Samenvatting Economie De vraag
|
|
- Marleen Bosman
- 4 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Samenvatting Economie De vraag Samenvatting door een scholier 3360 woorden 13 januari ,1 9 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 De consument Consumptie is het aanschaffen van goederen en diensten die voorzien in de behoeften met de bedoeling daar niet verder mee te produceren. Door deze ontwikkelingen wordt het steeds moeilijker voor de consument op een product te kiezen: - technologische ontwikkelingen: steeds meer nieuwe typen producten komen op de markt - maatschappelijke ontwikkelingen: erbij willen horen - veranderende politieke verhoudingen: verschuiving van macht naar de EU maakt regels binnen Nederlands soepeler Individualisering wil zeggen dat mensen zich minder laten leiden door vaste gedragspatronen die eeuwenlang door kerk, buurt en familie werden voorgeschreven. De consument wordt voortdurend beïnvloed in zijn koopgedrag door aanwezige reclame. De behoeften van een consument wordt mede bepaald door status, scholing, buurt, gezinssamenstelling, mode en klimaat. Daarnaast hebben reclame, consumentenvoorlichting en bescherming en het overheidsbeleid invloed op het koopgedrag van de consument. De overheid bemoeit zich ook met de consumptie. Ze doet dit met het oog op bescherming, veiligheid, gezondheid, opvoeding en het milieu: - wettelijk verboden producten: wapens - beperkte gebruikersvoorwaarden: roken - belasting en premieheffing - gedwongen verkoop via belastingheffingen: collectieve goederen - gedwongen consumptie: quasi-collectieve goederen zoals school - marktconforme maatregelen: Bemoeigoederen: producten waarvan de overheid het verbruik wil beïnvloeden Merit-goederen: gebruik m.b.v. prijsverlagende subsidies stimuleren cultuur Demerit-goederen: goederen waarvan gebruik afremmen. Tabak. Alcohol De Wet Misleidende Reclame die de consument in bescherming nemen. De Reclameraad behandelt Pagina 1 van 10
2 klachten over etherreclame. Bij het bestuderen van het consumentengedrag kunnen we de volgende factoren onderscheiden die de vraag naar een goed bepalen: - het behoeftepatroon van de consument - de prijs van het goed zelf - de prijs van andere goederen - het besteedbaar inkomen van de consument - het aantal consumenten (heeft alleen invloed op de collectieve vraag) Dat de overige factoren constant verondersteld worden, noemen economen ceteris paribus. Substitutie-effect: cola vervangt andere dranken. Inkomenseffect: door de prijsdaling van cola daalt het gemiddelde prijsniveau en stijgt de koopkracht van het inkomen. De positieve samenhang tussen inkomen en vraag geldt voor alle zogenaamde normale goederen. Inferieure goederen: goederen van betere kwaliteit zijn voor de koper niet betaalbaar. Een individuele (prijs)vraagfunctie geeft het verband aan tussen de prijs van een goed en de gevraagd hoeveelheid van dat hoed door een consument. Wanneer je deze in een grafiek zet heet het de individuele vraaglijn. Wanneer het verband tussen de prijs van een goed en de gevraagd hoeveelheid van dat goed van alle consumenten samen op het oog dan spreken we van de collectieve vraagfunctie. De grafische weergave wordt de collectieve vraaglijn genoemd. Het effect van een prijsverandering op de gevraagde hoeveelheid kunnen we meten met behulp van de prijselasticiteit van de vraag (Ev). De prijselasticiteit van de vraag geeft aan hoe en in welke mate de vraag reageert op een prijsverandering. Je kunt de prijselasticiteit van de vraag (Evp) als volgt berekenen: EV = % verandering van de vraag % verandering van de prijs Andere manier van uitrekenen EV is segmentelasticiteit: De derde manier van uitrekenen van de EV is de puntelasticiteitsformule: Het getal dat voor de P staat is gelijk aan verandering vraag / verandering prijs Voorbeeld: Qv= -0.5p+8 P= 4 Qv= -0.5 x = 6 Puntelasticiteit: EV= -.05x 4/6=-0,3 Pagina 2 van 10
3 Het gaat bij alle elasticiteiten steeds om hoe een variabele (het gevolg) reageert als een andere variabele toe- en of afneemt (de oorzaak). De absolute waarde van de elasticiteit is kleiner dan 1 -> de vraag is inelastisch. Een verandering (oorzaak) wordt gevolgd door een reactie die minder sterk is dan de oorspronkelijke verandering. Een prijsstijging van 5% wordt gevolgd door een vraagdaling van 2%. Het is denkbaar dat er geen enkele reactie is. In dat geval is de elasticiteit nul en spreken we van een volkomen inelastische vraag. Na een prijsstijging van 5% blijft de vraag onveranderd. De absolute waarde van de elasticiteit is groten dan 1. We noemen dit elastisch. De reactie is dan in verhouding groter dan de oorspronkelijke verandering. Een prijsstijging van 5% wordt gevolgd door een vraagdaling van 10%. In het geval dat de absolute waarde van de elasticiteit precies uitkomt op 1 s de reactie gelijk aan de oorspronkelijke impuls. Dit is een randgeval: de vraag is niet elastisch noch inelastisch. Substitutiegoederen zijn goederen die elkaar kunnen vervangen. Goederen kunnen elkaar ook aanvullen: complementaire goederen. De invloed van een prijsverandering van een ander goed op de vraag naar een goed, spreken we van de kruiselingse prijselasticiteit: Ek = Weer is het eerste gedeelte gelijk aan het getal dat voor de P staat in de formule. Het verband tussen de gevraagde hoeveelheid en het inkomen is de individuele inkomensvraagfunctie. Het verband tussen de totale vraag naar een bepaald goed en het totale inkomen (van alle consumenten samen); het gaat dan om de collectieve inkomensvraagfunctie. De grafische weergave van deze functie heten respectievelijk individuele- en collectieve inkomensvraaglijn. Drempelinkomen -> sommige goederen kunnen pas vanaf een bepaald inkomen gekocht worden. Dit heet het drempelinkomen. Primaire goederen, die noodzakelijk zijn, reageren niet erg stek op een inkomensverandering: de inkomensvraag is inelastisch. Bij luxe goederen is de reactie veel sterker: deze goederen zijn minder levensnoodzakelijk en zullen bij een sterke inkomensdaling veel minder gekocht worden. Verschuiving van de curve: Veroorzaakt door: Inkomensstijging rechts Verandering behoefte patroon door reclame rechts Verandering van deprijzen van concurrenten rechts De totale groep potentiële kopers is groter geworden rechts Het schuift naar links door vermindering van bovenstaande dingen of door negatieve beeldvorming. De vergelijking verandert: bij dezelfde prijs wordt er meer gekocht. Pagina 3 van 10
