PROFESSIONELE BACHELOR IN HET ONDERWIJS: LAGER ONDERWIJS LESONTWERP

Maat: px

Weergave met pagina beginnen:

Download "PROFESSIONELE BACHELOR IN HET ONDERWIJS: LAGER ONDERWIJS LESONTWERP"

Julia Melissa Wouters
5 jaren geleden
Aantal bezoeken:

PROFESSIONELE BACHELOR IN HET ONDERWIJS: LAGER ONDERWIJS LESONTWERP Student: Lize Peeters Studietrajectbegeleider: Katrin Ceulemans Mentor : Ann Rutten Feedback op lesvoorbereiding in orde kleine

1 PROFESSIONELE BACHELOR IN HET ONDERWIJS: LAGER ONDERWIJS LESONTWERP Student: Lize Peeters Studietrajectbegeleider: Katrin Ceulemans Mentor : Ann Rutten Feedback op lesvoorbereiding in orde kleine aanpassingen nodig te herwerken en opnieuw indienen Aanvraag materiaal en voortaken: FLLLEX: traject 1: student met bachelor- of master diploma met onderwijservaring traject 2.1: student met bachelor- of master diploma zonder onderwijservaring eerste jaar traject 2.2: student met bachelor- of master diploma met beperkte onderwijservaring tweede jaar Vul de gevraagde informatie in: stageschool : De Beerring leergebied : Wis kunde stageklas : 2C onderdeel : M eten en metend rekenen - meetkunde aantal leerlingen : 18 leerlingen lesonderwerp : A fs tand en tijd, ruimtelijke oriëntatie Datum realisatie : 9/02/2015 lestijden : van tot uur van tot uur 1. SITUERING IN EINDTERMEN EN/OF LEERPLANNEN Gemeenschapsonderwijs (georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap) Gesubsidieerd Officieel Onderwijs (georganiseerd door de steden, gemeenten of provincies) Gesubsidieerd Vrij Onderwijs (georganiseerd op privé-initiatief bijv. katholiek, joods, methode, ) Privéscholen (niet erkend door de overheid bijv. Europese en internationale scholen) Doelen handleiding: MR1: twee voertuigen vergelijken volgens MR6: voertuigen rangschikken volgens snelheid. MR15: snelheid ervaren als relatief en subjectief. MK a, b, e: richting en beweging van zichzelf en een voorwerp verkennen. Opdrachten uitvoeren waarin de begrippen vooruit, achteruit, links en rechts, in de richting van, schuin, van je weg, naar je toe, langs voorkomen. DO1c: korte eenvoudige opdrachten begrijpen. 2. BEGINSITUATIE In de klas zitten 18 leerlingen, 9 meisjes en 9 jongens. De leerlingen kennen de begrippen snel en traag en weten dat bewegende voorwerpen een snelheid ontwikkelen. Uit ervaring weten ze dat snelheid relatief is: als je meerijdt in een auto lijkt het soms heel traag, maar voor de voetganger aan de kant lijkt het wel heel snel. De begrippen vooruit, achteruit, lonks en rechts kennen de kinderen uit het dagelijkse taalgebruik. Ze werden in het eerste leerjaar expliciet geoefend. Vandaag worden ook enkele minder gangbare begrippen als in de richting van, schuin, van je weg, langs, ingeoefend. 3. BRONNEN Courtin, M., Van Paemel, A., Vermeulen, M. ( ). Nieuwe pluspunt Handleiding 2b. Wommelgem: Van In 4. AANDACHTSPUNTEN Vraag tijdig je lesonderwerpen aan. Dien minstens een week vooraf je lesontwerp in bij de klasmentor, tenzij anders afgesproken met hem/haar. Het lesontwerp geeft aan de student, de klasmentor en de opleiding een duidelijk beeld van de te realiseren les.

