R.T.G. - Ruimte. Vraag: Zijn er bij dit systeem ook voordelen te behalen op het gebied van transportbewegingen en bouwvolume?

Transcriptie

1 R.T.G. - Ruimte Korte aantekeningen van de bijeenkomst van RTG Ruimte d.d. 2 april 2013; aanvang uur Aanwezig: Voorzitter: de heer Veldhuizen Leden RTG: mevr. Oort, de heren Pennings, Navis, Bulsink, Migchelbrink, Van Geenen en Frenken Namens het college: wethouder T. Kok en dhr Hulshof (bij agendapunt 1) RTG-griffier: M.A.J.B. Fiering 1. Voorstel tot vaststellen bestemmingsplannen buitengebied, paraplu herziening en partiële herziening Inspreker de heer Aagten van Geling Advies namens de fam. Meerdink. Zijn bijdrage is aan dit verslag gehecht. Vragen aan inspreker. Vraag: Hoeveel kuub water wordt er geloosd op het riool en kan het riool dat aan? Vraag: Als meerdere agrarische bedrijven op het riool gaan lozen, wat zijn dan de consequenties voor het rioolstelsel en de zuiveringsinstallatie? Vraag: Zijn er bij dit systeem ook voordelen te behalen op het gebied van transportbewegingen en bouwvolume? Vragen aan het college. Vraag: De provincie heeft een opmerking gemaakt over de maximale grootte van het bedrijf Hoeninkdijk 6-8. Heeft de provincie het over de intensieve veehouderij of heeft de provincie het over de uitbreiding van de biovergistingsinstallatie? Vraag: Wat is de reden om de inspraakreacties no. 1 (definitie intensieve veehouderij) en no. 4 (compensatie omgevingsvergunningen) nu niet mee te nemen maar mee te nemen in het nieuwe bestemmingsplan Landelijk Gebied 2014? Vraag: Natuurwaarden zijn van belang bij omgevingsvergunningen. Wat moeten wij ons daar bij voorstellen? Antwoord: Er is contact geweest met het waterschap. Gebleken is dat het riool dit kan verwerken. Op jaarbasis gaat het om maximaal ca ton mest. Een gedeelte wordt afgezet als dikke mestfractie. De dunne fractie wordt gezuiverd en is loosbaar op het riool. Antwoord: Het eindproduct is grotendeels geen mest meer. Daarmee wordt het probleem echt opgelost. Bij andere verwerkingsinstallaties is er nog steeds sprake van mest. Het ministerie geeft aan dat de hoeveelheid mest gereduceerd wordt. Het eindproduct zou geen mest meer zijn. Veel agrariërs wachten de situatie af. Het bedrijf van de fam. Meerdink wil niet afwachten maar graag investeren in een nieuwe installatie. Antwoord: Qua bouwvolume maakt het in de nieuwe situatie - niet veel uit. De transportbewegingen worden minder. Er worden in de nieuwe situatie geen co-producten meer aangevoerd. Het grootste gedeelte is straks loosbaar op het riool en hoeft dus niet over de weg te worden afgevoerd. De reductie is ongeveer 40%. Antwoord: Tijdens het voorontwerp is hierover gesproken met de provincie. De biovergistingsinstallatie was toen niet aan de orde. Toegezegd wordt dat de brief van de provincie met de opmerking over het bedrijf Hoeninkdijk 6-8 ter inzage wordt gelegd. Antwoord: Dit bestemmingsplan voorziet in enkele aanpassingen van geldende regels. Wijzigingen in bestaande regels kunnen gevolgen hebben voor bestaande agrarische bedrijven. Die afweging wordt gemaakt bij het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan. Antwoord: Aangetoond moet worden dat natuurwaarden niet worden aangetast. Dit heeft betrekking op beschermde diersoorten e.d. 1

