Lokaal gezondheidsbeleid in Vlaamse en Brusselse gemeenten en OCMW s

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Lokaal gezondheidsbeleid in Vlaamse en Brusselse gemeenten en OCMW s"

Transcriptie

1 Verslag van de indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid in Vlaamse en Brusselse gemeenten en OCMW s

2 Een initiatief van In samenwerking met VIGeZ, 2014 VIGeZ, i.s.m. VAD Auteurs: Bruno Buytaert, Werner De Wael, Saidja Steenhuyzen Inge Baeten, David Möbius (Alcohol & drugs) Met medewerking van: Winnie Deroover, Stefaan Hendrickx, An Lebacq, Ragnar Van Acker, An Verdeyen Lay-out en eindredactie: Riet Evers, Anne Scholiers Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 2

3 INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING GEZONDHEIDSBELEID IN STEDEN EN GEMEENTEN Besturen werken aan een mix van gezondheidsthema s Verankerd in het lokaal en integraal meerjarenbeleid? Gezonde communicatie voor iedereen Naar krachtige besturen Een intersectorale aanpak? Algemeen besluit procescomponenten GEZONDHEID EN MILIEU Binnenmilieu eerst Gemeenten en OCMW s hebben aandacht voor alle doelgroepen Besluit EVENWICHTIGE VOEDING op 3 gemeenten promoten een evenwichtig voedingspatroon op 2 gemeentebesturen bevordert gezonde voeding, 1 op 3 vermindert ongezonde voeding Gezond aanbod: weinig water en nog veel frisdrankautomaten Besluiten lokaal beleid voor de promotie van evenwichtige voeding BEWEGING TABAKSPREVENTIE EN ROOKSTOP Niet beginnen met roken, niet meeroken: sensibilisatie Rook buiten: reglementering Start to stop together: motiveren tot en ondersteunen bij rookstop Conclusies en aanbevelingen INDICATORENBEVRAGING ALCOHOL & DRUGS STEDEN EN GEMEENTEN & OCMW119 STEDEN EN GEMEENTEN Algemene gegevens i.k.v. beleidsmatig werken rond alcohol en drugs Integraal werken De strategieën van een lokaal alcohol- en drugbeleid Totaalscores alcohol- en drugbeleid steden en gemeenten OCMW s Besluiten alcohol- en drugbeleid in steden, gemeenten en OCMW s Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 3

4 Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 4

5 1 INLEIDING Eén van de belangrijkste instrumenten van het Vlaamse beleid voor preventieve gezondheidszorg zijn de gezondheidsdoelstellingen. Op deze manier wil de Vlaamse overheid de kwaliteit bevorderen van de preventieve gezondheidszorg in Vlaanderen en Brussel. De gezondheidsdoelstellingen zijn de basis om werkzame strategieën en acties vast te leggen, ze bevorderen de samenwerking tussen de actoren en beogen zo een maximale vooruitgang voor de gezondheidsproblemen die zich in Vlaanderen voordoen. Met de driejaarlijkse indicatorenbevraging voor lokale besturen gebeurt een monitoring van de gezondheidsdoelstellingen en het (preventieve) gezondheidsbeleid bij lokale besturen. Op basis van relevante indicatoren wordt gekeken hoe de Vlaamse en Brusselse gemeenten 1 en OCMW s de voorbije drie jaar hun gezondheidsbeleid invulden, meer specifiek voor de (meeste) gezondheidsthema s waarover een gezondheidsdoelstelling is geformuleerd. Deze bevraging vormt niet enkel een stand van zaken van gezondheidsbevordering in de Vlaamse en Brusselse gemeenten, maar geeft beleid, partnerorganisaties, Logo s en terreinorganisaties meteen feedback over hun werking en helpt hen om naar de toekomst gefundeerde keuzes te maken. Op die manier sluit deze bevraging ook aan bij het opzet van de kadermethodiek Gezonde Gemeente die erop gericht is lokale besturen te helpen bij het ontwikkelen en versterken van een lokaal gezondheidsbeleid. Om een goede opvolging van deze indicatoren mogelijk te maken zette het VIGeZ in opdracht van de Vlaamse overheid en in samenwerking met de Logo s een longitudinale gegevensverzameling op over het gevoerde tabakspreventie-, voedings- en bewegingsbeleid in de Vlaamse gemeenten. In 2009 werd de eerste indicatorenbevraging bij gemeenten en OCMW s uitgevoerd. Waarbij in vorige jaren deze setting enkel werd behandeld als bedrijf en er alleen werd gevraagd naar het gezondheidsbeleid bij het eigen personeel, kwam in 2009 ook het gezondheidsbeleid naar de inwoners en naar de bezoekers en residenten van OCMW-diensten aan bod. Aangezien deze bevraging in 2009 nog in zijn kinderschoenen stond, werd de vragenlijst in 2013 sterk uitgebreid. In navolging van de indicatorenbevragingen bij bedrijven en scholen, werd de aandacht voor het geïntegreerde, thema-overstijgende gezondheidsbeleid versterkt. Dit is gerealiseerd door enerzijds een sterker accent te leggen op de procescomponenten, ze werden namelijk uitgebreid. Procescomponenten zoals participatie of aanwezige capaciteit en deskundigheid geven de kwaliteit aan van de wijze waarop het beleid tot stand komt. Anderzijds werden deze procescomponenten binnen een apart deel van de vragenlijst bevraagd, en dit over de thema s heen. Voor 2013 werden ook de gezondheidsthema s alcohol & drugs, gezondheid & milieu (in beperkte mate), mentaal welbevinden (in beperkte mate) en suïcidepreventie (in beperkte mate) toegevoegd. Hierdoor ontstond een nieuwe samenwerking met de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD), om de bevraging rond alcohol en drugs te stofferen. Voor lokale besturen zijn onderstaande indicatoren weerhouden in de indicatorenbevraging die begin 2013 werd afgenomen: Aantal en kenmerken van gemeenten/ocmw s die een actiever of minder actief algemeen gezondheidsbeleid voeren. De (proces)componenten die hieronder vallen zijn: langetermijnvisie, capaciteit en bestuurskracht, intersectorale samenwerking, burgerparticipatie en communicatie. Dit zijn ook de procescomponenten (ook succescomponenten genoemd) uit de kadermethodiek Gezonde Gemeente. Wie hiermee vertrouwd is merkt dat de succescomponenten Het lokaal bestuur als voorbeeld en Een mix van acties ontbreken. Dat komt omdat deze twee componenten hier niet bevraagd werden. 1 Met de officiële term gemeente doelen we ook op stad. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 5

6 Aantal en kenmerken van gemeenten/ocmw s die een actiever of minder actief beleid voeren rond evenwichtige voeding. De componenten van een beleid rond evenwichtige voeding zijn: aanbod van een gevarieerde en evenwichtige voeding, informatie, sensibilisering en reglementering. Aantal en kenmerken van gemeenten/ocmw s die een actiever of minder actief beleid voeren rond beweging. De componenten van een beleid rond beweging zijn: aanbod, informatie en sensibilisering en reglementering. Aantal en kenmerken van gemeenten/ocmw s die een actiever of minder actief rookbeleid voeren. De componenten die hieronder vallen zijn: informatie en sensibilisering, reglementering, zorg en begeleiding. Aantal en kenmerken van bedrijven die een actiever of minder actief beleid voeren rond alcohol & drugs. De componenten van een beleid rond alcohol & drugs zijn: informatie en sensibiliseren, regelgeving/handhaving, structurele maatregelen en begeleiding/ hulpverlening. Opzet en uitvoering van de meting Vragenlijst Bij het opstellen van de meetinstrumenten voor de indicatoren van het rook-, bewegings- en voedingsbeleid van een gemeente/ocmw werd vertrokken vanuit de vragenlijsten zoals die samengesteld waren in Deze lijsten werden verder verfijnd en uitgebreid op vlak van inhoud en vorm. Voor de nieuwe, bijkomende thema s, werd bij het opstellen van de vragen overeenstemming gezocht met eerder bevraagde thema s. Deze keer werd er bovendien beslist om de bevraging naar het gezondheidsbeleid bij het personeel van gemeenten en OCMW s af te splitsen van de bevraging naar het beleid voor de bevolking, aangezien hiervoor andere ambtenaren verantwoordelijk zijn. Zo werden de gemeenten en OCMW s als onderdeel van de bevraging naar bedrijven genomen en kregen zij volledig dezelfde vragenlijst voorgeschoteld omtrent hun gezondheidsbeleid voor het eigen personeel. De resultaten hiervan zijn dan ook beschreven in Verslag van de indicatorenmeting 2012 van het gezondheids(promotie)beleid in Vlaamse bedrijven. (2013). VIGeZ, i.s.m. VAD. Zoals eerder aangegeven werden niet alleen de bevraagde gezondheidsthema s uitgebreid, maar ook de bevraagde componenten. Zo werden de procesmatige componenten (lange termijnvisie, capaciteit en bestuurskracht, intersectorale samenwerking, burgerparticipatie en communicatie) uitgebreid en afgestemd op de groeimeter van kadermethodiek Gezonde Gemeente. De beleidscomponenten of basisstrategieën van gezondheidsbevordering (informatie en sensibilisatie, reglementering, aanbod, zorg en begeleiding) werden behouden, en uitgebreid met hulpverlening/begeleiding voor de thema s roken en alcohol & drugs. Deze componenten worden beschouwd als kritische succesfactoren van een kwaliteitsvol gezondheidsbeleid rond voeding, beweging, roken en alcohol & drugs. De bevraging naar deze twee soorten componenten werd opgesplitst, waarbij de procescomponenten over de thema s heen werden bevraagd en de beleidscomponenten binnen de thema specifieke vragenlijsten werden aangehaald. In elke vragenlijst werden verder ook items opgenomen die een gemeente/ocmw beschrijven in termen van een aantal relevante kenmerken. We hielden het aantal van deze beschrijvende items relatief beperkt. Het doel was immers voornamelijk een goede meting te verrichten van het gevoerde beleid. Deze kenmerken worden verder bij de beschrijving van de resultaten aangehaald. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 6

7 Net zoals bij eerdere versies werden de nieuwe items in combinatie met die van 2009 opgesteld door een team van VIGeZ- en VAD-experts in setting lokale overheden, thema s (evenwichtige voeding, lichaamsbeweging, tabakspreventie, alcohol & drugs, gezondheid & milieu en mentaal welbevinden) en wetenschappelijke ondersteuning. De vragenlijsten werden ook afgetoetst binnen een brede projectgroep waarin ook externe experts methodologie (UA en UGent) en experts uit het veld (Logo s; Lokaal Gezondheidsoverleg) en CGG s (Centra Geestelijke Gezondheid) zitten. De VIGeZ- en VAD-experts voorzagen de uiteindelijke versies van de vragenlijsten ten slotte van een scoring. Alle antwoorden binnen de vraag krijgen zo een score toegewezen die aangeeft in welke mate de gemeente/het OCMW aan een gezondheidsbeleid werkt. Verder werd ook een weging toegekend aan alle vragen in de vragenlijst, binnen eenzelfde component. Op deze manier krijgen vragen die meer prototypisch of van groter belang zijn voor een degelijk voedings-, bewegings-, rook- of alcohol en drugsbeleid ook een grotere weerslag op de schaalscores per component. Tot slot kregen ook de verschillende componentscores een weging toegekend binnen de totaalscore. Het spreekt immers voor zich dat bijvoorbeeld het concrete aanbod van voeding een directe, sterke invloed uitoefent op het consumeergedrag, bij een relatieve weging moet daar dus rekening mee gehouden worden. De scores die worden vermeld in het rapport zijn opnieuw opgesteld door de VIGeZ- en VAD-experts en doen recht aan de veranderingen op inhoudelijk en vormelijk vlak en zijn dus een uitdrukking van de mate waarin een gezondheidsbeleid is uitgebouwd volgens de huidige visie. Hierbij moet wel vermeld worden dat in de huidige vragenlijst ook de antwoordcategorie weet niet werd voorzien van een score. Doordat het percentage gemeenten/ocmw s dat deze antwoordcategorie aanduidde bij sommige vragen oploopt, kunnen de gemiddelde scores soms erg laag liggen. Deze bedenking zal waar nodig in het rapport herhaald worden en ook meegenomen worden naar volgende indicatorenbevragingen. Wegens de sterke verfijning en uitbreiding van de bevraging is het niet mogelijk om sterke linken te leggen tussen de resultaten uit 2009 en deze uit Enkel op vraagniveau zullen enkele cijfers worden vergeleken. Steekproefselectie Alle Vlaamse en Brusselse gemeenten en OCMW s werden aangeschreven. De adressen van de gezondheidsambtenaar of andere contactpersoon (preventie-, welzijns-, communicatiemedewerker,,..) bij de gemeente en het OCMW werden verzameld vanuit VIGeZ en Logo s. De ontbrekende contactgegevens werden aangevuld met gegevens vanuit de databank van Pinakes nv. Procedure Net zoals bij vorige indicatorenbevragingen wordt de anonimiteit van de deelnemende gemeenten/ocmw s gewaarborgd. De concrete uitvoering van de enquête gebeurde, net zoals in 2009, volledig online. Alle gemeenten en OCMW s werden per mail uitgenodigd deel te nemen aan de bevraging. Via een weblink konden zij de vragenlijst invullen. Binnen deze vragenlijst moest er op elke vraag een antwoord gegeven worden alvorens men verder kon gaan. Op deze manier kon er gegarandeerd worden dat bepaalde onderdelen van de vragenlijst niet systematisch werden overgeslagen en hierop een te lage respons zou verkregen worden. De vragenlijst werd opengesteld van 11/02/2013 tot 27/03/2013. De bevraging werd pas in 2013 uitgevoerd wegens de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 14/10/2012; welke een te hoog risico op een lage respons van mandatarissen of op onzekerheid over het verder te voeren beleid met zich meebrachten. Binnen deze invulperiode werd er een Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 7

8 herinnering verstuurd naar de gemeenten/ocmw s die de vragenlijst nog niet hadden ingevuld met de vraag dit alsnog te doen. Deze keer zal er ook een feedbackprocedure worden opgezet voor de gemeenten/ocmw s. In een gebruiksvriendelijke online database kan elke deelnemende gemeente of OCMW de scores van de gemeente/het OCMW raadplegen, vergeleken met de gemiddelde andere, alsook een basisbeoordeling over alle individuele antwoorden in drie categorieën. Enkel de gemeenten/ocmw s die deelnamen aan de bevraging zullen via een persoonlijk paswoord, toegang krijgen tot de eigen resultaten op deze online database. Met deze feedback kunnen Logo s op vraag van een gemeente/ocmw individueel feedback geven over de gemeten aspecten van het beleid en mogelijke verbeterpunten opsporen. In dialoog met het Logo kunnen verbeterpunten vergeleken worden met de reeds gemaakte opties voor het gezondheidsbeleid, bijvoorbeeld in functie van het traject dat men loopt binnen de kadermethodiek Gezonde Gemeente. Ook hier, binnen de begeleiding van het Logo, zal rekening gehouden worden met achterliggende bedenkingen bij de scores. Respons en representativiteit Van de 327 Vlaamse en Brusselse gemeenten hebben 226 besturen de vragenlijst beantwoord (response rate: 69 %). Dit is een stijging van 26 %, in vergelijking met de indicatorenbevraging van Van de 327 Vlaamse en Brusselse OCMW s hebben 161 de vragenlijst ingevuld (response rate: 49 %). Ook dit is een stijging, van 11 %, in vergelijking met De representativiteit van de data met de Vlaamse en Brusselse populatie werd op verschillende identificatiekenmerken van de gemeenten afgetoetst 2, door middel van Chi² toetsen. Zowel voor provinciale spreiding, grootte van de gemeente (aantal inwoners) als bevolkingsdichtheid 3 werd een representatieve gelijkenis met de totale situatie van de Vlaamse en Brusselse gemeenten en OCMW s gevonden. Door het inbouwen van de volledigheidscontrole bij het invullen van de vragenlijst, is de respons gedaald naar het einde van de enquête toe. Zo vulden 130 van de oorspronkelijk 226 gemeenten (response rate: 40 %) de volledige vragenlijst in. Bij de OCMW s is dit nog slechts 46 van de oorspronkelijk 161 (response rate: 14 %). Door deze daling in aantal respondenten werd op verschillende punten in de vragenlijst (waar een zichtbare daling in aantal respondenten waarneembaar was) de representativiteit nagegaan. De bovenstaande bevindingen omtrent representativiteit bleven daarbij behouden; er werd vastgesteld dat de uitval niet selectief gebeurt. Voor het berekenen van de scores werden telkens deze gemeente/ocmw s in rekening gebracht die het desbetreffende deel volledig hebben ingevuld. We kunnen strikt genomen niet volledig uitsluiten dat respondenten zich onderscheiden van nonrespondenten wat de kwaliteit van het beleid betreft. Zo kan het zijn dat enkel de gemeenten/ocmw s die reeds goed bezig zijn de bevraging invulden. Op basis van de resultaten en de representatieve respons kunnen we er echter vanuit gaan dat dit niet het geval is. Bevraging non-respons OCMW s De lagere respons en grotere uitval doorheen de vragenlijst bij OCMW s noopt ons tot voorzichtigheid in de veralgemeenbaarheid van deze resultaten. Om de kwaliteit van onze bevraging naar de toekomst toe te verhogen, werd er midden april 2013 nog een kleine bevraging uitgevoerd om de redenen voor non-respons na te gaan. 2 Hier zal verder in het rapport, bij de beschrijving van deze identificatiekenmerken, verder worden op ingegaan. 3 Aantal inwoners per km² Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 8

9 Deze bevraging werd via mail door VIGeZ uitgestuurd naar alle OCMW s die de vragenlijst niet of slechts gedeeltelijk hadden ingevuld; in totaal 281 OCMW s. Aan de hand van vooropgestelde antwoordcategorieën, waaronder een open antwoordcategorie andere, konden deze contactpersonen aangeven waarom zij niet de mogelijkheid hadden gezien om de vragenlijst (volledig) in te vullen. 49 OCMW s beantwoordden de mail (respons rate: 17 %). Hieruit bleek voornamelijk dat de gecontacteerde personen niet de correcte persoon is (binnen het OCMW) om de vragenlijst te kunnen invullen; 14 OCMW s (29 %) duidden dit antwoord aan. Ondanks het kiezen voor de VIGeZ- en Logo-contactpersonen van elke OCMW in 2012, in tegenstelling tot een centraal informatieadres in 2009, blijkt de vragenlijst nog steeds niet bij de juiste persoon terecht te komen. Het feit dat de vragenlijst over diverse gezondheidsthema s handelt en er zo meerdere collega s moeten geraadpleegd worden kan een verklaring geven voor het niet vinden van één correcte contactpersoon. Daarbij aansluitend gaven dan ook 10 OCMW s (20 %) aan dat ze te veel collega s moesten raadplegen om de vragenlijst naar behoren te kunnen invullen. 8 OCMW s (16 %) gaven aan dat de werking rond het gezondheidsbeleid, ingesteld voor de bewoners en bezoekers van de diensten van het OCMW, niet bij het OCMW ligt maar bij de gemeente. Bovendien duidden meerdere OCMW s de argumenten aan dat ze geen tijd beschikbaar hebben voor het invullen van de enquête (9 OCMW s, 18 %) of dat de vragenlijst te lang is (7 OCMW s, 14 %). Meerdere OCMW s gaven aan, in de open antwoordcategorie andere, dat er verwarring was ontstaan door de twee verschillende bevragingen (deze die peilde naar het gezondheidsbeleid bij het personeel en deze die peilde naar het gezondheidsbeleid bij de bevolking). Zo was er enerzijds onduidelijkheid over het verschil tussen deze bevragingen en anderzijds over het al dan niet reeds ingevuld hebben van de twee bevragingen wanneer werd doorgestuurd naar andere personen binnen het OCMW. Het opsplitsen van de vragenlijsten en deze vervolgens versturen naar verschillende contactpersonen bleek dus ook voor verwarring te zorgen. Deze verwarring lijkt echter enkel invloed te hebben op de huidige bevraging; omtrent het gezondheidsbeleid ingesteld voor de bewoners en bezoekers. Voor de bevraging over het gezondheidsbeleid voor de eigen personeelsleden was de respons hoger (Verslag van de indicatorenmeting 2012 van het gezondheids(promotie)beleid in Vlaamse bedrijven. (2013). VIGeZ, i.s.m. VAD.). Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat het personeelsbeleid meer gecentraliseerd zit bij één persoon in het OCMW, in tegenstelling tot de verschillende facetten van het gezondheidsbeleid voor de bewoners en bezoekers. We merken uit de resultaten van deze korte bevraging dat het gezondheidsbeleid binnen het OCMW sterk gedifferentieerde materie is waarbij het moeilijk wordt om alle informatie in 1 vragenlijst samen te krijgen. Daarnaast strookt het verschil in respons tussen gemeenten en OCMW s vermoedelijk wel gedeeltelijk met de werkelijkheid, waarbij de verantwoordelijkheid voor het preventief gezondheidsbeleid naar de ganse bevolking (nog) vaker bij het gemeentebestuur ligt dan bij het OCMW. Data opkuis Enkele respondenten gaven tijdens het invullen van de vragenlijst aan dat ze enkele verkeerde antwoorden hadden ingevuld. Deze antwoorden werden vervolgens handmatig door de onderzoekers aangepast. Betrouwbaarheidsinterval We besluiten deze inleiding met een belangrijke opmerking over de interpretatie van de resultaten. Voor een correcte interpretatie van het cijfermateriaal is het belangrijk in het achterhoofd te houden dat de cijfers afkomstig zijn uit een steekproef van de Vlaamse gemeenten en OCMW s. Dat impliceert dat de hier weergegeven percentages niet rechtstreeks geïnterpreteerd kunnen worden Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 9

10 als percentages van alle Vlaamse gemeenten/ocmw s. Ze geven enkel de verdeling in de gerealiseerde steekproef weer. Om steekproeffluctuaties in rekening te brengen moeten we: voor de data uit de gemeenten, rond elk percentagepunt een interval trekken door 6,7 percentagepunten af te trekken en op te tellen; voor de data afkomstig uit de OCMW s is dit een interval met optellen en aftrekken van 13,4 percentagepunten. Door de lagere respons bij de OCMW s ligt dit percentagepunt hoger. Op die manier kan er met 95 % betrouwbaarheid gesteld worden dat het percentage van alle Vlaamse gemeenten en OCMW s in het berekende interval ligt. Kenmerken van de deelnemende gemeenten en OCMW s Zoals hierboven aangegeven is er een algemene representativiteit in de resultaten, bij zowel gemeenten als OCMW s. Bij de besturen zien we voornamelijk uitvoerende welzijns-, gezondheids- of preventieambtenaren naast beleidsverantwoordelijke schepenen die voor gezondheid bevoegd zijn als invullers van de vragenlijst. Bij OCMW s zijn raadsleden/voorzitters, secretarissen en ook preventieadviseurs voornamelijk vertegenwoordigd. Toch is de diversiteit in de functies van de invullers groot. Preventieadviseurs of communicatiemedewerkers komen ook voor, maar vooral de lijst met anderen (27 %) is omvangrijk, gaande van gemeentesecretaris of diensthoofd burgerzaken tot vrijetijdsconsulent of dienstencentrumleidster. Bij OCMW s houdt de grote en diverse groep andere (36 %) verschillende dienst- en departementshoofden in, maar ook veel medewerkers van sociale diensten en stafmedewerkers voor algemeen beleid. De spreiding in functies van de respondenten versterkt de vaststelling dat zeker niet alle gemeenten in de mogelijkheid zijn om iemand (gedeeltelijk) vrij te stellen voor het lokale gezondheidsbeleid. Dit beeld is ook vergelijkbaar met dat van de bevraging in Een eerste aanwijzing dat vermoedelijk geen capaciteitsuitbreiding in de tussenperiode heeft plaatsgevonden, wat ons gezien de financiële situatie van steden en gemeenten niet hoeft te verbazen. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 10

11 Wat is uw functie in de gemeente? Totaal % van antwoorden % 1 Schepen bevoegd voor gezondheid % 2 Burgemeester of schepen met andere bevoegdheid dan gezondheid 6 3 % 3 Gezondheids- of preventieambtenaar % 4 Welzijnsambtenaar of -medewerker % 5 Kwaliteitscoördinator 1 0 % 6 Preventieadviseur % 7 Communicatieverantwoordelijke 8 4 % 8 Veiligheidsadviseur 4 2 % 9 Arts van interne en externe dienst voor preventie en bescherming 0 0 % 10 Personeelsverantwoordelijke/HR-manager 4 2 % 11 Andere: % Totaal aantal respondenten: 226 0% 20% 40% 60% 80% Wat is uw functie in het OCMW? Totaal % van antwoorden % 1 Voorzitter, secretaris of raadslid % 2 Preventiemedewerker 12 7 % 3 Diensthoofd bevoegd voor (preventieve) gezondheid 7 4 % 4 Kwaliteitscoördinator 14 9 % 5 Preventieadviseur % 6 Communicatieverantwoordelijke 5 3 % 7 Veiligheidsadviseur 2 1 % 8 Arts van interne of externe dienst voor preventie en bescherming 0 0 % 9 Personeelsverantwoordelijke/HR-manager 6 4 % 10 Ander, gelieve te specificeren % Totaal aantal respondenten: 161 0% 20% 40% 60% 80% Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 11

12 Zoals bij de vorige bevraging zijn ook deze keer de besturen in kleinere gemeenten goed vertegenwoordigd bij de respondenten. 23 % van de besturen heeft minder dan inwoners, 66 % minder dan Toch zijn ook de grotere gemeenten en steden voldoende vertegenwoordigd, zodat de spreiding vrij parallel is aan de werkelijke verdeling van gemeenten naargelang hun aantal inwoners (cfr. representativiteit). Zo maken bijvoorbeeld 12 van de 13 centrumsteden deel uit van de respondenten. Bij de OCMW s zijn de grotere steden (> inwoners) niet vertegenwoordigd. We komen daar op 63 % kleinere gemeenten (<20 000) en 36 % middelgrote (tot inwoners). Mogelijks hebben OCMW- en stadsbestuur in grotere steden hun gezondheidsdiensten meer geïntegreerd. Een tweede indicator voor de gemeente omvang betreft het aantal gemandateerden (dat onmiddellijk uit het inwonersaantal volgt) en het aantal werknemers. We vroegen de gemeenten hoeveel ze bij benadering van beiden in dienst hadden. Vermits we zowel gemeenten met minder dan 5000 inwoners als (groot-)steden in de respondenten hebben, is een sterke spreiding van deze gegevens niet verwonderlijk. We berekenden daarom niet het gemiddelde maar de mediaan. Dit geeft ons een uitzuivering voor extreme waarden van grote steden. Voor de gemandateerden bij de besturen komen we daarbij op 19 (max.= 50), voor het kader en bedienden op 50 (met een maximum van 3065) en voor de arbeiders op een mediaan van 40 (max. 5247). De OCMW s komen door het ontbreken van de grote steden op iets lagere mediaanwaarden, respectievelijk 9 voor de gemandateerden, 30 voor de bedienden en 29,5 voor de arbeiders. Het hoeft geen betoog dat bij deze diversiteit in bevolkingsomvang en in bestuurscapaciteit van de lokale besturen zowel de aanwezige gezondheidsbehoeften als de mogelijkheden om gezondheidsacties te ondernemen en een integraal gezondheidsbeleid te voeren, erg uiteenlopend zijn. Een pleidooi voor maatwerk is dan ook een open deur instampen. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 12

13 2 GEZONDHEIDSBELEID IN STEDEN EN GEMEENTEN Voeren Vlaamse en Brusselse gemeenten een lokaal gezondheidsbeleid om hun bevolking te beschermen tegen gezondheidsrisico s en meer kansen en stimulansen te geven voor een gezonde leefstijl in een gezonde omgeving? Om een zicht te krijgen op het antwoord hierop, legden we vooreerst meer nadruk op de aanwezige mogelijkheden bij gemeentebesturen en OCMW s om een integraal, participatief en intersectoraal gezondheidsbeleid uit te werken. Is er interesse in verschillende gezondheidsthema s? Gaat het om meer dan eenmalige en losstaande acties? Worden andere beleidsdomeinen en lokale actoren betrokken in het gezondheidsbeleid? Is er een budget en deskundige werkcapaciteit voorhanden? Als referentiekader voor de beschrijving van deze integrale beleidsaspecten maken we gebruik van de procescomponenten uit de kadermethodiek Gezonde Gemeente: Langetermijnvisie: Maakt het gezondheidsbeleid deel uit van een ruimer lokaal beleid dat verbonden is met andere beleidsdomeinen en progressie op lange termijn voorziet? Communicatie: Naar wie wordt er over gezondheid gecommuniceerd? Langs welke communicatiekanalen? Op maat van specifieke groepen? In twee richtingen? Capaciteit en bestuurskracht: Is er een budget voorhanden? Kan de regiefunctie van het bestuur opgenomen worden? Is er aandacht voor deskundigheidsontwikkeling en kwaliteit? Intersectorale samenwerking: zijn lokale actoren uit verschillende sectoren zowel bij het opstellen als bij het uitvoeren van het gezondheidsbeleid betrokken? Werkt gezondheidsbeleid aan een win-win met andere beleidsdomeinen? Participatie: Zijn er mogelijkheden voor de burger en voor specifieke groepen om te wegen op het gezondheidsbeleid? Klachtenprocedures? Interventiemix: worden de basisstrategieën (sensibilisatie, aanbod en gezonde omgeving, regelgeving en zorg) van gezondheidsbevordering allemaal gebruikt? Voor dit aspect werden geen algemene vragen gesteld, maar trekken we besluiten uit de bevraging van de verschillende gezondheidsthema s. Wel werd de spreiding van deze thema s hier bij de algemene vragen opgenomen. De procescomponent Voorbeeldfunctie die ook in de kadermethodiek Gezonde Gemeente is opgenomen, slaat op de impact die lokale besturen kunnen hebben door zelf een kwalitatief gezondheidsbeleid te voeren voor hun eigen werknemers en mandatarissen. De bevraging van besturen op hun gezond personeelsbeleid namen we echter op in de indicatorenmeting van het gezondheidsbeleid in organisaties en bedrijven. Voor deze procescomponent verwijzen we daarom naar het betreffende verslag (Verslag van de indicatorenmeting 2012 van het gezondheids(promotie)beleid in Vlaamse bedrijven. (2013). VIGeZ, i.s.m. VAD.). Deze procescomponenten werden los van de bevraging per thema (verderop) in dit eerste algemeen deel bevraagd. We kunnen ze beschouwen als de kritische succesfactoren voor lokale besturen om gezondheidsbevordering op een kwaliteitsvolle manier te integreren in hun integraal en duurzaam meerjarenbeleid. Voor de component mix van acties en strategieën werd geen algemene score berekend. De spreiding van de gebruikte strategieën bevroegen we immers verderop in de vragenlijst binnen het kader van elk gezondheidsthema. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 13

