Wacht met het omslaan van het eerste blad totdat de voorzitter hiervoor het teken heeft gegeven.

Transcriptie

1 Gewichtsconsulent examenperiode: Proefexamens Examen: Proefexamen gewichtsconsulent Kandidaatnummer: Naam kandidaat: Handtekening: it examen bestaat uit 50 multiple choice vragen. Telkens zijn vier antwoorden gegeven, waarvan 1 antwoord het juiste of het beste is. Iedere vraag weegt even zwaar en telt mee als 1 punt. Leg het antwoordenblad naast deze opgaven. ekijk opgave 1 en zoek uit wat het juiste antwoord is. Maak op het antwoordenblad het vakje bij dit antwoord geheel zwart met potlood. ehandel zo alle opgaven. ij dit examen mag een analoge rekenmachine worden gebruikt. Wacht met het omslaan van het eerste blad totdat de voorzitter hiervoor het teken heeft gegeven. Aantal vragen: 50 In totaal zijn 50 punten voor deze toets te behalen, 35 punten zijn nodig om voor de toets te slagen. Vragen - Pagina 1 van 12

2 1 Een cliënt geeft aan vaak vermoeid te zijn, veel dorst te hebben en dorstig te blijven en vaak te moeten plassen. Van welke aandoening heeft hij mogelijk last? a. Hoog cholesterol. b. Hoge bloeddruk. c. Anorexia Nervosa. d. iabetes Mellitus. 2 e beroepsbeoefenaar neemt de voedingsanamnese af. Waar wordt er uitgebreid aandacht aan besteed? a. Het huidige sportpatroon. b. e huidige thuissituatie. c. Het huidige eetpatroon. d. e huidige werksituatie. 3 Een cliënt heeft een glutenintolerantie. Mevrouw weet precies welke producten zij wel en niet mag en kan eten. Zij heeft geen klachten. Wat doet de beroepsbeoefenaar? a. e beroepsbeoefenaar kan mevrouw helpen met een goed voedingsadvies. b. e beroepsbeoefenaar verwijst mevrouw door naar een gespecialiseerde diëtiste. c. e beroepsbeoefenaar verdiept zich in de glutenvrije voeding en maakt een advies. d. e beroepsbeoefenaar kan de cliënt niet meer begeleiden en stopt de behandeling. 4 Is het als beroepsbeoefenaar verantwoord om ook kinderen met overgewicht te begeleiden naar een gezond gewicht? a. Ja, iedere beroepsbeoefenaar mag zonder zich te specialiseren ook kinderen begeleiden. b. Ja, wanneer de beroepsbeoefenaar zich heeft gespecialiseerd in het begeleiden van kinderen. c. Nee, een beroepsbeoefenaar mag enkel kinderen met een gezond gewicht begeleiden. d. Nee, een beroepsbeoefenaar mag enkel volwassenen begeleiden. 5 Een cliënt van 1.84m heeft bij binnenkomst een MI van 29,9. Hij wil afvallen naar een MI van 25. Welk gewichtsverschil heeft de cliënt dan met zijn start van afvallen? a. 16,6 kg. b. 25,6 kg. c. 31,6 kg. d. 38,6 kg Vragen - Pagina 2 van 12

3 6 Wanneer is sprake van hypoglycaemie? a. Als de bloedsuikerspiegel schommelt. b. Als de bloedsuikerspiegel stabiel is. c. Als de bloedsuikerspiegel te hoog is. d. Als de bloedsuikerspiegel te laag is. 7 Wat is geen mogelijk gevolg van langdurig overmatig alcoholgebruik? a. Levercirrose. b. Kanker. c. iabetes Mellitus type 1. d. Hart- en vaatziekten. 8 Wat wordt in de Richtlijnen goede voeding bedoeld met 1 glas alcohol? a. 1 glas bier (330ml). b. 1 glas jenever (50 ml). c. 1 glas wijn (100 ml). d. 1 glas wodka (50 ml). 9 Welke vitamine wordt geadviseerd aan vrouwen die een zwangerschapswens hebben? a. Vitamine 6. b. Vitamine 2. c. Vitamine 11. d. Vitamine Wat is de functie van vetweefsel? a. Afbraak spierweefsel. b. Steungeraamte. c. Afweersysteem. d. Warmte isolatie. Vragen - Pagina 3 van 12

