1973, p J.E.A.M. van Dijck, Vermogensbeheer, WFR 1976/ P.G.H. Albert en T.M. Berkhout, Vastgoed: box 3, resultaat uit overige werkzaamheden en sfeerovergang, WFR 2010/ Rb. Arnhem 1 november 2012, LJN BY 2093, onderdeel Zie bijvoorbeeld artikel T.M. Berkhout, Ondernemen en niet-ondernemen in vastgoed, NTFR 2010/1225, voetnoot 24. Inzake de verhuur van een onroerende zaak door een natuurlijk persoon oordeelde de Hoge Raad in zijn arrest van 17 augustus 1994, nr , BNB 1994/319 (met noot Van Dijck) dat er in dit geval geen sprake was van normaal vermogensbeheer door persoonlijke arbeid van de eigenaar in kwestie: indien het rendabel maken van de onroerende zaken mede geschiedt door middel van arbeid welke de eigenaar van de onroerende zaak verricht, en deze arbeid naar zijn aard en omvang onmiskenbaar ten doel heeft het behalen van voordelen uit de onroerende zaak, welke het bij normaal vermogensbeheer opkomende rendement te boven gaat. De combinatie van de arbeid van de eigenaar zelf en het streven naar meer het rendement dan met normaal vermogensbeheer wordt behaald, was maatgevend. Vergelijk Hof Arnhem 22 augustus 1997, V-N 1997/4707, 12: huren innen, schoonmaken en het oplossen van problemen is normaal vermogensbeheer. Vergelijk ook Hof Arnhem 15 april 2009, nr. 08/00291, NTFR 2009/1049, V-N 2009/40.10, waarin werd geoordeeld dat de verhuur van zes kantoorunits in één pand normaal vermogensbeheer te boven gaat. Het winstregime werd toegepast onder verwijzing naar BNB 1994/319, waarbij het Hof in het midden liet of er sprake was van winst uit onderneming of van resultaat overige werkzaamheden. 19

Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten bij vastgoedvennootschappen

Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten bij vastgoedvennootschappen 2016 Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten bij vastgoedvennootschappen ONDER WELKE OMSTANDIGHEDEN OVERSCHRIJDEN DE ACTIVITEITEN VAN EEN VASTGOEDVENOOTSCHAP DE NORM NORMAAL VERMOGENSBEHEER VOOR TOEPASSING VAN

Nadere informatie

info &boon tips & boon

info &boon tips & boon tips & boon Bedrijf schenken of erven Nieuwe regels 2010 Om het voortbestaan van een onderneming niet in gevaar te brengen kent de Successiewet de bedrijfsopvolgingsregeling. Deze regeling is met de komst

Nadere informatie

Bijlage: overzicht regelingen omtrent bedrijfsbeëindiging per 1 januari 2010

Bijlage: overzicht regelingen omtrent bedrijfsbeëindiging per 1 januari 2010 Bijlage: overzicht regelingen omtrent bedrijfsbeëindiging per 1 januari 2010 Onderstaand wordt een overzicht gegeven van de diverse regelingen omtrent bedrijfsbeëindiging in de Wet op de inkomstenbelasting

Nadere informatie

Doorschuiffaciliteiten in het aanmerkelijkbelangregime

Doorschuiffaciliteiten in het aanmerkelijkbelangregime Doorschuiffaciliteiten in het aanmerkelijkbelangregime Mr. K. de Heus * en drs. A. Rozendal ** Indien aandelen die een aanmerkelijk belang vertegenwoordigen worden vervreemd, vindt op grond van art. 4.12

Nadere informatie

Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) Interne Cursus. Irma van der Zon

Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) Interne Cursus. Irma van der Zon Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) Interne Cursus Irma van der Zon BOR / BOF BOR: bedrijfsopvolgingsregeling BOF: bedrijfsopvolgingsfaciliteit Verschillende benamingen voor hetzelfde onderwerp. BOR faciliteiten:

Nadere informatie

Specialist Bedrijfsoverdracht 17 september 2013

Specialist Bedrijfsoverdracht 17 september 2013 Specialist Bedrijfsoverdracht Onderdeel: Bedrijfsopvolging in de successiewet Docent: Mr. Cees Baard Dag 1: 17 september 2013 Bedrijfsopvolgingsregeling Successiewet: - Art. 35b: Voorwaardelijke vrijstellingen

Nadere informatie

Knelpunten in de bedrijfsopvolgingsregelingen

Knelpunten in de bedrijfsopvolgingsregelingen Knelpunten in de bedrijfsopvolgingsregelingen Mr. Sabine A.M. de Wijkerslooth-Lhoëst en Paul-Johan Swank LLM 1 Met de verschillende doorschuiffaciliteiten in de Wet IB 2001 2 en de bedrijfsopvolgingsregeling

Nadere informatie

Vergelijking doorschuiffaciliteiten

Vergelijking doorschuiffaciliteiten Carmen van Lier ANR: 646230 Fiscale Economie Examencommissie: drs. J.J.H. Gortzak prof. dr. J.A.G. van der Geld Vergelijking doorschuiffaciliteiten Wet IB 2001 November, 2013 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1