14 2.1 Besturen werken aan een mix van gezondheidsthema s Gezond leven in een gezonde omgeving omvat verschillende thema s die niet voor alle bevolkingsgroepen en in elke context van even groot belang zijn. We vroegen ons daarom af welke spreiding in subthema s er door de lokale besturen, die het dichtst bij de noden en behoeften van de bevolking en van de lokale partners staan, de voorbije jaren gemaakt zijn. Zo kunnen we ook meer inspelen op de aanwezige behoeften aan strategieën en materialen. Waar we in de gedetailleerde thematische bevraging ons voornamelijk beperkten tot enkele hoofdthema s (voeding, drugs, beweging, tabak) kwamen hier alle preventieve thema s aan bod. Niet-preventieve thema s (voornamelijk de toegankelijkheid van gezondheidszorg) vielen buiten het onderzoeksopzet, maar konden wel aangegeven worden onder de antwoordcategorie andere. Dat lokale besturen wel degelijk begaan zijn met de gezondheid van hun inwoners mag blijken uit de algemene scores op de klassieke gezondheidsthema s. 7 thema s staan op de agenda bij meer dan de helft van de gemeentebesturen, en bij 2 op 10 van de OCMW s. Toppers zijn de ziektepreventiethema s borstkankeropsporing en vaccinaties. Maar ook het werken aan gezonde beweging, valpreventie, roken, evenwichtige voeding en zelfs gezondheid en milieu komen boven de kaap van 50% uit bij de gemeenten. De themaverdeling laat duidelijk zien dat meerdere thema s in een gemeente aan bod komen. De hoogste scores worden bij de gemeente gehaald door de ziektepreventiethema s zoals borstkankeropsporing en vaccinaties. Voor deze thema s zijn ook duidelijke cijfers, duidelijke doelen en duidelijke sensibilisatiemethodieken voorhanden. Roken, bewegen en bij een verouderende populatie- valpreventie vullen de hoge scores aan bij de besturen. De OCMW s leggen minder de nadruk op de ziektepreventie, met uitzondering van griepvaccinatie, en meer op de leefstijlthema s. Alcohol, drugs en roken zijn echter duidelijk meer thema s voor de gemeentebesturen. Bij de zelf ingevulde thema s onder de antwoordkeuze andere valt ook een benadering vanuit (het voorkomen van) ziektebeelden op: diabetes, dementie, andere kankers, hart- en vaatziekten. Het promoten van toegankelijkheidsinitiatieven voor eerstelijnsgezondheidszorg (derdebetalers, omnio, vast huisarts,..) komt bij de besturen slechts tweemaal voor, en niet bij de OCMW s. Vermoedelijk percipieerde men dit als buiten het kader van de vragenlijst vallen en zou het beter zijn het thema in de lijst op te nemen. In praktijk zijn we immers op de hoogte van meer besturen die acties voor toegankelijke zorg opnemen, vooral nog bij de steden. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 14

15 Rond welke gezondheidsthema's heeft het gemeentebestuur de voorbije 3 jaar gewerkt? Totaal % van antwoorden % 1 Evenwichtige voeding % 2 Beweging % 3 Roken % 4 Alcohol % 5 Illegale drugs % 6 Psychofarmaca 6 3 % 7 Gamen 14 8 % 8 Gokken 14 8 % 9 Borstkankeropsporing % 10 (Griep)vaccinatie % 11 Valpreventie % 12 Gezondheid & milieu % 13 Mentaal welbevinden % 14 Suïcidepreventie % 15 Ander, gelieve te specificeren % 16 Weet niet 7 4 % Totaal aantal respondenten: 182 0% 20% 40% 60% 80% Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 15

16 Rond welke gezondheidsthema's heeft het OCMW de voorbije 3 jaar gewerkt? Totaal % van antwoorden % 1 Evenwichtige voeding % 2 Beweging % 3 Roken % 4 Alcohol % 5 Illegale drugs % 6 Psychofarmaca 5 5 % 7 Gamen 1 1 % 8 Gokken 3 3 % 9 Borstkankeropsporing % 10 (Griep)vaccinatie % 11 Valpreventie % 12 Gezondheid & milieu % 13 Mentaal welbevinden % 14 Suïcidepreventie 7 7 % 15 Andere: 8 8 % 16 Weet niet 9 9 % Totaal aantal respondenten: 103 0% 20% 40% 60% 80% Een gedeelde verantwoordelijkheid? Voor een betere interpretatie van de bovenstaande gegevens, bevroegen we ook bij welk van beide besturen (gemeentebestuur en/of OCMW) de verantwoordelijkheid voor het lokaal gezondheidsbeleid naar de bevolking lag. Zoals voor alle sociale thema s gaan we ervan uit dat een samenwerking tussen gemeentebestuur en OCMW voor het gezondheidsbeleid naar de ganse bevolking de beste resultaten geeft. De doelgroepen die door beiden bereikt worden zijn doorgaans complementair. Ook de lokale partners en de gebruikte communicatiekanalen verschillen. Het samen opmaken van lokaal sociaal beleidsplannen gaf tot nu toe ook een impuls om hieraan samen te werken. Dit belet niet dat de eindverantwoordelijkheid voor het gezondheidsthema aan één van beide besturen kan toegewezen zijn, waarbij in praktijk toch dikwijls een samenwerking wordt uitgebouwd. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 16

17 We beschouwen de enquête als een beschrijving van de situatie in de gemeente, die vanuit de OCMW-kijk of vanuit de gemeentebesturen-kijk wordt beschreven. Zowel lokale besturen als OCMW s vulden de vragenlijst in m.b.t. de ganse bevolking, grotendeels ook wanneer de verantwoordelijkheid voor gezondheid niet bij hen maar bij het andere bestuur lag. In een meerderheid van de gemeenten zien we dan ook dat de gezondheidswerking tussen OCMW en gemeentebestuur wordt gedeeld. (56% van de gemeentebesturen antwoordt dit, 65 % van de OCMW s) De verschuiving die we op basis van de indicatorenmeting 2009 verwacht hadden, naar meer OCMW s die de gezondheidswerking opnemen dan gemeentebesturen, heeft zich niet doorgezet. Nog 37 % van de gemeentebesturen en 22 % van de OCMW s vult in dat de gezondheidswerking door het gemeentebestuur wordt opgenomen. Zoals reeds gezegd betekent dit echter niet dat er in praktijk geen samenwerkingen opgezet worden. 2.2 Verankerd in het lokaal en integraal meerjarenbeleid? Gezondheidsbeleid dat zich beperkt tot eenmalige acties op korte termijn levert weinig of geen gezondheidswinst op. Ook wanneer gezondheidsbeleid een geïsoleerd beleidsdomein vormt, dat weinig impact heeft op de gezondheidsdeterminanten die mee vanuit andere beleidsdomeinen vastgelegd worden (zoals bijvoorbeeld de stimulansen tot bewegen in de openbare ruimte of de ruimte voor beleidsparticipatie door kansengroepen), is de kans op duurzame verandering naar een gezondere leefstijl vrij gering. We bevroegen op welke wijze het gezondheidsbeleid opgenomen is in de ruimere beleidsplanning, zodat de win-win met andere beleidsdomeinen gestimuleerd wordt. En we peilden naar de beleidsdomeinen waar reeds aandacht voor gezondheid in opgenomen is. Berekend naar een globale score op de component langetermijnvisie, komen we bij de gemeentebesturen op een gemiddelde van 3,01 bij een mediaan van 2,68 en een spreiding tussen een minimale score van 0 en een maximale score van 8,78 (zie grafiek; op een schaal van 0 tot 10). Voor de meeste besturen is er dus zeker nog groeiruimte naar een sterkere verankering van gezondheid in het algemeen beleid. De opportuniteit daarvoor werd, met uitzondering voor de BBCpilootgemeenten, groter nadat deze enquête werd afgenomen, met name door de opmaak van het integraal meerjarenplan binnen het kader van de nieuwe beleids- en beheerscyclus. Bij de OCMW s liggen deze scores nog iets lager: met een gemiddelde op 2,02 en een mediaan van 1,56 en een volledige spreiding tussen 0 en 10 (zie grafiek). Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 17

18 Wanneer we nagaan of er significante verschillen zijn tussen grote en kleine gemeenten op het vlak van langetermijnvisie stellen we vast dat die er niet zijn. Er is wel een significant (p<0,05) verschil tussen OCMW s van een centrumstad (score van4,38) en OCMW s van niet centrumsteden (score van 1.84). Gezondheid als rode draad in globaal beleid? Kansen en stimulansen voor gezond leven in een gezonde omgeving kunnen door verschillende beleidsdomeinen (bijvoorbeeld seniorenbeleid) en door verschillende lokale partners (bijvoorbeeld horeca) mee opgenomen worden. Om dit te faciliteren is het nuttig dat gezondheid als thema of als horizontale doelstelling opgenomen is in bredere beleidsplannen. We peilden naar de huidige plannen waarin gezondheid en de verschillende subthema s wel of niet voorkomen. Op uitzondering van de pilootgemeenten en de vroege planners was het begin 2013 nog te vroeg om een correct zicht te krijgen op de opname van gezondheid in de nieuwe beleidsen beheerscyclus en concreet in de meerjarenplannen ( ). Specifieke lokale gezondheidsplannen komen zelden voor: 63 % van de gemeenten antwoordt dit niet te hebben, bij 20 % weet-niets. Ook bij OCMW s krijgen we 31 % respondenten die antwoorden dit niet te hebben, maar wel 56 % die het antwoord schuldig blijft. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 18

19 Bij degenen die wel een gezondheidsplan hebben, scoren de klassieke thema s het sterkst: voeding en beweging, roken, alcohol en drugs, gevolgd door gezondheid en milieu. De preventieve aanpak van geestelijke gezondheid is nog minder verspreid. Lokaal sociaal beleidsplannen zijn in de meeste gemeenten aanwezig, al moeten we toch een groot gehalte aan weet-niets noteren: 34 % bij de besturen, 41 % bij de OCMW s. In het lokaal sociaal beleidsplan ( ) komen alle behandelde gezondheidsthema s ongeveer evenveel aan bod. Suïcidepreventie specifiek komt slechts in 13 % van de lokale sociaal beleidsplannen (bij gemeenten) aan bod, terwijl mentaal welbevinden wel in meer dan 1 op drie gemeenten op deze agenda staat. De reden kan hiervoor gezocht worden in het feit dat preventie van zelfdoding voor Vlaanderen pas in 2007 een issue werd met het opstellen van een Vlaamse gezondheidsdoelstelling en een actieplan. Lokale besturen waren op dat ogenblik al verder in hun lokaal planningsproces van lokaal sociaal beleid. Niet onbelangrijk is de vaststelling dat er nog andere dan de genoemde gezondheidsthema s in het LSB-plan zijn opgenomen (16 % OCMW s, 25 % gemeentebesturen). Lokale prioriteiten zijn zeker niet afwezig. Om welke thema s het hier gaat valt buiten de scope van dit onderzoek, maar is zeker interessant voor verder onderzoek. In welke beleidsdocumenten zijn één of meerdere gezondheidsthema s opgenomen? Apart gezondheidsplan van de gemeente Lokaal sociaal beleidsplan (gemeente) Lokaal sociaal beleidsplan (OCMW) Totaal % Totaal % Totaal % 1 Evenwichtige voeding % % % 2 Beweging % % % 3 Roken % % % 4 Alcohol & drugs % % % 5 Gezondheid & milieu % % % 6 Mentaal welbevinden 11 7 % % % 7 Suïcide Preventie 8 5 % % 7 10 % 8 Andere gezondheidsthema s dan voorgaande staan in dit beleidsdocument. 9 Wij beschikken niet over dit beleidsdocument % % % % 9 6 % 2 3% - Weet niet % % 28 41% Totaal aantal respondenten Uit de bevraging van de aanwezigheid van gezondheidsthema s in plannen van andere lokale beleidsplannen zoals milieubeleid, cultuurbeleid of mobiliteitsbeleid en in de doelgroepbeleidsplannen voor bijvoorbeeld ouderen of jeugd, blijkt alvast dat een integrale aanpak Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 19

20 van gezondheid sterker verspreid geraakt. Uitschieters zijn het bewegingsthema, dat vermoedelijk vooral in een sport voor allen -beleid terug te vinden zal zijn (zie verder), maar misschien toch ook bij seniorenbeleid (valpreventie) en kinder- en jeugdbeleid. Alcohol- en drugpreventiebeleid scoort vermoedelijk sterk in veiligheids- en vrijetijdsbeleid, terwijl ook milieubeleid toch in één op drie gemeentebesturen aandacht voor gezondheidsrisico s inbouwt. Bij een groter aantal weet-niet (62 %) liggen de verhoudingen bij de OCMW respondenten vergelijkbaar. In welk plan van andere beleidsdomeinen (bv. ouderen, cultuur, jeugd, milieu, mobiliteit) is één of meerdere gezondheidsthema s opgenomen? Totaal % van antwoorden % (Gemeente) 1 Evenwichtige voeding % 2 Beweging % 3 Roken % 4 Alcohol & drugs % 5 Gezondheid & milieu % 6 Mentaal welbevinden % 7 Suïcide Preventie 11 7 % 8 Andere gezondheidsthema s dan voorgaande staan in dit beleidsdocument % 9 Wij beschikken niet over dit beleidsdocument % - Weet niet % Totaal aantal respondenten: 157 0% 20% 40% 60% 80% Of deze aandacht voor gezondheid in het globale beleid ook doorgetrokken wordt naar het vormingsbeleid voor de eigen medewerkers is echter de vraag. Op de vraag welke thema s in het VTO-beleid opgenomen zijn, zien we slechts een absoluut maximum aantal van 4 gemeentebesturen (voor andere gezondheidsthema s dan de voorgestelde), terwijl evenwichtige voeding (2 gemeenten), beweging (3), gezondheid en milieu (2), mentaal welbevinden (2) en alcohol en drugs (1) bij de gemeentebesturen daar nog onder zitten. Bij 73 % weet-niets en 22 % besturen die niet over een VTO beleidsdocument beschikken, kunnen we deze cijfers echter niet als representatief beschouwen. We geven de deskundigheidsbevordering bij gemeentebesturen voor gezondheid bijgevolg nog het voordeel van de twijfel, tegen de achtergrond van het sterke belang van voldoende inzicht in zowel de gezondheidsrisico s als de kennis en vaardigheden om gezond leven aantrekkelijk en haalbaar te maken voor iedereen. Voor wie dit (al) van toepassing is (een goede twee derde van de respondenten kende of had nog geen integraal meerjarenplan) zien we een herkenbare spreiding van opgenomen thema s in de globale meerjarenplanning. Alleszins geeft dit voor de betrokken besturen sterke opportuniteiten om het facet gezondheid aanwezig te brengen in alle beleidsdomeinen die gezondheidsimpact kunnen hebben. We leiden hier alleszins uit af dat de ondersteuning van lokaal gezondheidsbeleid door Logo s en partnerorganisaties in deze meerjarentoekomst concrete mogelijke acties en adviezen dienen te voorzien. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 20

21 Waar dit in de lokaal sociaal beleidsplannen nog beperkt was, scoort in de meerjarenplannen zeker ook het thema mentaal welbevinden, nog het sterkst bij de OCMW s die hier vanuit hun zorgverlening meer mee geconfronteerd worden. De impact van zowel de beleidsaandacht voor het thema, als van de maatschappelijke evolutie in mentaal welbevinden ligt voor de hand als verklaring hiervoor. In welke beleidsdocumenten zijn één of meerdere gezondheidsthema s opgenomen? Meerjarenplan/ nieuwe beheers- en beleidscyclus (BBC)/ actieplan van het OCMW (Gemeenten) Meerjarenplan/ nieuwe beheers- en beleidscyclus (BBC)/ actieplan van het OCMW (OCMW s) Totaal % Totaal % 1 Evenwichtige voeding % % 2 Beweging % % 3 Roken % 9 13 % 4 Alcohol & drugs % % 5 Gezondheid & milieu % % 6 Mentaal welbevinden % % 7 Suïcidepreventie 9 6 % 3 4 % 8 Andere gezondheidsthema s dan voorgaande staan in dit beleidsdocument. 9 Wij beschikken niet over dit beleidsdocument % % % 8 12 % - Weet niet % % Totaal aantal respondenten Als voorbeeld van een beleidsplan van een ander domein, namen we bij de gemeentebesturen ook een vraag bij op over de aanwezigheid van gezondheidsthema s in het lokaal sportbeleidsplan. Slechts 6 % van de besturen beschikt naar hun zeggen niet over zulk plan. 31 % van de respondenten is niet op de hoogte van de inhoud ervan. Uiteraard scoort het thema beweging (61 %) erg hoog in de sportbeleidsplannen. De samenwerking tussen sport en beweging (dat ook over actief gedrag gaat in andere dan sportcontexten, zoals mobiliteit of dagelijkse bezigheden) heeft daardoor zeker al een sterke toekomst als win-win tussen beleidsdomeinen. Een samenwerking die onze aandacht en ondersteuning vraagt in de toekomst. Ook voor de verbinding met andere thema s blijkt er al aandacht in de sportbeleidsplannen: 11 % van de gemeenten duidt evenwichtige voeding aan, 4 % ook gezondheid en milieu en ook 4 % legt zelfs de link met mentaal welbevinden. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 21

22 Vele respondenten (73 % bij de gemeentebesturen, 64 % bij de OCMW s) is echter niet op de hoogte of er andere plannen met gezondheidsaandacht zijn. Een hoog cijfer, dat ons een signaal lijkt voor een tekort aan overleg tussen de beleidsdomeinen binnen de besturen. Aanvullend hierop stelden we, bij de gemeenten, ook de vraag welke specifieke beleidsdomeinen reeds rekening hielden in hun eigen acties met gezondheid of met een specifiek gezondheidsthema. Zo zou bijvoorbeeld bewegingsbevordering i.f.v. valpreventie in het seniorenbeleid kunnen opgenomen zijn. Gezondheid vindt bij de gemeentebesturen voornamelijk ingang in het sportbeleid (79 %), het seniorenbeleid (77 %) en het onderwijsbeleid (59 %). Niet tegenstaande de fysieke omgeving een belangrijke determinant voor gezondheid is, zien we dat slechts in 8% van de gemeenten het beleidsdomein ruimtelijke ordening rekening houdt met gezondheid. Niet iedereen blijkt op de hoogte van de inhoud van de andere beleidsdomeinen. Toch werden ook nog enkele andere (of anders ingedeelde) beleidsdomeinen genoemd: jeugd- en sport, preventie en veiligheid, OCMWbeleid, welzijns- en drugbeleid. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 22

23 Welke lokale beleidsdomeinen of velden houden reeds rekening, of hebben dit gedaan in de voorbije 3 jaar, met gezondheid of (één van) de gezondheidsthema's (evenwichtige voeding, beweging, roken, alcohol & drugs, gezondheid & milieu, mentaal welbevinden, suïcidepreventie)? Totaal % van antwoorden % (Gemeente) 1 Het seniorenbeleid % 2 De armoedebestrijding % 3 Het sportbeleid % 4 Het gezins- en jeugdbeleid % 5 Het onderwijsbeleid % 6 Het cultuurbeleid % 7 Het welzijnsbeleid of wijkgerichte werking % 8 Het diversiteitsbeleid % 9 De ruimtelijke ordening/stadsontwikkeling 11 8 % 10 Het milieu-/groenbeleid % 11 Het vrije tijdsbeleid % 12 Het woonbeleid % 13 Het mobiliteitsbeleid % 14 Geen andere lokale beleidsdomeinen of - velden 3 2 % 15 Ander beleidsdomein: 9 6 % 16 Weet niet 9 6 % Totaal aantal respondenten: 145 0% 20% 40% 60% 80% 2.3 Gezonde communicatie voor iedereen Sensibilisatie voor een gezonde leefstijl vraagt om gerichte en kwaliteitsvolle communicatie. Richten gemeentebesturen en OCMW s zich vooral naar de globale bevolking? Welke doelgroepen krijgen er specifieke aandacht om op maat van informatie, sensibilisatie of een toegankelijk gezond aanbod te voorzien? Zijn er groepen waarvoor, naast de werking naar de globale bevolking, extra wordt ingezet op basis van een verhoogd sociaal risico (zoals mensen in armoede) of een extra gezondheidsrisico (zoals residenten in een woonzorgcentrum)? En welke communicatiekanalen worden vooral gebruikt? We schoven communicatie dan ook als een succescomponent voor een performant lokaal gezondheidsbeleid naar voren. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 23

24 De manier waarop een gemeente en een OCMW communiceren naar en met haar burgers is de afgelopen 10 jaar grondig gewijzigd, parallel aan de verschuivingen in de samenleving. Er zijn de sociale media, er is meer aandacht voor kwaliteitsvolle uitgaven in een herkenbare huisstijl, er zijn de mondige en minder mondige burgers die elk op hun manier aangesproken en betrokken willen worden, er is de veelheid aan informatie die op een goede manier verspreid moet worden,. De overheid evolueert van een voorlichtende overheid naar een converserende overheid (Kortom, 2013). Dit vraagt aanpassing niet alleen van de betrokken overheid zelf maar evengoed van de organisaties en partners met wie die overheid samenwerkt. Die aanpassing is zowel inhoudelijk als vormelijk, mentaal en financieel. Hoe communiceren anno 2013 de Vlaamse lokale besturen dan over gezondheid met hun inwoners? We gingen na naar welke doelgroepen een gemeente en een OCMW communiceren en welke communicatiekanalen zij hiervoor gebruiken. We berekenden voor de component/succesfactor communicatie een totaalscore die voor de gemeentebesturen een gemiddelde van 2,41 laat zien bij een minimum gehaalde score van 0 en een maximum behaalde score van 9,46 (op een schaal van 0 tot 10). De mediaan bedraagt 1,86. Dit wijst erop, zoals de grafiek laat zien, dat de meerderheid van de gemeentebesturen onder een score van 2 op 10 blijven. We dienen te vermelden dat de criteria voor het toekennen van de punten niet verschilden voor kleine gemeenten t.o.v. grote steden. Het totaalbeeld bij de OCMW s verschilt niet veel, al valt de lage maximum behaalde score op: een gemiddelde van 1,23, een mediaan van 1,02 en een minimum van 0 en maximum van 3,07 (op een schaal van 0 tot 10). Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 24

25 We vonden geen significante verschillen tussen OCMW s van grote en OCMW s van kleinere steden en gemeenten. Wel vonden we een significant verschil bij de gemeentebesturen tussen centrumsteden en niet-centrumsteden (zie grafiek).hierbij scoorden de centrumsteden significant hoger. Zowel universele communicatie als maatwerk Een eerste geruststellende vaststelling is dat zowat in alle gemeenten de sensibilisatie voor een gezonde leefstijl alleszins naar de ganse bevolking gericht wordt. (92 % bij gemeenten en 55 % bij OCMW s) Daarnaast zien we toch ook heel wat maatwerk om specifieke groepen te bereiken. Bij de gemeentebesturen kunnen we niet naast de aandacht voor ouderen zien (60 %). Gezien de vergrijzing en verzilvering, en de bijhorende druk op de zorg hierdoor uiteraard niet verbazend. Inzetten op preventie en gezonde leefstijl (behouden) kunnen we enkel bevestigen. In afnemende mate wordt ook op maat gewerkt naar hulpvragers (42 %), gezinnen (41 %), jongeren (40 %), kinderen (35 %), mensen in armoede (32 %), residenten (23 %), gehandicapten (20 %), allochtonen (19 %) en zwangere vrouwen (11 %). Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 25

26 Wie wordt geïnformeerd over wat er gebeurt in de gemeente rond gezondheid of (één van) de gezondheidsthema's (evenwichtige voeding, beweging, roken, alcohol & drugs, gezondheid & milieu, mentaal welbevinden, suïcidepreventie)? Totaal % van antwoorden % (Gemeente) 1 Algemene bevolking % 2 Kinderen (3-12 jaar) % 3 Jongeren (13-18 jaar) % 4 Gezinnen % 5 Cliënten/individuele hulpvragers OCMW of andere welzijnsdiensten 6 Residenten (in autonome rust- en verzorgingstehuizen, ziekenhuis, opvang, gevangenis,...) % % 7 Ouderen % 8 Mensen in armoede % 9 Allochtonen % 10 Zwangere vrouwen % 11 Gehandicapten (fysisch en mentaal) % 12 Andere: 7 5 % 13 Weet niet 4 3 % Totaal aantal respondenten: 155 0% 20% 40% 60% 80% Bij de OCMW s is het informeren van de globale bevolking minder verspreid (55 %) dan het informeren van de OCMW-cliënten of ambulante bezoekers (82 %). Bij OCMW s met eigen residentiële voorzieningen wordt ook hier door 48 % van hen naar geïnformeerd. Op bevolkingsgroepen zoals ouderen (46 %, minder dan bij gemeentebesturen) en mensen in armoede (43 %, meer dan bij gemeentebesturen) wordt, zoals verwacht, ook frequent gefocust. Gezinnen vormen in 29 % van de gevallen een specifieke doelgroep. Richten op allochtone groepen is nog beperkt tot een goede één op vijf OCMW s. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 26

27 Wie wordt geïnformeerd over wat er gebeurt vanuit het OCMW rond gezondheid of (één van) de gezondheidsthema's (evenwichtige voeding, beweging, roken, alcohol & drugs, gezondheid & milieu, mentaal welbevinden, suïcidepreventie)? Totaal % van antwoorden % (OCMW) 1 OCMW-cliënten of bezoekers van ambulante diensten (sociale dienst, dienstencentrum, sociaal huis, sociaal restaurant,...) 2 OCMW-residenten (rust- en verzorgingstehuis / woon- en zorgcentrum, ziekenhuis, serviceflats,...) 3 Residenten buiten OCMW (autonome rust- en verzorgingstehuizen, ziekenhuis, opvang, gevangenis, ) % % 6 9 % 4 Kinderen (3-12 jaar) % 5 Jongeren (13-18 jaar) % 6 Gezinnen % 7 Ouderen % 8 Mensen in armoede % 9 Allochtonen % 10 Zwangere vrouwen 3 5 % 11 Gehandicapten (fysisch en mentaal) 8 12 % 12 Algemene bevolking % 13 Ander, gelieve te specificeren 2 3 % 14 Weet niet 5 8 % Totaal aantal respondenten: 65 0% 20% 40% 60% 80% Om te komen tot meer mixvormen van communicatie, suggereren wij gemeenten en OCMW s om de gemeentelijke en indien beschikbaar de eigen communicatiedienst nauwer te betrekken bij de verschillende fases van ontwikkeling, implementatie en evaluatie. De kennis van deze ambtenaren combineren met de kennis van de gezondheidsambtenaren garandeert dat lokale acties en projecten een grotere mate van bereik en effectiviteit zullen hebben. Ook hier weer hoeft het weinig betoog dat een persoonlijke benadering voor sommige doelgroepen de meest effectieve manier zal zijn om hun te bereiken maar dat dit wel meer kosten- en tijdsintensief is dan de universele benadering zoals bijvoorbeeld de klassieke affiches. Effectiviteit en investering moeten tegen elkaar afgewogen worden. Beide vormen zijn overigens complementair. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 27

28 Hoe bereiken we iedereen? We bevroegen de kanalen die door lokale besturen aangewend worden om de algemene bevolking en om specifieke bevolkingsgroepen te informeren omtrent gezondheidsthema s. Gemeentelijke infobladen (94 % gemeenten, 66 % OCMW s), websites (88 % gemeenten, 51 % OCMW s) en andere communicatiekanalen met een breed bereik blijken erg populair, zeker voor grote groepen. Affiches (72 % gemeenten, 49 % OCMW s) en brochures (73 % gemeenten, 51 % OCMW s) zijn ook zeer populaire media. Mail, sociale media, radio en TV (niet verder uitgesplitst) wordt door 62 % van de gemeenten gebruikt. Hierin worden we bevestigd door een onderzoek van Memori (Memori, 2013) naar communicatiecapaciteit bij lokale besturen, dat ook laat zien dat de website, het gemeentelijk infoblad, affiches en folders de meest gebruikte gemeentelijke infokanalen zijn. Infovergaderingen vinden we terug in 40 % van de gemeenten. Toch is men zich duidelijk voldoende bewust dat deze kanalen met meer diepgaande en meer specifieke communicatievormen dienen aangevuld te worden. Zeker ook voor specifieke groepen zoals kinderen, allochtonen, hulpvragers of mensen in armoede scoren de communicatievormen die op de eigenheid van de doelgroep zijn afgestemd vrij hoog. Het lijkt erop dat Vlaamse gemeenten hun gezondheidscommunicatie aanpassen aan de doelgroep. Partnerorganisaties (bijv. scholen voor het bereiken van kinderen) of specifieke gemeentelijke of OCMW-diensten of overlegorganen (bijv. adviesraden) worden daarbij ingeschakeld. De spreiding over verschillende communicatievormen zien we ook als een toepassing van de kwaliteitsnorm om gebruik te maken van een interventiemix, zoals deze ook terug te vinden is in de kadermethodiek Gezonde Gemeente. Enkele gemeenten geven zelf hele rechtstreekse en individuele communicatievormen aan (persoonlijke uitnodigingen, via thuiszorg, sociale diensten, ). Toch blijven de klassieke vormen (affiches, folders) het sterkst vertegenwoordigd. Waar deze niet met intensievere en persoonsgerichte communicatievormen (kunnen) aangevuld worden, is er vermoedelijk weinig effect. We blijven dan ook pleiten voor een afgewogen communicatiemix. Sociale media komen toch ook al meer opzetten, naargelang de doelgroep. Wanneer een gemeentebestuur communiceert over gezondheid naar jongeren (13-18 jaar) gebeurt dat in 42 % van de Vlaamse gemeenten ook met , sociale media, radio en TV. Wanneer we kijken naar ouderen zijn er slechts 22 % van de Vlaamse gemeenten die van dit kanaal gebruik maken. Vermoedelijk een kleinere stijging dan de algemene stijging in het gebruik van mobiele en sociale media door de doelgroepen. Een signaal voor methodiekontwikkelaars om hier meer gebruik van te maken? Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 28

29 Via welke communicatiekanalen worden deze doelgroepen geïnformeerd over wat er gebeurt in de gemeente rond gezondheid of (één van) de gezondheidsthema's (evenwichtige voeding, beweging, roken, alcohol & drugs, gezondheid & milieu, mentaal welbevinden, suïcidepreventie)? Algemene bevolking Kinderen (3-12 jaar) Jongeren (13-18 jaar) Gezinnen Cliënten/individuele hulpvragers OCMW of andere welzijnsdiensten Residenten (in autonome rust- en verzorgingstehuizen, ziekenhuis, opvang, gevangenis, ) ouderen Mensen in armoede Allochtonen Zwangere vrouwen Gehandicapten (fysisch en mentaal) (Gemeente) 1 Gemeentelijk infoblad 97 % 44 % 67 % 94 % 58 % 63 % 89 % 69 % 72 % 88 % 77 % 2 Lokale nieuwsbrief 25 % 20 % 18 % 25 % 16 % 20 % 28 % 23 % 17 % 35 % 26 % 3 Website 92 % 43 % 58 % 75 % 42 % 40 % 62 % 46 % 55 % 53 % 61 % 4 Brochure/folder 64 % 61 % 60 % 57 % 61 % 60 % 70 % 69 % 69 % 59 % 65 % 5 Affiches 73 % 44 % 48 % 54 % 47 % 51 % 61 % 60 % 66 % 53 % 55 % 6 / sociale media / radio / TV 31 % 22 % 42 % 35 % 12 % 11 % 22% 12 % 21 % 41 % 29 % 7 Kanalen voor specifieke doelgroepen (vb. via dienstencentra of verenigingen) 37 % 48 % 47 % 37 % 59 % 54 % 55 % 67 % 69 % 35 % 58 % 8 Bijeenkomsten / infovergaderingen 47 % 24 % 28 % 41 % 30 % 31 % 58 % 42 % 28 % 35 % 42 % - Andere 3 % 22 % 10 % 3 % 8 % 0 % 2 % 13 % 21% 0 % 3 % - Weet niet 0 % 0 % 0 % 0 % 3 % 6 % 0 % 0 % 0 % 0 % 6 % Totaal aantal respondenten (Gemeenten die naar deze doelgroep informeren) Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 29

