Flexibele Deeltijdopleiding Leraar Basisonderwijs. Beroepsproducten Fase 2

Transcriptie

1 Flexibele Deeltijdopleiding Leraar Basisonderwijs Beroepsproducten Fase 2 Studiejaar

2 Inhoudsopgave (OTF2 DLPRT-18) Beroepsproduct Rekenen-Wiskunde en Taalonderwijs Ontwerpen (OTF2-DLPRT-18) Beroepsproduct Engels in het basisonderwijs (OTF2-DLOJW-18) Beroepsproduct Omgevingsonderwijs ontwerpen (OTF2-DLRTP-18) Beroepsproduct Leren differentiëren (OTF2-DLKIB-18) Beroepsproduct Kunst in beweging 2 2

3 Inleiding Beroepsproduct Rekenen-Wiskunde en Taalonderwijs Ontwerpen (OTF2 DLPRT-18) onderwijskunde & pedagogiek, ICT & onderwijs, rekenen-wiskunde & taal Dit beroepsproduct is een verdieping op het beroepsproduct Lesgeven in Rekenen-Wiskunde & Taal. Effectieve leraren bereiken bij leerlingen betere resultaten. Het is daarom van belang om met eigen ontworpen reken/wiskunde-en taalactiviteiten goed aan te sluiten bij wat leerlingen nodig hebben. In dit beroepsproduct leer je een activerende en gedifferentieerde activiteit voorbereiden op een GLVF (Tas, 2014) en hoe klassenmanagement deze activiteit kan ondersteunen. Door middel van dit beroepsproduct krijg je ervaring met het voorbereiden en geven van een activiteit in een cyclus van feedup, feedback & feedforward (Hattie & Timperley, 2007). Het maken van een video-opname en (peer)feedback verwerken, is een belangrijk onderdeel. Welke stappen moet je zetten? Dit beroepsproduct bestaat uit twee doe- activiteiten en een opdracht vanuit onderwijskunde & pedagogiek (deze opdracht is na de activiteiten van rekenen-wiskunde en taal beschreven). Stap 1: Ontwerp minstens twee doe-activiteiten (één rekenen-wiskunde en één taal), waarin leerlingen actief zijn. De volgende activiteiten kunnen worden gekozen: - groep 1-2: ontwerpen van een geïntegreerde themaochtend n.a.v. een (prenten)boek en/ of schrijver waarin reken-en taaldoelen zijn benoemd (één GLVF voor rekenen-wiskunde en één GLVF voor taal,) waarin aandacht voor rekenbegrippen, woordenschat en literaire competenties - groep 3: keuze uit bovenstaande of onderstaande activiteiten - groep 4-8: ontwerpen van één taalactiviteit: lesbrief of themaochtend ontwikkelen n.a.v. een (prenten)boek en of schrijver waarbij aandacht is voor de literaire competentie en didactiek van jeugdliteratuur. (uitwerken op GLVF) én één reken/wiskunde activiteit: interactieve rijke rekenactiviteit (uitwerken op GLVF) Overleg met je praktijkopleider wanneer je de activiteiten kunt uitvoeren. De activiteiten: - zijn zelf ontworpen - zijn theoretisch onderbouwd vanuit de vakgebieden - worden uitgevoerd in je stageklas - evalueer je zelf en samen met je praktijkopleider. Tijdens de bijeenkomsten op de opleiding worden suggesties en geschikte onderwerpen aangereikt. Houd bij het voorbereiden van de activiteiten rekening met de volgende eisen: rekenen-wiskunde: - ontwerp een activiteit binnen één van de domeinen meten, meetkunde of verbanden (of een combinatie hiervan) 3

4 taal: - ontwerp een activiteit binnen het domein jeugdliteratuur ICT & onderwijs: - ontwerp voor rekenen-wiskunde en taal de instructie in digibordsoftware, waarbij je de meerwaarde van het digibord, zoals interactieve tools en/of multimedia benut. - In de verwerkingsfase van een reken- of taalactiviteit zijn leerlingen actief aan de slag met ICT. Algemeen: - Iedere activiteit bereid je voor op het GLVF (lesvoorbereidingsformulier). - Maak tijdens je lesvoorbereiding een duidelijke koppeling met de leerlijn en tussendoelen van het vakgebied. Laat dit expliciet in je beschrijving van de beginsituatie en in het lesdoel terugkomen. - Gebruik vakspecifieke theorie én didactiek bij elke les. Maak dit zichtbaar in je GLVF (o.a. beginsituatie, lesdoelen, instructie, begeleiding enzovoorts). Hiervoor kun je de onderstaande aandachtspunten gebruiken. Aandachtspunten bij het ontwerpen en voorbereiden van je activiteiten: Sluit met de activiteiten aan bij de beginsituatie van de leerlingen en formuleer één of meerdere goede, concrete lesdoelen. Hoe zorg je dat de leerlingen tijdens de activiteit betrokken zijn en blijven? (variatie werkvormen en middelen, denk hierbij aan ICT). Geef in het lesvoorbereidingsformulier concreet aan hoe jouw activiteit is opgebouwd. Hoe bouw je je instructie/ activiteit op? Welke vragen ga je stellen? Welke werkvormen kies je? Hoe verbind je verschillende vakken? Zijn er verschillen tussen leerlingen waar je tijdens je activiteit rekening mee moet houden? Hoe houd je rekening met tempoverschillen? Moeten alle leerlingen alle opgaven of taken maken? Hoe richt je een betekenisvolle, stimulerende en effectieve leeromgeving in? Als er zelfstandig gewerkt wordt; hoe ondersteun je de stappen die de leerlingen tijdens de activiteit zelfstandig moeten zetten? Denk alvast na over de antwoorden / oplossingsmethoden die je van de leerlingen kunt verwachten en hoe je hierop zou kunnen reageren. Verwerk bovenstaande aandachtspunten in je GLVF en blik hier bij Evaluatie en koppeling op terug. Stap 2: Voer de activiteiten uit en vraag feedback aan je praktijkopleider. Voer de activiteiten uit en verzamel authentiek materiaal. Denk hierbij aan foto- en/of videomateriaal, leerlingwerk, aanwijzingen uit de methodehandleiding etc. Vraag hierbij eventueel hulp van je praktijkopleider. Zorg dat je leerlingenwerk verzamelt dat je kunt koppelen aan de theorie en didactiek. Vraag op beide activiteiten feedback van je praktijkopleider. Eisen aan feedback: 4