4 Oude vergelijking: Qv=-P+ 10 bij P= 6 -> Qv= = 6 Nieuwe vergelijking: Qv=P + 12 bij P = 6 -> Qv = =6 Verschuiving langs de curve: Veroorzaakt door: Prijsverandering. Als de prijs van het product zelf verandert zal ook de vraag naar dat product veranderen maar de vraaglijn zelf niet. Er is dan sprake van een verschuiving langs of op de vraaglijn. De prijs verandert terwijl de vergelijking hetzelfde blijft: Qv = -P + 10 Oude prijs: P = 6 -> Qv= = 4 Nieuwe prijs: P = 5 -> Qv = = 5 De omvang van de totale consumptieve bestedingen wordt grotendeels bepaald door zwel het besteedbaar (beschikbaar) nationaal inkomen als door het gemiddeld prijsniveau van consumptiegoederen, oftewel door de koopkracht van het nationaal inkomen. Micro-economische vraag -> de individuele vraag die van een consument. Meso-niveau -> vraag van alle consumenten samen naar een product: de collectieve vraag. Macro-niveau -> koopgedrag van alle consumenten naar alle producten: particuliere consumptie of consumptieve bestedingen van huishoudens. Hoofdstuk 2 Dat kunnen grondstoffen zijn, maar ook kant-en-klare meubelen; zolang de meubels nog niet verkocht zijn worden ze gerekend tot de kapitaalgoederen. Zodra ze wel verkocht zijn hetten ze consumptiegoederen. Investeringen hebben twee effecten. Het aanschaffen van kapitaalgoederen leidt tot bestedingen; dit is het bestedingseffect van investeringen: de effectieve vraag neemt toe. Tegelijkertijd wordt de voorraad kapitaalgoederen groter: de productiecapaciteit neemt toe. Je kunt met meer machines meer produceren. Dit het capaciteitseffect van investeringen. Bij zijn investeringsbeslissing wil de fabrikant inzicht hebben in de extra opbrengst en de extra productiekosten die de investering met zich meebrengt. Met andere woorden: is de investering winstgevend. Motieven investeringen: Afzetverwachtingen Huidige bezetting van de productiecapaciteit Hoogte van rente Omvang winst Produceren met kapitaal of mensen -> arbeids/kapitaalkosten Investeringsklimaat politiek Soms is er sprake van overcapaciteit. Dat wil zeggen dat de productie ie met de beschikbare Pagina 4 van 10
5 productiefactoren maximaal mogelijk is, niet gehaald wordt: de feitelijke productie is lager dan de productiecapaciteit. De bezettingsgraad, de mate waarin gebruik wordt gemaakt wordt van de productiecapaciteit is dan laag. Het zou kunnen zijn dat de investering arbeid gedeeltelijk overbodig maakt. Dat lever minderloonkosten op. Het kan zelfs zo zijn dat (relatief) hoge loonkosten voor de meubelfabriek aanleiding kunnen zijn om te investeren. Vlottende kapitaalgoederen: -> voorraadinvesteringen Vaste kapitaalgoederen: Vervangings- en uitbreidingsinvesteringen. Op macro-niveau gelden in grote lijnen dezelfde factoren die het investeringsgedrag verklaren: de winstgevendheid en de afzet van het bedrijfsleven, en de verwachtingen daarvan. Macro-economisch gezien wordt de winstgevendheid van het bedrijfsleven weergegeven door het aandeel van de totale winst in de productiewaarde of toegevoegde waarde van alle bedrijven samen. Hoofdstuk 3 Overdrachten -> inkomensoverdrachten uitgaven van de overheid aan particulieren huishoudens zonder dat die particulieren een zichtbare tegenprestatie hoeven te leveren aan de overheid. Bij overheidsbestedingen is er wel sprake van een tegenprestatie. Zoals de diensten van de factor arbeid. Overheidsconsumptie: Collectieve goederen -> algemeen bestuur, rechtsspraak en veiligheid. Deze kunnen niet per individu gerekend worden. Quasi-collectieve goederen -> onderwijs en wegen. Deze wil de overheid niet per individu gerekend laten worden. De waarde van de overheidsproductie is gelijk aan de ambtenarensalarissen. De personele overheidsconsumptie is gelijk aan de productiewaarde van de overheid De materiële overheidsconsumptie -> aankopen van goederen door de overheid bij de bedrijven ten behoeve van het ambtenarenapparaat. De overheidsinvesteringen -> het laten bouwen van gemeentehuizen, scholen, of het laten aanleggen van wegen, haven enz. Nationale bestedingen -> overheidsbestedingen, particuliere consumptie en particuliere investeringen samen. Bezuinigingen op haar uitgaven kan de overheid realiseren door minder te besteden of te korten op de overdrachtsuitgaven (inkomensoverdrachten). Als de overheid ervoor kiest te bezuinigen op de overheidsbestedingen, kan ze het mes zetten in de overheidsconsumptie of overheidsinvesteringen. De overheidsconsumptie is dus stabieler dan de overheidsinvesteringen doordat de consumptie vast staat. De ambtenarensalarissen zijn meestal gelijk, terwijl de investeringen verschillen en veranderen. Pagina 5 van 10