30 Via welke communicatiekanalen worden deze doelgroepen geïnformeerd over wat er gebeurt in de gemeente rond gezondheid of (één van) de gezondheidsthema's (evenwichtige voeding, beweging, roken, alcohol & drugs, gezondheid & milieu, mentaal welbevinden, suïcidepreventie)? OCMW-cliënten of bezoekers van ambulante diensten (sociale dienst, dienstencentrum, sociaal huis, sociaal restaurant,...) OCMWresidenten (rust- en verzorgingstehuis / woon- en zorgcentrum, ziekenhuis, serviceflats,...) Residenten buiten OCMW (autonome rusten verzorgingstehui zen, ziekenhuis, opvang, gevangenis, ) Kinderen (3-12 jaar) Jongeren (13-18 jaar) Gezinnen ouderen Mensen in armoede Allochtonen Zwangere vrouwen Gehandicapten (fysisch en mentaal) Algemene bevolking (OCMW) 1 Infoblad of -katern van OCMW 23 % 32 % 13 % 2 % 2 % 8 % 23 % 23 % 10 % 4 % 10 % 21 % 2 Gemeentelijk infoblad 64 % 46 % 46 % 31 % 38 % 54 % 60 % 56 % 40 % 38 % 46 % 67 % 3 Lokale nieuwsbrief 9 % 25 % 4 % 2 % 2 % 8 % 13 % 8 % 6 % 4 % 8 % 12 % 4 Website van het OCMW 51 % 29 % 29 % 13 % 21 % 27 % 38 % 37 % 21 % 15 % 25 % 38 % 5 Brochure/folder 57 % 32 % 19 % 12 % 12 % 15 % 25 % 25 % 19 % 10 % 12 % 33 % 6 Affiches 45 % 46 % 19 % 17 % 15 % 23 % 29 % 27 % 19 % 13 % 17 % 29 % 7 /sociale media/radio/tv 2 % 0 % 2 % 0 % 2 % 0 % 2 % 2 % 0 % 0 % 2 % 8 % 8 Bijeenkomsten / infovergaderingen 25 % 46 % 10 % 8 % 8 % 10 % 21 % 15 % 10 % 6 % 12 % 17 % 9 Kanalen voor specifieke doelgroepen (vb. via dienstencentra) 32 % 25 % 6 % 10 % 6 % 8 % 25 % 23 % 10 % 6 % 10 % 10 % - Andere 4 % 0 % 0 % 2 % 2 % 0 % 4 % 2 % 2 % 0 % 0 % 2 % - Weet niet 8% 7 % 37 % 54 % 44 % 35 % 19 % 23 % 40 % 52 % 42 % 17 % Totaal aantal respondenten (OCMW s die naar deze doelgroep informeren) Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 30

31 2.4 Naar krachtige besturen De mate waarin een lokaal bestuur bestuurskrachtig is, bepaalt in grote mate het succes van het lokale gezondheidsbeleid. Capaciteit en bestuurskracht is een zeer omvangrijke en belangrijke component omdat deze een sterke impact heeft op de manier waarop het bestuur kan en zal omgaan met andere componenten zoals de intersectorale samenwerking, of de mix van acties. Bestuurskracht krijgt daarom ook een sterk gewicht in de totaalscore van de procescomponenten van het gezondheidsbeleid. Waarover gaat het? In 1997 definieert de Commissie Bestuurlijke Organisatie bestuurskracht als De capaciteit om als bestuur de eigenorganisatie zodanig uit te bouwen dat een beleid gevoerd kan worden dat aan de verwachtingen van burgers tegemoet kan komen en dat het bestuur de mogelijkheid geeft om een zelfstandige rol te spelen ten aanzien van de gemeenschap waardoor het bestuur wordt verkozen. In 2003 omschrijven andere bestuurskundigen een bestuurskrachtige gemeente als een gemeente die het vermogen heeft haar taken te behartigen, die derhalve in staat is wettelijke taken uit te voeren en optimaal in staat is lokale problemen op te lossen en in lokale behoeften te voorzien (Bouckaert et al., 2003). De kortste definitie en meteen de helderste is deze: bestuurskracht kan omschreven worden als het vermogen van lokale besturen om maatschappelijke opdrachten te realiseren (De Rynck & Steur, 2009). Vermogen (ook capaciteit genoemd) en opdracht zijn hierbij de twee belangrijkste begrippen waarbij de onderlinge verhoudingen voor elk bestuur verschillend zijn. Een lokaal bestuur met een grote bestuurskracht hoeft niet per definitie een grote gemeente te zijn en ook omgekeerd. Nuance is in deze zeer belangrijk (VLABEST, 2013). Bestuurskracht is dus een ruim begrip waar wij in het opzet van deze studie enkel volgende aspecten onderzochten: Is er een budget uitgetrokken en waarvoor is dat voorzien? Welke coördinatiecapaciteit en deskundigheid is er aanwezig? Welke bronnen en garanties voor kwaliteit worden ingebouwd? Nemen we alle scores op de vragen met betrekking tot budget, coördinatiecapaciteit, deskundigheid en kwaliteit samen dan komen we tot een algemeen beeld in hoeverre de component bestuurskracht in onze Vlaamse gemeenten en OCMW s voor wat betreft het lokale gezondheidsbeleid ontwikkeld is. Onderstaande grafiek toont de verdeling van de Vlaamse gemeentebesturen. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 31

32 De gemiddelde score bij de Vlaamse gemeenten bedraagt 4,33. De mediaan bedraagt 4,56. Er is een minimumscore van 0gemeten en een maximumscore van 9,13 (op een schaal van 0 tot 10). Bij de Vlaamse OCMW s krijgen we een iets minder fraai beeld. Daar ligt de gemiddelde score op 2,91 en de mediaan op 2,41 (minimum: 0, maximum: 7,54; op een schaal van 0 tot 10). Ook hier waren we benieuwd of er significante verschillen waren tussen grote en kleine steden en gemeenten en tussen grote en klein OCMW s. We vonden geen verschil bij de OCMW s maar wel bij de steden en gemeenten (zie grafiek). Centrumsteden scoren gemiddeld 6,26/10. Niet-centrumsteden scoren gemiddeld 4,23/10. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 32

33 Investeren in gezondheid Wanneer wij kijken naar budget zien wij dat 88 % van de Vlaamse gemeenten en 66 % van de Vlaamse OCMW s geld gespendeerd heeft aan gezondheid en meer specifiek aan een of meerdere van de bevraagde gezondheidsthema s (voeding, beweging, gezondheid en milieu, roken, alcohol, drugs, mentaal welbevinden en suïcidepreventie). Vermits de nodige budgetten sterk verschillen naargelang de omvang van het lokaal bestuur, de aanwezige doelgroepen en problematieken en de te kiezen strategieën, zouden eventueel te bevragen cijfers weinig vergelijkbare gegevens opleveren. Daarenboven is zeker niet alle gezondheidswinst het gevolg van acties en projecten die vanuit gezondheid gefinancierd worden. Zoals in de beleidsaspecten bevraagd, is ook veel gezondheidswinst te halen uit de aandacht voor gelijke gezondheidskansen in andere beleidsdomeinen zoals ruimtelijke ordening (bv. openbare ruimte), mobiliteit (bv. bereikbaarheid diensten en kwaliteit infrastructuur) of jeugdbeleid (bv. toegankelijkheid en aanbod). We hebben ons dan ook beperkt tot deze ja/nee-vraag die slechts een eerste indicatie geeft. We doen dus geen uitspraak of er lokaal voldoende middelen vrijgemaakt worden en van waar deze middelen komen (bv. eigen middelen, projectmiddelen, recurrente subsidiestromen ). Omdat in de nieuwe beleids- en beheerscyclus voor lokale besturen acties en projecten nauwer aan budgetten gekoppeld worden, zal deze oefening in de toekomst wel kunnen gebeuren. Wel bevroegen we waaraan het budget werd gespendeerd: Het meest frequent worden middelen gespendeerd aan materialen en acties (91% van de gemeenten besteedt hier budget aan, 83 % van de OCWM s). Zo geeft 71 % van de gemeentebesturen geld uitgegeven te hebben aan materialen en acties rond beweging en 55 % aan materialen en acties rond voeding. Bij de OCMW s zijn dat respectievelijk 48 % en 55 %. Voor het thema roken en gezondheid en milieu maken respectievelijk 50 % en 43 % van de Vlaamse gemeentebesturen middelen voor acties en materialen vrij. Bij de OCMW s zien we op plaats 3 en 4 de thema s mentaal welbevinden (28 %) en roken (25 %). Vorming en nascholing van medewerkers i.f.v. het verhogen van de deskundigheid blijken in praktijk ook voorzien te zijn, met een vrij evenwichtige spreiding tussen de thema s. Beweging (29 %) en mentaal welbevinden (28 %) blijken de meest gekozen/gevolgde vormingen en nascholingen bij gemeenten. Bij OCMW s zijn dat voeding (38 %) en beweging (35 %). En voor het thema mentaal welbevinden volgden 30 % van de Vlaamse OCMW s de afgelopen 3 jaar een vorming. Toch geeft nog altijd 14 % van de respondenten bij de gemeenten aan de afgelopen 3 jaar hieraan geen budget gespendeerd te hebben. Bij de OCMW s ligt dat percentage op 12 %. Het inkopen van consultancy en ondersteuning geeft het hoogste percentage van respondenten die hieraan niets spendeerden (22 % gemeenten en 25 % OCMW s). Wanneer men hier wel geld aan spendeert, staan alweer beweging, voeding maar ook alcohol en drugs (bij gemeenten) in de top drie. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 33

34 Aan welke aspect van de werking rond een specifiek gezondheidsthema heeft de gemeente de voorbije 3 jaar geld gespendeerd? Consultancy / ondersteuning externen Vorming / nascholing Materialen / acties (Gemeente) 1 Evenwichtige voeding 28 % 26 % 55 % 2 Beweging 33 % 29 % 71 % 3 Roken 22 % 23 % 50 % 4 Alcohol & drugs 25 % 25 % 40 % 5 Gezondheid & milieu 22 % 25 % 43 % 6 Mentaal welbevinden 19 % 28 % 31 % 7 Suïcide Preventie 7 % 9 % 17 % 8 Andere gezondheidsthema s dan voorgaande 10 % 19 % 25 % 9 Aan dit aspect is de voorbije 3 jaar geen geld gespendeerd 22 % 14 % 3 % - Weet niet 21 % 19 % 7 % Totaal aantal respondenten Aan welke aspect van de werking rond een specifiek gezondheidsthema heeft de gemeente de voorbije 3 jaar geld gespendeerd? Consultancy / ondersteuning externen Vorming / nascholing Materialen / acties (OCMW) 1 Evenwichtige voeding 22 % 38 % 55 % 2 Beweging 20 % 35 % 48 % 3 Roken 12 % 12 % 25 % 4 Alcohol & drugs 10 % 18 % 18 % 5 Gezondheid & milieu 18 % 20 % 20 % 6 Mentaal welbevinden 18 % 30 % 28 % 7 Suïcide Preventie 5 % 8 % 8 % 8 Andere gezondheidsthema s dan voorgaande 12 % 12 % 28 % 9 Aan dit aspect is de voorbije 3 jaar geen geld gespendeerd 25 % 12 % 2 % - Weet niet 28 % 20 % 12 % Totaal aantal respondenten Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 34

35 Beperkte coördinatiecapaciteit Vervolgens keken we naar de capaciteit die elk lokaal bestuur ter beschikking heeft om de regiefunctie op te kunnen nemen. De coördinatie van acties en beleid, de netwerking met alle lokale en eventueel bovenlokale actoren die een bijdrage kunnen leveren aan gezondheidsbevordering van de algemene bevolking of van specifieke doelgroepen die zij bereiken en het afstemmen van de gemeentelijke en OCMW-diensten in functie van een integraal gezondheidsbeleid is een omvangrijke taak. We bevroegen zowel de aanwezigheid van coördinatie op het beleidsvoerend als op het uitvoerend niveau gedurende de voorbije drie jaar. In 60 % van de Vlaamse gemeente wordt de coördinatie van het thema gezondheid door ofwel een schepen, een ambtenaar ofwel door beiden opgenomen. Bij de Vlaamse OCMW s wordt er slechts in 23 % van de gevallen in coördinatie voorzien. Als we nu kijken wie specifiek die coördinerende rol opneemt, zien we dat in zowat 1 op vijf gemeenten er een schepen met een expliciete bevoegdheid gezondheid is. Eén op vier parkeert gezondheid bij de schepen voor welzijn of sociale zaken, die al of niet ook de OCMW voorzitter is. Met de installatie van de nieuwe lokale besturen op 04/01/2013 en de aanpassing van het gemeentedecreet waarin staat dat de OCMW-voorzitter sowieso deel uitmaakt van het schepencollege, zijn wij benieuwd wie deze bevoegdheid nu kreeg (na periode van de bevraging). Bij de verantwoordelijke ambtenaren zien we ongeveer een verdubbeling van de bovenstaande cijfers: 38% heeft een specifieke gezondheidsambtenaar (of toch gedeeltelijk), 48 % een andere ambtenaar die gezondheidsbevordering voor zijn rekening neemt. Bij de andere verantwoordelijken zien we heel diverse functies opduiken: van communicatie-ambtenaar over vrijetijdsconsulent tot duurzaamheidsambtenaar. Wie neemt (/nam) deze taak van coördinator op zich (/nam) (de voorbije 3 jaar)? Totaal % van antwoorden % (Gemeente) 1 Schepen van gezondheid % 2 Schepen van welzijn / sociale zaken % 3 Schepen van sport 5 5 % 4 Schepen van cultuur 2 2 % 5 Gezondheidsambtenaar % 6 Andere ambtenaar % 7 Lokale preventiewerker 6 7 % 8 Andere: % 9 Weet niet 1 1 % Totaal aantal respondenten: 91 0% 20% 40% 60% 80% Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 35

36 Ook op ambtelijk vlak bij de OCMW s zien we verschillende functies opduiken voor de gezondheidscoördinatie zoals maatschappelijk werker, coördinator dienstencentrum, deskundige vrijwilligerswerking, directeur sociale dienst, gezondheidswerker, maatschappelijk assistente, secretaris welzijns- en gezondheidsraad, medewerker sociale toets, projectmedewerker gezondheidszorg, sociaal verpleegkundige,. We zoomden ook even in op de tijd die elk van deze coördinatoren per week hieraan besteedt. Het aantal respondenten op deze vragen was beperkt. Bij de interpretatie van deze cijfers is dus enige voorzichtigheid geboden. Ze geven enkel een indicatie. Een schepen met een expliciete bevoegdheid gezondheid besteedt wekelijks gemiddeld 2,07 uur aan gezondheid (mediaan: 2). Voor een schepen bij wie gezondheid geen expliciete bevoegdheid is, is dat gemiddeld 1,38 uur (mediaan: 1). Een gezondheidsambtenaar besteedt gemiddeld 10,61 uur aan de coördinatie van het gemeentelijk gezondheidsbeleid. De mediaan is evenwel 5 uur (enkel extreme waarden vertekenen hierbij het gemiddelde). Een ambtenaar bij wie gezondheid één van vele andere taken is, kan gemiddeld 7,71 uur aan de coördinatie besteden. De mediaan is ook hier slechts 5 uur. Bij het OCMW kan de ambtenaar gemiddeld 8,25 uur gemiddeld per week besteden aan coördinatie. De mediaan ligt evenwel op slechts 2 uur. Ook het aantal respondenten op deze vraag was zeer laag, namelijk uren/week: Gezondheidsambtenaar (gemeentebesturen) Gemeten over alle functies heen (totaal 90 respondenten), komen we op een gemiddelde wekelijkse tijdsinvestering van 9,08 uur. Dit is een kleine stijging t.o.v. onze meting in 2009 (gemiddeld 8 uren). De mediaan ligt echter op 4 uur oftewel een halve dag in de week (zie figuur). Het gemiddelde van meer dan 9 uur is dus sterk opgetrokken door de enkele respondenten met een erg hoog aantal werkuren. We splitsten deze cijfers daarom even uit volgens grootte van de gemeente. We krijg dan volgend, meer genuanceerd beeld: inwoners: gemiddeld: 7,23 mediaan: inwoners: gemiddeld: 8 mediaan: 5 Centrumsteden: gemiddeld: 39,86 mediaan: 38 Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 36

37 De interpretatie dat dit om grote steden gaat, ligt voor de hand. In de kadermethodiek Gezonde Gemeente streven wij in het hoogste level naar 19 uur per week per gemeente. We weten natuurlijk dat dit voor kleine gemeenten een ganse uitdaging is terwijl dit voor grotere gemeenten met een groter ambtenarenkorps makkelijker haalbaar moet zijn uren/week Gemeentebesturen: geschat aantal uren coördinatie Versterken van deskundigheid en kwaliteit Niet alleen het aantal beschikbare uren vertelt ons iets over de bestuurskracht van een lokaal bestuur. Ook de deskundigheid van de ambtenaar die deze uren invult, is zeer belangrijk. Daarom vroegen wij ook of er de afgelopen 3 jaar vorming of nascholing gevolgd werd rond gezondheid of één van de gezondheidsthema s. We keken daarbij zowel naar wie vorming volgde als waarover men vorming volgde. In 50 % van de Vlaamse gemeenten werd door één of meerder ambtenaren vorming gevolgd over evenwichtige voeding, beweging, roken, alcohol & drugs, gezondheid & milieu, mentaal welbevinden of suïcidepreventie. Bij de Vlaamse OCMW s ligt dit percentage op 52 %. Als we kijken over welke thema s de verantwoordelijke gezondheidsambtenaar vorming gevolgd heeft, zien we dat mentaal welbevinden (36 %), alcohol en drugs (32 %) en beweging (31 %) de top drie uitmaken. Bij de sociaal assistenten van het OCMW staan vormingen over mentaal welbevinden (45 %) met stip op één, gevolgd door voeding (31 %) en alcohol en drugs (28 %). Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 37

38 Wie heeft er een vorming/nascholing gevolgd de voorbije 3 jaar en voor welk gezondheidsthema? Preventie-/gezondheids-/welzijnsambtenaar (Gemeenten) Totaal % van antwoorden % 1 Evenwichtige voeding % 2 Beweging % 3 Roken % 4 Alcohol & Drugs % 5 Gezondheid & Milieu % 6 Mentaal welbevinden % 7 Suïcide preventie 8 11 % 8 Voor andere gezondheidsthema's dan voorgaande 9 Deze personen hebben geen vorming/nascholing rond gezondheid gevolgd de voorbije 3 jaar % 5 7 % - Weet niet % Totaal aantal respondenten: 72 0% 20% 40% 60% 80% Niettegenstaande het ruime en toegankelijke aanbod van vormingen voor gezondheidsbevordering zegt nog altijd 33 % van de gemeenten en 34 % van de OCMW s geen vorming over gezondheid gevolgd te hebben. Gemeenten en OCMW s die aan de slag zijn met de kadermethodiek Gezonde Gemeente worden gestimuleerd hier aandacht aan te besteden en dit op te verankeren in hun personeelsbeleid. Projectkeuzes mixen top-down met bottum-up Ten slotte waren wij ook geïnteresseerdwat de bronnen waren waarop een gemeente en een OCMW zich de afgelopen 3 jaar baseerden voor het bepalen van hun gemeentelijke gezondheidsprioriteiten. De diversiteit van bronnen is voor ons een goede indicatie voor kwaliteit en dus bestuurskracht. Ook interessant in het kader van kwaliteitsbevordering is de mate waarin een gemeente en OCMW hun gezondheidsbeleid evalueren. Hiermee gaan we na of een beleid tot stand komt volgens de regels van het projectmatig werken. Als we kijken naar de geraadpleegde bronnen, zien we dat het vooral de adviezen van hogere overheden die bepalend zijn voor de lokale keuzes die gemaakt worden op het vlak van gezondheid. Gemeenten maken op de tweede plaats gebruik van gegevens over de problematieken en wensen van lokale partnerorganisaties, alsook beschikbare gegevens omtrent de problematiek die bij de inwoners leven met betrekking tot gezondheid. Voorstellen van externe procesbegeleiders komen op de derde plaats. OCMW s baseren zich vooral op gegevens die er bestaan over de problematieken waarmee hun cliënten en residenten te maken hebben. In de tweede plaats kijken zijn naar adviezen die komen vanuit de gemeente Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 38

39 en de wettelijke richtlijnen. Op de derde plaats gaan ook OCMW s adviezen van lokale partners en organisaties gebruiken om hun lokaal gezondheidsbeleid vorm te geven. Op basis waarvan kiest u nu prioriteiten of hebt u deze gekozen de voorbije 3 jaar binnen het werken rond gezondheid of (één van) de gezondheidsthema's? Totaal % van antwoorden % (Gemeenten) 1 Op basis van wettelijke richtlijnen Op basis van adviezen geformuleerd door hogere beleidsniveaus (bijv. provincie, gewest, Vlaams, ) 3 Op basis van voorstellen/advies/consultancy/procesbegeleiding van externen 4 Op basis van beschikbare gegevens over de problematieken met betrekking tot gezondheid die bij de inwoners leven. 5 Op basis van beschikbare gegevens over de wensen en verwachtingen van de inwoners met betrekking tot het gezondheidsbeleid. 6 Op basis van beschikbare gegevens over de wensen en verwachtingen van lokale partners/organisaties/verenigingen/zorgverstrekkers/ 7 Wij formuleren onze prioriteiten niet op basis van één van bovenstaande opties. 8 Weet niet % 58 % 44 % 47 % 35 % 47 % 6 % 8 % Totaal aantal respondenten: 144 0% 20% 40% 60% 80% 64 % van de Vlaamse gemeenten evalueert het gemeentelijk gezondheidsgebeuren. 15 % van de Gemeenten gebruikt deze resultaten om het beleid bij te sturen en 44 % gaat met deze resultaten de acties bijsturen. Bij de OCMW s liggen deze percentages op respectievelijk 18 % en 31 %. 22 % van de gemeenten en 24 % van de OCMW s zeggen hun werking rond gezondheid niet te evalueren. Wij zijn ervan overtuigd dat de invoering van de beleids- en beheerscyclus en de kadermethodiek Gezonde Gemeente deze percentages van nietevaluerende gemeenten en OCMW s in de toekomst zullen doen dalen. Besluit capaciteit en bestuurskracht Wie de actualiteit volgt weet dat de bestuurskracht bij de Vlaamse gemeenten en OCMW s onder druk staat. Enerzijds door de gevolgen van de financiële crisis (bv. minder dividenden, lagere aanvullende personenbelasting, stijgende pensioenkosten, ) en de maatschappelijke uitdagingen (bv. vergrijzing en verkleuring), anderzijds door de toenemende vragen en verwachtingen t.a.v. dit meest burgernabije bestuursniveau zowel vanuit de inwoners als vanuit andere beleidsniveaus. Wanneer de capaciteit daalt en de opdrachten toenemen, stelt dat de lokale beleidsmakers en beleidsuitvoerders voor grote uitdagingen. Besparingen op diensten en functies zijn één van de uitwegen die noodgedwongen gezocht worden. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 39

40 Toch zien we met iets meer dan 9 uur per week nog een lichte stijging in de gemiddeld voorziene capaciteit van bevoegde ambtenaren voor het lokaal gezondheidsbeleid, waarbij we echter onmiddellijk wijzen op de relativiteit van de beschikbare gegevens hierover. Met een mediaan van 4 uur per gemeente zitten we dichter bij de werkelijkheid in veel gemeenten en kunnen we niet anders dan onze ambities realistisch en bescheiden stellen. We zijn dan ook benieuwd hoe deze evolutie zich de komende jaren verder zal zetten. Investeren in gezondheid(-sbeleid) is naast de werkkracht dan ook vooral op het aanschaffen van materialen en methodieken gericht. Onderbouwing en keuze van projecten steunt wel op een mix van gegevens over de lokale context en problematieken met de ondersteuning en aandachtspunten van bovenuit. Voor deskundigheidsbevordering kan echter nog weinig tijd of aandacht vrij gemaakt worden. Bovendien kunnen we uit de huidige gegevens niet afleiden of de beschikbare gegevens omtrent problematiek van sterke kwaliteit zijn. Ondersteuning en incentives vanuit Vlaanderen voor het voeren van een lokaal gezondheidsbeleid, dat één van de beleidsaanbevelingen binnen het lokaal sociaal beleid is (Vandeurzen, 2012) kunnen de aanwezige bestuurskracht voor een performant lokaal gezondheidsbeleid zeker versterken; in het bijzonder voor niet-centrumsteden die ook op deze component significant minder goed scoren dan centrumsteden. De kadermethodiek Gezonde Gemeente kan het referentiekader vormen. 2.5 Een intersectorale aanpak? Een vijfde structurele succesfactor voor het uitbouwen van een lokaal gezondheidsbeleid betreft de mate waarin het lokale bestuur lokale stakeholders en sectoren betrekt, zowel bij het opstellen als bij het uitvoeren van het beleid. Welke behoeften en vragen leven er bij de partners en bij de doelgroepen die ze vertegenwoordigen? Welk draagvlak is er of kan er gecreëerd worden om bepaalde problematieken aan te pakken? Waarmee moet rekening gehouden worden om te zorgen dat de baten voor de partner om te investeren in gezondheid groter zijn dan de energie die in de samenwerking moet gestoken worden? Het uitbouwen van een lokaal netwerk gezondheid, in functie van de regievoering door gemeente of OCMW vormt een belangrijke tijdsinvestering voor een lokaal bestuur. Er bestaat geen ideale overlegstructuur of zeker geen verplichting om de intersectorale samenwerking en de beleidsparticipatie voor gezondheidskansen in de gemeente te versterken. De diversiteit in overlegvormen is dan ook groot. Met de vragen voor deze procescomponent onderzochten we de mate waarin het lokaal bestuur een netwerk uitbouwde en welke partners daarin vertegenwoordigd zijn. Bij het berekenen van een algemene indicatie voor deze component komen we, bij de gemeenten, op een gemiddelde van 2,50 en een mediaan van 2,73, bij een spreiding tussen 0 en 7,16 (op een schaal van 0 tot 10). Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 40

41 . Met een gemiddelde van 1,69 en een mediaan van 0,80 ligt ook voor deze component de score bij OCMW s lager (min: 0, max: 6,09; op een schaal van 0 tot 10). Hier is zowel voor gemeenten als voor OCMW s een significant verschil. Centrumsteden en hun OCMW s scoren beduidend beter dan niet-centrumsteden (tabel 1: gemeenten tabel 2: OCMW s). Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 41

42 Deze laatste tabel illustreert dat de gemiddelde score voor intersectorale samenwerking trapsgewijs beter wordt al naargelang de gemeente groter wordt. De reden kan gezocht worden in het groter aantal potentiële partners met wie samengewerkt kan worden en in het verschil in capaciteit om die intersectorale samenwerking te initiëren, te onderhouden en uit te breiden. Veel beweging en diversiteit in overleg en werkgroepen Op de vraag of er één of meer werkgroep(en) actief geweest zijn de voorbije 3 jaar rond gezondheid of rond (één van) de gezondheidsthema s (evenwichtige voeding, beweging, roken, alcohol & drugs, gezondheid & milieu, mentaal welbevinden, suïcidepreventie) antwoorden toch 2 op 3 (67 %) gemeentebesturen volmondig ja. Bij de OCMW s is bijna de helft, waar een werkgroep rond gezondheid actief was. Kijken we naar de thema s waarover met lokale partners in overleg gegaan wordt, dan springt beweging hier het meest uit met 76 % van de gemeenten waarrond een werkgroep actief was. We interpreteren dat het hier niet enkel over gezondheidsoverleg gaat waar beweging aan bod komt, maar ook over (verplichte) sportraden waar aandacht is voor gezondheid. Niet enkel de klassieke thema s (voeding, roken, alcohol & drugs) maar ook mentaal welbevinden en gezondheid en milieu komen in (bijna) de helft van de werkgroepen aan bod. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 42

43 Rond welk(e) gezondheidsthema( s) is (/zijn) de werkgroep(en) actief of actief geweest de voorbije 3 jaar? Totaal % van antwoorden % (Gemeenten) 1 Evenwichtige voeding % 2 Beweging % 3 Roken % 4 Alcohol & drugs % 5 Gezondheid & milieu % 6 Mentaal welbevinden % 7 Suïcidepreventie % 8 Andere gezondheidsthema s dan voorgaande % 9 Weet niet 1 1 % Totaal aantal respondenten: 101 0% 20% 40% 60% 80% Niettegenstaande niet-gezondheidsgerelateerde actoren nog niet vaak deel uitmaken van een werkgroep, kunnen we toch stellen dat de lokale werkgroepen zeer divers samengesteld zijn. Dit verhoogt niet alleen de inhoudelijke expertise maar ook de democratische legitimiteit. Met het installeren en actief betrekken van een lokale werkgroep vergroot het draagvlak en de draagkracht. Vooral de deelname van sectoren zoals welzijnsorganisaties, onderwijs of hulpverlening, die kunnen aangeven hoe op maat van de eigen doelgroep of setting aan gezondheidsbevordering kan gewerkt worden, is een belangrijke positieve tendens. Bij de zelf aangegeven andere partners vallen uiteraard allerlei partners uit de medische zorgsector op zoals huisartsen, apothekers, wijkgezondheidscentra of diëtisten. Een sector die we beter als antwoordcategorie hadden opgenomen. Ook andere sociale of economische partners worden vernoemd, zoals lokale handelaars, samenlevingsopbouw of vrouwenwerkingen. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 43

44 Wie participeert er nu of participeerde de voorbije 3 jaar in de werkgroep(en)? (Gemeenten) 1 Burgemeester, schepenen en/of gemeenteraadsleden Totaal % van antwoorden % % 2 Eén of meer gemeentediensten % 3 Eén of meer vertegenwoordigers van specifieke doelgroepen (ouderen, mensen in armoede, ) % 4 Individueel betrokken burgers % 5 Eén of meer OCMW-diensten (welzijn) % 6 Onderwijs % 7 Politie en justitie % 8 Hulpverleningsorganisaties % 9 Preventiewerk % 10 Horeca 4 4 % 11 Jeugdwerk % 12 Andere: % 13 Weet niet 0 0 % Totaal aantal respondenten: 101 0% 20% 40% 60% 80% Wat betreft de taken die de werkgroepen vervullen, zien we weinig verschillen tussen de thema s. Globaal gezien kunnen we zeggen dat de rol van de gemeentelijke werkgroep zich voor alle thema s niet beperkt tot louter advisering van het beleid. Een gemeentelijke werkgroep mag zowel plannen (76 %), uitvoeren (73 %), evalueren (64 %) en adviseren (73 %) over alle gezondheidsthema s. Enkel het specifieke thema suïcidepreventie scoort voor plannen, uitvoeren en evalueren slechts 36 %, maar toch ook 73 % voor beleidsadvies. Ook evalueren voor het thema mentaal welbevinden valt met 43 % uit de boot. Dit kunnen we opnemen als een signaal voor het voorzien van geschikte evaluatiemethodieken. Met deze functie verruimt de gemiddelde gemeentelijke werkgroep Gezondheid het klassieke beeld van een lokale adviesraad. Bij de OCMW s zien we dezelfde hoge cijfers voor plannen (83 %) en uitvoeren (76 %) van het beleid rond elk subthema. De cijfers voor evalueren liggen echter lager (59 %; met een minimum van 40 % bij alcohol en drugs) en de cijfers voor advisering liggen in tegenstelling tot de gemeentebesturen nog net iets lager (45 %; met een minimum van 38 % voor het thema roken en het thema mentaal welbevinden). Te weinig OCMW s vulden deze vraag voor suïcidepreventie in om relevante conclusies uit te trekken. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 44