2 Vraag: Bij bepaalde percelen (Rosierweg, Varsseveldseweg en Hoge Heurnseweg) wordt de voormalige bedrijfswoning afgesplitst van het bestaande perceel. Wat is de overweging hiervan en is dit geen ongewenste precedent werking gezien de nog te voeren discussie inzake plattelandswoningen? Vraag: Moet niet gewacht worden op de discussie rond de plattelandswoning? Vraag: Het terrein AZC krijgt de bestemming Maatschappelijke Gastinrichting. Kan ter plaatse opnieuw een AZC worden gevestigd? Vraag: Kan ter plaatse van AZC terrrein verblijfsrecreatie worden gerealiseerd? Vraag: Is overwogen om de bestemming Maatschappelijke gastinrichting te laten vervallen? Vraag: Bij de realisatie van de mestverwerker bij het bedrijf Hoeninkdijk wordt gebruik gemaakt van een afwijkingsbevoegdheid. Waarop is dit gebaseerd? Vraag: Zijn de bedrijven op de hoogte van eventuele consequenties i.v.m. de aanwezigheid van burgerwoningen op korte afstand van hun bedrijf? Vraag: Is plan MER aan de orde. Vraag: Zijn de natuurwaarden in het bestemmingsplan opgenomen? Vraag: Wordt de huidige regeling woningsplitsing bij dit bestemmingsplan betrokken? De heer Aagten maakt geen gebruik van de mogelijkheid om nog een reactie te geven. Antwoord: Rosierweg: de bestemming wordt gewijzigd van agrarisch in wonen. Dat kan qua oppervlakte van het agrarische bedrijf. Dit hoeft geen plattelandswoning te worden Varsseveldseweg kan geen plattelandswoning worden omdat er een bedrijfbestemming op zit. Antwoord: Hoeft niet. Het verzoek is een jaar geleden ingediend. De wet plattelandswoning was nog niet vastgesteld. Dit wordt een woonbestemming en geen plattelandswoning. Het college heeft vandaag de uitgangspunten voor het bestemmingsplan Landelijk Gebied 2014 vastgestgeld. Daarin wordt aangedacht geschonken aan het onderwerp plattelandswoning. Antwoord: Er zijn twee voorbereidingsbesluiten genomen. Het huidige gebruik is in dit bestemmingsplan vastgelegd. Een AZC kan worden gevestigd maar het kan niet worden uitgebreid. Antwoord: Neen. Antwoord: Neen. Voorkomen moest worden dat de huidige eigenaar in een nadelige positie komt en dit vervolgens op het bordje van de gemeente legt. Vandaar dat de huidige bestemming is bestendigd. Antwoord: Dit is gedaan naar aanleiding van gesprekken. De belasting van de nieuwe installatie naar de omgeving mag niet meer zijn dan de biovergistingsinstallatie zoals dat in het geldende bestemmingsplan is opgenomen. De gemeente wil ter plaatse wel mogelijkheden creëren. De gevolgen voor de omgeving zijn echter niet helemaal bekend. Daarom is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Op het moment dat voldaan wordt aan alle eisen zal de nieuwe installatie - naar verwachting - niet meer of minder belastend zijn dan de huidige bestemming. Mestverwerking en mestbewerking is in ontwikkeling. Via een verkorte procedure (afwijkingsprocedure) wil de gemeente e.e.a. mogelijk maken. In de omgevingsvergunning wordt de ruimtelijke procedure (vrijstelling) verwerkt. Antwoord: De woning op het perceel Hoge Heurnseweg blijft een bedrijfswoning. In het bestemmingsplan is geregeld dat deze woning moet worden bewoond door iemand die betrokken is bij het bedrijf. Opgemerkt wordt dat de voorgestelde wijzigingen worden gedaan op verzoek van derden en niet op initiatief van de gemeente. Antwoord: Neen. Antwoord: Er moet een rapport van de ecoloog worden overlegd. Antwoord: Neen; dit wordt meegenomen in bestemmingsplan Landelijk Gebied