4 11 Welk hormoon is verantwoordelijk voor het hongergevoel? a. Oestrogeen. b. Ghreline. c. oritsol. d. Glucagon. 12 Welke symptomen kunnen een verschijnsel zijn van een tekort aan vitamine A? a. Osteoporose(botontkalking) en vertraagde bloedstolling. b. Nachtblindheid en vertraagde bloedstolling. c. oncentratieproblemen en geheugenproblemen. d. Nachtblindheid en ruwe, droge, schilferige huid. 13 Hoeveel kcal levert 1 gram alcohol? a. 3 kcal. b. 4 kcal. c. 7 kcal. d. 9 kcal. 14 Wat gebeurt er met het voedsel in de slokdarm? a. e verdere splitsing van de koolhydraten. b. Het transport van de voedselbrij. c. Het starten van de vertering van de vetten. d. Het starten van de vertering van de eiwitten. 15 Vitamines kunnen door het lichaam gemaakt worden. Welke vitamine wordt deels uit het aminozuur tryptofaan gemaakt? a. Thiamine. b. Pyridoxine. c. Panthoteenzuur. d. Niacine. Vragen - Pagina 4 van 12

5 16 Welke drie voedingsstoffen blijven na de vertering van koolhydraten over? a. Fructose, galactose en glucose. b. Fructose, maltose en glucose. c. Sacharose, maltose en glucose. d. Sacharose, fructose en glucose. 17 Wat zijn de eindproducten bij de spijsvertering van vetten? a. Aminozuren en urinezuur. b. Vetzuren en urinezuur. c. Vetzuren en glycerol. d. Aminozuren en glycerol. 18 Welk antwoord geeft twee verschijnselen van een tekort aan vitamine aan? a. oncentratiestoornissen en geheugenstoornissen. b. Rachitis en botontkalking. c. Nachtblindheid en botontkalking. d. Nachtblindheid en rachitis. 19 Van welke factoren is de eiwitbehoefte afhankelijk? a. Pigment en energieverbruik. b. Energiebehoefte en MI. c. Leeftijd en geslacht. d. Huidskleur en lichamelijke toestand. 20 Waaruit bestaan lipoproteïnen? a. Uit koolhydraten en vetten. b. Uit eiwitten en koolhydraten. c. Uit vetten en eiwitten. d. Uit spieren en vetten. Vragen - Pagina 5 van 12

6 21 Een cliënt eet een boterham met halvarine en een plak kipfilet. Waar begint de vertering van de koolhydraten uit de boterham? a. In de dunne darm. b. In de mond. c. In de slokdarm. d. In de maag. 22 Wat is lactose? a. Een suiker opgebouwd uit 2 glucosemoleculen. b. Een suiker opgebouwd uit een fructose- en een glucosemolecuul. c. Een suiker opgebouwd uit een galactose- en een glucosemolecuul. d. Een suiker opgebouwd uit een glucose molecuul en een lactosemolecuul. 23 Welke van onderstaande vitamines kan het lichaam zelf aanmaken? a. Vitamine A. b. Vitamine 6. c. Vitamine. d. Vitamine. 24 Wat geeft de Glykemische Index aan? a. e hoeveelheid glucose in het bloed. b. e hoeveelheid lipoproteinen in het bloed. c. e snelheid van het omzetten van vetten in vetzuren. d. e snelheid van het omzetten van koolhydraten in glucose. 25 Welk vitaminetekort kan een oorzaak zijn van botontkalking? a. Vitamine A. b. Vitamine. c. Vitamine d. Vitamine E. Vragen - Pagina 6 van 12

