Staat van het Rotterdams onderwijs

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Staat van het Rotterdams onderwijs"

Transcriptie

1 Staat van het Rotterdams onderwijs 2017

2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Voor en vroegschoolse educatie Peuters en doelgroeppeuters Voorzieningen en bereik Kwaliteit en resultaten Primair onderwijs Leerlingen Prestaties Kwaliteit Personeel Voortgezet onderwijs Leerlingen Onderwijsresultaten Personeel Scholen: omvang, kwaliteit en activiteiten Middelbaar beroepsonderwijs Onderwijsinstellingen, deelnemers en beroepsopleidingen De kwaliteit van het beroepsonderwijs Personeel Opbrengsten 95 6.Hoger Onderwijs Onderwijsinstellingen, deelnemers en opleidingssectoren Kwaliteit Personeel Jaarverslag Leerplicht

3 1. Inleiding De Staat van het Rotterdams Onderwijs 2017 geeft de actuele situatie weer van het onderwijs in Rotterdam. Begin 2015 is het Rotterdams Onderwijsbeleid Leren Loont! vastgesteld. Rotterdam investeert de komende jaren extra in onderwijs, om zoveel mogelijk kinderen en jongeren in Rotterdam hun kansen te laten verzilveren. Het onderwijsveld en de gemeente hebben gezamenlijk afgesproken de onderwijsresultaten te verbeteren, het aantal schooluitvallers verder omlaag te brengen en te zorgen voor een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Het Rotterdamse onderwijsveld en de gemeente werken de komende jaren binnen Leren Loont! op vijf thema s intensief samen. Deze thema s zijn: Een vliegende start; De beste leraren voor Rotterdam; Werken aan vakmanschap; Aansluiting onderwijs en jeugdhulp; Kwaliteit door schoolontwikkeling. De voorliggende Staat rapporteert over schooljaar en daarmee ook over resultaten van het programma Leren Loont! tot nu toe. De Staat van het Rotterdams Onderwijs 2017 loopt chronologisch, via de onderwijssectoren, de schoolloopbaan langs van een Rotterdamse leerling. In hoofdstuk twee tot en met zes staan per sector cijfers over leerlingen, prestaties, scholen en personeel vermeld. Verder rapporteert De Staat van het Rotterdams Onderwijs 2017 per sector over Leren Loont!-indicatoren; de voortgangsrapportage Leren Loont! Rapporteert over de thema-indicatoren. In hoofdstuk zeven is het jaarverslag Leerplicht opgenomen. Waar mogelijk zijn cijfers over de Children s Zone en Rotterdam Zuid opgenomen en wordt Rotterdam vergeleken met de andere grote steden en met landelijke cijfers. 4 5

4 2. Voor - en vroegschoolse educatie Samenvatting De meest in het oog springende ontwikkelingen in de voor- en vroegschoolse educatie (vve) in 2017: In april 2017 zijn er 583 geharmoniseerde groepen in de voorschool. In oktober 2016 waren dat er nog 500! Dat komt doordat in 2016 nagenoeg alle peuterspeelzalen kinderdagverblijven werden. Deze omzetting maakte deel uit van het harmonisatieproces dat in maart 2016 is ingezet. Per april 2017 bereiken we Rotterdamse peuters. Ten opzichte van het totaal aantal 2- en 3-jarigen in de bevolking per oktober 2016 ( peuters) bereiken de peuterspeelzalen en kinderopvang met vve per april % van de peuters van de twee- en driejarige doelgroeppeuters volgt in april 2017 een vve-programma; dat is 93%. De eerste ambitie uit Leren Loont!: Het percentage driejarige Rotterdamse doelgroepkinderen dat een vve-programma volgt stijgt. In 2018 wordt 80% bereikt. is in 2017 gerealiseerd; een resultaat waar de gemeente trots op is. In april 2017 staan er 527 kinderen op de wachtlijst voor een voorschoolse groep. De doelgroepdefinitie is per 1 oktober 2017 aangepast, met het oog op een nog beter bereik van doelgroeppeuters. Op 61 locaties in Rotterdam werken scholen aan de ontwikkeling van een Integraal Kindcentrum. Het aantal Sisa-meldingen in de voor- en vroegschool steeg in 2017 In 2016 waren er in Rotterdam 170 plusplekken op 15 locaties, verspreid over de stad. Het aantal toekenningen voor een Sociaal Medische Indicatie steeg in 2016 naar 350 (dit was in ). Door kinderopvangorganisaties, schoolbesturen en gemeente is gezamenlijk een Rotterdams kwaliteitskader voorschoolse educatie vastgesteld. Rotterdam loopt hiermee vooruit op de invoering per 1 januari 2018 van de nieuwe wet Innovatie door Kwaliteit Kinderopvang (IKK). Inleiding Gemeenten hebben een wettelijke verantwoordelijkheid om voorschoolse educatie aan te bieden. Organisaties voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang voeren de voorschoolse educatie uit. Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor de vroegschoolse educatie. De Rotterdamse ambitie rijkt verder dan de wettelijke verantwoordelijkheid de gemeentelijke ambitie is om voor alle Rotterdamse peuters een voorschoolse basisvoorziening te realiseren die de wettelijke kwaliteit overstijgt. Het streven is dat alle Rotterdamse peuters gebruik maken van deze voorziening, in het bijzonder de doelgroeppeuters. Door deze aanpak geeft de gemeente peuters een vliegende start op de basisschool, waarbij het streven is eventuele taal- en ontwikkelingsachterstanden zo veel mogelijk weg te werken en te voorkomen. Dat betekent flinke winst voor de hele onderwijsloopbaan. De Rotterdamse ambitie voor de voorschool is vastgelegd in het Rotterdamse onderwijsbeleid Leren Loont! Hoewel de Staat van het Onderwijs vooral een overzicht is van feiten en cijfers, is het voor de interpretatie van deze feiten en cijfers van belang de volgende ontwikkelingen te kennen: de harmonisatie van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang. De invoering hiervan in Rotterdam is in maart 2016 gestart. De belangrijkste doelen van het herontwerp zijn: voorkoming van segregatie in de voorschool; voorkoming van onderbroken leerlijnen van peuters; deelname van zoveel mogelijk peuters en wegwerking van wachtlijsten. de kwaliteitsimpuls die integraal onderdeel uitmaakt van de harmonisatie, waarbij het onderwijs onder meer inzet op deels hoger opgeleid personeel in de voorschool, op de groep en als coach, en een permanente educatie van pedagogisch medewerkers. 6 7

5 In dit hoofdstuk treft u een overzicht van: peuters en doelgroeppeuters in Rotterdam; voorschoolse voorzieningen en bereik; kwaliteit en resultaten Bronnen De cijfers en informatie in dit hoofdstuk zijn grotendeels en eerder gepubliceerd in de brief Stand van zaken vliegende start en nieuwe definitie indicatie extra spelen en leren van 8 juli 2017 van de wethouder van Onderwijs, Jeugd en Zorg aan de Commissie Zorg, Onderwijs, Cultuur en Sport (17MO03969). De cijfers komen uit de Feitenkaart vve 2016 en de eerste tussenrapportage van april 2017 van de kinderopvangorganisaties, voortvloeiend uit de subsidieverlening voor vve. De cijfers uit de tweede tussenrapportage najaar 2017 en van de OBI-telling in 2017 zijn nog niet compleet en daarom niet in deze rapportage verwerkt. Daarnaast is gebruik gemaakt van CBS-gegevens en gegevens van de afdeling Jeugd. 2.1 Peuters en doelgroeppeuters In de eerste tabel is meerjarig het aantal peuters in de bevolking in Rotterdam in beeld gebracht. Daarbij is het aandeel doelgroeppeuters gespecificeerd. Het percentage doelgroeppeuters in de bevolking daalde in Dit heeft te maken met de effecten van de wijzigingen in de doelgroepdefinitie in 2015 en het mogelijk niet meer meetellen van de peuters die nog onder de oude doelgroepdefinitie vielen tijdens de teldatum. (zie volgende paragraaf) 2.2 Voorzieningen en bereik Om de ambities van Vliegende Start te bereiken, heeft de gemeente de voorschool in Rotterdam geharmoniseerd, gecombineerd met een kwaliteitsinvestering. Deze harmonisatie van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang is vanaf maart 2016 in Rotterdam ingevoerd. Doel van de harmonisatie is de scheiding te voorkomen tussen doelgroeppeuters en niet-doelgroeppeuters en tussen peuters van werkende ouders en peuters van niet werkende ouders. Het bijkomende doel is om doorgaande leerlijnen te realiseren doordat peuters niet van opvang hoeven te wisselen als hun ouders werk vinden dan wel werkloos raken. In Rotterdam is ervoor gekozen om deze harmonisatie zo in te richten dat deze tegelijkertijd de wachtlijsten voor de voorschool oplossen, dat er voor alle Rotterdamse peuters een plek is en dat alle peuters in een kwalitatief hoogwaardige voorziening een goede voorbereiding op de basisschool krijgen Voorzieningen en kindplaatsen Groepen nul Met de harmonisatie hebben zijn alle vve-groepen in Rotterdam de kwaliteit van groep nul. In oktober 2016 waren er 500 geharmoniseerde groepen nul en in april 2017 is dat aantal gestegen naar 583. Voorschoolse voorzieningen In bijgaande tabel staat het aantal voorschoolse locaties in Rotterdam meerjarig in beeld. Gespecificeerd is hoeveel van deze voorzieningen een vve-programma uitvoeren. In 2016 daalde het aantal peuterspeelzalen en steeg het aantal kinderdagverblijven abrupt. Dat kwam omdat in 2016 nagenoeg alle peuterspeelzalen kinderdagverblijven werden. Deze omzetting maakte deel uit van het harmonisatieproces dat in maart 2016 is ingezet. Tabel 1 2 jarigen jarigen in de bevolking waarvan behorend tot de doelgroep % doelgroeppeuters in de bevolking 61% 58% 56% 53% 32% Tabel 2 Voorschoolse voorzieningen: peuterspeelzalen aantal locaties waarvan vve-locatie % vve-locaties 91% 91% 89% 88% 0% 0 aantal locaties jarigen jarigen in de bevolking waarvan behorend tot de doelgroep % doelgroeppeuters in de bevolking 61% 58% 56% 55% 19% kinderdagverblijven waarvan vve-locatie % vve-locaties 39% 26% 25% 26% 61% 69% 2 en 3 jarigen jarigen in de bevolking waarvan behorend tot de doelgroep % doelgroeppeuters in de bevolking 61% 58% 56% 54% 26% Aantal peuters in de Rotterdamse bevolking per 1 oktober van ieder kalenderjaar. Het aandeel doelgroep-peuters volgens de oude definitie (t/m 2015). De cijfers in 2016 zijn volgens de nieuwe definitie. Bron: Feitenkaart vve-monitor Rotterdam Gemeente Rotterdam. Mei kinderdagverblijven en peuterspeelzalen aantal locaties waarvan vve-locatie % vve-locaties 65% 59% 58% 57% 59% 68% Bronnen: - Bron: Feitenkaart vve-monitor Rotterdam Gemeente Rotterdam. Mei Staat van het Rotterdams Onderwijs, Gemeente Rotterdam. December Subsidiebestanden 2012 t/m Gemeente Rotterdam, cluster MO. - LRKP v.w.b. locaties

6 Tabel 3 Kindplaatsen In dit document is met het aantal kindplaatsen per organisatie bedoeld: het aantal plaatsen dat gedurende de openstelling van de organisatie beschikbaar is voor kinderopvang. In onderstaande tabel zijn die aantallen voor Rotterdam getotaliseerd. In die tabel is ook te zien hoe kleinschalig peuterspeelzalen en kinderdagverblijven gemiddeld genomen nog steeds georganiseerd zijn. Zoals opgemerkt, zijn veel peuterspeelzalen in 2016 omgezet naar kinderdagverblijven. Dit verklaart de abrupte daling van het aantal kindplaatsen in de peuterspeelzalen en de toename in de kinderdagverblijven se voorzieningen is in 2016 bij de 3-jarigen afgenomen, maar in 2017 voor alle peuters weer gestegen en hersteld tot het niveau van oktober Verder blijkt dat het bereik van het aantal peuters in voorschoolse voorzieningen en kinderdagverblijven per april 2017 is verdubbeld ten opzichte van oktober In totaal bereikt de vve per april Rotterdamse peuters. Dat is een stijging met 20% ten opzichte van oktober 2016, die voor het grootste deel is toe te schrijven is aan voorschoolse voorzieningen en kinderdagverblijven. Deze stijging komt vermoedelijk deels door de economische opleving. Ten opzichte van het totaal aantal 2- en 3-jarigen in de bevolking per oktober 2016 ( peuters) bereikt de vve 55% van de peuters. Tabel 4 bereik 2- en 3-jarige doelgroeppeuters in vve-locaties Aantal kindplaatsen op peuterspeelzalen Aantal kindplaatsen op kinderdagverblijven Totaal aantal kindplaatsen 91% 91% 89% 88% 0% 0 Gemiddeld aantal kindplaatsen per peuterspeelzaal Gemiddeld aantal kindplaatsen per kinderdagverblijf Gemiddeld aantal kindplaatsen per voorschoolse voorziening 39% 26% 25% 26% 61% 69% Tabel 3: (Gemiddeld) aantal kindplaatsen op peuterspeelzalen en kinderdagverblijven in Rotterdam, per 1 oktober van ieder kalenderjaar. Bron: LRKP per 1 oktober 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016 en 2017 okt 2015 okt 2016 apr 2017 Alle peuters in vv-psz Alle peuters in vv-kdv Totaal Percentage van totaal aantal peuters (=14.662) Bron oktober 2015 en 2016: Feitenkaart OBI. Bron april 2017: 1e tussenrapportage instellingen. Toelichting bij de tabel: Er is deze tabel een onderscheid gemaakt tussen vv-peuterspeelzalen (de voormalige peuterspeelzalen, nu geharmoniseerd) en vv-kinderdagverblijven (de voormalige kinderdagverblijven, nu geharmoniseerd). Kindcentra In Leren Loont! is een ambitie geformuleerd over de start van kindcentra. Kern van de ontwikkeling van kindcentra is dat het veld zelf deze moet inzetten. Dat maakt de kans op succes van de intensieve samenwerking tussen kinderopvang en school zo groot mogelijk. In oktober 2016 hebben het veld en de gemeente de uitgangspunten voor Kindcentra010 in de sectorkamer Jonge Kind vastgesteld. Vervolgens is in een zogenaamde stadsfoto een nulmeting vastgelegd. Deze geeft inzicht in de ontwikkeling van kindcentra in Rotterdam. Op 61 locaties werken scholen aan Integraal Kindcentrum. Het veld en de gemeente werken verder samen aan maatregelen om de ontwikkeling van Kindcentra010 te versnellen. Het gaat bijvoorbeeld om gezamenlijke inzet van middelen, inhoudelijke afstemming van ontwikkelingen in onderwijs, opvang en zorg en de huisvesting voor Integrale Kindcentra. Wachtlijsten In de Rotterdamse voorschool (met vve) zijn alle peuters welkom, ongeacht hun achtergrond (wel of niet doelgroeppeuter) of de situatie van hun ouders (werkend/niet-werkend bijvoorbeeld). Op dit moment zijn er in een aantal wijken nog wachtlijsten. Daardoor kunnen niet alle kinderen vanaf tweejarige leeftijd terecht in de voorschool. In april 2017 stonden er 527 kinderen op de wachtlijst voor een voorschoolse groep met vve, voornamelijk in de gebieden IJsselmonde, Feijenoord, Prins Alexander en Kralingen-Crooswijk. De signalen uit in november 2017 zijn in lijn met de dalende tendens die blijkt uit de gegevens van oktober 2016 en de eerste tussenrapportage In totaal stonden in oktober 550 peuters op de wachtlijst. Aanvullende cijfers over 2017 worden gepubliceerd begin De resterende wachtlijsten worden in 2018 opgelost. Bereik van peuters De harmonisatie is begin 2017 succesvol afgerond. Dit kon mede dankzij enorme inspanningen van peuterspeelzaalorganisaties, kinderopvangorganisaties en een aantal schoolbesturen voor primair onderwijs. De eerste ambitie uit Leren Loont!: Het percentage driejarige Rotterdamse doelgroepkinderen dat een vve-programma volgt stijgt (2013 = 67%). In 2018 wordt 80% bereikt is in 2017 gerealiseerd; een resultaat waar de gemeente trots op is. Onderstaande tabel vergelijkt het bereik uit de Feitenkaart van OBI voor oktober 2015 en oktober 2016 met de eerste tussenrapportage Uit de tabel blijkt dat het aantal peuters in de voorschoolse voorzieningen en peuterspeelzalen in oktober 2016 is gedaald met circa 300 peuters ten opzichte van oktober Het bereik van peuters door voorschool

7 Tabel 5 telling oktober 2013 telling oktober 2014 telling oktober 2015 telling oktober jaar 3 jaar totaal 2 jaar 3 jaar totaal 2 jaar 3 jaar totaal 2 jaar 3 jaar totaal Buiten Rotterdam Rotterdam Centrum Delfshaven Overschie Noord Hillegersberg- Schiebroek Kralingen- Crooswijk Feijenoord IJsselmonde Pernis Prins Alexander Charlois Hoogvliet Hoek van Holland Rozenburg Totaal Postcode onbekend Totaal wachtlijst vbo, praktijkonderwijs of vmbo basis- of kaderberoepsgerichte leerweg. Dat laatste kan in plaats van beide ouders of verzorgers ook de ouder/verzorger zijn die met de dagelijkse zorg is belast. Aanpassing doelgroepdefinitie per 1 oktober 2017 Per 1 oktober 2017 is de doelgroepdefinitie voor de voorschool in overleg met de instellingen opnieuw aangepast, zodat deze beter aansluit op de ervaren praktijk van achterstand. Een kind ontvangt van het CJG een zogenaamde indicatie extra spelen en leren als hij of zij voldoet aan één of meer van de volgende kenmerken: De ouder die het kind dagelijks verzorgt heeft een opleiding op mbo-1 niveau of lager; De thuistaal is niet-nederlands en de ouder die het kind dagelijks verzorgt heeft een opleiding op maximaal mbo-4 niveau; Uit de screening van het CJG blijkt dat het kind baat heeft bij de indicatie extra spelen en leren vanwege een ontwikkelingsachterstand. Daarnaast is afgesproken dat de voorscholen een versnelde indicatieprocedure kunnen volgen als ze op grond van objectieve observatiecriteria vermoeden dat het kind een taalachterstand of een sociaalemotionele achterstand heeft. De verwachting is dat we met de nieuwe indicatie extra spelen en leren meer peuters gaan bereiken die vve nodig hebben. We monitoren het aantal kinderen met een indicatie en het percentage bereik van deze kinderen. De doelstelling dat 80% van de driejarige peuters met vve wordt bereikt, blijft daarbij uitgangspunt. Nieuwe cijfers zijn begin 2018 beschikbaar. Bereik van doelgroeppeuters in 2017 In 2017 is er sprake van een stijging van het bereik door het verloop van peuters. Er zijn steeds minder peuters die nog onder de oude doelgroepdefinitie vallen en steeds meer peuters die onder de nieuwe doelgroepdefinitie van 2015 vallen. Daarnaast is de doelgroepdefinitie per 1 oktober 2017 aangepast. Daardoor is de verwachting dat de cijfers begin 2018 nog verder stijgen. Gaandeweg indiceert en telt het CJG steeds meer peuters volgens de nieuwe definitie. Onderstaande tabel vergelijkt het bereik van doelgroeppeuters uit de Feitenkaart van OBI voor oktober 2015 en oktober 2016 met de eerste tussenrapportage In april 2017 zijn er doelgroeppeuters in voorschoolse voorzieningen en peuterspeelzalen die vier dagdelen bezetten, en (6.151 min 3.364) niet-doelgroeppeuters die twee dagdelen bezetten, of op basis van het overgangsrecht tijdelijk nog vier dagdelen. Tabel 5: Het aantal 2- en 3-jarigen op wachtlijsten in vve-peuterspeelzalen en vve-kinderdagverblijven in Rotterdam per oktober, per jaar. Bron: Feitenkaarten Vve-monitor Rotterdam, 2012, 2013, 2014, 2015 en Gemeente Rotterdam. Tabel 6 bereik 2- en 3-jarige doelgroeppeuters in vve-locaties okt 2015 okt 2016 apr 2017 Definitie van doelgroeppeuters in 2017 gewijzigd. Vóór 2015 was de definitie van een doelgroeppeuter: een kind waarvan ten minste één ouder in een niet-westers land geboren is of waarvan één ouder een laag opleidingsniveau heeft van maximaal twee jaar lbo/vbo. Met ingang van 2015 is de doelgroepdefinitie voor peuters veranderd. Sindsdien is sprake van een doelgroeppeuter als een kind bij het CJG op consult verschenen was op de leeftijd van 14 en 24 maanden 1, en de thuistaal van het kind niet de Nederlandse taal was, OF als beide ouders/verzorgers, een opleidingsniveau hebben van maximaal lbo/ Alle peuters in vv-psz Alle peuters in vv-kdv Totaal Percentage van totaal aantal doelgroep-peuters Bron oktober 2015 en 2016: Feitenkaart OBI. Bron april 2017: 1e tussenrapportage instellingen. 1) In de uitvoeringspraktijk wordt geïndiceerd bij 14 of 24 maanden

8 Tabel jarigen Uit bovenstaande tabel blijkt verder dat het bereik van het aantal doelgroeppeuters per april fors is gestegen ten opzichte van oktober Absoluut gezien komt deze stijging vrijwel geheel voor rekening van vv-psz. In vv-kdv is de stijging van het aantal doelgroeppeuters per april 2017 vergeleken met oktober 2016 procentueel echter vergelijkbaar met voorschoolse voorzieningen en peuterspeelzalen. De daling van het aantal doelgroeppeuters tussen oktober 2015 en oktober 2016 komt merendeels door de invoering van de huidige doelgroepdefinitie begin Door de invoering van deze definitie is het aantal doelgroeppeuters in de bevolking gedaald van in 2015 naar in 2016 (bron: Feitenkaart vve-monitor 2016, tabel 7). Dat het bereik van doelgroeppeuters nog steeds veruit het grootst is in de voorschoolse voorzieningen en peuterspeelzalen, is verklaarbaar: ouders van doelgroeppeuters zijn van oudsher meer gericht op de peuterspeelzalen. Ook gaat de instroom van nieuwe peuters geleidelijk. Daardoor kan het zeker een aantal jaren duren voordat echte menging in de voorschoolse groepen plaatsvindt. Volgens de opgave van april 2017 bereikt de vve circa 93% van de doelgroeppeuters in de bevolking. Uit voorgaande feitenkaarten blijkt tevens dat het percentage driejarigen dat wordt bereikt in het algemeen hoger ligt dan het percentage tweejarige doelgroeppeuters. Daarmee is de conclusie gerechtvaardigd dat de doelstelling uit Leren Loont! Het percentage driejarige Rotterdamse doelgroepkinderen dat een vve-programma volgt in 2013 = 67%. In 2018 wordt 80% bereikt op dit moment ruimschoots is gehaald. Wel kan de invoering van de nieuwe doelgroepdefinitie per oktober 2017 leiden tot een toename van doelgroeppeuters. Daarmee kan het percentage bereik mogelijk dalen. Gelet op de toename van het bereik van alle peuters (tabel 6) is het de verwachting dat de doelstelling van Leren Loont! ook dan wordt gehaald. Het begeleiden van kinderen met zorg. Het percentage zorgleerlingen bij jonge kinderen kan de gemeente afleiden uit de SISA-rapportages. Instellingen maken gebruik van dit regionaal signaleringsinstrument om hun zorgen over kinderen kenbaar te maken. Als meerdere instellingen zich via de SISA-signalering om één kind zorgen maken, ontstaat een match en is het mogelijk tot een gezamenlijke aanpak te komen. Het aantal SISA-meldingen staat in onderstaande tabel in de stadsregio Rotterdam aantal afgegeven SISA-signalen aantal matches 91% 91% 89% 88% 0% Percentage afgegeven SISA-signalen over 0-4 jarigen Tabel 7: Aantal afgegeven SISA-signalen en gerealiseerde matches met betrekking tot 0 tot 4-jarigen in de stadsregio Rotterdam. Bronnen: Jaarverslagen SISA. Gemeente Rotterdam. De Inspectie van het Onderwijs 1 constateerde dat het planmatig begeleiden van kinderen met zorg, door voorscholen vaker met een onvoldoende wordt gewaardeerd dan door de vroegscholen. Dit komt overeen met hetgeen de inspectie geconstateerd had tijdens de locatiebezoeken. Een verklaring hiervoor zou volgens de Inspectie kunnen zijn dat de zorg voor kleuters deel uitmaakt van de gehele zorgstructuur, die al langere tijd functioneert. Hoewel uit zowel de waarderingen door de locaties als de oordelen van de inspectie bleek dat hier nog verbetering nodig is, was hier wel sprake van een vooruitgang ten opzichte van Op het gebied van het evalueren van de zorg waardeerde 24% van de locaties deze indicator als onvoldoende. Daarmee gaven zij volgens de Inspectie aan dat het effect van de begeleiding en de extra zorg onvoldoende geëvalueerd en vastgelegd werd. Daarbij leidden de evaluaties volgens de locaties in onvoldoende mate tot conclusies waarop vervolgstappen voor het stimuleren van de ontwikkeling van de zorgpeuters volgden. Kinderopvang Plus en SMI: De gemeente Rotterdam ondersteunt ouders en kinderen met problemen in de schoolse en voorschoolse periode met Kinderopvang Plus of Sociaal Medische Indicatie (SMI). Kinderopvang Plus: Plusopvang is een kinderopvangvoorziening met extra begeleiding, aandacht en zorg voor kwetsbare kinderen die vanwege hun problematiek niet terecht kunnen bij een reguliere kinderopvang. De gemeente geeft subsidie voor plusopvangplekken. Alleen kinderopvanginstellingen die door de gemeente zijn aangewezen bieden kinderopvang Plus. Zij werken met in kleinere groepen met hoog opgeleide pedagogisch medewerkers en werken samen met hulpverlenende instanties. In 2016 was er in Rotterdam een aanbod van 170 plusplekken op 15 locaties, verspreid over de stad. Van deze plekken waren er ongeveer 60 bestemd voor BSO-Plus (4-13 jaar) en 110 Plusplekken voor Hele Dag Opvang (0-4 jaar). Bij de Plusopvang was in 2016 op sommige locaties sprake van onderbezetting. Om dit op te lossen werkten gemeente en aanbieders aan verbetering van de toeleiding naar de Plusopvang via de wijkteams. Het streven om eind 2016 minimaal 80% bezetting te bereiken werd nog niet op alle locaties Plusopvang gehaald. SMI (sociaal-medische indicatie): SMI is gericht op de ouders. Lichamelijke, psychische of sociale problemen van een ouder kunnen ervoor zorgen dat zij de opvoeding en verzorging van hun kind niet meer aankunnen. Als dit een bedreiging vormt voor de ontwikkeling van het kind, kunnen ouders via de regeling Sociaal Medische Indicatie (SMI) 2 aanspraak maken op vergoeding van de kinderopvangkosten. Het aantal toekenningen voor een SMI steeg in 2016 naar 350 (dit was in ). Mogelijke oorzaken voor deze stijging zijn de toenemende bekendheid van de regeling SMI bij de directe verwijzers, het in beeld komen van meer multi-probleem gezinnen waarop de regeling kon worden toegepast en een toename van de complexiteit van de problematiek. Vaak gaan SMI (voor de ouder) en Kinderopvang Plus (voor het kind) samen. De GGD geeft beide indicaties af. Het gaat om tijdelijke regelingen van maximaal een jaar, bedoeld als overbrugging waarbij de hulpverleners in toenemende mate samenwerken of afstemming zoeken met het wijkteam voor meer structurele oplossingen en vormen van ouderhulp of jeugdhulp aan het gezin. Voor zowel Kinderopvang Plus als SMI geeft de gemeente beschikkingen af en stelt ze budget beschikbaar. Voor SMI komt een deel van het budget vanuit het Rijk. 1) De kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Rotterdam in schooljaar Inspectie van het Onderwijs. Juli ) Factsheet Sociaal Medische Indicatie (SMI) kinderopvang. Gemeente Rotterdam 14 15