5 - Authenticiteit (maak bijvoorbeeld een scan van de feedback en laat je praktijkopleider het ondertekenen). - Vraag gericht feedback op vakspecifieke leerkrachtvaardigheden: vraag je praktijkopleider dus om feedback op je instructie/ activiteit, vakdidactiek, leerlingbegeleiding (let op dat je niet alleen feedback krijgt op orde en klassenmanagement). Neem de feedback en het leerlingenwerk op in GradeWork. Stap 3: Schrijf per activiteit een evaluatie Schrijf per activiteit een evaluatie waarin je antwoord geeft op onderstaande punten: - Op welke momenten kwam de vakspecifieke theorie én didactiek in jouw activiteiten terug? Gebruik hierbij onder andere de ontvangen feedback van je praktijkopleider. - Leg aan de hand van concrete voorbeelden uit of de lesdoelen zijn behaald. Je kunt hierbij gebruik maken van het leerlingenwerk om aan te geven in hoeverre je tevreden bent. - Geef in de evaluatie middels concrete voorbeelden aan hoe je aan de leeruitkomsten hebt gewerkt (zie aandachtspunten hierboven). - Beschrijf vanuit de vakspecifieke theorie (leerlijn/ tussendoelen) voor zowel de taal- als rekenactiviteit een mogelijke vervolgactiviteit voor jouw groep. - De evaluatie per activiteit bestaat uit maximaal 600 woorden. Stap 4: Het verbeteren van je lessen Je start met het lezen van de handleiding die hoort bij de lesvoorbereidingsformulieren (GLVF) (zie HUbl). Daarin kun je teruglezen dat één van je eerste activiteiten geobserveerd wordt met instrument ICALT door de getrainde schoolopleider of getrainde praktijkopleider. Deze startobservatie zelf is geen onderdeel van het beroepsproduct, maar geeft aan welk lesvoorbereidingsformulier jouw professionele ontwikkeling het beste ondersteunt. Dat lesvoorbereidingsformulier vormt de basis voor het beroepsproduct. Stap 4.1: Oriënteer je op het model directe instructie door het lezen van de voorgeschreven literatuur. Bekijk in de GLVF module handleiding hoe deze instructievorm op het GLVF ingevuld kan worden. Stap 4.2: Overleg met je praktijkopleider welke clusters je op gebied van niveau zou kunnen samenstellen. (zie HUbl-pagina Leren lesgeven met GLVF) Stap 4.3: Markeer op het GLVF 3 ICALT items die je wilt gaan oefenen met die les. Stap 4.4: Zoek een medestudent voor het geven en ontvangen van feedback op een ingevuld GLVF. 5

6 Stap 4.5: Met behulp van de formdesk link (deze link heb je in je mailbox ontvangen van kom je bij het vragenformulier. Je geeft feedback op het ingevulde GLVF door de vragen uit het formulier te beantwoorden. Wanneer je je adres correct invult in formdesk (dus dan ontvangt je medestudent de feedback in haar/zijn mailbox. Jouw medestudent geeft op dezelfde manier feedback op jouw GLVF. Stap 4.6: Pas naar aanleiding van de verkregen feedback de lesvoorbereiding aan. Maak de verbeteringen inzichtelijk (bijvoorbeeld door een andere kleur te gebruiken). Stap 4.7: Maak en afspraak om je activiteit in de stage te geven. Vraag van tevoren toestemming aan de school voor het maken van opnames. Stap 4.8: Vraag je praktijkopleider om de 3 ICALT items op het lesvoorbereidingsformulier tijdens je activiteit te observeren. Stap 4.9: Geef de activiteit aan je stagegroep en neem deze op (vanaf een hoek achterin de klas). Je kunt een camera lenen bij de SSC balie op de begane grond. Sommige scholen hebben ook zelf een camera. Zorg dat de batterij van de camera is opgeladen en dat er genoeg ruimte op de geheugenkaart staat. Stap 4.10: Vraag je praktijkopleider na de lesobservatie feedback te noteren op de drie geselecteerde ICALT items bij het onderdeel evaluatie op het GLVF. Je kunt die ruimte wat breder maken voordat je de voorbereiding print. Vraag de praktijkopleider alle onderdelen in te vullen. Voor meer toelichting kun je de GLVF handleiding raadplegen. Stap 4.11: Selecteer aan de hand van de ICALT items van het gebruikte GLVF fragmenten voor het verkrijgen van peerfeedback. Stap 4.12: Bekijk in een groep van ongeveer 3 studenten de beelden. Voor het geven van feedback is er een speciaal feedback formulier dat bijgevoegd dient te worden bij het inleveren. 6

7 Stap 4.13: Met deze feedback, de eventuele startobservatie en je eigen bevindingen maak je een kort en concreet ontwikkelplan maken hoe naar een volgend GLVF te komen is. Noem daarbij welke ICALT items je de volgende stageweken wilt gaat oefenen en hoe je dat kunt doen. Overleg dit plan ook met je praktijkopleider. Stap 4.14: Schrijf naar aanleiding van de gelezen literatuur een theoretische verantwoording waarin je gemaakte keuzen bij het ontwerpen toelicht. Bekijk van tevoren de rubric van het beoordelingsformulier. Inleverwijze Op de HUbl toetssite vind je informatie over het insturen van het beroepsproduct via GradeWork. Het beroepsproduct bestaat uit de volgende onderdelen: - De lesvoorbereidingen (inclusief verantwoording inzet ICT) - De feedback van de praktijkopleider - Het leerlingenwerk - De evaluatie per activiteit De docenten (onderwijskunde & pedagogiek, rekenen-wiskunde, taal en ICT & onderwijs) beoordelen de activiteiten en evaluaties. Stuur je beroepsproduct dus naar alle vier de beoordelende docenten. Op de HUbl toetssite zal worden aangegeven aan wie je de beoordelingsaanvraag moet verzenden. Gebruik hiervoor GradeWork. Benodigde literatuur rekenen-wiskunde Hutten, O., Van den Bergh, J., Van den Brom-Snijders, P., & Van Zanten, M. (2014). Meten en meetkunde. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. Eventueel: Van den Brom-Snijders, P., Van den Bergh, J., Hutten, O., & Van Zanten, M. (2014). Hele getallen. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. taal Huizenga, H., & Robbe, R. (2017). Basiskennis taalonderwijs. Groningen: Noordhoff. Paus, H. (red.). (2018). Portaal. Praktische taaldidactiek voor het basisonderwijs. Bussum: Uitgeverij Coutinho. ICT & onderwijs TPACK Mishra, P., & Koehler, M. J. (2006). Technological Pedagogical Content Knowledge: A 7

8 framework for teacher knowledge. Teachers College Record, 108(6), Kennisclip: Meer lezen? Digibordgebruik volgens Beauchamp Beauchamp, G. (2004). Teacher Use of the Interactive Whiteboard in Primary Schools: Towards an Effective Transition Framework. Technology, Pedagogy and Education, 13(3), Kennisclip: Meer lezen? Cognitieve multimediatheorie Mayer, R. E. (2009). Multimedia Learning. Cambridge University Press. Kennisclip: Meer lezen? Mediawijsheid Competentiemodel Mediawijzer.NET (2012). Mediawijsheid Competentiemodel. Geraadpleegd op 1 september 2016, Kennisclip: Vlaamse diamantmodel Onderwijs Vlaanderen (2004). ict-competenties in het Basisonderwijs. Via ict-integratie naar ict-competentie. Geraadpleegd op 1 september 2016, Kennisclip: onderwijskunde & pedagogiek Bakx, A., Bos, A. & Bolhuis, E. (2017). Cyclisch onderwijs ontwerpen. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Hattie, J. (2003). Teachers Make a Difference, What is the research evidence? Paper presented at the Building Teacher Quality: What does the research tell us ACER Research Conference, Melbourne, Australia. Hattie, J., & Timperley, H. (2007). The power of feedback. Review of educational research, 77(1), Van den Hurk, H. T. G., Houtveen, A. A. M., Van de Grift, W. J. C. M.,Terpstra, O, & Hotho-Toppers, S. (n.d.). Effecten van data- feedback. Het verbeteren van de instructievaardigheden van leraren in de opleiding Master Educational Needs van het Seminarium voor Orthopedagogiek. Utrecht: Kenniscentrum voor Leren en Innoveren, Lectoraat Geletterdheid. 8