45 Logo s en onderwijs blijven meest genoemde partners Ruimer dan overleg bevroegen we met welke partners er aan elk thema wel of niet in praktijk wordt samengewerkt. Zoals we verwachtten, staat het Logo met stip op één zowel voor wat betreft de diversiteit aan thema s als de frequentie van samenwerken. Zo werkt 84 % van de gemeenten voor één of meerdere gezondheidsthema s samen met het Logo, bij OCMW s bedraagt dit percentage 65 %. Het Logo is dus voor veel gemeenten en OCMW s de prioritaire partner wanneer het gaat over lokaal gezondheidsbeleid. 24 % van de respondenten geeft ook aan met het Logo rond andere dan de zes Vlaamse gezondheidsdoelstellingen en Gezondheid en milieu samen te werken. Toch geeft nog 4 % van de gemeentebesturen (bij OCMW s is dit 9 %) aan helemaal niet samen te werken met het Logo, niettegenstaande de Logo s hiervoor decretaal opgericht werden. In afnemende volgorde zien we samenwerking van de gemeentelijke gezondheidsverantwoordelijken met het onderwijs (74 %), welzijnsorganisaties en verenigingen (57 %), organisaties of personen die aan gezondheid werken (55 %), vrijetijdsorganisaties en aanbieders (52 %), andere beleidsdomeinen (50 %), preventiewerkers geestelijke gezondheid (41 %), lokale horeca en middenstand (35 %), lokale media (33 %). Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 45

46 Samengewerkt de voorbije 3 jaar rond gezondheid en voor welk thema Andere domeinen in het lokale beleid Logo Organisaties of personen die aan gezondheid werken Preventiewerkers Welzijnsorganisaties en verenigingen Vrijetijds- organisaties/- aanbod Lokale horeca, middenstand, distributie Onderwijs Lokale media Andere Evenwichtige voeding 30 % 62 % 3 % 33 % 29 % 22 % 12 % 51 % 17 % 7 % Beweging 38 % 63 % 3 % 35 % 35 % 37 % 7 % 39 % 21 % 2 % Roken 16 % 55 % 12 % 24 % 20 % 11 % 7 % 28 % 15 % 0 % Alcohol & drugs 22 % 30 % 21 % 18 % 18 % 14 % 12 % 33 % 16 % 3 % Gezondheid en milieu Mentaal welbevinden 22 % 52 % 3 % 18 % 18 % 8 % 5 % 23 % 15 % 2 % 16 % 46 % 21 % 20 % 20 % 14 % 3 % 14 % 16 % 3 % Suïcide Preventie 6 % 24 % 10 % 9 % 6 % 5 % 1 % 6 % 7 % 2 % samenwerking: andere gezondheidsthema s Wij werken niet samen met deze (externe) partner/organisatie rond gezondheid 10 % 24 % 6 % 15 % 14 % 12 % 7 % 12 % 10 % 3 % 14 % 4 % 23 % 14 % 18 % 13 % 30 % 8 % 22 % 12 % Weet niet 37 % 12 % 36 % 31 % 25 % 35 % 35 % 18 % 45 % 73 % Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 46

47 Partners waarmee meest wordt samengewerkt (vanaf 1 thema aangeduid = samenwerking) Aantal gemeenten die vraag heeft ingevuld Aantal gemeenten waar met volgende partner wordt samengewerkt rond één of meer gezondheidsthema s = % van aantal gemeenten die vraag heeft ingevuld Andere domeinen in het lokale beleid % Het Lokaal Gezondheidsoverleg (Logo) % Preventiewerkers (Centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG), (inter) gemeentelijke, lokale) % Organisaties of personen die aan gezondheid werken % Welzijnsorganisaties en verenigingen % Vrijetijdsorganisaties/-aanbod % Lokale horeca, middenstand, distributie, % Onderwijs % Lokale media % Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 47

48 Voor elke functie een partner De meerwaarde die een partner biedt in functie van gezondheidsbevordering, wanneer er wordt mee samengewerkt, blijkt erg afhankelijk van de partner. Wanneer we echter over de partners heen gaan kijken, kunnen we toch concluderen dat er voornamelijk een beroep wordt gedaan op externen voor het aanleveren van educatieve materialen (89 %) en het aanreiken van projecten of acties die de gemeente kan doen (88 %). In mindere mate worden er door de partners infosessies gegeven (75 %) of projecten of acties uitgevoerd in de gemeente (74 %). Slechts iets meer dan de helft van de gemeenten doet een beroep op een partner om over accommodatie of infrastructuur te kunnen beschikken (54 %). Vanuit de gemeentelijke context mag dit niet verbazen wegens het grotere aanbod van accommodatie of infrastructuur in eigen beheer. We geven hier enkel de conclusies en cijfers weer van de gemeenten aangezien de aantallen waarop de % s bij OCMW s gebaseerd zijn, te klein zijn. Andere beleidsdomeinen worden het meest aangehaald bij het ter beschikking stellen van infrastructuur of middelen (48 %), maar ook voor het uitvoeren van projecten (45 %) en in mindere mate voor het aanreiken van projecten (27 %) of infosessies verzorgen (26 %). Het Logo (lokaal gezondheidsoverleg) scoort het meest in het aanreiken van projecten (89 %) en educatieve materialen (85 %), het verzorgen van infosessies (50 %) en toch ook nog in het uitvoeren van projecten (27 %). Preventiewerkers geven infosessies (52 %), leveren materialen aan (50 %) en voeren projecten uit (40 %). Gezondheidswerkers/organisaties geven infosessies (47 %), voeren projecten uit (32 %) en leveren materialen aan (28). Welzijnsorganisaties en verenigingen worden vooral gezien als actie- en projectuitvoerders (46%), maar ook als infosessie aanbieders (35%) en als materiaalleveranciers (24). Vrijetijdsorganisaties en aanbieders scoren eveneens op het uitvoeren van projecten en acties (40 %), in mindere mate ook op infrastructuur (26 %). Lokale horeca, middenstand en distributie is minder betrokken, maar het sterkst bij acties (31 %). Onderwijs scoort sterk op de actie uitvoerende rol (36 %). Lokale media zijn vooral bij acties geëngageerd. Toch zijn veel respondenten niet op de hoogte van het betrekken van de media (31 % duidde weet niet aan). Publiciteit en promotie worden uiteraard als extra functies genoemd. Daarnaast werd ook gevraagd of de gemeente zelf activiteiten aanbood aan deze (externe) partners. Deze antwoordcategorie werd voornamelijk aangeduid wanneer samengewerkt werd met onderwijspartners (56 %), lokale media (43 %), welzijnsorganisaties en verenigingen (42 %), vrijetijdsorganisaties/-aanbod (38 %) en lokale horeca, middenstand, distributie, (38 %). Hierbij kunnen we eenzelfde functiespreiding zien, naargelang de partner. Aan welzijnsorganisaties en verenigingen wordt voornamelijk accommodatie of infrastructuur aangeboden (71 %), projecten of acties aangereikt (60 %) en educatieve materialen aangeleverd (51 %). Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 48

49 Vrijetijdsorganisaties en aanbieders scoren eveneens op deze functies hoog (respectievelijk 72 %, 62 % en 59 %) en bovendien op de netwerking met andere partners (48 %). Lokale horeca, middenstand en distributie krijgen vooral educatieve materialen (55 %), acties en projecten (55 %). Onderwijs scoort sterk op zowat elke functie: materialen aangeleverd krijgen (72 %), projecten en acties, aanreiken (75 %) infrastructuur beschikbaar stellen (53 %) en ondersteuning gezondheidsbeleid (48 %). Lokale media worden in contact met het gemeentenetwerk gebracht (38 %) en krijgen materialen (29 %) Burgerparticipatie Wanneer we schrijven dat de lokale overheid geëvolueerd is van een voorlichtende naar een converserende overheid moeten we het ook hebben over burgerparticipatie. Burgerparticipatie kan op verschillende manieren ingevuld worden. Richtinggevend hierbij is nog steeds de participatieladder (van informeren over consulteren en inspraak tot het samen of interactief beleid maken). In deze sterke participatiemodus betrekt de overheid burgers i.f.v. het vergroten van het draagvlak, het verhogen van de betrokkenheid en het verbeteren van de inhoud. Voor gezondheidsbevordering een essentiële voorwaarde om gezondheidseffecten te halen. Burgerparticipatie is dan ook complementair aan de vorige componenten of succesfactoren. We bevroegen waar burgers, naast de hiervoor genoemde samenwerkingen, terecht kunnen met vragen en met klachten. Wanneer we de antwoorden wegen en de drie vragen over dit thema van alle respondenten samenvoegen dan krijgen we onderstaande grafiek. De gemiddelde componentscore bedraagt bij gemeentebesturen 4,39 (OCMW s werden over deze component niet bevraagd). De mediaan is 4,50. Op een schaal van 0 tot 10 zien we een minimumscore van 0 en een maximumscore van 9,17. Met deze scores wordt geïllustreerd dat in de Vlaamse en Brusselse gemeenten op het vlak van gezondheidsvragen- en klachtenbehandeling nog veel verbeterwerk mogelijk is. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 49

50 Net zoals bij communicatie denken we dat samenwerking tussen de gezondheidsdienst en de communicatiedienst hier op korte termijn snel verbetering kan in brengen. Gemeenten en OCMW s die aan de slag zijn met de kaderkadermethodiek Gezonde Gemeente worden alvast gestimuleerd om hier stapsgewijs werk van te maken. Vragen en klachten mogelijk maar weinig gestimuleerd Het merendeel van de Vlaamse gemeenten (60 %) zegt te beschikken over een specifiek e- mailadres waar burgers terecht kunnen met klachten of vragen rond gezondheid. Op de tweede plaats staan de gemeentelijk adviesraden (50 %). Verder zijn er ook het loket (46 %), een meldingskaart (43 %) en telefonische permanentie (37 %). Wat ook in 28 % van de Vlaamse gemeenten mogelijk is, is het vrij deelnemen aan een gezondheids- of welzijnsraad. Een internetforum komt maar in 6 % van de Vlaamse gemeenten voor. Een zelfde beeld tekent zich af voor de kanalen die burgers kunnen gebruiken wanneer zij ideeën, feedback of reacties rond gezondheid hebben. De OCMW s werden hierover niet bevraagd omwille van de sterke verweving met de zorgverstrekking. Het hebben van één of meerdere kanalen is een begin maar nog onvoldoende. De signalen die via deze kanalen binnenkomen moeten ook op een eenvormige manier opgevolgd worden. Daarom keken we ook of er voor de verschillende gezondheidsthema s procedures bestaan. Hier tekent zich een ander beeld af. 17 % van Vlaamse gemeenten heeft een procedure om met klachten rond gezondheid en milieu om te gaan. Voor de thema s alcohol en drugs is dat 9 %. Dat gezondheid en milieu hebt meest voorkomend is, heeft hoogstwaarschijnlijk te maken met de milieuhandhavingswetgeving die hierrond ontwikkeld werd. Andere thema s zijn in nog mindere mate aangeduid in deze vraag. Verrassend is dat 48 % van de gemeenten zegt geen enkele procedure heeft om met klachten over gezondheid om te gaan. Gaat men er hier vanuit dat men voor gezondheidsklachten zich tot de eerste lijn dient te richten? Is de werking van de medisch milieukundigen bij de Logo s hiervoor gekend? Of wordt hiervoor de algemene klachtenprocedure van de gemeente gebruikt? Door het mogelijk maken vragen en klachten te formuleren en deze kanalen te promoten moet een gemeente en OCMW ook nadenken over welke zaken ze zelf opneemt en voor welke zaken ze doorverwijst. Het is dan ook belangrijk een goed zicht te hebben op het lokale en bovenlokale gezondheids(zorg)aanbod en kennis te hebben van de verschillende toegangspoorten. Een gemeente die intersectoraal samenwerkt en regie voort heeft hier natuurlijk een streepje voor. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 50

51 Via welke kanalen kan de bevolking terecht met klachten en/of vragen rond gezondheid of (één van) de gezondheidsthema's (evenwichtige voeding, beweging, roken, alcohol & drugs, gezondheid & milieu, mentaal welbevinden, suïcidepreventie)? Totaal % van antwoorden % (Gemeenten) 1 De bevolking kan nergens terecht met klachten of vragen. 6 4 % 2 Een internetforum 8 6 % 3 Een ideeënbus 10 7 % 4 Vrije deelname aan een gezondheidsof welzijnsraad 5 Deelname aan een doelgroepraad of participatieraad (bijv. een seniorenraad) % % 6 Enquêtes 8 6 % 7 Meldingskaarten % 8 adres waar men terecht kan met klachten of vragen % 9 Loket (bijv. loket van een woonwinkel) % 10 Telefonische permanentie % 11 Andere: 9 6 % 12 Weet niet 8 6 % Totaal aantal respondenten: 145 0% 20% 40% 60% 80% Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 51

52 Voor welke gezondheidsthema s zijn er procedures opgesteld om met klachten rond gezondheid om te gaan? (meerdere antwoorden mogelijk) (Gemeenten) Tota al % van antwoorden % 1 Evenwichtige voeding 7 5 % 2 Beweging 7 5 % 3 Roken 8 6 % 4 Alcohol & drugs 13 9 % 5 Gezondheid & milieu % 6 Mentaal welbevinden 6 4 % 7 Suïcidepreventie 2 1 % 8 Andere gezondheidsthema s dan voorgaande 4 3 % 9 Er zijn geen procedures opgesteld om met klachten rond gezondheid om te gaan % 10 Weet niet % Totaal aantal respondenten: 145 0% 20% 40% 60% 80% 2.6 Algemeen besluit procescomponenten Voeren Vlaamse en Brusselse gemeenten en OCMW s een lokaal gezondheidsbeleid om hun bevolking te beschermen tegen gezondheidsrisico s? En om meer kansen en stimulansen te geven voor een gezonde leefstijl in een gezonde omgeving? Hebben lokale besturen zelf de middelen en mogelijkheden om, als meest burgernabije bestuur, de gezonde keuze toegankelijk te maken voor iedereen in de gemeente? Al met de eerste indicatorenmeting bij lokale besturen in 2009 legden we de nadruk op de structurele capaciteit om een integraal gezondheidsbeleid te voeren. Een beleid dat als een rode draad verweven is in het globale beleid van het gemeentebestuur en het OCMW, en waarin specifieke thema s als evenwichtige voeding of tabakspreventie hun plaats kregen. We versterkten in de bevraging van 2013 de aandacht voor deze integrale aanpak en gebruikten als referentiekader de procescomponenten uit de kadermethodiek Gezonde Gemeente. Ze kunnen als succesfactoren gezien worden: langetermijnvisie en -beleid, communicatie, capaciteit en bestuurskracht, intersectorale samenwerking en netwerking, burgerparticipatie en het gebruik van een mix aan interventies. Voor deze laatste component stelden we geen algemene vragen, maar trekken we besluiten uit de bevraging van de verschillende gezondheidsthema s. Ook het lokaal bestuur als voorbeeld is een succesfactor van lokaal gezondheidsbeleid. Gezondheidsbevordering van en met het eigen personeel is niet enkel voor de werknemers en als werkgever van belang, maar zorgt ook voor de geloofwaardigheid naar de lokale partners. Deze succesfactor maakt deel uit van de bevraging Indicatoren van het gezondheidsbeleid in bedrijven, waar we graag naar verwijzen. Voor elk van deze procescomponenten konden we een totaalscore berekenen op basis van de antwoorden op de vragen die aansloten bij elke component. Voor de gemeentebesturen Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 52

53 variëren de gemiddelde componentscores tussen 2,41 (op een max. van 10) wat voor de component communicatie werd behaald, en 4,39 dat het gemiddelde voor de component participatie was. Bij de OCMW s is de minimaal behaalde componentscore 1,23 (eveneens voor communicatie) en de maximale 2,91 (voor capaciteit en bestuurskracht). We kunnen niet anders dan concluderen dat er voor alle succesfactoren van een integraal (preventief) gezondheidsbeleid nog veel groeiruimte aanwezig is. Wat ons niet moet verbazen gezien de financieel moeilijke situatie van gemeentebesturen anno 2013, en gezien het feit dat de investering in gezondheidsbeleid weinig of niet uit externe (Vlaamse) bronnen komt. Toch legden we de lat voor onze puntentoekenning niet te hoog, zoals kan blijken uit de maximaal behaalde scores die lokale besturen haalden. Voor de gemeentebesturen varieerden deze tussen 7,16 (voor de component intersectorale samenwerking) en 9,46 (voor communicatie) en voor de OCMW s tussen 3,07 (communicatie) en de maximumscore van 10 (voor het langetermijnbeleid). We wijzen er nog eens op dat lokale besturen binnenkort via het feedbackinstrument op gezondegemeente.be hun antwoorden kunnen vergelijken met de gemiddeldes van de andere gemeenten. Op basis daarvan krijgen ze een advies om van specifieke elementen meer werk te maken. Van borstkankeropsporing tot suïcidepreventie Gevraagd naar de thema s die op de agenda staan bij het lokaal bestuur, zagen we een brede spreiding. Hoge percentages zien we voor ziektepreventiethema s zoals borstkankeropsporing en vaccinaties, maar ook voor roken, beweging en valpreventie. Specifieke thema s zoals psychofarmaca, gokken of gamen scoren het laagst, maar ook suïcidepreventie wordt bijvoorbeeld slechts door 12% van de gemeentebesturen aangeduid. Toegankelijkheid van zorg, dat buiten het onderzoeksopzet viel, wordt door enkele besturen zelf naar voor geschoven. Waar voor elk van de thema s de percentages hoger liggen bij de gemeentebesturen dan bij de OCMW s, zien we in een meerderheid van de gemeenten dat de gezondheidswerking gedeeld wordt tussen het OCMW en het gemeentebestuur. De eindverantwoordelijkheid kan bij één van beiden liggen. Toch blijft het een constante dat de gemeentebesturen op alle procescomponenten gemiddeld hoger scoren dan de OCMW s. We interpreteren dat het investeren in preventie, naast de veeleisende hulpverleningstaak in de OCMW s toch penibel blijft. Op weg naar een horizontale doelstelling Eenmalige acties voor een gezonde leefstijl kunnen best leuk zijn en interesse genereren, maar als we echt gezondheidswinst willen boeken dan moeten we op lange termijn gezondheidsstimulansen en een gezond aanbod structureel verankeren in heel het lokaal beleid. Waar we begin 2013 voor veel gemeenten nog (te) vroeg waren om te zien of gezondheid als rode draad verwerven zit in de meerjarenplannen die lopen van 2014 tot en met 2019, zien we wel dat alle gezondheidsthema s dikwijls in de lokaal sociaal beleidsplannen aanwezig zijn. Bij de gemeentebesturen schommelt dit rond aanwezigheid van elk thema in één op drie van de sociale plannen, terwijl meer dan één op drie van de invullers beantwoordde hiervan niet op de hoogte te zijn. Een apart gezondheidsplan is veel minder gebruikelijk. Voor de gemeenten waar dit al van toepassing was, zien we ook een spreiding van thema s die in het nieuwe meerjarenplan zijn opgenomen, al valt het hoge aantal vermeldingen van het thema Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 53

54 mentaal welbevinden op, zeker bij de OCMW s. Ondersteuning van besturen met een concreet actie aanbod zal nodig zijn. Het stemt ons zeker tevreden dat gezondheidsthema s in veel gemeenten aanwezig blijken in andere beleidsplannen zoals milieu- cultuur-, mobiliteits-, senioren- of jeugdbeleid. De health in all policies aanpak wint vermoedelijk veld. Uitschieters zijn het bewegingsbeleid, gezondheid en milieu en alcohol en drugs, die ook door andere regelgevingen zoals het sport voor allen decreet - worden gestimuleerd. Deze aandacht voor gezondheidsthema s vinden we echter niet terug in het VTO-beleid van de besturen. Gezondheid vindt bij de gemeentebesturen dan ook voornamelijk ingang in het sportbeleid, het seniorenbeleid en het onderwijsbeleid. Beleidsdomeinen die nochtans sterke impact op gezondheid kunnen hebben zoals ruimtelijke ordening, besteden nog nauwelijks aandacht aan gezondheid. Ook in bijvoorbeeld het diversiteits- of zelfs het armoedebeleid worden gezondheidsthema s nog weinig vermeld. Een gezondheidsconverserende overheid? Sensibilisatie voor een gezonde leefstijl vraagt om gerichte en kwaliteitsvolle communicatievormen. Specifieke aandacht voor doelgroepen zoals maatschappelijk kwetsbaren maakt best gebruik van aangepaste communicatiekanalen. Universele communicatie naar de ganse bevolking blijft veruit de meeste aandacht wegkapen. Gezien de demografische ontwikkelingen verbaast het niet dat vooral voor ouderen ook specifieke communicatie ontwikkeld wordt, maar toch ook voor kinderen, gezinnen of hulpvragers. Kansengroepen geraken niet aan 1 op drie gemeentebesturen, maar tikken wel aan bij OCMW s. Kijkend naar de communicatievormen blijven de klassiekers zoals affiches en folders het sterkst vertegenwoordigd. Samenwerking met lokale partners en ook doelgroepspecifieke kanalen zoals het gebruik van sociale media om jongeren te bereiken, komen echter ook opzetten. De nodige bestuurskracht De regie voeren voor lokaal gezondheidsbeleid kan niet zonder de nodige budgetten, capaciteit en deskundigheid om kwaliteit te kunnen garanderen en alle stakeholders te betrekken. Ook hier zien we weer betere totaalscores voor de gemeentebesturen dan voor de OCMW s, die het vermoedelijk moeilijker hebben om op preventie in te zetten. Bijna 9 op 10 gemeentebesturen en bijna 7 op tien OCMW s geven aan de voorbije jaren geïnvesteerd te hebben in gezondheidsthema s. Waar we over de omvang van die investering geen uitspraak kunnen doen, kunnen we wel aangeven dat het meestal om het bekostigen van materialen en acties gaat rond de klassieke thema s. Vorming en nascholingsbudget ging vooral naar de thema s beweging, mentaal welbevinden en bij OCMW s gezonde voeding. De aanwezige coördinatiecapaciteit is licht vooruitgegaan t.o.v In 6 op 10 gemeentebesturen en in 2,3 op 10 OCMW s wordt in coördinatie voorzien. We zien wel meer specifieke (weliswaar deeltijdse) gezondheidsambtenaren (38 %), maar toch ook verschillende andere ambtenaren (duurzaamheid, communicatie, dienstencentraleiders,...) die deze coördinatie erbij opnemen. Een uiterst voorzichtige uitspraak (wegens beperkte gegevens) kunnen we doen over de beschikbare tijd die aan gezondheid is toegewezen, met een Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 54

55 gemiddelde van 10,61 uur per week bij de gemeentelijke gezondheidsambtenaren en 8,25 bij de gezondheidsambtenaren van het OCMW, De mediaan bedroeg echter respectievelijk slechts 5 en 2 uur. Het is niet verwonderlijk dat bij deze beschikbare capaciteit er weinig kan ingezet worden op deskundigheidsbevordering; 1 op 3 lokale besturen zegt de voorbije jaren geen vorming gevolgd te hebben; waar dit wel gebeurde, maken mentaal welbevinden, alcohol en drugs en beweging de top drie uit. Verdere inhoudelijke en meer budgettaire ondersteuning om de capaciteit en deskundigheid te versterken vanuit het Vlaamse beleid zou zeker te goede komen van de lokale bestuurskracht voor gezondheid. Samen voor gezondheid Een lokaal gezondheidsnetwerk uitbouwen, waarin lokale verenigingen, zorgverstrekkers, diensten en doelgroepvertegenwoordigers samen beleidskeuzes kunnen aangeven en hun aandeel opnemen in het uitvoeren van die opties, is een belangrijke maar arbeidsintensieve succesfactor om gezondheidswinst te boeken, Er bestaat geen universele of ideale overlegstructuur. We zien dan ook een grote diversiteit opduiken. In meer dan 2 op drie gemeentebesturen was er minstens één werkgroep rond een of meerdere gezondheidsthema s actief. Toch geeft het significant verschil tussen centrumsteden en andere gemeenten aan dat de gemiddelde score voor intersectorale samenwerking beter wordt naargelang de gemeente groter wordt. In de samenstelling van de werkgroepen komen niet enkel gezondheidsactoren, maar zeker ook welzijns-, onderwijs-, hulpverlenings- of doelgroepactoren voor, wat ons enkel kan verheugen. Ook eigen OCMW- en gemeentediensten scoren goed, terwijl een sector zoals horeca (4 %) nog weinig betrokken wordt. Werkgroepen beperken zich zeker niet tot beleidsadvies maar mogen ook plannen, uitvoeren en evalueren. Het Logo blijft voor veel gemeenten en OCMW s de prioritaire partner in lokaal gezondheidsbeleid, gevolgd door onderwijs, andere beleidsdomeinen en andere gezondheidspartners. Win-wins in de samenwerking situeren zich zowel op het vlak van infrastructuur en middelen als in de samenwerking met projecten en in wederzijdse kennisdeling. Mét in plaats van voor de burger Burgerparticipatie kan op verschillende manieren en in verschillende sterktes worden ingevuld. Participatie is echter een belangrijke succesfactor, die de vorige factoren juist kan versterken. We bevroegen, enkel de gemeentebesturen op deze component. Met een gemiddelde score van, 4,39 op 10 voor alle participatievragen zijn de basiselementen om participatie mogelijk te maken al aanwezig. Toch kan samenwerking met andere diensten zoals communicatie zeker nog de participatie verhogen. Vragen en klachten over gezondheidsthema s kunnen hun weg naar het bestuur vinden via kanalen as , loket, meldingskaart, telefonische permanentie of vrije deelname aan de bevoegde adviesraad. Slechts weinig besturen heeft echter een procedure om hiermee om te Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 55

56 gaan. Doorverwijzingen zijn dan ook niet evident, en afhankelijk van de kennis van het werkveld, die juist door de hiervoor genoemde intersectorale samenwerking versterkt wordt. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 56

57 3 GEZONDHEID EN MILIEU Milieufactoren (zowel binnen als buiten) kunnen een invloed hebben op onze gezondheid. Denk maar aan een slecht verluchte woonruimte, de uitlaatgassen van verkeer of luchtverontreiniging door verbranding van iets anders dan droog hout (bv. krantenpapier, vochtig hout, verf op hout, ). Er zijn ook heel wat milieufactoren waar we ons ongerust over maken, maar waarvan de invloed op onze gezondheid niet zo eenduidig is. De meest gekende is elektromagnetische straling. Ook hier kunnen door sensibilisatie, facilitatie en wetgeving de risicofactoren verkleind worden en de beschermende factoren versterkt. Verschillende beleidsdomeinen van de lokale besturen zoals wonen, mobiliteit, ruimtelijke ordening of milieubeleid kunnen een bijdrage leveren aan de (on-)gezondheid van de dagelijkse leefomgeving van de inwoners. Voor de eerste maal werd in 2013 ook gepeild naar de engagementen van lokale besturen in het gezondheids- en milieubeleid, zowel bij gemeentebesturen als bij OCMW s. Door de Medisch Milieukundigen die deel uitmaken van de Logo s worden concrete methodieken voor elk deelthema voorzien en worden de gemeentebesturen en OCMW s geadviseerd bij vragen en klachten over één van de deelthema s. (zie Binnenmilieu eerst Gezondheidsrisico s omtrent wonen blijken bij lokale besturen veruit het populairst om sensibilisatie rond op te zetten. 68 % van de Vlaamse gemeenten informeerde de afgelopen 3 jaar hun inwoners over koolstofmonoxidevergiftiging. Nog eens 63 % van de Vlaamse gemeenten informeerde de inwoners ook over andere aspecten van gezond wonen: vocht, schimmel, huisstofmijt. En iets minder dan de helft (46 %) van de gemeenten informeerde haar inwoners ook over gezondheidsrisico s in het buitenmilieu zoals de eikenprocessierups en buiten stoken. Ook voor de Vlaamse OCMW s staat het thema Gezond Wonen bovenaan. 51 % van de Vlaamse OCMW s gaf aan de afgelopen drie jaar hierrond de inwoners te informeren of sensibiliseren. Stoken binnen (35 %), asbest (31 %), elektromagnetische straling (13 %) en zware metalen (8 %) komen beduidend minder naar voor bij gemeenten. Voor zware metalen is dit niet onlogisch gezien deze problematiek slechts relevant is voor enkele hotspots in Vlaanderen. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 57

58 Over welke onderwerpen informeert /sensibiliseert u nu of de voorbije 3 jaar de inwoners van de gemeente of specifieke bevolkingsgroepen (vb. nieuwkomers) binnen het thema gezondheid en milieu? (Gemeente) 1 Gezond wonen (vocht en schimmel, ventileren en verluchten, gezond klussen, gezond schoonmaken,...) Totaal % van antwoorden % % 2 Koolstofmonoxide-vergiftiging % 3 Asbest % 4 Stoken buiten % 5 Stoken binnen % 6 Luchtverontreiniging % 7 Geluidshinder door een milieufactor (vb. verkeer) 8 Elektromagnetische straling (straling afkomstig van hoogspanning, gsm, zendmast, wifi, ) % % 9 Zware metalen 11 8 % 10 Eikenprocessierups % 11 Teken % 12 Ander, gelieve te specificeren 13 9 % 13 Weet niet % Totaal aantal respondenten: 144 0% 20% 40% 60% 80% 3.2 Gemeenten en OCMW s hebben aandacht voor alle doelgroepen De meeste gezondheids- en milieurisico s zijn belangrijk voor de hele bevolking van de gemeente. Campagnes naar de ganse bevolking maken dan ook het gros uit van de acties die lokale besturen opzetten (83 %). Toch zien we ook een aandeel van acties die zich naar specifieke groepen richten, niet enkel omwille van verhoogde gezondheidsrisico s, maar zeker ook omwille van gerichte communicatie op maat van de doelgroep. Ouderen (44 %), mensen in armoede (21 %) en gezinnen (21 %) vallen het meest op bij de gemeentebesturen. De Vlaamse OCMW s richten zich voornamelijk tot hun cliënteel (56 %) en tot ouderen (46 %). Bovendien laat toch bijna 1 op 3 (30 %) van de Vlaamse OCMW s weten de afgelopen 3 jaar campagnes specifiek opgezet te hebben naar mensen in armoede. De verschuiving in de OCMW-werking om (voor alle gezondheidsthema s) ook preventief aan de slag te gaan met kansengroepen, kunnen we enkel aanmoedigen. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 58