9 2.3 Kwaliteit en resultaten Kwaliteit Al in 2016 concludeerde de Inspectie van het Onderwijs dat de kwaliteit van het gemeentelijk voorschools beleid en de voorschoolse voorzieningen op bijna alle van de 13 indicatoren aan de voorwaarden voldeed één van de drie ambities uit Leren Loont!. Alleen op ouderbetrokkenheid en op bereik was nog een slag te slaan. De indicator Bereik krijgt het oordeel voldoende als het gerealiseerde aanbod op orde is. De slechte score op bereik was overigens te wijten aan verlaging van de landelijke kinderopvangtoeslag. Die maakte de kinderopvang duurder, waardoor veel ouders hun peuter van de kinderopvang haalden en op de wachtlijst voor de peuterspeelzaal plaatsten. Wat betreft bereik voldoet Rotterdam in 2017 aan de voorwaarden voor een goed bereik. Voor ouderbetrokkenheid ontwikkelt de gemeente samen met het veld nieuw beleid, dat in 2018 zijn beslag moet krijgen. Extra Rotterdamse kwaliteitseisen De Rotterdamse ambitie voor kwaliteit gaat verder dan voldoen aan het oordeel van de Inspectie van het Onderwijs. In de voorschool is sprake van een aantal extra kwaliteitseisen ten opzichte van de wettelijk vastgelegde eisen voor voorschoolse educatie. Zo biedt de gemeente alle Rotterdamse peuters een programma dat voldoet aan de kwaliteitseisen voor vve. In alle groepen nul staat ofwel een hbo er als pedagogisch medewerker op de groep of is deze coach voor de mbo ers op de groep. De vve werkt opbrengstgericht. Door de harmonisatie is de kwaliteit van de Rotterdamse voorscholen in de praktijk de afgelopen jaren verder toegenomen. landelijke onderzoeken, namelijk: Pre-Cool 2 : een belangrijke conclusie uit het Pre-Coolonderzoek is dat de ontwikkeling van doelgroepkinderen wordt gestimuleerd, door het gebruik van een vve-methode in combinatie met een goede educatieve proceskwaliteit. Met educatieve proceskwaliteit wordt naast de educatieve kwaliteit ook bedoeld: de kwaliteit van de interactie tussen pedagogisch medewerkers en kinderen en tussen kinderen onderling en de kwaliteit van het taalaanbod. Startgroepen 3 ( dit zijn voorschoolse groepen vergelijkbaar met groep nul): doelgroeppeuters in een reguliere vve laten een minder sterke ontwikkeling zien op taal, rekenen en selectieve aandacht dan doelgroeppeuters in een startgroep. De educatieve proceskwaliteit is van belang. Opbrengsten van vve in Rotterdam door de Kenniswerkplaats: dit onderzoek bevestigt de landelijk gevonden effecten van vve en startgroepen. Bovenstaande onderzoeken laten zien dat vve effect heeft, ook in Rotterdam. De gemeente investeert blijvend in de voorwaarden voor de voorschool die de kwaliteit van de voorschool direct beïnvloeden, zoals de kwaliteit van het personeel, opbrengstgericht werken en ouderbetrokkenheid. In aanvulling hierop ontwikkelen de gemeente en voorschoolse instellingen gezamenlijk een kwaliteitsmonitor. Zij voeren deze kwaliteitsmonitor in in De opbrengsten uit de kwaliteitsmonitor vormen mede de basis voor de verdere ontwikkeling van de vve in de voorschool. Rotterdams kwaliteitskader voorschoolse educatie De kinderopvangorganisaties, schoolbesturen en gemeente hebben gezamenlijk een Rotterdams kwaliteitskader voorschoolse educatie vastgesteld. In dit kwaliteitskader zijn afspraken opgenomen om de kwaliteit in de Rotterdamse voorscholen verder te verbeteren op de volgende aspecten: 1. Gedifferentieerd of opbrengstgericht werken in 2-4 dagdelen en vve-resultaten 2. Rotterdamse A-kwaliteit 3. Doorgaande leerlijn 4. Ouderbetrokkenheid 5. Ontwikkeling, begeleiding en zorg en externe zorg Het kwaliteitskader biedt instellingen handvatten om verdere stappen te zetten op het gebied van kwaliteit. Rotterdam loopt hiermee vooruit op de invoering van de nieuwe wet Innovatie door Kwaliteit Kinderopvang (IKK, invoering per 1 januari 2018). Deze wet regelt de volgende zaken: inzet van een hbo-coach, verbetering van het taalniveau, het opbrengstgericht werken met een kindvolgsysteem en een goede samenwerking met de basisschool. In het Rotterdamse kwaliteitskader zijn daarnaast afspraken gemaakt over observaties van peuters, het gebruik van een zelfevaluatie-instrument, het observatiesysteem, het personeelsplan en de inzet van de voorschoolmaatschappelijk werker. Toezicht op Rotterdamse kwaliteit Naast de monitoring van de kwaliteit door de Inspectie van het Onderwijs en het wettelijk toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang door de GGD, zijn instellingen en gemeente in overleg gestart met een pilot vve-toezicht. In deze pilot voert Toezicht en Handhaving in samenwerking met vijf vve-houders op 50 locaties het wettelijk toezicht uit en houden zij tevens integraal toezicht op de kwaliteit van de voorschool, zowel op de vve-eisen als op de aanvullende Rotterdamse eisen. Een werkgroep met vijf houders en toezichthouders van de gemeente Rotterdam geeft vorm aan de manier van toezichthouding en aan de doorontwikkeling van de pilot naar alle huidige 230 locaties. Resultaten doelgroepkinderen groepen 1 en 3 Wat betreft de ambitie Verbetering van resultaten van doelgroepkinderen in groep 1 en in groep 3 (nulmeting in 2015) maakt Rotterdam gebruik van de resultaten van een aantal 2) Ontwikkeling van kinderen en relatie met kwaliteit van voorschoolse instellingen. Resultaten uit het Pre-Cool cohortonderzoek. Kohnstamminstituut, redactie: P. Leseman en A. Veen, 2016 ( 3) Effectonderzoek. Pilot startgroepen voor peuters. Eindrapportage Universiteit van Twente; en Implementatie-onderzoek Startgroepen peuters. Eindrapportage: verslag van de derde en laatste meting. Oberon 16 17

10 3. Primair onderwijs Samenvatting Het aantal leerlingen in het Rotterdamse basisonderwijs stijgt de laatste jaren licht Het aantal Rotterdamse leerlingen met zogenoemd leerling-gewicht daalt al jaren op rij. Het percentage leerlingen met een gewicht in op Rotterdam Zuid is in 2015/2016 lager dan het percentage leerlingen met een gewicht in Nederland in 1998/1999. In 2017 stijgt het stedelijk gemiddelde op de Centrale-eindtoets naar 533,9. Dit is een stijging van 1 punt. Het aantal Rotterdamse leerlingen met een hoge Centrale eindtoetsscore van 550 stijgt van 2,0 % in 2011 naar 4,5% in Daling van het aantal kleine scholen Daling van aantal zwakke scholen van 10 in 2016 naar 5 in Op 1 september was er één zeer zwakke scholen die inmiddels is gesloten. We zien dat de afstroom in de afgelopen jaren in het derde jaar in Rotterdam is gedaald van 25 procent in 2014/2015 naar 22 procent in 2016/2017. Tegelijkertijd zien we dat het percentage leerlingen dat opstroomt ten opzichte van het basisschooladvies is gestegen van 8 in 2014/2015 tot 10 procent in 2016/ Leerlingen Aantallen Het leerlingaantal in het primair onderwijs in Rotterdam schommelt tussen afgerond en leerlingen, en stijgt het laatste jaar tot Op Rotterdam Zuid zien we een lichte stijging van het leerlingaantal. Landelijk gezien daalt jaarlijks het aantal basisschoolleerlingen fors. Op het niveau van de G4 (de vier grote steden) blijft het aantal leerlingen in het basisonderwijs jaarlijks stijgen. Volgens de leerlingprognose 2017 stijgt het aantal leerlingen in het basisonderwijs in Rotterdam in de periode 2018 tot 2035 langzaam door tot leerlingen in Tabel Nederland G Rotterdam Rotterdam Zuid Focuswijken Tabel 8: leerlingen in het basisonderwijs, op peildatum 1 oktober. Bron: DUO Open Onderwijsdata. N.B. Rotterdam zuid = gebieden: Feijenoord, Charlois en IJsselmonde De 7 focuswijken zijn: Afrikaanderwijk, Bloemhof, Hillesluis, Carnisse, Feijenoord, Oud Charlois en Tarwewijk Tabel leerlingen regulier basisonderwijs Tabel 9: Prognose leerling aantallen in het basisonderwijs, op peildatum 1 oktober. Bron: Leerlingprognose primair onderwijs 2017 O&bi

11 In de rijksbekostiging van basisscholen geeft het Rijk aan leerlingen met laag opgeleide ouders een extra gewicht mee. De school kan op basis daarvan over meer middelen beschikken om bijvoorbeeld klassen kleiner te maken of meer leerkrachten aan te stellen. Leerlingen met een extra gewicht van 0,3 hebben ouders die maximaal praktijkonderwijs hebben gevolgd of die vmbo-basis of kader beroepsgericht zijn opgeleid. Leerlingen met een extra gewicht van 1,2 hebben ten minste één ouder die maximaal basisonderwijs heeft gevolgd, en een andere ouder die maximaal praktijkonderwijs of vmbo basis- kaderberoepsgericht heeft gevolgd. Wat de verdeling betreft van leerlingen met een extra gewicht in het basisonderwijs, onderscheiden de G4 en Rotterdam zich van de Nederland als geheel. De percentages leerlingen met een gewicht dalen cumulatief met een paar procent per jaar. Over een periode van 15 jaar is het percentage kinderen met een gewicht spectaculair gedaald. Het percentage leerlingen met een gewicht op Rotterdam Zuid is in 2015/2016 lager dan het percentage leerlingen met een gewicht in Nederland in 1998/1999. Figuur 2: percentage leerlingen dat op school blijft 1,0000 0,9800 0,9600 0,9400 0,9200 0,9000 0,8800 0,8600 0,8400 Figuur 1: percentage leerlingen met een gewicht 90 0,8200 0, / / / / Nederland G4 Rotterdam Children Zone Figuur 2: schoolwisselingen: percentage leerlingen dat op school blijft. Bron DUO bewerking De loosmonitoring / / / / / Prestaties Centrale-eindtoets Van de 188 basisscholen gebruikt de meerderheid (148 in 2015/2016) de Centraleeindtoets als onafhankelijke afsluitende toets voor het basisonderwijs. Mede op basis van deze toets adviseert de basisschool hun leerlingen over geschikt voortgezet onderwijs. De tabel geeft de trend weer van de Cito-eindtoets sinds Vanaf 2015 is Citoeindtoets vervangen door de verplichte eindtoets. De rapportage hierover staat in de Centrale Eindtoets, als opvolger van de Cito-Eindtoets. Landelijk Rotterdam Rotterdam-Zuid G4 Figuur 1 Percentage leerlingen met een gewicht. Verdeling van leerlingen met een extra gewicht in het basisonderwijs (Bron: DUO. bewerking De Loosmonitoring) In 2017 stijgt het stedelijk gemiddelde op de Centrale-eindtoets naar 533,9. Dit is een stijging van 1 punt. Tabel 10 Schoolwisselingen Onderstaande figuur geeft weer welk aandeel van leerlingen in het primair onderwijs gedurende het genoemde de schooljaar op dezelfde school blijft. In Rotterdam ligt het percentage leerlingen lager dan dat in de G4 en in Nederland totaal. In is het verschil met Nederland wat groter geworden. Bijna 1 op de 10 basisschool leerlingen wisselt per schooljaar van school. In de Children s Zone is het percentage leerlingen van 91 procent in 2014/2015 gedaald naar 87 procent in 2015/2016. De stijging van het aantal leerlingen dat in Children s Zone van school wisselt in het laatste jaar is te verklaren door de sluiting van een school en een aantal scholen die zijn samengegaan Rotterdam 531,20 531,90 532,50 531,80 532,20 533,30 532,9 533,9 Nederland 535,40 535,50 535,50 535,50 534,80 535,00 534,7 535,3 G4 533,00 533,70 533,80 533,30 533,60 534,10 533,6 534,1 Verschil Rotterdam t.o.v. landelijk 4,2 3,6 3,0 3,2 2,6 1,7 1,8 1,4 Tabel 10: Gemiddelde Centrale Eindtoets Rotterdam, Voor 2015 betreft de uitkomst van de Cito Eindtoets, (Bron: CvTE) 20 21

12 Figuur 3: verschilscore Centrale Eindtoets Nederland en Rotterdam 0-0,5-1 Uit de Bollebozen Barometer blijkt dat het aantal leerlingen met een Cito-/Centrale-eindtoetsscore van 550 met 4,6 procent iets achterblijft bij het percentage leerlingen dat in Nederland als geheel een score van 550 haalt. Opvallend is dat het percentage bollebozen op Rotterdam Zuid en in de Children s Zone in verder steeg, terwijl dit percentage in Rotterdam als geheel het laatste jaar juist iets daalt. Het percentage leerlingen in Rotterdam met een score van 550 steeg de afgelopen jaren evenwel van gemiddeld 2,0 procent in 2011 naar de 4,5 procent in ,5-2 -2,5-3 -3,5-4 -4, Schooladviezen Indicator: De schooladviezen benaderen het landelijke gemiddelde Schooladviezen Aan het eind van het basisonderwijs krijgen leerlingen op basis van toetsen uit het leerlingvolgsysteem, de eigen beoordeling van de leraar en de eindtoets een schooladvies voor het voortgezet onderwijs. Onderstaande tabel laat zien welk percentage van de leerlingen een havo/vwo-advies heeft gekregen. Het percentage Rotterdamse leerlingen met een havo/vwo-advies steeg in 2015/2016 ten opzichte van 2014/2015 van 43 naar 47 procent. In Rotterdam Zuid is dit percentage gestegen van 33 naar 39. Het verschil ten opzichte van Nederland als geheel is kleiner geworden. Figuur 3: Gemiddelde Centrale Eindtoets Rotterdam, Voor 2015 betreft de uitkomst van de Cito Eindtoets, (Bron: CvTE, bewerking J&O) Figuur 4: percentage havo/vwo advies Tabel 11: bollebozen barometer Het verschil van het Rotterdams gemiddelde op de Centrale-eindtoets met de landelijke scores wordt gestaag kleiner. score jaar focus wijken Rotterdam-Zuid Overige Rotterdam Rotterdam G4 Nederand N % N % N % N % N % N % ,4% 54 4,1% 230 7,0% 284 6,2% ,2% ,1% ,7% 40 3,0% 167 5,1% 207 4,5% 864 5,1% ,0% ,9% 58 3,9% 301 8,6% 359 7,2% ,7% ,5% x <2% 356 2,4% 197 5,6% 232 4,6% 942 5,2% ,1% ,9% 49 3,2% 237 6,8% 286 5,7% ,2% ,9% 0,6000 0,5000 0,4000 0,3000 0,2000 0,1000 0, Nederland G4 Rotterdam Rotterdam-Zuid Figuur 4: Percentage leerlingen met een havo /vwo advies Bron: DUO. bewerking De Loosmonitoring x <2% 33 2,1% 182 5,3% 215 4,3% 971 5,4% ,2% ,9% 55 3,2% 247 7,3% 302 5,9% ,7% ,4% x <1% 33 1,9% 172 5,1% 205 4,0% 994 5,5% ,1% ,7% 38 2,3% 169 5,1% 207 4,2% 873 5,1% ,1% x <1% 20 1,2% 93 2,8% 113 2,3% 534 3,1% ,0% x <1% 24 1,4% 155 5,0% 179 3,7% 941 5,7% ,3% x <1% x <1% x <3% 95 2,0% 558 3,4% ,1% Tabel 11: Bollebozen barometer Cito / Centrale Eindtoets standaardscore, Bron NPRZ Basismonitor (CBS) 22 23

13 Heroverweging Tabel 12: heroverweging primair onderwijs Tabel 13: leerjaar advies heroverwogen advies herzien % heroverwogen advies herzien Nederland % G % Rotterdam % Children Zone % Nederland % G % Rotterdam % Children Zone % Score Rotterdam-Zuid Rotterdam G4 Nederland Geen advies bepaald N % N % N % N % % % % % Lager dan advies % % % % Gelijk aan advies % % % % Hoger dan advies 124 6% 454 8% % % Tabel 13: Leerlingen in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs in 2014/2015, naar basisschooladvies voorvervolgonderwijs naar woongebied (CBS, bewerking RISBO/OBI) Tabel 12: heroverwegingen primair onderwijs (Bron: DUO. bewerking De Loosmonitoring) Tabel 14: leerjaar Score Rotterdam-Zuid Rotterdam G4 Nederland In bovenstaande tabel staat het aantal leerlingen dat een hogere eindtoetsscore heeft gehaald dan het oorspronkelijke schooladvies van de basisschool. Deze leerlingen zijn weergegeven als zogenoemde advies heroverwogen. Scholen moeten het schooladvies heroverwegen als de score van de eindtoets hoger uitvalt dan het schooladvies. Geen advies bepaald N % N % N % N % 196 9% 492 8% % % Bij 36 procent van deze leerlingen op Rotterdamse scholen leidde deze score daadwerkelijk tot een ander advies. In Rotterdam, maar ook in de G4, leiden relatief hoge scores ten opzichte van Nederland relatief vaker tot een herzien - en dus naar boven bijgesteld - schooladvies. De gemiddelde stijging van het aantal heroverwegingen in verklaart OCW grotendeels door een aanpassing van de conversietabel bij de Centrale Eindtoets. Door deze conversie leidt de toetsscore sinds tot een eenduidig schooladvies. In de Children s Zone herzien basisscholen het schooladvies relatief vaak. Indicator: De doorgaande leerlijn tussen de verschillende onderwijssectoren verbetert. Het aantal leerlingen dat in jaar 3 van het vo nog op het door de basisschool geadviseerde niveau zit of hoger. Onderstaande tabellen geven weer in welke mate leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs nog volgens hun advies van de basisschool geplaatst in het vo. De afstroom in de afgelopen jaren in het derde jaar is gedaald van 25 procent in 2014/2015 naar 22 procent in 2016/2017. Tegelijkertijd zien we dat het percentage leerlingen dat opstroomt ten opzichte van het basisschooladvies is gestegen van 8 in 2014/2015 tot 10 procent in 2016/2017. Op Rotterdam Zuid is te dezelfde beweging versterkt terug te zien: van 34 procent afstroom in 2014/2015 naar 28 procent afstroom in 2016/2017. Op Zuid steeg de opstroom in dezelfde periode van 6 procent naar 11 procent. Lager dan advies % % % % Gelijk aan advies % % % % Hoger dan advies 180 9% 534 9% % % Tabel 14: Leerlingen in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs in 2015/2016, naar basisschooladvies voor vervolgonderwijs naar woongebied (CBS, bewerking RISBO/OBI) Tabel 15: leerjaar Score Rotterdam-Zuid Rotterdam G4 Nederland Geen advies bepaald N % N % N % N % % % % % Lager dan advies % % % % Gelijk aan advies % % % % Hoger dan advies % % % % Tabel 15: Leerlingen in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs in 2016/2017, naar basisschooladvies voor vervolgonderwijs naar woongebied (CBS, bewerking RISBO/OBI) 24 25

14 3.2.2 Tussentijdse prestaties taal en rekenen Indicator: De onderwijsresultaten op het gebied van taal en rekenen benaderen het landelijke gemiddelde. Bij de aandacht voor de basisvaardigheden in het onderwijs zijn voor de gehele onderwijskolom de referentieniveaus taal en rekenen ingevoerd. Binnen de systematiek van de referentieniveaus zijn verschillende niveaus (F) genoemd. Het niveau 2F is het algemeen maatschappelijk functioneel niveau. Dat is het niveau waaraan elke Nederlander zou moeten voldoen. Referentieniveau 1F is volgens deze systematiek het niveau dat leerlingen aan het einde van groep 8 moeten beheersen om de overstap naar het voortgezet onderwijs goed te kunnen maken. De onderstaande tabellen geven de uitkomsten weer voor schooljaar op het referentieniveau taal en rekenen voor Nederland, de vier grote steden (G4), Rotterdam en de Children s Zone. Dit is op dit moment het enige jaar waarvan de uitkomsten op de referentieniveaus beschikbaar zijn. De komende jaren zal een trend zichtbaar worden. analyse referentieniveaus rekenen Zorgleerling in beeld Het ZIB-traject (Zorgleerling in beeld) is een uitwerking van afspraken van po-scholen, vo-scholen en de samenwerkingsverbanden po en vo om de aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs voor zorgleerlingen te verbeteren. Kern is dat leerlingen, na een selectie door de basisschool, op basis van het didactisch niveau (toetsgegevens eind groep 7), in aanmerking kunnen komen voor aanvullend onderzoek: IQ-onderzoek en onderzoek naar sociaal emotionele problematiek. De gegevens van deze onderzoeken kan de basisschool gebruiken voor het advies dat de school aan de ouders geeft. Scholen voor voortgezet onderwijs gebruiken de gegevens voor de aanvraag van een aanwijzing lwoo of toelaatbaarheidsverklaring pro. Het ZIB-traject maakt dat de basisschool het ondersteuningsadvies kwalitatief sterker kan onderbouwen. Ouders krijgen hierdoor eerder en betere voorlichting en kunnen hun kind tijdig op een passende school aanmelden. In totaal kunnen 429 basisscholen in de regio van Koers VO een ZiB-aanvraag doen. Figuur 5: onderzoek zorgleerlingen in beeld Tabel 16: analyse referentieniveaus rekenen R<1F R<1F R<1F Nederland 14% 44% 42% G4 16% 43% 40% Rotterdam 18% 44% 38% Children Zone 21% 44% 34% Tabel 16: referentieniveaus rekenen (Bron: DUO. bewerking De Loosmonitoring) Tabel 17: analyse referentieniveaus taal R<1F R<1F R<1F Nederland 2% 40% 58% G4 3% 39% 58% Rotterdam 3% 38% 59% Figuur 5: aantal leerlingen uit de regio van Koers VO die een ZIB-aanvraag doen. (bron: Koers; VO Koers VO in beeld 2017). Children Zone 4% 39% 56% Tabel 17: referentieniveaus taal (Bron: DUO. bewerking De Loosmonitoring) De afgelopen jaren daalt het aantal leerlingen in het lwoo, terwijl het aantal leerlingen in het pro stijgt. Ten opzichte van is er in echter een trendbreuk zichtbaar waarin juist het aantal adviezen pro daalde jaar en het aantal adviezen lwoo is gestegen. Over het algemeen valt op dat in Rotterdam relatief meer leerlingen niet voldoen aan het rekenniveau 1F (R<1F 18%) dan aan het taalniveau 1F (T<1F 3%) Dit verschil is in grote lijnen ook te zien in Nederland en de G4. Opvallend is verder dat in Rotterdam op het referentieniveau taal meer kinderen boven het niveau 1F (T>1F) zitten dan landelijk. Op Rotterdam Zuid voldoen in vergelijking met Rotterdam en rest van Nederland relatief veel leerlingen niet aan het 1F niveau op de beide referentieniveaus,. 3.3 Scholen: omvang, kwaliteit en activiteiten Omvang Rotterdam telde in basisscholen. Bij deze telling gaat het hoofd- en nevenvestigingen. De opheffingsnorm voor scholen in Rotterdam ligt in 2016 op 182. Het aandeel scholen dat minder dan 200 leerlingen heeft is met 12 scholen geslonken ten opzichte van In 2016 vallen 42 basisscholen feitelijk onder de geldende opheffingsnorm

15 Tabel 18: omvang basisscholen aantal leerlingen < > Totaal Tabel 18: Omvang basisscholen (Bron: DUO G4-net, bewerking J&O Indicator: Het aantal zwakke en zeer zwakke scholen, het aantal risicovolle scholen daalt. Het aandeel zwakke basisscholen in Rotterdam is in 2017 gedaald tot 2,44%. In totaal gaat het om vijf scholen. In de G4 totaal zijn acht scholen zwak, waarvan er dus vijf in Rotterdam staan. Per 1 september 2017 was er één zeer zwakke basisschool in Rotterdam. Deze basisschool is inmiddels gesloten. De steden van de G4 tellen in totaal twee zeer zwakke scholen. Landelijk gezien ligt het aantal op 19 (waarvan 1 dus in Rotterdam). In Rotterdam zijn er in de periode drie excellente basisscholen. Bron: inspectie van het onderwijs overzicht predicaten Spreiding Onderstaande kaart is de conclusiekaart uit de Onderwijskaart van de stad. Op deze kaart zijn de gebieden met veel kleine scholen en een eenzijdiger onderwijsaanbod lichtblauw gekleurd Deze kleine scholen, vaak onder de opheffingsnorm van 182 leerlingen, slagen er niet in om voldoende leerlingen te trekken. Kinderen uit die wijken gaan voor een deel naar scholen in andere wijken. In de kaart zijn de gebieden met groeiende leerlingaantallen en een toekomstig tekort aan basisscholen paarsblauw gekleurd. Dit tekort wordt voorspeld op basis van de demografische ontwikkelingen tot Figuur 6: percentage zwakke scholen 14,00% 12,00% 10,00% 8,00% 3.3 Kwaliteit De Inspectie van het Onderwijs oordeelt over de kwaliteit van het basisonderwijs. De inspectie hanteert hierbij een toetsingskader waarbinnen de opbrengsten van de school een belangrijke rol spelen. De inspectie onderscheidt zeer zwakke scholen, zwakke scholen en scholen met een basistoezicht. In deze rapportage staat de actuele situatie van 1 september ,00% 4,00% 2,00% 0,00% onderwijskaart conclusies primair onderwijs Landelijk G4 Rotterdam Figuur 6: Percentage zwakke basisscholen (locaties) (Bron: Inspectie van het Onderwijs) Tekort aan basisscholen Mismatch vraag en aanbod Mix tussen reguliere scholen en scholen met profiel niet optimaal Figuur 7: percentage zeer zwakke scholen 3,50% 3,00% 2,50% 2,00% 1,50% 1,00% 0,50% 0,00% Landelijk G4 Rotterdam Figuur 7: Percentage zeer zwakke basisscholen (locaties) (Bron: Inspectie van het Onderwijs) Onderwijskaart conclusies primair onderwijs (Bron: DUO, bewerking Onderwijsatlas kaart van de stad ) 28 29