9 Beoordelingsformulier Beroepsproduct Rekenen-wiskunde- en Taalonderwijs Ontwerpen Cursuscode: OTF2 DLPRT-18 Vakgebieden: onderwijskunde & pedagogiek, ict & onderwijs, rekenen-wiskunde en taal Naam student: Leerteam: Beoordelaar onderwijskunde & pedagogiek: Beoordelaar ICT & onderwijs: Studentnummer: Beoordelaar rekenen-wiskunde: Beoordelaar taal: Voorwaarden: Aanwezig zijn Twee lesvoorbereidingen (één voor rekenen-wiskunde en één voor taal) inclusief evaluatie/ verantwoording (maximaal 600 woorden per les). Feedback van peer vanuit formdesk (via de studentmail ontvangen). Feedback van de praktijkopleider. Feedback van medestudenten op eigen videobeelden van de ontworpen instructie. Ontwikkelplan en theoretische onderbouwing van maximaal 400 woorden. Indien minimaal één van voorwaardelijke onderdelen niet voldoende is, wordt er een 1 ingevoerd in OSIRIS. Normering: Indien er voor minimaal één onderdeel een onvoldoende is gescoord of voor meer dan één onderdeel een matig is gescoord kan er maximaal een 5 worden gehaald punten < cijfer , ,

10 rekenen-wiskunde Leerdoel Goed (3) Voldoende (2) Matig (1) Onvoldoende (0) De student heeft de beginsituatie en lesdoel vakspecifiek geformuleerd en afgestemd op de leerlijn. LK 5, 35, De student heeft bij het ontwerpen van de les gebruik gemaakt van de vakspecifieke didactiek. LK 8, 10, 13, De student maakt duidelijk hoe met verschillen tussen Voldoende + De student vergelijkt bij het beschrijven van de beginsituatie de theorie met de praktijksituatie Voldoende + De student gebruikt en/of vergelijkt verschillende vakspecifieke theorie (vanuit verschillende bronnen). OF: De student gebruikt en/of vergelijkt leerlijnen uit verschillende bronnen. Voldoende + De student schetst een heldere beginsituatie. De student formuleert concrete lesdoelen (met inhoudscomponent, gedrags-/handelingscomponent en didactische component) die aansluiten op de beginsituatie. De lesdoelen zijn vakspecifiek beschreven. De student heeft vakspecifieke theorie en leerlijnen in de les verwerkt. De student laat zien welke aanpassingen hij (vooraf) heeft ontworpen/bedacht, De student schetst de beginsituatie nauwelijks en niet vakspecifiek. De lesdoelen zijn algemeen beschreven en niet vakspecifiek. De student heeft bij het ontwerpen van de les nauwelijks en zeer oppervlakkig gebruik gemaakt van theorie en leerlijnen. De student laat nauwelijks zien welke aanpassingen hij (vooraf) heeft De student schetst de beginsituatie niet. De student beschrijft geen lesdoelen. De student heeft bij het ontwerpen van de les geen gebruik gemaakt van vakspecifieke theorie en leerlijnen. De student laat niet zien welke aanpassingen hij (vooraf) heeft ontworpen/bedacht, bijv. in 10

11 leerlingen wordt omgegaan. LK 11, 12, 14, 36 De student maakt de koppeling aan de leerlijn en tussendoelen bijv. in type vraagstelling, niveau van de opdracht, enz. ontworpen/bedacht, bijv. in type vraagstelling, niveau van de opdracht, enz. type vraagstelling, niveau van de opdracht, enz. 4. De student heeft de lesdoelen geëvalueerd aan de hand van leerlingwerk, de beginsituatie, feedback van de praktijkopleider, medestudent en vakspecifieke didactiek. Voldoende + De student toont met meerdere concrete voorbeelden aan of de lesdoelen zijn behaald of niet. De student heeft de lesdoelen geëvalueerd en maakt hierbij gebruik van de beginsituatie, vakspecifieke theorie en leerlijnen. De student heeft de lesdoelen geëvalueerd, maar nauwelijks gebruik gemaakt van de beginsituatie, vakspecifieke theorie en leerlijnen. De student heeft geen lesdoelen geëvalueerd. Of bij de evaluatie maakt geen gebruik van leerlingwerk, beginsituatie, feedback van praktijkopleider, medestudent en vakspecifieke didactiek. LK 9, 15, 19, 36 Opmerkingen: Taal Leerdoel Goed (3) Voldoende (2) Matig (1) Onvoldoende (0) De student heeft de beginsituatie en lesdoel vakspecifiek geformuleerd en Voldoende + De student vergelijkt bij het beschrijven van de beginsituatie de theorie met de praktijksituatie De student schetst een heldere beginsituatie. De student formuleert concrete lesdoelen (met inhoudscomponent, gedrags-/handelings- De student schetst de beginsituatie nauwelijks en niet vakspecifiek. De lesdoelen zijn algemeen De student schetst de beginsituatie niet. De student beschrijft geen lesdoelen. 11

12 afgestemd op de leerlijn. LK 5, 35, 37 component en didactische component) die aansluiten op de beginsituatie. De lesdoelen zijn vakspecifiek beschreven. beschreven en niet vakspecifiek. 2. De student heeft bij het ontwerpen van de les gebruik gemaakt van de vakspecifieke didactiek. LK 8, 10, 13, 37 Voldoende + De student gebruikt en/of vergelijkt verschillende vakspecifieke theorie (vanuit verschillende bronnen). OF: De student gebruikt en/of vergelijkt leerlijnen uit verschillende bronnen. De student heeft vakspecifieke theorie en leerlijnen in de les verwerkt. De student heeft bij het ontwerpen van de les nauwelijks en zeer oppervlakkig gebruik gemaakt van theorie en leerlijnen. De student heeft bij het ontwerpen van de les geen gebruik gemaakt van vakspecifieke theorie en leerlijnen. 3. De student maakt duidelijk hoe met verschillen tussen leerlingen wordt omgegaan. LK 11, 12, 14, 37 Voldoende + De student maakt de koppeling aan de leerlijn en tussendoelen De student laat zien welke aanpassingen hij (vooraf) heeft ontworpen/bedacht, bijv. in type vraagstelling, niveau van de opdracht, enz. De student laat nauwelijks zien welke aanpassingen hij (vooraf) heeft ontworpen/bedacht, bijv. in type vraagstelling, niveau van de opdracht, enz. De student laat niet zien welke aanpassingen hij (vooraf) heeft ontworpen/bedacht, bijv. in type vraagstelling, niveau van de opdracht, enz. 4. De student heeft de lesdoelen geëvalueerd aan de hand van leerlingwerk, de Voldoende + De student toont met meerdere concrete voorbeelden aan of de De student heeft de lesdoelen geëvalueerd en maakt hierbij gebruik van de beginsituatie, De student heeft de lesdoelen geëvalueerd, maar nauwelijks gebruik gemaakt van de De student heeft geen lesdoelen geëvalueerd. Of bij de evaluatie maakt geen gebruik van leerlingwerk, beginsituatie, 12