3 De voorzitter concludeert dat er een toezegging is gedaan nl: Brief van provincie over bedrijf Hoeninkdijk 6-8 ter inzage leggen. Dit voorstel kan voor debat naar de raad. 2. Voorstel tot afwijzen van het verzoek tot planschadevergoeding ex. artikel 49 WRO door de Maatschap Luiten. Insprekers: de heer Aagten van Geling Advies en de heer M. Luiten namens de Maatschap Luiten. De bijdrage van de heer Aagten is aan dit verslag gehecht. Vragen aan insprekers. Vraag: Waarom mag de heer Luiten wel de ruimte houden voor uitbreiding van zijn bedrijf en mag de gemeente niet richting het bedrijf gaan binnen de huidige contouren? Vraag: In het rapport wordt expliciet gemeld dat er al (geurgevoelige) objecten aanwezig waren die een beperkende factor hadden. Dit buiten het Kobus om. Kobus is dus niet de beperkende factor. Is dat juist? Vraag: U stelt voor om een second opinion door een extern bureau te laten verrichten. Bent u ook bereid om een ander bureau in te schakelen dan LTO? Vraag: U geeft aan dat er sprake is van een geuroverbelaste situatie. Waardoor is dit ontstaan? Vraag: Welke invloed heeft dit op de waarde van het bedrijf? Vraag: Op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan Kobus werd voldaan aan de geurrichtlijnen. De overbelasting komt eigenlijk door wetswijziging. Vloeit daar de schade niet uit? Vraag: Op 31 maart 2004 werd de aanvraag om planschade ingediend. In overleg is afgesproken om Antwoord: Het oprekken van de bebouwde kom speelt een rol. De waarde van het bedrijf is afhankelijk van de ligging. Op korte afstand liggen geurgevoelige objecten. De waarde van het bedrijf is daardoor gedaald. Bij eventuele verkoop speelt de ligging van het bedrijf een rol. Antwoord: Die objecten liggen aan de andere zijde van het bedrijf. Op moment van uitbreiding leveren bepaalde objecten wel beperkingen op en anderen niet. Rondom het bedrijf liggen meerdere beperkende factoren. Dus het bedrijf is minder flexibel om uit te breiden. Antwoord: Het onderzoek van LTO is op verzoek van de heer Luiten gedaan. De gemeente heeft Van Oosten ingeschakeld. Degene die betaalt, bepaald. Een onafhankelijk bureau moet een second opinion verrichten. Antwoord: Bij het bestemmingsplan Kobus is rekening gehouden met de op dat moment geldende geurregelgeving. Op moment van behandeling van het bestemmingsplan bij de RvSt was bekend dat de geurregelgeving zou worden veranderd. Toen de nieuwe regelgeving van kracht werd kon worden geconcludeerd dat er sprake was van een geuroverbelaste situatie. Omdat het vergund was, was er sprake van een vergunde situatie. Antwoord: Zodra een potentiële koper of taxateur kijkt naar het bedrijf en concludeert dat er sprake is van een geur-overbelaste situatie dan heeft dat terdege invloed op de waarde van het bedrijf. De ontwikkeling van het bedrijf kan alleen als er geurreducerende maatregelen worden getroffen. De helft van de winst die daarmee wordt behaald, mag gebruikt worden voor uitbreiding van het bedrijf. Het bedrijf moet veel meer maatregelen nemen om überhaupt een stap te kunnen zetten. Dat heeft invloed op de waarde van het bedrijf. Antwoord: Bij vaststelling van het bestemmingsplan was bekend dat er een wijziging van de geurrichtlijnen zou komen. De gemeente is precies op de rand van het toelaatbare gaan zitten. De gemeente had op dat moment ook anders kunnen beslissen wetende dat de nieuwe richtlijn er aan zou komen. Antwoord: De verwachting is dat op dat moment dezelfde conclusie zou zijn getrokken. De aanvraag 3