Nadere informatie

2014 -- Successiewet -- Deel 2

2014 -- Successiewet -- Deel 2 Successiewet les 2 programma Successierecht Wetsficties Bedrijfsopvolgingsfaciliteit Aangifte 1 Wetsficties 1 van 11 Schuldigerkenning niet-registergoederen art. 8-1 SW Om het ontgaan van successierecht

Nadere informatie

32401 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010)

32401 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010) Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Financiën datum 19 november 2010 Betreffende wetsvoorstel: 32401 Wijziging van enkele

Nadere informatie

Kluwer Online Research Vermogende Particulieren Bulletin Vastgoed binnen de onderneming en overlijden. Mw. mr. L. Verploegh[1] Inleiding

Kluwer Online Research Vermogende Particulieren Bulletin Vastgoed binnen de onderneming en overlijden. Mw. mr. L. Verploegh[1] Inleiding Vermogende Particulieren Bulletin Vastgoed binnen de onderneming en overlijden Auteur: Mw. mr. L. Verploegh[1] Inleiding Ondernemers houden met veel rekening maar vaak niet met hun eigen overlijden. Het

Nadere informatie

Het ondernemingsvermogen in de Successiewet 1956

Het ondernemingsvermogen in de Successiewet 1956 ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Nadruk verboden Erasmus School of Economics Bachelorscriptie Het ondernemingsvermogen in de Successiewet 1956 Naam student: A.N. Klok Studentnummer: 320949 Begeleider: J.E.

Nadere informatie

Bedrijfsoverdracht 20-4-2011. Schenk- en erfbelasting Inkomstenbelasting. 20 april 2011. Inleiding mr. C. (Kees) Goeman

Bedrijfsoverdracht 20-4-2011. Schenk- en erfbelasting Inkomstenbelasting. 20 april 2011. Inleiding mr. C. (Kees) Goeman Bedrijfsoverdracht Schenk- en erfbelasting Inkomstenbelasting 20 april 2011 www.inventivecontrol.com 1 Inleiding mr. C. (Kees) Goeman Sprekers: mr. J.J.G.M. (Jolanda) van Nunen mr. G.J. (Govert) Vorstenbosch

Nadere informatie

Aanpassingen in de inkomstenbelasting bij

Aanpassingen in de inkomstenbelasting bij Aanpassingen in de inkomstenbelasting bij schenking en vererving van aanmerkelijkbelangaandelen Mr. Maria de L. Monteiro 1 Ruim een jaar geleden schreef T.C. Hoogwout een lezenswaardig artikel in dit blad

Nadere informatie

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en indirecte belangen < 5%

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en indirecte belangen < 5% De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en indirecte belangen < 5% Een onderzoek naar de vormgeving van de wetswijziging en de overeenstemming van deze wetswijziging met de doelstellingen van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten

Nadere informatie

DE BEDRIJFSOPVOLGINGS- FACILITEITEN. Een vrijstelling voor de verkrijger of voor de boedel?

DE BEDRIJFSOPVOLGINGS- FACILITEITEN. Een vrijstelling voor de verkrijger of voor de boedel? DE BEDRIJFSOPVOLGINGS- FACILITEITEN Een vrijstelling voor de verkrijger of voor de boedel? DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEITEN Een vrijstelling voor de verkrijger of voor de boedel? DE BEDRIJFSOPVOLGINGS-

Nadere informatie

VERERVING VAN AANDELEN IN EEN B.V. MET BELEGGINGSVERMOGEN

VERERVING VAN AANDELEN IN EEN B.V. MET BELEGGINGSVERMOGEN VERERVING VAN AANDELEN IN EEN B.V. MET BELEGGINGSVERMOGEN Vanaf 2010 kan overlijden met vererving van aandelen in een eigen B.V. met beleggingsvermogen (waaronder verhuurd onroerend goed) tot een onverwachte

Nadere informatie

2. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met tiende lid wordt na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

2. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met tiende lid wordt na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende: ARTIKEL I De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd: A. Artikel 4.17a wordt als volgt gewijzigd: 1. In de aanhef van het vijfde lid wordt een belang heeft vervangen door: direct of indirect

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE. Hoofdstuk 1 Inleiding /1. Hoofdstuk 2 Bedrijfsopvolging in de inkomstenbelasting /3

INHOUDSOPGAVE. Hoofdstuk 1 Inleiding /1. Hoofdstuk 2 Bedrijfsopvolging in de inkomstenbelasting /3 INHOUDSOPGAVE Woord vooraf /V Hoofdstuk 1 Inleiding /1 Hoofdstuk 2 Bedrijfsopvolging in de inkomstenbelasting /3 2.1 Inleiding / 3 2.2 Vererving, schenking en overdracht IB-onderneming en medegerechtigdheid

Nadere informatie

Bachelor thesis De (on)gerechtvaardige behandeling van preferente aandelen voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten

Bachelor thesis De (on)gerechtvaardige behandeling van preferente aandelen voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Bachelor thesis De (on)gerechtvaardige behandeling van preferente aandelen voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Auteur: F.H.J. Kruijssen Anr: s267272 Studie: Fiscale Economie Datum: 8 mei 2012 Examencommissie:

Nadere informatie

Preferente aandelen en de bedrijfsopvolgingsregelingen

Preferente aandelen en de bedrijfsopvolgingsregelingen Preferente aandelen en de bedrijfsopvolgingsregelingen Master scriptie Fiscaal Recht Door: W.P. Croonen Onder begeleiding van: Prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken Preferente aandelen en de bedrijfsopvolgingsregelingen

Nadere informatie

info &boon tips & boon

info &boon tips & boon tips & boon Uw positie als DGA Fiscale actualiteiten 2010 Ruim één op de vijf ondernemers is directeur-grootaandeelhouder (dga). Voor het kabinet aanleiding om, zeker in het huidige economische klimaat,

Nadere informatie

Het verzamelbesluit inkomstenbelasting en aanmerkelijk belang: een samenvoeging van oude besluiten of toch wat nieuws onder de zon?

Het verzamelbesluit inkomstenbelasting en aanmerkelijk belang: een samenvoeging van oude besluiten of toch wat nieuws onder de zon? Het verzamelbesluit inkomstenbelasting en aanmerkelijk belang: een samenvoeging van oude besluiten of toch wat nieuws onder de zon? MR. MARGRIET G. EERENSTEIN 1 De minister van Financiën heeft op 23 november

Nadere informatie

Bedrijfsopvolging per 1 januari. 2010, nieuwe kansen en. beperkingen?

Bedrijfsopvolging per 1 januari. 2010, nieuwe kansen en. beperkingen? Faculteit Rechtswetenschappen Masterscriptie Bedrijfsopvolging per 1 januari 2010, nieuwe kansen en beperkingen? Helmond, 2010 Student: ANR: Studierichting: Scriptiebegeleider: S. H. Hamacher S745980 Fiscaal

Nadere informatie

Bedrijfsopvolging. Jolanda van Nunen. De successiewet in een notendop

Bedrijfsopvolging. Jolanda van Nunen. De successiewet in een notendop Bedrijfsopvolging Schenk- en erfbelasting Inkomstenbelasting Testamenten Andere civielrechtelijke zaken 0 Inleiding Mr. C. (Kees) Goeman Mr. E.J.Ph. (Ed) Bijnsdorp Sprekers: Mw. mr. J.J.G.M. (Jolanda)

Nadere informatie

Master Thesis. Een onderzoek naar de verschillen in de doorschuiffaciliteiten in de Wet Inkomstenbelasting 2001

Master Thesis. Een onderzoek naar de verschillen in de doorschuiffaciliteiten in de Wet Inkomstenbelasting 2001 Master Thesis Een onderzoek naar de verschillen in de doorschuiffaciliteiten in de Wet Inkomstenbelasting 2001 Zijn de bestaande verschillen in de doorschuiffaciliteiten in de winstsfeer en in de aanmerkelijk

Nadere informatie

EXPLOITEREN VAN VASTGOED EN DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT

EXPLOITEREN VAN VASTGOED EN DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT EXPLOITEREN VAN VASTGOED EN DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT Onderzoek naar de criteria van de materiële onderneming bij exploiteren van vastgoed in het kader van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit Auteur:

Nadere informatie

De vernieuwde doorschuiffaciliteiten in de aanmerkelijk belangregeling: een stimulans of een knelpunt?

De vernieuwde doorschuiffaciliteiten in de aanmerkelijk belangregeling: een stimulans of een knelpunt? De vernieuwde doorschuiffaciliteiten in de aanmerkelijk belangregeling: een stimulans of een knelpunt? Student: mw. S.J.M.A. Peters Studentnummer: 990683 Begeleider: mw. mr. M.L.M. van Kempen Inhoudsopgave

Nadere informatie

Seminar Vermogensoverheveling

Seminar Vermogensoverheveling Seminar Vermogensoverheveling 12 juni 2013 Sprekers: Jolanda van Nunen belastingadviseur bij Inventive Control Accountants & Belastingadviseurs Kees Goeman belastingadviseur / partner bij Inventive Control

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:9034

ECLI:NL:RBDHA:2015:9034 1 van 5 17-8-2015 11:55 ECLI:NL:RBDHA:2015:9034 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 30-07-2015 Datum publicatie 06-08-2015 Zaaknummer AWB - 14 _ 9248 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Bedrijfsopvolgingsregelingen voor het familiebedrijf onder druk

Bedrijfsopvolgingsregelingen voor het familiebedrijf onder druk Spotlight Bedrijfsopvolgingsregelingen voor het familiebedrijf onder druk Renate de Lange - Family Business/Private Wealth, Tax & Human Resource Services Jan Nieuwenhuizen - Family Business/Private Wealth,

Nadere informatie

Alles onder Controle!

