Gelet op de aanvraag van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en de Coördinatiecel Vlaams e-government ontvangen op 12/09/2008;

Transcriptie

1 1/12 Sectoraal comité van het Rijksregister Beraadslaging RR nr 42/2009 van 15 juli 2009 Betreft: aanvraag van Corve en het Departement Welzijn,Volksgezondheid en Gezin om toegang te bekomen tot de informatiegegevens van het Rijksregister en het identificatienummer ervan te gebruiken met het oog op de uitbouw van het Vlaams Personen Register, hierna "VPR" (RN/MA/2008/051) Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité"); Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna "WRR"); Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis; Gelet op het koninklijk besluit van 17 december 2003 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde Sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; Gelet op de aanvraag van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en de Coördinatiecel Vlaams e-government ontvangen op 12/09/2008; Gelet op de aanvraag van het technisch en juridisch advies gericht aan de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken op 07/10/2008; Gelet op de beslissing van het Comité van 12/11/2008 waarbij de behandeling van dit dossier werd

2 Beraadslaging RR 42 /2009-2/12 geschorst teneinde het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en de Coördinatiecel Vlaams e-government uit te nodige om op een aantal punctuele vragen te antwoorden; Gelet op de schriftelijke reactie ontvangen op 1 april 2009; Gelet op het verslag van de Voorzitter; Beslist op 15 juli 2009, na beraadslaging, als volgt: I. VOORWERP VAN DE AANVRAAG De aanvraag heeft tot doel om:. 1 het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, hierna de aanvrager genoemd, te machtigen om: toegang te bekomen tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste en tweede lid, WRR; het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken; met het oog op het tijdelijk uitbouwen en beheren van een VPR; 2 de Coördinatiecel Vlaams e-government, hierna Corve, te machtigen om toegang te hebben tot de gegevens van dit Vlaams Personen Register teneinde het te ontsluiten ten behoeve van behoorlijk gemachtigden. II. ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG Diverse diensten van de aanvrager werden reeds gemachtigd om toegang te hebben tot een aantal informatiegegevens van het Rijksregister en/of het identificatienummer te gebruiken 1. Corve werd op zijn beurt bij beraadslaging RR nr. 36/2006 van 20 december 2006 gemachtigd om toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister en om het identificatienummer ervan te gebruiken. 1 Koninklijk besluit van 29 juni 1993 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van de administratie Gezondheidszorg van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap; Beraadslaging nr. 10/2004 van 5 april 2004.

3 Beraadslaging RR 42 /2009-3/12 Bijgevolg kan het onderzoek van het Comité zich inzake beperken tot het nagaan of: het doeleinde waarvoor thans het gebruik gevraagd wordt, welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd is in de zin van artikel 4, 1, 2, WVP; de toegang tot de gegevens en het gebruik van het identificatienummer proportioneel zijn in het licht van het doeleinde (artikel 4, 1, 3, WVP). A. FINALITEIT A.1. Voor wat het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin betreft A.1.1. Tezamen genomen beschikken de diverse actoren 2 die behoren tot het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over een ruime toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister, namelijk tot de gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1 tot 10, en tweede lid, WRR van alle personen woonachtig in het Vlaamse Gewest en het Brussels Gewest (voor zover deze laatsten voor de dienstverlening van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin gekozen hebben). Voor het ogenblik werkt de aanvrager met een VPR - dat volgens de aanvraag niet het karakter heeft van een centrale gegevensbank - teneinde de gemachtigde actoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin de gegevens tot dewelke zij gemachtigd zijn toegang te hebben, te verstrekken. De aanvrager wenst dit VPR tijdelijk uit te bouwen tot een daadwerkelijke centrale gegevensbank teneinde de gemachtigde actoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin op maat de gewenste gegevens te verstrekken. De faciliteiten die het Rijksregister ter zake biedt, zijn te weinig flexibel en laten niet toe om in te spelen op de specifieke desiderata m.b.t. de wijze waarop deze gegevens ter beschikking worden gesteld, waardoor vaak extra manipulaties moeten uitgevoerd worden. Daarnaast wenst de aanvrager dit VPR tevens te ontsluiten voor andere behoorlijk gemachtigde Vlaamse overheden en hun medewerkende partners. Concreet zou dit betekenen dat deze instanties, voor zover ze over een machtiging beschikken om toegang te hebben tot de gegevens van het Rijksregister, ervoor zouden kunnen kiezen om deze uit het VPR te betrekken. 2 Dit zijn zowel de administratieve diensten als de medewerkende partners zoals bijvoorbeeld de zorgkassen.

