3 WOONGEBIED VOOR GEKOPPELDE EN VRIJSTAANDE BEBOUWING

Transcriptie

1 3 WOONGEBIED VOOR GEKOPPELDE EN VRIJSTAANDE BEBOUWING toelichting 3.1 CATEGORIE VAN GEBIEDSAANDUIDING Deze bestemming valt onder de categorie van gebiedsaanduiding 1 wonen, a) woongebied, overeenkomstig art van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening. 3.2 OP TE HEFFEN VOORSCHRIFTEN Verkavelingen Verkaveling V165, goedgekeurd op 26/09/1978, gelegen ten oosten van de basisschool, geadresseerd Schoolstraat (nu Kloosterstraat) op de percelen 458e en 458f, wordt opgeheven. Gewestplan Mechelen d.d. 05/08/1976: - woongebieden - woonuitbreidingsgebieden - natuurgebieden - bosgebieden - landschappelijk waardevolle agrarische gebieden BPA Dorp d.d. 15/03/1956: - wegen - artikel 1 gebied voor aaneengesloten bebouwing bestemd voor wonen en handelsfuncties - artikel 2 gebied voor aaneengesloten bebouwing bestemd voor wonen - artikel 3 gebied voor gegroepeerde bebouwing - artikel 4 gebied voor gekoppelde bebouwing - artikel 5 gebied voor gekoppelde en/of vrijstaande bebouwing - artikel 6 gebied voor vrijstaande bebouwing kavelbreedte min. 20 m, bouwdiepte max. 17 m 30

2 - artikel 7 gebied voor vrijstaande bebouwing kavelbreedte min. 25 m, bouwstrook van 30 m - artikel 11 bouwvrije voortuinstrook - artikel 13 gebied voor tuin - artikel 14 parkgebied - artikel 18 gebied voor horecabedrijven - artikel 20 gebied voor openbaar nut - artikel 21 openbaar groen BPA Dijleweg-Zuid d.d. 01/10/1985: - wegen - artikel 5 gebied voor gekoppelde en/of vrijstaande bebouwing - artikel 6 gebied voor vrijstaande bebouwing kavelbreedte min. 20 m, bouwdiepte max. 17 m - artikel 7 gebied voor vrijstaande bebouwing kavelbreedte min. 25 m, bouwstrook van 30 m - artikel 10 landschappelijk waardevol gebied - artikel 12 gebied met agrarische bestemming BPA Brughoevestraat d.d. 01/10/ artikel 25 bosgebied 3.3 BESTEMMING ALGEMEEN Het woongebied voor gekoppelde en vrijstaande bebouwing is voornamelijk bestemd voor de functie wonen. HOOFDGEBOUWEN Op het grafisch plan zijn de toegelaten functies aangeduid door middel van een zone in overdruk. 31

3 zone in overdruk wonen in eengezinsgebouwen, zorgwonen, openbare nutsvoorziening, gemeenschapsvoorziening, culturele wonen in meergezinspublieke functie (handel, horeca, kantoor, vrije beroepspraktijk, atelier, bedrijf) functie, publiek domein, groen en water gebouwen, co-housing A x x x B x x C x x D x (x = toegelaten functie of nevenfunctie) Daarbij gelden de volgende bepalingen. - Vrije beroepspraktijken mogen maximaal 30% van de vloeroppervlakte van een gebouw innemen, op voorwaarde dat er wordt gewoond in de delen van het gebouw die niet voor het vrij beroep worden gebruikt. - Andere functies dan wonen mogen de woonfunctie in de omgeving niet in het gedrang brengen. Met name ambachtelijke bedrijven dienen verweven voor te komen in het woongebied. - Voor de bestaande vergunde of vergund geachte publieke functies in het woongebied met overdruk B en D geldt een overgangsbepaling. Deze bestaande publieke functies mogen, ongeacht de beperkingen in B en D die worden opgelegd aan nieuwe, worden voortgezet. Interne verbouwingen zijn mogelijk. De vloeroppervlakte mag niet worden uitgebreid. Afbraak voor meer dan 50% gevolgd door her- of nieuwbouw in functie van de bedrijfsvoering zijn niet toegestaan. Omschakeling naar aan-huis-gebonden-beroepen is, de bepalingen daaromtrent in acht genomen, mogelijk. Met als doel het behoud van de dynamiek van de dorpskern worden beperkingen gesteld aan praktijken van vrije beroepen. Zij komen bij voorkeur verspreid in het handelsapparaat van zones A en C voor. In de zones A en C ondersteunt de gemeente innoverende clusters waarin kleine bedrijven, winkels, diensten, vrije beroepen, horeca e.d. op dorpse schaal verweven voorkomen. De bestaande publieke functies staan aangegeven op het plan feitelijke en juridische toestand. BIJGEBOUWEN In de bijgebouwen zijn de volgende functies toegelaten: bergplaatsen, werkplaatsen, garages, zwembaden en dierenhokken. 32