13 beginsituatie, feedback van de praktijkopleider, medestudent en vakspecifieke didactiek. lesdoelen zijn behaald of niet. vakspecifieke theorie en leerlijnen. beginsituatie, vakspecifieke theorie en leerlijnen. feedback van praktijkopleider, medestudent en vakspecifieke didactiek. LK 9, 15, 19, 37 Opmerkingen: ICT & Onderwijs Leerdoel Goed (3) Voldoende (2) Matig (1) Onvoldoende (0) De student maakt bij de instructie op het digibord gebruik van de interactieve mogelijkheden van digibordsoftware. Voldoende + De instructie is geheel zelf bedacht/ontworpen, niet op basis van een lesmethode. De student ontwerpt een instructie in digibordsoftware. De student verantwoordt op welke wijze de instructie de vakdidactiek ondersteunt. De student benut de meerwaarde van het De instructie is niet in digibordsoftware gemaakt, maar bijvoorbeeld in presentatiesoftware. De instructie ondersteunt wel de vakdidactiek, maar de student maakt geen gebruik van de meerwaarde van het digibord. Of andersom. De instructie is niet in digibordsoftware gemaakt. De instructie ondersteunt de vakdidactiek niet. In de instructie wordt geen gebruik gemaakt van de meerwaarde die het digibord kan bieden. 13

14 LK 8, 10, 11, 47 digibord, zoals interactieve tools en/of multimedia. 2. De student zet leerlingen actief aan de slag met ICT in de verwerkingsfase van de les. Voldoende + De student heeft zelf de verwerkingsopdracht ontworpen, niet op basis van een lesmethode. Leerlingen gebruiken actief ICT in de verwerkingsfase van een basisschoolvak. De inzet van ICT sluit aan bij de vakinhoudelijke leerlijn, vakdidactiek en de lesdoelen. De inzet van ICT sluit niet aan bij de vakinhoudelijke leerlijn, de vakdidactiek en/of de lesdoelen. Leerlingen hebben geen gebruik van ICT gemaakt in de verwerkingsfase. LK 12, 47 Het lesontwerp en het leerlingenwerk is opgenomen. 3. De student verantwoordt de meerwaarde van ICT vanuit minimaal vier theoretische ICTmodellen. LK 18, 47 Voldoende + De student gebruikt extra relevante theorie in de verantwoording. De student verantwoordt de meerwaarde van ICT vanuit het TPACK model, de cognitieve multimediatheorie, het Vlaamse Diamantmodel en het Mediawijsheid Competentiemodel. De student hanteert wel de theoretische modellen maar past deze verkeerd toe. De student verantwoordt zijn inzet van ICT niet of zonder theoretische onderbouwing. 14

15 onderwijskunde & pedagogiek Leerdoel Goed (3) Voldoende (2) Matig (1) Onvoldoende (0) De student ontwerpt een eigen instructie volgens het directe instructie (of ADI of IGDI) model op een GLVF 2 of 3 en stimuleert daarmee actief leren en sluit aan bij verschillen tussen kinderen. LK 5, 7, De student maakt na het geven van de les, aan de hand van de beelden, verkregen De instructie is gestructureerd op het GLVF genoteerd. Daarbij zijn alle onderdelen van het GLVF; verantwoording lesopbouw en evaluatie, correct ingevuld. De notatie is concreet en bondig beschreven, conform de GLVF handleiding en de voorgeschreven literatuur. De peerfeedback heeft tot een zichtbaar verbeterd resultaat of handelingsvergroting gewerkt, op het gebied van actief leren en aansluiten bij verschillen. De basis voor het plan vormen de te oefenen ICALT items (minimaal drie). De instructie is op het GLVF genoteerd, en bijna alle onderdelen van het betreffende GLVF zijn correct daarbij ingevuld. De notatie is over het algemeen concreet en volgens de GLVF handleiding. De peerfeedback is verwerkt en heeft met name op het gebied van actief leren en aansluiten op verschillen geleid tot verbetering. De basis voor het plan vormen de te oefenen ICALT items (minimaal drie). Onderdelen van het GLVF zijn onvoldoende ingevuld. De peerfeedback is enigszins verwerkt. Actief leren en aansluiten bij verschillen is niet voldoende als uitgangspunt in het GLVF uitgewerkt. De ICALT items zijn wel genoemd, maar er is geen relatie tussen de ICALT items en de feedback Onderdelen van het GLVF zijn gedeeltelijk of niet ingevuld. Peerfeedback is niet zichtbaar verwerkt. Het plan mist de verkregen feedback en onduidelijk is welke ICALT items ten grondslag liggen aan het 15

16 feedback van medestudenten, praktijkopleider en schoolopleider een ontwikkelingsplan om naar een volgend GLVF te komen. LK 6, 8, 9, 10, 12, 14, 15, 18, 19, 35 Duidelijk wordt hoe de verkregen feedback op de video beelden en de eigen reflectie aanleiding waren voor de nieuw te oefenen ICALT items. Opgenomen is hoe de items geoefend zullen worden en welke relatie er is met de LK s. Het plan is concreet en kort beschreven (300 woorden). De feedback op de videobeelden en de eigen reflectie op de activiteit zijn opgenomen. De nieuwe ICALT items zijn vermeld en aan de LK s gekoppeld. Het plan is voor het grootste gedeelte concreet (300 woorden). vanuit de videobeelden. De relatie met de LK s ontbreekt. Het plan is te weinig concreet en niet bondig geschreven. ontwikkelplan. Er is geen relatie gelegd met de LK. 3. De student onderbouwt de gemaakte keuzen bij het voorbereiden van de adaptieve instructie aan de hand van de voorgeschreven literatuur in maximaal 300 woorden. LK 35 De gemaakte keuzen in de ontworpen instructie zijn aan de hand van voorgeschreven literatuur, en ook aanvullende wetenschappelijke bronnen, onderbouwd, waarbij de zes ICALT schalen de basis vormen. Het maximum van 300 woorden is niet overschreden. De gemaakte keuzen in de ontworpen instructie zijn aan de hand van voorgeschreven literatuur onderbouwd, waarbij de zes ICALT schalen de basis vormen. Het maximum van 300 woorden is niet overschreden. De gemaakte keuzes van de ontworpen instructie zijn onvoldoende of alleen met behulp van pabo handboeken onderbouwd. De gemaakte keuzes in de ontworpen instructie zijn niet vanuit de theorie onderbouwd. Opmerkingen: 16

17 Het taalgebruik is voldoende (conform goed geschreven ITT Schrijfwijzer en APA) Indien het taalgebruik met een onvoldoende wordt beoordeeld kan er maximaal een 5 worden gehaald. Ja Nee 17