6 Particuliere bestedingen hebben effect op de overheidsbestedingen. Wanneer veel huishoudens auto s beginnen te kopen, zijn er ook meer wegen nodig. Deze moeten van de overheid komen. Hoofdstuk 4 Invoer of import van goederen en diensten houdt in dat Nederland producten koopt in het buitenland, terwijl bij uitvoer of export van goederen en diensten het buitenland Nederlandse producten aanschaft. Als een land veel handel drijft met het buitenland spreken we van een open economie. Of een economie open is kun je zien aan de grootte van export- en de importquote. De exportquote geeft de exportwaarde (=hoeveelheid geëxporteerde goederen x prijs) in procenten van het binnenlands product weer. Hoe opener een economie is des te hoger deze quoten. Een land heeft een handelsoverschot als de waarde van de goederenuitvoer groter is dan die van de goedereninvoer. Primaire inkomens -> beloningen die worden verdiend in het productieproces. Bij het kopen van obligaties is de belegger er niet op uit om invloed uit te oefenen op de gang van zaken binnen een onderneming. Bij (directe) investeringen is dat wel het geval. Bijvoorbeeld oprichten van een nieuwe onderneming in het buitenland of een bestaand buitenlandse vestiging uitbreiden. Liberalisering -> dat de overheden belemmeringen afschaffen bij buitenlandse kapitaaltransacties. Speculatief of incidenteel kapitaalverkeer -> kortlopend kapitaalverkeer dat sterk op verwachtingen voor de nabije toekomst reageert. Het is erg gevoelig voor renteveranderingen. Het kan het materieel evenwicht op de betalingbalans dus flink verstoren. Structureel kapitaalverkeer -> niet speculatief van aard. Een voorbeeld van structureel kapitaalverkeer is een directe investering door bedrijven in het buitenland en aan leningen door banken aan buitenlandse bedrijven. Twee soorten geldstromen op de betalingsbalans: Kapitaalverkeer -> leningen of aflossingen van leningen, investeringen, beleggingen. Deze geldstromen leveren als het goed is achteraf een terugkerende geldstroom op. (rente of winst). Lopende verkeer -> goederen-, diensten- en inkomensverkeer. Beloningen voor aan het buitenland geleverde goederen diensten of productiefactoren. Deze hebben invloed op het nationaal inkomen. Het kapitaalverkeer heeft geen directe invloed op het nationaal inkomen. Wel de opbrengsten ervan in de vorm van rente en winst. De betalingsbalans is een systematisch en samenvattend overzicht van alle in geld uitgedrukte transacties met het buitenland over een bepaalde periode, meestal een jaar. Je vindt er transacties waaruit betalingen of ontvangsten voortvloeien. Het gaat om alle transacties die plaatsvinden in een bepaalde periode. Het saldo is het verschil tussen de ontvangsten en de uitgaven. Wanneer de inkomsten de uitgaven Pagina 6 van 10
7 overtreffen heeft een rekening een positief saldo of overschot. Een rekening met een overschot heet actief en een rekening met tekort heet passief. Het dekkingspercentage geeft aan in welke mate de uitgaven van de import al dan niet gedekt worden door de ontvangsten van de export: Dekkingspercentage = exportontvangsten x 100% Importuitgaven Materieel saldo -> saldi lopende rekening + kapitaalrekening Salderingsrekening -> De goud-en deviezen rekening. Neemt toe bij overschot en af bij tekort. Het formeel evenwicht moet altijd 0 zijn. Als de eerste vier deelrekening samen in evenwicht zijn, spreken we van een materieel evenwicht, de voorraad deviezen en euro s verandert dan niet. Een langdurig tekort op de betalingsbalans kan leiden tot invoerproblemen. Daar staat tegenover dat langdurige overschotten niet alleen wrevel bij de handelspartners kunnen veroorzaken maar ook dat de deviezenvoorraad van de handelspartners uitgeput raakt zodat de export van het overschotland in gevaar komt. Omvang wereldhandel -> invoer van alle landen van de wereld bij elkaar optellen. De concurrentiepositie geeft de verhouding aan tussen de prijs van onze uitvoer en die van de concurrenten op de wereldmarkt. Kostenverschillen worden door diverse factoren bepaald. Grofweg kunnen we de volgende tweedeling maken: - Natuurlijke omstandigheden (kwaliteit van de productiefactor natuur) - kwaliteit en kosten van de productiefactoren arbeid en kapitaal De natuurlijke omstandigheden kunnen een land een voorsprong geven bij de productie van bepaalde goederen en diensten, waardoor export ervan kan ontstaan. De kapitaalkosten (prijzen van kapitaalgoederen en rentekosten) maar vooral de loonkosten zijn belangrijke bestanddelen in de kostprijzen van geproduceerde goederen en beïnvloeden dus ook de hoogte van de prijzen. De Nederlandse invoer is vooral afhankelijk van de afzetontwikkeling van bedrijven, dus van de bestedingen in ons land zelf. Macro-economisch gezien zal er bij een hoger nationaal inkomen meer geconsumeerd en geïnvesteerd worden en daarom ook meer worden ingevoerd. Algemeen kun je stellen dat de invoer en uitvoer van goederen en diensten en daarmee internationale handel het gevolg zijn van het feit dat bedrijven in de afzonderlijke landen zich zijn gaan specialiseren n de productie van bepaalde goederen en diensten. Zoals er arbeidsverdeling bestaat binnen bedrijven, Pagina 7 van 10
8 tussen bedrijven en bedrijfstakken en sectoren, bestaat er dus ook een arbeidsverdeling tussen landen: de internationale arbeidsverdeling. Hoofdstuk 5 De effectieve vraag bestaat uit: Gezinnen -> particuliere consumptie Bedrijven -> particuliere investeringen Overheid -> overheidsbestedingen Buitenland -> export De totale bestedingen bedragen dus C+I+O+E. Dus: particuliere consumptie + particuliere investeringen + overheidsbestedingen + export De import (M) vormt als het ware een aftrekpost omdat andere bestedingscategorieën (C, I, O en E) deels geïmporteerde goederen bevatten. Geïmporteerde goederen leggen geen beslag op Nederlandse productiecapaciteit en vormen geen productie en dus geen inkomen voor Nederland. De waarde van de productie leidt via de uitbetaling van de toegevoegde waarde ook tot het nationaal inkomen Y. Daarom geldt Y= EV= C+I+O+E-M Alle goederen die in Nederland beschikbaar zijn, bestaan uit in het binnenland en in het buitenland geproduceerde goederen: Y+M. We noemen dit de middelen. Deze middelen worden gekocht door de veir genoemde sectoren in de vorm van C+I+O+E: de bestedingen. De middelen zijn gelijk aan de bestedingen: Y+M=C+I+O+E De productiecapaciteit van een land is de maximale hoeveelheid goederen en diensten die dat land op korte termijn kan voortbrengen. De groei van de productiecapaciteit over een lange termijn heet de trendmatige groei of de trend. De capaciteit moet zo hoog zijn dat bedrijven in staat zijn te profiteren