4 3.3.2 AFWIJKINGEN Een uitzondering op de toegestane functies wordt gemaakt voor onderhouds-, instandhoudings- en verbouwingswerken van bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen en hun functies. Bestaande vergunde meergezinsgebouwen buiten de zones A en B mogen voortbestaan en worden verbouwd OVERDRUK GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN Specifiek ter plaatse van de overdruk Gemeenschapsvoorzieningen mogen percelen worden gebruikt als gemeenschapsvoorzieningen. In dat geval gelden de bepalingen van artikel INDICATIE 'BESTAANDE LANGZAAMVERKEERSVERBINDING' Het gaat hier om een bebouwd woonperceel aan Kloosterstraat naast de school, dat op termijn in de school betrokken kan worden, en om museum t Smiske in de tweede bouwlijn achter Hoogstraat. Ter plaatse van de indicatie 'Bestaande langzaamverkeersverbinding' wordt een langzaamverkeersverbinding behouden. Deze openbare ruimte dient te worden gerealiseerd volgens de voorschriften vermeld onder artikel INDICATIE NIEUWE LANGZAAMVERKEERSVERBINDING' Ter plaatse van de indicatie 'Nieuwe langzaamverkeersverbinding' wordt een langzaamverkeersverbinding aangelegd. Deze openbare ruimte dient te worden gerealiseerd volgens de voorschriften vermeld onder artikel 7. 33

5 3.4 INRICHTING EN BEHEER BEBOUWINGSWIJZE De bebouwingswijze is gekoppeld of vrijstaand, tenzij de aanwezige bebouwing een andere bebouwingsvorm verantwoordt en voor zover hierdoor geen onafgewerkte situaties (bijvoorbeeld blijvende blinde wachtgevels) worden bestendigd of gecreëerd. Bestaande vergunde of vergund geachte bebouwing in een andere typologie mogen worden verbouwd en nieuw gebouwd in die desbetreffende vorm PLAATSING VAN DE GEBOUWEN HOOFDGEBOUWEN - De voorgevelbouwlijn is vrij, met dien verstande dat de afstand tot de rooilijn maximaal 6 m bedraagt. - Zijgevels: op de perceelsgrens, of op minimum 3 m van de perceelsgrens wanneer op het aanpalende perceel een kopwoning of een vrijstaande woning staat, behoudens autobergplaatsen overeenkomstig artikel 2.12 van de algemene bepalingen. BIJGEBOUWEN BEHOUDENS AUTOBERGPLAATSEN OVEREENKOMSTIG DE ALGEMENE BEPALINGEN Voor bijgebouwen, behoudens autobergplaatsen overeenkomstig de algemene bepalingen, geldt het volgende. - Gevel gericht naar het hoofdgebouw: op minimum 10 m voorbij de achtergevelbouwlijn. - Overige gevels: - op een afstand van minimum 3 m van de zijdelingse en van de achterste perceelsgrenzen, of op deze perceelsgrenzen. - indien de achtergrens van het perceel samenvalt met de zijgrens van een ander perceel, is de plaatsing op die perceelsgrens slechts toegelaten vanaf 10 m uit het verlengde van de achtergevelbouwlijn, bepaald voor dat ander perceel - de plaatsing van bijgebouwen op een perceelsgrens gebeurt enkel na akkoord van de aanpalende eigenaar(s). 34