16 Figuur 8: activiteiten primair onderwijs Indicator: Scholen voldoen aan de indicator van de inspectie op het gebied van professioneel handelen. In schooljaar zijn veertig Rotterdamse scholen voor het primair onderwijs beoordeeld op de indicator didactisch handelen. De beoordeling voldoende kregen 32 scholen toegekend; acht scholen kregen goed. (Bron: Inspectie van het Onderwijs onderwijsdata kwaliteitsindicatoren) Indicator: Scholen voldoen aan de indicator van de Inspectie van het Onderwijs op het gebied van kwaliteitszorg. In het schooljaar zijn veertig Rotterdamse scholen voor het primair onderwijs beoordeeld op de indicator evaluatie en verbetering. Vijf scholen kregen de beoordeling onvoldoende, 24 scholen werden als voldoende beoordeeld en 11 scholen als goed. (Bron: Inspectie van het onderwijs onderwijsdata kwaliteitsindicatoren) Activiteiten op school Scholen kunnen via Leren Loont! voor diverse activiteiten extra financiële middelen aanvragen. In de schoolplannen is geïnventariseerd aan welke activiteiten scholen zoal hun extra middelen gaan uitgeven. Deels vinden deze activiteiten plaats in uitbreiding van uren buiten het lesprogramma om. Onderstaand overzicht geeft globaal aan welke activiteiten gepland staan. Scholen kunnen meerdere activiteiten ontplooien. Het aantal basisscholen dat deelneemt aan Lekker Fit! blijft in ten opzichte gelijk op 94 scholen, na een daling in de voorgaande jaren. De figuur Inventarisatie schoolplannen geeft de uitvoering weer van de activiteiten die betaald worden uit de schoolontwikkelingsbudgetten. Het gaat steeds om de aantallen scholen die bepaalde activiteiten uitvoeren. De aantallen scholen die de activiteiten in het lopend schooljaar uitvoeren, zijn afgezet tegen de aantallen scholen die de activiteiten in eerdere schooljaren uitvoerden. Duidelijk blijkt dat de Rotterdamse scholen ook in het lopende schooljaar met het schoolontwikkelingsbudget een breed palet aan activiteiten uitvoeren. Wel zijn er verschuivingen ten opzichte van schooljaar Het primair onderwijs zet vanuit het subsidiebudget in schooljaar meer in op ICT en techniek, burgerschapsvorming, techniekonderwijs en loopbaanleren. Vanuit het schoolontwikkelingsbudget is er minder inzet op programma s voor Voeding en Beweging, Sociale competenties en Professionalisering leerkrachten Taal en Rekenen, ICT en Techniek, en Ouderbetrokkenheid zijn belangrijke thema s waarop activiteiten gepland staan voor schooljaar Er zijn elf vakantiescholen gepland. Ouders en school De Hogeschool Rotterdam voerde in 2016 een nulmeting uit naar ouderbetrokkenheid. Hierover is gerapporteerd in de Staat van In 2018 voert de hogeschool de volgende meting uit. Ouderbetrokkenheid In het schooljaar zijn er 132 scholen met medewerkers ouderbetrokkenheid, van wie er 74 in dienst zijn bij SSC Flex. Scholen zetten de medewerkers ouderbetrokkenheid in om zich te laten ondersteunen en faciliteren bij de vormgeving en uitvoering van ouderbeleid. Ook bevordering van onderwijsondersteunend gedrag van ouders hoort bij hun taken. Het beoogd resultaat is een gelijkwaardig educatief partnerschap tussen school en ouders, dat uiteindelijk bijdraagt aan betere onderwijsresultaten. Basisscholen met een groep nul zetten de medewerkers in om de ouders in groep nul te ondersteunen bij de uitvoering van de oudercomponent van het programma van groep nul. Indicator: De tevredenheid van ouders en leerlingen over het Rotterdamse onderwijsbeleid. In de Staat van het Rotterdams onderwijs van vorig jaar zijn de resultaten van de eerste meting naar de tevredenheid van ouders gepresenteerd. Eind 2018 volgen de uitkomsten van de tweede meting. Lekker fit ieder kind een taal en rekenen kunst en cultuur ict en techniek natuur en milieu voeding en beweging sociale competenties burgerschapsvorming vakantieschool progr. voor excellente ouderbetrokkenheid professionalisering doorgaande lijn techniekonderwijs loopbaan leren aansluiting jeugdhulp Figuur 8: Inventarisatie schoolplannen, activiteiten , en PO (Bron: J&O) 30 31

17 3.4 Personeel Kwantitatief Figuur 9: management ratio In het primair onderwijs in Rotterdam is volgens de Arbeidsmarktanalyse het aandeel leraren jonger dan 25 jaar gelijk aan het landelijk gemiddelde, namelijk 4%. Het aandeel 25 tot 35- jarigen ligt hoger dan het landelijk gemiddelde (28% t.o.v. 23% landelijk), terwijl het aandeel oudere leraren lager ligt dan het landelijk gemiddelde (22% is ouder dan 55, tegen landelijk 25%). 12,00% 10,00% 8,00% 6,00% 4,00% 2,00% 0,00% Landelijk G4 Rotterdam Rotterdam-Zuid Tabel 19: gemiddelde leeftijd Gemiddelde leeftijd 2012 Gemiddelde leeftijd 2016 Nederland 43,39 43,06 G4 42,02 41,88 Rotterdam 41,79 41,62 Children Zone 41,34 41,79 Tabel 19: Gemiddelde leeftijd(excl.oop/onb) (Bron: DUO onderwijs in cijfers, bewerking De Loos Monitoring) Figuur 9: management ratio basisonderwijs (Bron: DUO onderwijs in cijfers, bewerking De Loos Monitoring) Tabel 20: percentage leeftijd % >55 jaar 2012 % >55 jaar 2016 De managementratio is in 2016 in Rotterdam twee procentpunt lager dan landelijk. Werkgelegenheid Volgens de analyses van het CAOP werkten er in het hele Rotterdamse po ongeveer personen. In zijn berekeningen van oktober 2017 stelt het CAOP dat hiervan 3.638,8 fte onderwijsgevend personeel is. Samenstelling personeelsbestand In 2016 is 15 procent van de leraren (in fte) in Rotterdam man. Dit percentage is iets lager dan het landelijk gemiddelde van 16 procent. Zowel in Rotterdam als in Nederland is het aandeel mannen de afgelopen jaren licht gedaald. In 2010 werd ruim 17 procent van de werkgelegenheid in fte in Rotterdam vervuld door een mannelijke leraar. Figuur 10: leeftijdsopbouw leraren Nederland 25% 25% G4 23% 22% Rotterdam 23% 22% Children Zone 22% 21% Tabel 20: Percentage ouder dan 55 jaar (excl.oop/onb)(bron: DUO onderwijs in cijfers, bewerking De Loos Monitoring) Een derde van de leraren is jonger dan 35 jaar en heeft doorgaans minder dan tien jaar ervaring in het onderwijs. Eén op de tien van hen staat pas sinds kort voor de klas (en is dus jonger dan 25 jaar). Het percentage jonge leraren voor de klas ligt in Rotterdam hoger dan landelijk gezien en is op Zuid het hoogst. Rotterdam Rijnmond Landelijk 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% < >65 Figuur 10: Leeftijdsopbouw leraren. Bron CAOP oktober

18 Figuur 11: percentage docenten onder de 25 jaar 7,00% 6,00% 5,00% 4,00% 3,00% 2,00% 1,00% 0,00% Landelijk Rotterdam Rotterdam-Zuid Figuur 11: Aandeel jonge leraren voor de klas in het basisonderwijs (Bron: DUO onderwijs in cijfers, bewerking De Loos Monitoring) Figuur 12: ontwikkeling van de werkgelegenheid PO Landelijk Rijnmond Rotterdam Figuur 12: Ontwikkeling van de werkgelegenheid van leraren in het PO, (2027=100) Bron: CentERdata (2017) Tabel 21: prognose ontwikkeling basisgeneratie PO Landelijk Rotterdam Aantal Mutatie(cum.) -2,07% -3,40% -4,50% -5,15% -5,45% Aantal Mutatie(cum.) 0,27% 1,23% 1,89% 3,02% 4,75% Naast de uitbreidingsvraag vanwege toenemende leerlingenaantallen in het po, neemt de komende jaren de vervangingsvraag in het po fors toe. De babyboom -generatie gaat het onderwijs nu echt verlaten, na eerder uitstel door verhoging van de pensioenleeftijd. Bij ongewijzigd beleid neemt het aantal onvervulbare vacatures in het po fors toe. In het po neemt, bij ongewijzigd beleid, de onvervulde vraag de komende jaren toe van 62 fte in 2017 tot 368 fte in 2022, zie tabel 22. Prognose ontwikkeling basisgeneratie PO ( ) (De basisgeneratie is het aantal kinderen van 4 t/m 11 jaar, plus 30 procent van het aantal 12-jarigen.) Tabel 22: onvervulde vraag naar leraren Bepalend voor de uitbreidingsvraag is de ontwikkeling van het aantal leerlingen. De groei of krimp van het aantal leerlingen en de werkgelegenheid in 2020 ten opzichte van 2015, staan in voorgaande tabellen. In het Rotterdamse primair onderwijs (PO) neemt volgens de arbeidsmarktanalyse van het CAOP het aantal leerlingen - en daarmee de werk-gelegenheid - toe. Dit wijkt af van het landelijke beeld, Landelijk Rijnmond Rotterdam Tabel 22: Onvervulde vraag naar leraren PO, 2015 Zoals blijkt uit figuur 13 neemt het verwachte aantal onvervulbare vacatures de komende jaren sterk toe. De toename in Rotterdam is relatief hoog vergeleken met regio Rijnmond en het landelijk beeld. Ten opzichte van 2017 is in 2022 sprake van ongeveer een verzesvoudiging van de onvervulde vraag

19 Figuur 13: verwachte ontwikkeling van onvervulde vraag naar leraren 12,0% 10,0% 8,0% 6,0% 4,0% Tabel 24: ziekteverzuim, Rotterdam en landelijk gemiddelde Rotterdam Basisonderwijs 6,6% 7,1% 5,4% 6,5% Landelijk Basisonderwijs 6,8% 6,5% 6,0% 6,3% Tabel 24: Ziekteverzuimpercentage, Rotterdam en landelijk gemiddelde Bron: CAOP Arbeidsmarktanalyse Gemeente Rotterdam ,0% 0,0% Landelijk Rijnmond Rotterdam Figuur 13: Verwachte ontwikkeling van onvervulde vraag naar leraren PO in % werkgelegenheid, Het aanbod van pas afgestudeerde leraren vanuit de opleidingen blijft sterk achter bij de toenemende uitbreidings- en vervangingsvraag naar leraren. Vooral het aantal pabostudenten is de afgelopen jaren sterk afgenomen. Tabel 23: sstamos, Hogeschool Rotterdam Inholland Rotterdam Thomas More Tabel 23: Stamos, 2017 (uit plan talentscouting) De cijfers voor 2017 voorlopig. Daarnaast was voor dat jaar de deeltijdinstroom: Hogeschool Rotterdam: 34 deeltijd studenten, Hogeschool Inholland: 43 deeltijd studenten en Thomas More Hogeschool 85 deeltijds studenten. Uitval jonge, startende docenten De uitval van jonge, startende leraren is te hoog. Specifieke gegevens hierover voor Rotterdam zijn niet beschikbaar. In het po valt landelijk in het eerste jaar gemiddeld ca. 18% van de leraren uit. Dit loopt op tot 20% in het tweede jaar. Ziekteverzuim Ziekteverzuim is indirect een aanwijzing voor de werktevredenheid en daarmee van een kwalitatief tekort. Het ziekteverzuim in het Rotterdamse onderwijs is in 2015 gestegen en ligt nu iets boven het landelijk gemiddelde

20 4. Voortgezet onderwijs Samenvatting Het aantal voortijdig schoolverlaters daalt De onderwijsresultaten stijgen. Op meerdere gebieden zien we dat de resultaten van havo en vwo op landelijk niveau zijn. We zien de resultaten op gebied van taal en rekenen stijgen. Opbrengsten in relatie tot het Toezichtskader van de inspectie laten zien dat de scholen voldoen aan de indicator op het gebied van onderwijsopbrengsten. Wel zijn er enkele opvallende zaken: - Bij de onderbouwsnelheid zien we dat het aantal doublures relatief hoog ligt, maar tegelijkertijd meer leerlingen een klas overslaan - Het rendement voor de bovenbouw ligt voor havo en vwo op het landelijk gemiddelde - De examencijfers laten ditzelfde beeld zien (havo en vwo op landelijk niveau). Leerlingen in de Children Zone doen het soms zelfs beter. Voor het eerst is er de beschikking over de bollebozenmonitor. Deze laat zien dat met name in het vwo een groter aandeel leerlingen met een hoog gemiddeld cijfer is. Doorgaande leerlijn: De in-, door- en uitstroom bij opleidingen met een groeipotentieel: het aantal leerlingen dat kiest voor een techniekprofiel (vmbo) of een N profiel (havo en vwo) neemt in Rotterdam toe; in het algemeen in tegenstelling tot de trend in andere gebieden van het land voor vmbo. Voor het eerst is het aantal meisjes met een N profiel op het vwo groter dan het aantal jongens. Het aantal bevoegde en eerstegraads leraren stijgt. Het aantal zwakke afdelingen in Rotterdam is gedaald tot 4. Zeer zwakke afdelingen zijn er al sinds 2014 niet meer. 4.1 Leerlingen Aantal vo leerlingen Bijna leerlingen volgen voortgezet onderwijs op een school in Rotterdam Tabel 25: aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs Nederland G Rotterdam Rotterdam-Zuid Tabel 25: aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs (bron CBS statline naar schoolgemeente); cijfers Zuid: De Loos Monitoring De leerling-populatie in het voortgezet onderwijs in Nederland neemt iets toe, evenals in de G4. De leerlingprognoses tot 2035 laten zien dat het aantal vo-leerlingen in Rotterdam langzaam stijgt in de komende jaren

21 Tabel 26: leerlingprognoses vo Probleemcumulatiegebieden Tabel 28: analyse armoedeprobleemcumulatiegebied Tabel 26: leerlingprognoses vo (bron Pronexus 2015) aantal percentage apcgleerlingen percentage tussentijdse instroom Door de grote vluchtelingenstroom is er een sterke groei geweest van het aantal leerlingen in de internationale schakelklassen in Rotterdam. Door gezinshereniging en nareizigers is dit aantal onverminderd hoog. Tabel 27: aantal leerlingen in internationale schakelklassen onderwijs plekken Aantal leerlingen Aantal leerlingen Aantal leerlingen Aantal leerlingen Aantal leerlingen Aantal leerlingen Aantal leerlingen ISK vo sep 2015 dec 2015 fev 2016 jun 2016 dec 2016 apr 2017 jun Tabel 27: aantal leerlingen in internationale schakelklassen (bron: opgave ISK scholen) Nederland ,1228% 0,0258% Rotterdam ,4766% 0,0378% Children Zone ,6321% 0,0398% G ,4897% 0,0328% Nederland ,1228% 0,0267% Rotterdam ,4829% 0,0500% Children Zone ,6371% 0,0446% G ,4920% 0,0378% Er zijn 5 scholen voor voortgezet onderwijs die internationale schakelklassen aanbieden, op alle onderwijsniveaus. Koers VO voert de intake uit, via een non-verbale IQ-test wordt bepaald op welk niveau de leerling kan instromen. Over het algemeen is het beeld dat steeds meer leerlingen op een hoger niveau instromen. De onderwijsdata van DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs) laten zien dat Rotterdamse leerlingen naar een school buiten de gemeente Rotterdam gaan, vooral naar de randgemeenten. Tegelijkertijd komen leerlingen van buiten Rotterdam naar een Rotterdamse vo-school. De instroom van leerlingen is dus groter dan de uitstroom. Deze aantallen zijn vrij stabiel. De instroom betreft voor een belangrijk deel de scholen met een sterk religieus kenmerk (Wartburg, GSR en De Passie) of scholen met een specifiek profiel (Scheepvaart- en Transportcollege, Grafisch Lyceum, Vrije school, havo voor muziek en dans, Theaterhavo/vwo). Of scholen op de rand van de gemeentegrens, zoals Emmaus. De cijfers zijn exclusief speciaal (voorgezet) onderwijs Nederland ,1216% 0,0278% Rotterdam ,4766% 0,0415% Children Zone ,6449% 0,0529% G ,4897% 0,0383% Nederland ,1209% 0,0289% Rotterdam ,4767% 0,0424% Children Zone ,6417% 0,0544% G ,4916% 0,0390% (bron: DUO open onderwijsdata; 1 oktober 2016) Tabel 28: percentage leerlingen uit probleemcumulatiegebied (bron IvhO kwaliteitskaart; bewerking De Loos Monitoring) In de periode 2012/2016 blijft het percentage leerlingen uit een probleemcumulatiegebied in Nederland redelijk stabiel rond van 12 procent. Het aantal leerlingen uit een probleemcumulatiegebied ligt in Rotterdam met 48 procent veel hoger dan in de rest van Nederland. Het aandeel in de Children s Zone springt eruit met 63%. De Rotterdamse cijfers laten geringe verschuivingen zien. Leerlingen en onderwijsniveau In Rotterdam Zuid is het beeld afwijkend van Rotterdam. In het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs zit bij leerlingen uit Rotterdam Zuid 27 procent op de havo of het vwo; gemiddeld in de vier grote steden is dit 45 procent. het verschil werd vanaf 2013/2014 iets kleiner, maar in 2016/2017 is het verschil weer groter geworden 40 41

22 Leerlingen uit Rotterdam Zuid volgen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs vaker dan gemiddeld een lagere opleiding dan hen geadviseerd werd door de basisschool. Vanaf het schooljaar 2014/2015 is een daling te zien van het percentage leerlingen in Rotterdam Zuid en de focuswijken dat een lagere positie heeft dan het advies van de leerkracht in groep 8. Tabel 30: analyse basisgegevens vo totaal 3de leerjaar aantal vmbo leerjaar 3 aantal havo/ vwo leerjaar 3 % havo/vwo 3de leerjaar (excl. pro) Tabel 29: leerlingen in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs, naar niveau en woongebied in 2016/2017 type vo focus wijken Rotterdam-Zuid Overige Rotterdam Rotterdam G4 Nederand N % N % N % N % N % N % praktijk onderwijs 54 6,1% 124 5,8% 175 3,9% 299 4,5% 957 4,1% ,8% vmbo-bl ,3% ,9% ,2% ,3% ,2% ,4% vmbo-kl ,1% ,7% ,3% ,6% ,9% ,6% vmbo-gl/tl ,7% ,9% ,4% ,9% ,7% ,2% havo/vwo ,9% ,7% ,3% ,6% ,1% ,0% Nederland ,4633% Rotterdam ,4243% Children Zone ,2595% G ,5081% Nederland ,4580% Rotterdam ,4191% Children Zone ,2470% G ,4961% Tabel 29: Leerlingen in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs, naar niveau en woongebied in 2016/2017 (bron: RISBO/OBI basismonitor onderwijs NPRZ 2017) Nederland ,4580% In Rotterdam Zuid volgt een groter deel van de leerlingen een opleiding op een lager niveau dan gemiddeld in Nederland. Dit geldt ook voor de focuswijken. Het aandeel leerlingen in het praktijkonderwijs ligt rond de 6 procent; gemiddeld in Nederland is dit 2,8 procent. Ook de deelname aan de laagste niveaus van het vmbo is groter dan in Nederland gemiddeld. Het aandeel havo/vwo-leerlingen is in Rotterdam Zuid veel lager dan gemiddeld in Nederland. In figuur 4.1 is de ontwikkeling van het aandeel leerlingen in havo/vwo vanaf het schooljaar 2008/2009 weergegeven. Het verschil in het aandeel leerlingen dat havo/vwo volgt tussen Rotterdam Zuid en de focuswijken enerzijds en Nederland anderzijds is groot, het verschil werd vanaf 2013/2014 iets kleiner, maar in 2016/2017 is het verschil weer groter geworden. Figuur 14: percentage havo/vwo advies leerjaar Rotterdam ,4067% Children Zone ,2423% Tabel 30: analyse VO bron: xxxx De Loos Monitoring G ,4865% Bovenstaande tabel laat de groei van het aantal Rotterdamse leerlingen in leerjaar 3 zien in het derde leerjaar in 2016/2017 ten opzichte van 2015/2016 en zit weer op het niveau van 2014/2015. Het percentage deelname havo/vwo stijgt, ook in de Children Zone. Landelijk is sprake van daling van het leerlingaantal. Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) is bedoeld voor 18-plussers die nog geen mavo, havo of vwo diploma hebben. Voor leerlingen van 16 of 17 jaar zijn er ook mogelijkheden om overdag of in de avond een diploma te behalen. De grootste groep vo-leerlingen op het vavo zijn leerlingen die gezakt zijn voor het eindexamen. Op het vavo hoeven ze dan alleen die vakken over te doen waarvoor ze gezakt zijn. Ook kan vavo soms een oplossing zijn voor leerlingen die door omstandigheden niet goed functioneren in het regulier onderwijs. Het totaal aantal vavo leerlingen blijft stabiel maar het aantal zogenoemde uitbestede leerlingen daalt. Vanaf worden leerlingen die ouder zijn dan 19 jaar niet meer als uitbestede leerlingen van het voorgezet onderwijs ingeschreven maar als zelfstandige leerlingen die vallen onder volwasseneducatie (BVE) en blijven hier als zodanig buiten beschouwing. Figuur 14: Percentage leerlingen havo/vwo in leerjaar van het voortgezet onderwijs naar woongebied en jaar

23 Tabel 31: totaal aantal deelnemers uitbesteed door VO totaal resultaat behaald* % resultaat behaald geen resultaat % geen resultaat % 99 20% Voor het aantal thuiszitters wordt verwezen naar het laatste hoofdstuk, het jaarverslag Leerplicht. Passend onderwijs Koers VO is voor Rotterdam het regionaal samenwerkingsverband voor passend onderwijs. Het werkgebied van het samenwerkingsverband is regionaal en groter dan de gemeente Rotterdam % 84 21% % 66 16% Tabel 31: Aantal vavo deelnemers voortgezet onderwijs (bron: kengetallen VO VAVO Rijnmond College) Tabel 33: overzicht leerlingaantallen samenwerkingsverband Koers VO vo regulier ,96% ,29% ,98% Het aantal leerlingen is in vergelijking met het jaar ervoor nagenoeg gelijk gebleven. De verwachting is dat het aantal in het schooljaar zal dalen vanwege het terugbrengen van het aantal opleidingen voor volwassenen. Indicator: Het percentage voortijdig schoolverlater daalt Schooluitval Cijfers zijn voorlopige cijfers. Eerdere schooljaren zijn definitieve cijfers. De voorlopige cijfers laten een daling zien van het aantal voortijdig schoolverlaters van 198 in tot 164 (0,6%) in Deze daling is zowel in boven- als onderbouw. vso totaal ,98% ,15% ,98% totaal ,10% ,45% ,96% Vso ,23% 842-2,66% 838-0,48% Vso ,78% ,42% ,09% Tabel 33: overzicht leerlingaantallen samenwerkingsverband Koers VO (bron: Koers VO in beeld 2017) Tabel 32: percentage voortijdig schoolverlater Bovenstaande tabel laat zien dat er al enkele jaren sprake is van een stijging van leerlingen in cluster 4. jaar onderwijssector normcategorie deelnemers vsv ers vsv% bovenbouw havo/vwo ,46% Onderstaande figuur geeft het aantal leerlingen met een lwoo-aanwijzing of pro-beschikking over de afgelopen jaren weer. Te zien is dat het aantal lwoo-leerlingen daalt en het aantal pro-leerlingen stijgt vo bovenbouw vmbo ,41% onderbouw vo ,32% Totaal ,70% bovenbouw havo/vwo ,58% 2014 vo bovenbouw vmbo ,48% onderbouw vo ,32% Totaal ,70% bovenbouw havo/vwo ,45% 2015 vo bovenbouw vmbo ,42% onderbouw vo ,19% Totaal ,58% Bron: Figuur 15: leerlingaantallen pro/lwoo pro iwoo Figuur 15: leerlingaantallen pro/lwoo (bron: Koers VO in beeld 2017) 44 45

24 Figuur 16: deelnamepercentage lwoo/pro Tabel 34: scores op Diatekst per onderwijsniveau Rotterdam Diatekst Cohort Land. Gem. Cohort Cohort Land. Gem. Cohort Cohort Land. Gem. Cohort Niveau gem.a gem.a gem.b gem.b gem.2 gem.2 Praktijk-o.w Vmbo-basis Vmbo-kader Vmbo-tl/ Mavo Havo Vwo Rotterdam Tabel 34: Scores op Diatekst per onderwijsniveau, totaal Rotterdamse leerlingen), bron Taal Effect CED. Figuur 16: deelnamepercentage lwoo/pro (bron: Koers VO in beeld 2017) 4.2 Onderwijsresultaten Indicator: de onderwijsresultaten op het gebied van taal en rekenen stijgen Rotterdams Taal Effect, meer rendement door openheid over groei Taalvaardigheden Een indicatie voor het niveau van de leerlingenprestaties is hun taalvaardigheid. 80% van de Rotterdamse vo-scholen gebruikt sinds 2010 dezelfde toetsen voor het meten van het niveau van begrijpend lezen en woordenschat: Diatekst (begrijpend lezen) en Diawoord (woordenschat). De leerlingen worden aan begin en einde van de eerste klas en eind klas twee getoetst. Door de uitkomsten van de drie toetsen met elkaar te vergelijken, wordt de taalvaardigheid op verschillende momenten en de leerwinst daartussen zichtbaar. De uitkomsten van de toetsen maken op leerling-, klas- en schoolniveau specifieke taalachterstanden en talenten zichtbaar. Dit biedt leraren een handelingsperspectief in het klaslokaal. Leerlingen en ouders weten waar hun mogelijkheden om te groeien liggen. School- en teamleiders en docenten kunnen sturen op resultaat, doordat daarin is Rotterdam uniek dankzij Rotterdams Taal Effect elk jaar openheid is over instapniveau en groei onder alle schoollocaties. De tabel geeft de ontwikkeling op de verschillende toetsmomenten weer. Omdat Diataal ook landelijke gemiddelden biedt, kunnen we het niveau van de Rotterdamse leerlingen ijken. Alleen voor praktijkonderwijs is die mogelijkheid er niet. We zien dat op alle niveaus, behalve op het vwo, de leerlingen in 2015 bij de start in het vo gemiddeld een achterstand van 1 tot ruim 2 punten hadden op het landelijk gemiddelde. De Rotterdamse vwo-leerlingen scoorden iets boven landelijk niveau. De lichting 2014 startte over het algemeen op een iets hoger niveau. Tabel 35: scores op groei Diatekst per onderwijsniveau Groei Diatekst tussen toets A & 2 Onderwijsniveau Groei Groei land Groei Groei Start klas 1 naar eind klas 2 Start klas 1 naar eind klas 2 Start klas 1 naar eind klas 2 Start klas 1 naar eind klas 2 Praktijk-o.w Vmbo-basis Vmbo-kader Vmbo-tl/ Mavo Havo Vwo Totaal Rotterdam Tabel 35: Scores op groei Diatekst per onderwijsniveau, totaal Rotterdamse leerlingen), bron Taal Effect CED