van de lucratieve afzetpieken die zich in de economie voordoen. En natuurlijk ook om de dalen op te vangen. Dat betekent dat de capaciteit wordt vastgesteld boven het niveau dat ze onder normale omstandigheden nodig hebben; ze bouwen reservecapaciteit op die ze alleen gebruiken als de afzet exceptioneel hoog is. De bezettingsgraad -> het gedeelte van de productiecapaciteit dat op een bepaald moment daadwerkelijk wordt gebruikt. De groei van het bbp wordt gehanteerd als maatstaf voor economische groei omdat dit de koopkracht laat zien. Wanneer het groeipercentage boven de trend ligt neemt de bezettingsgraad toe. De bedrijven zien hun winsten toenemen en zullen, om meer producten te kunnen verkopen, nieuw personeel trekken. Eerst zal dit tijdelijk personeel zijn, maar bij een herstel zal er ook vast personeel aan worden genomen. Werklozen vinden een baan en ontvangen loon. De toename van de inkomens (winsten en lonen) zorgt voor een toename van de bestedingen, in de vorm van investeringen en consumptie. Omdat de groei hoger is dan Pagina 8 van 10
9 de trend stijgt de bezettingsgraad op den duur tot boven het normale niveau. Het herstel is voltooid. Later stijgt het groeipercentage verder waardoor de economie belandt in een situatie van overbesteding. De hoogconjunctuur doet zijn intrede. Als de hoogconjunctuur gedurende lange tijd aanhoudt, wordt het voor bedrijven steeds moeilijker de vraag bij te benen en kunnen er aanbodtekorten ontstaan op de verschillende markten. Door de hoge bestedingen ontstaan er prijsstijgingen -> bestedingsinflatie. Op de arbeidsmarkt kunnen de tekorten aan geschikt personeel leiden tot loonstijgingen. Zolang de afzetverwachtingen gunstig blijven zullen bedrijven hun capaciteit willen uitbreiden. Ze moeten ook wel, alleen al om te voorkomen dat de concurrenten straks met de sinten gaan strijken. Helaas denken de concurrenten er net zo over. De overinvesteringen vormen de kiem voor de omslag. Het eerste signaal voor de omslag wordt afgegeven door de bedrijven die kapitaalgoederen produceren. Als blijkt dat er teveel capaciteit is opgebouwd ontvangt deze sector geen nieuwe orders meer; de winsten slaan om in verliezen en er wordt personeel naar huis gestuurd. De lagere winsten en lonen in de kapitaalgoederensector leiden immers onherroepelijk ook tot vraaguitval in de sector van de consumptiegoederen en diensten. Ook hier smelten de winsten weg en vallen ontslagen. Er ontstaat een sneeuwbaleffect. De dalende inkomens leiden via dalende bestedingen, dalende afzet en productie tot verder dalende inkomens. De groei zakt onder de trend en de bezettingraad daalt tot onder het normale niveau. Er heerst laagconjunctuur. Het is de tijd van herstructureringen, reorganisaties en faillissementen. Aan de neergang komt ten slotte een einde als de bedrijven hun inmiddels versleten kapitaalgoederen moeten vervangen. De kapitaalgoederensector krijgt dan weer orders, kan weer winst maken en zal nieuw personeel aantrekken. Na verloop van tijd trekt daardoor ook de consumptieve vraag weer aan. Ook de conjuncturele opleving laat een zichzelf versterkende ontwikkeling zien: een toename van de afzet leidt tot een toename van de productie, een toename van inkomens, bestedingen en daarmee tot nieuwe afzet. Zo accelereert het groeipercentage tot boven de trendmatige groei. Onderbesteding kan weer snel tot het verleden behoren. Trendmatige groei -> procentuele groei van productiecapaciteit op lange termijn. Nu 2%. De conjunctuur heeft verschillende fases: Fase van herstel -> het groeipercentage van nationaal product gaat weer stijgen Recessie -> het groeipercentage van het nationaal product neemt periodieke af, is nog wel positief maar zit onder de trendgroei. Depressie/crisis -> het groeipercentage van het nationaal product is negatief en neemt periodiek af. Hoogconjunctuur -> het groeipercentage van het nationaal product neemt periodiek toe en ligt boven de trendgroei. Laagconjunctuur -> het groeipercentage van het nationaal product neemt periodiek af. Hoogconjunctuur/overbesteding leiden tot prijsinflatie en laagconjunctuur/onderbesteding tot verlies van werkgelegenheid. Stabiliteitsfunctie overheid: het dempen, stabiliseren van conjunctuurgolven waardoor er prijsstabiliteit en een evenwichtige arbeidsmarkt ontstaat. Een evenwichtige arbeidsmarkt houdt in dat de vraag naar arbeidskrachten uitgeoefend door bedrijven en overheid (werkgelegenheid) overeenkomst met het aanbod Pagina 9 van 10
10 van arbeidskrachten (beroepsbevolking). Anticyclisch beleid: Onderbesteding -> belasting laten dalen en de overheidsbestedingen laten stijgen Overbesteding -> belasting laten stijgen en de overheidsbestedingen laten dalen Door het overheidsbeleid is er sprake van een sneeuwbaleffect -> toename vraag -> stijging productie -> grotere werkgelegenheid -> meer inkomen -> toename vraag -> stijging productie -> grotere werkgelegenheid -> meer inkomen etc. Er is hier sprake van de multiplierwerking van de toename van de overheidsbesteding (en anders van de afname van belastingen). Wanneer de overheid bij onderbesteding de economie stimuleert, verdient zij een gedeelte van haar extra uitgaven terug omdat door haar stimuleringsbeleid het nationaal inkomen zal stijgen. Het hogere inkomen heeft tot gevolg dat de belastingontvangsten toenemen. We noemen dit het inverdieneffect van extra overheidsuitgaven. Meer productie betekent immer meer werkgelegenheid, dus minder werkloosheid en minder uitkeringen. Bij onderbesteding wordt het bestaande overheidstekort doorgaans nog groter. De overheid financiert het tekort door geld te lenen, hetgeen bij onderbesteding niet zo moeilijk is. De overheid leent dan de extra besparingen van particulieren. Als het beleid succes heeft zal de productie op den duur weer stijgen, dan neemt ook het inkomen weer toe en daarmee de belastingsopbrengst. De overheid kan de overbesteding bestrijden door de belastingen te verhogen en de overheidsuitgaven te verlagen. Het overheidstekort wordt kleiner. Conjunctuurindicatoren vormen een aanwijzing voor op korte termijn te verwachten economische ontwikkeling. Indicatoren zijn de koopbereidheid, verwachte bedrijvigheid in de industrie, zoals die via enquêtes door het CBS worden gemeten: de feitelijke orderportefeuille van de industrie, de verwachte exportomzet etc. De conjunctuur is een momentsituatie van het nationaal inkomen/ nationaal product. Er wordt vaak gesproken over de groei van de economie. Met de groei wordt bedoeld de toename van het binnenlands product. Oftewel de waarde van alle in één jaar in ons land geproduceerde goederen en diensten. Pagina 10 van 10