4 Beraadslaging RR 42 /2009-4/12 A.1.2. Artikel 4, 1, 2, WVP bepaalt dat persoonsgegevens slechts voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden mogen verkregen (verwerkt) worden. De ontleding in de rechtsleer van het finaliteitsbeginsel uit de WVP leert: "De finaliteit waarvoor een publiekrechtelijk orgaan persoonsgegevens verwerkt, zal nuttig en onontbeerlijk moeten zijn voor de vervulling van haar specifieke opdracht. De finaliteit van de verwerking moet overeenstemmen met de finaliteit van de betrokken openbare dienst (nuttigheidstoets). Bovendien moet die finaliteit de verwerking van persoongegevens vereisen (noodzakelijkheidtoets). Ten slotte mag de verwerking, ook al is ze nuttig en noodzakelijk, geen onevenredige inmenging in de persoonlijke levenssfeer van de burger als gevolg hebben (proportionaliteitstoets)" 3 4. Het onder punt A.1.1. omschreven tweeledige doeleinde is ontegensprekelijk welbepaald en uitdrukkelijk omschreven. De vraag is of het ook als gerechtvaardigd kan bestempeld worden (artikel 4, 1, 2, WVP)? Dit vereist dat wordt nagegaan of de uitbouw van een VPR kadert in het aan de aanvrager toevertrouwde takenpakket. Als departement zijn de taken van de aanvrager hoofdzakelijk beleidsondersteunend (artikel 30 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse Administratie). Wat dit concreet inhoudt is nader omschreven in de artikelen 1 e.v. van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 betreffende het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, betreffende de inwerkingtreding van regelgeving tot oprichting van agentschappen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en betreffende de wijziging van regelgeving met betrekking tot dat beleidsdomein. Daaruit blijkt dat de aanvrager onder meer belast is met: het op een professionele manier samenwerken met de andere entiteiten van het beleidsdomein waarbij zij als organisatie van experts hun inhoudelijke en procesmatige deskundigheid ter beschikking stelt van de klanten en strategische partners; het organiseren van managementondersteunende dienstverlening aan de agentschappen. Het uitbouwen van een VPR teneinde aan de actoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin op maat, dus efficiënt, informatiegegevens uit het Rijksregister te verschaffen met betrekking tot de personen die deel uitmaken van hun doelpubliek overeenkomstig 3 J. Dumortier. de verplichtingen van de houder van het bestand, in J. Dumortier en F. Robben (eds.), Persoonsgegevens en privacybescherming, die Keure, Volledigheidshalve kan hier aangestipt worden dat het finaliteitsbeginsel uit de WVP een equivalent heeft in het administratief recht, namelijk het specialiteitsbeginsel ingevolge hetwelk een bestuur alleen bevoegd is voor wat haar als bevoegdheid is toegekend.

5 Beraadslaging RR 42 /2009-5/12 de machtiging van de betrokkene, kan bestempeld worden als behorend tot de ondersteunende dienstverlening van de aanvrager. Het heeft het voordeel dat: alle Rijksregister-gerelateerde verrichtingen binnen het beleidsdomein via een centraal kanaal verlopen wat controle op correct gebruik van de machtiging vergroot en vergemakkelijkt; niet elke gemachtigde binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin apart een systeem moet uitbouwen om de gegevens die hij nodig heeft uit het Rijksregister te distilleren. Het Comité besluit dat voor zover de uitbouw van het VPR ertoe strekt om de gemachtigde actoren binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin een vlotte uniforme service m.b.t. de Rijksregistergegevens van hun doelpubliek te verstrekken, dit doeleinde als gerechtvaardigd kan bestempeld worden. Het Comité is van oordeel dat de term Vlaams personenregister verwarrend is. Het is aangewezen om voortaan van een Vlaams welzijnsregister te spreken. In de mate dat de VPR ertoe strekt om ook informatiegegevens te verstrekken aan Vlaamse Overheden die gemachtigd zijn om toegang te hebben tot de gegevens van het Rijksregister maar die niet behoren tot het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, stelt het Comité vast dat dit niet te rijmen valt met de opdrachten van de aanvrager en bijgevolg niet gerechtvaardigd is. Daarenboven zou dit betekenen dat de aanvrager: meer gegevens zou moeten opslaan dan deze die de actoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin nodig hebben om hun taken te verrichten; meer personen in de gegevensbank zou opnemen dan naar het doelpubliek van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin verantwoord is. Normalerwijze moeten bijvoorbeeld de inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, die geen beroep doen op de dienstverlening van de actoren van dit beleidsdomein, uit de gegevensbank verwijderd worden. Het Comité oordeelt dan ook dat dit aspect van het doeleinde niet gerechtvaardigd is in het licht van artikel 4, 1, 2, WVP. A.2. Voor wat Corve betreft