25 Interessant is om te zien hoe de leerlingen zich vervolgens ontwikkelden. Mooi is dat de vmbo basis-leerlingen met een achterstand startten, maar in deze lichting een grotere groei laten zien dan eerder werd gerealiseerd. Helaas is de achterstand daarmee nog niet ingehaald. Vmbo kader groeit iets minder hard dan de rest van het land en scoort eind klas 2 bijna twee punten onder het landelijk gemiddelde. Mavo-leerlingen in Rotterdam groeien iets harder dan landelijk maar hebben eind klas 2 nog een achterstand van 0,6 punt. Havo en vwo groeien harder dan het land en eindigen eind klas 2 zelfs boven het landelijk gemiddelde. De groei in de lichting was gemiddeld ruim een halve punt hoger dan die in In de professionele leergemeenschappen binnen Rotterdams Taal Effect worden de oorzaken van de tegenvallende of juist succesvolle groei op de verschillende onderwijsniveaus en schoollocaties onderzocht om het onderwijs verder te optimaliseren. Daar wordt ook dieper ingezoomd op de meerjarige trends per onderwijsniveau. Heel belangrijk is daarbij de relatie met de woordenschatontwikkeling, Figuur 17: referentieniveaus lezen, leerjaar 1 en 2 onderbouw vo Ontwikkeling woordenschat Tabel 36: scores op Diawoord per onderwijsniveau Rotterdam Diawoord Niveau Cohort Start klas 1 Land Start klas 1 Cohort Start klas 1 Cohort Eind klas 1 Land Eind klas 1 Cohort Eind klas 1 Cohort Eind klas 2 Land Eind klas 2 Cohort Eind klas 2 Praktijk-o.w Vmbo-basis Vmbo-kader Vmbo-tl/ Mavo Versie A 14% 15% 15% 25% 24% 6% Havo Vwo Versie B 10% 9% 7% 19% 23% 29% 4% Totaal Leerjaar 2 9% 7% 7% 18% 25% 28% 6% Tabel 36: Scores op Diatwoord per onderwijsniveau, totaal Rotterdamse leerlingen), bron Taal Effect CED. laag 1F hoog1f 1F laag 2F hoog 2F 2F laag 3F hoog 3F 3F Figuur 17: Referentieniveaus Lezen, Leerjaar 1 en 2 onderbouw vo, cohort Bron: CED, (Diataal), Rotterdams (Taal) Effect Figuur x toont de ontwikkeling t.o.v. de referentieniveaus taal (domein zakelijk lezen). De bovenste staaf laat het gemiddelde instroomniveau zien. Volgens de norm moet 75 procent van de leerlingen eind groep 8 niveau 1F halen. In Rotterdam ligt dit percentage lager, op 71 procent. Aan het eind van de brugklas is dit percentage gestegen naar 81 procent. Eind leerjaar 2 heeft 84 procent van de vo-leerlingen niveau 1F. Ook op woordenschat is nu een landelijk gemiddelde beschikbaar. Globaal is de startsituatie vergelijkbaar met die op tekstbegrip, alleen zijn de achterstanden soms nog iets groter. Vmbo basis en kader hebben een achterstand van ruim twee tot drie punten bij de start van het v.o. Mavo-leerlingen scoren precies op het landelijk gemiddelde, havo-leerlingen zitten er 0,7 punten onder en vwo-leerlingen scoren zelfs ruim boven het landelijk gemiddelde. Eind klas 1 is de achterstand van basisleerlingen geslonken tot 2 en die van kaderleerlingen tot 0,1 punt. Mavo-& vwo-leerlingen in deze lichting groeien in klas 1 minder goed dan de rest van het land, terwijl havo-leerlingen even hard groeien als hun leeftijdgenoten in het land. Op dat moment zit 34 procent van de leerlingen al op of boven niveau 2F, waar dat begin klas 1 nog maar 6% was. Hiermee wordt duidelijk dat het taalniveau van de leerlingpopulatie als geheel verbetert. Uit de achterliggende gegevens blijkt dat de verschillen tussen onderwijsniveaus groot zijn. In het praktijkonderwijs heeft 85 procent aan het eind van het tweede leerjaar nog geen 1F-niveau. In het vmbo geldt dit voor 43 procent van de leerlingen. De groep mavo(havo)- leerlingen is voor het grootste deel al op weg naar 2F, 10 procent heeft dit niveau nog niet bereikt. Van de havo-leerlingen zit 59% en van de vwo-leerlingen 86% op of boven 2F. Vwo-leerlingen moeten niveau 2F beheersen aan het eind van klas 2. 13% van deze groep heeft dat niveau dan nog niet bereikt 48 49

26 Tabel 37: scores op groei Diawoord per onderwijsniveau Diawoord Rotterdam Groei Groei land Groei Groei Figuur 18: Diawoord Onderwijsniveau Start klas 1 naar eind klas 2 Start klas 1 naar eind klas 2 Start klas 1 naar eind klas 2 Start klas 1 naar eind klas Praktijk-o.w Vmbo-basis Vmbo-kader Vmbo-tl/ Mavo Havo Vwo Totaal < minimum (E) minimum (D) voldoende (B+C) goed (A) zeer goed (AA) OC-verdeling Versie A Versie B Versie2 Rotterdam afgezet tegen de landelijke scoreverdeling op woordenschat op de drie meetmomenten: Diawoord A = start klas 1; Diawoord B = eind klas 1 en Diawoord 2 = eind klas 2), bron Taal Effect CED. Tabel 37: Scores op groei Diawoord per onderwijsniveau, totaal Rotterdamse leerlingen), bron Taal Effect CED. Rekenvaardigheden Eind klas 2 is er op woordenschat een gemengde ontwikkeling te zien. Op het praktijkonderwijs is er een recordgroei. Vmbo basis en kader groeien veel harder dan de rest van het land en beter dan vorig jaar. Vmbo kaderleerlingen hebben eind klas 2 zelfs een lichte voorsprong op het landelijk gemiddelde. Vmbo-tl-leerlingen groeien minder goed dan landelijk waardoor zij eind klas 2 onder het landelijk gemiddelde scoren. Dit is een aandachtspunt op dit onderwijsniveau. Havo-leerlingen scoren eind klas 2 nog steeds iets onder het landelijk gemiddelde, terwijl vwo-leerlingen gelijk scoren aan het landelijke niveau. Hoewel hun groei minder is dan landelijk, bereiken zij dit niveau dankzij hun sterke startpositie. Het startniveau in deze hele lichting was iets lager dan in de vorige lichting. Bij een vergelijking ten opzichte van de landelijke scoreverdeling valt op dat de achterstand in de groepen beneden minimum en minimum is geslonken van 32% (oranje balkjes) naar 29% (groene balkjes). Dit is goed nieuws, al blijft aandacht voor woordenschat broodnodig. Rotterdams Reken Effect Rotterdams Reken Effect heeft altijd de meetlat van de score op de rekentoets gebruikt als aanleiding om met elkaar te praten over de rekenontwikkeling van de leerlingen. In de loop van het project zijn steeds meer scholen de toets Diacijfer gaan gebruiken om het rekenniveau van hun leerlingen vanaf de start van het voortgezet onderwijs in kaart te brengen. Van ruim 1600 leerlingen in schooljaar naar ruim 3000 leerlingen in maakten de Diacijfer toetsen. Deze benchmark kan net als bij Taal Effect - worden gebruikt om elkaar te inspireren en de eigen groei als school te ijken aan die van andere. De leerlingen worden aan begin en einde van de eerste klas en eind klas twee getoetst. Door de uitkomsten van de drie toetsen met elkaar te vergelijken, wordt de rekenvaardigheid op verschillende momenten en de leerwinst daartussen zichtbaar. De uitkomsten van de toetsen maken op leerling-, klas- en schoolniveau specifieke rekenachterstanden en talenten zichtbaar. Dit biedt leraren een handelingsperspectief in het klaslokaal bij die vakken waar veel rekenactiviteiten voorkomen. School- en teamleiders en docenten kunnen sturen op resultaat, doordat daarin is Rotterdam uniek dankzij Rotterdams Reken Effect elk jaar openheid is over instapniveau en groei onder alle schoollocaties

27 Tabel 38: Diacijfer per onderwijsniveau Rotterdam Diacijfer Niveau Cohort Start klas 1 Land Start klas 1 Cohort Start klas 1 Cohort Eind klas 1 Land Eind klas 1 Cohort Eind klas 1 Cohort Eind klas 2 Land Eind klas 2 Cohort Eind klas 2 Interessant is om te zien hoe de leerlingen zich vervolgens ontwikkelden. De vmbo basisen de havo leerlingen, die gemiddeld in 2015, met een achterstand startten een mooie groei laten zien. Gemiddeld scoren beide onderwijsniveaus op toets 2 boven de landelijke p.50. De vmbo-kader en tl leerlingen laten over twee jaar een lagere groei zien dan zou moeten. Het verschil is (bijna) 2 punten op toets 2. Hierdoor ligt hun gemiddelde score op toets 2 dan ook onder de landelijk p.50. Vwo laat wel over twee jaar voldoende groei zien. Zij weten in leerjaar 2 tien punten te groeien. De groei in de lichting was gemiddeld bijna een punt hoger dan die in Dit komt met name doordat de twee hoogste onderwijsiveaus een flink hogere groei laten zien. Praktijk-o.w ,6 Vmbo-basis Vmbo-kader Bij een vergelijking ten opzichte van de landelijke scoreverdeling valt op dat de Rotterdamse leerlingen in de groepen beneden minimum, minimum en voldoende bijna een gelijk beeld laten zien. In de categorie goed (A) is wel te zien dat in de twee leerjaren het percentage goede rekenaars afneemt. Gelukkig blijft het percentage zeer goede rekenaars boven landelijk niveau. Vmbo-tl/ Mavo Havo Vwo Totaal Tabel 38: Scores op Rekeneffect per onderwijsniveau, totaal Rotterdamse leerlingen), bron Reken Effect CED. De tabel geeft de ontwikkeling op de verschillende toetsmomenten weer. Omdat Diacijfer ook de landelijke p.50 biedt, kunnen we het niveau van de Rotterdamse leerlingen ijken. Alleen voor praktijkonderwijs is die mogelijkheid er niet. We zien dat dat de Rotterdamse leerlingen, bij hun start in 2015, gemiddeld hoger instromen dan landelijk. Dit geldt echter niet voor de leerlingen op vmbo-basis en havo. Zij starten iets onder de landelijke p.50. Ten opzichte van de lichting 2014 startte de vmbo-basis en kader leerlingen op een iets lager niveau terwijl, de vmbo-tl, havo en vwo leerlingen op een iets hoger niveau begonnen. Uiteindelijk weten de meeste onderwijsniveaus, behalve vmbo-kader en tl, van cohort 15-17gemiddeld boven de landelijke p.50 te groeien. Figuur 19: Diacijfer < minimum (E) minimum (D) voldoende (B+C) goed (A) zeer goed (AA) OC-verdeling Versie A Versie B Versie2 Tabel 39: groei Diacijfer Groei Diacijfer tussen toets A & 2 Groei Groei land Groei Rotterdam afgezet tegen de landelijke scoreverdeling op rekenen op de drie meetmomenten: Diacijfer A = start klas 1; Diacijfer B = eind klas 1 en D cijfer 2 = eind klas 2, bron Rekenl Effect CED. * Gemiddelde is exclusief score praktijkonderwijs Onderwijsniveau Start klas 1 naar eind klas 2 Praktijk-o.w. 7 Start klas 1 naar eind klas 2 Start klas 1 naar eind klas 2 Vmbo-basis 11,5 9 11,4 Vmbo-kader 13, ,5 Vmbo-tl/ Mavo 10,0 12 9,6 Havo 14, ,0 Vwo 14, ,5 Totaal Rotterdam 12,7* 11,8 Onderstaande grafiek toont de ontwikkeling t.o.v. de referentieniveaus rekenen. De bovenste staaf laat het gemiddelde instroomniveau zien. Volgens de norm moet 75 procent van de leerlingen eind groep 8 niveau 1F halen. In Rotterdam ligt dit percentage lager, op 70 procent. Aan het eind van de brugklas heeft nog 22% referentieniveau 1F niet bereikt. Eind leerjaar 2 heeft 83 procent van de vo-leerlingen niveau 1F. Op dat moment zit 47 procent van de leerlingen al op of boven niveau 2F. 10% hiervan zit al zelfs op niveau 3F. Bij de start van dit cohort was 18% op niveau 2F en 11% op weg naar niveau 3F. Eind brugklas was nog geen enkele leerling op niveau 3F. Hiermee wordt duidelijk dat het rekenniveau van de leerlingpopulatie als geheel verbetert. Uit de achterliggende gegevens blijkt dat de verschillen tussen onderwijsniveaus groot zijn. De groei aan de bovenkant gaat echter sneller dan dat achterstanden weg worden gewerkt. In het praktijkonderwijs heeft 88 procent aan het eind van het tweede leerjaar nog geen 1F-niveau. Voor vmbo-bb is dit 50% en de voor 29% van de kader leerlingen is dit het geval. Op niveau vmbo-tl geldt dit voor 12% van de leerlingen. Op de onderwijsniveaus havo en vwo hebben alle leerlingen niveau 1F bereikt. Deze leerlingen moeten echter ook voor de rekentoets naar rekenniveau 3F. Van de havo-leerlingen zit 75% en van de vwo-leerlingen 97% op of boven 2F. Tabel 39: Scores op groei Rekeneffect per onderwijsniveau, totaal Rotterdamse leerlingen), bron Reken Effect CED 52 53

28 Figuur 20: referentieniveau Diacijfer Versie A 17% 13% 12% 16% 13% 18% 9% De wijzigingen hebben de volgende gevolgen voor de Staat: Over de eerste indicator wordt gerapporteerd in het hoofdstuk po. Het voorheen gepresenteerde cijfer Centraal examen wiskunde en Nederlands niet meer beschikbaar zijn, evenals het rendement onderbouw. Dit is vervangen door onderbouwsnelheid en rendement bovenbouw is vervangen door bovenbouwsucces. Versie B Leerjaar 2 5% 17% 11% 14% 16% 20% 12% 5% 3% 14% 10% 13% 13% 16% 11% 10% 10% Rendement en slagingspercentage van Rotterdamse afdelingen voortgezet onderwijs Naast de resultaten in termen van uitkomsten van centraal examens is nog een aantal andere indicatoren relevant als het gaat om de kwaliteit van het voortgezet onderwijs. Indicator: scholen voldoen aan de indicator van de Inspectie van het Onderwijs op het gebied van onderwijsopbrengsten laag 1F hoog1f 1F laag 2F hoog 2F 2F laag 3F hoog 3F 3F Figuur 20: Referentieniveaus Lezen, Leerjaar 1 en 2 onderbouw vo, cohort Bron: CED, (Diataal), Rotterdams (Taal) Effect Tabel 41: analyse onderbouwsnelheid totaal doublure bevordering klas-overslaan Tabel 40: analyse resultaten rekentoets gemiddeld cijfer Nederland ,0% ,8% ,1% 385 0,1% school bb kb gt havo vwo Nederland 6,52 5,87 6,09 7,06 5,84 7,37 Rotterdam 6,40 5,61 5,84 7,01 5,76 7,22 Children Zone 6,41 5,76 6,00 7,23 5,70 7, Rotterdam ,0% 686 5,5% ,2% 33 0,3% Children Zone ,0% 171 4,1% ,5% 14 0,3% G ,0% ,9% ,0% 76 0,2% Nederland ,0% ,7% ,2% 460 0,1% G4 6,40 5,82 6,01 6,86 5,67 7,23 Nederland 6,21 5,56 5,94 6,30 5,74 7,36 Rotterdam 6,02 5,44 5,82 6,03 5,53 7,16 Children Zone 6,12 5,62 6,08 6,30 5,65 7, Rotterdam ,0% 686 5,4% ,2% 49 0,4% Children Zone ,0% 222 5,1% ,2% 30 0,7% G ,0% ,4% ,3% 133 0,3% Nederland ,0% ,9% ,0% 451 0,1% G4 6,05 5,52 5,88 6,03 5,45 7,09 Tabel 40: resultaten rekentoets Bron: Rijksoverheid.nl Bewerking De Loos Monitoring Rotterdam ,0% 667 5,2% ,4% 54 0,4% Children Zone ,0% 202 4,9% ,3% 30 0,7% G ,0% ,7% ,0% 159 0,4% De resultaten van de rekentoets tonen aan dat er over de hele linie sprake is van stijging van het cijfer, met uitzondering van het kb en vwo in de Children Zone. Over het algemeen is de stijging bij op gt niveau opmerkelijk (en de hoge score van de Children Zone daarin) en het lage cijfer van de havo, in het algemeen. Wijzigingen in inspectiekader Met ingang van 1 juni 2016 heeft de Inspectie van het Onderwijs het onderwijsresultatenmodel ingevoerd. Het nieuwe onderwijsresultatenmodel bestaat uit vier indicatoren. Positie in leerjaar 3 ten opzichte van het advies van de basisschool (onderwijspositie t.o.v. advies po) Percentage onvertraagde studievoortgang in leerjaar 1 en 2 (onderbouwsnelheid) Percentage onvertraagde studievoortgang vanaf leerjaar 3 per afdeling (bovenbouwsucces) Gemiddeld cijfer Centraal Examen van alle vakken per afdeling (examencijfers) Nederland ,0% ,9% ,0% 500 0,1% Rotterdam ,0% 612 4,7% % 35 0,3% Children Zone ,0% 212 5,3% ,3% 16 0,4% G ,0% ,7% % 114 0,3% Tabel 41: analyse onderbouwsnelheid: Bron: De Loos Monitoring 54 55

29 De bovenstaande tabel laat zien dat het percentage leerlingen dat doubleert in de onderbouw in Rotterdam relatief hoog is. Dit beeld verandert ook niet door de jaren heen. Wel doet de Children Zone het aanzienlijk beter dan Rotterdam als totaal en beter dan in het vorige jaar. Tegelijkertijd is het opmerkelijk dat het percentage leerlingen dat een klas overslaat in Rotterdam, Children Zone en G4 hoger is dan in Nederland. Tabel 43: analyse rendement bovenbouw onvertraagd door bovenbouw totaal alle niveaus sub vmbo bb kbwv gt sub havo/ vwo havo vwo Nederland % 85% 85% 86% 85% 62% 60% 63% Rotterdam % 78% 80% 81% 77% 60% 56% 64% Children Zone % 81% 82% 80% 82% 58% 58% 57% Tabel 42: analyse rendement bovenbouw G % 79% 78% 82% 77% 61% 56% 65% rendement totaal alle niveaus sub vmbo bb kbwv gt sub havo/ vwo Nederland % 92% 92% 92% 92% 86% 84% 89% Rotterdam % 88% 89% 90% 87% 86% 82% 89% Children Zone % 90% 91% 89% 90% 85% 83% 87% havo vwo Nederland % 84% 84% 84% 85% 62% 60% 64% Rotterdam % 78% 77% 80% 78% 58% 53% 63% Children Zone % 80% 78% 81% 80% 56% 51% 63% G % 77% 75% 78% 78% 60% 54% 65% G % 88% 88% 90% 87% 86% 82% 89% Nederland % 83% 82% 82% 83% 60% 59% 61% Nederland % 92% 91% 92% 92% 86% 84% 89% Rotterdam % 88% 88% 89% 88% 85% 80% 89% Children Zone % 89% 88% 90% 89% 83% 79% 89% Rotterdam % 78% 75% 79% 79% 57% 55% 58% Children Zone % 77% 76% 79% 77% 55% 53% 58% G % 75% 71% 75% 76% 57% 53% 60% G % 87% 86% 88% 88% 85% 81% 89% Nederland % 80% 80% 80% 81% 58% 56% 60% Nederland % 91% 90% 91% 91% 86% 83% 88% Rotterdam % 88% 86% 89% 89% 84% 81% 87% Children Zone % 88% 87% 88% 88% 83% 80% 87% G % 86% 84% 86% 87% 84% 80% 87% Rotterdam % 76% 72% 77% 77% 58% 54% 60% Children Zone % 75% 71% 76% 79% 51% 54% 47% G % 72% 71% 72% 73% 57% 51% 61% Tabel 43: onvertraagd door bovenbouw Bron OR: Bewerking De Loos Monitoring Nederland % 89% 89% 89% 90% 85% 82% 87% Rotterdam % 87% 85% 87% 87% 84% 81% 87% Children Zone % 87% 84% 87% 89% 81% 80% 82% G % 85% 84% 84% 85% 84% 79% 88% Tabel 42: rendement bovenbouw Bron OR: Bewerking De Loos Monitoring Het rendement van de bovenbouw als geheel is landelijk een procent gestegen ten opzichte van 2014/2015. Dit geldt ook voor Rotterdam, waarbij het verschil 2% blijft, maar Rotterdam wel op het niveau van de G4 zit. Op havo- en vwo-niveau scoort Rotterdam gelijk met het landelijk gemiddelde. De Children Zone scoort op een aantal niveaus beter dan Rotterdam. Het percentage onvertraagd door de bovenbouw laat een verbetering zien voor Rotterdam en zeker voor de Children Zone, waarbij de Children Zone zelfs een procentpunt boven het landelijk gemiddelde komt. Rotterdam laat bij onvertraagd door de bovenbouw over de hele linie jaarlijks een groei zien ten opzichte van eerdere leerjaren. Het verschil met Nederland is iets kleiner geworden. Opvallend is dat de Children Zone beter scoort dan Rotterdam en zelfs dan Nederland, ondanks een behoorlijke daling in 2015/2016 bij het VWO

30 Centraal Examen Analyse slagingspercentages Bovenstaande tabellen laat zien dat in 2015/2016 de resultaten in Rotterdam als geheel voor havo en vwo gelijk zijn aan de landelijke cijfers. Opmerkelijk is dat de Children Zone op alle niveaus minimaal gelijk met de Rotterdamse cijfers scoort en op meerdere niveaus zelfs beter. Tabel 44 In onderstaande tabel is het gemiddeld eindcijfer op het centraal schriftelijk examen voor de schooljaren 2014/2015 en 2015/2016 opgenomen. Voor het meest recente jaar zijn ook de cijfers voor de verschillende niveaus in het vo opgenomen. NL R aantal kandidaten met uitslag 2015/ /2015 aantal geslaagd slagingspercentage aantal kandidaten met uitslag aantal geslaagd slagingspercentage alle niveaus % % sub vmbo % % bb % % kb % % tl % % sub havo/vwo % % havo % % vwo % % alle niveaus % % sub vmbo % % bb % % kb % % tl % % sub havo/vwo % % havo % % vwo % % Tabel 45: gemiddeld eindcijfer centraal examen van geslaagden Totaal Focuswijken Rotterdam Zuid Overig Rotterdam Rotterdam Vier grote steden Nederland n % n % n % n % n % n % 2014/ , , , , , ,6 2015/ , , , , , ,5 Niveau van de opleiding vmbo-bl 153 6, , , , , ,7 vmbo-kl 147 6, , , , , ,4 vmbo-gl/tl 229 6, , , , , ,5 havo 111 6, , , , , ,5 alle niveaus % % sub vmbo % % bb % % CZ kb % % tl % % sub havo/vwo % % havo % % vwo % % alle niveaus % % sub vmbo % % bb % % G4 kb % % tl % % sub havo/vwo % % havo % % vwo % % Tabel 44: analyse slagingsprecentages bron: OR Onderwijsresultaten, bewerking De Loos Monitoring vwo 49 6, , , , , ,6 Tabel 45: Gemiddeld cijfer op het centraal examen van de geslaagden naar niveau en woongebied 2015/2016 Bron: SSB, bewerking Risbo/gemeente Rotterdam (OBI) Het gemiddelde cijfer voor het centraal schriftelijk examen van de geslaagde leerlingen ligt voor beide jaren en in elk van de gebieden rond de 6,5. Het gemiddelde centraal schriftelijk cijfer voor de verschillende vo-niveaus ligt in 2015/2016 tussen 6,4 voor vmbo-kader en 6,7 voor vmbo-basis. Op elk niveau zijn de verschillen tussen de verschillende gebieden klein. Interessant is te bekijken of er leerlingen zijn die bovengemiddeld goed presteren en of hierin verschillen zijn per niveau, en tussen de gebieden. Hiervoor is de grens bepaald op een gemiddeld cijfer op het centraal schriftelijk examen van 7,5 of hoger. De zogenaamde bollebozenmonitor laat het volgende zien: 58 59

31 Resultaten voortgezet algemeen volwassenenonderwijs Voor bepaalde groepen vo-leerlingen kan voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) de oplossing zijn om alsnog een diploma te halen. Tabel 46: aantal geslaagden en aandeel geslaagden met een 7,5 of hoger Totaal Focuswijken Rotterdam Zuid Overig Rotterdam Rotterdam Vier grote steden Nederland n % n % n % n % n % n % Tabel 47: resultaten VAVO Rijnmond College aantal diploma gehaald % diploma gehaald één of meer certificaten % één of meer certificaten resultaat behaald % resultaat behaald geen resultaat % geen resultaat VWO / , , , , , ,8 HAVO MAVO / ,6 92 5, , , , ,3 totaal examenleerlingen Niveau van de opleiding vmbo-bl vmbo-kl vmbo-gl/tl havo x x 26 6,7 35 7,1 61 6, , , x x 13 3,5 13 2,2 25 2, , , ,2 30 5,3 55 5,0 85 5, , , Tabel 47: Rendement vavo leerjaar , bron: kengetallen VO VAVO Rijnmond College Het aantal examendeelnemers dat een diploma gehaald heeft is van 57 naar 61% gestegen. 32% haalt een of meer certificaten en 7 % haalt geen resultaat. Vorig jaar was dat 13%. Indicator: de doorgaande leerlijn verbetert vwo x x 10 7, , , , ,2 Tabel 46: Aantal geslaagden en aandeel geslaagden met een cijfer van 7,5 of hoger, het centraal schriftelijk naar niveaubron: SSB, bewerking Risbo / gemeente Rotterdam (OBI) Het aandeel leerling met een hoog gemiddeld cijfer is in Nederland in 2015/2016 8,3 procent en daar mee iets lager dan het aandeel in 2014/2015 (8,8 procent). In alle gebieden is het aandeel studenten met een hoog gemiddelde in 2015/2016 lager dan in het voorafgaande examenjaar. Het aandeel hoge cijfers is in Nederland als geheel groter dan in de G4, en ook dan in Rotterdam en de focuswijken. In de focuswijken is het aandeel leerlingen met een 7,5 of hoger het kleinst. Tussen Rotterdam Zuid en Overig Rotterdam is geen eenduidig verschil te zien. Per niveau zijn er wel duidelijke verschillen, op het vmbo-basis en het vwo is het aandeel leerlingen met een gemiddelde hoger dan 7,5 duidelijk groter dan bij de andere niveau s. In Rotterdam zit met name in het vwo een groter aandeel leerlingen met een hoog gemiddeld cijfer. Voor het eerst wordt inzichtelijk hoeveel leerlingen cum laude geslaagd zijn (8 of hoger). Vanaf volgend jaar zal dit opgenomen worden in de Staat van het Rotterdams Onderwijs 60 61