59 Voor welke specifieke bevolkingsgroepen organiseert u nu of heeft u de voorbije 3 jaar campagnes/acties georganiseerd over het thema gezondheid en milieu? (meerdere antwoorden mogelijk) Totaal % van antwoorden % (Gemeente) 1 Algemene bevolking % 2 Ouderen % 3 Mensen in armoede % 4 Allochtone gemeenschappen 9 6 % 5 Gezinnen % 6 Cliënten/individuele hulpvragers OCMW of andere welzijnsdiensten 7 Residenten (in autonome rust- en verzorgingstehuizen, ziekenhuis, opvang, gevangenis,...) % % 8 Verhuurders 9 6 % 9 Huurders % 10 Kinderen (3-12 jaar) % 11 Jongeren (13-18 jaar) % 12 Buurtbewoners 9 6 % 13 Gehandicapten (fysisch en mentaal) 12 8 % 14 Zwangere vrouwen 3 2 % 15 Zieken (bijv.: mensen met luchtwegklachten) 12 8 % 16 Bouwers en verbouwers % 17 Andere: 3 2 % 18 Weet niet % Totaal aantal respondenten: 144 0% 20% 40% 60% 80% Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 59

60 Voor welke specifieke bevolkingsgroepen organiseert u nu of heeft u de voorbije 3 jaar campagnes/acties georganiseerd over het thema gezondheid en milieu? (meerdere antwoorden mogelijk) (OCMW) 1 OCMW-cliënten of bezoekers van ambulante diensten (sociale dienst, dienstencentrum, sociaal huis, sociaal restaurant,...) 2 OCMW-residenten (rust- en verzorgingstehuizen / woon- en zorgcentrum, ziekenhuis, serviceflats,...) 3 Residenten buiten OCMW (autonome rust- en verzorgingstehuizen, ziekenhuis, opvang, gevangenis,...) Totaal % van antwoorden % % % 2 4 % 4 Ouderen % 5 Mensen in armoede % 6 Allochtone gemeenschappen 7 13 % 7 Gezinnen 8 15 % 8 Kinderen (3-12 jaar) 3 6 % 9 Jongeren (13-18 jaar) 3 6 % 10 Buurtbewoners 5 9 % 11 Gehandicapten (fysisch en mentaal) 3 6 % 12 Zwangere vrouwen 2 4 % 13 Zieken (bvb. mensen met luchtwegklachten) 2 4 % 14 Bouwers en verbouwers 1 2 % 15 Algemene bevolking % 16 Ander, gelieve te specificeren 3 6 % 17 Weet niet % Totaal aantal respondenten: 54 0% 20% 40% 60% 80% Aan welke projecten of campagnes namen lokale besturen deel? De maximale implementatiegraad van aangeboden acties en projecten rond gezondheid en milieu ligt op 30 %. De eikenprocessierupscampagne (30 %) en een campagne over koolstofmonoxide (CO-project; 27 %) zijn de twee meest voorkomende lokale campagnes voor gezondheid en milieu bij gemeenten. Ze werden dan ook via verschillende kanalen en organisaties (bijvoorbeeld Logo s, provinciebesturen) onder de aandacht gebracht. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 60

61 De koolstofdioxidemeter werd in 20 % van de Vlaamse gemeenten gebruikt en uitgeleend aan scholen in het kader van een gezonde klasomgeving. Het draaiboek Stook je gezondheid niet op werd door 18 % van de gemeentebesturen gebruikt. Deze laatste projecten worden enkel door de Logo s verspreid. Ook belangrijk te vermelden is dat 34 % van de gemeenten hierbij het antwoord weet niet aanduidde. Binnen de bevraging bij OCMW s lag dit percentage zelfs op 51 %. De projecten of methodieken die hier werden aangeduid zijn erg divers en werden telkens door weinig OCMW s gebruikt. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 61

62 Aan welke acties of projecten doet (/deed) u mee of welke methodieken omtrent gezondheid en milieu worden (/werden de voorbije 3 jaar) gebruikt? (gemeenten, meerdere antwoorden mogelijk) (Gemeente) 1 Draaiboek Zendantennes een hot item! 2 Draaiboek Stook je gezondheid niet op 3 Stappenplan aanpak kakkerlakkenplaag voor lokale actoren Totaal % van antwoorden % 7 5 % % 1 1 % 4 Campagne eikenprocessierups % 5 Campagne (G)een vuiltje aan de lucht voor algemene bevolking 6 Campagne (G)een vuiltje aan de lucht voor kinderdagverblijven 7 Gezond Binnenmilieu in de kinderopvang (varianten: Gezond beginnen, Opgelucht staat netjes) 8 Voorbeeldartikels ter beschikking gesteld van het logo voor in de OCMWkrant % 12 8 % % % 9 Website % 10 Tentoonstellingsbanners % 11 Tentoonstellingsmodule Gezond Wonen 9 6 % 12 Modelhuisjes gezond/ongezond 10 7 % 13 Gezelschapsspel/gezondheidsessie Gezondheidsstraat % 14 Elektrokoffer 12 8 % 15 Mogelijkheid voor scholen om CO2- meter uit te lenen bij de gemeente % 16 Demonstratiewoning Gezond (T)huis % 17 Asbest (varianten: Asbest, ook in jouw huis?) 12 8 % 18 Cadmiumwebtool 3 2 % 19 CO-project, preventie CO-intoxicatie % 20 Educatieve fietstocht zware metalen 1 1 % 21 Gezondheidsscan gemeentelijke mobiliteitsplannen (Logo Oostende, Logo Brugge) 3 2 % 22 Infosessie Gezond Wonen % Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 62

63 Aan welke acties of projecten doet (/deed) u mee of welke methodieken omtrent gezondheid en milieu worden (/werden de voorbije 3 jaar) gebruikt? (gemeenten, meerdere antwoorden mogelijk) Totaal % van antwoorden % (Gemeente) 23 Binnenmilieuquiz 2 1 % 24 Fout hout box 1 1 % 25 Infofiches 10 7 % 26 Adviesverleningsfunctie van de mmk s 11 8 % 27 Nieuwsbrief Gezond Milieu 4 3 % 28 Andere: 8 6 % 29 Weet niet % Totaal aantal respondenten: 143 0% 20% 40% 60% 80% 3.3 Besluit De meest gekozen thema s zijn gelieerd aan gezond wonen. Hiernaast blijken de eikenprocessierups en (verkeerdelijk/illegaal) buiten stoken populaire thema s te zijn. Gezondheid en milieu werd in deze bevraging voor de allereerste keer meegenomen. Op basis van deze beperkte vragenset is het uiteraard niet mogelijk om besluiten te trekken over de inspanningen en groeikansen voor de lokale besturen op het vlak van gezondheid en milieu. Maar we krijgen wel een eerste indicatie dat lokale besturen rond het thema werken. Willen we in de toekomst uitspraken doen over de strategie voorlichting, aanbod en reglementering, dan heeft het de voorkeur om dit thema in een volgend onderzoek ruimer te bevragen. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 63

64 4 EVENWICHTIGE VOEDING Het is in de dagelijkse woon- en leefomgeving dat een gezond leefpatroon wel of niet mogelijk en aantrekkelijk is. Lokale besturen staan het dichtst bij hun inwoners in hun dagelijkse wereld en hebben de kans om een gezond aanbod dichtbij en toegankelijk te maken. Bovendien kunnen ze op maat van specifieke groepen of voor de ganse bevolking sensibiliserende en motiverende interventies samen met lokale actoren opzetten. Engageren lokale besturen zich om hun bijdrage te leveren aan het voorkomen van overgewicht en de toename van ziekterisico s als diabetes of hart- en vaatziektes? Doen ze dat door in te zetten op een samenhangend beleid dat een evenwichtig voedingspatroon faciliteert en promoot? Voor iedereen in de gemeente, voor kinderen en senioren, voor mensen die minder kansen hebben op een gezonde leefstijl? Ligt deze taak eerder bij het gemeentebestuur of bij het OCMW? Gaat het nog om losstaande eenmalige acties of kunnen we van een samenhangend beleid op langere termijn spreken? We analyseren de basiscomponenten voor een integraal voedingsbeleid: sensibilisatie, gezond aanbod en reglementering. Bij elke component gaan we dieper in op enkele concrete elementen. Wanneer we over de componenten heen naar de totaalscore voor het thema voeding kijken, zien we dat de gemeentebesturen (N=139) gemiddeld net boven de 20 uitstijgen (20,62; op een schaal van 0 tot 100), bij een mediaan van 17,10. Het gemiddelde wordt dus duidelijk naar beneden getrokken door een vrij groot aantal besturen dat het thema nog niet op de agenda heeft staan (links in de grafiek). De minimum score is dan ook gelijk aan nul, maar toch met een maximum van 65,70 op 100. OCMW s (N=50) hebben duidelijk nog veel minder de bevoegdheid om een preventief voedingsbeleid naar de bevolking op zich te nemen. Met een gemiddelde van 11,60 op 100 en een mediaan van 6,66 komt de hoogste score niet boven 50 uit (47,82) met ook hier een minimumscore van 0. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 64

65 Ook hier keren dezelfde onderlinge verschillen tussen (grotere) steden en (kleinere) gemeenten terug. Wat betreft het aantal inwoners is er zoals verwacht een significant verschil tussen de (grotere) centrumsteden en elke groep van gemeenten die geen centrumstad zijn (gemeentebesturen: 39,10 t.o.v. 19,64). Bekijken we deze scores naargelang de bevolkingsdichtheid of de oppervlakte van de gemeente, dan zijn er geen significante verschillen te vinden. Waar de absolute gemiddelden bij de OCMW s lager liggen, volgen de verhoudingen tussen de grotere steden en de kleinere gemeenten dezelfde lijn, met significante verschillen tussen de centrumsteden en de andere gemeenten. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 65

66 4.1 2 op 3 gemeenten promoten een evenwichtig voedingspatroon Welke inspanningen doen lokale besturen om een gezond en evenwichtig voedingspatroon aantrekkelijk te maken voor de bevolking, voor specifieke groepen van bevolking zoals gezinnen of mensen in armoede, en voor de eigen hulpvragers of bezoekers? De totaalscore voor de component sensibilisatie (vroeger onder de term voorlichting ) laat nog heel wat groeiruimte zien. Zoals bij de totaalscore voor het thema voeding is dit sterk te verklaren door een groot aantal besturen dat zich links in de grafiek bevindt, en dus weinig of niet kan inzetten op sensibilisatie voor dit thema. Bij de gemeentebesturen (N= 139) bereiken we een gemiddelde van 1,73 op 10, met een mediaan van 1,19. De twee uitersten doen zich ook voor, zowel het minimum van 0 als het maximum van 10. Waarmee bewezen is dat de maximumscore realiseerbaar is. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 66

67 Voor de OCMW s (N=50) is de groeiruimte voor sensibilisatie nog groter. Bij een gemiddelde van 1,03 en een mediaan van 0,63 zien we wel een minimum van 0, maar slechts (in vergelijking met de gemeentebesturen) een maximum van 7,14 (telkens op schaal van 0 tot 10). 24 Vlaamse gemeentebesturen (17 %) ondernemen (nog) geen actie om hun bevolking aan te zetten tot een evenwichtiger en gezond voedingspatroon. Als we de 11 % respondenten die het antwoord schuldig blijven buiten beschouwing laten, komen we toch nog op meer dan 7 op 10 gemeentebesturen die sensibiliseren naar de algemene bevolking en/of naar specifieke groepen of deelnemen aan projecten voor het bevorderen van een gezonde leefstijl m.b.t. voeding. In 2009 antwoordde nog 44 % van de besturen dat ze geen sensibilisatie voor gezonde voeding organiseerden. Een significante stijging. Ook bij de OCMW s zien we een stijging. Met een grotere groep niet-weters, zijn er toch net meer dan 6 op 10 OCMW s die op sensibilisatie of projecten voor gezonde voeding inzetten. Zoals te verwachten was vanuit de missie van OCMW s, ligt het aandeel dat naar de ganse bevolking inzet beduidend lager dan dit naar specifieke doelgroepen. Uit de verdere vragen kan blijken om welke groepen het zoal gaat (sociaal kwetsbaren, ouderen, ) Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 67

68 Wat doet of heeft u als gemeentebestuur gedaan de voorbije 3 jaar om de inwoners van de gemeente aan te zetten om evenwichtiger te eten? Totaal % van antwoorden % (Gemeentebesturen, elke respondent kon MEERDERE antwoorden kiezen.) 1 Wij informeren en communiceren naar specifieke bevolkingsgroepen toe. 2 Wij informeren en communiceren naar de algehele bevolking omtrent evenwichtige voeding. 3 Wij doen mee aan acties of projecten en/of gebruiken methodieken omtrent evenwichtige voeding. 4 Wij zetten onze inwoners op geen enkele manier aan om evenwichtiger te eten % % % % 5 Weet niet % Totaal aantal respondenten: 143 0% 20% 40% 60% 80% Wat doet of heeft u als OCMW gedaan de voorbije 3 jaar om de inwoners van de gemeente aan te zetten om evenwichtiger te eten? (OCMW s, elke respondent kon MEERDERE antwoorden kiezen.) Totaal % van antwoorden % 1 Wij informeren en communiceren naar specifieke bevolkingsgroepen toe. 2 Wij informeren en communiceren naar de algehele bevolking omtrent evenwichtige voeding. 3 Wij doen mee aan acties of projecten en/of gebruiken methodieken omtrent evenwichtige voeding. 4 Wij zetten onze inwoners op geen enkele manier aan om evenwichtiger te eten % 7 13 % % 6 11 % 5 Weet niet % Totaal aantal respondenten: 53 0% 20% 40% 60% 80% Gemeentebesturen die wel sensibiliseren doen dat op volgende plaatsen: in de centrale administratieve diensten / gemeentehuis (74 %) in de OCMW diensten (64 %) Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 68

69 in de bibliothe(e)k(en) (62 %) in sportinfrastructuur (41 %) in andere openbare diensten (31 %) bij andere organisaties (26 %) op evenementen (22 %) in culturele diensten en op andere plaatsen waarbij vooral scholen genoemd worden en enkele wijkgerichte ontmoetingsplaatsen (17 %) Bij de OCMW s scoren vooral de eigen ambulante diensten (sociale dienst, dienstencentrum, sociaal huis, sociaal restaurant) (85 %) en iets minder ook de eigen residentiële diensten (rusten verzorgingstehuizen/woon- en zorgcentra, ziekenhuizen, serviceflats, ) (35 %). Toch kijkt een aantal ook over het muurtje: 27 % sensibiliseert bijvoorbeeld in gemeentehuis of administratieve diensten en 23 % in de bibliotheek. De hoge scores voor deze klassieke gemeentelijke locaties kunnen wellicht mee verklaard worden door de grote percentages voor informatieverstrekking naar de algemene bevolking die we zagen bij de thema overstijgende vragen. Universele informatiekanalen zoals affiches en infobrochures vormen nog steeds de meest gebruikte sensibilisatiekanalen. De effectiviteit van deze communicatie vergroot als ze deel uitmaakt van een interventiemix, waarbij ook meer doelgroepspecifieke materialen gebruikt worden die informeren via eigen kanalen zoals individuele contacten. Waar een algemene gezondheidsboodschap of de gebruikte communicatie dient aangepast te worden aan de mogelijkheden, de motivatie en de identiteit van specifieke bevolkingsgroepen, kan dit via de ontwikkeling van selectieve preventie op maat van de doelgroep. Bij de 43 % van de gemeentebesturen die dit doen, merken we als belangrijke groepen: ouderen, sociaal kwetsbare groepen (mensen in armoede), cliënten en hulpvragers in OCMW en andere welzijnsdiensten, gezinnen en jonge kinderen. Allochtone gemeenschappen en jongeren komen toch ook nog boven de 20 % uit. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 69

70 Naar welke specifieke bevolkingsgroepen informeerde en communiceerde u de voorbije 3 jaar omtrent evenwichtige voeding? Totaal % van antwoorden % (Gemeente) 1 Ouderen % 2 Mensen in armoede % 3 Allochtone gemeenschappen % 4 Gezinnen % 5 Residenten (in autonome rust- en verzorgingstehuizen, ziekenhuis, opvang, gevangenis,...) 6 Cliënten/individuele hulpvragers OCMW of andere welzijnsdiensten 5 8 % % 7 Patiënten 1 2 % 8 Personeel bedrijven 3 5 % 9 Kinderen (3-12 jaar) % 10 Jongeren (13-18 jaar) % 11 Buurtbewoners 5 8 % 12 Gehandicapten (fysisch en mentaal) 1 2 % 13 Zwangere vrouwen 2 3 % 14 Andere: 5 8 % 15 Weet niet 1 2 % Totaal aantal respondenten: 61 0% 20% 40% 60% 80% DeOCMW s die deze vraag beantwoord hebben, hechten zoals te verwachten vanuit hun opdracht het meeste belang aan de sociaal kwetsbare groepen en ouderen, waarbij de focus ligt op deze doelgroepen in hun eigen ambulante en residentiële diensten. Gezinnen en jonge kinderen volgen. Het geringe aantal respondenten (slechts 4 op 10 communiceren naar specifieke groepen) maakt deze vaststelling echter niet veralgemeenbaar. We concluderen dat hier zeker nog groeiruimte zit. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 70

71 Naar welke specifieke bevolkingsgroepen toe informeerde en communiceerde u de voorbije 3 jaar omtrent evenwichtige voeding? Totaal % van antwoorden % (OCMW) 1 OCMW-cliënten of bezoekers van ambulante diensten (sociale dienst, dienstencentrum, sociaal huis, sociaal restaurant,...) 2 OCMW-residenten (rust- en verzorgingstehuizen / woon- en zorgcentrum, ziekenhuis, serviceflats,...) 3 Residenten buiten OCMW (autonome rust- en verzorgingstehuizen, ziekenhuis, opvang, gevangenis,...) % 9 41 % 1 5 % 4 Ouderen 9 41 % 5 Mensen in armoede 8 36 % 6 Allochtone gemeenschappen 1 5 % 7 Gezinnen 5 23 % 8 Personeel bedrijven 0 0 % 9 Kinderen (3-12 jaar) 5 23 % 10 Jongeren (13-18 jaar) 3 14 % 11 Buurtbewoners 3 14 % 12 Gehandicapten (fysisch en mentaal) 0 0 % 13 Zwangere vrouwen 0 0 % 14 Andere: 0 0 % 15 Weet niet 0 0 % Totaal aantal respondenten: 22 0% 20% 40% 60% 80% Zoals we hierboven konden merken, zet 38 % van de gemeenten gezonde voeding op de kaart door deel te nemen aan acties of projecten. Daarbij zijn de kookworkshops, voordrachten en in iets mindere mate ook winkeloefeningen om gezonde aankopen te kunnen doen, de meest frequent gebruikte werkvormen; mede door hun brede verspreiding. De actieve voedingsdriehoek dient toch bij 42 % van deze gemeentebesturen als referentiekader. Methodieken die slechts in een beperkte regio (bijvoorbeeld vanuit een Logo) beschikbaar zijn, krijgen uiteraard minder volgers. Ook een campagne zoals De Week van de Smaak, die een bredere insteek heeft dan enkel vanuit gezondheid, wordt toch door 3 van de 10 gemeenten als een locomotief gebruikt om een gezondheidswagon aan te koppelen. Bij het nog kleinere aantal respondenten uit OCMW s (23 % van OCMW s zet acties of projecten op rond gezonde voeding) krijgen we een vergelijkbaar beeld. We mogen gerust besluiten dat in minimaal de helft van de gemeenten die aanduiden dat ze sensibiliserende acties doen voor evenwichtige Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 71

72 voeding, er minstens een sensibiliserend aanbod was van voordrachten over gezonde voeding of interactieve kooksessies. Ook de score van het project Zot van Gezond is verheugend. Het gaat hier immers niet enkel om acties naar de bevolking, maar ook over aandacht (en incentives weliswaar) voor de structurele componenten van een voedingsbeleid zoals bijvoorbeeld intersectorale samenwerking. 42 % Van de gemeenten die acties doen voor gezonde voeding (wat op zich 38 % van de gemeenten), geeft aan op Zot van Gezond in te zetten, wat hoog is vermits enkel kleine gemeenten (minder dan inwoners) in Zot van Gezond konden instappen. Dit strookt uiteraard met de projectgegevens van Zot van Gezond. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 72

73 Aan welke acties of projecten doet (/deed) u (de voorbije 3 jaar) mee of welke methodieken gebruikt(e) u (de voorbije 3 jaar) om uw inwoners aan te zetten om evenwichtiger te eten? Totaal % van antwoorden % (Gemeenten) 1 Zot van gezond (VIGeZ) % 2 Winkeloefening en varianten (vb.: Mobiele winkel, ) 3 Voordrachten of workshops of gezondheidsessies omtrent evenwichtige voeding % % 4 Kookworkshops of demo s % 5 De actieve voedingsdriehoek (VIGeZ) % 6 Voedingstest: vb. fruittest, vochttest,... op of % 7 Gezondheidsrally 7 13 % 8 Elektrokoffer 4 7 % 9 Fruit werkt 8 15 % 10 Viasano 4 7 % 11 Move XL 3 5 % 12 Gezondheidsessies weet wat je eet 8 15 % 13 Gezond Scoort 3 5 % 14 Krok Gezond (Logo Waasland) 2 4 % 15 Pluk de dag (Logo Zenneland) 3 5 % 16 Slimme Zet! Gezonde voeding en beweging (Logo Brussel) 1 2 % 17 Hartelijke buurt 2 4 % 18 Week van de Diëtist 2 4 % 19 Aan Tafel! (varianten: Gezond bordje sport) (CM) 6 11 % 20 (Gezonde) Week van de Smaak % 21 Gezond, goedkoop, gemakkelijk en gewoon lekker (Logo Kempen) 1 2 % 22 Kookcursus gezond koken (Logo Kempen) 3 5 % 23 Lekker gezond en betaalbaar koken (Logo Kempen) 2 4 % 24 Andere: % 25 Weet niet 1 2 % Totaal aantal respondenten: 55 0% 20% 40% 60% 80% Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 73

74 Niet onbelangrijk is de vaststelling dat bij de door de respondenten opgesomde andere methodieken naast meer lokaal of regionaal opgezette acties (koken in grabbelpasaanbod, go veggie, budgetvriendelijk en gezond koken, Gezond eten, Kleurrijk gezond, ) er ook interventies genoemd worden die zich naar het (hoger) onderwijs richten (en die bevraagd werden in het indicatorenonderzoek onderwijs, met uitzondering van hoger onderwijs). Bijvoorbeeld Tutti Frutti, de proefkampioen of (gezond) koken op kot. Samenwerking tussen gemeentebesturen en onderwijs is meer en meer aanwezig. Een vaststelling die eveneens in de indicatorenbevraging bij scholen gedaan werd op 2 gemeentebesturen bevordert gezonde voeding, 1 op 3 vermindert ongezonde voeding Is de werking van lokale besturen voor gezonde voeding beperkt tot sensibilisatie of zet men ook in op beleidsmaatregelen en reglementeringen die het gezond aanbod meer toegankelijk maken? Bij de berekening van de totaalscore op deze tweede essentiële component van een evenwichtig voedingsbeleid zien we weer een groot aandeel gemeentebesturen die hier niet op inzetten en dus de minimumscore van 0 halen. Ze halen de gemiddelde score sterk naar beneden. Zo komen we bij de gemeentebesturen (N = 139) op een gemiddelde van 2,69 op 10 en een mediaan van 2,79. De maximumscore ligt op 8,24. Hetzelfde fenomeen doet zich bij de OCMW s voor. Met veel 0-scores komen we ook op een mediaan van 0, maar halen nog een gemiddelde van 1,59 op 10 en een maximum behaalde score van 7. Zoekend naar verklaringen keken we ook hier naar onderlinge verschillen. Zoals bij de algemene scores zien we ook hier dat de centrumsteden veel meer de mogelijkheid hebben om een (formeel) beleid met een reglementeringscomponent te ontwikkelen. Met een gemiddelde score van 5,06 bij de centrumsteden hebben we bijna het dubbele van de nietcentrumsteden. (2,56). Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 74

75 Bij de OCMW s is ook het onderscheid tussen centrumsteden en andere gemeenten significant. Met een gemiddelde van 3,94 bij de centrumsteden t.o.v. 1,39 bij de niet-centrumsteden is de kloof nog groter. Een verheugende vaststelling is de verhouding tussen de positief stimulerende en de negatief ontradende insteek. Waar meer dan de helft van de lokale besturen (55 % van de gemeenten, 69 % van de OCMW s) geen beleid voert om de consumptie van ongezonde ingrediënten te verminderen, is er wel 52 % van de gemeentebesturen die de consumptie van gezonde voedingsmiddelen bevorderen. Bij de OCMW s ligt dit lager maar nog steeds 38 % van de OCMW s werkt hieraan naar de ganse bevolking of naar specifieke bevolkingsgroepen. De positieve insteek sluit zeker aan bij de algemene aanbevelingen voor effectieve gedragsverandering in de gezonde richting. Toch kan het inzetten op omgevingsfactoren zoals het beperken van het ongezond aanbod (bijvoorbeeld door een reglementering op frisdrankautomaten) een belangrijke aanvulling van de interventiemix geven zodat meer gezondheidswinst geboekt wordt. Zeker bij kansengroepen die meer drempels voor een gezond gedrag ervaren, speelt deze aanpak een belangrijke rol. Deze preventieve aanpak blijft een groeipool, al zijn we ons bewust van de extra investering die dit vraagt t.o.v. het groeiend aantal hulpvragen in OCMW s. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 75

76 Voert (/voerde) de gemeente (de voorbije 3 jaar) een beleid bij de bevolking of specifieke bevolkingsgroepen om de consumptie van voedingsmiddelen /dranken (zoals suikersnoep of zoute of vette tussendoortjes, frisdrank, energiedranken of stimulerende dranken) te verminderen? Totaal % van antwoorden % (Gemeenten) 1 Ja % 2 Neen % 3 Weet niet % Totaal aantal respondenten: 141 0% 20% 40% 60% 80% Voert (/voerde) de gemeente (de voorbije 3 jaar) een beleid bij de bevolking of specifieke bevolkingsgroepen om de consumptie van voorkeur voedingsmiddelen /dranken (zoals algemeen evenwichtige voeding, fruit, groenten, melk, water) te bevorderen? Totaal % van antwoorden % (Gemeenten) 1 Ja % 2 Neen % 3 Weet niet % Totaal aantal respondenten: 141 0% 20% 40% 60% 80% Om dit positief stimulerende of negatief ontradende beleid uit te voeren, blijft het geven van een infosessie de meest populaire werkwijze. Bijna in 6 op 10 gemeenten en ook door 4 op 10 OCMW s wordt deze manier toegepast. Het gezonde voorbeeld geven op recepties en dergelijke, en het aanpassen van het aanbod volgen op korte afstand. Extra promotie is beperkt, maar komt hier en daar toch met eigen initiatieven zoals fruit van de week (wel voornamelijk naar eigen personeel), een project met de naam GBP bij feesten (= gezondheid, beweging, preventie) of een gezond aanbod voor organisaties. Ook hier worden bij andere weer meerdere schoolondersteunende initiatieven en andere acties naar kinderen en jongeren vermeld, dikwijls in samenwerking met het Logo (waterfonteinen op school, drinkbussen promotie, aan tafel voor 5 en 6 leerjaar, proefkampioen in de speel-o-theek, ). Bij het kleine aantal OCMW s dat deze vraag beantwoordde en dus een stimulerend of ontradend beleid voert (19), zien we gelijkaardige keuzes van de methodieken (infosessies organiseren, goede voorbeeld stellen). Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 76

77 Hoe voert (/voerde) uw gemeente (de voorbije 3 jaar) een beleid bij de bevolking om de consumptie van deze voedingsmiddelen/dranken (suikersnoep of zoute of vette tussendoortjes, frisdrank, algemeen evenwichtige voeding, fruit, groenten, melk of water) te verminderen of te bevorderen? (Gemeenten) 1 Organiseren van een infosessie over evenwichtige voeding. 2 Het aanbod beperken/bevorderen in de eigen diensten en voorzieningen (bibliotheek, sporthal, administratie). 3 Aan de hand van een prijsbeleid (De producten worden duurder of goedkoper gemaakt dan de alternatieven). 4 Op openbare gelegenheden zoals recepties het gezonde voorbeeld geven. 5 De beperking/bevordering van het aanbod opnemen in de overeenkomsten met externen (uitbating van infrastructuur; groentevervoer voor een voedselbank). 6 Extra promotie voor deze producten (vb.: voorkeur keuzes worden extra aangeduid, voedingswaarde wordt vermeld, bordje of slogan bij de voorkeur keuze) Totaal % van antwoorden % % % 0 0 % % 3 4 % 8 11 % 7 Andere strategieën: % 8 Weet niet 3 4 % Totaal aantal respondenten: 75 0% 20% 40% 60% 80% 4.3 Gezond aanbod: weinig water en nog veel frisdrankautomaten Het beschikbare aanbod van gezonde voeding en de afwezigheid van minder gezonde producten op alle plaatsen waar je in je eigen buurt of gemeente komt of verblijft, heeft een sterke impact op je (on-)gezonde leefstijl. Het lokaal bestuur kan in de beleidskeuzes voor de inrichting van die plaatsen waar ze vat op heeft, wel of niet bewust zijn gezondheidsbril hanteren. We gingen na in hoeverre dit al dan niet het geval was. De algemene score op de component gezond voedingsaanbod laat een duidelijk lagere score zien dan deze op de sensibilisatie. Mensen worden aangezet om individueel gezonde keuzes te maken, maar moeten daarbij nog dikwijls in de eigen omgeving weerstaan aan een minder gezond aanbod. Bij de gemeentebesturen (N=139) krijgen we een gemiddelde score van 1,47 op 10, met een mediaan van 1,07, een minimum 0-score en een maximum van 6,62 op 10. Voor de OCMW s (N=50) tekenen we helemaal lage scores op met een gemiddelde van 0,60, een mediaan van 0,47 bij minimum 0 en maximum 2,67 op 10. In tegenstelling tot de andere componenten vinden we voor een gezond voedingsaanbod geen significante verschillen tussen centrum- en niet-centrumsteden. Deze vaststelling geldt zowel voor gemeentebesturen als voor OCMW s. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 77

78 Aangezien niet alle gemeenten/ocmw s over dezelfde infrastructuur beschikken, werden de percentages berekend op basis van het totaal aantal respondenten, verminderd met degenen die aangaven over de betreffende dienst niet te beschikken. In vergelijking met andere settings (bijvoorbeeld onderwijs) ligt het totaal aantal voorzieningen erg laag. Geen enkel van de genoemde producten wordt in meer dan de helft van de gemeenten of OCMW s aangeboden: Gratis water (bv. met waterfontein) is het best vertegenwoordigd bij OCMW diensten (45 % volgens de gemeentebesturen, 45 % van de OCMW s voor ambulante diensten, 34 % voor residentiële diensten), bij kinderopvang (38 %) of sportinfrastructuur (31 %). In een cultureel centrum, jeugdhuis of zelfs zwembad maak je weinig kans om gratis water te vinden. Betalend water kan dan wel meer gevonden worden in de genoemde jeugdhuizen of cultuurcentra (beiden 28 %), maar ook in sportinfrastructuur (39 %) en OCMWvoorzieningen (46 % residentieel, 29 % ambulant). Drankautomaten met het klassieke aanbod van frisdrank of fruitsap vinden we dan weer meer in zwembaden (21 %), maar zeker ook in sportinfrastructuur (35 %) of OCMW s (34 % residentieel, 30 % ambulant) Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 78