2 Bordschema, handouts van slides, werkbladen en alle bijlagen worden toegevoegd aan het lesontwerp. Alle oefeningen en werkbladen worden eigenhandig ingevuld. Alle rubrieken worden weloverwogen en volledig ingevuld. Iedere stap uit de lesvoorbereiding moet steeds mondeling toegelicht en verantwoord kunnen worden. Na de lesrealisatie duidt de student op de lesvoorbereiding aan waar de doelen bereikt werden (groen) en waar bijsturing nodig was (geel). Indien wenselijk formuleert de student voor zichzelf alternatieven en maakt de transfer naar volgende lessen. De student neemt zelfstandig initiatief om brede leerkansen optimaal te benutten. 5. BORDSCHEMA Welke kernwoorden, schema s, geheugensteuntjes, bied je aan ter visuele ondersteuning? Welke borden zijn beschikbaar: digibord, krijtbord, magneetbord,? Geen bord nodig tijdens deze les.

3 TIJD DOELEN: Wat wil je dat de leerlingen kennen/kunnen aan het einde van deze les/lesfase? Noteer in observeerbaar gedrag. LEERPROCESBEGELEIDING (instructie, vraagstelling, verwachte antwoorden) LEERLING LERAAR-ACTIVITEIT/WERKVORMEN MEDIA/MATERIAAL/ORGANISATIE - materiaal waarvoor de student zelf zorgt - materiaal dat in de klas aanwezig is en waarvoor de mentor zorgt Intro 5 min MR1: twee voertuigen vergelijken volgens de leerlingen kunnen verwoorden waarom MR6: voertuigen rangschikken volgens snelheid. de leerlingen kunnen de voertuigen rangschikken vanuit eigen ervaringen. Inleiding les 10 Ik heb hier enkele voertuigen bij, die ga ik straks eens uitdelen; iedereen krijgt er 1. Zijn dit allemaal dezelfde voertuigen? Gaan alle voertuigen het even snel? Welk voertuig gaat het snelst? Waarom denk je dat? Welk voertuig gaat het traagst? Waarom denk je dat? Wat gaat het snelst denken jullie: een fietser of een go-cart? Waarom denk je dat? Wat als de fietser niet goed kan fietsen, wie gaat er dan het snelst? je kan niet altijd bepalen wat het snelst gaat. Wat voor sommigen snel is, is voor anderen misschien juist traag! Materiaal student: 18 voertuigen de leerlingen zien in dat niet iedereen De begrippen traag en snel zijn relatief Materiaal klas: MR1: twee voertuigen vergelijken volgens Lkr.: ik ga zo dadelijk deze blaadjes uitdelen met voertuigen op. Die mogen jullie eens uitknippen en rangschikken van traag naar snel. (links traag, rechts snel)werk allemaal maar goed door! 18x kopieerbladen 1 en 2 van de voertuigen scharen Kern de leerlingen kunnen verwoorden waarom MR6: voertuigen rangschikken volgens snelheid. de leerlingen kunnen de voertuigen rangschikken vanuit eigen ervaringen. de leerlingen zien in dat niet iedereen Mogelijke vragen achteraf: - heb jij snel gewerkt? - heeft je buur snel gewerkt? - wat vindt hij zelf? - wie was het snelste? - wie was het traagste? Misschien vond jij dat je wel snel werkte? wat voor het ene kind snel is, is voor het andere kind misschien helemaal niet snel! - heeft iedereen de prenten in dezelfde volgorde gelegd? Waarom niet? - waarom heb jij de boot als traagste gelegd en jij als snelste? Lkr.: ik ga nu nog een blad uitdelen met voertuigen op. Je knipt deze ook uit en legt ze bij de andere voertuigen. Leg nu ook weer van traag naar snel. - liggen de prenten nog in dezelfde volgorde? Hoe komt dat? - hoe komt het dat je nu een ander voertuig als snelste/ traagste hebt gelegd?