Alles onder Controle! Alles onder Controle! Bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet 20 oktober 2009 Onderwerpen Bedrijfsopvolging in Nederland Inkomstenbelasting Successiewet Bedrijfsopvolging in België Samenloop Nederland

Nadere informatie

Kwalificatievraagstukken bij toepassing doorschuiffaciliteiten

Kwalificatievraagstukken bij toepassing doorschuiffaciliteiten Kwalificatievraagstukken bij toepassing doorschuiffaciliteiten Wat wordt verstaan onder de begrippen materiële onderneming en ondernemingsvermogen in de aanmerkelijkbelangregeling? Bachelorscriptie Fiscale

Nadere informatie

Fiscaal voorsorteren naar een bedrijfsoverdracht

Fiscaal voorsorteren naar een bedrijfsoverdracht Fiscaal voorsorteren naar een bedrijfsoverdracht Fiscale tips voor het verkoopproces Mr Roelof Oldenziel Accountants + Adviesgroep Los Spacelab 12 3824 MR AMERSFOORT Tel. 033-460 38 38 www.los.nl Wat is

Nadere informatie

Vakblad van het Register Belastingadviseurs. Nieuwjaarsbijeenkomst 2019: Een goed begin is het halve werk

Vakblad van het Register Belastingadviseurs. Nieuwjaarsbijeenkomst 2019: Een goed begin is het halve werk HET Register Vakblad van het Register Belastingadviseurs februari 2019 nummer 1 Nieuwjaarsbijeenkomst 2019: Een goed begin is het halve werk Hans Biesheuvel: Deze tijd vraagt om duidelijkheid en continuïteit

Nadere informatie

De tijdstipneutraliteit van de fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten voor de aanmerkelijkbelanghouder

De tijdstipneutraliteit van de fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten voor de aanmerkelijkbelanghouder De tijdstipneutraliteit van de fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten voor de aanmerkelijkbelanghouder Spant de bedrijfsopvolgingsfaciliteit nog altijd het paard achter de wagen? Naam: M.V. (Michiel) Meulenkamp

Nadere informatie

Page 1 of 6 Ondernemingsvermogen en tweetrapsbepalingen (deel II) NTFRB2011-41 Hoge Raad 16 januari 2004, nr.c02/150hr Belastingjaar/tijdvak Trefwoorden Wetsartikelen NTFRB-art. 1 SW 1956-art. 35d SW 1956-art.

Nadere informatie

Inhoud. Afkortingen 17 I INLEIDEND DEEL 19

Inhoud. Afkortingen 17 I INLEIDEND DEEL 19 Inhoud Afkortingen 17 I INLEIDEND DEEL 19 1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 21 1.1 Inleiding 21 1.2 De DGA fiscaal vergeleken met de IB-ondernemer 22 1.3 Vergelijking box 2 en box 3 Wet

Nadere informatie

Inleiding HOOFDSTUK 1

Inleiding HOOFDSTUK 1 HOOFDSTUK 1 Inleiding Schenking en vererving van een IB-onderneming, van aanmerkelijkbelangaandelen en van ter beschikking gestelde onroerende zaken is met ingang van 1 januari 2010 ingrijpend gewijzigd,

Nadere informatie

Nieuwe schenk- en erfbelasting in 2010

Nieuwe schenk- en erfbelasting in 2010 Nieuwe schenk- en erfbelasting in 2010 Nieuwe schenk- en erfbelasting De nieuwe Successiewet (deze wet regelt de schenk- en erfbelasting) is op 1 januari 2010 ingegaan en heeft gevolgen voor bijna iedereen!

Nadere informatie

Een onderzoek naar de schenkingsfaciliteiten bij bedrijfsopvolging

Een onderzoek naar de schenkingsfaciliteiten bij bedrijfsopvolging Een onderzoek naar de schenkingsfaciliteiten bij bedrijfsopvolging Erasmus Universiteit Rotterdam Erasmus School of Economics Bachelorscriptie Fiscale Economie Naam: Jacqueline Looije Studentnummer: 410290

Nadere informatie

Bachelor Thesis. De preferente aandeelhouder als ondernemer of kapitaalverstrekker?

Bachelor Thesis. De preferente aandeelhouder als ondernemer of kapitaalverstrekker? Bachelor Thesis De preferente aandeelhouder als ondernemer of kapitaalverstrekker? C.J.M. Krabbenborg mei 2012 Bachelor Thesis De preferente aandeelhouder als ondernemer of kapitaalverstrekker? Een onderzoek

Nadere informatie

Inhoud I INLEIDEND DEEL 17

Inhoud I INLEIDEND DEEL 17 Inhoud I INLEIDEND DEEL 17 1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 19 1.1 Inleiding 19 1.2 De DGA fiscaal vergeleken met de IB-ondernemer 20 1.3 Vergelijking box 2 en box 3 Wet IB 2001 22 1.4

Nadere informatie

Bachelorthesis De bedrijfsopvolgingsfaciliteit en de nieuwe doorschuifregeling van aanmerkelijkbelangaandelen bij schenking

Bachelorthesis De bedrijfsopvolgingsfaciliteit en de nieuwe doorschuifregeling van aanmerkelijkbelangaandelen bij schenking Bachelorthesis De bedrijfsopvolgingsfaciliteit en de nieuwe doorschuifregeling van aanmerkelijkbelangaandelen bij schenking Auteur: Hin Wong ANR: s193643 Studie: Fiscale Economie Datum: Juni 2010 Examencommissie:

Nadere informatie

Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang

Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang 7 hoofdstuk Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang Opgave 7.1 Ja. Samen bezitten ze 5% van het geplaatste aandelenkapitaal. Beiden hebben een aanmerkelijk belang. Opgave 7.2 Nee. Na de echtscheiding