4 de behandeling van deze aanvraag in de ijskast te zetten. Wanneer toen was uitgezocht wat nu is uitgezocht, zou er dan sprake kunnen zijn van verschil van uitgangspunten? Vraag: Trekt u de kwaliteit van het bureau Van Oosten in twijfel? Is het niet zo dat een ander extern bureau tot dezelfde conclusie komt? Wethouder Kok reageert naar aanleiding van de inspraakreacties. Hij wijst erop, dat alle genoemde personen deskundigen en onafhankelijk zijn. Het zijn beëdigde personen. Het onderzoek naar eventuele verplaatsing is gedaan in het kader van ontwikkeling van bedrijventerrein Westrand Aalten en niet in het kader van de beperkende situatie. Vragen aan het college. Vraag: Zijn er meerdere bureau s benaderd om het verzoek van Maatschap Luiten te onderzoeken. Vraag: Is het college bereid om een second opinion te laten verrichten. Vraag: Staat tegen het besluit van de raad een rechtsgang open? Vraag: Waarom ging de gemeente gesprekken aan over een eventuele bedrijfsverplaatsing? Vraag: Waarom zijn in 2004 nadat het verzoek is ingediend om planschade gesprekken gevoerd om het bedrijf te verplaatsen. Vraag: Hoe moet de relatie tussen de bedrijfsverplaatsing en de afwijzing van de planschade worden gezien? Vraag: Het bestemmingsplan Werklandschap was toch later. De aanleiding was toch het bestemmingsplan Kobus? Vraag: Tussen het advies van LTO en het advies van Van Oosten zit een groot verschil. Hoe moeten we dat beoordelen? De heer Aagten merkt nog op dat het verzoek om planschade is geparkeerd om de eventuele bedrijfsverplaatsing te onderzoeken. Dat had te maken met de komst van Kobus. De raad heeft gevraagd om de bedrijfsverplaatsing te onderzoeken. De raad had dus in de gaten dat het plan Kobus nadelige invloed had op het bedrijf van Maatschap Luiten. De heer Luiten zegt dat indertijd gesprekken gevoerd zijn met wethouder Van Lochem in het kader van de inspraakprocedure m.b.t. het bestemmingsplan Kobus. Toen is door de is geparkeerd omdat eerst onderzocht zou worden of verplaatsing van het bedrijf tot de mogelijkheden behoort. Dit onderzoek heeft lang geduurd. 1,5 jaar geleden heeft de wethouder aangegeven dat verplaatsing niet aan de orde is. Antwoord: De deskundigheid van Van Oosten wordt niet in twijfel getrokken. Het advies is niet correct. Ook de deskundigheid van de heer Hoornenborg van LTO wordt niet in twijfel getrokken. Wellicht ligt de waarheid ergens in het midden. Daarom het verzoek om een derde deskundige in te schakelen. Antwoord: Er zijn meer bureau s die dit verzoek kunnen onderzoeken. De reden waarom indertijd gekozen is voor onderhavig bureau wordt schriftelijk beantwoord. Antwoord: Neen. Dit is een goed advies. Het college blijft bij dit voorstel. Antwoord: Ja, bij de RvSt. Antwoord: Om er gezamenlijk uit te komen ten aanzien van het ingestelde beroep bij de Rvst tegen het bestemmingsplan Kobus. Het beroep is gegrond verklaard. Daardoor kan de gemeente de bestemming niet realiseren. Dat is de reden om in gesprek te gaan. Antwoord: Dit wordt nagezocht. Antwoord: Dit zijn twee verschillende zaken. De bedrijfsverplaatsing had te maken met het bestemmingsplan Werklandschap en het andere is de beoordeling of bij de vaststelling van het bestemmingsplan in 2004 schade is geleden. Antwoord: Het verzoek om planschade is ingediend naar aanleiding van de vaststelling van het bestemmingsplan Kobus. Antwoord: Het verschil is Het advies van Van Oosten is naar het oordeel van het college het juiste advies. 4