79 43 % van de lokale besturen antwoordt dat er nergens in de eigen of gesubsidieerde infrastructuur warme dranken in een automaat te vinden zijn. Voor OCMW s ligt het aantal waar dat wel is hoger dan bij de besturen en benadert het de kwantiteit frisdrankautomaten: 34 % ambulant, 26 % residentieel. Melkautomaten (chocomelk, drinkyoghurt,...) vormen helemaal een uitzondering: we vonden er bij onze respondenten in totaal een 10 tal, verspreid over verschillende infrastructuren. Ook fruitautomaten kunnen nog een hele klim maken. Ook hier was slechts een tiental momenteel aanwezig in de infrastructuren van lokale besturen. Zo zien we ze gespreid over enkele bibliotheken, sportaccommodatie, OCMW diensten, kinderopvang (4!) of andere gesubsidieerde diensten. Weliswaar weinig verspreid, maar toch meer dan voorgaande voorzieningen: in niet meer dan 1 op de 10 zwembaden of sportinfrastructuur is een snackautomaat (met bijvoorbeeld chocoladereep, suikerwafels of suikersnoep) terug te vinden. Daarnaast zijn er ook enkele op andere locaties zoals in een cultureel centrum, of eentje in de kinderopvang. Meer dan één op drie gemeentebesturen en één op vier OCMW s heeft dan ook contact met externe uitbaters van automaten. Afspraken over gezonde stimulansen in het automatenaanbod, zoals dat reeds in andere sectoren meer gebeurt, zijn dan ook zeker een mogelijkheid voor lokale besturen in hun gezondheidsbeleid. 4.4 Besluiten lokaal beleid voor de promotie van evenwichtige voeding Een gezonde leefstijl en specifiek een evenwichtig voedingspatroon heeft pas impact op je gezondheid als het consequent en in alle dagelijkse leefwerelden toegepast wordt. Lokale besturen zijn best geplaatst om samen met hun inwoners en met verschillende lokale actoren kansen en stimulansen op gezonde voeding in veel van deze dagelijkse omgevingen te voorzien. We onderzochten daarom de drie basiscomponenten die deel uitmaken van een samenhangend en duurzaam lokaal beleid voor gezonde voeding: sensibilisatie, reglementering en toegankelijk aanbod. Voor elk van deze componenten werden een aantal parameters bevraagd. Op basis van deze antwoorden berekenden we voor elk van de drie componenten een componentscore, in verhouding tot de maximale inspanningen die voor die component mogelijk zijn. De combinatie van de drie componenten levert een totaalscore op voor het lokale voedingsbeleid. Daarenboven vergeleken we voor de meeste parameters de antwoorden van de gemeentebesturen met deze van de OCMW s, die doorgaans bepaald worden door de onderlinge afspraken en bevoegdheden tussen de twee lokale besturen. En ten slotte zochten we ook naar onderlinge verschillen tussen de lokale besturen naargelang hun omvang (aantal inwoners en/of oppervlakte) en naargelang hun positie. (dertien centrumsteden versus alle andere gemeenten) De totaalscore van de gemeentebesturen voor het thema voeding ligt gemiddeld net boven de score van 20 (20,62; op schaal van 0 tot 100), waarmee het zowel onder de score voor beweging (31,13) als net onder de totaalscore van tabak duikt. (22,06) Ook bij de OCMW s is de totaalscore met een gemiddelde van 11,6 lager dan beide andere thema s. (12,65 voor beweging en 16,96 voor tabak). Verklaringen kunnen uiteraard gezocht worden in de ruimere opdracht en structuur van beide besturen. Zo is de bevoegdheid voor beweging omwille van de aanwezigheid van sportdiensten doorgaans een aangelegenheid voor de Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 79

80 gemeentebesturen. OCMW s scoren gemakkelijker m.b.t. het bereiken van specifieke groepen zoals senioren of kansengroepen. De lage gemiddeldes zijn voor de meeste componenten (en dus ook voor de totaalscore) mee veroorzaakt door een groot aantal respondenten dat helemaal niet inzet op de bevraagde parameters of componenten en dus een 0-score haalt. Besturen die wel op de bevraagde parameter inzetten, halen een vrij grote spreiding in resultaten. Toch moeten we ook voor het voedingsthema besluiten dat er nog veel groei mogelijk is. De geringe investerings- en capaciteitsmogelijkheden die in de structurele vragen aan bod kwamen en waarvoor overigens (ten tijde van de bevraging) weinig positieve vooruitzichten waren voor de lokale besturen, zullen daar zeker niet vreemd aan zijn. De diversiteit tussen steden en gemeenten is uiteraard groot. De mogelijkheden, structuur en complexiteit van centrumsteden zijn moeilijk te vergelijken met deze van niet centrumsteden of gemeenten met inwoners. Het verschil op de totaalscore tussen de 13 Vlaamse centrumsteden (en Brussel) en de niet-centrum gemeenten bleek dan ook significant, zowel bij de gemeentebesturen als bij de OCMW s. De bevolkingsdichtheid of de oppervlakte van de gemeente bleken echter geen significante variabelen te zijn. Dezelfde verschillen tussen grotere en kleinere steden en gemeenten doen zich ook voor bij de componenten sensibilisatie en reglementering (dit laatste enkel voor de gemeentebesturen significant). Voor de component gezond aanbod, met algemeen lage scores, werden geen significante verschillen tussen grote en kleine gemeenten gevonden. Sensibilisatie staat meer op de lokale agenda dan bij de vorige meting in De spreiding van de scores op deze component is dan ook volledig van 0 tot 100, al zijn er toch nog 17 % van de gemeentebesturen en 11 % van de OCMW s die invullen op geen enkele manier de bevolking aan te zetten om evenwichtiger te eten. Waar de gemeentebesturen even sterk sensibiliseren naar de algemene bevolking als naar specifieke doelgroepen, spitsen de OCMW s die sensibilisatie op hun agenda zetten, zich meer toe op specifieke en vooral kwetsbare doelgroepen en op de eigen cliënten en residenten. Ouderen, mensen in armoede, gezinnen en jonge kinderen worden het vaakst als doelgroepen vermeld. Universele informatiekanalen zoals affiches en brochures hebben nog steeds de bovenhand, terwijl de kennis over het belang van een interventiemix en over doelgroepspecifiek maatwerk ondertussen toch vrij verspreid is. De eigen diensten en de eigen infrastructuur, gaande van bijvoorbeeld administratie over bibliotheken tot ambulante en residentiële diensten van het OCMW worden sterk voorzien van de stimulansen tot gezonde voeding. Veel minder wordt met externe partners samengewerkt zoals verenigingen, op evenementen of wijkgerichte organisaties. Op eigen initiatief wordt de samenwerking met scholen dikwijls aangehaald. De implementatiegraad van bekende werkvormen zoals kookworkshops, voordrachten gezonde voeding maar ook bijvoorbeeld winkeloefeningen voor gezonde aankopen ligt vrij hoog. Gelukkig zien we deze hogere deelnamepercentages ook bij de meer beleidsmatige aanpak met het project Zot van Gezond. Reglementering en beleidsmaatregelen om evenwichtige voeding te faciliteren scoort ook sterker bij de gemeentebesturen dan bij de OCMW s (2,69 t.o.v. 1,59) De centrumsteden dragen daartoe meer bij dan de niet-centrumsteden, zoals ook te verwachten valt. 1 op 2 gemeentebesturen zegt een beleid te voeren dat de consumptie van gezonde voeding stimuleert, terwijl slechts 1 op 3 een beleid voert dat ongezonde voeding vermindert. Informeren, beperken van het aanbod en het goede voorbeeld geven op openbare gelegenheden en recepties worden het meest als strategie aangewend. De algemene score op de component gezond voedingsaanbod ligt nog laag. Gezonde keuzes wordt misschien nog dikwijls enkel als een individuele verantwoordelijkheid bekeken, zonder de impact van de beschikbaarheid en aantrekkelijkheid van een ongezond aanbod te zien, Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 80

81 zeker voor mensen die in moeilijkere omstandigheden leven. Zo zien we gratis water wel opduiken in sportaccommodaties, kinderopvang of OCMW-diensten, maar in vele andere diensten zoals een cultureel centrum niet. Frisdrankautomaten zijn op vele plaatsen aanwezig. Fruit- of melkautomaten veel minder. Afspraken met de leveranciers over gezonde stimulansen in het automatenaanbod, zoals dat reeds in andere sectoren meer gebeurt, kunnen een aanvulling vormen op het reeds bestaande aanbod van gezonde voeding (zoals bijvoorbeeld sociale of dorpsrestaurants) in de gemeente! Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 81

82 5 BEWEGING Vooraf Met beweging bedoelen we alle activiteiten waarbij energieverbruik en spierwerking nodig is. Beweging kan dus plaatsvinden binnen vier verschillende contexten (zie figuur van VIGeZ ter illustratie): als actief transport (bv. wandelen naar de bakker), thuis (bv. tuinieren), op het werk/school (bv. lunchwandeling) en in de vrije tijd (bv. fietsuitstap). Beweging is dus ruimer dan sport, aangezien sport in de vrije tijd plaats heeft, een geplande beweegactiviteit is, en vaker een intensieve vorm van beweging is (Caspersen et al, 1985). De 4 bewegingscontexten, VIGeZ, 2012 Voorlichting 67 % Van de Vlaamse gemeenten en 28 % van de Vlaamse OCMW s informeren hun bevolking over het belang van voldoende beweging. Omdat doelgroepgericht communiceren meer effectief is, vroegen wij ook naar deze vorm van communicatie. Hier zegt 57 % van de Vlaamse gemeenten de afgelopen 3 jaar werk van gemaakt te hebben. Bij de OCMW s is dat 4%. Doelgroepspecifieke communicatie is er vanuit de gemeenten vooral naar ouderen (91 %), jonge kinderen (3-12 jaar) (53 %) en gezinnen (49 %). OCMW s richten zich voornamelijk naar ouderen (75 %) en naar hun eigen cliënteel (70 %). Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 82

83 Wat doet of heeft u gedaan de voorbije 3 jaar om uw inwoners aan te zetten om meer te bewegen? (meerdere antwoorden mogelijk) (gemeente) 1 Wij informeren en communiceren naar specifieke bevolkingsgroepen. 2 Wij informeren en communiceren naar de algehele bevolking omtrent beweging. 3 Wij doen mee aan acties of projecten en/of gebruiken methodieken omtrent beweging. 4 Wij zetten onze inwoners op geen enkele manier aan om meer te bewegen. Totaal % van antwoorden % % % % 5 4 % 5 Weet niet 10 7 % Totaal aantal respondenten: 138 0% 20% 40% 60% 80% Wat doet of heeft u gedaan de voorbije 3 jaar om de inwoners van uw gemeente aan te zetten om meer te bewegen? (meerdere antwoorden mogelijk) (OCMW) 1 Wij informeren en communiceren naar specifieke bevolkingsgroepen. 2 Wij informeren en communiceren naar de algehele bevolking omtrent beweging. 3 Wij doen mee aan acties of projecten en/of gebruiken methodieken omtrent beweging. 4 Wij zetten onze inwoners op geen enkele manier aan om meer te bewegen. Totaal % van antwoorden % % % % 4 9 % 5 Weet niet % Totaal aantal respondenten: 47 0% 20% 40% 60% 80% Als we de doelgroepspecifieke communicatie van de gemeente vergelijken met de bevraging uit 2009 zien we een sterke toename bij ouderen (van 54 % van 91 %) en gezinnen (van 7 % naar 49 %) (bron: indicatoren p. 439). Bij de OCMW s zien we ook een toename naar de groep ouderen (van 56 % naar 75 %) en een kleinere stijging bij de doelgroep cliënten (van 67 % naar 70 %) (bron: indicatoren p. 396). Gekeken naar de resultaten van 2012 met een gelijke kansenbril zien we dat 33 % van de gemeenten rapporteert dat zij ook nog doelgroepspecifiek communiceren naar personen in armoede en 24 % naar personen met een mentale en/of fysieke handicap. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 83

84 Naar welke specifieke bevolkingsgroepen informeerde en communiceerde u de voorbije 3 jaar over beweging? (meerdere antwoorden mogelijk) (gemeente) Totaal % van antwoorden % 1 Ouderen % 2 Mensen in armoede % 3 Allochtone gemeenschappen % 4 Gezinnen % 5 Residenten (in autonome rust- en verzorgingstehuizen, ziekenhuis, opvang, gevangenis,...) 6 Cliënten/individuele hulpvragers OCMW of andere welzijnsdiensten % % 7 Personeel bedrijven 8 10 % 8 Kinderen (3-12 jaar) % 9 Jongeren (13-18 jaar) % 10 Buurtbewoners % 11 Gehandicapten (fysisch en mentaal) % 12 Zwangere vrouwen 3 4 % 13 Andere: 0 0 % 14 Weet niet 1 1 % Totaal aantal respondenten: 78 0% 20% 40% 60% 80% Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 84

85 Naar welke specifieke bevolkingsgroepen informeerde en communiceerde u de voorbije 3 jaar over beweging? (meerdere antwoorden mogelijk) (OCMW) 1 OCMW-cliënten of bezoekers van ambulante diensten (sociale dienst, dienstencentrum, sociaal huis, sociaal restaurant,...) 2 OCMW-residenten (rust- en verzorgingstehuis / woon- en zorgcentrum, ziekenhuis, serviceflats,...) 3 Residenten buiten OCMW (autonome rusten verzorgingstehuizen, ziekenhuis, opvang, gevangenis,...) Totaal % van antwoorden % % % 1 5 % 4 Ouderen % 5 Mensen in armoede 4 20 % 6 Allochtone gemeenschappen 2 10 % 7 Gezinnen 4 20 % 8 Personeel bedrijven 0 0 % 9 Kinderen (3-12 jaar) 5 25 % 10 Jongeren (13-18 jaar) 4 20 % 11 Buurtbewoners 3 15 % 12 Gehandicapten (fysisch en mentaal) 2 10 % 13 Zwangere vrouwen 0 0 % 14 Andere: 0 0 % 15 Weet niet 0 0 % Totaal aantal respondenten: 20 0% 20% 40% 60% 80% Waarschijnlijk kan de reden waarom ouderen zo sterk benaderd worden, gevonden worden in het feit dat er ten gevolge van de vergrijzing voor hen doorheen de jaren een ruimer aanbod ontwikkeld werd en hiervoor ook Vlaamse prioriteiten en subsidies te krijgen zijn (bv. Impulssubsidies vanuit het Vlaams Actieplan voeding en beweging , beleidsprioriteiten sport ) (zie ook verder). Informeren over het belang van voldoende beweging gebeurt naar analogie met het thema voeding vooral in het gemeentehuis of administratief centrum (87 %) en in de gemeentelijke sportinfrastructuur (82 %). Verder blijkt ook de bibliotheek (66 %) een plaats waar informatie over beweging terug te vinden is. Voor de OCMW s zijn het vooral die plaatsen waar men aan ambulante (80 %) en residentiële dienstverlening (44 %) doet. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 85

86 Het is niet verwonderlijk dat de sportinfrastructuur een plaats is waar vaak over beweging gecommuniceerd wordt. Veel gemeenten beschikken over eigen sportinfrastructuur (binnen en buiten) (zie verder) en wordt in het gangbare discours beweging vaak in een adem genoemd met sport. Toch is beweging ruimer dan alleen maar sport. Men kan ook bewegen in thuiscontext, op het werk en bij verplaatsingen. Bovendien maakt de inactieve bevolking ook minder gebruik van sportinfrastructuur. Daarom zou het kosteneffectiever zijn dat het aantal publieke en private plaatsen waar men over beweging communiceert en waar vooral de inactieve bevolking aanwezig is, in de toekomst uitbreidt (bv. motiverende slogans op gemeentelijke parkings, in culturele centra, jeugdhuizen). Toch zegt nog 4 % van de Vlaamse gemeenten op geen enkele manier hun inwoners te informeren over of acties op te zetten rond beweging. En dat nog 9% van de OCMW s op geen enkele manier hun cliënten aanzet tot meer beweging is verontrustend omdat deze cliënten vaak kansengroepen zijn die in vergelijking met de algemene bevolking net de meeste gezondheidswinst kunnen boeken door meer te bewegen. Hier is dus duidelijk nog verbetering mogelijk. De kadermethodiek Gezonde Gemeente waar communicatie een van de succescomponenten is, alsook laagdrempelige sensibiliserende projecten zoals stappen, kunnen hierbij zeker helpen. Als we kijken naar de globale componentscore voor wat betreft voorlichting (informeren en sensibiliseren) krijgen we onderstaande figuren (gemeente & OCMW). De gemiddelde scores (op een schaal van 0 tot 10) zijn respectievelijk 3,06 en 1,54. De mediaanscores zijn: 3,13 en 0,28. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 86

87 Deze scores kunnen met volgende argumenten verklaard worden: De 31 gemeenten (23 %) helemaal links op de grafiek halen de score duidelijk naar beneden. Daarvan hebben 5 gemeenten de inwoners op geen enkele manier aangezet om meer te bewegen, 10 gemeenten de antwoordcategorie weet niet ingevuld en hebben 16 gemeenten noch de algemene bevolking noch de specifieke doelgroepen geïnformeerd. Nog geen 6 op 10 gemeenten (57 %) communiceren doelgroepspecifiek. Er wordt wel gecommuniceerd, maar voornamelijk in gemeentehuis en sportinfrastructuur. Om inactieven te bereiken is een ruimer en meer gericht (i.f.v. inactieven) pallet aan publieke plaatsen nodig om het bereik en de effectiviteit van communicatie te optimaliseren. De reden dat de OCMW-score minder goed is dan deze van de gemeenten kan gezocht worden in het feit dat bewegingspromotie meestal tot de opdrachten van de gemeente gerekend wordt. Dat OCMW s hierin ook een taak opnemen is nieuw en dus nog in volle ontwikkeling, maar wel aangewezen. Opnieuw zien we een significant verschil tussen centrumsteden en niet-centrumsteden en dit zowel voor de gemeentebesturen als voor de OCMW-besturen. Zie onderstaande figuren: Gemeenten OCMW s Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 87

88 Aanbod Naast het informeren, zet 60 % van de Vlaamse gemeenten en 34 % van de Vlaamse OCMW s ook eigen acties op of nemen zij deel aan bestaande acties en projecten omtrent beweging (zie tabel in vorig hoofdstuk 'Wat doet of heeft u gedaan de voorbije 3 jaar om uw inwoners aan te zetten om meer te bewegen?') Net zoals bij de bevraging in 2009 (bron: indicatorenrapport 2009 p. 437) zijn de meest populaire methodieken bij gemeenten stappen (of een variant hierop) (80 % in 2013) en diverse start-to-formules (73 % in 2013). De lijst van acties of methodieken die door meer dan de helft van de gemeenten worden toegepast, wordt in 2013 aangevuld met: Sportkampen (73 %) Het inzetten van stappentellers (70 %) Mobiliteitsprojecten (bv. Met belgerinkel naar de winkel ) (60 %) Sportelen (56 %) Fit in je hoofd (50 %) Een gelijkaardig beeld krijgen we bij de Vlaamse OCMW s (met de nodige voorzichtigheid te interpreteren aangezien er slechts 16 respondenten waren bij deze vraag). Deze opsomming geeft alvast aan dat beweging in veel gemeenten ruimer getrokken wordt dan sport alleen, wat een lovenswaardige bevinding is met het oog op het aanbieden van laagdrempelige initiatieven en het bereiken van de inactieve bevolking. Fit in je hoofd is dan weer een mooi voorbeeld van het koppelen van beweging aan andere gezondheidsthema s. 50% van de gemeenten en 44 % van de OCMW s zegt deze methodiek voor geestelijke gezondheidsbevordering ook in te zetten voor het promoten van fysieke gezondheid. Een ander voorbeeld van themaoverschrijdende koppeling (voeding & beweging) is de methodiek Zot van Gezond. Daaraan zegt 34 % van de Vlaamse Gemeenten deel te nemen. We vertellen er wel bij dat deze methodiek er enkel was voor kleine gemeenten met minder dan inwoners. De kadermethodiek Gezonde Gemeente ( die bij het afnemen van deze bevraging nog niet voorhanden was maar bij het schrijven van dit rapport al in 243 Vlaamse gemeenten gebruikt wordt, schuift het verbinden van gezondheidsthema s naar voor als een van de succescomponenten voor lokaal gezondheidsbeleid. Het beleid van organisaties binnen een lokale gemeenschap is immers niet altijd opgedeeld in thema s en vraagt dus een meer integrale benadering. Beweging heeft bovendien invloed op andere gezondheidsthema s (en omgekeerd), zoals een betere mentale gezondheid of milieu. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 88

89 Aan welke acties of projecten doet (/deed) u mee of welk methodieken gebruikt(e) u (de voorbije 3 jaar) om uw inwoners aan te zetten om meer te bewegen? (meerdere antwoorden mogelijk) Tot aal % van antwoorden % (gemeente) stappen en varianten (vb.: Ik stap het af, Kortrijk beweegt, ) % 2 De actieve voedingsdriehoek (VIGeZ) % 3 Start to- (run, bike, swim, aquagym, ) % 4 Gezondheidswandelingen % 5 BOEBS (Blijf Op Eigen Benen Staan) (VIGeZ) % 6 Mobiliteitsprojecten (vb.: Met belgerinkel naar de winkel, Ik Kyoto ) 7 Stap je sterk (Socialistische Mutualiteiten) / Elke stap telt! (Okra) % 7 9 % 8 Sportacademie % 9 Sportkampen % 10 Buurtwerking ter promotie van beweging % 11 Sportelen % 12 Gezondheidsrally 9 11 % 13 Tai chi % 14 Stappenteller % 15 De Gordel % 16 Fit in je hoofd % 17 Nordic walking % 18 Galm 4 5 % 19 Move XL 5 6 % 20 Gezond Scoort 2 2 % 21 Zot van Gezond (VIGeZ) % 22 Aan Tafel! (varianten: Gezond bordje sport) (CM) 6 7 % 23 (Gezonde) Week van de Smaak % 24 Slimme Zet! Gezonde voeding en beweging (Logo Brussel) 1 1 % 25 Hartelijke buurt 2 2 % 26 Andere: 3 4 % 27 Weet niet 1 1 % Totaal aantal respondenten: 82 0% 20% 40% 60% 80% Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 89

90 Aan welke acties of projecten doet (/deed) u mee of welk methodieken gebruikt(e) u (de voorbije 3 jaar) om uw inwoners aan te zetten om meer te bewegen? (meerdere antwoorden mogelijk) (OCMW) stappen en varianten (vb.: Ik stap het af, Kortrijk beweegt, ) Totaal % van antwoorden % % 2 De actieve voedingsdriehoek (VIGeZ) 3 19 % 3 Start to- (run, bike, swim, aquagym, ) 7 44 % 4 Gezondheidswandelingen 6 38 % 5 BOEBS (Blijf Op Eigen Benen Staan) (VIGeZ) 6 Mobiliteitsprojecten (vb.: Met belgerinkel naar de winkel, Ik Kyoto ) 7 Stap je sterk (Socialistische Mutualiteiten) / Elke stap telt! (Okra) 4 25 % % 1 6 % 8 Sportkampen 5 31 % 9 Sportelen 2 12 % 10 Tai chi 7 44 % 11 Stappenteller 8 50 % 12 Fit in je hoofd 7 44 % 13 Nordic walking 1 6 % 14 Gezond Scoort 1 6 % 15 Zot van Gezond (VIGeZ) 4 25 % 16 (Gezonde) Week van de Smaak 4 25 % 17 Beweeg je gezond (Logo regio Genk, Logo regio Hasselt) 1 6 % 18 Hartelijke buurt 1 6 % 19 Andere: 5 31 % Totaal aantal respondenten: 16 0% 20% 40% 60% 80% Als we kijken naar welke bewegingsfaciliteiten er in de Vlaamse gemeenten aanwezig zijn, dan zien dat in minstens 9 op de 10 van de Vlaamse gemeenten er zowel een speelplein, sporthal of sportloods, een openbaar park en een openbaar sportveld aanwezig is. In 72 % van de Vlaamse gemeenten kunnen we ook terecht op een openbare looppiste. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 90

91 Openbare zwembaden vinden we in mindere mate terug: op basis van de antwoorden is dit het geval in 44 % van de Vlaamse Gemeenten. De variëteit van voorzieningen is dus duidelijk divers. We kunnen echter, met de huidige bevraging, geen uitspraak doen over de grootte van deze faciliteiten noch over de kwaliteit ervan. Om een meer volledige indruk te verkrijgen van bewegingsbevorderende faciliteiten in de publieke ruimte werden ook de oppervlakte en spreiding van openbaar groen, het aantal kilometer straten met voet- en fietspaden, en voetgangersvoorzieningen met statuten van woonerf en voetgangerszone bevraagd. De responsgraad op deze vragen was echter te laag (6 % tot 30 %) omwille van het feit dat deze informatie lokaal niet echt gecentraliseerd of ontsloten is, waardoor betrouwbare besluiten niet mogelijk zijn voor deze specifieke faciliteiten. Geef aan of volgende faciliteiten/infrastructuur voor beweging in de vrije tijd aanwezig zijn in de gemeente (meerdere antwoorden mogelijk) (gemeente) Totaal % van antwoorden % 1 Speelplein/ -terrein % 2 Park(je) openbaar % 3 Sporthal / sportloods openbaar % 4 Zwembad openbaar % 5 Looppiste openbaar % 6 Sportvelden openbaar (basket, voetbal, ) % 7 Andere: 10 7 % 8 Er zijn geen faciliteiten/infrastructuur voor beweging in de vrije tijd aanwezig in de gemeente. 0 0 % Totaal aantal respondenten: 135 0% 20% 40% 60% 80% Om inzichten te verschaffen in de bereikbaarheid van deze faciliteiten/infrastructuur werden bij deze editie van de indicatorenmeting bijkomende analyses verricht. Bereikbaarheid werd beoordeeld op basis van de combinatie van 2 bepalende indicatoren: (1) het aantal faciliteiten voor een vast aantal inwoners; per inwoners, met uitzondering van speelpleinen: per jarige inwoners (zie tabel) (2) het aantal faciliteiten binnen eenzelfde oppervlakte (per 10 km 2 ) 4. 4 Ter info: De mediaangrootte van het aantal inwoners in Vlaanderen is: De mediaanoppervlakte van de Vlaamse gemeenten is: 37,81km². De mediaanbevolkingsdichtheid in Vlaanderen is: 352,57 inw/km². Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 91

92 Op basis van beide variabelen werd vervolgens een combiscore (op een schaal van 0 tot 2) toegekend aan bereikbaarheid van faciliteiten. Dit laat bovendien toe om evoluties in deze bereikbaarheid te monitoren bij de volgende indicatorenmetingen (de huidige meting kan dus gezien worden als een nulmeting). Ten slotte wijzen we erop dat dit echter nog geen sluitende inzichten toelaat in de exacte spreiding en capaciteit van deze faciliteiten. (1) Aantal faciliteiten per inwoners (mediaan) Faciliteit alle respondentgemeenten gemeenten met <200 inw/km² gemeenten met inw/km² gemeenten met inw/km² gemeenten met >600 inw/km² PARK(JE) 1,56 1,58 1,41 1,90 1,56 SPORTHAL 1,07 1,37 1,44 1,02 0,83 ZWEMBAD 0,43 0,55 0,49 0,31 0,37 LOOPPISTE 0,77 1,07 0,91 0,69 0,56 SPORTVELD 2,38 4,85 2,52 1,83 1,46 (1) Aantal faciliteiten per jarige inwoners (mediaan) alle respondentgemeenten gemeenten met <200 inw/km² gemeenten met inw/km² gemeenten met inw/km² gemeenten met >600 inw/km² SPEELPLEIN 2,42 3,90 1,99 2,45 2,09 (2) Aantal faciliteiten per 10 km 2 Faciliteit alle respondentgemeenten gemeenten met <200 inw/km² gemeenten met inw/km² gemeenten met inw/km² gemeenten met >600 inw/km² PARK(JE) 0,83 0,24 0,42 0,98 1,45 SPORTHAL 0,54 0,22 0,44 0,54 0,88 ZWEMBAD 0,25 0,08 0,16 0,16 0,44 LOOPPISTE 0,29 0,18 0,26 0,33 0,50 SPORTVELD 0,88 0,67 0,72 1,02 2,12 SPEELPLEIN 1,73 0,84 1,20 2,59 5,28 We stellen een trend vast dat in dunbevolkte (minder verstedelijkte) gemeenten er relatief meer sporthallen, zwembaden, looppistes en sportvelden zijn per inwoners zijn dan in dichtbevolkte gemeenten. Bij de tweede indicator van bereikbaarheid - het aantal faciliteiten per 10km² - is er een omgekeerde tendens voor deze faciliteiten: hoe hoger de bevolkingsdichtheid (verstedelijking), hoe meer parkjes, sporthallen, zwembaden, looppistes en sportvelden per 10km². In meer dichtbevolkte gemeenten zijn ook meer speelpleinen beschikbaar, per 10 km². Dit kan te maken hebben met het feit dat minder (speel)groen aanwezig is in deze gemeenten, Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 92

93 waardoor het aangewezen is om meer niet-natuurlijke speelruimtes te creëren voor kinderen en jongeren. (3) Combiscore (mediaan; min. 0, max. 2) Faciliteit alle respondentgemeenten gemeenten met <200 inw/km² gemeenten met inw/km² gemeenten met inw/km² gemeenten met >600 inw/km² PARK(JE) 1 0,5 0,5 1 1,5 SPORTHAL 1 0, ZWEMBAD 1 0,75 0,5 0 1 LOOPPISTE 1 0, ,5 SPORTVELD 1 1, SPEELPLEIN ,5 Wanneer we kijken naar de gecreëerde combiscore, zien we enkel bij de scores voor park(je) een significant verschil tussen de gemeenten met een verschillende bevolkingsdichtheid. Hierbij scoren dichtbevolkte gemeenten hoger. Dit kan te maken hebben met het feit dat hier minder natuurlijk groen aanwezig is, waardoor het aangewezen is zelf parken te gaan creëren. We vroegen aan de Vlaamse gemeenten ten slotte welke extra initiatieven voor bewegingspromotie de afgelopen drie jaar nog extra genomen werden om beweging te stimuleren. Hier zien we dat niet-competitieve initiatielessen voor volwassenen (59 %) en ouderen (51 %) bij een groot aandeel voorkomen. Maar met stip op één staat de speelpleinwerking. 79 % van de gemeenten ziet de speelpleinwerking als een vehikel om beweging extra te promoten. Ongeveer 1 op 5 gemeenten rapporteerde ook de verhuur van fietsen (22 %) en het investeren in veilige en goed verlichte fietsstallingen (19 %). Bij de OCMW s zien we dat het aanmoedigen van het trapgebruik (23 %) en het promoten van de speelpleinwerking (23 %) het meest voorkomend zijn. Er zijn ook een aantal opmerkelijke groeimogelijkheden die effectief zijn om beweging te bevorderen, maar nog niet breed worden toegepast. In lijn met de vaststelling dat de dienst Ruimtelijke Ordening slechts in 8 % (zie hoofdstuk 1) van de gevallen rekening houdt met gezondheid zien we dat in slechts 3 % van de gemeenten het centrum verkeersvrij gemaakt werd. Andere effectieve groeipolen zijn de inrichting van publieke ruimte in functie van spelen (speelweefsel) (7 %), bewegingspromotie via volkstuinen (11 %), en recreatieve initiatielessen op maat van specifieke doelgroepen (21 %). Zelfs voor de meest kosteneffectieve strategie van promotie van trapgebruik in openbare gebouwen blijkt er nog een substantiële marge bij de gemeenten (22 %) en OCMW s (23 %). Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 93