Nadere informatie

Preferente aandelen in de doorschuifregelingen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de vrijstellingen in de Successiewet 1956

Preferente aandelen in de doorschuifregelingen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de vrijstellingen in de Successiewet 1956 Masterscriptie Fiscaal Recht Preferente aandelen in de doorschuifregelingen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de vrijstellingen in de Successiewet 1956 C.A.V Liebregts ANR: 976052 Universiteit van Tilburg

Nadere informatie

2014 -- Inkomstenbelasting - AB -- Deel 2

2014 -- Inkomstenbelasting - AB -- Deel 2 Inkomstenbelasting AB 2 programma Verdieping aanmerkelijk belang Fictieve vervreemding, doorschuifregeling en fictief AB Bijzondere regelingen Vruchtgebruik Vervreemdingsprijs bij betaling in termijnen

Nadere informatie

Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting

Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting, Stcrt. 2009, 20619 HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN Reikwijdte Artikel 1. Reikwijdte en definitie 1. Deze regeling

Nadere informatie

Seminar. Fiscaal vriendelijk erven en schenken

Seminar. Fiscaal vriendelijk erven en schenken Seminar Fiscaal vriendelijk erven en schenken Estate planning Fiscale en juridische begeleiding overgang en instandhouding (familie)vermogen Vermogen zo goedkoop mogelijk naar volgende generatie Wensen

Nadere informatie

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012 BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT SUCCESSIEWET OOK VOOR PRIVÉVERMOGEN? Op 13 juli 2012 heeft rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956 (LJN:

Nadere informatie

Bedrijfsopvolgingsregeling (IBondernemer

Bedrijfsopvolgingsregeling (IBondernemer Kennisdocument Bedrijfsopvolgingsregeling (IBondernemer agrarisch) Bij de overdracht van een onderneming komt veel kijken. Naast het vinden van de koper(s) en het bepalen van de overdrachtswaarde, moet

Nadere informatie

Bedrijfsopvolging bij schenken en erven

Bedrijfsopvolging bij schenken en erven Bedrijfsopvolging bij schenken en erven A.E.M. Loeffen 167138 Universiteit van Tilburg Faculteit der Rechtsgeleerdheid Fiscaal Recht Examencommissie: mr. S.A.M. de Wijkerslooth-Lhoëst prof. mr. I.J.F.A.

Nadere informatie

2017 Erf- en schenk belasting en de Bedrijfs opvolgingsregeling

2017 Erf- en schenk belasting en de Bedrijfs opvolgingsregeling Belastingdienst 2017 Erf- en schenk belasting en de Bedrijfs opvolgingsregeling Als u een onderneming erft of geschonken krijgt, dan moet u over de waarde van die onderneming erf- of schenkbelasting betalen.

Nadere informatie

De bedrijfsopvolgingsregeling

De bedrijfsopvolgingsregeling MASTERSCRIPTIE FISCALE ECONOMIE De bedrijfsopvolgingsregeling DE GRENS TUSSEN ONDERNEMEN EN BELEGGEN IN VASTGOEDEXPLOITATIE Frank Schilder 24-2-2017 Begeleider: dr. A. Rozendal Faculteit Economie & Bedrijfskunde

Nadere informatie

HRo - Inkomstenbelasting - Aanmerkelijk belang -- Deel 2

HRo - Inkomstenbelasting - Aanmerkelijk belang -- Deel 2 Inkomstenbelasting AB 2 programma Verdieping aanmerkelijk belang Fictieve vervreemding, doorschuifregeling en fictief AB Bijzondere regelingen Vruchtgebruik Vervreemdingsprijs bij betaling in termijnen

Nadere informatie

Bachelor Thesis. Wanneer leidt de verhuur van onroerende zaken tot een onderneming?

Bachelor Thesis. Wanneer leidt de verhuur van onroerende zaken tot een onderneming? Bachelor Thesis Wanneer leidt de verhuur van onroerende zaken tot een onderneming? Naam: Marly van Kroonenburg Studierichting: Fiscale economie ANR: 679414 Datum: 23 april 2012 Examencommissie: Mr. Dr.

Nadere informatie

2013/2014. Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten ter zake van het schenken en vererven van een onderneming in Nederland en Vlaanderen

2013/2014. Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten ter zake van het schenken en vererven van een onderneming in Nederland en Vlaanderen 2013/2014 Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten ter zake van het schenken en vererven van een onderneming in Nederland en Vlaanderen Een rechtsvergelijkend onderzoek Auteur: Jeroen Smolenaers Tilburg School of

Nadere informatie

Page 1 of 7 Ondernemingsvermogen en tweetrapsbepalingen (deel I) NTFRB2011-35 Hoge Raad 16 januari 2004, nr.c02/150hr Belastingjaar/tijdvak Trefwoorden Wetsartikelen NTFRB-art. 1 SW 1956-art. 35c SW 1956-art.