7 26 Waarom wordt vrouwen die zwanger willen worden of zwanger zijn aangeraden om dagelijks 400 microgram foliumzuur te slikken? a. Om het risico op een vroeggeboorte te verkleinen. b. Om het risico op een miskraam te verkleinen. c. Om het risico op een waterhoofdje bij de baby te verkleinen. d. Om het risico op een open ruggetje bij de baby te verkleinen. 27 Een man van 38 jaar wil graag afvallen. Zijn MI is 29,9. e beroepsbeoefenaar neemt de anamnese af en ontdekt het volgende: ij doorvragen vertelt de cliënt dat hij een abonnement heeft op de sportschool: Welke gegevens heeft de beroepsbeoefenaar nodig om zijn energiebehoefte uit sport te berekenen? a. e frequentie, duur en soort sport. b. e soort sport en dagen waarop gesport wordt. c. e frequentie, soort sport en intensiteit. d. e frequentie, duur, soort sport en intensiteit. 28 Een cliënt van 45 jaar met een donkere huidskleur komt bij de beroepsbeoefenaar op spreekuur. Wat adviseert de beroepsbeoefenaar de cliënt? a. Vitamine A suppletie. b. Vitamine suppletie. c. Vitamine suppletie. d. Geen vitamine suppletie. e cliënt kan voldoende vitaminen binnenkrijgen via de voeding. 29 Een cliënt wil graag veganistisch gaan eten. Wat adviseert de beroepsbeoefenaar? a. e cliënt kan beter vlees blijven eten, anders krijgt de cliënt niet voldoende vitamine 12 binnen. b. e cliënt kan prima veganistisch eten, zo lang de cliënt vitamine 12 uit peulvruchten en noten haalt. c. e cliënt kan prima 2 x per week vis eten, zodat de cliënt voldoende vitamine 12 binnenkrijgt. d. e cliënt kan prima veganistisch eten, zo lang de cliënt vitamine 12 tabletten slikt. 30 Hoe ontstaat overgewicht? a. Energieopname is groter dan het energieverbruik. b. Energieopname is gelijk aan het energieverbruik. c. Het energieverbruik is hoger dan de energieopname. d. Energieopname is lager dan het energieverbruik. Vragen - Pagina 7 van 12

8 31 Een cliënt heeft na hevige klachten zijn galblaas laten verwijderen. Hij mag nu weer alles eten van de specialist. Waar let de beroepsbeoefenaar op bij het voedingsadvies? a. Voldoende vetoplosbare vitamines in de dagelijkse voeding. b. Het verlagen van de totale eiwitten in de dagelijkse voeding. c. Het verdelen van de koolhydraten gedurende de dag. d. Het verdelen van de vetten over de gehele dag. 32 Welk van onderstaande categorieën heeft dezelfde aanbevolen portie zuivel aan als die van een zwangere vrouw volgens de richtlijnen Schijf van Vijf? a. Een vrouw met de leeftijd jaar. b. Een man of vrouw met de leeftijd 70 jaar en ouder. c. Een jongen met de leeftijd jaar. d. Een jongen of meisje met de leeftijd 2-3 jaar. 33 e beroepsbeoefenaar berekent de energiebehoefte van de cliënt. e cliënt gaat 1 x per week naar de sportschool. Welke gegevens gebruikt de beroepsbeoefenaar voor deze berekening? a. e H formule en de PAL- waarde. b. e H formule, de PAL- waarde en de energie behoefte uit sport. c. e H formule en de MET- waarde. d. e H formule en de energie behoefte uit sport. 34 Uit de anamnese blijkt dat een cliënt 14 gram vezels eet per dag. Zijn groente- en fruitinname is volgens de AH. Hij heeft geen klachten van obstipatie. Welk advies geeft de beroepsbeoefenaar? a. Gebruik een pro biotica. b. Gebruik volkoren graanproducten. c. Eet extra fruit. d. Eet yoghurt. Vragen - Pagina 8 van 12