18 Beroepsproduct Engels in het basisonderwijs (OTF2-DLPRT-18) Engels Inleiding Door middel van dit beroepsproduct laat je zien dat je kennis hebt van de didactische en pedagogische aspecten van het geven van Engels op de basisschool. Door het uitvoeren van deze (drie) lessen op de stageschool en het reflecteren hierop, toon je aan dat je deze kennis ook daadwerkelijk in de praktijk kan toepassen. Welke stappen moet je zetten? Onderstaande stappen moeten worden uitgevoerd om het beroepsproduct af te ronden. Stap 1: In de bijeenkomsten op de opleiding worden de didactische en pedagogische theorieën die van toepassing zijn op dit beroepsproduct aan de orde gesteld en gekoppeld aan de klassenpraktijk (zie HUbl). Stap 2: Bestudeer hoofdstukken 2, 3, 5, 7, 8, en (10) (Bodde-Alderlieste & Salomons, 2018), en de powerpoints die op HUbl staan. Gebruik dit als naslagwerk bij het uitvoeren van het beroepsproduct. Stap 3: Plan tijdig de lesmomenten voor de uitvoering van je lessenserie van drie lessen: hoeveel tijd heb je per Engelse les? Zorg ervoor dat je minimaal 45 minuten per keer les kunt geven. Stap 4: Volg de ontwerpstappen volgens de Step by Step Guideline for designing English lessons. In de bijeenkomsten op de opleiding wordt ondersteuning geboden bij het ontwerp van de lessen en het zoeken naar geschikte materialen. Stap 5: Gebruik de Lesson Preparation Forms English Lesson Series om je lessenserie definitief uit te werken. Stap 6: Werk de materialen verder uit. Minimaal twee materialen moet je zelf ontwerpen. Stap 7: Voer de lessenserie uit op je stageschool. Laat je observeren door je praktijkopleider (gebruik hiervoor het feedbackformulier praktijkopleider). 18

19 Stap 8: Gebruik het reflectieformulier Engelse Lessenserie en het ingevulde feedbackformulier praktijkopleider om te reflecteren op de gegeven lessen. Schrijf reflectie van ongeveer 1 A-4. Inleverwijze Op de HUbl toetssite vind je informatie over het insturen van het beroepsproduct via GradeWork. Via GradeWork kun je een beoordelingsaanvraag naar meerdere vakdocenten tegelijkertijd sturen. Je levert een beroepsproduct in met daarin de volgende aspecten: - Drie uitgewerkte Lesson Preparation Forms - Bijbehorende lesmaterialen (waarvan minimaal twee zelf ontworpen) - Het ingevulde feedbackformulier praktijkopleider (3x) - Het door jou ingevulde reflectieformulier (3x) - Een reflectie van ongeveer 1 A4 Op de HUbl toetssite zal worden aangegeven aan wie je de beoordelingsaanvraag moet verzenden. Gebruik hiervoor GradeWork. Benodigde literatuur Bodde-Alderlieste, M. & Salomons, L. (2018). Engels in het basisonderwijs. (Meer dan de) Kennisbasis Vakdidactiek. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. 19

20 Beoordelingsformulier Beroepsproduct Engels in het basisonderwijs Cursuscode: OTF2-DLPRT-18 Vakgebied: Engels Naam Student: Leerteam: Beoordelaar Engels: Studentnummer: Normering: Indien er voor minimaal één onderdeel een onvoldoende is gescoord of voor meer dan één onderdeel een matig is gescoord kan er maximaal een 5 worden gehaald punten < cijfer

21 Engels Leerdoel Goed (3) Voldoende (2) Matig (1) Onvoldoende (0) De student heeft kennis van de didactiek van het Vierfasen model en past deze toe in het ontwikkelen van een lessenserie. Criteria: Het vierfasenmodel is correct toegepast in de lessenserie* Drie lessen, leidend tot één duidelijk betekenisvol eindproduct/eind leerdoel Lessen zijn gebaseerd op één thema/onderwerp Fasen zijn duidelijk per activiteit in de lesplannen aangegeven De lessenserie is gebaseerd op een eenduidig thema/onderwerp. Het vierfasenmodel is goed toegepast. De fasen zijn te herkennen en de lessen zijn gebaseerd op betekenisvol einddoel/ thema. Er is per les duidelijk aangegeven welke nieuwe woorden en welke nieuwe vormen er aangeboden worden en er is aangegeven welke taal de leerkracht op welk moment spreekt. De lessenserie vertoont tevens creativiteit. De lessenserie is gebaseerd op een eenduidig thema/onderwerp. Het vierfasenmodel is goed toegepast. De fasen zijn te herkennen en de lessen zijn gebaseerd op betekenisvol einddoel/ thema. Er is per les duidelijk aangegeven welke nieuwe woorden en welke nieuwe vormen er aangeboden worden en er is aangegeven welke taal de leerkracht op welk moment spreekt. (zie criteria bij leerdoel 1) De lessenserie is gebaseerd op een eenduidig thema/onderwerp. Het vierfasenmodel is wel gebruikt, maar niet altijd goed toegepast. De fasen zijn niet duidelijk te herkennen of niet juist in volgorde. Er is niet duidelijk aangegeven per les welke nieuwe woorden en vormen er aangeboden worden en/of welke taal de leerkracht op welk moment spreekt. (zie criteria bij leerdoel 1) De lessenserie is niet gebaseerd op een eenduidig thema en er is geen herkenbaar of een verkeerd gebruik van vierfasenmodel. De fasen zijn niet duidelijk te herkennen of niet juist in volgorde. Er is niet duidelijk aangegeven per les welke nieuwe woorden en vormen er aangeboden worden en/of welke taal de leerkracht op welk moment spreekt. (zie criteria bij leerdoel 1) Er is per les een lijst toegevoegd met nieuw te verwerven taal (zie criteria bij leerdoel 1) 21

22 (woorden en vorm(en) In de lesplannen is aangegeven welke taal de leerkracht op welk moment spreekt (indien Engels: wat zegt de leerkracht?) * let op: één les bevat nooit alle vier de fasen! LK 5, 6, De student heeft kennis van de didactiek van het Vierfasen model en past deze toe in het ontwikkelen van lesmaterialen, behorend bij een lessenserie. LK 5, 8, De student heeft kennis van de basis van taalverwervingstheorie ën en past deze kennis toe in de praktijk in De student heeft minimaal twee materialen zelf ontworpen. Alle materialen sluiten aan bij doelgroep en het thema/onderwerp. De lessenserie met materialen vormt een natuurlijk geheel en is uitdagend en inspirerend. De student hanteert structureel de in leerdoel 3 genoemde criteria in de lesuitvoering. De les verloopt didactisch soepel en effectief. De student heeft minimaal twee materialen zelf ontworpen. Alle materialen sluiten aan bij de doelgroep en/of het thema/onderwerp van de lessenserie. De student hanteert de in leerdoel 3 genoemde criteria grotendeels in de lesuitvoering. De les heeft een didactisch redelijk verloop, met De student heeft minimaal twee materialen zelf ontworpen. Niet alle materialen sluiten aan bij doelgroep en/of het thema/onderwerp van de lessenserie. De student hanteert soms de in leerdoel 3 genoemde criteria in de lesuitvoering. De didactische effectiviteit van de les is matig. De student heeft de materialen niet of niet zelf ontworpen. De materialen of werkvormen sluiten niet aan bij doelgroep en/of het thema/onderwerp. De student hanteert onvoldoende/niet de in leerdoel 3 genoemde criteria in de lesuitvoering. De didactische effectiviteit van de les is onvoldoende. 22