Nadere informatie

DGA uit de loonheffing

DGA uit de loonheffing DGA uit de loonheffing Met ingang van 1 januari 2008 Art 6 lid 6 wet LB 1964 Degene tot wie uitsluitend één of meer directeuren-grootaandeelhouders als bedoeld in art. 6, eerste lid, onderdeel d, van de

Nadere informatie

Het begrip voortzetten binnen de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet 1956

Het begrip voortzetten binnen de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet 1956 Het begrip voortzetten binnen de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet 1956 S.C.B. Heller Koperwiek 2 5165 KK Waspik Waspik, 18 augustus 2008 Universiteit van Tilburg Afstudeerrichting: Fiscaal

Nadere informatie

1 Maatregelen in het wetsvoorstel Belastingplan 2017

1 Maatregelen in het wetsvoorstel Belastingplan 2017 Inleiding Op Prinsjesdag is aan de Tweede Kamer het pakket Belastingplan 2017 aangeboden. Het pakket Belastingplan 2017 bestaat uit zes wetsvoorstellen. Onder andere in het wetsvoorstel Belastingplan 2017

Nadere informatie

2. Geef aan wat de voor- en nadelen zijn van een verplicht wederkerig finaal verrekenbeding ten opzichte van een wettelijke gemeenschap.

2. Geef aan wat de voor- en nadelen zijn van een verplicht wederkerig finaal verrekenbeding ten opzichte van een wettelijke gemeenschap. EPN-EXAMEN EXAMEN 17 JUNI 2011 (OCHTENDGEDEELTE) I ONDERDEEL HUWELIJKSVERMOGENSRECHT 1. Geef aan welke vier varianten er bestaan op het geboed van finale verrekenbedingen en beschrijf de gevolgen voor

Nadere informatie

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Inkomstenbelasting DGA Master Nederlands Belastingrecht UVA De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Optie op nieuw uit te geven aandelen nader toegelicht Paul Ooms BSc Studentnummer: 5910277 Datum:

Nadere informatie

1. Gevolgen uitspraak inzake overlijdenseis periodieke giften

1. Gevolgen uitspraak inzake overlijdenseis periodieke giften 1 2 BIJLAGE Toelichting knelpunten: 1. Gevolgen uitspraak inzake overlijdenseis periodieke giften De uitspraak van rechtbank Zeeland-West Brabant ( 27 augustus 2015, nr AWB 15/424 (RBZWB:2015:5628) leidt

Nadere informatie

De bedrijfsopvolging in de Successiewet 1956

De bedrijfsopvolging in de Successiewet 1956 De bedrijfsopvolging in de Successiewet 1956 De beoogde doelen van de wetgever inzake het kwalificerend ondernemingsvermogen bereikt? Naam: Studierichting: Sabine Kranenbroek Master Fiscale Economie Administratienummer:

Nadere informatie

2 Huwelijk en echtscheiding

2 Huwelijk en echtscheiding 2 Huwelijk en echtscheiding 2.1 Huwelijk Voorbeeld Lars bezit alle aandelen in een BV met een waarde van 1 miljoen en een verkrijgingsprijs van 20.000. In de BV wordt een onderneming gedreven met een waarde

Nadere informatie

F 3. De Holding drijft via haar 100% deelnemingfbmmpmm B.V. (hierna: (^) een

F 3. De Holding drijft via haar 100% deelnemingfbmmpmm B.V. (hierna: (^) een Pagina 1 1. Inleiding X In cassatie is in geschil of MBMMi (hierna: belanghebbende") ter zake van een schenking onder last aan zijn Zpoh,vän tot een aanmerkelijk belang behorende certificaten van aandelen,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 761 Wijziging van enige belastingwetten (herziening regime ter zake van winst uit aanmerkelijk belang, consumptieve rente en vermogensbelasting)

Nadere informatie

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA Fiscale positie directeur-grootaandeelhouder NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Inleiding Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de fracties van het CDA, de PvdA, de

Nadere informatie

Advieswijzer: Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf 2016

Advieswijzer: Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf 2016 Advieswijzer: Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf 2016 Waar moet u op letten bij een bedrijfsoverdracht binnen de familie? Voor familiebedrijven is continuïteit één van de belangrijkste doelstellingen.

Nadere informatie

Verhuur van vastgoed:

Verhuur van vastgoed: Erasmus Universiteit Rotterdam Nadruk Verboden Erasmus School of Economics Masterscriptie Verhuur van vastgoed: Wel of geen onderneming? Naam: Janwillem den Hollander Examennummer: 332859 Begeleidster:

Nadere informatie

Bijlage I Berekening waarde vruchtgebruik en periodieke uitkeringen 191. Bijlage II Afgeronde overlevingstafel (GBM/GBV ) 193

Bijlage I Berekening waarde vruchtgebruik en periodieke uitkeringen 191. Bijlage II Afgeronde overlevingstafel (GBM/GBV ) 193 Inhoud Voorwoord 11 1 Erfrecht in vogelvlucht 13 1.1 Wettelijk erfrecht 13 1.2 Invloed huwelijk op nalatenschap 14 1.3 Wettelijke verdeling 15 1.3.1 Gevolgen van wettelijke verdeling voor erfbelasting

Nadere informatie

Fictieve verkrijgingen, de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en de bezitseis Hoogeveen, Mascha

Fictieve verkrijgingen, de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en de bezitseis Hoogeveen, Mascha Tilburg University Fictieve verkrijgingen, de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en de bezitseis Hoogeveen, Mascha Published in: WPNR: Weekblad voor privaatrecht, notariaat en registratie Document version:

Nadere informatie

HET NIEUWE FISCALE REGIME VOOR DE GEHUWDE AANMERKELIJKBELANGHOUDER. EEN NADERE BESCHOUWING

HET NIEUWE FISCALE REGIME VOOR DE GEHUWDE AANMERKELIJKBELANGHOUDER. EEN NADERE BESCHOUWING 892 Weekblad fiscaal recht. 6913. 7 juli 2011 HET NIEUWE FISCALE REGIME VOOR DE GEHUWDE AANMERKELIJKBELANGHOUDER. EEN NADERE BESCHOUWING MEVR. DR. MR. S.J.MOL-VERVER 1 1 Inleiding Per 1 januari 2010 zijn

Nadere informatie

Prinsjesdag: fiscale maatregelen 2017

Prinsjesdag: fiscale maatregelen 2017 Prinsjesdag: fiscale maatregelen 2017 Maatregelen tegen box 2-beleggen in VBI s De belastingdruk op box 2-vermogen kan worden beperkt door vermogen waarop een abclaim rust onder te brengen in een vrijgestelde

Nadere informatie

! Er is geen notariële schenkingsakte vereist.! Ook schenkingen voor de aflossing van restschulden die zijn ontstaan vóór 29 oktober 2012

! Er is geen notariële schenkingsakte vereist.! Ook schenkingen voor de aflossing van restschulden die zijn ontstaan vóór 29 oktober 2012 Erf- en schenkbelasting - eindejaarstips Tijdelijk ruimere vrijstelling schenking voor eigen woning Vanaf 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015 geldt een verruimde schenkingsvrijstelling van 100.000 als het

Nadere informatie

Betalingsfaciliteiten overdracht aanmerkelijkbelangaandelen

Betalingsfaciliteiten overdracht aanmerkelijkbelangaandelen Betalingsfaciliteiten overdracht aanmerkelijkbelangaandelen Mr. Almer M.A. de Beer 1 De Invorderingswet voorziet in een betalingsfaciliteit voor de inkomstenbelasting verschuldigd bij overdracht van aanmerkelijkbelangaandelen

Nadere informatie

Bedrijfsopvolging en vastgoed

Bedrijfsopvolging en vastgoed Weekblad voor Fiscaal Recht, Bedrijfsopvolging en vastgoed Klik hier om het document te openen in een browser venster Vindplaats: WFR 2014/1215 Bijgewerkt tot: 30-09-2014 Auteur: Mr. drs. O.P.M. Adriaansens

Nadere informatie

De tbs-vrijstelling is te vergelijken met de mkb-winstvrijstelling voor ondernemers die winst uit onderneming genieten.

De tbs-vrijstelling is te vergelijken met de mkb-winstvrijstelling voor ondernemers die winst uit onderneming genieten. Uw positie als DGA Fiscale actualiteiten 2010 Ruim één op de vijf ondernemers is directeur-grootaandeelhouder (dga). Voor het kabinet aanleiding om, zeker in het huidige economische klimaat, maatregelen

Nadere informatie

Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuïteit staat voorop!

Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuïteit staat voorop! Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuïteit staat voorop! Waar moet u op letten bij een bedrijfsoverdracht? Voor familiebedrijven is continuïteit één van de belangrijkste doelstellingen. Het

Nadere informatie

De wijziging van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet

De wijziging van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet De wijziging van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet Bachelorscriptie Fiscale Economie Astrid van der Werff 5736781 19 juli 2011 Mw. dr. S.J. Mol-Verver Studiejaar 2010-2011 Fiscale Economie

Nadere informatie

Advieswijzer. Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuïteit staat voorop. 20-08-2015 Denk ondernemend. Denk Bol.

Advieswijzer. Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuïteit staat voorop. 20-08-2015 Denk ondernemend. Denk Bol. Advieswijzer Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuïteit staat voorop 20-08-2015 Denk ondernemend. Denk Bol. Inhoudsopgave 1. Belastingclaims bij bedrijfsoverdracht... 3 1.1 Wordt een onderneming

Nadere informatie

Voortzettingsvereisten bij bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de fiscale wetgeving

Voortzettingsvereisten bij bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de fiscale wetgeving Voortzettingsvereisten bij bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de fiscale wetgeving Behoort een homogene regeling met betrekking tot de voortzettingsvereisten bij bedrijfsopvolgingsfaciliteiten tot de mogelijkheden?

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:16718

ECLI:NL:RBDHA:2014:16718 1 van 5 12-3-2015 13:25 ECLI:NL:RBDHA:2014:16718 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 03-06-2014 Datum publicatie 10-03-2015 Zaaknummer AWB - 14 _ 1201 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere

Nadere informatie

Tracking stocks gevolgd

Tracking stocks gevolgd Tracking stocks gevolgd Tracking stocks en de toepassing van de BOR Masterthesis Jurgen Van der Roest Fiscale Economie Begeleider: mr. dr. M.J. Hoogeveen Tweede lezer: prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken

Nadere informatie

Belastingrecht in Hoofdlijnen

Belastingrecht in Hoofdlijnen Belastingrecht in Hoofdlijnen Prof. dr. CA. de Kam (eindredactie) Mr. P.M. van Schie Prof. dr. I.J.J. Burgers Mr. drs. F.J.P.M. Haas Mr.J. Lamens Dr. mr. A.M. van Amsterdam RA Mr. C.M. Ettema Mr. dr. D.V.E.M.