9 35 Welk van onderstaande beweringen is het juiste antwoord? a. 80 gram eiwit levert evenveel kcal als 40 gram wei-eiwit. b. 80 gram eiwit levert evenveel kcal als 80 gram koolhydraten. c. 80 gram eiwit levert evenveel kcal als 80 gram alcohol. d. 80 gram eiwit levert evenveel kcal als 80 gram vet. 36 Een cliënt geeft aan geen halvarine meer op zijn brood te smeren en ook geen bak- en braadproduct te gebruiken bij het bereiden van de avondmaaltijd om zo zijn dagelijkse energie inname te verlagen. Wat is het advies van de beroepsbeoefenaar? a. it is een goed idee van de cliënt om de energie-inname te beperkten. b. it is een goed idee van de cliënt mits hij wel olie gebruikt voor de bereiding van de warme maaltijd. c. it is geen goed idee van de client. Zo kan hij een tekort krijgen aan vitamine. d. it is geen goed idee van de cliënt. Zo kan hij een tekort krijgen aan vitamine A. 37 e cliënt, een vrouw van 55 jaar gebruikt geen vitamine suppletie. Zij heeft het gehele jaar voldoende buitenactiviteiten. Wat adviseert de beroepsbeoefenaar? a. Meer vloeibare boter gebruiken bij de bereiding van de warme maaltijd. b. Het gebruik van boter op brood. c. Vitamine suppletie. d. Er is geen extra vitamine nodig. 38 Stel: e voeding van een cliënt levert 1500 kcal, waarvan 40 energie% geleverd wordt door koolhydraten. Hoeveel gram van deze hoeveelheid koolhydraten levert dit dagmenu? a. 82 gram. b. 150 gram. c. 175 gram. d. 182 gram. 39 Het dagmenu bevat 1800 kcal en 50 gram totaal vet. Hoeveel energie % vet bevat dit dagmenu? a. 11 energie%. b. 19,5 energie%. c. 25 energie%. d. 45 energie%. Vragen - Pagina 9 van 12

10 40 Een cliënt van 85 kg gebruikt dagelijks 123 gram eiwit in zijn dagmenu. ereken hoeveel gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht de de cliënt per dag binnenkrijgt. a. 0,7 gram eiwit. b. 1,4 gram eiwit. c. 2,1 gram eiwit. d. 2,9 gram eiwit. 41 Waar staan de letters S.M.A.R.T. voor als je het hebt over SMART doelen? a. Sturend, Mondeling, Acceptabel, Realiserend, Tijdig. b. Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden. c. Secuur, Mondeling, Actie, Realistisch, Tijdig. d. Speciaal, Meetbaar, Actie, Realiserend, Tijdgebonden. 42 Welke vraag kan een beroepsbeoefenaar aan zichzelf stellen om te bepalen of een doel realistisch is, bij het opstellen van een SMART doelstelling? a. Is het doel eenduidig? b. Is het doel tegenstrijdig? c. Is het doel haalbaar? d. Is het doel duidelijk? 43 Een cliënt volgt al een aantal maanden een crashdieet. Sinds een aantal weken valt de cliënt niet meer af en komt zelfs iets aan in gewicht. it gebeurt terwijl nog steeds sprake is van overgewicht. Welke verklaring kan de beroepsbeoefenaar hiervoor geven? a. ij een crashdieet gaat de schildklier altijd traag functioneren. b. ij een crashdieet neemt het gewicht altijd na een aantal weken weer toe. c. e beroepsbeoefenaar kan hier geen verklaring voor geven. d. ij een crashdieet kan de stofwisseling vertragen. Vragen - Pagina 10 van 12