23 lessen Engels (didactische aanpak). Criteria: (zie criteria bij leerdoel 3) hier en daar ruimte voor verbetering. (zie criteria bij leerdoel 3) (zie criteria bij leerdoel 3) het vierfasenmodel wordt op de juiste wijze en in de juiste volgorde gevolgd (zie criteria bij leerdoel 3) leerkracht enthousiasmeert en motiveert de leerlingen met een duidelijke introductie en betekenisvol eindproduct Hanteert het principe doeltaal= voertaal in de lessen; Maakt gebruik van activerende, gevarieerde en speelse werkvormen en samenwerkingsactiviteiten LK 3, 12, 14, De student heeft kennis van de basis van De student hanteert structureel de in leerdoel 4 genoemde De student hanteert grotendeels de in leerdoel 4 genoemde De student hanteert soms de in leerdoel 4 genoemde criteria in de De student hanteert onvoldoende/niet de in leerdoel 4 genoemde 23

24 taalverwervingstheorie ën en past deze kennis toe in de praktijk in lessen Engels (pedagogische aanpak). Criteria: Geeft een duidelijk begin- en een eindsignaal dat de leerkracht vanaf nu Engels spreekt criteria in de lesuitvoering. De les verloopt vanuit een pedagogisch oogpunt optimaal. (zie criteria bij leerdoel 4) criteria in de lesuitvoering. De les verloopt vanuit een pedagogisch oogpunt redelijk, met hier en daar ruimte voor verbetering. (zie criteria bij leerdoel 4) lesuitvoering. De les verloopt matig vanuit een pedagogisch oogpunt. (zie criteria bij leerdoel 4) criteria in de lesuitvoering. De les verloopt onvoldoende/slecht vanuit pedagogisch oogpunt. (zie criteria bij leerdoel 4) Forceert lln niet Engels te spreken, maar stimuleert Geeft veel complimenten veilige oefenactiviteiten, zoals: laat lln in tweetallen werken, of doet koorwerk Corrigeert niet, maar parafraseert Het niveau van de leerlingen (+1) is leidraad Er zijn duidelijke gedragsafspraken met de leerlingen LK 1, 2, 3, 4, 44 24

25 Opmerkingen: Het taalgebruik is voldoende (conform goed geschreven ITT Schrijfwijzer en APA) Indien het taalgebruik met een onvoldoende wordt beoordeeld kan er maximaal een 5 worden gehaald. Ja Nee 25

26 Beroepsproduct Omgevingsonderwijs ontwerpen (OTF2-DLOJW-18) aardrijkskunde, geschiedenis, natuuronderwijs & techniek Inleiding Voor dit beroepsproduct ligt de focus op het voorbereiden, geven en evalueren van zelf ontworpen omgevingsonderwijs op het gebied van oriëntatie op jezelf en de wereld (OJW) dat aansluit bij de leerlijnen van de werkplek. Waar mogelijk zoek je samenhang met de andere OJW- vakken en maak je in de uitvoering of verwerking verbinding met vakken zoals taal, rekenen-wiskunde, ICT of kunst. Dit houdt in dat je de beginsituatie van de klas maar ook de omgeving van de school in kaart brengt, lesdoelen formuleert met passende inhouden, werkvormen, materialen en taken. Het omgevingsonderwijs ga je introduceren met een motiverende introductie en je sluit aan bij de voorkennis. Je bereidt de kinderen voor om buiten actief aan het werk te gaan en kiest of ontwerpt werkvormen passend bij de lesdoelen. Tot slot verzorg je een verwerkingsactiviteit waarin de verzamelde informatie wordt verwerkt en de opbrengst in kaart kan worden gebracht. Ook zul je tijdens de uitvoering van deze beroepsactiviteit een goed en veilig leef-en leerklimaat moeten creëren, leiding geven aan de groep en moet je duidelijkheid geven over gedragsregels. Bij de voorbereiding wordt gebruik gemaakt van het GLVF (minimaal op niveau 2). Om dit omgevingsonderwijs goed te kunnen volbrengen is vakinhoudelijke en vakdidactische kennis een noodzakelijke voorwaarde. Hieronder een overzicht van de benodigde vakinhoudelijke en vakdidactische kennis: aardrijkskunde: Je kunt omgevingsonderwijs ontwerpen op het gebied van aardrijkskunde: - en kaartvaardigheden vanuit de leerlijn kaartvaardigheden ontwerpen en uitvoeren; - het wereldbeeld van kinderen versterken en hen inzicht geven in ruimtelijke vraagstukken; - waarin op meerdere schaalniveaus naar de wereld gekeken wordt; - waarbij je onderdelen uit de geografische zienswijze toepast; - de wereld verkend wordt vanuit verschillende invalshoeken / perspectieven. geschiedenis: Je kunt omgevingsonderwijs ontwerpen op het gebied van geschiedenis: - doordat je met de leerlingen het verleden van de eigen omgeving ontdekt, ontsluit en onderzoekt; - de vakspecifieke didactiek (zoals werken met beeldvormers en tijdbalken, hanteren van bronnen, ordenen van kennis) op een onderbouwde wijze inzetten; - je hiermee komt tot historisch denken en redeneren naar aanleiding van de eigen omgeving. natuuronderwijs & techniek: Je kunt omgevingsonderwijs ontwerpen op het gebied van natuuronderwijs en techniek: 26

27 - doordat je onderwijsactiviteiten ontwerpt volgens de didactiek die past bij de leeftijdsgroep waar je les aan geeft; - en bent bekend met de didactiek van ontmoeten (kinderen 4-6 jaar); - de didactiek van vergelijken en ordenen (6-8 jaar); - het ontdekken van regels, patronen en structuren (8-10 jaar); - het zoeken van verklaringen en doen van onderzoek om verklaringen te vinden (10-12 jaar); - en kan naar eigen inzicht gebruikmaken van het 5-stappenplan en/of het 7-stappenplan en/of het didactisch model Margadant- Van Arcken. Om je brede ontwikkeling binnen het leergebied OJW aan te tonen neem je tevens twee uitgewerkte GLVF s op van lessen van de vakken die niet centraal stonden tijdens je onderwijsontwerp voor het omgevingsonderwijs. Tot slot schrijf je een visie op OJW op basis van je ervaringen. Welke stappen moet je zetten? Onderstaande stappen moeten worden uitgevoerd om het beroepsproduct af te ronden. Stap 1: Je start met het bestuderen van doelen en vakspecifieke criteria (zie beoordelingsformulier). Tijdens de bijeenkomsten wordt hier uiteraard ook aandacht aan besteed. De bedoeling van de stapsgewijze werkwijze die hieronder beschreven wordt, is dat je zelf ook goed naar de omgeving leert kijken. (Probeer dus niet vanaf het begin al je lesonderwerpen bepalend te laten zijn, dan zie je meer!) Stap 2: Voordat je de lessen gaat geven, voer je een gesprek met de praktijkbegeleider over de beginsituatie. Je kunt denken aan: - Hebben de leerlingen ervaring met omgevingsonderwijs? - Welke plaatsen zijn (wellicht) geschikt voor omgevingsonderwijs? - Welke plekken in de schoolomgeving kennen de leerlingen wel/niet? - Welke kennis hebben de leerlingen al op het gebied van OJW? - Welke leerlingen kunnen goed met elkaar samenwerken? - Welke materialen zijn er op school aanwezig? - Kunnen de leerlingen omgaan met onderzoeksmaterialen (denk aan: kompas, (oude)kaarten, namenzoekkaarten, oude foto s, schepnetten, windmeter, geluidsmeter, loeppotjes, smartphone)? - Hoe is de begeleiding (b.v. lopen naar gym) normaal gesproken geregeld? - Moet er extra hulp (b.v. van ouders/verzorgers) worden geregeld? 27