5,8. Samenvatting door een scholier 1415 woorden 17 augustus keer beoordeeld. Hoofdstuk 1
Samenvatting door een scholier 1415 woorden 17 augustus 2006 5,8 28 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 Consumeren->omgangstaal = gebruiken, verbruiken -> Economie = kopen aanschaffen van goederen
Nadere informatieEen keuze maken uit het grote aanbod van consumptiegoederen is steeds moeilijker.
Samenvatting door een scholier 893 woorden 24 december 2003 6,4 43 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Vaardigheden H1 Consumeren Omgangstaal: Iets verbruiken, of soms iets gebruiken Economie: Het
Nadere informatieSamenvatting Economie De vraag, lesbrief 2002
Samenvatting Economie De vraag, lesbrief 00 Samenvatting door een scholier 4846 woorden 14 april 003 7,5 95 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO De vraag Hfst 1 De consument Een consument streeft
Nadere informatie2.1 De vraag naar spijkerbroeken
2.1 De vraag naar spijkerbroeken Voorbeeld 1: Q v = -0,10P + 9 met Q v = gevraagde hoeveelheid spijkerbroeken van Petra P = prijs van een spijkerbroek in euro s P 90 80 60 30 0 Q v 0 1 3 6 9 Er is een
Nadere informatieModule 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging
Module 8 havo 5 Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging Economische conjunctuur hoogconjunctuur Reëel binnenlands product groeit procentueel sterker dan gemiddeld. laagconjunctuur Reëel binnenlands product groeit
Nadere informatie7,1. Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september keer beoordeeld. MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie?
Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september 2004 7,1 10 keer beoordeeld Vak Economie MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie? Economie gaat over de behoeften (de wensen) van mensen. Behoeften
Nadere informatieAls de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.
Top 100 vragen. De antwoorden! 1 Als de lonen stijgen, stijgen de productiekosten. De producent rekent de hogere productiekosten door in de eindprijs. Daardoor daalt de vraag naar producten. De productie
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief Modellen
Samenvatting Economie Lesbrief Modellen Samenvatting door een scholier 1385 woorden 6 mei 2006 6,2 13 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H. 1, Crisis. Conjunctuurtheorie = theorie over crisis met
Nadere informatieDomein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)
1) Geef de omschrijving van trendmatige groei. 2) Wat houdt conjunctuurgolf in? 3) Noem 5 conjunctuurindicatoren. 4) Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de bedrijfswinsten zullen stijgen. 5) Leg uit waarom
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven
Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven Samenvatting door D. 1403 woorden 18 januari 2014 7 3 keer beoordeeld Vak Economie Conjunctuurbeweging/Conjunctuur: Het patroon van het stijgen
Nadere informatieVoorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei 13.30 16.30 uur
Economische wetenschappen 1 en recht Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei 13.30 16.30 uur 19 99 Dit examen bestaat uit 34 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven
Nadere informatieEconomische conjunctuur
Economische conjunctuur hoogconjunctuur Reëel binnenlands product groeit procentueel sterker dan gemiddeld. Ontstaat door veel vraag naar producten Trend (Gemiddelde groei over groot aantal jaren) laagconjunctuur
Nadere informatieSamenvatting Economie Toetsweek 2
Samenvatting Economie Toetsweek 2 Samenvatting door E. 1301 woorden 3 december 2016 10 1 keer beoordeeld Vak Economie VERKOOPWAARDE 2000 INKOOPWAARDE: (INTERMEDIAIR VERBRUIK) GRONDSTOFFEN 1100 DIENSTEN
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 6
Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 Samenvatting door een scholier 2139 woorden 16 oktober 2005 7,4 25 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Paragraaf 1 Micro-economie: als we de productie door 1
Nadere informatieH2: Economisch denken
H2: Economisch denken 1 : Produceren Produceren: Het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van de productiefactoren door bedrijven en de overheid. Alleen bedrijven en de overheid kunnen produceren
Nadere informatieAantekeningen VWO-6 Economie Lesbrief Economische Modellen
Aantekeningen VWO-6 Economie Lesbrief Economische Modellen Hoofdstuk 1 + 2 Een model is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Bedoeld om de werkelijkheid te verklaren Bedoeld om voorspellingen
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 2
Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 1990 woorden 6 december 2010 3,6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans 2.1 produceren Produceren: het maken van goederen en het
Nadere informatieSamenvatting Economie Module1, H2 en H3
Samenvatting Economie Module1, H2 en H3 Samenvatting door een scholier 1851 woorden 28 maart 2006 2 2 keer beoordeeld Vak Economie Module 1, Hoofdstuk 2, Consumeren 1. Hoe consumenten in hun behoeften
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2008-II
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 De werkgelegenheid verandert met