4 Richting en beweging verkennen Materiaal student: MR1: twee voertuigen vergelijken volgens de leerlingen kunnen verwoorden waarom Lkr.: ik ga zo dadelijk deze voertuigen uitdelen aan jullie. Wanneer je je voertuig hebt gekregen, ga je eens nadenken welk voertuig het is en of je het een snel of traag voertuig vindt en waarom. De leerlingen zeggen kort wat voor voertuig ze hebben en of ze het een snel of traag voertuig vinden en waarom. 18 voertuigen de leerlingen zien in dat niet iedereen de leerlingen kunnen de opdrachten van de leerkracht uitvoeren met de auto. Leerlingen die het moeilijk hebben tussen het verschil L-R, krijgen deze letters op hun handen geschreven. leerlingen kennen de instructiewoorden: achteruit, vooruit, links, rechts, schuin, en kunnen deze uitvoeren. Differentiatiedoel: Leerlingen die het moeilijk hebben tussen het verschil L-R, krijgen deze letters op hun handen geschreven Lkr.: zo dadelijk mogen jullie met je voertuig eens rondrijden. Maar niet zomaar ergens naartoe, ik ga jullie opdrachten geven! We gaan eerst eens even oefenen op de bank. Zet je voertuig allemaal maar klaar op de bank, met de snuit naar het bord. De juf geeft nu allerlei opdrachten met richtingen waarheen de leerlingen met hun auto moeten rijden. Rij rechtdoor, rij naar links, rij in de richting van de deur, rij naar je buur toe, rij langs de rand van je bank, Lkr.: dat hebben jullie heel goed gedaan! Jullie mogen dadelijk rechtstaan en een plaatsje in de klas zoeken waar je op de grond kan rijden. Dit doen we in stilte. Als er teveel wordt gespeeld, stoppen we met de oefening! De leerlingen zoeken een plaatsje in de klas en zetten hun auto op de grond klaar. Ze luisteren naar de opdrachten die de juf geeft. Rij twee tegels vooruit, rij een tegel naar links, voertuigen met 2 wielen rijden 3 tegels vooruit de anderen blijven staan, voertuigen zonder wielen rijden 1 tegel achteruit, rij richting het raam, rij heel snel naar de volgende tegel, rij heel traag naar rechts, De leerlingen gaan terug op hun plaats zitten en de juf haalt de voertuigen op. Ze bespreken de oefening. Mogelijke vragen: - was het moeilijk of makkelijk om de juiste richting uit te rijden? - wie had er nog moeite mee? -

5 Spel: juf zegt Verwerking de leerlingen kunnen de opdrachten van de leerkracht uitvoeren met de auto. Leerlingen die het moeilijk hebben tussen het verschil L-R, krijgen deze letters op hun handen geschreven. leerlingen kennen de instructiewoorden: achteruit, vooruit, links, rechts, schuin, en kunnen deze uitvoeren. Differentiatiedoel: Lkr.: nu dat jullie de richtingen al wat hebben geoefend met de voertuigen, ga ik eens kijken hoe goed dat jullie dat al kunnen! We gaan zo dadelijk een spelletje spelen. Het spelletje heet: juf zegt. Als ik zeg: juf zegt doe 1 stap naar voor, dan doe je dat. Maar als ik zeg: doe 1 stap naar voor, dan blijf je stil staan. Je mag alleen iets uitvoeren als ik juf zegt erbij zeg. Wie dat een foutje maakt, is uit en gaat zitten. De leerlingen gaan naast hun bank staan en luisteren naar de opdrachten die de juf zegt. Leerlingen die het moeilijk hebben tussen het verschil L-R, krijgen deze letters op hun handen geschreven Lesovergang We gaan over naar les 11 van blok 7.

Vergelijkbare documenten

PROFESSIONELE BACHELOR IN HET ONDERWIJS: LAGER ONDERWIJS LESONTWERP

PROFESSIONELE BACHELOR IN HET ONDERWIJS: LAGER ONDERWIJS LESONTWERP Student: Lize Peeters Studietrajectbegeleider: Katrin Ceulemans Mentor : Ann Rutten Feedback op lesvoorbereiding in orde kleine aanpassingen