94 Welke initiatieven werden de voorbije 3 jaar genomen om beweging EXTRA te stimuleren bij de bewoners? (meerdere antwoorden mogelijk) (gemeente) 1 Er worden geen initiatieven genomen om beweging extra te stimuleren bij de bewoners. Totaal % van antwoorden % 10 7 % 2 Veilige en goed verlichte fietsstallingen % 3 Verhuur van fietsen % 4 Aanmoedigen trapgebruik in gebouwen van gemeentelijke diensten 5 Niet-competitieve initiatielessen voor volwassenen (ingericht door de gemeente zelf) 6 Niet-competitieve initiatielessen voor ouderen (ingericht door de gemeente zelf) 7 Niet-competitieve initiatielessen voor andere doelgroepen (bijv.: mensen in armoede, gehandicapten, allochtonen, ) (ingericht door de gemeente zelf) % % % % 8 Persoonlijke fitheidstesting % 9 Korting op abonnement in sportcentra % 10 Speelweefsel 10 7 % 11 Speelpleinwerking % 12 Volkstuintjes gericht op tuinieren % 13 Verkeersvrij centrum (ook indien reeds langer dan 3 jaar van toepassing) 4 3 % 14 Andere: 12 9 % 15 Weet niet 7 5 % Totaal aantal respondenten: 134 0% 20% 40% 60% 80% Wanneer we de globale score voor de component Aanbod beschouwen, dan krijgen we volgende verdelingen. De gemiddelde scores (op schaal van 0 tot 10) voor gemeenten en OCMW s zijn respectievelijk 4,04 en 1,44. De mediaanscores zijn respectievelijk 3,90 en 0,71. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 94

95 Gemeente OCMW In vergelijking met de component voorlichting krijgen we hier een toch al iets positiever beeld voor de gemeenten. Dit komt door het gevarieerde aanbod dat gemeenten hebben voor bewegingspromotie, zoals beschreven hierboven. Net zoals als bij de componentscore voor voorlichting speelt voor de componentscore van aanbod ook de grootte van de gemeente een belangrijke rol: centrumsteden scoren gemiddeld hoger dan andere gemeenten. De gemiddelden zijn respectievelijk 6,38 en 3,91. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 95

96 Reglementering De meest voorkomende financiële incentive van Vlaamse gemeenten om hun bevolking aan te zetten tot meer beweging is het geven van subsidies aan sportclubs om hun recreatief aanbod te ondersteunen (32 %). Verder zijn er ook specifieke subsidies voor het ontwikkelen van een beweegprogramma voor ouderen (21 %) en subsidies voor het organiseren van naschoolse sport (13 %). We kunnen dus zeggen dat bewegingspromotie niet alleen doelgroepspecifiek gecommuniceerd wordt maar ook doelgroepspecifiek georganiseerd wordt in de Vlaamse gemeenten. Het valt ook op dat 36 % van de respondenten niet op de hoogte is van welke subsidiekanalen er worden voorzien binnen de eigen gemeente. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 96

97 Voor welke van volgende structurele maatregelen ter promotie van beweging heeft de gemeente de voorbije 3 jaar subsidies voorzien? (meerdere antwoorden mogelijk) 1 De gemeente heeft de voorbije 3 jaar geen subsidies voorzien voor structurele maatregelen ter promotie van beweging. 2 Subsidies voor het stimuleren van een recreatief aanbod in sportclubs (geen competitieformules) 3 Subsidies voor de organisatie van bewegingsprogramma s in socio-culturele verenigingen 4 Subsidies voor de organisatie van bewegingsprogramma's in jeugdwerk. 5 Subsidies voor de organisatie van bewegingsprogramma s in bedrijven 6 Subsidies voor de organisatie van naschoolse sport en beweging 7 Subsidies voor actieve verplaatsing van kinderen naar/van school (bv. wandel en fietspoolen) 8 Subsidies voor de organisatie van bewegingsprogramma s voor mensen in armoede 9 Subsidies voor de organisatie van bewegingsprogramma s voor gehandicapten 10 Subsidies voor de organisatie van bewegingsprogramma s voor ouderen Totaal % van antwoorden % % % % 12 9 % 0 0 % % 4 3 % 12 9 % 12 9 % % 11 Andere: 4 3 % 12 Weet niet % Totaal aantal respondenten: 137 0% 20% 40% 60% 80% Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 97

98 Voor welke van volgende structurele maatregelen ter promotie van beweging heeft het OCMW de voorbije 3 jaar subsidies voorzien? (meerdere antwoorden mogelijk) 1 Het OCMW heeft de voorbije 3 jaar geen subsidies voorzien voor structurele maatregelen ter promotie van beweging. 2 Subsidies voor het stimuleren van een recreatief aanbod in sportclubs (geen competitieformules) 3 Subsidies voor de organisatie van bewegingsprogramma s in socio-culturele verenigingen 4 Subsidies voor de organisatie van bewegingsprogramma's in jeugdwerk 5 Subsidies voor de organisatie van naschoolse sport en beweging 6 Subsidies voor de organisatie van bewegingsprogramma s voor mensen in armoede 7 Subsidies voor de organisatie van bewegingsprogramma s voor gehandicapten 8 Subsidies voor de organisatie van bewegingsprogramma s voor ouderen 9 Subsidies voor de organisatie van bewegingsprogramma s voor allochtone gemeenschappen Totaal % van antwoorden % % 5 11 % 4 9 % 2 4 % 2 4 % 3 6 % 1 2 % 3 6 % 1 2 % 10 Andere: 4 9 % 11 Weet niet % Totaal aantal respondenten: 47 0% 20% 40% 60% 80% Een serieus verbeterpunt is dat 51 % van de respondenten van de Vlaamse OCMW s zegt geen subsidies te verstrekken om beweging structureel te promoten en dat slechts 6 % subsidies geeft voor het organiseren van beweegprogramma s voor ouderen. Financiële drempels vormen nochtans een belemmering bij kansengroepen om deel te nemen aan het recreatieve sportgebeuren in de gemeente. Bij de gemeenten antwoordt 19 % dat zij geen subsidies verstrekken voor het structureel ondersteunen van beweegpromotie. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 98

99 Wanneer we kijken naar de componentscore, zien we volgende beelden: De gemiddelde scores voor gemeenten en OCMW s zijn respectievelijk 1,13 en 0,58. De mediaanscores zijn 0,00 en 0,00. De piek aan de linkerzijde en dus de negatieve scores enerzijds te wijten aan de veel weet niet antwoorden (49) en anderzijds de verschillende gemeenten (26) die geen subsidies verstrekken. Voor deze component konden we geen significante verschillen vaststellen tussen centrumsteden en niet-centrumsteden. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 99

100 ALGEMEEN BESLUIT Over alle strategieën bekeken scoren gemeenten beter dan OCMW s. Dit hoeft ons niet te verwonderen daar beweegpromotie traditioneel tot het domein van de gemeente, een gemeentelijke vzw of een autonoom gemeentebedrijf behoort. Meestal zien we dat deze opdracht uitgevoerd wordt door de gemeentelijke diensten die raakvlakken hebben met de bewegingscontexten: gezondheidsdiensten (beweging algemeen), sportdiensten die ressorteert onder het beleidsdomein vrije tijd (beweging in vrije tijd), mobiliteitsdienst (actieve verplaatsing). Dat OCMW s echter ook aandacht beginnen te hebben voor bewegingspromotie kunnen we alleen maar toejuichen, alsook de initiatieven die inzetten op het verlagen van de drempels tot dagelijks bewegen (bv stappen of de start-to-formules). Meer aandacht mag nog gaan naar doelgroepspecifieke bewegingsbeleid in functie van het verkleinen van de gezondheidskloof (sensibiliseren, acties zoals initiatielessen op maat, en gerichte subsidies). Ook ingrepen in de publieke ruimte dienen nog meer expliciet overwogen te worden als bouwsteen van het lokale beweegbeleid. Samenwerking en kennisuitwisseling tussen o.a. de diensten Ruimtelijke Ordening, Gezondheid en Mobiliteit is hierbij belangrijk. Als onderdeel van een integrale aanpak van bewegingspromotie verdienen ten slotte ook kosteneffectieve acties meer aandacht, zoals het promoten van de trap, acties voor voetgangers en fietsers (autovrije zones, uitleensystemen, overdekte stallingen,.) De belangrijkste vaststelling is opnieuw dat centrumsteden significant betere scores halen dan niet centrumsteden. Hetzelfde geldt voor de scores van OCMW s. Dit beeld herhaalt zich voor alle gezondheidsthema s en kwam ook al duidelijk naar voren in hoofdstuk 1. Wanneer een stad over meer bestuurskracht, (coördinatie)capaciteit en partners beschikt, resulteert dit bijna automatisch in een grotere, meer diverse en sterker onderbouwde acties, projecten, subsidiestromen en voorzieningen. Vanuit de optiek dat bewegen gebeurt in verschillende contexten, is dit thema dan ook sterk gebaat bij een goed uitgebouwde intersectorale samenwerking. Als de grootste centrumsteden voor deze succescomponent gemiddeld 5,58 (op schaal van 0 tot 10) scoren en de anderen gemiddeld tussen de 2,05 en 3,16 (zie hoofdstuk 1) is het verband snel gelegd. Hiermee stofferen we ongewild mee de actuele discussie over lokale schaaloptimalisatie en bestuurskracht. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 100

101 6 TABAKSPREVENTIE EN ROOKSTOP OCMW s en gemeentebesturen komen veelvuldig in contact met de bewoners en bezoekers van de gemeente via de eigen dienstverlening en infrastructuur zoals in het woon- en zorgcentrum, de sporthal, het cultureel centrum, de bilbliotheek of het dienstencentrum. Maar ook via alle andere ontmoetingsplaatsen (verenigingen, horeca, ) kan het gemeentebestuur door reglementering en sensibilisatie impact hebben op de sociale norm en het gedrag m.b.t. roken. We bevroegen in welke mate de lokale besturen de bevolking of specifieke groepen sensibiliseren om niet te beginnen roken of om passief meeroken te voorkomen. Daarnaast komt de toepassing en het toezicht op de rookreglementering aan bod. En ten slotte wilden we ook graag weten of en hoe besturen initiatief nemen om rookstop aan te bieden of te promoten. Wanneer we naar een totaalscore op al deze onderdelen voor tabak kijken, zien we dezelfde verhoudingen in vergelijking met andere gezondheidsthema s als in Tabak is globaal minder uitgebouwd dan bewegingsbevordering, maar scoort nog net sterker dan de promotie van evenwichtige voeding. Vooral (het toezicht op) de uitgewerkte rookreglementeringen, zoals die ook door de federale wetgeving voorzien zijn, blijken verantwoordelijk voor de totaalscore op tabakspreventie. De hulpverlening en rookstopondersteuning scoren op zich het laagst. In vergelijking met het thema alcohol en drugs, dat in deze bevraging voor het eerst werd toegevoegd, zien we een vergelijkbare totaalscore, die bij alcohol en drugs echter veel minder door reglementering en sensibilisatie wordt verklaard, maar wel door de voorziene hulpverlening. De totaalscore voor tabakspreventie en rookstop bij de gemeentebesturen (N= 131) haalt een gemiddelde van 22,06 met een mediaan van 21,14 bij een spreiding tussen minimum van 0 en maximum van 54,70 (op schaal van 0 tot 100). Ook hier is dus nog veel groeiruimte voor een optimaal tabaksbeleid. Bij de OCMW s ligt de algemene outcome lager: met een gemiddelde van 16,96, een mediaan van 14,66 en een maximumscore van 44,32. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 101

102 Anders dan bij de andere thema s, zijn er voor het thema tabak weinig significante verschillen te vinden in het tabaksbeleid naargelang het aantal inwoners, de omvang of de ligging van de gemeente. Enkel voor de component hulpverlening (motiveren tot en ondersteunen van rookstopaanbod) zien we dat de centrumsteden significant beter scoren dan de overige gemeenten. 6.1 Niet beginnen met roken, niet meeroken: sensibilisatie De sensibilisatie om niet te beginnen roken of niet passief mee te roken levert ons over de verschillende vragen heen bij 131 gemeentebesturen een gemiddelde score van 2,51 op met een mediaan van 2,48 en een spreiding tussen minimum van 0 en maximum van 6,55 (op een schaal van 0 tot 10). Ondanks de verspreide kennis over de gezondheidsrisico s van roken, liggen deze scores vrij laag, waarvoor we geen passende verklaring hebben. Tenzij de beperkte middelen die lokale besturen voor gezondheidsbevordering ter beschikking hebben. Verdere bevraging of onderzoek is hiervoor aangewezen. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 102

103 Bij de OCMW s (N=46) is dit een gemiddelde van 1,47, een mediaan van 1,19 en een minimum van 0 en maximum van 4,40 (op schaal van 0 tot 10). Specifieker bevroegen we vooreerst de plaatsen in de gemeente waar informatie en communicatie over roken plaatsvindt. We zien een klassiek beeld, met vooral in de eigen diensten zoals gemeentehuis, OCMW, administratie en bibliotheek, maar toch ook in andere organisaties zoals een jeugdhuis of via de lokale sportomgeving. Of op deze plaatsen wel of niet meer gebeurt dan folders verspreiden, kunnen we uit deze vraag niet opmaken. 1 op 5 gemeentebesturen geeft aan dat ze geen info verspreiden over roken. Dit is toch vrij veel, al weten we natuurlijk dat enkel informatie onvoldoende is. Andere, zelf te benoemen plaatsen worden weinig vermeld, wat aansluit bij de globaal lage scores. Scholen kwamen hier nog het sterkst naar voor. Op welke plaatsen informeerde en communiceerde u de voorbije 3 jaar naar de algehele bevolking of naar specifieke bevolkingsgroepen omtrent tabakspreventie? Totaal % van antwoorden % (Gemeente) 1 Wij informeren en communiceren niet naar de algehele bevolking of naar specifieke bevolkingsgroepen omtrent tabakspreventie % 2 Gemeentehuis / administratieve diensten % 3 Bibliotheek % 4 Andere culturele diensten % 5 Sportinfrastructuur % 6 OCMW-diensten % 7 Andere openbare diensten % 8 Bij andere organisaties (vb.: jeugdhuis, ) % 9 Evenementen 11 8 % 10 Andere: % 11 Weet niet % Totaal aantal respondenten: 134 0% 20% 40% 60% 80% Complementair aan de locaties richtten we onze aandacht op de beoogde doelgroepen. Terecht leggen lokale besturen, naast hun inspanningen naar de hele bevolking, ook de nadruk op jongeren (13-18 jaar) wat betreft het voorkomen van roken. Preventie en sensibilisatie op maat van maatschappelijk kwetsbare groepen, waar de problematiek nochtans sterker aanwezig is, zien we echter veel minder. 75 % Van de Vlaamse gemeenten informeerde de afgelopen 3 jaar de globale bevolking over roken. In vergelijking met 2009 is dit een toch wel te vermelden stijging met 36 % (2009: Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 103

104 39 % naar algemene bevolking). Nog eens 24 % van de Vlaamse gemeenten richt zich in het bijzonder naar jongeren tussen 13 en 18 jaar. OCMW s richten zich vooral naar hun cliënteel in de ambulante diensten (36 %). 32 % Van de Vlaamse OCMW s gaf echter aan de afgelopen 3 jaar geen informatie verspreid te hebben over roken. Dat is een hoog cijfer. De algemene bevolking werd aangeduid door minder dan 1 op 4 OCMW s, terwijl mensen in armoede op 13 % uitkomt en allochtone gemeenschappen, waarvan sommige met veel meer rokers dan de gemiddelde bevolking, slechts op 6 %. Gezien de opdracht van OCMW s zouden we hier graag meer initiatieven zien. Ondanks de gevoelige materie bij kwetsbare groepen is er immers ook voor roken een aanpak mogelijk die op maat en vooral empowerend werkt. Voor de groep die het meest risico loopt op beginnen roken, namelijk jongeren, zien we slechts 2 % OCMW s met specifieke aandacht hiervoor. Sensibilisatie voor jongeren uit kwetsbare groepen bevroegen we dan zelfs nog niet. Naar welke specifieke bevolkingsgroepen toe wordt (/werd) er informatie /sensibilisering georganiseerd (de voorbije 3 jaar) omtrent tabakspreventie? Totaal % van antwoorden % (Gemeente) 1 Algemene bevolking % 2 Ouderen 4 4 % 3 Mensen in armoede % 4 Allochtone gemeenschappen 3 3 % 5 Gezinnen 13 6 Residenten (in autonome rust- en verzorgingstehuizen, ziekenhuis, opvang, gevangenis,...) 7 Cliënten/individuele hulpvragers OCMW of andere welzijnsdiensten 12 % 1 1 % 8 Personeel bedrijven 2 2 % % 9 Kinderen (3-12 jaar) Jongeren (13-18 jaar) % 24 % 11 Buurtbewoners 1 1 % 12 Gehandicapten (fysisch en mentaal) 0 0 % 13 Zwangere vrouwen 6 6 % 14 Andere: 1 1 % 15 Weet niet % Totaal aantal respondenten: 105 0% 20% 40% 60% 80% Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 104

105 Naar welke specifieke bevolkingsgroepen toe wordt (/werd) er informatie /sensibilisering georganiseerd (de voorbije 3 jaar) omtrent tabakspreventie? Totaal % van antwoorden % (OCMW s) 1 Er werd de voorbije 3 jaar geen informatie/sensibilisering georganiseerd omtrent tabakspreventie. 2 OCMW-cliënten of bezoekers van ambulante diensten (sociale dienst, dienstencentrum, sociaal huis, sociaal restaurant,...) 3 OCMW-residenten (rust- en verzorgingstehuizen / woon- en zorgcentrum, ziekenhuis, serviceflats,...) 4 Residenten buiten OCMW (autonome rust- en verzorgingstehuizen, ziekenhuis, opvang, gevangenis,...) % % 6 13 % 0 0 % 5 Ouderen 2 4 % 6 Mensen in armoede 6 13 % 7 Allochtone gemeenschappen 3 6 % 8 Gezinnen 3 6 % 9 Personeel bedrijven 1 2 % 10 Kinderen (3-12 jaar) 2 4 % 11 Jongeren (13-18 jaar) 1 2 % 12 Buurtbewoners 1 2 % 13 Gehandicapten (fysisch en mentaal) 1 2 % 14 Zwangere vrouwen 1 2 % 15 Algemene bevolking % 16 Andere: 1 2 % 17 Weet niet 7 15 % Totaal aantal respondenten: 47 0% 20% 40% 60% 80% Niet beginnen roken is één, niet meeroken met anderen (of passief roken) is echter een andere zaak. De gezondheidsrisico s van beiden liggen immers dicht bij elkaar. Er stellen zich echter andere vormen van gedrag en dus is er ook een andere manier van sensibilisatie nodig om het passief roken te verminderen. Ook de kennis van de risico s is minder algemeen verspreid. We bevroegen daarom ook specifiek de sensibilisatie voor passief roken. Met 45 % respondenten bij de gemeentebesturen (53 % OCMW s) die antwoorden hier geen specifieke Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 105

106 info over te verspreiden, zitten we dan ook aan een hoog percentage. Zeker wanneer we de 30 % weet niet -antwoorden (34 % bij OCMW s) in beschouwing nemen. Vrije tijdsvoorzieningen, jeugdwerk, kinderopvang of gezinnen: we haalden maar enkele settings naar voor waar deze sensibilisatie veel meer kan uitgewerkt worden dan bij de ongeveer 1 op 10 gemeenten die we nu zien. Bij welke doelgroepen wordt (/werd) er (de voorbije 3 jaar) informering /sensibilisering georganiseerd door de gemeente rond passief roken in de gemeente? Totaal % van antwoorden % (Gemeenten) 1 Er wordt geen informering/sensibilisering georganiseerd rond passief roken % 2 In de kinderopvang % 3 Bij gezinnen % 4 Bij jeugdwerk 11 8 % 5 Bij vrije tijdsaanbod voor jongeren en volwassenen 11 8 % 6 Bij andere: 5 4 % 7 Weet niet % Totaal aantal respondenten: 132 0% 20% 40% 60% 80% 6.2 Rook buiten: reglementering Bescherming tegen passief roken en ontmoediging van roken in de gemeenschap wordt ondertussen al sinds 2005 wettelijk aangespoord. We zien dan ook een vrij rechtlijnige toepassing van deze reglementering die eveneens geleid heeft tot weinig overtredingen waardoor ook weinig sanctionering nodig is. Extra inspanningen, die verder gaan dan de wettelijke verplichtingen zien we echter weinig voorkomen. Als totaalscore voor de component reglementering in tabakspreventie komen we op een gemiddelde van 3,13 en een net iets hogere mediaan van 3,16. Dat er extra mogelijkheden zijn om de reglementering en het toezicht erop nog te versterken bewijst de maximaal behaalde score van 8,89. Uiteraard mogen ook hier de absolute scores van grote steden niet op dezelfde manier beoordeeld worden als deze van kleine gemeenten. De middelen die ter beschikking zijn (en die we op zich niet konden onderzoeken) zullen vermoedelijk samenhangen met deze absolute scores. We bekijken deze scores enkel als globale indicaties voor groeimogelijkheden. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 106

107 Is de informatieverstrekking over de rookreglementering in de reguliere werking van lokale besturen en hun diensten verankerd of is ze na de eerste jaren stilgevallen? We bevroegen de sensibilisatie en de sancties hiervoor. 44% Van de Vlaamse gemeenten informeert nog steeds bezoekers van het gemeentehuis over de vigerende rookwetgeving. Slechts 39 % van de Vlaamse gemeenten zal de bezoekers ook effectief aanspreken wanneer zij de wetgeving niet naleven. Sancties worden voorzien in 8 % van de gemeenten. Over de vorm van de informatie die gemeenten geven konden we geen verdere vragen stellen. Mogelijk is deze dus beperkt tot bijvoorbeeld het aanbrengen van pictogrammen. Hoe zorgt het OCMW ervoor dat de bestaande wetgeving nageleefd wordt? Ongeveer 1 op 3 cliënten in individuele hulpverlening of in eigen of externe residenties worden gesensibiliseerd. Wanneer zij het rookverbod overtreden wordt de eerste groep daar het meest op aangesproken, in de helft van de gevallen. Opvallend is het ontbreken van sensibilisatie naar de lokale horecasector, vandaag een symbooldossier en een kans om de bewoner op een positieve manier te overtuigen van het nut van wetgeving rond passief roken: slechts 1 op 5 gemeenten doet het, slechts 2% van de OCMW s. Indicatorenmeting 2013 Lokaal gezondheidsbeleid 107

Het preventieve gezondheidsbeleid in lokale besturen in kaart gebracht.

Het preventieve gezondheidsbeleid in lokale besturen in kaart gebracht. i.s.m. Het preventieve gezondheidsbeleid in lokale besturen in kaart gebracht. Lien Van Oyen & Werner De Wael Gezondheidsconferentie 16 december 2016 1 VIGeZ vzw, 2016, Inhoud Indicatorenbevraging: kader?

Nadere informatie

Het lokale preventieve gezondheidsbeleid van de Vlaamse lokale besturen in kaart gebracht

Het lokale preventieve gezondheidsbeleid van de Vlaamse lokale besturen in kaart gebracht Het lokale preventieve gezondheidsbeleid van de Vlaamse lokale besturen in kaart gebracht 2016 Een initiatief van In samenwerking met VIGeZ, 2016 VIGeZ, i.s.m. VAD Auteurs: Eline De Decker, Werner De Wael,

Nadere informatie

Verslag van de indicatorenmeting 2012 van het gezondheidsbeleid in Vlaamse scholen

Verslag van de indicatorenmeting 2012 van het gezondheidsbeleid in Vlaamse scholen Verslag van de indicatorenmeting 2012 van het gezondheidsbeleid in Vlaamse scholen Een initiatief van In samenwerking met VIGeZ, 2013 VIGeZ, i.s.m. VAD Auteurs: Charlotte Larmuseau, Olaf Moens, Saidja

Nadere informatie

Verslag van de indicatorenmeting 2012 van het gezondheidsbeleid in bedrijven in Vlaanderen en Brussel

Verslag van de indicatorenmeting 2012 van het gezondheidsbeleid in bedrijven in Vlaanderen en Brussel Verslag van de indicatorenmeting 2012 van het gezondheidsbeleid in bedrijven in Vlaanderen en Brussel Een initiatief van In samenwerking met VIGeZ, 2014 VIGeZ, i.s.m. VAD Auteurs: Saidja Steenhuyzen, Joeri

Nadere informatie

Gezondheidsbeleid bij Vlaamse bedrijven in kaart gebracht (2012)

Gezondheidsbeleid bij Vlaamse bedrijven in kaart gebracht (2012) Gezondheidsbeleid bij Vlaamse bedrijven in kaart gebracht (2012) Joeri Vannyvel (senior stafmedewerker VIGeZ) 1 VIGeZ vzw, 2016, indciatorenbevraging 2012 bedrijven Indicatorenmeting Monitoring van gezondheidsdoelstelling

Nadere informatie

Verslag van de indicatorenmeting 2015 van het gezondheidsbeleid in Vlaamse scholen Secundair onderwijs Leerlingen & personeel

Verslag van de indicatorenmeting 2015 van het gezondheidsbeleid in Vlaamse scholen Secundair onderwijs Leerlingen & personeel Verslag van de indicatorenmeting 2015 van het gezondheidsbeleid in Vlaamse scholen Secundair onderwijs Leerlingen & personeel Indicatorenbevraging 2015 - Secundair onderwijs 1 Een initiatief van In samenwerking

Nadere informatie

in Vlaamse scholen Basisonderwijs Leerlingen

in Vlaamse scholen Basisonderwijs Leerlingen in Vlaamse scholen Basisonderwijs Leerlingen Verslag van de indicatorenmeting 2015 van het gezondheidsbeleid in Vlaamse scholen Basisonderwijs Leerlingen & personeel 1 Een initiatief van In samenwerking

Nadere informatie

Gezonde School Stand van zaken, anno 2015

Gezonde School Stand van zaken, anno 2015 Gezonde School Stand van zaken, anno 2015 Gezonde School Aan de slag, een praktijkdag - 17 maart 2017 Tineke Vansteenkiste 1 VIGeZ vzw, 2017, indicatorenbevraging Indicatorenmeting Hoe de voorbije 3 schooljaren

Nadere informatie

Gezondheidsbeleid in scholen in kaart gebracht.

Gezondheidsbeleid in scholen in kaart gebracht. Gezondheidsbeleid in scholen in kaart gebracht. Eline De Decker Saidja Steenhuyzen Tineke Vansteenkiste Gezondheidsconferentie 16 december 2016 1 VIGeZ vzw, 2016, Inhoud presentatie Kadermethodiek Gezonde

Nadere informatie

Met medewerking van: Winnie De Roover, Marjolein Hanssen, Marie-Claire Lambrechts (VAD), An Lebacq, Ragnar Van Acker, Katrijn Vandamme

Met medewerking van: Winnie De Roover, Marjolein Hanssen, Marie-Claire Lambrechts (VAD), An Lebacq, Ragnar Van Acker, Katrijn Vandamme Indicatoren van een gezondheidsbeleid in bedrijven in Vlaanderen 2015 Een initiatief van In samenwerking met VIGeZ, 2016 VIGeZ, i.s.m. VAD Auteurs: Eline De Decker, Saidja Steenhuyzen, Joeri Vannyvel Met

Nadere informatie

Indicatorenmeting 2012 Secundair Onderwijs

Indicatorenmeting 2012 Secundair Onderwijs Indicatorenmeting 2012 Secundair Onderwijs Gezondheidsbeleid in Vlaamse scholen VIGeZ 2013 i.s.m. VAD en Logo s Guido Van Hal Indicatorenmeting 2012 Rapport te raadplegen op www.vigez.be Op welke gezondheidsthema

Nadere informatie

Samenvatting. Gezondheidsbeleid van lokale besturen in kaart gebracht (2016)

Samenvatting. Gezondheidsbeleid van lokale besturen in kaart gebracht (2016) Samenvatting Gezondheidsbeleid van lokale besturen in kaart gebracht (2016) 20 maart 2017 Inhoud Opzet en respondenten indicatorenbevraging... 3-4 THEMA-DELEN Gezondheid en milieu... 7 Voeding... 8-9 Beweging

Nadere informatie

Gezondheidsbeleid bij Vlaamse bedrijven in kaart gebracht (2015)

Gezondheidsbeleid bij Vlaamse bedrijven in kaart gebracht (2015) Gezondheidsbeleid bij Vlaamse bedrijven in kaart gebracht (2015) Joeri Vannyvel, Senior Stafmedewerker Gezond Werken VIGeZ 1 Indicatorenmeting Monitoring van gezondheidsdoelstelling vd Vlaamse overheid

Nadere informatie

Advies opgemaakt door Vlaams Instituut Gezond Leven, VAD, Sensoa en VWVJ

Advies opgemaakt door Vlaams Instituut Gezond Leven, VAD, Sensoa en VWVJ Advies op het voorontwerp van decreet betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding. Advies opgemaakt door Vlaams Instituut

Nadere informatie

SESSIE WERK (WERKEN, OOK AAN GEZONDHEID)

SESSIE WERK (WERKEN, OOK AAN GEZONDHEID) SESSIE WERK (WERKEN, OOK AAN GEZONDHEID) VLAAMSE GEZONDHEIDSDOELSTELLINGEN > Decreet van 21/11/2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid > Gezondheidsconferentie bespreekt voorstellen van: gezondheidsdoelstelling

Nadere informatie

Gezondheidsbeleid in scholen in kaart gebracht Stand van zaken beleid mentaal welbevinden

Gezondheidsbeleid in scholen in kaart gebracht Stand van zaken beleid mentaal welbevinden Gezondheidsbeleid in scholen in kaart gebracht Stand van zaken beleid mentaal welbevinden Eline De Decker Saidja Steenhuyzen Tineke Vansteenkiste Seminarie welbevinden Vlor - 22 februari 2017 1 VIGeZ vzw,

Nadere informatie

Het gezondheidsbeleid naar een hoger niveau tillen. Silvia Van Cauter Stafmedewerker Gezond Leven

Het gezondheidsbeleid naar een hoger niveau tillen. Silvia Van Cauter Stafmedewerker Gezond Leven Het gezondheidsbeleid naar een hoger niveau tillen Silvia Van Cauter Stafmedewerker Gezond Leven Vlaams Instituut Gezond Leven Van VIGeZ naar Vlaams Instituut Gezond Leven Expertisecentrum & partnerorganisatie

Nadere informatie

Overzicht analyse- en evaluatie-instrumenten

Overzicht analyse- en evaluatie-instrumenten Overzicht analyse- en evaluatie-instrumenten Onderstaand overzicht toont welke instrumenten de school kan gebruiken om haar beginsituatie in kaart te brengen en/of beleid te evalueren. Voeding Beweging

Nadere informatie

Het gezondheidsbeleid naar een hoger niveau tillen. Silvia Van Cauter Stafmedewerker Gezond Leven

Het gezondheidsbeleid naar een hoger niveau tillen. Silvia Van Cauter Stafmedewerker Gezond Leven Het gezondheidsbeleid naar een hoger niveau tillen Silvia Van Cauter Stafmedewerker Gezond Leven Vlaams Instituut Gezond Leven Van VIGeZ naar Vlaams Instituut Gezond Leven Expertisecentrum & partnerorganisatie

Nadere informatie

SESSIE LOKALE GEMEENSCHAP (GEZONDE BUURTEN)

SESSIE LOKALE GEMEENSCHAP (GEZONDE BUURTEN) SESSIE LOKALE GEMEENSCHAP (GEZONDE BUURTEN) /// VLAAMSE GEZONDHEIDSDOELSTELLINGEN > Decreet van 21/11/2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid > Gezondheidsconferentie bespreekt voorstellen van:

Nadere informatie

Het gezondheidsbeleid naar een hoger niveau tillen. Silvia Van Cauter Stafmedewerker Gezond Leven

Het gezondheidsbeleid naar een hoger niveau tillen. Silvia Van Cauter Stafmedewerker Gezond Leven Het gezondheidsbeleid naar een hoger niveau tillen Silvia Van Cauter Stafmedewerker Gezond Leven Vlaams Intituut Gezond Leven Expertisecentrum Doel: mensen helpen om gezond te leven Hoe: Onderbouwd advies

Nadere informatie

Voeding in de beleids- en beheerscyclus van gemeenten en OCMW s (BBC)

Voeding in de beleids- en beheerscyclus van gemeenten en OCMW s (BBC) Voeding in de beleids- en beheerscyclus van gemeenten en OCMW s (BBC) Voeding in de BBC 1. Wat is evenwichtige voeding Evenwichtig eten is essentieel voor onze gezondheid. Een ongezonde leefstijl waaronder

Nadere informatie

We stellen voor deze vragenlijst één maal per jaar te gebruiken.