5 wethouder aangegeven dat de regelgeving wordt gewijzigd. Op grond van de nieuwe regelgeving zou het bedrijf wellicht kunnen uitbreiden. Het bedrijf zou moeten worden verplaatst richting de Veldweg. Daar wilde het bedrijf aan meewerken. Door de komst van de Ecologische Hoofdstructuur kon daar niet meer worden gebouwd. Vervolgens werd van de zijde van de gemeente gevraagd of het bedrijf verplaatst kon worden naar De Heurne. Dat is door het bedrijf onderzocht. Dat is niet doorgegeaan. In gesprekken met wethouder Kok ging het over het bestemmingsplan Werklandschap. Indertijd is steeds door de gemeente gezegd dat het allemaal goed komt. Uiteindelijk kan altijd nog een planschade verzoek worden ingediend zo werd verteld. Dat is toen in 2004 gedaan. De gemeenteraad heeft steeds aangegeven dat er gezocht moest worden naar een goede oplossing/regeling. Verplaatsing van het bedrijf is niet mogelijk. Nu wordt het verzoek om een planschade afgewezen. Hij voelt zich op de tenen getrapt. De voorzitter concludeert dat er toezeggingen zijn gedaan n.l.: De reden waarom indertijd gekozen is voor onderhavig bureau wordt schriftelijk beantwoord. Waarom zijn in 2004 nadat het verzoek is ingediend om planschade gesprekken gevoerd om het bedrijf te verplaatsen. Dit wordt nagezocht. Dit voorstel kan voor debat naar de raad. 3. Voorstel tot het uitspreken van wensen en bedenkingen ten aanzien van de conceptstatuten van de AGEM. Vragen aan het college. Vraag: Voorgesteld wordt om niet in te stemmen met artikel 7, lid 4. Kan één gemeente dat bepalen? Wat zeggen de andere gemeenten? Vraag: Het is gewenst dat bij ontbinding van de stichting het batig saldo teruggaat naar de deelnemende gemeente. Vraag: Hier is toch geen sprake van nieuwe regels maar is sprake van een andere formulering? Vraag: Moeten de statuten wel worden vastgesteld gezien de huidige stand van zaken mbt AGEM? De voorzitter concludeert dat geen toezeggingen zijn gedaan. Antwoord: De zienswijzen worden aan het bestuur voorgelegd. Het bestuur beslist uiteindelijk. In de stuurgroep is deze zienswijze al kenbaar gemaakt. De stuurgroep heeft aangegeven dat het niet de bedoeling is dat de deelnemers naast het startkapitaal jaarlijks nog een structurele bijdrage moeten betalen. Antwoord: Dat is geregeld in artikel 22 van de statuten. Antwoord: Voorkomen moet worden dat gemeenten nog een extra bijdrage moeten betalen. Dat willen wij voorkomen door het bewuste artikel uit de statuten te halen. Antwoord: Ja anders kan AGEM niet functioneren. Op 1 juni moet het onderdeel energielevering van de grond te komen. Dit voorstel kan als hamerstuk naar de raadsvergadering. 5

6 4. Voorstel tot vaststellen van de Subsidieverordening Achterhoek Bespaart Vragen aan het college. Vraag: Hoe wordt omgegaan met mensen die al een subsidie hebben aangevraagd? Worden de burgers ruimhartig benaderd zodat de gelden goed worden benut? Vraag: Moet de verordening dan niet worden aangepast? Vraag: Kunt u met de provincie overleggen dat er stabiele randvoorwaarden worden gehanteerd? Dus dat de randvoorwaarden niet telkens worden gewijzigd. De voorzitter concludeert dat er geen toezeggingen zijn gedaan. Dit voorstel kan als hamerstuk naar de raadsvergadering. Antwoord: De gemeente geeft de subsidie van de provincie door. De gemeente doet er alles aan om er voor te zorgen dat de beschikbare gelden worden benut. Er moet wel gehandeld worden volgens de vastgestelde verordening. Antwoord: Neen. De provincie stelt de randvoorwaarden vast. De randvoorwaarden zijn vastgelegd in deze verordening. De gemeente heeft geen beleidsvrijheid. Antwoord: Dit wordt toegezegd. 6

7

8

9

10