28 Vervolgens bestudeer je de artikelen die gaan over omgevingsonderwijs, die in de bijeenkomsten en op HUbl zijn aangeboden. De gegevens die het gesprek en het bestuderen van artikelen opleveren, gebruik je bij het voorbereiden van de lesactiviteiten. Stap 3: Dan ga je de schoolomgeving verkennen. Dat kan door eerst op b.v. google-maps te kijken en informatie te zoeken over de omgeving in verschillende bronnen. Denk aan de site van de gemeente, monumentenlijsten, de regionale canonsite, eventuele bedrijven die je zou kunnen bezoeken, sporen van waterbeheer in de buurt, het waterschap in de buurt. Een mooie site is ook topotijdreis.nl waarin je ook kaarten uit het verleden kunt bekijken. Maar je moet zeker lopend of fietsend gaan kijken welke plekken geschikt zijn voor omgevingsonderwijs. Door zelf op pad te gaan ontdek je altijd meer! Je gebruikt hierbij het Inventarisatiemodel Omgevingsonderwijs (zie bijlage 1). Je vult dit voor minimaal zes kenmerken in. Van die plekken maak je foto s, liever te veel dan te weinig. Al die foto s ga je vervolgens beoordelen en je beslist of de plek wel/niet geschikt is om een opdracht uit te voeren. Zorg dat je zes tot acht foto s overhoudt. Stap 4: Bij elke foto noteer je één of twee (meer mag) mogelijkheden voor omgevingsonderwijs. Je geeft bij elke mogelijkheid een leerdoel en een korte beschrijving (in een paar zinnen) van de opzet van de les/activiteit die bij die plek past. Let erop dat je minimaal vier activiteiten beschrijft die passen bij aardrijkskunde, vier die passen bij geschiedenis en vier die passen bij natuuronderwijs & techniek. Je kunt bij één foto van één vak activiteiten beschrijven, maar het kan ook zijn dat je bij één foto van twee of drie vakken activiteiten beschrijft. Het gaat erom dat je goed bedenkt wat er past op die specifieke plek. Denk aan: landschapslezen, slootonderzoek, soorten beroepen in de buurt, functieverandering van gebouwen, (oude) kaarten gebruiken, natuurbeleving, schaduwen, tijdsbesef, zorg voor de omgeving en nog veel meer! Hier maakt het nog niet uit of de activiteiten geschikt zijn voor onderbouw of middenbouw of bovenbouw, het is immers een brainstorm. Aandachtspunten hierbij zijn: - Formuleer bij de OJW vakken passende lesdoelen voor de kinderen - Hoe vakdidactiek van deze vakken kan worden ingezet. - Beschrijf ook mogelijke verbindingen met overige vak- en ontwikkelingsgebieden Stap 5: Je maakt naar aanleiding van stap 1-4 nu een keuze voor je lesonderwerp(en). Dit overleg je uiteraard met je praktijkopleider. Op één of meer lesvoorbereidingen (GLVF s) komen de volgende drie fases van de les aan bod. Je kunt eventueel een toelichting bij de lesvoorbereiding schrijven. 28

29 Introductie (binnen): Je geeft een beschrijving van de introductie van het omgevingsonderwijs. In de introductie zorg je dat de leerlingen weten waar de activiteit over zal gaan en wat het doel is. Het kan een vakinhoudelijke activiteit zijn, de kennis die de leerlingen hier opdoen kunnen ze bij het omgevingsonderwijs dan bijvoorbeeld gebruiken om een opdracht te maken. Je zorgt er in elk geval voor dat je zicht krijgt op de voorkennis en eventuele mis- of preconcepten van kinderen. Dat kan door ze iets te laten vertellen, of ze iets te laten schrijven of zelfs tekenen. Het kan ook gaan om het oefenen met een vaardigheid die ze nodig hebben bij het omgevingsonderwijs: kaartlezen, opzoeken van historisch (beeld)materiaal in een archief, omgaan met een waarnemingsinstrument, leren werken met een namenzoekkaart enzovoort. Bedenk hoe je kunt inspelen op deze verschillen in het vervolg van je onderwijs. Tot slot zul je bij de introductie ook aandacht moeten besteden aan wat er buiten gaat gebeuren en welke regels en afspraken je gaat hanteren. Bij de voorbereiding houd je uiteraard ook rekening met de organisatie van de les. Denk bijvoorbeeld aan: loop je met de gehele groep naar een bepaalde plek en voer je daar de opdrachten uit of laat je de leerlingen (onder begeleiding) in groepjes een bepaalde route lopen? Omgevingsonderwijs (leerlingen zijn ongeveer 60 minuten actief buiten bezig) Eén (of meer) activiteiten die je bij de foto s hebt beschreven werk je verder uit tot een complete lesvoorbereiding van omgevingsonderwijs en de activiteit(en) die de leerlingen gaan uitvoeren. Eén vakgebied staat daarbij centraal, bijvoorbeeld omdat de omgeving of het thema op school zich daarvoor het beste leent. Maar je probeert waar mogelijk, verbindingen te leggen met één of meerdere vakgebieden. Bekijk de omgeving dus door meerdere brillen. Je kiest uiteraard zelf de meest geschikte werkvormen. Dit kan variëren van jijzelf/ouders/leerlingen als gids, onderzoeksopdrachten in een werkboekje of via een app etc. Let er bij het formuleren van opdrachten op de leerdoelen en let erop dat je operationele vragen aan de leerlingen stelt: het antwoord op de vraag komt dus uit de omgeving. Verwerking en afsluiting (kan buiten of binnen) Tijdens de verwerking laat je leerlingen actief aan de slag gaan met materiaal dat ze verzameld hebben of laat ze verwerken wat ze buiten geleerd en gedaan hebben. Denk aan het maken van een poster, een tijdbalk, een kaart, en werkblad of een fotocollage. Let er op hier op dat je ook zicht krijgt op de resultaten zodat je kunt bepalen of de lesdoelen behaald zijn. Stap 6: Alle drie de fases van de les (introductie, omgevingsonderwijs en verwerking/afsluiting) voer je uit in de praktijk. 29