32 Tabel 48: doorstroom vanuit het vo alle niveaus sub vmbo bestemmingsniveau mbo/ho totaal niveau mbo/ho bestemmingsniveau mbo/ho totaal bo-1 bo-2 bo-3 bo-4 mbo hbo (5) wo (6) diploma behaald geslaagd havo/vwoexamen geen havo/vwoexamen , % 0% 0% 0% 1% 64% 20% 15% 92% 8% , % 0% 1% 0% 0% 99% bb 840 3, % 0% 2% 98% kb 969 3, % 0% 0% 0% 99% tl , % 0% 0% 0% 99% sub havo/ vwo , % 0% 1% 7% 53% 39% 92% 8% havo , % 0% 2% 13% 86% 90% 10% vwo 921 5, % 0% 1% 11% 89% 96% 4% In het kader van de verbinding onderwijs met bedrijfsleven wordt voorrang gegeven aan sectoren die voor de economische structuur in de regio van groot belang zijn, omdat zij groot groeipotentieel hebben. Voorbeelden daarvan zijn de sectoren food, life science technologie, zorg, clean tech, offshore, maritieme dienstverlening én techniek. Bètatechnische kennis wordt steeds belangrijker; niet alleen in de technische sectoren zelf. Het platform Betatechniek maakt inzichtelijk wat de keuze van leerlingen is in de technische profielen. Met ingang van het schooljaar 2016/17 is de profielindeling in het vmbo gewijzigd. De volgende profielen worden gerekend tot de bètatechnische richting: Bouwen, wonen en interieur; Produceren, installeren en energie; Mobiliteit en transport; Media, vormgeving en ICT en Maritiem en techniek. Het profiel Techniek Breed is nog volgens de oude profielindeling. Aandeel leerlingen bètatechniek vmbo-bb/kb/gl/ (3e leerjaar) Figuur 21: aandeel leerlingen bètatechniek vmbo-bb-/kb (3e leerjaar) 40% 30% 20% alle niveaus sub vmbo , % 1% 14% 9% 23% 18% 19% 16% 91% 9% , % 1% 23% 14% 34% 28% 10% 0,0% 2006/ / / / / / / / / / / bb 807 2, % 3% 75% 2% 0% 20% kb 995 3, % 2% 13% 32% 25% 29% tl , % 0% 3% 9% 57% 31% sub havo/ vwo , % 0% 0% 1% 6% 3% 49% 41% 91% 9% havo , % 0% 0% 2% 10% 5% 82% 87% 13% bb bètatechniek kb bètatechniek bb/kb bètatechniek gl bètatechniek Figuur 21: aandeel Rotterdamse vmbo leerlingen, leerjaar 3 met een N-profiel Landelijk gezien is het aandeel leerlingen op het vmbo dat kiest voor een bètatechniek profiel stabiel gebleven, na een daling in de afgelopen jaren. In Rotterdam wordt dit profiel beduidend meer gekozen en is stijgend en ligt rond de 30% voor alle niveaus. vwo 963 5, % 0% 0% 0% 9% 90% 97% 3% Tabel 48: tabel doorstroom vanuit het vo (DUO, De Loos bewerking) Toelichting bij tabel: vestigingsgemeente herkomst De indeling van gemeenten is bij doorstroom mbo gedaan op grond van de vestigingsgemeenten voortgezet onderwijs. Bij vmbo-doorstroomprogramma mbo is de indeling ook gedaan op grond van de vestigingsgemeenten voortgezet onderwijs. vestigingsgemeente bestemming Bij instroom mbo is de indeling gedaan op basis van de mbo s (ic. Albeda College, Wellant, Hout en Meubileringscollege, STC, Hoornbeeck College, Grafisch Lyceum Rotterdam en Zadkine). woongemeente Bij de doorstroom havo vwo is de indeling gedaan op grond van de woongemeente. In bovenstaande tabel is niet helemaal vergelijkbaar met omdat de mbo-niveaus niet meer uitgesplitst worden. Er is een kleine stijging te zien doorstroom van havo naar hbo. Indicator: het aantal leerlingen dat instroomt, doorstroomt en gediplomeerd uitstroomt bij opleidingen met groeipotentieel Figuur 22: aandeel leerlingen bètatechniek vmbo-bb-/kb (3e leerjaar) 30% 20% 10% 0,0% Het aandeel meisjes neemt licht toe in Rotterdam. Landelijk ligt dit zeer laag, met respectievelijk 3, 4 en 5%. 2006/ / / / / / / / / / /17 bb bètatechniek kb bètatechniek bb/kb bètatechniek gl bètatechniek Figuur 22: aandeel meisjes van Rotterdamse vmbo leerlingen, leerjaar 3 met een N-profiel 62 63

33 Figuur 23: aandeel havo/vwo-leerlingen met N-profiel (4e leerjaar) 80% 60% 40% 20% 0,0% 2006/ / / / / / / / / / /17 havo vwo totaal havo/vwo Aandeel havo/vwo leerlingen met N-profiel (4e leerjaar) Figuur 23: aandeel Rotterdamse havo/vwo leerlingen, leerjaar 4 met een N-profiel Landelijk gezien is het aandeel leerlingen op de havo en het vwo dat kiest voor de profielen Natuur en Gezondheid en/of Natuur en Techniek (N-profiel) stabiel gebleven, na een forse stijging in de afgelopen jaren. Op de havo is het aandeel in 2016/17 43%; het aandeel op het vwo is met 62% nog steeds beduidend hoger. In Rotterdam is het aandeel havo 42%. Op het vwo kiest in Rotterdam 60% van de leerlingen een N-profiel. Dit is stabiel gebleven, net als bij de havo. Binnen deze groep neemt het aandeel meisjes toe. Op de havo is 39% van de leerlingen die voor een N-profiel kiest vrouwelijk. In Rotterdam is dit 37%. Bij het vwo is een vergelijkbare kiest 60% van de meisjes een N-profiel. In Rotterdam is dit 57%. Rotterdam boven landelijk gemiddelde op vmbo en mbo Het aantal leerlingen dat instroomt, doorstroomt en gediplomeerd uitstroomt in de techniek stijgt. Dat is een landelijke trend, die ook in Rotterdam zichtbaar is. Maar meer inzoomend op de situatie in Rotterdam is ook een aantal opmerkelijke verschillen te constateren. Zo is het percentage leerlingen op het vmbo in Rotterdam dat voor een techniekprofiel kiest in de kadergerichte of beroepsgerichte leerweg het afgelopen jaar gestegen met 4% en hoger dan het landelijk gemiddelde. In Rotterdam kiest nu 29% van de vmbo bb en kb leerlingen voor een techniekprofiel. Landelijk is deze stabiel gebleven op 22%. Ook meer kinderen in de gemengde of theoretische leerweg op het vmbo in Rotterdam kozen het afgelopen jaar voor een techniek richting dan het jaar daarvoor. In leerjaar 2016/2017 koos 30% van deze kinderen voor een technisch profiel, terwijl dit landelijk is gedaald en momenteel op 9% staat. Een spectaculair verschil. De meisjes op het vmbo zijn nog steeds ver in de minderheid, maar we zien wel een hele lichte stijging. Uit de inventarisatie van schoolplannen en subsidieaanvragen in Rotterdam van de schooljaren 2015/2016 en 2016/2017 zien we een toename van 40% voor aanvragen voor Kiezen voor Techniek en ICT. Ook meer vo scholen nemen Techniek of IT op in het curriculum. Doorstroom leerlingen met N-profiel naar bètatechnische opleiding in mbo en ho De doorstroom van vmbo techniek naar een mbo opleiding in de techniek scoort in Rotterdam in 2016/2017 met 73% ruim boven het landelijk gemiddelde percentage van 64%. De mbo instroom in technieksectoren is in Rotterdam nu redelijk stabiel en daarmee lijkt de dip van een aantal jaren geleden overwonnen. Het percentage mbo ers dat met een techniekdiploma van school komt is landelijk gedaald over een periode van tien jaar, van 32% naar 29%. In Rotterdam zien we juist een stijging van 38 % naar 40%. Het percentage vrouwen met een technische mbo opleiding is nog steeds erg laag, maar wel gestegen: van 9% naar 14 % over de laatste tien jaar. Al een aantal jaren kiest bijna de helft van het aantal jongeren op havo en vwo voor een betaprofiel. De instroom in betaopleidingen in het hoger onderwijs is een aantal jaren geleden al sterk gegroeid. In Rotterdam is eenzelfde trend te zien. Twee havo/vwo scholen hebben het predicaat Technasium: Libanon Lyceum en Lyceum Kralingen. Vakmanschap- en technologieroutes Onderstaande tabel geeft aan hoeveel leerlingen een vakmanschaps- en technologieroute volgen. Deze 3e jaars vmbo-leerlingen nemen deel aan een leertraject op mbo-niveau dat met een diploma wordt afgesloten. Verwacht wordt dat de aansluiting en doorgaande leerlijn beter gegarandeerd is. Figuur 24: aandeel leerlingen bètatechniek vmbo-bb-/kb (3e leerjaar) 60% 40% Tabel 49: vakmanschap- en technologieroutes aantal vakmanschapsroute/technologieroute Nederland % 0,0% 2016/2017 Rotterdam 284 Children Zone / / / / / / / / / / /17 havo vwo totaal havo/vwo Figuur 24: aandeel meisjes van Rotterdamse havo/vwo leerlingen, leerjaar 4 met een N-profiel 2015/2016 G4 439 Nederland 1980 Rotterdam 281 Children Zone 161 G4 518 Nederland 780 Rotterdam /2015 Children Zone 96 G4 185 bron DUO basisgegevens bekostigd onderwijs 64 65

34 4.2 Personeel De gemiddelde leeftijd van leraren in Rotterdam ligt iets lager dan het landelijk gemiddelde. Werkgelegenheid en samenstelling personeelsbestand voortgezet onderwijs Indicator: het percentage bevoegde en eerstegraads leraren stijgt Figuur 27: gemiddelden Werkgelegenheid Uit onderzoek naar de arbeidsmarkt voor leraren vo (CentERdata, april 2017) laat zien dat de werkgelegenheid voor leraren landelijk gezien daalt, maar in Rotterdam eerst licht daalt om uiteindelijk in 2022 iets hoger te eindigen dan in Figuur ,0 100,0 99,0 98,0 97,0 96,0 95,0 94, Landelijk Rijnmond Rotterdam Cruciaal is de vervangingsvraag: de samenvatting van alle fte die niet meer vervuld kunnen worden. In Rotterdam werken iets meer mannen in het voortgezet onderwijs dan landelijk gemiddeld. Figuur 26 Tabel 50: prognose van de vervangingsvraag van leraren VO in fte Landelijk Rotterdam Landelijk Rijnmond Rotterdam 51% 49% 53% 47% 52% 48% Na aanvankelijke toename neemt de vervangingsvraag na 2018 weer af. Deze daling is relatief het sterkst in Rotterdam. Man Vrouw 66 67

35 Figuur 29 Figuur 28: Ontwikkeling van de vervangingsvraag van leraren VO (2017=100) 8,5% 8,0% 7,5% 7,0% 6,5% 6,0% 5,5% 5,0% 4,5% 4,0% Landelijk Rijnmond Rotterdam 1,8% 1,7% 1,6% 1,5% 1,4% 1,3% 1,2% 1,1% 1,0% 0,9% 0,8% Landelijk Rijnmond Rotterdam Tabel 51: instroom prognoses Landelijk Rotterdam Tabel 52: onvervulde vacatures leraren VO in fte Rotterdam, VO Bron: CentERdata (2017) Tegenover de vervangingsvraag staat de instroom. De instroom bestaat uit afgestudeerden vanuit de lerarenopleidingen aangevuld met mensen die vanuit de zogenaamde stille reserve (personen met een onderwijsbevoegdheid die niet (meer) in het onderwijs werkzaam zijn) de onderwijsarbeidsmarkt betreden. De stille reserve voor de Rijnmond bedraagt ruim personen, waarvan het grootste deel bestaat uit mensen die buiten het onderwijs werken (2.194) en een kleiner deel (1.458) mensen zijn die niet werken maar ook niet arbeidsongeschikt zijn. Zo n 63% (6.123) van de mensen met een lesbevoegdheid voor vo of mbo werkt wel in het onderwijs. Als de instroom onvoldoende is om de vervangingsvraag op te vangen ontstaat onvervulde vraag. De tekorten in het voortgezet onderwijs verschillen sterk per vak. Hoewel de onvervulde vraag in het voortgezet onderwijs zorgelijk is valt deze vergeleken met het landelijk gemiddelde relatief mee als we naar het totaal beeld kijken. Per vak kan dit anders liggen. Tekorten zullen zich bij ongewijzigd beleid blijven concentreren rond de vakken Duits, Frans, Natuurkunde, Scheikunde en Wiskunde. Tabel 53: tekort per vak Nederlands Duits Engels Frans Biologie Informatica

36 Natuurkunde Scheikunde Wiskunde Aardrijkskunde Economie Geschiedenis Levensbeschouwing Maatschappijleer Techniek CKV, Kunstvakken Gezondheidszorg en Welzijn Klassieke Talen Lichamelijke Opvoeding Overige Vakken Praktijkonderwijs Totaal Cijfers betreffen Rotterdam Rijnmond In afwijking van het primair onderwijs, gelden voor de G4 en de omringende RPA-regio s, afwijkende doelstellingen voor de functiemix. In deze zgn. risico s is meer ruimte voor extra LC en LD-functies. Bij de start van de invoering van de functiemix (2010) had 65% van de leraren een LB-functie, 17% een LC-functie en 18% een LD-functie. Landelijk is de doelstelling om het aandeel LC-functies stapgewijs te verhogen naar 27% in 2014 en het aandeel LD-functies naar 29%. Zowel op landelijk niveau als in Rijnmond en Rotterdam is de doelstelling voor het aantal LD-functies (nagenoeg) gerealiseerd. Dit geldt niet voor het aandeel LC-functies. Dat is de afgelopen jaren zelfs afgenomen, waardoor het gat met de afgesproken doelstelling weer toeneemt. Uitval jonge, startende docenten De uitval van jonge, startende leraren is te hoog. Specifieke gegevens hierover voor Rotterdam zijn niet beschikbaar. In het voortgezet onderwijs loopt de uitval op van ca. 19% in het 1e jaar tot 28% in het 5e jaar. Ziekteverzuim Het ziekteverzuim in het Rotterdams voortgezet onderwijs is in de afgelopen jaren aanzienlijk gedaald. Deze daling is het gevolg van de een sterke daling van de gemiddelde verzuimduur. Tabel 54: ziekterverzuim onderwijsgevend personeel VO Rotterdam Ziekteverzuimpercentage 5,4 5,1 3,7 Meldingsfrequentie 1,6 1,6 1,7 Gemiddelde verzuimduur Bron VOION (2017) Functiemix Voor de wervingskracht van het Rotterdamse onderwijs zijn de beloning en het loopbaanperspectief van groot belang. Via de functiemix zijn de mogelijkheden voor doorgroei naar een hogere leraars functie verruimd. In het convenant leerkracht zijn kwantitatieve doelstellingen verbonden aan het toepassen van deze functiemix. Zoals blijkt uit de grafiek is het ziekteverzuim in Rotterdam is niet alleen sterk gedaald, maar ook relatief laag vergeleken met de andere grote steden, de provincie Zuid-Holland en het landelijk gemiddelde. Figuur Landelijk Rijnmond Rotterdam Figuur 31: ziekteverzuimpercentage onderwijsgevend personeel, G4, provincie Zuid-Holland en landelijk gemiddelde % 28% 28% 29% 28% 28% 28% 29% 23% 23% 27% 29% % 40% 39% 27% 40% 40% 39% 27% 43% 44% 38% 32% 32% 33% 44% 32% 32% 33% 44% 34% 33% 35% 55% 16% IK MIS DE EXACTE CIJFERS Doelstelling Doelstelling Doelstelling 1 LB LC LD/LE 0 Figuur 30: Functiemix VO Amsterdam Den Haag Rotterdam Utrecht Zuid-Holland Landelijk 70 71

37 Bevoegd gegeven lessen per schoolsoort Landelijk word bijna 95% van de lessen door een bevoegd of benoembare docent gegeven. Iets meer dan 5% van de lessen wordt door een onbevoegde docent gegeven.in Rotterdam wordt ruim 83% van de lessen in het voortgezet onderwijs door een bevoegde of benoembare docent gegeven. Uit onderstaande tabel blijkt dat in Rotterdam bij alle schoolsoorten het percentage onbevoegd gegeven lessen relatief hoog is in vergelijking met het landelijke gemiddelde. De afgelopen jaren is gericht beleid gevoerd om het aantal onbevoegd gegeven lessen terug te dringen, zowel landelijk (Sectorakkoord VO) als door de Rotterdamse besturen. Het aantal bevoegd gegeven lessen is ten opzichte van de eerdere IPTO-tellingen verder toegenomen. In 2013 werd 67% van de lessen bevoegd gegeven, in 2014 is dit opgelopen tot 80,5% en in 2015 tot 82,5% 4. Tabel 56: samenstelling VO-scholen Rotterdam Samenstelling personeel Het personeel van de vo scholen in Rotterdam is als volgt samengesteld: Omvang formatie aantal fte s leidinggevende taken aantal fte s onderwijzend personeel aantal fte s onderwijsondersteunend personeel (oop/obp) managementratio (fte, excl. oop/obp) directie (personen, incl. oop/obp) bovenschoolse formatie Tabel 55: onbevoegd gegeven lessen per schoolsoort vmbo havo vwo Combinaties Totaal Landelijk 7,50% 3,20% 2,60% 5,10% 5,10% Rotterdam 7,70% 6,50% 5,10% 6,30% 6,70% Bron VOION (2017) Uit deze tabel blijkt dat het aantal onbevoegd gegeven lessen het hoogst is op het vmbo en het laagst in het vwo. In Regio Rijnmond en in sterkere mate in de steden Den Haag en Utrecht is het percentage onbevoegd gegeven lessen in het vmbo aanzienlijk hoger. De rijksoverheid zet in op de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en het personeel. Het doel is alle leraren zijn bekwaam en bevoegd. De Eerste Kamer heeft onlangs ingestemd met de invoering van de wet Beroep Leraar en Lerarenregistervanaf 1 augustus Met deze wet krijgen leraren meer zeggenschap over de inrichting van hun onderwijs en kunnen zij via het beroepsregister hun bekwaamheid én het onderhouden van die bekwaamheid laten zien. (bron: factsheet arbeidsmarkt onderwijs UWV april 2017) Nederland 80308,2 2767, , ,7 0,0473 0, ,0 Rotterdam 2288,9 120,9 1685,0 483,0 0,0673 0,0439 0,0 Children Zone 689,0 38,4 496,8 153,8 0,0787 0,0477 5,6 G4 (excl R dam) 7139,2 193,9 5265,9 1663,7 0,0350 0,0224 0,0 Nederland 83981,7 2956, , ,7 0,0481 0, ,1 Rotterdam 3013,0 184,2 2213,8 615,0 0,0771 0,0512 0,0 Children Zone 1048,5 65,5 752,4 230,5 0,0911 0, ,4 G4 (excl R dam) 7059,9 190,4 5207,5 1657,3 0,0350 0,0227 0,0 Nederland 82103,5 2986, , ,5 0,0490 0, ,5 Rotterdam 3019,9 190,8 2217,5 611,6 0,0801 0,0533 0,0 Children Zone 1042,9 71,7 747,6 223,6 0,0923 0, ,1 G4 (excl R dam) 6602,4 200,8 4878,9 1520,8 0,0391 0,0253 0,0 Tabel 56: samenstelling personeel (bron: DUO open onderwijsdata bewerking De Loos Monitoring) De managementratio bestaat uit het aandeel directie op de totale formatie exclusief onderwijsondersteunend personeel. Tabel xx laat zien dat de managementratio in Rotterdam (en in de Children s Zone) in 2016 afgenomen is ten opzichte van NB: De omvang van de personeelsformatie geeft geen juist beeld voor 2016 omdat de brongegevens onvolledig zijn. 4.4 Scholen: omvang, kwaliteit en activiteiten Omvang, spreiding, profilering en onderwijshuisvesting Werken aan sterke scholen, met duidelijke profielen, met een goede spreiding over de stad is een belangrijk thema. De kaart laat zien dat er concentraties zijn van scholen in bepaalde delen van de stad, met name in Noord. Ook laat de kaart zien dat er bijvoorbeeld in IJsselmonde weinig aanbod op niveau van havo en vwo is. In totaal wordt op 73 locaties in de stad voortgezet onderwijs geboden ( ; DUO) Onderwijshuisvesting draagt hier aan bij. In het integraal huisvestingsplan is opgenomen welke locaties in aanmerking komen voor een veranderingsinvestering (verbouwing of nieuwbouw) 4) De grote toename in 2014 is deels veroorzaakt door een verbeterde meetmethode, zie bijlage 2b van de Verkenning TOP-brigade

38 In 2017 is de volgende locatie opgeleverd ( verbouw/nieuwbouw): Vakcollege Noordrand aan de locatie Icarusstraat is opgeleverd in aug Opening januari 2018 In uitvoering zijn: Avicienna (renovatie Montessoriweg 55). Verwachte ingebruikname: eind Nieuwbouw Melanchthon Kralingen In voorbereiding zijn: Zuidergymnasium / Poortgebouw. Verwachte ingebruikname: Drie gymnastieklokalen in Hillegersberg-Schiebroek. Hiervoor loopt nog een verkenning naar mogelijkheden voor inpassing op locatie Argonautenweg. Vervangende nieuwbouw Wolfert Dalton Argonautenweg. Figuur 32: zwake scholen/afdelingen Reguliere middelbare school Specifieke levensbeschouwing Samenvattend conclusiekaart VO Specifiek profiel tweetalig/theater/dans/ STC/horeca Vrije school/ Montessori Nederland G4 Rotterdam Figuur 32: zwakke scholen en afdelingen (bron: stand 1 september 2017, Inspectie van het Onderwijs Categoraal Tabel 57: percentage afdelingen; totaal aantal afdelingen Gevariëerd scholenaanbod totaal N 2017 Eenzijdig scholenaanbod Nederland 8,8 9,5 7,0 4,4 4,3 2, G4 12,4 14,7 14 8,7 6,4 2,9 419 Rotterdam 16,5 16,5 10,3 7,2 3,9 2,9 134 Tabel 57: percentage afdelingen; totaal aantal afdelingen (bron: stand 1 september 2017, Inspectie van het Onderwijs) Onderwijskaart conclusies primair onderwijs (Bron: DUO, bewerking Onderwijsatlas kaart van de stad ) De conclusiekaart VO laat zien dat er veel minder variatie in het aanbod aanwezig is in Zuid, oranje vlek, dan op Noord zowel in profiel, onderwijsvorm, categoraal. Paars geeft een toekomstig tekort aan gebaseerd op de prognoses van demografische ontwikkelingen tot Kwaliteit De Inspectie van het Onderwijs kent de toezichtsarrangementen toe op het niveau van de schoolsoort binnen een school of scholengemeenschap of locatie, op het niveau van de onderwijssoort en de leerweg. Indicator: het aantal zwakke en zeer zwakke scholen, opleidingen en afdelingen daalt Het aantal zwakke afdelingen in het Rotterdamse voortgezet onderwijs is het afgelopen jaar weer verder gedaald tot 4. De afgelopen jaren heeft het Rotterdamse voortgezet onderwijs ten opzichte van de landelijke percentages en de G4 een aanzienlijke inhaalslag gemaakt. Nederland en G4 hebben inmiddels ook een grote inhaalslag gemaakt. Er zijn in Rotterdam al sinds 2014 geen zeer zwakke afdelingen in het voortgezet onderwijs. Ook hier is de kwaliteit van het Rotterdamse voortgezet onderwijs wat dit oordeel van de Inspectie van het Onderwijs betreft beter dan de G4 en het landelijk gemiddelde. Scholen kunnen zich aanmelden voor het traject Excellente Scholen. Er zijn enkele scholen in Rotterdam die het predicaat Excellente school ( ) verworven hebben: LMC Praktijkonderwijs, Wolfert Tweetalig (vwo), TooropMavo (vmbo-t) en de csg Calvijn, vestiging Juliana (vmbo-gt). Wolfert Tweetalig en Toorop waren ook in 2014 al Excellente school. Sinds 2015 is het predicaat 3 jarig : Accent Praktijkonderwijs Delfshaven; Accent Praktijkonderwijs Hoogvliet en de vmbo g/t afdeling van het Comeniuscollege

39 Figuur 33: activiteiten voortgezet onderwijs Activiteiten in het voortgezet onderwijs Alle Rotterdamse scholen en afdelingen voor voortgezet onderwijs kunnen voor diverse activiteiten extra financiële middelen aanvragen in het kader van het schoolontwikkelingsbudget. Op basis van de schoolplannen is geïnventariseerd waar deze middelen aan besteed worden. Onderstaande figuur laat een optelling zien van de activiteiten die in het kader van Leren Loont! uitgevoerd worden. Deels vinden deze activiteiten plaats in uitbreiding van uren buiten het lesprogramma. Ook toont de figuur de ontwikkeling ten opzichte van voorgaande jaren. Ouders Indicator: De tevredenheid van ouders en leerlingen over het Rotterdamse onderwijsbeleid. Ouderbetrokkenheid Scholen in het voortgezet onderwijs geven op verschillende manieren invulling aan ouderbetrokkenheid. Eén van die manieren is het aanstellen van een medewerker ouderbetrokkenheid. In schooljaar heeft de gemeente voor de inzet van medewerkers ouderbetrokkenheid in het voortgezet onderwijs in totaal 18,74 fte aan subsidie beschikbaar gesteld ( ) op in totaal 34 vo scholen. De medewerkers ouderbetrokkenheid worden ingezet om de school te ondersteunen en te faciliteren bij het vormgeven en uitvoeren van ouderbeleid. Ook het bevorderen van onderwijsondersteunend gedrag van de ouders hoort bij hun taken. Door de Hogeschool Rotterdam is in 2016 een nul-meting uitgevoerd naar oudertevredenheid. Hierover is gerapporteerd in de Staat van In 2018 wordt de volgende meting uitgevoerd Lekker fit ieder kind een taal en rekenen kunst en cultuur ict en techniek natuur en milieu voeding en beweging sociale competenties burgerschapsvorming vakantieschool progr. voor excellente ouderbetrokkenheid professionalisering doorgaande lijn techniekonderwijs loopbaan leren aansluiting jeugdhulp Figuur 33: Extra activiteiten in kader van Leren Loont! (bron: schoolplannen subsidieaanvraag, bewerkt door afdeling onderwijs) De figuur laat zien dat het percentage scholen/afdelingen dat het schoolontwikkelingsbudget besteedt aan Taal en Rekenen onverminderd hoog is en zelfs hoger is geworden. Opvallend is de stijging in vrijwel alle thema s, waar sociale competenties, burgerschapsvorming en programma s voor excellente of meer begaafde leerlingen eruit springen. Tegelijkertijd is opvallend de forse stijging in ouderbetrokkenheid. Scholen bieden verschillende vormen van extra activiteiten naast elkaar aan, daardoor tellen de totalen niet cumulatief op tot 100 procent