11 44 e beroepsbeoefenaar begeleidt de cliënt om zijn of haar eetgedrag aan te passen. Volgens welke stappen zal de gedragsaanpassing verlopen? a. oen - openstaan - kunnen - begrijpen - willen - volhouden. b. Willen - begrijpen - kunnen - doen - openstaan - volhouden. c. egrijpen - kunnen - willen - doen - openstaan - volhouden. d. Openstaan - begrijpen - willen - kunnen - doen - volhouden. 45 Wat is de juiste volgorde van de 5 fasen van gedragsverandering (Stages of hange)? a. Erkenning, verkenning, ontkenning, volhouden, actie. b. Ontkenning, erkenning, verkenning, actie, volhouden. c. Verkenning, ontkenning, erkenning, actie, volhouden. d. Actie, verkenning, ontkenning, volhouden, ontkenning. 46 Wat betekent het als op een verpakking staat vermeld 'zonder toegevoegde suiker'? a. Het product kan van nature aanwezige suikers bevatten. b. Het product bevat geen suiker en geen zoetstoffen. c. Het product kan dan alsnog toegevoegde suikers bevatten. d. Het product bevat dan geen suiker. 47 e cliënt blijkt bij de 3e afspraak niet afgevallen te zijn. Hij is zelfs aangekomen. Welke stappen zet de beroepsbeoefenaar? a. e beroepsbeoefenaar vindt het een menselijke gang van zaken dat de cliënt is aangekomen. b. e beroepsbeoefenaar gaat het advies aanpassen zodat hij volgende keer is afgevallen. c. e beroepsbeoefenaar stopt de behandeling omdat hij het voedingsadvies niet opvolgt. d. e beroepsbeoefenaar vraagt of hij weet wat de reden is van deze gewichtstoename. 48 Aan welke voorwaarde hoort een 'light' product te voldoen? a. Het product bevat minimaal 50% minder suiker. b. Het product bevat minimaal 50% minder energie, suiker of vet. c. Het product bevat minimaal 30% minder energie, suiker of vet. d. Het product bevat geen energie, suiker of vet. Vragen - Pagina 11 van 12

12 49 Welke richtlijn hoort bij de huidige beweegrichtlijnen van de Gezondheidsraad? a. 3 x per week spier- en botversterkende activiteiten. b. Voorkom veel stilzitten. c. 150 minuten per dag bewegen. d. 1 x per week spier- en botversterkende oefeningen 50 Onderstaande afbeelding staat op een levensmiddelenproduct. Hoeveel kilocalorieën bevat 1 pakje van deze melkbiscuits? a. 97 kilocalorieën. b. 194 kilocalorieën. c. 408 kilocalorieën. d. 477 kilocalorieën. - it was de laatste vraag - Vragen - Pagina 12 van 12

13 Naam: Handtekening: atum: - - Geboortedatum: - - examenperiode: Proefexamens Proefexamens - Vragen: Gewichtsconsulent - odering: Proefexamen Examen: Proefexamen gewichtsconsulent Kandidaatnummer: Naam kandidaat: Handtekening: it examen bestaat uit 50 multiple choice vragen. Telkens zijn vier antwoorden gegeven, waarvan 1 antwoord het juiste of het beste is. Iedere vraag weegt even zwaar en telt mee als 1 punt. Leg het antwoordenblad naast deze opgaven. ekijk opgave 1 en zoek uit wat het juiste antwoord is. Maak op het antwoordenblad het vakje bij dit antwoord geheel zwart met potlood. ehandel zo alle opgaven. ij dit examen mag een analoge rekenmachine worden gebruikt. Wacht met het omslaan van het eerste blad totdat de voorzitter hiervoor het teken heeft gegeven Antwoordformulier - Pagina 1 van 3

14 Antwoordformulier - Pagina 2 van 3

15 - it was de laatste vraag - Antwoordformulier - Pagina 3 van 3

16 orrectiemodel A A A A A orrectiemodel - Pagina 1 van 3

17 A orrectiemodel - Pagina 2 van 3

18 esuur ehaalde punten ijfer 17 3, ,7 48 9,4 47 9,1 46 8,8 45 8,5 44 8,2 43 7,9 42 7,6 41 7,3 40 7,0 39 6,7 38 6,4 37 6,1 36 5,8 35 5,5 34 5,4 16 3,1 15 2,9 14 2,8 13 2,7 12 2,5 11 2,4 10 2,3 9 2,2 8 2,0 7 1,9 6 1,8 5 1,6 4 1,5 3 1,4 2 1,3 1 1,1 0 1,0 33 5,2 32 5,1 31 5,0 30 4,9 29 4,7 28 4,6 27 4,5 26 4,3 25 4,2 24 4,1 23 4,0 22 3,8 21 3,7 20 3,6 19 3,4 18 3,3 orrectiemodel - Pagina 3 van 3

19 Achterpagina - Pagina 1 van 1