6 Beraadslaging RR 42 /2009-6/12 Corve werd zoals reeds werd aangestipt bij beraadslaging RR nr. 36/2006 van 20 december 2006 gemachtigd om toegang te hebben tot de gegevens van het Rijksregister teneinde zijn taak als doorgeefluik van Rijksregistergegevens ten behoeve van Vlaamse doeltoepassingen te kunnen vervullen. Het is de bedoeling om het VPR te ontsluiten via de onafhankelijke Vlaamse overheidsinstantie Corve. Wanneer men de toelichting in de aanvraag doorneemt m.b.t. de wijze waarop dit zal gebeuren, dan stelt men vast dat Corve eigenlijk dezelfde rol vervult als deze waarvoor hij op 20 december 2006 gemachtigd werd om toegang te hebben, namelijk de rol van doorgeefluik van Rijksregistergegevens, met deze bijzonderheid dat: hij ze in dit geval niet zelf rechtstreeks ophaalt uit het Rijksregister maar uit een tijdelijk "tussenbestand", het VPR; alhoewel het volgens de aanvraag de bedoeling is dat Corve deze rol van doorgeefluik vervult t.o.v. potentieel alle gemachtigde Vlaamse doeltoepassingen zal dit, gelet op de draagwijdte van het als gerechtvaardigd weerhouden doeleinde, beperkt worden tot de actoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Daartoe zal Corve een verwijzingrepertorium bijhouden waarin zal vermeld worden welke persoon bij welke instantie een dossier heeft zodat naar aanleiding van punctuele of batch opvragingen aan een gemachtigde alleen de gegevens worden doorgegeven waarop hij recht heeft m.b.t. de personen waarvoor hij een dossier heeft. Corve zal er ook instaan van de logging van de opvragingen. Er wordt dus een "vierogenprincipe" georganiseerd ter voorkomen van ongeoorloofde verstrekking van gegevens. Het Comité is dergelijke werkwijze genegen daar ze de garantie op een correcte uitvoering van de machtigingsbeslissingen verhoogt. Het Comité besluit dat de rol die Corve vervult in de ontsluiting van het VPR, gedekt is door de beraadslaging RR nr. 36/2006 van 20 december Zijn optreden in dit verband, voor wat de gegevens en het identificatienummer van het Rijksregister betreft, moet dan ook gebeuren overeenkomstig de modaliteiten bepaald in die beraadslaging. Het Comité is niet bevoegd om te beslissen over de toegang van Corve tot het VPR.

7 Beraadslaging RR 42 /2009-7/12 B. PROPORTIONALITEIT B.1 Ten overstaan van de gevraagde gegevens B.1.1. Daar de het de bedoeling van de aanvrager is om vanuit het VPR de behoorlijk gemachtigde entiteiten van de Vlaamse Overheid gegevens afkomstig uit het Rijksregister te verstrekken, wenst hij toegang te bekomen tot: alle informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid en tweede lid, WRR; de historiek gedurende een onbepaalde periode; teneinde alle variaties in de machtigingen te kunnen opvangen. Het Comité beoordeelt de omvang van de toegang vanzelfsprekend in het licht van het doeleinde dat het als gerechtvaardigd kwalificeerde, namelijk vanuit het tijdelijke VPR de gemachtigde actoren bedienen van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. In de aanvraag wordt gesteld dat de machtigingen waarover de diverse actoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin momenteel beschikken, de gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1 tot 10, en tweede lid, WRR bestrijken. Nazicht wees uit dat dit correct is. Het Comité besluit hieruit dat opdat de aanvrager zijn doeleinde zou kunnen realiseren het volstaat dat hij over een toegang beschikt tot de gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1 tot 10, en tweede lid, WRR (artikel 4, 1, 3, WVP). Een dergelijke toegang laat hem toe om aan de gemachtigde actoren binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin de informatiegegevens uit het Rijksregister te verstrekken tot dewelke zij toegang hebben. Een ruimere toegang artikel 3, eerste lid, 11 tot 14, en tweede lid, WRR evenals de historiek - is in de actuele constellatie overmatig vermits dit zou leiden tot het verzamelen van gegevens die niet vereist zijn voor de realisatie van het doeleinde. Mocht in de toekomst aan bepaalde actoren een toegang tot andere gegevens en/of de historiek worden verleend, dan zal de aanvrager desgevallend een uitbreiding van zijn machtiging moeten vragen. B.1.2. Potentieel behoort elke inwoner van het Vlaamse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot het doelpubliek van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. In het licht hiervan is een toegang tot de gegevens van al deze personen gepast.