6 Voor percelen met een beperktere diepte kan hiervan worden afgeweken, op voorwaarde dat maximum 25% van de tuin wordt bebouwd. OVERDRUK 'BOUWVRIJE ZONE (WEG)' Ter plaatse van de overdruk 'Bouwvrije zone (weg)' mogen geen hoofd- of bijgebouwen worden opgericht. INDICATIE 'INSTEEK MOGELIJKE OMLEIDINGSWEG' Ter plaatse van de indicatie 'Insteek mogelijke omleidingsweg' kan een eventuele omleidingsweg worden aangesloten op het bestaand publiek domein. INDICATIE 'AUTO-ONTSLUITING PROJECTZONE' Ter plaatse van de indicatie 'Auto-ontsluiting projectzone' mogen geen gebouwen worden opgericht die de ontsluiting van het achterliggende gebied blokkeren. Poortgebouwen (met onderdoorgangen voor het verkeer) zijn wel toegestaan, mits de bestemming aaneengesloten bebouwing toelaat. De auto-ontsluiting dient aangelegd te worden in de bestemmingszone, binnen 15 meter van de aanduiding op grafisch plan en conform de bijzondere bepalingen van artikel AFMETINGEN VAN DE GEBOUWEN HOOFDGEBOUWEN De bouwhoogte en bouwdiepte van de hoofdgebouwen in gekoppelde en vrijstaande typologie dienen overeen te komen met het minimum- en maximumgebouwenprofiel Artikel 3 op het grafisch plan. 35

7 BIJGEBOUWEN BEHOUDENS AUTOBERGPLAATSEN OVEREENKOMSTIG E ALGEMENE BEPALINGEN Voor bijgebouwen, behoudens autobergplaatsen overeenkomstig de algemene bepalingen, geldt het volgende. - Bebouwde oppervlakte: maximum 40 m 2. - Maximale kroonlijsthoogte: 3 m. - Maximale nokhoogte: 4 m AFWIJKINGEN - Afwijkingen van bovenvermelde bepalingen met betrekking tot de plaatsing en de afmetingen van de gebouwen kunnen worden toegelaten voor instandhoudings- en onderhoudswerken aan en verbouwingen van bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen. Dit geldt in het bijzonder voor de cultuurhistorisch waardevolle objecten (cfr. bijzondere bepalingen artikel 1). - Mits wordt aangetoond dat de ontwikkeling van de aanpalende percelen in de omgeving volgens de van toepassing zijnde stedenbouwkundige voorschriften niet in het gedrang wordt gebracht, kunnen eveneens andere afwijkingen van bovenvermelde bepalingen met betrekking tot de plaatsing en de afmetingen van de gebouwen worden toegelaten UITERLIJK VAN DE GEBOUWEN GEVEL- EN DAKMATERIALEN Bij het gebruik van gevel- en dakmaterialen gaat de voorkeur uit naar esthetisch verantwoorde en duurzame materialen, qua kleur in harmonie met de omgeving. Gebouwen worden bij voorkeur opgetrokken uit roodbruine gevelstenen, met beschildering of bepleistering in lichte kleuren en met gedeeltelijke afwerking in hout of natuursteen. Hellende daken worden bedekt met pannen of leien. Op deze manier wordt het best aangesloten op de bouwkundige identiteit van het dorp. Blinde gevels zijn af te werken in hetzelfde gevel- of dakbedekkingsmateriaal van het gebouw. Voor de afwerking van wachtgevels zijn bitumenasfalt en foliebekleding niet toegelaten. Isolatieplaten moeten esthetisch worden afgewerkt. 36