40 5. Middelbaar onderwijs Samenvatting Roc s, aoc s en vakinstellingen onderscheiden zich van elkaar in instellingsgegevens en trends en zijn daarom onderling weinig betekenisvol te vergelijken. Het totaal aantal deelnemers bij de mbo-instellingen in Rotterdam ligt rond deelnemers; hiervan wonen er in Rotterdam. Het aandeel in Rotterdam wonende deelnemers op mbo-niveau 4 neemt toe. De populatie deelnemers van vooral Albeda en Zadkine in schooljaar kenmerkt zich ten opzichte van het landelijke beeld door: niet-westers allochtone achtergrond en woonachtig in achterstandsgebieden. Het aandeel deelnemers bbl (Beroepsbegeleidende Leerweg) stabiliseert ten opzichte van bol (Beroepsopleidende Leerweg). In de afgelopen vijf jaren namen de aantallen deelnemers in techniek en combinatie van sectoren toe en in de overige sectoren licht af. Het percentage nieuwe vsv-ers is ongeveer gelijk gebleven in vergelijking met het jaar ervoor, maar wel lager dan in 2012/2013. Bij het personeel is het aandeel onderwijsgevenden in 2016 toegenomen. De onderwijsinspectie heeft in 2017 bij twee van de zeven instellingen opleidingen beoordeeld met een onvoldoende. De tevredenheid van deelnemers is in 2017 niet onderzocht. Het zelfde geldt voor de oudertevredenheid. 5.1 Onderwijsinstellingen, deelnemers en beroepsopleidingen Zeven door het Rijk bekostigde instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs (mbo) hebben een vestiging binnen de gemeentegrenzen van Rotterdam: drie regionale onderwijscentra (ROC Albeda, Zadkine en het Hoornbeeck College), één agrarisch onderwijscentrum (AOC Wellant) en drie vakinstellingen: het Scheepvaart- en Transport College, het Grafisch Lyceum Rotterdam en het Hout- en Meubileringscollege. Behalve het Grafisch Lyceum Rotterdam hebben deze mbo-instellingen ook vestigingen buiten Rotterdam. Dit hoofdstuk presenteert voornamelijk gegevens op het niveau van de instelling, ook als het gaat om door het rijk bekostigde instellingen, die ook (of voor het merendeel) mboopleidingen buiten Rotterdam verzorgen. Er zijn onvoldoende publiek toegankelijke informatiebronnen beschikbaar om gespecificeerde informatie over uitsluitend Rotterdamse vestigingen van deze mbo-instellingen in beeld te brengen. Waarmogelijk, wordt gerapporteerd over Rotterdamse vestigingen of Rotterdamse leerlingen en wordt dit vermeld. De mbo-instellingen met een vestiging in Rotterdam hebben daarbuiten nog opleidingen op de volgende locaties

41 Tabel 58: vestigingsplaatsen MBO-Instellingen ROC Albeda College Hellevoetsluis Hout- en Meubilieringscollege Amsterdam ROC Zadkine Cappelle a.d. IJssel Grafisch Lyceum Rotterdam ROC Hoornbeeck College AOC Wellantcollege Scheepvaarten Transportcollege Amerstfoort Aalsmeer Brielle Maassluis Delft Apeldoorn Amsterdam Stellendam Nissewaard Schiedam Goes Dordrecht Zwolle Westland Krimenerwaard Dronten Gorinchem Katwijk Albrandswaard Nissewaard Gouda Barendrecht Vlaardingen Schiedam Goeree Overflakkee Gouda Houten Delft Rijswijk ZH Rijnsburg Tabel 58. Vestigingsplaatsen van mbo-instellingen, met een vestiging in Rotterdam, per oktober Per oktober 2017 aangevuld (in groen afgebeeld) met informatie van de betreffende instellingen (bron: DUO open onderwijsdata, mbo-instellingen met een vestiging in Rotterdam, bewerking gemeente Rotterdam en De Loos) Tabel 59: aantal deelnemers op MBO-instellingen Onderstaande tabel toont het aantal deelnemers van de mbo-instellingen. Het betreft gegevens voor de mbo-instellingen als geheel, dus inclusief de vestigingen buiten Rotterdam. aantal 2012/ / / / /2017 MBO in Rotterdam Albeda College Zadkine Hoornbeeck College STC Grafisch Lyceum Rotterdam Hout en Meubileringscollege Wellant Tabel 59: Aantal deelnemers op mbo-instellingen met vestigingen in Rotterdam, per schooljaar. (bron DUO: BBO algemene tellingen, De Loos monitoring) Zadkine Scheepvaart en Transportcollege Albeda Grafisch lyceum Rotterdam Hout en Meubileringscollege Wellant College Hoornbeeck Let wel, de instellingen hebben regelmatig ook tijdelijke voorzieningen in de huisvesting. Die zijn hier niet opgenomen. de ligging van mbo-leslocaties Tabel 60: kenmerken van de MBO-deelnemers populatie Landelijk gemiddelden roc's De tabel biedt een gevarieerd beeld. Opvallende groeier in aantal deelnemers is het Scheepvaart en Transport College (STC). Ook het Hoornbeeck College, Hout- en Meubileringscollege en het Grafisch Lyceum Rotterdam groeien. Bij Zadkine, Albeda en Wellant is een (lichte ) daling over de afgelopen vijf jaren te zien. In totaal is het aantal deelnemers redelijk stabiel. In het hoofdstuk Voortgezet Onderwijs is in tabel 48 de doorstroom van voortgezet onderwijs naar vervolgonderwijs in kaart gebracht van leerlingen die in Rotterdam wonen. Velen komen terecht op een Rotterdamse mbo-instelling. De mbo-instellingen met een vestiging in Rotterdam onderscheiden zich van elkaar op basis van een aantal achtergrondkenmerken van de deelnemers. deelnemers van 23 jaar en ouder autochtone en westerse allochtone deelnemers niet-westers allochtone deelnemers deelnemers met hogere vooropleiding deelnemers uit achterstandsgebieden gemiddeld aantal deelnemers 15% 80% 20% 63% 21% Zadkine (regionale cijfers) 20% 50% 50% 55% 54% Albeda (regionale cijfers) 18% 53% 47% 51% 53% overige mbo Hoornbeeck College (landelijke cijfers) 2% 100% 0% 75% 4% Landelijke gemiddelden aoc's 11% 96% 4% 63% 11% De ligging van mbo-leslocaties binnen de gemeentegrenzen van Rotterdam per oktober (bron: Instellingen met mbo-vestiging in Rotterdam, bewerking OBI en gemeente Rotterdam.) Wellant (landelijke cijfers) 13% 93% 7% 62% 17%

42 Landelijke gemiddelden vakinstellingen Scheepvaart- en transportcollege (landelijke cijfers) Grafisch Lyceum Rotterdam Hout- en meubileringscollege (landelijke cijfers) deelnemers van 23 jaar en ouder autochtone en westerse allochtone deelnemers niet-westers allochtone deelnemers deelnemers met hogere vooropleiding deelnemers uit achterstandsgebieden gemiddeld aantal deelnemers 9% 90% 10% 77% 18% % 77% 23% 70% 31% % 81% 19% 85% 30% % 90% 10% 77% 20% Uit deze tabel blijkt dat in de afgelopen vijf jaren het deelnamepercentage op mbo 4 niveau is toegenomen en op lagere niveaus is afgenomen. Dit is ook de landelijke trend. Op dit moment geldt dat bijna driekwart van de mbo-deelnemers op niveau 3 of 4 studeert. Vijf jaar geleden was dit nog twee derde. Uit de bovenstaande tabel van deze deelnamepercentages op mbo-instellingen met een vestiging in Rotterdam blijkt: De deelname op mbo-niveau 1 is relatief veel gedaald de deelname op mbo-niveau 2 is gedaald de deelname op mbo-niveau 3 is redelijk stabiel de deelname op mbo-niveau 4 is gestegen in Rotterdam Per saldo is het aantal deelnemers op niveau 1 en 2 gedaald en op niveau 3 en 4 toegenomen. Tabel 60: Kenmerken van de mbo-deelnemerspopulatie per 1 oktober 2016 (bron: OCW (mboscanner), bewerking gemeente Rotterdam.) Tabel 61: mbo-deelnemers woonachtig in Rotterdam totaal MBO'ers woonachting in Rotterdam Hier blijkt dat de karakteristieken van de deelnemerspopulatie voor vakscholen, aoc s en roc s verschillen. Dit geldt ook voor de mbo-instellingen met vestigingen in Rotterdam. Daarnaast zijn er verschillen met het landelijk gemiddelde. De volgende resultaten zijn te vinden in achterliggende gegevens (niet allemaal weergegeven): Het percentage niet-westers allochtone deelnemers bij mbo-instellingen bleef landelijk nagenoeg gelijk ten opzichte van vorig jaar. Voor mbo-instellingen met een vestiging in Rotterdam bleef het percentage ook min of meer gelijk, maar dat percentage ligt (met uitzondering van het Hoornbeeck College) aanzienlijk hoger dan het landelijke (tot tweeënhalf keer hoger bij Albeda en Zadkine). Het Hout- en Meubileringscollege had als enige een percentage dat min of meer gemiddeld was. Het percentage deelnemers uit armoedeprobleemcumulatiegebieden 5 was op roc s, aoc s en vakinstellingen tussen 2011/2012 en 2016/2017 landelijk nagenoeg constant. Dit gold ook voor de mbo-instellingen met een vestiging in Rotterdam. De percentages lagen op de roc s, echter - met uitzondering van het Hoornbeeck College - tweeënhalf keer zo hoog. Bij Wellant en de vakinstellingen lag dit percentage ongeveer anderhalf keer zo hoog als op aoc s en vakinstellingen gemiddeld in Nederland, met uitzondering van Hout- en Meubileringscollege dat in de buurt van het landelijk gemiddelde bleef. Onderstaande tabel laat de trend zien van het niveau waarop de in Rotterdam wonende deelnemers studeerden. aantal schooljaar in procenten 2012/ / / / / / % MBO ,70% MBO ,60% MBO ,60% MBO ,00% Tabel##. MBO-deelnemers woonachtig in rotterdam, naar niveau van studie, per schooljaar. (bron DUO Open Onderwijsdata: OIC Sector, bewerking De Loos monitoring) 5) Achterstandsgebieden zijn armoedeprobleemcumulatiegebieden en afkomstig van het CBS en ontleend aan het jaarlijks Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) van het CBS. De indeling van 2011 is gebruikt. Tabel 62: verdeling van MBO-deelnemers De zeven mbo-instellingen met een vestiging in Rotterdam leiden op tot een beroep binnen tal van domeinen. Onderstaande tabel presenteert de verdeling van deelnemers naar domein over de afgelopen vijf jaren. aantal 2012/ / / / /2017 % MBO in Rotterdam % Zorg en welzijn ,5% Economie en administratie ,5% Transport, scheepvaart en logistiek ,4% Handel en ondernemerschap ,7% Techniek en procesindustrie ,6% Media en vormgeving ,6% Voedsel, natuur en leefomgeving (EL&I) ,9% Horeca en bakkerij ,7% Veiligheid en sport ,1% Informatie en communicatietechnologie ,0% Afbouw, hout en onderhoud ,7% (niet ingedeeld in een domein) ,6% Ambacht, laboratorium en gezondheidstechniek ,7% Uiterlijke verzorging ,5% Toerisme en recreatie ,4% Mobiliteit en voertuigen ,5% Bouw en infra ,5% Voedsel, natuur en leefomgeving 33 Tabel 62: Verdeling van deelnemers van mbo-instellingen met een vestiging in rotterdam, naar domein, per schooljaar. bron DUO: BBO algemene tellingen 82 83

43 Door de jaren heen blijken de verschuivingen per opleidingsdomein beperkt. De twee grootste domeinen, zorg en welzijn en economie en administratie, nemen af in aantal deelnemers over de laatste vijf jaren (800 respectievelijk 500 deelnemers). Het domein transport, scheepvaart en logistiek vertoont de sterkste groei (2.350 deelnemers), samen met ICT (700) en ambacht, laboratorium en gezondheidstechniek (circa 250). Per domein kunnen er verschillende opleidingen zijn die soms afwijken van het algehele beeld. Indicator: Werken aan vakmanschap: Het aantal leerlingen dat instroomt, doorstroomt en gediplomeerd uitstroomt bij opleidingen met groeipotentieel in vmbo en mbo stijgt. Opleidingen met groeipotentieel zijn opleidingen die opleiden voor een bedrijfstak die voor de Rotterdamse economie van belang is. Dit zijn de bedrijfstakken food, life sciencetechnologie, zorg, clean technology, offshore-beroepen en maritieme dienstverlening en techniek. Bij food is er sprake van lichte afname van het aantal deelnemers en bij zorg ook. Bij sectoren gerelateerd aan haven en techniek gaat het in dit opzicht beter. Tussen schooljaar 2012/2013 en 2016/2017 is sprake van groei van het aantal deelnemers in de opleidingsdomeinen (mbo1 t/m mbo 4) transport, scheepvaart en logistiek, ICT en ambacht, laboratorium en gezondheidstechniek. Dit zijn ook opleidingen voor enkele van de kansrijke bedrijfstakken. In dezelfde periode was sprake van een krimp in de opleidingsdomeinen zorg en welzijn, economie en administratie en voedsel, natuur en leefomgeving. Onderstaande tabel laat het aantal deelnemers zien per sector. Tabel 63: aantal deelnemers op MBO-instelling per sector per schooljaar aantal 2012/ / / / /2017 Totaal techniek economie zorg en welzijn groen combinatie van sectoren Tabel 63: Aantal deelnemers op mbo-instellingen met een vestiging in Rotterdam per sector, per schooljaar. bron DUO: BBO algemene tellingen, bewerking De Loos Monitoring De bol-deelnemer heeft recht op studiefinanciering en een bbl-deelnemer niet. Overigens geldt dit pas vanaf het moment dat de deelnemer de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt. De afgelopen jaren was er bij roc s, aoc s en vakinstellingen een dalende trend in het aantal bbl-deelnemers. Dit gold zowel landelijk als voor de mbo-instellingen met een vestiging in Rotterdam. Ten opzichte van vorig jaar echter treedt stabilisatie op. Zie onderstaande tabel voor de mbo-instellingen in Rotterdam. Tabel 64: het aandeel van BBL-studenten op MBO instellingen 2011/ / / / / /2017 Landelijke gemiddelden bij roc's 29,6% 28,3% 24,5% 21,5% 20,9% 21,4% Zadkine (regionale cijfers) 20,8% 17,9% 15,7% 13,7% 13,9% 13,4% Albeda College (regionale cijfers) 25,7% 24,3% 21,5% 18,9% 18,0% 18,2% Hoornbeeck College (landelijke cijfers) 20,5% 22,1% 16,9% 19,2% 20,8% 23,7% Landelijke gemiddelden bij aoc's 33,8% 32,2% 30,3% 23,4% 21,7% 20,6% Wellant (landelijke cijfers) 44,3% 42,2% 39,4% 29,6% 27,8% 28,7% landelijke gemiddeldelden bij vakinstellingen Scheepvaart- en Transportcollege (landelijke cijfers) 19,9% 19,2% 19,1% 18,4% 17,3% 17,0% 30,7% 26,5% 22,7% 19,8% 19,0% 19,4% Grafisch Lyceum Rotterdam 0,8% 0,9% 0,5% 0,3% 0,2% 0,0% Hout en meubileringscollege (landelijke cijfers) Tabel 64: Het aandeel van BBL-studenten op mbo-instellingen tussen 2011/2012 en 2016/2017. Bron: Ministerie van OCenW, mbo-scanner. Bewerking gemeente Rotterdam. 5,6% 5,2% 4,7% 5,9% 7,3% 6,6% Beroepspraktijkvorming Erkende leerbedrijven in Rotterdam bieden beroepspraktijkvormingsplaatsen (bpv-plaatsen) aan Rotterdamse en niet Rotterdamse deelnemers in het mbo. Onderstaande tabel laat per sector het aantal deelnemers zien dat een bpv-plaats had in Rotterdam. Hieruit blijkt dat Rotterdam vooral bpv-plaatsen biedt in de sectoren economie en zorg en welzijn en dat er vooral groei zit in de sectoren techniek en zorg en welzijn. De gegevens in de tabel geven een vergelijkbaar beeld als de verdeling per opleidingsdomein. Voor Techniek was sinds 2012/2013 een lichte stijging te zien. Economie, zorg en welzijn en Groen nemen iets af. Combinatieopleidingen groeien daarentegen relatief fors. Leerwegen in het mbo Deelnemers van een mbo-beroepsopleiding volgen een Beroeps Begeleidende Leerweg (bbl) of een Beroeps Opleidende Leerweg (bol). Het belangrijkste verschil zit in het feit dat de deelnemer in een bbl-traject een leerwerkovereenkomst heeft met een werkgever en daarnaast een dag in de week les volgt bij een mbo-instelling. Een deelnemer in een bol-traject heeft de status van student en krijgt tijdens zijn opleiding het onderdeel beroepspraktijkvorming (bpv) ofwel een stage. Elke opleiding in het mbo heeft dus een verplichte praktijkcomponent, die uitgevoerd moet worden bij een erkend leerbedrijf. Tabel 65: Stage in Rotterdam sector Aantal 2015/ Economie Groen Techniek Zorg en Welzijn Totaal Tabel 65: Aantal mbo-deelnemers die binnen en buiten Rotterdam wonen en stage lopen in Rotterdam in schooljaar Bron: SBB 84 85

44 De volgende tabel toont hoeveel Rotterdamse deelnemers waren ingeschreven voor stages in Rijnmond. De gemeente Rotterdam heeft als werkgever een taakstelling om jaarlijks stagiaires een stageplaats te bieden op alle onderwijsniveaus. De volgende tabel laat zien dat de gemeente deze taakstelling ruimschoots haalt. Tabel 66: stages in de regio Rijnmond en woonachtig in Rotterdam sector mbo-niveau leerweg Economie Groen Techniek Zorg en welzijn BBL BOL BBL BOL BBL BOL BBL BOL BBL BOL BBL BOL BBL BOL BBL BOL Totaal: BBL 9% 8% 5% 4% 4% 4% BOL 25% 25% 25% 24% 23% 22% BBL 11% 11% 10% 8% 8% 8% BOL 55% 56% 60% 64% 65% 67% Tabel 66: Inschrijvingen in de regio Rijnmond. Bron: DUO/SBB, bewerking SBB. Het aantal inschrijvingen voor beroepspraktijkvorming van bbl-deelnemers stabiliseert de laatste drie jaren. Voor bol-deelnemers op niveau 1 en 2 is er een lichte afname te zien terwijl op niveau 3 en 4 sprake is van een lichte toename. Bij de sectoren economie en techniek is deze toename het meest merkbaar. De stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) is verantwoordelijk voor de acquisitie en accreditatie van leerbedrijven. Het aantal leerbedrijven in Rotterdam en de regio is sinds 2013 toegenomen tot circa leerbedrijven 6. Een speciale categorie is de arbeidsmarkt gekwalificeerd assistent-leerbedrijven. Deze zijn erkend voor stages op mbo niveau 1. Dergelijke bedrijven (circa in Rotterdam) zijn extra toegerust om deze deelnemers een stage of leerwerkplek aan te bieden. Tabel 67: stagiares bij de gemeente Opleidingsniveau VMBO en lager MBO HBO en WO Totaal Tabel 67: Het aantal geplaatste stagiaires bij de gemeente Rotterdam per kalenderjaar, naar opleidingsniveau. Bron: Gemeente Rotterdam, bewerking gemeente Rotterdam. 5.2 De kwaliteit van het beroepsonderwijs Indicator: Scholen voldoen aan de indicator van de Inspectie van het Onderwijs op het gebied van onderwijsopbrengsten. De onderwijsinstellingen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van hun onderwijs, examinering en bedrijfsvoering. De Inspectie van het Onderwijs 7 controleert of de kwaliteitszorgsystemen de kwaliteit van het onderwijs voldoende borgen. De Inspectie sluit aan bij de zelfevaluatie, het eigen beleid en de verantwoordingsgegevens van de instelling. Er zijn twee soorten onderzoeken. Het oordeel kan betrekking hebben op het bestuur van de instelling. Dan wordt getoetst op onder meer de sturing en verantwoording van de instelling. Daarnaast kan de Inspectie haar oordeel uitdrukken in een kwaliteitsprofiel van de opleiding. Daarbij kijkt de Inspectie naar het onderwijsproces, de examinering en diplomering, de opbrengsten, de kwaliteitsborging en de naleving van wettelijke voorschriften. De Inspectie van het Onderwijs publiceert op haar website de onderzoeksresultaten van de afgelopen drie jaar. Die onderzoeksresultaten komen voort uit onderzoek dat is gehoudenop een beperkt aantal opleidingen per onderwijsinstelling. In de volgende tabel zijn de bevindingen opgenomen van de inspectie van het onderwijs zoals verwerkt op 24 oktober 2017 en voor Zadkine op 14 november Tabel 68: inspectie van het onderwijs Instelling Oordeel instelling Oordeel opleidingen aantal onderzocht aantal voldoende Albeda College voldoende Zadkine voldoende Hoornbeeck college voldoende 6 6 Wellant niet onderzocht 2 2 Scheepvaart en transportcollege niet onderzocht niet onderzocht niet onderzocht Grafisch Lyceum rotterdam voldoende 3 2 Hout- en meubileringscollege voldoende 4 4 Tabel 68: Oordelen van de Inspectie mbt de instelling en de opleidingen. Bron: Inspectie van het Onderwijs, website dd , zoekscholen en 14 november 2017 voor Zadkine. 6) Het aantal erkende leerbedrijven staat niet één op één gelijk met het aantal stages. Een bedrijf kan ervoor kiezen af en toe een jaartje over te slaan. 7) Sinds juni 2017 geldt een nieuw Waarderingskader van de Inspectie, dat v.a. 1 augustus 2017 in werking is getreden. Lopende interventies en afspraken Ook kan één bedrijf meerdere stageplaatsen aanbieden. blijven van kracht. Het nieuwe waarderingskader kent de volgende kwaliteitsgebieden: onderwijsproces, examinering en diplomering, schoolklimaat, onderwijsresultaten, kwaliteitszorg en ambitie, financieel beheer

45 De onderzochte aspecten van de opleidingen zijn een beperkte selectie van de indicatoren die de inspectie benut bij het beoordelen van opleidingen en instellingen. Ter toelichting op die aspecten: De Inspectie beoordeelt het onderwijsproces aan de hand van het programma, leren in de instelling, de begeleiding en leren in de beroepspraktijk. De Inspectie beoordeelt de kwaliteitsborging van een opleiding gelet op oner andere de interne sturing op kwaliteitszorg en de verankering ervan. De Inspectie beoordeelt de examinering op basis van de examenstandaarden. De Inspectie beoordeelt het onderwijs op basis van studiesucces en het onderwijsproces. De Inspectie beoordeelt de opbrengst aan de hand van het driejarige gemiddelde van het jaarresultaat, het diplomaresultaat en startersresultaat. De Inspectie heeft, zo blijkt uit haar website, in Rotterdam geen opleidingen als zeer zwak gekwalificeerd. Alle besturen zijn voldoende beoordeeld of niet onderzocht. Wel zijn er zeven opleidingen van Zadkine met een tekortkoming (waaronder een vavo-opleidng, wat feitelijk voortgezet onderwijs is) en en een van het Grafisch Lyceum Rotterdam. Bij Zadkine betrof het vijf keer de wettelijke vereisten en twee keer de kwaliteitsborging. Bij het Grafisch Lyceum ging het om het onderwijsproces van een opleiding. Vier van de mboinstellingen met een vestiging in Rotterdam voldeden per oktober 2017 volledig aan de normen van de Inspectie en daarmee aan die van Leren Loont! Van één instelling volgen de resultaten van het onderzoek in Vakmanschaps- en technologieroutes Het mbo en voortgezet onderwijs experimenteren met specifieke vmbo-mbotrajecten, waarbij derdeleerjaars vmbo-leerlingen deelnemen aan een leertraject, dat ze op mbo-niveau met een diploma kunnen afsluiten. Het doel is om het vmbo programmatisch beter af te stemmen op het mbo en leerlingen onderwijs te kunnen aanbieden waarbij de doorgaande leerlijn beter gegarandeerd is. Het mbo en voortgezet onderwijs werken samen en voeren voor het derde jaar doorlopende leertrajecten uit. Sinds 2014 bieden de Rotterdamse vakscholen Techniek deze trajecten aan in de vorm van zogeheten vakmanschapsroutes (opleidend tot mbo niveau 2) of technologieroutes (opleidend tot en met mbo niveau 3/4). De verwachting is dat deze mogelijkheden, bij succesvolle experimenten, wettelijke borging krijgen. Het hoofdstuk voortgezet onderwijs gaat hierop in bij tabel 49. Er zijn in het schooljaar vier experimenten toegekend. Vooral Roncalli mavo, Melanchthon en Hildegardis mavo werken samen met het Techniek College Rotterdam, de samenwerkingsschool van Albeda en Zadkine. Hierbij gaat het om de niveaus kaderberoepsgerichte en theoretische leerweg. (Bron: Techniek College Rotterdam). Intussen wordt ook in andere sectoren gewerkt en vakmanschapsroutes vmbo-mbo. Tabel 69: tevredenheid leerlingen rapportcijfer Landelijke gemiddelden bij roc's 6,90 7, Zadkine (regionale cijfers) - 6,89 6,98 Albeda College (regionale cijfers) 6,85 6,91 6,95 Hoornbeeck College (landelijke cijfers) 7,47 7,58 7,49 Landelijke gemiddelden bij aoc's 6,78 7,00 6,95 Wellant (landelijke cijfers) 6,86 6,85 6,95 Landelijke gemiddelden bij vakinstellingen Scheepvaart- en Transportcollege (landelijke cijfers) 7,45 7,56 7,54 7,34 7,34 7,39 Grafisch Lyceum Rotterdam 7,51 7,65 7,39 Hout en meubilieringscollege (landelijke cijfers) 7,27 7,37 7,47 Tabel 69: Rapportcijfers van studenten voor de opleiding op mbo-instellingen voor de jaren 2012, 2014, Bron: Ministerie van OCenW, mbo-scanner. Bewerking gemeente Rotterdam. De JOB-monitor peilt de tevredenheid 9 op tal van aspecten die voor mbo-deelnemers van belang zijn. Zie de onderstaande tabel. Rood zijn de scores afgebeeld waar de tevredenheid (aldus de JOB-monitor) significant onder het landelijk gemiddelde lag: meer dan 5 procent afwijking ten opzichte van het gemiddelde. In groen zijn de scores weergegeven waar de tevredenheid significant boven het landelijk gemiddelde lag. Tevredenheid van mbo-deelnemers De JOB-monitor 8 onderzoekt om het jaar de tevredenheid van mbo-deelnemers. De resultaten zijn nuttig voor studentenraden en scholen om de school samen te verbeteren. De weergegeven cijfers zijn een gemiddelde per instelling. Ze zijn gebaseerd op de vraag welk rapportcijfer geef je jouw opleiding?. De resultaten uit de JOB-monitor zijn, aldus de stellers, niet geschikt voor het maken van ranglijsten; na correctie van gegevens en met inachtneming van betrouwbaarheidsmarges en significanties blijken verschillen tussen scholen vaak minder groot. De tevredenheid van mbo-deelnemers over hun opleiding wordt om het jaar gepubliceerd. De tevredenheid is tussen 2012 en 2016 voor roc s, aoc s en vakinstellingen vrij stabiel. Ook mbo-instellingen met een vestiging in Rotterdam hebben vrij stabiele scores, doorgaans net onder het landelijk gemiddelde. Met uitzondering van het Hoornbeeck College dat ongeveer een half punt hoger scoort dan het landelijk gemiddelde. De gegevens staan in de volgende tabel. Indicator: De tevredenheid van ouders en leerlingen over het Rotterdamse onderwijsbeleid. 8) JOB staat voor Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs en is de vakbond voor en door mbo-deelnemers. 9) De netto respons op de vragen uit de JOB-monitor was aanzienlijk. In dit overzicht zijn (afgezien van de responspercentages) door JOB alleen de scores voor het antwoord tevreden en zeer tevreden verwerkt. Neutrale antwoorden zijn niet meegenomen, Een compleet beeld per onderwijsinstelling is niet beschikbaar in publieke bronnen