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Wijziging van het besluit van 5 juli 2010, nr. DGB2010/872M, Stcrt. 2010, nr.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Wijziging van het besluit van 5 juli 2010, nr. DGB2010/872M, Stcrt. 2010, nr. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 18050 30 maart 2018 Wijziging van het besluit van 5 juli 2010, nr. DGB2010/872M, Stcrt. 2010, nr. 10783 Belastingdienst/Directie

Nadere informatie

Let op! Schenkt u aandelen, dan kunt u niet verzoeken om een betalingsregeling voor de inkomstenbelastingclaim.

Let op! Schenkt u aandelen, dan kunt u niet verzoeken om een betalingsregeling voor de inkomstenbelastingclaim. Waar moet u op letten bij een bedrijfsoverdracht binnen de familie? Voor familiebedrijven is continuïteit een van de belangrijkste doelstellingen. Daarnaast spelen fiscale en juridische aspecten een grote

Nadere informatie

Het antwoord van de examenkandidaat moet tenminste de volgende onderdelen bevatten:

Het antwoord van de examenkandidaat moet tenminste de volgende onderdelen bevatten: EPN EXAMEN (ochtendgedeelte) 14 maart 2013 Vraagstuk I Het antwoord van de examenkandidaat moet tenminste de volgende onderdelen bevatten: De Successiewet 1956 is een verkrijgersbelasting (artikel 5, 24

Nadere informatie

Schenken tegen wil en dank. Maurice de Clercq 7 december 2011

Schenken tegen wil en dank. Maurice de Clercq 7 december 2011 Schenken tegen wil en dank Maurice de Clercq 7 december 2011 Inhoud 1. Inleiding 2. Schenken 3. Aanmerkelijk belang aandelen 4. Effecten 5. Onroerend Goed 6. Het huwelijk 7. Conclusie Inleiding Inleiding

Nadere informatie

Bij familiebedrijven staat het ondernemerschap en de continuïteit van generatie op generatie centraal.

Bij familiebedrijven staat het ondernemerschap en de continuïteit van generatie op generatie centraal. Position Paper van FBNed September 2009 In zake T.b.v. : Wijzigingsvoorstellen op de Successiewet : rondetafelgesprek vaste commissie voor Financiën woensdag 23 september 2009 Samenvatting Rode draad Belastingplan

Nadere informatie

Successiewet 1956; bedrijfsopvolging

Successiewet 1956; bedrijfsopvolging Successiewet 1956; bedrijfsopvolging 1 Successiewet 1956; bedrijfsopvolging Belastingdienst/Centrum voor Proces- en Productontwikkeling, Domein Belastingen op arbeid en vermogen Besluit van 16 maart 2004,

Nadere informatie

Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten: nu reorganiseren of doorschuiven naar de volgende generatie?

Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten: nu reorganiseren of doorschuiven naar de volgende generatie? Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten: nu reorganiseren of doorschuiven naar de volgende generatie? Mathieu Neve ANR: 410059 Scriptie Master Fiscaal Recht, Tilburg University Afstudeerdatum: 20 april 2011 Examinatoren:

Nadere informatie

Fiscale zaken voor BV ondernemers

Fiscale zaken voor BV ondernemers Fiscale zaken voor BV ondernemers Countus accountants + adviseurs Apeldoorn 28 mei 2013 Henk-Jan Roersma FB Programma Introductie Aandelenoverdracht Activa/passiva transactie Bedrijfsopvolging Pensioenvoorzieningen

Nadere informatie

Welke aandelen kwalificeren voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet?

Welke aandelen kwalificeren voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet? Mr. Almer M.A. de Beer 1 Welke aandelen kwalificeren voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet? Art. 4.6 Wet IB 2001 geeft antwoord op de vraag wie aanmerkelijkbelanghouder is De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten

Nadere informatie

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

ESJ Accountants & Belastingadviseurs ESJ Accountants & Belastingadviseurs Het realiseren van vermogen vanuit een vennootschap Juni 2013 Maurice de Clercq Programma Realiseren van vermogen 1. Inleiding 2. Emigratie België 3. Luxemburg/ Curaçao

Nadere informatie

Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuıẗeit staat voorop!

Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuıẗeit staat voorop! www.stolk-accountants.nl Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuıẗeit staat voorop! Waar moet u op letten bij een bedrijfsoverdracht? Voor familiebedrijven is continuïteit één van de belangrijkste

Nadere informatie

De doorschuiffaciliteiten in de Wet inkomstenbelasting 2001

De doorschuiffaciliteiten in de Wet inkomstenbelasting 2001 De doorschuiffaciliteiten in de Wet inkomstenbelasting 2001 De verschillen tussen de a.b.-houder en IB-ondernemer nader bekeken Naam Studierichting : N.C.J. Zuurbier : Fiscale Economie Administratienummer

Nadere informatie