8 Beraadslaging RR 42 /2009-8/12 Dit betekent evenwel niet dat al deze personen permanent in het VPR kunnen geregistreerd worden. Indien blijkt dat de betrokkene uiteindelijk geen dossier of niet langer een dossier heeft bij één van de actoren die op de VPR een beroep doen, dan moeten zijn gegevens uit het VPR verwijderd worden. B.2. Ten overstaan van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister B.2.1. De thans gemachtigde actoren binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin zijn eveneens gemachtigd om het identificatienummer te gebruiken en aan de hand daarvan opzoekingen doen. De aanvrager wenst vanzelfsprekend aan behoorlijk gemachtigden ook het identificatienummer mee te bezorgen, wat vereist dat hij dit mag gebruiken. B.2.2. De aanvrager signaleert in de aanvraag dat hij zal instaan voor het verrichten van selecties. Dit betekent het ophalen van de gegevens uit het VPR van personen die voldoen aan bepaalde criteria, bijvoorbeeld alle vrouwen tussen 50 en 69 jaar. De bedoeling van deze selectie is het verkrijgen van lijsten van de doelpopulatie ten behoeve van de gemachtigden zodat deze op basis daarvan een dossier kunnen openen of eventueel sluiten. Het openen/sluiten van een dossier door een gemachtigde impliceert dat deze de betrokkene inschrijft/uitschrijft in het verwijzingsrepertorium. Wanneer de aanvrager een selectie uitvoert, zal hij de gemachtigde die erom verzocht uitsluitend een lijst bezorgen met de identificatienummers van de geselecteerde personen. Pas nadat de gemachtigde het identificatienummer heeft ingegeven in het verwijzingsrepertorium, zal hij punctuele of batch opvragingen kunnen doen en dus toegang krijgen tot de eigenlijke informatiegegevens van de betrokken personen. Wordt op basis van die lijst een nummer uit het verwijzingsrepertorium verwijderd, dan zijn de gegevens van de betrokkene niet langer toegankelijk. Het Comité is van oordeel dat de opname van het identificatienummer het meest aangewezen instrument is voor een correcte ontsluiting van het VPR daar het de meeste garanties biedt omtrent de juiste identiteit van de personen. Vergissingen die kunnen ontstaan door o.a. homonymie en schrijffouten worden uitgesloten. Het gebruik van het identificatienummer bij de ontsluiting van het VPR heeft daarenboven het voordeel dat onmiddellijk de gegevens van de juiste persoon getoond worden. Samenvattend besluit het Comité dat het door de aanvrager omschreven gebruik van het identificatienummer, in het licht van het opgegeven doeleinde, in overeenstemming is met artikel 4, 1, 3, WVP.

9 Beraadslaging RR 42 /2009-9/12 B.3. Ten opzichte van de frequentie van de toegang en de duur van machtiging B.3.1. De aanvrager wenst permanente toegang. Het Comité is van oordeel dat een permanente toegang inderdaad noodzakelijk is opdat de aanvrager vanuit het VPR zijn doelpubliek adequaat zou te kunnen bedienen (artikel 4, 1, 3, WVP). B.3.2. De toegang en het gebruik worden voor onbepaalde duur gevraagd. Enerzijds kan niet in de tijd worden bepaald hoelang de aanvrager als doorgeefluik zal optreden en anderzijds zijn ook tal van de machtigingen van het doelpubliek van de aanvrager, niet in de tijd bepaald. Het Comité constateert dat, met het oog op het vervullen van het opgegeven doeleinde, een machtiging voor onbepaalde duur gepast is (artikel 4, 1, 3 WVP). B.4. Ten overstaan van de bewaringstermijn van de gegevens In de aanvraag wordt niet gezegd hoelang de aanvrager de gegevens in het VPR zal bijhouden, er wordt enkel vermeld dat VPR een tijdelijk instrument zal zijn. Het Comité is van oordeel dat voor wat de persoonsgegevens betreft die in de VPR worden opgenomen, de gegevens van personen van wie blijkt dat ze uiteindelijk geen dossier hebben bij één van de actoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin uit het VPR moeten verwijderd worden. Zoniet zou de aanvrager immers een overmatige hoeveelheid persoonsgegevens bijhouden. Het VPR wordt als een tijdelijk werkinstrument gedefinieerd. Het Comité bepaalt dan ook dat deze machtiging binnen de 2 jaar zal geëvalueerd worden teneinde na te gaan of het VPR als werkinstrument nog een reden van bestaan heeft. B.5. Intern gebruik en/ of mededeling aan derden De aanvrager en Corve stellen dat uit de aard van de VPR en de rol die zij in verband daarmee vervullen, de gegevens uitsluitend zullen doorgegeven worden aan Vlaamse Overheden die over een machtiging beschikken, overeenkomstig de modaliteiten van die machtiging.