46 Tabel 70: percentage deelnemers wat tevreden is 5.3 Personeel % netto respons (JOB monitor) Algemeen oordeel over de school en studie landelijke gemiddelden Zadkine (regionale cijfers) Albeda (regionale cijfers) Hoornbeeck College (landelijke cijfers) Wellant (landelijke cijfers) Scheepvaar en transportcollege (landelijke cijfers) Grafisch Lyceum Rotterdam Hout en meubileringscollege (landelijke cijfers) (56,3%) (47,9%) (51,7%) (76,6%) (67,7%) (45,5%) (61,4%) (65,5%) 52% 45% 46% 68% 44% 59% 71% 66% Toetsen 67% 62% 62% 74% 63% 67% 65% 67% Studiebegeleiding 58% 53% 52% 67% 52% 60% 58% 62% Tabel 71: personeel functie landelijk totaal Onderstaande tabel laat zien hoe de personele samenstelling van de instellingen 10 verandert over de jaren. totaal personeel pers. directie pers. onderwijzend pers. ondersteunend managementratio (fte, excl. oop/obp) , , , , ,0396 (Studie)loopbaanbegeleiding Vaardigheden en motivatie 48% 44% 43% 55% 39% 51% 46% 45% 51% 48% 47% 57% 46% 56% 55% 56% Stage / bpv 58% 53% 52% 69% 54% 61% 56% 51% Werkplek (BBL) 67% 63% 66% 72% 66% 64% % grote steden, incl. R'dam , , , , ,0322 Sfeer en veiligheid 65% 53% 56% 82% 62% 68% 78% 82% ,0368 Informatie 53% 52% 49% 63% 49% 63% 56% 65% Organisatie (rechten en plichten) 47% 40% 42% 64% 40% 55% 49% 53% Onderwijsfaciliteiten 62% 52% 53% 66% 60% 62% 67% 74% Lessen 54% 50% 49% 61% 49% 58% 56% 56% Tabel 70: Percentage deelnemers dat tevreden is over de betreffende thema's, per mbo-instelling, in Bron: JOB-monitor, instellingsdashbord, bewerking gemeente Rotterdam. stedelijk Rotterdam , , , ,0329 Tabel 71: Personele samenstelling mbo instellingen in aantal FTE 2012 t/m 2016 bon: DUO open onderwijsdata, bewerking De Loos Monitoring Ouders en het MBO Door de Hogeschool Rotterdam is in 2016 een nulmeting uitgevoerd naar oudertevredenheid waarvan verslag is gedaan in de Rapportage Ervaringen beleidsthema s Leren Loont!. Hierover is gerapporteerd in de Staat van het Rotterdams Onderwijs van In 2018 wordt de volgende meting uitgevoerd. De tabel laat zien dat de personeelssamenstelling grofweg niet afwijkt van andere steden in de G4 en het landelijke beeld. In 2016 werden op mbo-instellingen gemiddeld 4 fte onderwijzend personeel ondersteund met 3 fte ondersteunend personeel. Ook ten aanzien van de managementratio wijkt Rotterdam niet af van andere steden in de G4. 10) De instellingen melden dat in de afgelopen jaren niet alle instellingsdata zijn opgenomen in de open onderwijs data. Bovendien zijn er verschillen in definities in omloop. Daardoor is een aanzienlijke vertekening mogelijk

47 5.4 Opbrengsten Opgenomen zijn de cijfers van vorig jaar. De mbo-scanner is overgedragen van het ministerie van OCW aan de MBORaad. Niet alle tabellen zijn daarom beschikbaar. Maatstaven om de opbrengsten van het mbo in beeld te brengen zijn het diplomaresultaat en het jaarresultaat. Nieuw ingevoerd is het startersresultaat 11, maar de resultaten hiervan zijn nog niet in de cijfers opgenomen. Het diplomaresultaat is het percentage instellingsverlaters in een jaar dat ooit een diploma heeft behaald tijdens het verblijf op de mbo-instelling. Hierbij zijn de doorstromers zonder en met diploma binnen de mbo-instelling buiten beschouwing gelaten. Het jaarresultaat is het aantal gediplomeerden in het jaar als percentage van hetzelfde aantal gediplomeerden plus de ongediplomeerde instellingsverlaters in hetzelfde jaar. De volgende tabellen geven inzicht in de jaarresultaten en de diplomaresultaten. Er zijn geen recente cijfers over beschikbaar. Tabel 73: jaarresultaten op mbo-instellingen 2010/ / / / / /2016 Landelijke gemiddelden bij roc's 68,7% 70,5% 72,9% 74,5% 74,5% 73,20% Zadkine (regionale cijfers) 58,1% 64,8% 70,4% 64,9% 68,5% 69,80% Albeda College (regionale cijfers) 58,6% 62,9% 66,5% 68,4% 70,0% 67,60% Hoornbeeck College (landelijke cijfers) 79,5% 83,1% 88,7% 88,2% 88,8% 88,50% Landelijke gemiddelden bij aoc's 71,6% 73,7% 76,8% 76,0% 78,1% 76,90% Wellant (landelijke cijfers) 70,9% 70,0% 73,7% 75,6% 76,7% 76,10% Tabel 72: diplomairesultaten op mbo instellingen 2010/ / / / / /2016 Landelijke gemiddelden bij vakinstellingen Scheepvaart- en Transportcollege (landelijke cijfers) 67,4% 69,6% 70,4% 73,3% 75,8% 74,30% 68,0% 73,8% 74,2% 69,6% 73,0% 71,80% Landelijke gemiddelden bij roc's 68,3% 68,6% 72,8% 75,1% 75,5% 74.3% Zadkine (regionale cijfers) 56,9% 61,1% 66,2% 65,5% 70,5% 70,90% Albeda College (regionale cijfers) 59,8% 64,4% 67,5% 69,1% 71,2% 69,90% Grafisch Lyceum Rotterdam 66,5% 70,0% 72,3% 70,6% 70,8% 69,40% Hout en meubilieringscollege (landelijke cijfers) 70,4% 71,9% 71,2% 76,0% 71,2% 72,50% Tabel 73: Jaarresultaten op mbo-instellingen tussen 2010/2011 en 2015/2016. Bron: Ministerie van OCenW, mbo-scanner. Bewerking gemeente Rotterdam. Hoornbeeck College (landelijke cijfers) 79,9% 83,8% 89,5% 89,8% 90,0% 90,50% Landelijke gemiddelden bij aoc's 72,3% 74,4% 77,8% 77,2% 79,1% 76,60% Wellant (landelijke cijfers) 73,9% 72,0% 75,1% 77,6% 78,7% 75,80% Landelijke gemiddelden bij vakinstellingen Scheepvaart- en Transportcollege (landelijke cijfers) 66,2% 68,0% 69,5% 72,4% 75,7% 73,30% 66,0% 69,5% 70,5% 65,1% 70,1% 69,50% Grafisch Lyceum Rotterdam 65,3% 69,6% 71,9% 70,3% 70,4% 69,70% Hout en meubilieringscollege (landelijke cijfers) 69,6% 70,4% 69,8% 75,2% 70,0% 71,50% Tabel 72: Diplomaresultaten op mbo-instellingen tussen 2010/2011 en 2015/2016. Bron: Ministerie van OCenW, mbo-scanner. Bewerking gemeente Rotterdam. Tussen schooljaar 2010/2011 en schooljaar 2014/2015 lieten roc s, aoc s en vakinstellingen landelijk een stijgende trend zien in behaalde jaarresultaten. Dit gold ook voor de mbo-instellingen met een vestiging in Rotterdam. Afgezien van het Hoornbeeck Colllege lagen de jaarresultaten van de mbo-instellingen met een vestiging in Rotterdam onder het landelijk gemiddelde. Indicator: De onderwijsresultaten op het gebied van taal en rekenen stijgen. Tabel 73a: resultaten Nederlands en rekenen op de mbo-instellingen in 2016/2017 Schooljaar mbo 2 en 3 mbo 4 mbo 2 en 3 mbo 4 Zadkine 75%+76% 51% 26%+48% 32% Albeda 84%+91% 74% 30%+54% 35% Hoornbeeck College 93%+94% 83% 48%+77% 46% De tabel laat zien dat de diplomaresultaten bij de Rotterdamse onderwijsinstellingen verbeteren, al liggen de resultaten soms nog onder het landelijke gemiddelde. Hout en meubilieringscollege 98% 74% 77% 75% Grafisch Lyceum Rotterdam 96% 69% 70% 76% Scheepvaart en transportcollege 85%+93% 64% 38%+70% 71% Tabel 73a: Resultaten Nederlands en rekenen op de mbo-instellingen in 2016/2017. Bron: opgaven van de mbo-instellingen ) Met het startersresultaat wordt het succes van de eerstejaars studenten inzichtelijk gemaakt. Zij stromen gediplomeerd uit of studeren door in de mbo-instelling. 12) De cijfers van Albeda en Zadkine komen uit het Facetbestand. Hier tellen de afnamegegevens van de centrale examens mee. De uiteindelijke resultaten voor Nederlands niveau 2F en 3F en rekenen 3F, zoals geregistreerd in BRON, liggen een stuk hoger. Dit komt doordat daarin het hoogste cijfer van de kandidaat is opgenomen, in plaats van alle resultaten, dus inclusief eerdere pogingen. Voor 2016/2017 zijn de landelijke resultaten nog niet bekendgemaakt. Voor Nederlands op mbo 2 geldt dat cijferdifferentiatie is toegepast. Dat leidt tot meer voldoendes. Nederlands voor mbo 4 scoorde lager in verband met een strengere censuur met ingang van Wellant was niet in staat cijfers te leveren

48 Tabel 74: percentages vervolgstudies Doorstroom en vervolgstudies 13 Na het behalen van een diploma op mbo-niveau 1, 2 of 3 doet een deel van de geslaagden een vervolgstudie op een hoger mbo-niveau (tabel 74). In geval van niveau 4 gaat een deel naar het hoger onderwijs (tabel 75). Onderstaande tabel geeft het percentage gediplomeerden weer op niveau 1, 2 en 3 dat in het jaar na het behalen van het diploma een mbo-opleiding op een hoger niveau is gaan volgen. Dat kan zijn bij de instelling waar het diploma behaald is of bij een andere mbo-instelling. 2010/ / / / / /2016 Landelijke gemiddelden bij roc's 40% 40% 41% 42% 41% 42% Zadkine (regionale cijfers) 42% 45% 47% 45% 43% 45% Albeda College (regionale cijfers) 47% 42% 44% 49% 49% 49% Hoornbeeck College (landelijke cijfers) 33% 39% 32% 37% 36% 39% Landelijke gemiddelden bij aoc's 28% 25% 25% 25% 25% 32% Wellant (landelijke cijfers) 25% 22% 26% 19% 26% 25% Landelijke gemiddelden bij vakinstellingen Scheepvaart- en Transportcollege (landelijke cijfers) 35% 40% 38% 35% 36% 45% 35% 44% 46% 45% 45% 38% Grafisch Lyceum Rotterdam 46% 43% 42% 49% 35% 42% Hout en meubilieringscollege (landelijke cijfers) In het mbo werden centraal ontwikkelde examens voor Nederlands en rekenen ingevoerd. In schooljaar 2013/2014 gebeurde dat nog bij wijze van proef. Nieuwe examens zijn ontwikkeld voor schooljaar 2014/2015. Voor rekenen geldt overigens dat dit vak geen deel uitmaakt van de zak/slaagregeling. De verschillende deelnemerspopulaties en aantallen verschillen sterk tussen de cohorten waardoor de resultaten tussen de verschillende schooljaren en instellingen niet zonder meer vergelijkbaar zijn. Daarom zijn alleen de resultaten van schooljaar 2016/2017 opgenomen. Percentage deelnemers die op de centraal ontwikkelde examens (COE) een voldoende haalden op de vereiste niveaus (2f en 3f) in schooljaar 2016/2017. Wegens vele omstandigheden is het niet geoorloofd de cijfers onderling te vergelijken. 35% 35% 35% 31% 40% 42% Tabel 74: Het aandeel gediplomeerde doorstromers niveau 1, 2 en 3 naar een hoger mbo-niveau. 2015/2016 betreft voorlopige cijfers. Bron: Ministerie van OCenW, mbo-scanner. Bewerking gemeente Rotterdam Uit de gegevens in tabel 74 blijkt dat op de roc s met een vestiging in Rotterdam het doorstroompercentage meestal hoger is in vergelijking met het landelijk gemiddelde. Bij de vakinstellingen is het beeld wisselender tussen de jaren. Onderstaande tabel toont de doorstroomgegevens naar het hoger beroepsonderwijs. Tabel 75: doorstroom hoger onderwijs na het behalen van mbo-4 diploma /2015 Landelijk gemiddeld 39% 40% Zadkine (regionale cijfers) 23% 40% Albeda (regionale cijfers) 49% 41% Hoornbeeck College (landelijke cijfers) 10% 29% Wellant (landelijke cijfers) 3% 24% Scheepvaart en transportcollege (landelijke cijfers) 6% 23% Grafisch Lyceum Rotterdam 33% 41% Hout en meubilieringscollege (landelijke cijfers) 15% 30% Tabel 75: Doorstroom hoger onderwijs na het behalen van een mbo-4 diploma in schooljaar en Bron: Mbo-raad, benchmark middelbaar beroepsonderwijs 2013, en 1 oktober Uit bovenstaande tabel blijkt dat in de doorstroom naar het hoger onderwijs vanuit de overige mbo-instellingen met een vestiging in Rotterdam nadrukkelijk onder het landelijk gemiddelde lag. Alleen Albeda had een veel hogere doorstroom naar het hbo. Twee jaar later zit Albeda ongeveer op het landelijk gemiddelde en hebben de overige instellingen een beduidend hogere doorstroom naar het hbo. Drie instellingen zitten op het landelijk gemiddelde, vier instellingen zitten eronder. Arbeidsmarkt Het ROA heeft eind 2016 een onderzoek 14 gedaan onder afgestudeerden naar de overgang van school (van vmbo tot en met het hbo) naar de arbeidsmarkt. Het gaat om de situatie één à anderhalf jaar na afstuderen. De volgende tabel laat het percentage werkloosheid zien onder afgestudeerden van niveau 1 tot en met 4, met een onderscheid naar bol en bbl. Op basis van een respons van 32 procent komt het ROA tot de volgende resultaten: Tabel 76: werkloosheids-percentage na 1 1,5 jaar Mbo 1 Mbo 2 Mbo 3 Mbo 4 bol 19% 11% 6% 4% bbl 12% 3% 1% 1% Werkloosheid onder afgestudeerde mbo-ers, 1 1,5 jaar na het afstuderen. Bron: ROA, Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt ) Als gevolg van de overdracht van de mbo-scanner aan de MBORaad zijn de gegevens van nog niet openbaar. 14) ROA, Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt, 2016, ROA-R-2017/

49 De lagere percentages bij bbl ten opzichte van de bol komen voort uit het gegeven dat de deelnemers van bbl vanuit een arbeidscontract de opleiding volgen. mbo-1 mbo-2 mbo-3/4 mbo 1t/m4 Voortijdig Schoolverlaten Indicator: Het percentage voortijdig schoolverlaters daalt. Vermindering van het aantal voortijdig schoolverlaters kan ook gezien worden als opbrengst. Landelijk zijn in Aanval op Schooluitval de prestatienormen door OCW en betrokken samenwerkingspartners voor het maximale percentage voortijdig schoolverlaters tussen schooljaar en aangescherpt en gespecificeerd naar mbo-niveau: mbo-1, mbo-2 en mbo-3/4. In schooljaar was de norm respectievelijk 32,5 procent, 13,5 procent en 4,25 procent. In schooljaar golden de volgende normen: 27,5 procent, 11,5 procent en 3,5 procent. Vanaf 2014/2015 waren de normen 22,5 procent, 10 procent en 2,75 procent. Afgezien van niveau 2 worden deze normen landelijk ook nog niet gehaald. Voor de regio s waarin de landelijke targets met het oog op de doelgroep niet haalbaar zijn, heeft OCW bepaald dat ook een vermindering van 1 procentpunt (voor mbo-1 zijn dat 2 procentpunten) ten opzichte van het jaar ervoor voldoet. In onderstaande tabel is in rood gemarkeerd waar boven de gestelde normen werd gepresteerd. Tabel 77: voortijdig schoolverlaters per instelling per schooljaar Landelijke gemiddelden bij mbo s mbo-1 mbo-2 mbo-3/4 mbo 1t/m4 Deelnemers % vsv Deelnemers % vsv Deelnemers % vsv 2012/ ,0% 10,5% 3,3% 6,1% 2013/ ,6% 9,6% 3,0% 5,4% 2014/ ,1% 9,1% 3,0% 5,2% 2015/ ,4% 9,0% 3,6% 4,9% Wellant (landelijke cijfers) Scheepvaart en transportcollege (landelijke cijfers) Grafisch Lyceum Rotterdam Hout en meubilieringscollege (landelijke cijfers) Deelnemers % vsv Deelnemers % vsv Deelnemers % vsv 2012/ ,7% ,1% ,7% 5,5% 2013/ ,3% 690 8,1% ,4% 5,7% 2014/ ,6% 653 8,1% ,6% 4,0% 2015/ ,0% 598 6,0% ,0% 4,9% 2012/ ,9% ,5% ,0% 5,9% 2013/ ,7% ,5% ,1% 5,6% 2014/ ,6% ,5% ,0% 4,7% 2015/ ,7% ,1% ,5% 4,4% 2012/ ,3% ,8% 3,9% 2013/ ,5% ,3% 3,5% 2014/ ,8% ,7% 3,9% 2015/ ,4% ,9% 4,0% 2012/ ,2% ,6% 3,5% 2013/ ,5% ,4% 2,9% 2014/ ,8% ,3% 3,2% 2015/ ,6% ,8% 3,2% Zadkine (regionale cijfers) 2012/ ,7% ,2% ,0% 7,4% 2013/ ,1% ,0% ,1% 8,0% 2014/ ,7% ,6% ,1% 6,4% 2015/ ,3% ,9% ,8% 6,2% Totaal Rotterdamse mbo-instellingen Totaal Rotterdamse mbo-instellingen totaal Rotterdamse instellingen 2012/ ,4% ,7% ,1% 6,6% 2013/ ,6% ,8% ,6% 6,2% 2014/ ,4% ,0% ,1% 5,3% 2015/ ,7% ,3% ,4% 5,3% Albeda (regionale cijfers) Hoornbeeck College (landelijke cijfers) 2012/ ,9% ,7% ,6% 8,4% 2013/ ,6% ,8% ,7% 7,7% 2014/ ,5% ,2% ,8% 6,7% 2015/ ,2% ,7% ,2% 7,1% 2012/ ,0% 739 8,3% ,1% 4,0% 2013/ ,2% 643 5,3% ,5% 2,1% 2014/ ,0% 648 2,8% ,0% 1,2% 2015/ ,1% ,3% 1,5% Tabel 77: Het aandeel voortijdig schoolverlaters per instelling per schooljaar. Bron: Ministerie van OCenW, VSVverkenner.nl Cijfers van vorig jaar aangevuld met die van 2015/2016. Kleine afwijkingen in oude cijfers mogelijk. De Loos Monitoring en bewerking gemeente Rotterdam. De cijfers van 2015/2016 zijn voorlopige cijfers die gewoonlijk nog iets worden bijgesteld. Het zijn ook de laatste officieel gepubliceerde cijfers van het ministerie van OCW. Bij mbo-instellingen met een vestiging in Rotterdam is tussen 2012/2013 tot 2015/2016 het percentage voortijdig schoolverlaters iets verminderd, vooral bij mbo niveaus 2, 3 en 4. Bij niveau 1 is er over de afgelopen 4 jaren een hele kleine daling te zien. Het percentage voortijdig schoolverlaters van Hoornbeeck, STC en Hout- en Meubileringscollege was lager dan het landelijk gemiddeld percentage van mbo-instellingen. We kunnen ook inzoomen op de voortijdig schoolverlaters, woonachtig in Rotterdam (tabel ##) of woonachtig in Rijnmond

50 Tabel 78: voortijdig schoolverlaters per instelling per schooljaar Rotterdam aantal deelnemers aantal vsv-ers Niveau 2012/ / / / / / / /2016 mbo In schooljaar is het percentage nieuwe vsv ers van in Rotterdam wonende mbo-deelnemers iets hoger dan in In is er sprake van een daling die in niet verder doorzet. Op de mbo-instellingen met een vestiging in Rotterdam gezamenlijk was per saldo sprake van een daling met 1,4 procentpunt tot 7,8 procent. Het vsv-percentage binnen de regio Rijnmond is onder mbo-deelnemers in die jaren afgenomen tot 6,4 procent. mbo mbo 3/ Totaal mbo aandeel per niveau norm per niveau Niveau 2012/ / / / / / / /2016 mbo 1 30,5% 35,3% 32,4% 31,1% 32,5% 27,5% 22,50% 22,50% mbo 2 13,8% 14,9% 12,5% 12,2% 13,5% 11,5% 10,00% 10,00% mbo 3/4 5,4% 5,4% 4,2% 4,8% 4,3% 3,5% 2,75% 2,75% Totaal mbo 9,3% 9,4% 7,7% 7,8% nvt nvt nvt nvt Tabel 78: Het aantal voortijdig schoolverlaters van in Rotterdam woonachtige mbo-deelnemers, naar onderwijsniveau, per schooljaar. Definitieve cijfers v.w.b. schooljaar 2012/2013, 2013/2014 en 2014/2015. Bron: OC&W vsv-verkenner v.w.b , 2013/2014 en 2014/2015. Bewerking gemeente Rotterdam. Tabel 79: voortijdig schoolverlaters per instelling per schooljaar Rijnmond aantal deelnemers aantal vsv-ers Niveau 2012/ / / / / / / /2016 mbo mbo mbo 3/ Totaal mbo aandeel per niveau norm per niveau Niveau 2012/ / / / / / / /2016 mbo 1 30,36% 34,02% 32,40% 29,70% 32,50% 27,50% 22,50% 22,50% mbo 2 12,04% 12,72% 11,30% 11,30% 13,50% 11,50% 10,00% 10,00% mbo 3/4 4,54% 4,40% 3,70% 3,90% 4,25% 3,50% 2,75% 2,75% Totaal mbo 7,67% 7,65% 6,50% 6,40% nvt nvt nvt Tabel 79: Het aantal voortijdig schoolverlaters van in Rijnmond woonachtige mbo-deelnemers, naar onderwijsniveau, per schooljaar. Bron: OC&W vsv-verkenner, bewerking gemeente Rotterdam

51 6. Hoger onderwijs Samenvatting Het totaal aantal studenten in het hoger onderwijs in Rotterdam stijgt licht. Bij Hogeschool Rotterdam, Thomas More Hogeschool en Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) stijgt het aantal de laatste jaren, bij Inholland daalt het en bij Codarts blijft het ongeveer gelijk. Ongeveer 90% van de studenten heeft een voltijdinschrijving. Bij de bacheloropleidingen is er een toename van voltijdstudenten bij Hogeschool Rotterdam, Thomas More Hogeschool en EUR. Bij de masteropleidingen is er een toename bij alle instellingen die voltijdopleidingen aanbieden. Er komen steeds meer internationale studenten naar de Rotterdamse onderwijsinstellingen, vooral bij Codarts (48,7%) en EUR (bijna 22%). De opleidingssector met de meeste studenten is economie, de belangstelling voor techniek neemt toe. Dit is ook terug te zien bij de instroomcijfers. Het Rotterdamse hoger onderwijs biedt veel keuzemogelijkheden. Er is vanuit de mbo-instellingen een grotere doorstroom naar het Rotterdamse hoger beroepsonderwijs dan in Nederland gemiddeld Het aantal personeelsleden is tamelijk constant; alleen bij Hogeschool Rotterdam neemt het toe. De gemeente Rotterdam heeft in 2016 als werkgever ruimschoots haar doel behaald wat betreft het aantal stageplaatsen. De tevredenheid van studenten over de Rotterdamse instellingen voor hoger onderwijs is ruim voldoende. Er is een toename van het aantal masterdiploma s. De uitval in het hbo is in Rotterdam net onder het landelijk gemiddelde De uitval bij mbo-ers bedraagt meer dan 20%, voor havo-ers 12% en vwo-ers 5%. De uitval bij de EUR ligt lager dan in de jaren ervoor. 6.1 Onderwijsinstellingen, deelnemers en opleidingssectoren Volgens Studiekeuze123.nl heeft Rotterdam inwoners (bron: CBS) en zijn er in totaal studenten van wie er in de stad wonen (bron: DUO Woonmonitor). In Rotterdam zijn vijf instellingen voor hoger onderwijs: Hogeschool Inholland, Hogeschool Rotterdam (HR), Thomas More Hogeschool (alleen pabo), Codarts Hogeschool voor de kunsten en Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). In tabel 80 staan de studentenaantallen per instelling weergegeven, met onderscheid naar associate degree/bachelor/master en voltijd/deeltijd/duaal-inschrijving op de teldatum van 1 oktober. Hogeschool Inholland heeft ook vestigingen in andere steden. Waar mogelijk zijn de cijfers van de vestiging in Rotterdam opgenomen. Waar de cijfers betrekking hebben op de hele hogeschool is dat aangegeven ) Daarnaast zijn er drie vakinstellingen die in hun sector een of meer opleidingen aanbieden op het niveau van hoger onderwijs. Dit zijn Scheepvaart en Transport College (STC), Hoornbeeck en Islamitische Universiteit Rotterdam (IUR). De studenten van STC tellen mee met Hogeschool Rotterdam. Omdat STC, Hoornbeeck en IUR overwegend opleidingen aanbieden op andere niveaus en niet door het rijk bekostigd worden, zijn separate cijfers over deze opleidingen niet in onderstaande tabellen opgenomen. Dit heeft ook te maken met het ontbreken van deze cijfers in bronnen zoals DUO. Ook over andere, niet door het rijk bekostigde, instellingen in het hoger onderwijs wordt niet in dit hoofdstuk gerapporteerd