Nadere informatieEconomie. Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud:
Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets Economie Inhoud: Wat? blz. h1 & h2 samengevat 2 h3 samengevat 3 h4 samengevat 4 wat moet weten 5 Begrippen 6 & 7 Links 7 Test je
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo 2007-I
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 q v = 200 1,25 + 450 = 200 q a
Nadere informatie6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE
Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari 2011 6,3 17 keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE Lesbrief Globalisering INFLATIE Soort Oorzaken OPLOSSINGEN Vraag Bestedingsinflatie Door de oplevende
Nadere informatieHoofdstuk 1: Waar produceren
Hoofdstuk 1: Waar produceren Open economie - Een land handeld veel met het buitenland, importeert & exporteert veel Er is meer keuze aan goederen of diensten dan in een gesloten economie Concurrentiepositie
Nadere informatieKeuzeonderwerp. Keynesiaans model. Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt. fransetman.nl
Keuzeonderwerp Keynesiaans model Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt Vraag op de goederenmarkt Alleen gezinnen en bedrijven kopen op de goederenmarkt. C = 0,6 Y Aa = 4 mln mensen
Nadere informatieDumpjehuiswerk.nl 2009
Algemene Economie hoofdstuk 2 Vraag Bij de analyse van het consumentengedrag zijn ondernemingen op zoek naar de oorzaken die ten grondslag liggen aan de vraag naar hun producten. Deze oorzaken worden ook
Nadere informatie5.1 Wie is er werkloos?
5.1 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald
Nadere informatieSamenvatting Economie Nationale Rekeningen
Samenvatting Economie Nationale Rekeningen Samenvatting door een scholier 1747 woorden 18 november 2004 4,8 57 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie 1.1 Macro-economie Kenmerk macro-economie
Nadere informatieDe groei van de wereldeconomie wordt gemeten aan de hand van de groei van de nationale productie van alle landen in de wereld
Samenvatting door een scholier 1909 woorden 17 april 2007 4,8 30 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 Import: goederen uit het buitenland kopen Export: producten aan het buitenland verkopen Uitvoersaldo:
Nadere informatieBruto binnenlands product
Bruto binnenlands product Binnenlands = nationaal Productie bedrijven Individuele goederen Omzet Inkoop van grond- en hulpstoffen - Bruto toegevoegde waarde Afschrijvingen- Netto toegevoegde waarde = Beloningen
Nadere informatieMACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD
pdf18 MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD De macro-vraaglijn of geaggregeerde vraaglijn geeft het verband weer tussen het algemeen prijspeil en de gevraagde hoeveelheid binnenlands product. De macro-vraaglijn
Nadere informatieLoonkosten per product omhoog - Prijzen omhoog - Internationale concurrentiepositie omlaag
Samenvatting Economie Europa Samenvatting door S. 1608 woorden 27 maart 2017 7,5 27 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1: Waar produceren Open economie - Een land handeld veel met het
Nadere informatieSamenvatting Economie Vervoer
Samenvatting Economie Vervoer Samenvatting door S. 1607 woorden 25 april 2017 5,2 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 2 : Met de taxi of met de fiets Afzet onderneming Markt Afzet= ------------------------------------
Nadere informatieHoofdstuk 3 De gesloten economie zonder overheid
Samenvatting door Een scholier 2055 woorden 2 november 2003 5.7 113 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Economie Modellen H3 t/m 7 Hoofdstuk 3 De gesloten economie zonder overheid Y inkomensevenwicht
Nadere informatie5.2 Wie is er werkloos?
5.2 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald
Nadere informatieSamenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3
Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1203 woorden 17 januari 2005 6,1 90 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie lesbrief: inkomen. Hoofdstuk 1: de
Nadere informatieUIT deel 2 elasticiteiten. H2 elasticiteiten. H2.1 drie kenmerken van elasticiteiten (verbanden)
H2 elasticiteiten H2.1 drie kenmerken van elasticiteiten (verbanden) Uitleg elasticiteiten. Elasticiteiten geven het verband weer tussen een prijsverandering van een goed of een dienst en de mate waarin
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief Vervoer
Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting door een scholier 2145 woorden 11 januari 2011 6,8 358 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H 1 Marktaandeel van de afzet= afzet onderneming/afzet
Nadere informatieUIT groei en conjunctuur
Economische groei. Economische groei drukken we uit in de procentuele groei van het BBP op jaarbasis. De groei van het BBP heeft twee oorzaken. Het BBP kan groeien omdat de prijzen van producten stijgen
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief Internationale handel
Samenvatting Economie Lesbrief Internationale handel Samenvatting door een scholier 1819 woorden 4 mei 2004 8,2 97 keer beoordeeld Vak Economie INTERNATIONALE HANDEL COMPLETE SAMENVATTING: H 1 T/M 3 Hoofdstuk
Nadere informatieSamenvatting Economie Internationale Handel
Samenvatting Economie Internationale Handel Samenvatting door een scholier 1611 woorden 9 september 2001 6,5 169 keer beoordeeld Vak Economie Economie Internationale Handel Hoofdstuk 1 Nederland is erg
Nadere informatieKeynesiaanse modellen hebben betrekking op de korte termijn, klassieke modellen op de lange termijn.
Samenvatting door E. 2316 woorden 27 april 2013 9 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie Hoofdstuk 8: Een model van een economie 8.1 Verschillende modellen Macro-economische modellen kunnen
Nadere informatieGeeft aan hoeveel iemand (maximaal) bereid is om uit te geven aan een bepaald product.