10 Beraadslaging RR 42 / /12 Het Comité bepaalt dat de mededeling, gelet op de draagwijdte van het als gerechtvaardigd weerhouden doeleinde, alleen mogelijk is aan gemachtigde actoren binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. C.6. Netwerkverbindingen Uit de uitleg verstrekt door de aanvrager blijkt dat er geen netwerkverbindingen tot stand komen waardoor gegevens van verschillende instanties gekoppeld worden op basis van het identificatienummer van het Rijksregister. Het Comité vestigt er volledigheidshalve de aandacht op dat: indien er later netwerkverbindingen mochten tot stand komen, de aanvrager het Comité daarvan voorafgaandelijk op de hoogte moet brengen; het identificatienummer van het Rijksregister slechts gebruikt kan worden in relaties met derden voor zover het kadert in de doeleinden met het oog op dewelke zij gemachtigd werden om dit nummer te gebruiken. D. BEVEILIGING D.1. Consulent inzake informatieveiligheid De identiteit van de consulenten inzake informatieveiligheid van respectievelijk de aanvrager 5 en Corvé 6 werden meegedeeld. Zij werden zowel door het Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid als door het Comité in het verleden reeds aanvaard als veiligheidsconsulent. D.2. Informatieveiligheidsbeleid Uit de meegedeelde stukken blijkt dat zowel de aanvrager als Corve over een veiligheidsbeleid beschikken evenals over een plan in toepassing ervan. Het Comité heeft er akte van genomen. 5 Advies nr. 05/12 van 7 juni 2005; beraadslaging RR nr. 22/2004 van 9 augustus Advies nr. 06/03 van 14 februari 2006; beraadslaging RR nr. 36/2006 van 20 december 2006.

11 Beraadslaging RR 42 / /12 D.3. Personen die toegang hebben tot de gegevens en het nummer gebruiken en de lijst van deze personen Uit de aanvraag leidt het Comité af dat de personeelsleden van de aanvrager die verantwoordelijk zijn voor de werking van het VPR en het maken van selecties, toegang zullen hebben tot de gegevens van het Rijksregister en het identificatienummer ervan gebruiken. De aanvrager moet, zoals voorgeschreven door artikel 12 WRR, een lijst opstellen waarop de personen vermeld worden die toegang hebben tot het Rijksregister en die het nummer gebruiken. Deze lijst zal voortdurend geactualiseerd en ter beschikking van het Comité gehouden worden. De personen die op deze lijst worden opgenomen moeten daarenboven een verklaring ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en het vertrouwelijk karakter van de informatiegegevens te bewaren. OM DEZE REDENEN het Comité 1 machtigt 7 het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin onder de voorwaarden bepaald in deze beraadslaging en met het oog op het als gerechtvaardigd weerhouden doeleinde in punt A.1.2. om tot 31 december 2010: een permanente toegang te hebben tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1 tot 10, en tweede lid, WRR; het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken. 2 bepaalt dat: a) de rol die Corve vervult in de ontsluiting van het VPR, gedekt is door de beraadslaging RR nr. 36/2006 van 20 december Zijn optreden in dit verband, voor wat de gegevens en het identificatienummer van het Rijksregister betreft, moet dan ook gebeuren overeenkomstig de modaliteiten bepaald in die beraadslaging; b) het niet bevoegd is om te beslissen over de toegang van Corve tot het VPR; 7 De beraadslaging RR nr. 42/2009 wordt voor onbepaalde duur verlengd ingevolge de vervulling van de voorwaarde vermeld in de beraadslaging RR nr. 80/2013.

12 Beraadslaging RR 42 / /12 c) wanneer het aan het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, een vragenlijst met betrekking tot de informatieveiligheidstatus toestuurt, dit laatste deze lijst waarheidsgetrouw moet invullen en terugbezorgen aan het Comité. Het Comité zal de ontvangst bevestigen en behoudt zich het recht voor om, indien daartoe aanleiding bestaat, te reageren; d) het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin voor 31 december 2010 aan het Comité stukken en documenten moet bezorgen m.b.t. het verdere nut van het VPR, met het oog op een eventuele verlenging van deze machtiging. 3 weigert het meer gevraagde. Voor de Administrateur m.v., Voor de Voorzitter m.v., (get.) Patrick Van Wouwe (get.) Frank Robben