30 Je verzamelt bewijs materiaal van de uitvoer (denk aan foto s of ingevulde werkbladen) en voert een gesprek (reflectie/evaluatie) met de praktijkbegeleider. Je neemt ook de verkregen feedback op in je verslag. Neem naast deze materialen en het GLVF ook een terugblik op het verloop van de verschillende onderdelen. Je kunt de volgende kopjes en hulpvragen gebruiken. Introductie - Hoe heb je zicht gekregen op de voorkennis van de kinderen en eventuele pre- of misconcepten? - En hoe heb je daar tijdens het vervolg op in kunnen spelen? - Is de organisatie goed verlopen? - Waren de kinderen goed voorbereid na de introductie? Buiten - Wat was de meerwaarde van het omgevingsonderwijs? - In hoeverre heb je vakken en vakdidactiek kunnen toepassen en eventueel integreren? Verwerking en afsluiting - Besteed aandacht aan het behalen van de lesdoelen. Zijn deze bereikt? Hoe heb je dit bepaald? Vakdidactiek - In hoeverre bood de gebruikte vakdidactiek een meerwaarde? - Wat zou een mogelijk vervolg voor het betreffende vakgebied kunnen zijn? Eventueel met behulp van vakkennis, leerlijnen en vakdidactiek. Algemeen - Waar ben je tevreden over? - Wat zou je een andere keer anders kunnen doen? Stap 7: Naast de omgevingslessen verzorg je twee lessen (mogen methodelessen zijn) waarin je de vakdidactiek van de betreffende vakken hebt toegepast. Met deze lessen toon je je brede ontwikkeling aan binnen het leergebied van Oriëntatie op Jezelf en de Wereld. Je bereidt deze lessen voor volgens met behulp van het GLVF. Als je Onderwijseenheid 2 OJW lessen geven hebt afgerond, kun je de lessen uit dit beroepsproduct gebruiken. Deze lessen zijn voorwaardelijk voor je beroepsproduct. 30

31 Stap 8: Beschrijf tot slot je visie op onderwijs op het gebied van OJW naar aanleiding van je ervaringen. Je bouwt hier voort op de visie uit fase 1. Mocht je instappen in fase 2 (niveau 2); gebruik de richtlijnen voor het schrijven van je visie uit leren lesgeven 2. Inleverwijze Op de HUbl toetssite vind je informatie over het insturen van het beroepsproduct via GradeWork. Via GradeWork verstuur je een beoordelingsaanvraag naar meerdere vakdocenten tegelijkertijd. Je levert twee pdf-bestanden in die je via GradeWork instuurt. Je levert één pdf-bestand in waarin je de volgende onderdelen opneemt: (1) [Inleiding & beginsituatie] Schrijf een inleiding op je beroepsproduct waarin je kort je stageklas introduceert en je geeft een korte samenvatting van de informatie die je uit het begingesprek hebt gehaald. Verder zijn vermeld: jouw naam, groep en studentnummer. Je neemt hier ook de inschrijving in osiris op. (2) [Foto s schoolomgeving en brainstorm] (3) [Lesvoorbereiding(en)/GLVF s] Op het lesvoorbereidingsformulier komen de drie fasen aan bod. (4) [Bewijsmateriaal van de uitvoer] (5) Voeg bewijsmateriaal van de uitvoer toe, denk aan foto s of ingevulde werkbladen en het ingevulde inventarisatieschema. (6) [Evaluatie/reflectie] Je levert één pdf-bestand in waarin je de volgende onderdelen opneemt: (7) [GLFV s van 2 overige vakken] (8) [Visie] Op de Hubl toetssite zal worden aangegeven aan wie je de beoordelingsaanvraag moet verzenden. Gebruik hiervoor GradeWork. Benodigde literatuur aardrijkskunde Peters, A. & Westerveen, F. (2016). Geowijzer, Kennisbasis inhoud en didactiek. Groningen: Noordhoff Uitgevers. geschiedenis Bosua, M. & De Bruin, R.G. (2017) Geschiedenis geven (4 e druk). Assen: Koninklijke Van Gorcum BV. natuuronderwijs & techniek 31

32 De Vaan, E. & Marell, J. (2012). Praktische didactiek voor natuuronderwijs (7 e druk). Bussum: Uitgeverij Coutinho. Kersbergen, C. & Haarhuis, A. (2015). Natuuronderwijs inzichtelijk (4 e druk). Bussum: Uitgeverij Coutinho. 32

33 Beoordelingsformulier Beroepsproduct Omgevingsonderwijs Ontwerpen Cursuscode: OTF2-DLOJW-18 Vakgebied: aardrijkskunde, geschiedenis en natuuronderwijs & techniek Naam student: Leerteam: Beoordelaar aardrijkskunde: Studentnummer: Beoordelaar geschiedenis: Beoordelaar natuuronderwijs & techniek: Voorwaardelijk Er is, naast het kernvak waarvoor het omgevingsonderwijs is uitgevoerd, voor de overige 2 OJW vakken een uitgewerkt en aantoonbaar uitgevoerd GLVF toegevoegd, met daarin aangegeven hoe de vakdidactiek is toegepast. Inventarisatiemodel omgevingsonderwijs voor minimaal 6 kenmerken ingevuld. Zes tot acht geselecteerde foto s met een korte omschrijving van mogelijkheden/activiteiten voor omgevingsonderwijs: minimaal vier voor aardrijkskunde, vier voor geschiedenis en vier voor natuuronderwijs & techniek. Zes tot negen geselecteerde foto s met korte omschrijvingen van mogelijkheden/activiteiten voor omgevingsonderwijs: minimaal drie voor aardrijkskunde, drie voor geschiedenis en drie voor natuuronderwijs & techniek. De student heeft zijn praktijkopleider geïnterviewd en een samenvatting geschreven waarbij de visie van de school op wereldoriëntatie centraal staat en hoe je dit terug ziet in de klas. Indien minimaal één van voorwaardelijke onderdelen niet voldoende is, wordt er een 1 ingevoerd in OSIRIS. 33

34 Normering: Indien er voor minimaal één onderdeel een onvoldoende is gescoord of voor meer dan één onderdeel een matig is gescoord kan er maximaal een 5 worden gehaald punten < cijfer Omgevingsonderwijs Leerdoel Goed (3) Voldoende (2) Matig (1) Onvoldoende (0) De student ontwerpt onderwijs met passende onderwijsdoelen op het gebied van OJW (aardrijkskunde, geschiedenis, natuuronderwijs & techniek) en verbindt deze met andere vakken en ontwikkelingsgebieden in de basisschool (taal, rekenen-wiskunde, kunst, Engels). [Creëren] Bij de groep en leerlijn van het vak passende onderwijsdoelen waarin onderwijskundige kennis over goede lesdoelen zichtbaar is toegepast. Twee OJW vakken geïntegreerd (met gebruik van vakspecifieke kennis & vakdidactiek). Verbinding met minimaal één ander vak in de uitvoering (met gebruik van vakspecifieke kennis & vakdidactiek). Bij de groep en leerlijn van het vak passende onderwijsdoelen. De student benoemt waar en/of hoe OJW vakken geïntegreerd kunnen worden (met gebruik van vakspecifieke kennis & vakdidactiek). De student beschrijft welke verbinding er mogelijk is met Bij de groep en leerlijn van het vak passende onderwijsdoelen. De student benoemt waar of hoe OJW vakken geïntegreerd kunnen worden De student beschrijft welke verbinding er mogelijk is met minimaal één ander vak in de uitvoering Niet bij de groep en leerlijn van het vak passende onderwijsdoelen. Ten minste één van de volgende twee punten ontbreekt: De student benoemt waar of hoe OJW vakken geïntegreerd kunnen worden De student beschrijft welke verbinding er mogelijk is met 34