Boekverslag door M. 988 woorden 11 oktober 2015 9.3 4 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 2 Betalingsbereidheid: Geeft aan hoeveel iemand (maximaal) bereid is om uit te geven aan een bepaald product.
Nadere informatieArbeid = arbeiders = mensen
Vraag van en aanbod naar arbeid Arbeid = arbeiders = mensen De vraag naar mensen = werkenden Het aanbod van mensen = beroepsbevolking Participatiegraad Beroepsbevolking / beroepsgeschikte bevolking * 100%
Nadere informatieEindexamen economie 1 vwo 2001-II
4 Antwoordmodel Opgave Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. ja Uit de toelichting moet blijken dat de stijging
Nadere informatieEindexamen economie vwo II
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een
Nadere informatieWelvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?
1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 3) Wat zijn negatief externe effecten? 4) Waarom is deze maatstaf niet goed genoeg? Licht toe. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte
Nadere informatieSPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR
SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI 2016 15.30 17.00 UUR SPD Bedrijfsadministratie ALGEMENE ECONOMIE Maandag 27 juni 2016 B / 9 2016 NGO-ENS B / 9 Opgave 1 (20 punten)
Nadere informatieUitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag.
Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is daarmee een macro-economisch model. Het model maakt sterk gebruik van het marktmodel uit
Nadere informatieLesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk
Hoofdstuk 1 1.6 C Markten 1.7 a. De prijzen zijn gestegen. Bij een gelijk volume (= afzet) leidt dit tot een omzetgroei. b. Indexcijfer volume (afzet): 105, indexcijfer prijs: 97,1. 97,1 105 = 101,96.
Nadere informatieBegrippen: - Overheid: Onder overheid verstaan we het Rijk en de overige publiekrechtelijke lichamen, zoals provincies en gemeenten.
Samenvatting door een scholier 919 woorden 20 juni 2007 6,8 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie Hoofdstuk 4 Productie door de overheid 4.1 De sector overheid - Overheid: Onder overheid
Nadere informatieEconomische crisis vragen
Economische crisis vragen 1. Op welke manier kan je de toegevoegde waarde van een bedrijf berekenen? Omzet ingekocht van derden = toegevoegde waarde/productie 2. Leg uit dat productie en inkomen aan elkaar
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo I
Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 nivellering 38,2 : 9,6 = 3,98 : 1 2 maximumscore
Nadere informatieSamenvatting Economie Consument en Producent
Samenvatting Economie Consument en Producent Samenvatting door een scholier 1055 woorden 29 oktober 2004 6,1 60 keer beoordeeld Vak Economie Consument en producent. Hoofdstuk 1: De klant. Marktaandeel
Nadere informatieAntwoorden stencils OPGAVE 1 11.313 pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten
Antwoorden stencils OPGAVE 1 1. Nominaal Inkomen 1996 = 25,34 miljard pond x 1,536 = 38,92224 miljard pond Bevolkingsomvang 1996 = 3.340.000 x 1,03 = 3.440.200 Nominaal Inkomen per hoofd = 38,92224 miljard
Nadere informatieEen overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen.
Praktische-opdracht door een scholier 3871 woorden 8 januari 2003 5,3 45 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Opdracht 1: Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid
Nadere informatieUIT theorie ASAD
Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is een samenvoeging van de theorie van Keynes met de oude klassieke modellen. In verschijningsvorm
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 1
Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 Samenvatting door S. 946 woorden 2 april 2017 8,1 1 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 De vraag naar producten Kernbegrippen 1) Individuele vraaglijn 2) Betalingsbereidheid
Nadere informatie2. wat nog belangrijker is welke wensen je bovenaan je lijstje zet. Je moet je wensen op volgorde zetten: wat het meest belangrijk is bovenaan.
Samenvatting door Romy 2193 woorden 8 december 2015 7 10 keer beoordeeld Vak Economie 2.1 In ons dagelijks leven maken wij voortdurend keuzes omdat we nu eenmaal niet alles tegelijk kunnen doen of ons
Nadere informatieSPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR
SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER 2016 15.30-17.00 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie vrijdag 16 december 2016 B / 12 2016 NGO-ENS B / 12 Opgave
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo 2006-I
4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord
Nadere informatieBetalingsbereidheid: hoeveel een consument bereidt is om voor een product te betalen.
Samenvatting door A. 1304 woorden 7 februari 2017 7,6 23 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Samenvatting vraag & aanbod Hoofdstuk 1 Concrete markt: vragers en aanbieders komen op bepaalde tijden
Nadere informatieInhoud. 1 Inleiding. Markt of overheid. 1 wat is economie? 11 Productiefactoren 11 Schaarste en welvaart 12 2
Inhoud 1 Inleiding 1 wat is economie? 11 Productiefactoren 11 Schaarste en welvaart 12 2 modellen 12 2 Markt of overheid 1 de vraag 14 Prijzen en gevraagde hoeveelheid 14 D De vraagfunctie 14 D Verschuiving
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2000-II
Opgave 1 Uit een krant: Uitzendbranche blijft groeien Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat de uitzendbranche in het eerste kwartaal van 1998 flink is gegroeid. In vergelijking
Nadere informatieTe weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.
Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar
Nadere informatieIndexcijfer productie= indexcijfer werkgelegenheid x indexcijfer arbeidsproductiviteit 100
Samenvatting door een scholier 1391 woorden 3 juni 2005 7 34 keer beoordeeld Vak Economie Economie de arbeidsmarkt hoofdstuk 4 en 5 Hoofdstuk 4 4.1 Werkgelegenheid in Nederland Alleen een opdracht 4.2
Nadere informatieEUROPESE SAMENWERKING
ECONOMIE EUROPESE SAMENWERKING HOOFDSTUK 1: HET BUITENLAND 1.1 OVER DE GRENS Bij uitvoer oefent het buitenland vraag uit naar Nederlandse producten. Tegenover goederen- en dienstenstromen staan geldstromen.