8 GEVELINDELING - Vereiste minimumperceelsbreedte voor de realisatie van een toegang in de voorgevel tot één of meerdere garages: 7 m. - Totale maximumbreedte van de toegangen tot een of meerdere garages in de voorgevel: 1/3 van de gevelbreedte. DAKVORMEN - Hoofdgebouwen: - bij gekoppelde bebouwing: een zadeldak met overheersende nokrichting evenwijdig aan de voorgevelbouwlijn, met een dakhelling van 45 dan wel aansluitend op de bestaande dakhelling van een aanpalende - bij vrijstaande bebouwing: een dakhelling tussen 35 en 50 dan wel een plat dak. - Uitbouwen en bijgebouwen: - in principe is de dakvorm vrij te kiezen - indien een uitbouw of een bijgebouw op een perceelsgrens wordt geplaatst, dient er een plat dak te worden uitgevoerd. AFWIJKINGEN Afwijkingen van bovenvermelde bepalingen met betrekking tot het voorkomen van de gebouwen kunnen worden toegelaten voor instandhoudings- en onderhoudswerken aan en verbouwingen van bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen AUTOPARKEREN Nieuwe ontwikkelingen met afwenteling van het autoparkeren op het openbaar domein zijn uitgesloten. De gemeente stelt voorwaarden aan het autoparkeren op eigen terrein conform de volgende minimumnormen: - aanleg van 1,5 parkeerplaats op eigen terrein per wooneenheid (en dat vanaf 2 wooneenheden) 37

9 - aanleg van 2 parkeerplaatsen op eigen terrein per 100 m 2 bedrijfsvloeroppervlakte lokale winkel, kantoor en horeca (en dat vanaf 200 m 2 ) - aanleg van 10 parkeerplaatsen op eigen terrein per 100 m 2 bedrijfsvloeroppervlakte supermarkt (en dat vanaf 200 m 2 ) - aanleg van 1 parkeerplaats op eigen terrein per 3 accommodaties in hotel of bed & breakfast - aanleg van 1 parkeerplaats op eigen terrein per 100 m 2 bedrijfsvloeroppervlakte ambachtelijk bedrijf (en dat vanaf 200 m 2 ) - aanleg van 1 parkeerplaats op eigen terrein per 100 m 2 bedrijfsvloeroppervlakte gemeenschapsvoorziening (en dat vanaf 200 m 2 ), met uitzondering van een rusthuis en een school - aanleg van 0,3 parkeerplaats op eigen terrein per verblijfseenheid in een rusthuis - aanleg van 1 parkeerplaats op eigen terrein per klaslokaal in een school - aanleg van voldoende zoen & zoefplaatsen in de directe nabijheid van een school. Indien de realisatie van deze normen niet mogelijk is, wordt het programma verlaagd of vraagt de aanvrager gemotiveerd (gedeeltelijke) ontheffing aan. De motivatie voor (gedeeltelijke) ontheffing gaat in op de omgevingskenmerken van de site (bebouwingstypologie, bouwlijnen enz.). Bij de vergunningverlening wordt de parkeersituatie en -behoefte per geval beoordeeld. Zo kan onderbenutte parkeervoorziening in de directe omgeving op gefundeerde wijze tot de bijstelling van de normen leiden. Ook wordt de concrete bereidwilligheid van de aanvrager om fietsverkeer te stimuleren in rekening gebracht FIETSPARKEREN Nieuwe ontwikkelingen met afwenteling van het fietsparkeren op het openbaar domein zijn uitgesloten. De gemeente stelt voorwaarden aan het fietsparkeren op eigen terrein conform de volgende minimumnormen: - aanleg van 3 fietsparkeerplaatsen op eigen terrein per wooneenheid - aanleg van 1 fietsparkeerplaats op eigen terrein per 50 m 2 bedrijfsvloeroppervlakte lokale winkel, kantoor en horeca - aanleg van 1 fietsparkeerplaats op eigen terrein per 50 m 2 bedrijfsvloeroppervlakte supermarkt - aanleg van 1 fietsparkeerplaats op eigen terrein per 3 accommodaties in hotel of bed & breakfast - aanleg van 1 fietsparkeerplaats op eigen terrein per 200 m 2 bedrijfsvloeroppervlakte ambachtelijk bedrijf - aanleg van 1 fietsparkeerplaats op eigen terrein per 50 m 2 bedrijfsvloeroppervlakte gemeenschapsvoorziening, met uitzondering van een rusthuis en een school - aanleg van 1 fietsparkeerplaats op eigen terrein per 5 verblijfseenheden in een rusthuis - aanleg van 3 fietsparkeerplaatsen op eigen terrein per kleuterklas in een school - aanleg van 10 fietsparkeerplaatsen op eigen terrein per klas van een lagere school De motivatie voor (gedeeltelijke) ontheffing gaat in op de omgevingskenmerken van de site (bebouwingstypologie, bouwlijnen enz.). Bij de vergunningverlening wordt de parkeersituatie en -behoefte per geval beoordeeld. Zo kan onderbenutte par- 38