We stellen voor deze vragenlijst één maal per jaar te gebruiken. Vragenlijst Lokaal Drugoverleg Inleiding Binnen de alcohol- en drugpreventiesector weten we dat een dynamisch lokaal drugoverleg een belangrijke basis en voorwaarde vormt om binnen de gemeente een werkbaar

Nadere informatie

Een duurzaam gezondheidsbeleid

Een duurzaam gezondheidsbeleid Een duurzaam gezondheidsbeleid Bart Dijckmans Stafmedewerker Gezond Werken 14 juni 2017 @dijckmans_bart bart.dijckmans@vigez.be www.gezondwerken.be Uitdagingen op arbeidsmarkt Stijgende werkdruk Pensioenleeftijd

Nadere informatie

SESSIE ONDERWIJS (ONDERWIJS IN GEZONDHEID)

SESSIE ONDERWIJS (ONDERWIJS IN GEZONDHEID) SESSIE ONDERWIJS (ONDERWIJS IN GEZONDHEID) VLAAMSE GEZONDHEIDSDOELSTELLINGEN > Decreet van 21/11/2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid > Gezondheidsconferentie bespreekt voorstellen van: gezondheidsdoelstelling

Nadere informatie

PLENAIRE SESSIE ZORG EN WELZIJN (MEER GEZONDHEID IN DE ZORG)

PLENAIRE SESSIE ZORG EN WELZIJN (MEER GEZONDHEID IN DE ZORG) PLENAIRE SESSIE ZORG EN WELZIJN (MEER GEZONDHEID IN DE ZORG) VLAAMSE GEZONDHEIDSDOELSTELLINGEN > Decreet van 21/11/2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid > Gezondheidsconferentie bespreekt

Nadere informatie

Gezamenlijke commissie Welzijn. Gezonde stad Mechelen 2025

Gezamenlijke commissie Welzijn. Gezonde stad Mechelen 2025 Gezamenlijke commissie Welzijn Gezonde stad Mechelen 2025 De weg naar een succesvol lokaal gezondheids-beleid én hoe Logo Mechelen jullie op weg kan zetten. (Wat is het?) Een Gezonde Stad is een Stad

Nadere informatie

Borstkankeropsporing in de beleids- en beheerscyclus van gemeenten en OCMW s (BBC)

Borstkankeropsporing in de beleids- en beheerscyclus van gemeenten en OCMW s (BBC) Borstkankeropsporing in de beleids- en beheerscyclus van gemeenten en OCMW s (BBC) Borstkankeropsporing in de BBC Situering Het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker is een initiatief van de Vlaamse

Nadere informatie

Actieplan 1 Informatie- en preventiebeleid naar de Zeelse bevolking toe op het vlak van o.m. (kinder)armoede, gezondheid, participatie

Actieplan 1 Informatie- en preventiebeleid naar de Zeelse bevolking toe op het vlak van o.m. (kinder)armoede, gezondheid, participatie DEEL ARMOEDEBESTRIJDING Actieplan 1 Informatie- en preventiebeleid naar de Zeelse bevolking toe op het vlak van o.m. (kinder)armoede, gezondheid, participatie Actie 1 : Het OCMW zorgt er, zelfstandig of

Nadere informatie

SESSIE GEZIN (BRON VAN GEZONDHEID)

SESSIE GEZIN (BRON VAN GEZONDHEID) SESSIE GEZIN (BRON VAN GEZONDHEID) VLAAMSE GEZONDHEIDSDOELSTELLINGEN > Decreet van 21/11/2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid > Gezondheidsconferentie bespreekt voorstellen van: gezondheidsdoelstelling

Nadere informatie

Gezondheid in de beleids- en beheerscyclus van gemeenten en OCMW s (BBC)

Gezondheid in de beleids- en beheerscyclus van gemeenten en OCMW s (BBC) Gezondheid in de beleids- en beheerscyclus van gemeenten en OCMW s (BBC) Gezondheid in de BBC Gemeentelijke bestuursploegen staan klaar om de volgende zes jaar hun beleid te voeren. De opmaak van het eerste

Nadere informatie

Gezonde school. Intern seminarie - Commissie onderwijs en samenleving 2 december 2015. Tineke Vansteenkiste

Gezonde school. Intern seminarie - Commissie onderwijs en samenleving 2 december 2015. Tineke Vansteenkiste Gezonde school Intern seminarie - Commissie onderwijs en samenleving 2 december 2015 Tineke Vansteenkiste 1 VIGeZ? Vzw Partnerorganisatie van de overheid: convenant Vlaamse overheid 2011-2015 Expertisecentrum

Nadere informatie

Gezonde Gemeente: van charter naar lokaal partnership. 34 // vlaams tijdschrift voor sportbeheer / 2014 / n 243

Gezonde Gemeente: van charter naar lokaal partnership. 34 // vlaams tijdschrift voor sportbeheer / 2014 / n 243 34 // vlaams tijdschrift voor sportbeheer / 2014 / n 243 Gezonde Gemeente: van charter naar lokaal partnership Werner De Wael stafmedewerker Gezonde Gemeente VIGeZ vzw werner.dewael@vigez.be Als sportfunctionaris

Nadere informatie

Onderwerp: Nota lokaal gezondheidsbeleid: Gezondheid, welzijn en welbevinden.

Onderwerp: Nota lokaal gezondheidsbeleid: Gezondheid, welzijn en welbevinden. Vergadering: 21 5 2013 Agendanummer: 7 Status: Opiniërend Portefeuillehouder: W. Zorge Behandelend ambtenaar L.W.Top, 0595 447716 E mail: gemeente@winsum.nl (t.a.v. L.W.Top) Aan de gemeenteraad, Onderwerp:

Nadere informatie

Het gezondheidsbeleid naar een hoger niveau tillen. Silvia Van Cauter Stafmedewerker Gezond Leven

Het gezondheidsbeleid naar een hoger niveau tillen. Silvia Van Cauter Stafmedewerker Gezond Leven Het gezondheidsbeleid naar een hoger niveau tillen Silvia Van Cauter Stafmedewerker Gezond Leven Vlaams Instituut Gezond Leven Van VIGeZ naar Vlaams Instituut Gezond Leven Expertisecentrum & partnerorganisatie

Nadere informatie

SESSIE VRIJE TIJD (VRIJE TIJD, GEZONDE TIJD)

SESSIE VRIJE TIJD (VRIJE TIJD, GEZONDE TIJD) SESSIE VRIJE TIJD (VRIJE TIJD, GEZONDE TIJD) VLAAMSE GEZONDHEIDSDOELSTELLINGEN > Decreet van 21/11/2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid > Gezondheidsconferentie bespreekt voorstellen van:

Nadere informatie

IWT KLANTENTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2013 Executive summary redactie door IWT. Uitgevoerd door: GfK Belgium Opgesteld voor:

IWT KLANTENTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2013 Executive summary redactie door IWT. Uitgevoerd door: GfK Belgium Opgesteld voor: IWT KLANTENTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2013 Executive summary redactie door IWT Uitgevoerd door: GfK Belgium Opgesteld voor: 1 Onderzoeksopzet Om bij de verdere ontwikkeling van zijn werking beter rekening

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 5: PREVENTIE Stefaan Demarest, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat

Nadere informatie

VLAAMSE OUDERENRAAD. Advies 2009/1 Sport en Bewegen voor ouderen. Vlaamse Ouderenraad 25 maart 2009 Koloniënstraat bus Brussel

VLAAMSE OUDERENRAAD. Advies 2009/1 Sport en Bewegen voor ouderen. Vlaamse Ouderenraad 25 maart 2009 Koloniënstraat bus Brussel VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2009/1 Sport en Bewegen voor ouderen Vlaamse Ouderenraad 25 maart 2009 Koloniënstraat 18-24 bus 7 1000 Brussel VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2009/1 Sport en Bewegen voor ouderen

Nadere informatie

PERSDOSSIER. Gezondheidsbeleid in basis- en secundaire scholen in kaart gebracht

PERSDOSSIER. Gezondheidsbeleid in basis- en secundaire scholen in kaart gebracht PERSDOSSIER Gezondheidsbeleid in basis- en secundaire scholen in kaart gebracht 23 februari 2017 Inhoud Gezondheidsbeleid in basis- en secundaire scholen in kaart gebracht... 3 Voeding... 4-5 Beweging

Nadere informatie

Leeswijzer rapporten

Leeswijzer rapporten Leeswijzer rapporten Naar aanleiding van de lokale verkiezingen legt ACV Openbare Diensten de noden van het personeel van de gemeenten, OCMW s, provincies en intercommunales op tafel. We brengen de arbeidstevredenheid

Nadere informatie

Informatiesessie onderzoek tijdsbesteding

Informatiesessie onderzoek tijdsbesteding Informatiesessie onderzoek tijdsbesteding Vertegenwoordigers van het departement Onderwijs en Vorming hebben op 8 maart 2017 om 13.00 uur toelichting gegeven bij het bestek voor het onderzoek tijdsbesteding

Nadere informatie

RESULTATEN ENQUÊTE OVER OVERLEG APOTHEKERS-HUISARTSEN

RESULTATEN ENQUÊTE OVER OVERLEG APOTHEKERS-HUISARTSEN RESULTATEN ENQUÊTE OVER OVERLEG APOTHEKERS-HUISARTSEN Om na te gaan in welke mate de huisartsen en apothekers uit dezelfde wijk contact hebben en met elkaar overleggen, verstuurden de Apothekers van Brussel

Nadere informatie

Thematische behoeftepeiling. Uitkomsten en conclusies van een brede enquête onder patiëntenorganisaties

Thematische behoeftepeiling. Uitkomsten en conclusies van een brede enquête onder patiëntenorganisaties Thematische behoeftepeiling Uitkomsten en conclusies van een brede enquête onder patiëntenorganisaties Inleiding In de komende jaren ontwikkelt de VSOP toerustende activiteiten voor patiëntenorganisaties

Nadere informatie

Bevraging van de stakeholders POD Maatschappelijke Integratie. mei DG Organisatie- en Personeelsontwikkeling FOD Personeel & Organisatie

Bevraging van de stakeholders POD Maatschappelijke Integratie. mei DG Organisatie- en Personeelsontwikkeling FOD Personeel & Organisatie Bevraging van de s POD Maatschappelijke Integratie mei 2010 DG Organisatie- en Personeelsontwikkeling FOD Personeel & Organisatie Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 1.1 Voorwerp van dit rapport... 3 1.2 Vragenlijst...

Nadere informatie

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. 4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes 4.2.1. Algemeen In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. Instellingsniveau (vragenlijst coördinator) provincie,

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

Gezondheidsbevordering op het werk

Gezondheidsbevordering op het werk Gezondheidsbevordering op het werk Els Wouters Senior Stafmedewerker WAI-congres, 18 juni 2013 1 VIGeZ: Wat? Het VIGeZ is een expertise- en servicecentrum dat strategieën, methodieken, advies en opleiding

Nadere informatie

Aan de slag rond gezondheid op jouw school

Aan de slag rond gezondheid op jouw school Aan de slag rond gezondheid op jouw school Studiedag Broodnodig 16 februari 2017 Tineke Vansteenkiste 1 Inhoud Kennismaking kadermethodiek Gezonde School Stand van zaken anno 2015 Kadermethodiek Gezonde

Nadere informatie

Advies over het strategisch plan De Vlaming leeft gezonder in 2025

Advies over het strategisch plan De Vlaming leeft gezonder in 2025 Algemene Raad 29 juni 2017 AR-AR-ADV-1617-022 Advies over het strategisch plan De Vlaming leeft gezonder in 2025 Vlaamse Onderwijsraad Koning Albert II-laan 37 B-1030 Brussel T +32 2 219 42 99 info@vlor.be

Nadere informatie

EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -20% IN 2020

EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -20% IN 2020 / Archief cijfers EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -20% IN 2020 Vlaams Gewest 2013 / 1.12.2015 1.12.2015 Evaluatie doelstelling zelfdoding: -20% in 2020 1/14 Gepubliceerd op: http://www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers

Nadere informatie

Risico op sterfte door hart- en vaatziekten in 10 jaar tijd met 25 procent gedaald

Risico op sterfte door hart- en vaatziekten in 10 jaar tijd met 25 procent gedaald PERSMEDEDELING VAN JO VANDEURZEN, VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN 4 oktober 2012 Risico op sterfte door hart- en vaatziekten in 10 jaar tijd met 25 procent gedaald De kans dat Vlamingen

Nadere informatie

Hulp- en dienstverlening aan gedetineerden

Hulp- en dienstverlening aan gedetineerden Hulp- en dienstverlening aan gedetineerden Drugsbeleid in de gevangenissen Who cares? We all care Opbouw Aanbod vandaag Analyse m.b.t. drugsbeleid in gevangenissen Lichtpunten Met focus op strategisch

Nadere informatie

Gezondheidsmatrix strategieën & beleidsdomeinen.

Gezondheidsmatrix strategieën & beleidsdomeinen. Gezondheidsmatrix strategieën & beleidsdomeinen www.gezondegemeente.be Lokale acties integraal aanpakken De gezondheidsmatrix ken je al? Dit is een variant ervan. Het helpt je op weg naar een meer integrale

Nadere informatie

licht van de Vlaamse gezondheidsdoelstelling voeding & beweging katelijne van hoeck Leuven 7 december 2007

licht van de Vlaamse gezondheidsdoelstelling voeding & beweging katelijne van hoeck Leuven 7 december 2007 De standaard Gewicht in het licht van de Vlaamse gezondheidsdoelstelling voeding & beweging katelijne van hoeck Leuven 7 december 2007 Inleiding: de gezondheidsdoelstellingen Standaard gewicht en de gezondheidsdoelstelling

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting De levensverwachting van mensen met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) is gemiddeld 13-30 jaar korter dan die van de algemene bevolking. Onnatuurlijke doodsoorzaken zoals

Nadere informatie

www.gezondegemeente.be Word een gezonde gemeente!

www.gezondegemeente.be Word een gezonde gemeente! Word een gezonde gemeente! Word een gezonde gemeente! Je bent op weg naar een gezonde gemeente? Maar je hebt zin in meer of je hebt nood aan een goede GPS? Dan is het format Gezonde Gemeente wat jij nodig

Nadere informatie

Voorbeeld ontwerpbeslissing BOEBS Blijf Op Eigen Benen Staan

Voorbeeld ontwerpbeslissing BOEBS Blijf Op Eigen Benen Staan Voorbeeld ontwerpbeslissing BOEBS Blijf Op Eigen Benen Staan Rubriek NDC code: 633.3 (Logo vzw (Lokaal Gezondheidsoverleg )) Wetten en decreten Het gemeentedecreet van 15 juli 2005 en latere (Indien de

Nadere informatie

VIGeZ, 2014. De evaluatiematrix: Een planningsmodel voor de evaluatie van projecten binnen de gezondheidsbevordering, geïntegreerd met RE-AIM.

VIGeZ, 2014. De evaluatiematrix: Een planningsmodel voor de evaluatie van projecten binnen de gezondheidsbevordering, geïntegreerd met RE-AIM. VIGeZ, 2014 De evaluatiematrix: Een planningsmodel voor de evaluatie van projecten binnen de gezondheidsbevordering, geïntegreerd met RE-AIM. PROJECT- DOELSTELLINGEN? Welke projectdoelstellingen staan

Nadere informatie

Zelfevaluatie InZicht Zelfevaluatie binnen het woon- en zorgcentrum

Zelfevaluatie InZicht Zelfevaluatie binnen het woon- en zorgcentrum Zelfevaluatie InZicht Zelfevaluatie binnen het woon- en zorgcentrum Aanleiding onderzoek Tegen 2012 moet een woon- en zorgcentrum zelfevaluatie uitvoeren (Vlaamse Regering, 2009) Vraag vanuit externe stuurgroep

Nadere informatie

Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin JO VANDEURZEN Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin CONTEXT > Het doel Draagvlak en engagementen aftoetsen en stimuleren in ganse werkveld van relevante actoren Kennis van bewezen strategieën

Nadere informatie

Proceselementen gezondheidsbeleid

Proceselementen gezondheidsbeleid CHECKLIST Tabak Proceselementen gezondheidsbeleid Een gemotiveerd team: Personeel is gemotiveerd om rond roken te werken: beginnen met roken voorkomen en stoppen met roken stimuleren. Over het rookbeleid

Nadere informatie

Vertrek van je eigen brede kijk op jeugd en jeugdbeleid

Vertrek van je eigen brede kijk op jeugd en jeugdbeleid STAPPENPLAN fiche 4 Gericht gegevens verzamelen die je jeugdbeleid richting kunnen geven. Waarover gaat het? Het jeugdbeleid in jouw gemeente is geen blanco blad. Bij de opmaak van een nieuw jeugdbeleidsplan

Nadere informatie

CM biedt als gezondheidsfonds ondersteuning om goede voornemens beter vol te houden via een online coach

CM biedt als gezondheidsfonds ondersteuning om goede voornemens beter vol te houden via een online coach CM Gezondheidsfonds CM biedt als gezondheidsfonds ondersteuning om goede voornemens beter vol te houden via een online coach Stijn De Cock (Compas) Hervé Avalosse, Sigrid Vancorenland, Veerle Van Holle

Nadere informatie

Wat vinden Vlamingen belangrijk in hun werk?

Wat vinden Vlamingen belangrijk in hun werk? Motivatie en welzijn Wat vinden Vlamingen belangrijk in hun werk? SERV. 2012. Arbeidsethos en arbeidsoriëntaties op de Vlaamse arbeidsmarkt 2007-2010. Informatiedossier. Brussel: SERV Stichting Innovatie

Nadere informatie

Duurzaam gezondheidsbeleid op het werk: strategie voor de toekomst?

Duurzaam gezondheidsbeleid op het werk: strategie voor de toekomst? Duurzaam gezondheidsbeleid op het werk: strategie voor de toekomst? Vannyvel Joeri, Stafmedewerker Gezond werken 1 Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie vzw (VIGeZ) Expertisecentrum

Nadere informatie

Projecten voor een betere gezondheid op het werk. 3 november 2015

Projecten voor een betere gezondheid op het werk. 3 november 2015 Projecten voor een betere gezondheid op het werk 3 november 2015 Logo= Lokaal Gezondheidsoverleg Netwerk lokale partners Gezondheidsbevordering en ziektepreventie i.s.m. partnerorganisaties 15 vzw s in

Nadere informatie

KUNSTENDAG VOOR KINDEREN 2013 : ENQUÊTE

KUNSTENDAG VOOR KINDEREN 2013 : ENQUÊTE KUNSTENDAG VOOR KINDEREN 2013 : ENQUÊTE Onderstaande dat meewerkten evaluatie is gebaseerd op de resultaten van een enquête die op dinsdag 19 november, maandag is twee Methodologische 25 dagen aan november

Nadere informatie

Bewegingskansen via toegankelijke (preventieve) gezondheidszorg Jan Tessier

Bewegingskansen via toegankelijke (preventieve) gezondheidszorg Jan Tessier Bewegingskansen via toegankelijke (preventieve) gezondheidszorg Jan Tessier Wat als preventieve gezondheidszorg toegankelijk zou zijn voor iedereen? 1 Beweegprikkels en preventie Bewegen is essentieel:

Nadere informatie

Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Gemeente Aalburg

Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Gemeente Aalburg Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Versie 1.0.0 Drs. J.J. Laninga juni 2017 www.triqs.nl Voorwoord Met genoegen bieden wij u hierbij de rapportage aan over het uitgevoerde cliëntervaringsonderzoek

Nadere informatie

De werking van het gemeentebestuur vanaf 01/01/2013

De werking van het gemeentebestuur vanaf 01/01/2013 De werking van het gemeentebestuur vanaf 01/01/2013 1 Waarom veranderen? Wellicht ken je het lokaal jeugdbeleidsplan wel, het is het plan van een gemeente over hoe ze werk willen maken van jeugdwerk- en

Nadere informatie

Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer

Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer AUTEURS Jonathan Desdemoustier, onderzoeker-doctorandus, Smart City Institute, HEC-Liège, Universiteit van Luik (België)

Nadere informatie

Effectevaluatie van de verspreiding van stappen : een RE-AIM analyse Ragnar Van Acker, Ilse De Bourdeaudhuij, Greet Cardon

Effectevaluatie van de verspreiding van stappen : een RE-AIM analyse Ragnar Van Acker, Ilse De Bourdeaudhuij, Greet Cardon Effectevaluatie van de verspreiding van 10.000 stappen : een RE-AIM analyse Ragnar Van Acker, Ilse De Bourdeaudhuij, Greet Cardon studiedag Sport Steunpunt CJS 10 mei 11 Achtergrond Tijdslijn 2009 Implementatiestudie

Nadere informatie

JGZ en jongeren: een vrijblijvende relatie?! Groei naar nieuwe methodieken. Leuvense dagen kindergeneeskunde Anouk Vanlander

JGZ en jongeren: een vrijblijvende relatie?! Groei naar nieuwe methodieken. Leuvense dagen kindergeneeskunde Anouk Vanlander JGZ en jongeren: een vrijblijvende relatie?! Groei naar nieuwe methodieken Leuvense dagen kindergeneeskunde 17-5-2018 Anouk Vanlander Partnerorganisatie van de Vlaamse overheid voor preventieve jeugdgezondheidszorg

Nadere informatie

Gemeente X stopt met roken

Gemeente X stopt met roken Logo Antwerpen vzw Lange Leemstraat 372 2018 Antwerpen tel 03/605 15 82 info@logoantwerpen.be www.logoantwerpen.be Gemeente X stopt met roken Basisregels voor lokale activiteiten In het Vlaams actieplan

Nadere informatie

Evaluatie van Open Bedrijvendag

Evaluatie van Open Bedrijvendag Evaluatie van Open Bedrijvendag Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Afdeling Strategie en Coördinatie Koning Albert II-laan 35 bus 10 1030 Brussel April 2011 Samenvatting De Open Bedrijvendag

Nadere informatie

Wetenschap bij jou in de buurt/bib

Wetenschap bij jou in de buurt/bib Januari 2007 Vlaamse Overheid - departement Economie, Wetenschap en Innovatie Nobody s Unpredictable Inhoud I. Inleiding II. Synthese 1 I. INLEIDING 2 Onderzoeksdoelstelling De Vlaamse overheid besteedt

Nadere informatie

Feedback rapport Kwaliteitsindicatoren palliatieve zorg. Fictief voorbeeld feedbackrapport TEAM X

Feedback rapport Kwaliteitsindicatoren palliatieve zorg. Fictief voorbeeld feedbackrapport TEAM X Feedback rapport Kwaliteitsindicatoren palliatieve zorg Fictief voorbeeld feedbackrapport TEAM X Auteurs: Kathleen Leemans, Joachim Cohen Contact: kleemans@vub.ac.be 02/477.47.64 De indicatorenset is ontwikkeld

Nadere informatie

Gemeenteraadsverkiezingen 2012. Memorandum voor de politieke partijen van Kampenhout. Gemeentelijke Raad voor OntwikkelingsSamenwerking (GROS)

Gemeenteraadsverkiezingen 2012. Memorandum voor de politieke partijen van Kampenhout. Gemeentelijke Raad voor OntwikkelingsSamenwerking (GROS) Gemeenteraadsverkiezingen 2012 Memorandum voor de politieke partijen van Kampenhout Gemeentelijke Raad voor OntwikkelingsSamenwerking (GROS) Als erkende adviesraad van het gemeentebestuur groepeert de

Nadere informatie

EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -20% IN 2020

EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -20% IN 2020 / cijfers EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -% IN Vlaams Gewest 1 /..17..17 Evaluatie doelstelling zelfdoding: -% in 1/13 Gepubliceerd op: http://www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers op..17 door: Heidi Cloots,

Nadere informatie

EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -20% IN 2020

EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -20% IN 2020 / cijfers EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -% IN Vlaams Gewest 1 / 1.9.1 1.9.1 Evaluatie doelstelling zelfdoding: -% in 1/1 Gepubliceerd op: http://www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers op 1.9.1 door: Heidi

Nadere informatie

Het leven zoals het is. Welzijnsraad Machelen

Het leven zoals het is. Welzijnsraad Machelen Het leven zoals het is Welzijnsraad Machelen Onze start: welzijnsraad in Machelen Hoe is de welzijnsraad tot stand gekomen? Mei 2013: lancering van een oproep door de gemeente voor deelname aan de nieuw

Nadere informatie

Burn-out: een uitslaande brand?

Burn-out: een uitslaande brand? Burn-out: een uitslaande brand? Maar liefst 84 % van de Limburgers kent iemand die een burn-out had. Dit blijkt uit een grootschalige bevraging die ACV Limburg in november en december van het voorbije

Nadere informatie

Structuur geven aan onze seniorenadviesraad

Structuur geven aan onze seniorenadviesraad Seniorenadviesraad Kampenhout 1 Structuur geven aan onze seniorenadviesraad Structureren in 4 stappen : -Oprichting adviesraad - Behoefteonderzoek - Opmaak beleidsplan - Opvolging van het beleid Structureren

Nadere informatie

Stadsmonitor 2014 Een samenwerking tussen het Agentschap Binnenlands Bestuur en de Studiedienst van de Vlaamse Regering

Stadsmonitor 2014 Een samenwerking tussen het Agentschap Binnenlands Bestuur en de Studiedienst van de Vlaamse Regering Stadsmonitor 2014 Een samenwerking tussen het Agentschap Binnenlands Bestuur en de Studiedienst van de Vlaamse Regering Situering Opdracht: minister, bevoegd voor het Stedenbeleid De stadsmonitor is een

Nadere informatie

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA / Feedbackrapport METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA WZC TER CAELE / Deel 2: Kwaliteit van leven bewoners met cognitieve problemen bevraagd via 13/10-17/10 / 2014 / 22-jun-15 Leeswijzer InterRAI

Nadere informatie

Werkbelevingsonderzoek 2013

Werkbelevingsonderzoek 2013 Werkbelevingsonderzoek 2013 voorbeeldrapport Den Haag, 17 september 2014 Ipso Facto beleidsonderzoek Raamweg 21, Postbus 82042, 2508EA Den Haag. Telefoon 070-3260456. Reg.K.v.K. Den Haag: 546.221.31. BTW-nummer:

Nadere informatie

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA / Feedbackrapport METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA Woonzorgcentrum Ambroos / Deel 2: Kwaliteit van leven bewoners met cognitieve problemen bevraagd via 1/9-5/9 / 2014 / 22-jun-15 Leeswijzer

Nadere informatie

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA / Feedbackrapport METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA SINT ROCHUS / Deel 2: Kwaliteit van leven bewoners met cognitieve problemen bevraagd via 10/11-14/11 / 2014 / 22-jun-15 Leeswijzer InterRAI

Nadere informatie

PROSE Online Diagnostics System

PROSE Online Diagnostics System PROSE Online Diagnostics System Beheerders en respondenten in PROSE Online Diagnostics PROSE online diagnostics betekent een grote vooruitgang in het organiseren en verwerken van bevragingen. U kan alles

Nadere informatie

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA / Feedbackrapport METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA MEUNYCKENHOF / Deel 2: Kwaliteit van leven bewoners met cognitieve problemen bevraagd via 31/8-4/9 / 2015 / 28-jan-16 Leeswijzer InterRAI

Nadere informatie

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA / Feedbackrapport METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA WOON- EN ZORGCENTRUM EDOUARD REMY / Deel 2: Kwaliteit van leven bewoners met cognitieve problemen bevraagd via 5/10-9/10 / 2015 / 28-jan-16

Nadere informatie

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA / Feedbackrapport METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA SINT JOZEF / Deel 2: Kwaliteit van leven bewoners met cognitieve problemen bevraagd via 22/9-26/9 / 2014 / 22-jun-15 Leeswijzer InterRAI -

Nadere informatie

Vitamine B12 deficiëntie

Vitamine B12 deficiëntie Vitamine B12 deficiëntie Quality of life prospectief onderzoek Dit rapport bevat de analyses van de B12 Quality of Life Questionnaire, waarin 20 personen met een laag-normale vitamine B12 waarde zijn gevraagd

Nadere informatie

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA / Feedbackrapport METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA SINT BERNARDUS / Deel 2: Kwaliteit van leven bewoners met cognitieve problemen bevraagd via 11/5-15/5 / 2015 / 7-okt-15 Leeswijzer InterRAI

Nadere informatie

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA / Feedbackrapport METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA SINT-JOZEF / Deel 2: Kwaliteit van leven bewoners met cognitieve problemen bevraagd via 3/11-7/11 / 2014 / 22-jun-15 Leeswijzer InterRAI -

Nadere informatie

Burgerpanel Horst aan de Maas - Meting 3

Burgerpanel Horst aan de Maas - Meting 3 Rapportage Burgerpanel meting 3: Juni 2013 In opdracht van: Contactpersoon: Gemeente Horst aan de Maas Dhr. F. Geurts Utrecht, juli 2013 DUO Market Research drs. Aart van Grootheest drs. Marjan den Ouden

Nadere informatie

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA / Feedbackrapport METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA WZC Sint-Margaretha / Deel 2: Kwaliteit van leven bewoners met cognitieve problemen bevraagd via 22/9-26/9 / 2014 / 22-jun-15 Leeswijzer InterRAI

Nadere informatie

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA / Feedbackrapport METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA WOON- EN ZORGCENTRUM SINT-ALEXIUS / Deel 2: Kwaliteit van leven bewoners met cognitieve problemen bevraagd via 24/11-28/11 / 2014 / 22-jun-15

Nadere informatie

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA / Feedbackrapport METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA WOON- EN ZORGCENTRUM SINT-JOZEF / Deel 2: Kwaliteit van leven bewoners met cognitieve problemen bevraagd via 14/9-18/9 / 2015 / 28-jan-16

Nadere informatie