Nadere informatieSamenvatting Economie Module 2
Samenvatting Economie Module 2 Samenvatting door S. 1008 woorden 3 januari 2013 6,7 62 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Praktische economie Module 2 Economie Module 2 Eenmaal, andermaal,verkocht
Nadere informatieSamenvatting Economie Module 1: hoofdstuk 1 t/m 3
Samenvatting Economie Module 1: hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1645 woorden 7 oktober 2004 7,1 20 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Hoofdstuk 1 1 Economie gaat
Nadere informatieModellen. Hoofdstuk 3
Modellen Hoofdstuk 3 Keynes in model Vereenvoudigde weergave van de economische werkelijkheid met geaggregeerde grootheden. Economische modellen worden gebruikt voor voorspellingen en daarop wordt overheidsbeleid
Nadere informatieDomein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman
Domein Markt Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1.Lees in de grafiek af hoe hoog de totale omzet (TO) en de totale kosten (TK) is bij een afzet van 3 producten,
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2004-II
4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 artikel 1 Een verklaring waaruit
Nadere informatie5,8. Praktische-opdracht door een scholier 1585 woorden 12 december keer beoordeeld
Praktische-opdracht door een scholier 1585 woorden 12 december 2007 5,8 10 keer beoordeeld Vak Economie Conjunctuur Deze praktische opdracht gaat over conjunctuur. Ik beantwoord een aantal vragen in mijn
Nadere informatieALGEMENE ECONOMIE /03
HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Productiefactoren: alle middelen die gebruikt worden bij het produceren: NOKIA: natuur, ondernemen, kapitaal,
Nadere informatieExamen HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl
Economie 1,2 oude en nieuwe stijl Examen HAVO en VHBO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Vooropleiding Hoger Beroeps Onderwijs HAVO Tijdvak 2 VHBO Tijdvak 3 Woensdag 21 juni 13.30 16.30 uur 20 00 Dit
Nadere informatieSPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECOMONIE MAANDAG 2 MAART UUR 13:00 UUR. Belangrijke informatie
SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECOMONIE MAANDAG 2 MAART 2015 11.30 UUR 13:00 UUR Belangrijke informatie SPD Bedrijfsadministratie Algemene ecomonie Maandag 2 maart 2015 B / 9 2015 Stichting
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2006-II
Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: kosten van politie-inzet
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18
Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18 Samenvatting door Suzanne 4057 woorden 20 september 2017 4,2 7 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie samenvatting hoofdstuk 16,17,18 Paragraaf 16.1
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2000-II
4 Antwoordmodel Opgave voorbeeld van een juiste berekening: 84.760.000 4 = 2.080 uur 63.000 2 voorbeeld van een juist antwoord: Een antwoord waaruit blijkt dat uitzendkrachten in deeltijd werken. 3 voorbeelden
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo 2003-I
4 Antwoordmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juiste berekening
Nadere informatieProeftoets Economische Bedrijfsomgeving
Proeftoets Economische Bedrijfsomgeving 1. Schaarste heeft in de economie een andere betekenis dan in het normale spraakgebruik. We spreken in de economie van schaarste als: a. De behoeften beperkt en
Nadere informatieEindexamen vwo economie 2014-I
Opgave 1 1 maximumscore 2 De kredietcrisis in de VS leidt ertoe dat Nederlandse banken verlies lijden op hun beleggingen in de VS en daardoor minder makkelijk krediet verstrekken aan bedrijven. Hierdoor
Nadere informatieEindexamen economie 1 vwo I
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 vakbonden, werkgeversbonden, individuele
Nadere informatieHet rendement van een belegging is de opbrengst uitgedrukt in procenten van het belegde bedrag.
Samenvatting door een scholier 1412 woorden 18 juli 2015 6,7 33 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO De klassieken Keynes Lange termijn/geen termijn Korte termijn Prijsmechanisme: vraag en aanbod
Nadere informatieSamenvatting Economie Economische groei H1 t/m H3
Samenvatting Economie Economische groei H1 t/m H3 Samenvatting door een scholier 2598 woorden 19 februari 2007 6,4 9 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economische groei: Welvaart: De mate waarin
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 Voordat de export wegviel was er evenwicht op de
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 3
Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1521 woorden 2 oktober 2003 7, keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Economie Module 1 Hoofdstuk 1 Par. 1.1 Behoeften:
Nadere informatieHoofdstuk 14 Conjunctuur
Hoofdstuk 14 Conjunctuur Open vragen 14.1 CPB: groei Nederlandse economie valt terug naar 1% in 2005 In 2005 zal de economische groei in Nederland licht terugvallen naar 1% ten opzichte van een groei van
Nadere informatie1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet.
AANVULLENDE SPECIFIEKE TIPS ECONOMIE VWO 2007 1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet. : Leg uit dat loonmatiging in een open economie kan leiden tot
Nadere informatieEindexamen economie vwo 2010 - I
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit
Nadere informatieHoofdstuk 2: Consumenten
Hoofdstuk 2: Consumenten Economie VWO 2011/2012 www.lyceo.nl H2: Consumenten Economie 1. Inkomen 2. Consument 3. Producenten 4. Markt en Overheid 5. Internationale betrekkingen 6. Kringloop Inkomensvorming
Nadere informatieAntwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present)
Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present) Antwoorden door een scholier 1164 woorden 25 maart 2004 5,1 76 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1: productie en productiefactoren
Nadere informatieEindexamen economie 1 havo 2000-I
Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van
Nadere informatieGroei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2
Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,
Nadere informatie20.1 Wat is economische groei?!
20.1 Wat is economische groei? Om te beoordelen of er geproduceerd is, moet het BBP worden gecorrigeerd voor de inflatie. BBP is de totale product door binnenlandse sectoren. We vinden dan de toename van
Nadere informatieSamenvatting Economie Consument & Producent
Samenvatting Economie Consument & Producent Samenvatting door een scholier 1097 woorden 3 april 2003 7,7 84 keer beoordeeld Vak Economie CONSUMENT & PRODUCENT Hoofdstuk 1 de klant Marktaandeel afzet eigen
Nadere informatieSPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR
SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI 2015 14.45 UUR 16.15 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene Economie 22 juni 2015 B / 11 2015 NGO - ENS B / 11 Opgave 1 (21 punten) Vraag
Nadere informatie