10 Fietsparkeerplaatsen kunnen op verschillende manieren worden georganiseerd: individueel inpandig (bij woningen in hoofdgebouwen of bijgebouwen) of via een gemeenschappelijke, al dan niet overdekte voorziening buiten (bij woningen en andere functies). keervoorziening in de directe omgeving op gefundeerde wijze tot de bijstelling van de normen leiden. Indien de realisatie van deze normen niet mogelijk is, wordt het programma verlaagd of vraagt de aanvrager gemotiveerd (gedeeltelijke) ontheffing aan. Ook wordt de concrete bereidwilligheid van de aanvrager om fietsverkeer te stimuleren in rekening gebracht AANLEG - In de voortuinstrook mag alleen het noodzakelijke gedeelte dat wordt aangewend als toegang tot een gebouw of parkeerplaats worden verhard. - Vanaf het openbaar domein mag per perceel slechts één toegang van 4 m worden verhard. - Voorbij het maximumgebouwenprofiel kan per perceel in totaal maximum 50 m² worden verhard in functie van de aanleg van niet-waterdoorlatende verhardingen zoals terrassen, zwembaden, tuinpaden en dergelijke. - De niet-bebouwde of verharde delen van het gebied worden aangelegd als groene ruimte VERKAVELINGSVOORSCHRIFTEN VORM VAN DE KAVELS Nieuwe kavelgrenzen zullen zoveel mogelijk, maar niet noodzakelijk, loodrecht staan op de rooilijn. AFMETINGEN VAN DE KAVELS - Minimum- en maximumbreedte, gemeten op de voorgevelbouwlijn: - voor aaneengesloten gebouwen: minimum 6 m en maximum 12 m 39

11 - voor kopgebouwen: minimum 9 m en maximum 13 m - voor hoekgebouwen: minimum 7 m en maximum 10 m, vermeerderd met de diepte van de voortuinstrook aan de zijgevel, gelijk aan de aanpalende voortuin - voor vrijstaande gebouwen: minimum 16 m. - Minimumdiepte van de kavels, gemeten vanaf de rooilijn: de diepte van de voortuinstrook, gelijk aan de kleinst aanpalende voortuin, vermeerderd met de minimumdiepte voor een hoofdgebouw, zijnde 9 m, vermeerderd met 5 m voor de tuin. - De kavelafmetingen moeten zodanig zijn dat zij de bebouwing, overeenkomstig de desbetreffende voorschriften, van de in de omgeving liggende percelen of de afwerking met een kopgebouw van een huizenblok op een aanpalend perceel niet in het gedrang brengen. AFWIJKINGEN Afwijkingen van bovenvermelde bepalingen met betrekking tot de verkavelingsvoorschriften kunnen worden toegelaten voor bestaande percelen. Mits wordt aangetoond dat de ontwikkeling van de aanpalende percelen in de omgeving volgens de van toepassing zijnde stedenbouwkundige voorschriften niet in het gedrang wordt gebracht, kunnen eveneens andere afwijkingen van bovenvermelde bepalingen met betrekking tot de verkavelingsvoorschriften worden toegelaten. 40