52 Tabel 80: aantal ingeschreven studenten Inschrijfjaar hogeschool type ho vorm codarts, hs. voor de kunsten ma dt vt ba vt Totaal hs. rotterdam ma dt duaal vt ad dt duaal vt ba dt duaal vt Totaal hs. inholland ad dt vt ba dt duaal vt Totaal thomas more hs. ba dt vt Totaal erasmus UR ma ba Eindtotaal Tabel 80: Aantal ingeschreven studenten in voltijd, deeltijd en duaal alsmede onderverdeeld naar bachelor en master Bron: Vereniging hogescholen en DUO, bewerking De Loos Monitoring. Uit tabel 80 blijkt dat EUR, Hogeschool Rotterdam en Thomas More Hogeschool 16 een toename van het aantal studenten hebben en Hogeschool Inholland een afname heeft. Bij Codarts is de ontwikkeling stabiel. Dit heeft te maken met het feit dat voor Codarts afspraken zijn gemaakt in de beleidsagenda van het ministerie van OCW over het aantal opleidingsplaatsen voor kunstvakonderwijs, mede in relatie tot de begrotingssystematiek. Voor Codarts is het aantal studenten vastgesteld op ongeveer Tabel 81: aantal inschrijvingen Het merendeel van de studenten (bijna 90%) is voltijds-student. Pabo Thomas More heeft relatief veel deeltijdstudenten, circa 20%. Duaal studeren komt weinig voor. Bij duaal studeren zoekt de student naar een baan bij een werkgever met wie een leerwerkovereenkomst wordt gesloten. Bij deeltijdstuderen heeft de student meestal al een baan en combineert hij/zij leren en werken. Het aantal bachelorstudenten en masterstudenten neemt toe. Een relatief nieuwe mogelijkheid is het studeren voor een associate degree (AD). Dit zijn tweejarige trajecten die de student afsluit met een AD-diploma. Landelijk valt Hogeschool Rotterdam op met een groot aantal studenten in dit nieuwe type onderwijs. Inschrijfjaar hogeschool sector codarts, hs. voor de kunsten hs. rotterdam hs. inholland kunst bètatechniek economie gezondheidszorg kunst onderwijs sociale studies economie onderwijs sociale studies thomas more hs. onderwijs erasmus UR economie gedrag &m gezondheidszorg recht taal & cultuur techniek sectoroverstijgend Eindtotaal Tabel 81: Aantal inschrijvingen in rottedamse instellingen per sector Bron: Vereniging Hogescholen en De Loos monitoring en Duo.nl open onderwijsdata, bewerking gemeente Rotterdam De sector met het hoogst aantal studenten is economie. Andere grote sectoren zijn techniek 17, gezondheidszorg en sociale studies/gedrag en maatschappij. De lerarenopleidingen volgen hier vlak na. Relatief klein zijn taal en cultuur, recht, landbouw en sectoroverstijgende opleidingen, al groeit deze laatste wel snel. Andere groeisectoren zijn bètatechniek, gezondheidszorg en recht. 16) Voor 2014 was Thomas More Hogeschool nog niet zelfstandig. Daarom ontbreken van deze instelling oudere cijfers. 17) Techniek aan de EUR (vijf studenten) heeft betrekking op nanobiologie

53 Tabel 82: aantal opleidingen per instelling hogeschool Codarts Rotterdam hs rotterdam hs Inholland Thomas more hs Erasmus Universiteit Totaal Tabel 82: Het aantal aangeboden opleidingen hoger onderwijs in Rotterdam Bron: Vereniging hogescholen en DUO open onderwijsdata Sommige studenten schrijven zich in bij meer dan één opleiding. Daardoor kan het totaal aantal inschrijvingen hoger liggen dan het aantal studenten zoals dat door bijvoorbeeld DUO en de VSNU wordt geteld. Bij de EUR is het aantal ingeschreven personen geteld van de hoofdopleiding. De meeste hoger onderwijsinstellingen hebben internationale studenten. De HBO-opleidingen scoren bijna 5% buitenlandse studenten, Codarts 48%. Bij Thomas More Hogeschool is het aantal 0. Bij Codarts wordt geselecteerd op artistiek talent en richt men zich sterk op de internationale arbeidsmarkt. De beheersing van Nederlandse taal is minder belangrijk. Voor de Thomas More Hogeschool geldt het omgekeerde: een goede beheersing van de Nederlandse taal is voor aankomende leerkrachten in het basisonderwijs.heel belangrijk. De meeste studenten zullen in Nederland hun baan vinden. Bij de EUR ligt dit weer anders: bijna 20% van de studenten is niet-nederlands. 6.2 Instroomontwikkeling Tabel 84 laat het aantal studenten zien dat zich heeft ingeschreven bij de instellingen. Vooral Hogeschool Rotterdam en EUR bieden een ruime keuze aan opleidingen aan. Thomas More Hogeschool en Codarts zijn meer gespecialiseerd met opleidingen in onderwijs (Thomas Moore) en bijvoorbeeld muziek, dans en circus (Codarts). De vestiging van Hogeschool Inholland in Rotterdam kent 19 opleidingen. Bij Codarts is per 1 augustus 2016 een 9 e opleiding gestart: de masteropleiding choreografie 18. Tabel 84: inschrijving per instelling Inschrijfjaar hogeschool Internationalisering codarts, hs. voor de kunsten Tabel 83: overzicht van het aantal niet-nederlandse studenten 19 Instelling aantal leerlingen Niet- Nederlands percentage Codarts ,70% Hogeschool Rotterdam ,64% Hogeschool Inholland ,00% Thomas More Hogeschool % Erasmus UR ,60% Tabel 83: Aantal niet-nederlandse studenten, ingeschreven bij de instelling. Bron: jaarverslagen 2016 van de instellingen en VSNU/CBS voor de EUR. hs. rotterdam hs. inholland thomas more hs erasmus ur Totaal Tabel 84: 1e inschrijvingen per 1 oktober van studenten in hbo en wo (bachelor en master). Bron: Vereniging Hogescholen en VSNU, feiten en cijfers. De instroom in bachelor- en masteropleidingen is bij Codarts tamelijk constant. Hogeschool Rotterdam en EUR groeien licht. Hogeschool Inholland stabiliseert qua instroom en Thomas More Hogeschool komt weer op het oude niveau. De hogescholen kennen voornamelijk instroom uit mbo, havo en vwo. De instroomgegevens in de bacheloropleiding vanuit deze vooropleidingen staat hieronder in tabel ##. 18) Was nog niet verwerkt in de gegevens van de Vereniging Hogescholen; daarom in rood weergegeven. 19) Voor Inholland is hier in verband met de beschikbaarheid van gegevens uitgegaan van de hele organisatie, dus inclusief opleidingen buiten Rotterdam

54 Tabel 85: instroom studenten in bacheloropleidingen van de instelling Inschrijfjaar De instroom wisselt tussen instellingen en cohorten. Bij Codarts groeit de groep internationale studenten ( onbekend ), bij Hogeschool Rotterdam en InHolland is het aantal studenten uit mbo toegenomen. hogeschool type ho vooropleiding havo De herkomst van studenteninstroom van EUR staat weergegeven in Hieruit blijkt dat de instroom van EUR voornamelijk groeit met internationale studenten en vwo-ers. ho codarts, hs. voor de kunsten ba mbo onbekend Tabel 86: bachelorstudenten die zich voor het eerst aanschreven aan de Erasmus Universiteit Hoofdinschijvingen* per 1 oktober hs. rotterdam ba overig vwo havo ho mbo onbekend overig vwo Niet eerder ingeschreven aan een Nederlandse universiteit VWO Internationale student Via HBO Overig Totaal Eerste jaar aan Erasmus, eerder op andere universiteit Tabel 86: Aantal hoofdinschrijvingen eerstejaars in de bacheloropleidingen bij de EUR naar vooropleiding. Bron: VSNU Internationale studenten: Studenten met een niet-nederlandse nationaliteit en een niet Nederlandse vooropleiding. * Wanneer een student meer dan één inschrijving heeft, dan telt één inschrijving als hoofdinschrijving en de overige als neveninschrijving. Door alleen de hoofdinschrijving te nemen, wordt het aantal personen geteld en niet het aantal inschrijvingen. havo ho Tabel 87 laat de instroom zien in associate degree (AD)-opleidingen. Bij Hogeschool Rotterdam is deze instroom sterk gestegen, bij Inholland is deze gedaald. hs. inholland ba mbo onbekend Tabel 87: instroom associate degree-opleidingen overig inschrijfjaar vwo hogeschool hs. inholland havo hs. rotterdam ho Eindtotaal thomas more hs. ba mbo Tabel 87: Instroom in de Rotterdamse Associate Degree-opleidingen. Bron: Vereniging Hogescholen, Feiten en Cijfers, Qlikview. overig 1 1 vwo Eindtotaal Tabel 85: Instroom studenten voorafgaande opleidingen in de bacheloropleidingen. Bron: Vereniging Hogescholen, De Loos monitoring

55 Tabel 88: instroom associate degree-opleidingen Tabel 88 laat zien hoe de instroom is verdeeld over de sectoren. Inschrijfjaar hogeschool sector codarts, hs. voor de kunsten kunst Kwaliteit De Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) bewaakt de kwaliteit van hogescholen en universiteiten. De NVAO geeft een keurmerk aan de opleidingen wanneer zij aan de eisen van basiskwaliteit voldoen (accreditatie). Dit keurmerk is zes jaar geldig. De Inspectie van het Onderwijs (Onderwijsinspectie) houdt toezicht op het accreditatiestelsel. Het Comité van Ministers houdt toezicht op het functioneren van de NVAO. Alle beoordeelde Rotterdamse hbo-opleidingen zijn geaccrediteerd. Sinds half november 2016 had één opleiding van de EUR een besluit onder voorwaarden. Zou de beoordeling onvoldoende zijn, dan kan men bezwaar aantekenen of de aanvraag intrekken. hs. rotterdam hs. inholland bètatechniek economie gezondheidszorg kunst onderwijs sociale studies economie onderwijs sociale studies Voor de EUR kan ook gekeken worden naar internationale rankings. Er bestaan verschillende rankings van universiteiten wereldwijd. De site van de VSNU meldt de belangrijkste vier: de academic ranking of world universities (ARWU), The Times Higher Education (THES), QS stars rating en CWTS. Ze hanteren verschillende criteria om tot hun oordeel te komen. ARWU toetst op vier hoofdgroepen: education, faculty, research output en per capita performance en telt hierbij sterk mee het aantal citaties en publicaties. Ook het aantal Nobelprijswinnaars telt mee. THES meet op teaching (learning environment), research (volume, income, reputation), citations (research and influence), international outlook (staff, students, research) en industry income (knowledge transfer). QS ratings waardeert universiteiten op basis van 50 verschillende indicatoren, gegroepeerd in elf categorieën. CWTS, ook wel Leiden Ranking genoemd, scoort voornamelijk op impact en samenwerking. De EUR scoort verschillend in de verschillende rankings, maar altijd in het bovenste kwart. Wanneer men uitgaat van alle universiteiten op de wereld dan bestaat de concurrentie uit circa universiteiten en scoort de EUR relatief nog hoger. thomas more hs. onderwijs Tabel 90: rankings universiteiten Eindtotaal ARWU (world top 500 in 2016) THES (world top 800 in 2015) QS (world top 900 in 2015) CWTS (Leiden Ranking) Tabel 88: Instroom in bacheloropleidingen per sector. Bron: Vereniging Hogescholen, bewerking De Loos monitoring De instroom in techniek is in 2016 hoger dan in In de sectoren kunst en economie is de groei nog groter. 6.3 Stageplaatsen bij de gemeente Rotterdam. Tabel 90: Internationale rankings van universiteiten. Bron: site VSNU. Tabel 91 laat gegevens zien over hoe tevreden studenten zijn over hun opleiding 20. De gemeente heeft als doel jaarlijks 1350 stageplaatsen beschikbaar te stellen voor de opleidingen van vmbo tot en met hoger onderwijs. Dit doel is in 2016 ruim behaald. De gemeente plaatste vooral meer hbo- en wo-studenten. Tabel 91: student Tevredenheid* 2015 studentenoordeel (gem.) Studeren met functiebeperking (gem.) Tabel 89: stagiares bij Gemeente Rotterdam Opleidingsniveau VMBO en lager MBO HBO en WO Totaal Tabel 89: Het aantal geplaatste stagiaires bij de gemeente Rotterdam per kalenderjaar, naar opleidingsniveau. Bron: Gemeente Rotterdam, bewerking gemeente Rotterdam. Codarts 3,6 3,5 Hogeschool Rotterdam 3,7 3,3 Hogeschool Inholland 3,6 2,8 Thomas More Hogeschool 3,3 3,0 Erasmus UR 3,6 3,1 Tabel 91: Tevredenheid studenten Bron: Studiekeuze 123, bewerking gemeente Rotterdam 20) De vragenlijst wordt om het jaar afgenomen en de tabel is daarom gelijk aan die van vorig jaar

56 Studiekeuze 123 geeft een algemeen oordeel van de studenten over de opleiding en een oordeel over het studeren met een beperking. Het oordeel is gebaseerd op een aantal factoren. In de tabel is het gemiddelde van deze oordelen gegeven. Het oordeel wordt weergegeven op een schaal van 1 t/m 5. Bij kleinere opleidingen zoals Thomas More Hogeschool kunnen jaarlijkse schommelingen in waardering groter zijn. De studenttevredenheid is gemiddeld voldoende. Studenten met een beperking zijn over het algemeen iets minder tevreden over hun opleiding. 6.5 Personeel Uit een oogpunt van werkgelegenheid is het van belang te weten hoeveel personeel 21 op de instellingen werkt en hoe de verdeling is tussen onderwijsgevend en onderwijsondersteunend personeel. Tabel 92 laat de personeelsomvang van de instellingen zien. Bij de hogescholen blijft de hoeveelheid personeel in fte tamelijk constant, behalve bij de Hogeschool Rotterdam. De groei van het aantal leerlingen heeft zich hier vertaald in een toename van het aantal personeelsleden. Bij de EUR is dit niet het geval: het aantal personeelsleden is tamelijk stabiel terwijl het aantal studenten toeneemt. Van Codarts is de onderverdeling in onderwijsgevend en onderwijsondersteunend personeel separaat geleverd. De verhouding tussen onderwijsgevend en onderwijsondersteunend personeel verschuift licht in de richting van meer onderwijsgevend personeel. Het lijkt erop dat er geen eenduidige definitie wordt gehanteerd waardoor de vergelijkbaarheid te wensen over laat. 6.6 Gediplomeerden hoger onderwijs Een belangrijk doel van de opleidingen is de studenten goed opgeleid en met een diploma uit te laten stromen. Het aantal gediplomeerden per opleiding is hieronder aangegeven. Tabel 92: personeel per instelling in fte Codarts Hogeschool Rotterdam Hogeschool Inholland Thomas More Hogeschool n.b. 53 n.b. 48 Erasmus UR Tabel 92: Personeel verbonden aan de instellingen in fte. Bron de jaarverslagen van de instellingen over de aangegeven jaren; in rood gecorrigeerd door de instelling In tabel 93 is de onderverdeling tussen onderwijsgevend en onderwijsondersteunend personeel opgenomen. Tabel 94: aantal gediplomeerden hoger onderwijs Inschrijfjaar hogeschool codarts, hs. voor de kunsten hs. rotterdam hs. inholland thomas more hs Totaal erasmus ur Tabel 94: Gediplomeerde bachelor en master in het Rotterdamse hoger onderwijs. Bron Vereniging hogescholen en OIC open onderwijsdate, De Loos monitoring. Tabel 93: personeel per instelling onderverdeeld naar ondersteunend en onderwijsgevend fte OP OOP Codarts Hogeschool Rotterdam Hogeschool Inholland 1, Thomas More Hogeschool Erasmus UR Tabel 93: Personeel verbonden aan de instellingen, onderverdeeld naar ondersteunend en onderwijsgevend personeel. Bron: de jaarverslagen van de instellingen over de aangegeven jaren; in rood gecorrigeerd door de instelling 21) Door verschillende jaarverslagen als bron te gebruiken, kan er sprake zijn van definitieverschillen

57 Tabel 95: gediplomeerden naar opleiding en vorm Inschrijfjaar hogeschool type ho vorm codarts, hs. voor de kunsten ma dt vt ba vt Uitval hbo en wo Tabel 96 geeft het percentage uitval na het eerste studiejaar aan Rotterdamse hogescholen weer. Tabel 96: uitval hbo na 1 jaar Inschrijfjaar hs. rotterdam ma dt duaal vt ad dt duaal vt ba dt duaal vt hogeschool codarts, hs. voor de kunsten 14% 11% 12% 14% 12% hs. rotterdam 17% 15% 16% 17% 16% hs. inholland 22% 18% 21% 21% 20% thomas more hs. 20% 13% 8% Totaal 17% 16% 17% 17% 16% Nederland 16% 15% 16% 16% 15% Tabel 96: Uitval hoger beroepsonderwijs na 1 jaar. Bron: Vereniging Hogescholen, bewerking van cijfers van DUO. ad dt vt hs. inholland ba dt duaal vt thomas more hs. ba dt vt Eindtotaal Tabel 97: uitval naar vooropleiding na 1 jaar Inschrijfjaar hogeschool vooropleiding havo 13% 11% 11% 12% 12% Rotterdamse hogescholen vwo 7% 5% 6% 8% 5% mbo 24% 22% 25% 24% 23% codarts, hs. voor de kunsten havo 0% 3% 12% 6% 16% vwo 3% 11% 0% 4% 11% mbo 32% 5% 20% 5% 6% ba m erasmus UR ongedeeld medisch Tabel 95: Gediplomeerden naar opleiding en vorm. Bron: DUO Open Onderwijsdata, bewerking De Loos Monitoring hs. rotterdam hs. inholland havo 13% 11% 11% 12% 12% vwo 7% 5% 7% 8% 5% mbo 23% 22% 24% 24% 23% havo 14% 11% 11% 15% 16% vwo 5% 4% 2% 5% 3% mbo 30% 23% 28% 27% 23% Uit de tabel blijkt dat dat het totaal aantal gediplomeerden is toegenomen 22. Het aantal bachelordiploma s is tamelijk stabiel, de groei zit in het aantal masterdiploma s. De EUR heeft de grootste toename in aantal gediplomeerden, vooral bij de mastersopleidingen. havo 14% 10% 7% thomas more hs. vwo 0% 0% 8% mbo 25% 19% 14% Totaal 17% 15% 16% 17% 16% Tabel 97: Uitval naar vooropleiding na 1 jaar Bron: Vereniging Hogescholen, Feiten en cijfers ) Voor EUR geldt dat de bovenste tabel het aantal gediplomeerden aangeeft met een bachelor of masterdiploma, bij de onderste tabel zijn ook nog de ongedeelde en medische diploma s meegeteld, omdat deze nog niet uitgefaseerd (wat wordt hier bedoeld met uitgefaseerd?) zijn. 23) Uitval is het aandeel studenten dat een bepaald aantal jaar na instroom niet meer staat ingeschreven in het hoger onderwijs. Wisselaars worden buiten beschouwing gelaten. Onderbrekers worden als uitvaller meegerekend

58 De uitval in het hbo is gemiddeld ongeveer 16%. Bij de kleinere hogescholen met opleidingen in een specifieke sector is de uitval relatief wat lager dan bij de grotere instellingen 24. De grootste verschillen bestaan tussen groepen met een verschillende vooropleiding. De mbo-ers vallen meer uit (boven de 20%) dan de havo-ers (ongeveer 12%), terwijl de vwo-ers de minste uitval vertonen (ongeveer 5%). Tabel 98 bevat uitvalgegevens per opleidingssector binnen de instellingen. Tabel 98: uitval per opleidingssector binnen de instellingen Instroom peiljaar hogeschool sector codarts, hs. voor de kunsten kunst 14% 11% 12% 14% 12% bètatechniek 16% 15% 17% 18% 16% Tabel 99: Eerstejaars instroom WO van VWO ers bij de Erasmus Universiteit** Instroom in de bacelor en status na 1 jaar. Hoofdinschrijvingen hoop cohortjaar totaal Nog in oorspr. opleiding Andere opleiding aan de EUR Andere Universiteiten Naar hbo Niet meer in hoger onderwijs 2013 Gezondheid % 17 4% 12 3% 13 3% 4 1% Economie % % % 86 7% 30 2% Recht % 18 9% 20 10% 12 6% 4 2% Gedrag&Maatsch % 22 4% 31 6% 35 7% 10 2% Taal&Cultuur % * * 4 8% * * * * Sectoroverstijgend % * * * * * * * * Totaal % 223 9% 211 8% 149 6% 53 2% hs. rotterdam hs. inholland economie 15% 14% 16% 16% 15% gezondheidszorg 17% 17% 13% 17% 15% kunst 17% 11% 14% 12% 13% onderwijs 24% 21% 20% 17% 20% sociale studies 19% 19% 21% 23% 22% economie 21% 16% 19% 19% 20% onderwijs 25% 30% 31% 31% 5% sociale studies 26% 19% 28% 31% 27% 2014 Gezondheid % 11 3% 14 4% 10 3% 9 2% Economie % % % 49 4% 26 2% Recht % 28 9% 42 14% 17 6% 12 4% Gedrag&Maatsch % 23 6% 28 7% 34 8% 20 5% Taal&Cultuur % 4 6% 8 11% * * * * Sectoroverstijgend % * * * * * * * * thomas more hs. onderwijs 20% 13% 8% Eindtotaal 17% 16% 17% 17% 16% Tabel 98: Uitval per sector per instelling hoger onderwijs in Rotterdam. Bron: Vereniging hogescholen. De uitval is het hoogst bij sociale studies bij zowel Hogeschool Rotterdam als Hogeschool Inholland. Uitval EUR De uitval bij universiteiten wordt bij de VSNU anders geregistreerd van bij de VH en valt af te leiden uit de doorstroomcijfers zoals weergegeven in de tabel hieronder. Van de eerstejaars instroom van vwo-ers in de bacheloropleiding gaat in % door in de oorspronkelijke opleiding. Dit is iets beter dan de jaren ervoor. Van de uitvallers gaat 9% naar een andere opleiding van de EUR, 8% gaat naar een andere universiteit, 4% naar het hbo en 3% stopt met studeren. De meeste uitvallers bevinden zich in de sectoren recht en economie. In de sectoren gezondheid en sectoroverstijgend zijn minder uitvallers. Totaal % 201 8% 219 9% 112 5% 69 3% 2015 Gezondheid % 15 4% 15 4% 14 3% 10 2% Economie % % 101 8% 51 4% 28 2% Recht % 45 15% 36 12% 11 4% 5 2% Gedrag&Maatsch % 31 7% 32 7% 23 5% 21 5% Taal&Cultuur % * * * * * * * * Sectoroverstijgend % * * * * * * * * Totaal % 223 9% 188 8% 102 4% 65 3% * aantallen kleiner dan mogen ivm afspraken over privacy niet weer worden gegeven.** De groep omvat alleen studenten die rechtstreeks instromen in het wetenschappelijk onderwijs met VWO als hoogste vooropleiding voor het hoger onderwijs. Studenten die na het VWO eerst naar het HBO gaan of die meer dan 1 tussenjaar tussen het behalen van het VWO diploma hebben zijn niet meegenomen. Als studenten van studie switchen wordt de tweede studie in dit overzicht niet als instroom meegenomen. Er is alleen gekeken naar studenten die maar voor één opleiding staan ingeschreven. 24) Van de Thomas More Hogeschool zijn weinig gegevens bekend omdat de Hogeschool nog maar kort zelfstandig is. 25) Soms volgen nog kleine wijzigingen als gevolg van administratieve wijzigingen na de datum van verwerking door de Vereniging Hogescholen (meestal in december)

59 7. Jaarverslag Leerplicht Volgens artikel 25, lid 1 van de Leerplichtwet 1969, doet B&W verslag aan de raad van het gevoerde leerplichtbeleid. In dit hoofdstuk worden de inspanningen en resultaten van leerplicht uiteengezet. Leerlingen van 18 tot 23 maken geen onderdeel uit van het jaarverslag Leerplicht, omdat ze niet leerplichtig zijn. 7.1 Inschrijvingen leerplichtige leerlingen op Op 1 oktober 2016, de peildatum voor het onderwijs, waren er leer- en kwalificatieplichtige kinderen in Rotterdam. Dat zijn er net iets meer dan vorig schooljaar. Van alle leerplichtigen stonden er niet ingeschreven op een reguliere school. Dit is 1.2 % van deze groep. 580 van deze kinderen kregen een vrijstelling van de leerplicht. De overige volgen particulier onderwijs of krijgen begeleiding door een leerplichtambtenaar of het Jongerenloket. Niet opgenomen in de tabel zijn 747 jongeren die nog geen 18 jaar zijn, maar die al wel een startkwalificatie hebben behaald. Zij zijn niet meer leerplichtig. Tabel 100: inschrijving leerplichte leerlingen Primair onderwijs (incl. BSO)* Voortgezet onderwijs (incl. PRO) Voortgezet speciaal onderwijs Beroeps en volwassenen educatie Overige Totaal 4 jaar t/m 11 jaar t/m 15 jaar jaar totaal Tabel 100: Inschrijvingen leerplichtige leerlingen op peildatum (Bron: Leerplichtregistratie)* (peildatum ) 7.2 Absoluut verzuim Men spreekt van absoluut verzuim als kinderen of jongeren niet zijn ingeschreven bij een onderwijsinstelling, terwijl zij niet zijn vrijgesteld van deze verplichting. Als er sprake is van vermoedelijk absoluut verzuim start de leerplichtambtenaar hiernaar een onderzoek. In het schooljaar waren er 573 leerlingen met vermoedelijk absoluut verzuim. Uiteindelijk bleek er bij 98 leerlingen sprake te zijn van daadwerkelijk absoluut verzuim. Dit aantal is net als in voorgaande jaren licht gedaald. Van deze 98 leerlingen is voor 61 kinderen een onderzoek bij Burgerzaken gestart. Zij bleken vertrokken uit Rotterdam zonder dat ouders hen hadden laten uitschrijven uit het bevolkingsregister. Bij de andere leerlingen is er sprake van een traject naar zorg (vrijstelling van de leerplichtwet) of speciaal onderwijs

60 Figuur 34: absoluut verzuim Tabel 101: Verdelingen meldingen relatief verzuim naar onderwijssoort BaO VO (V)SO BVE Eindtotaal Tabel 101: Verdeling aantallen meldingen Relatief verzuim naar onderwijssoort. (Bron: Leerplichtregistratie) 0 De ingezette manier van omgaan met deze vorm van schoolverzuim lijkt afgelopen schooljaar te resulteren in weinig echte absoluut verzuimers. De leerplichtambtenaar komt tijdig in actie bij bijvoorbeeld verlenging van een vrijstelling en bij de bekende overstapmomenten van basis naar voortgezet onderwijs. Ook in de overstap vmbo-mbo heeft de leerplichtambtenaar de zorgleerlingen in een vroeg stadium in beeld. Daardoor kunnen ze begeleiding krijgen naar een vervolgopleiding voordat ze op het vmbo worden uitgeschreven. Dit alles is mogelijk doordat de leerplichtambtenaar een goede registratie heeft. De leerlingen die mogelijk absoluut verzuimer worden, zijn daardoor eerder in beeld en de interventie vanuit de leerplichthandhaving is effectiever. 7.3 Relatief verzuim Figuur 34: Aantallen absoluut verzuim (Bron: Leerplichtregistratie). In alle onderwijsvormen krijgen administraties van scholen, op eigen verzoek, ondersteuning met inzet vanuit de leerplichtregistratie (ROS). Deze kortdurende registratieve ondersteuning van de scholen is bedoeld om verzuimadministraties op orde te krijgen. 7.4 Vrijstellingen van inschrijving De Leerplichtwet kent drie gronden voor vrijstelling van de leerplicht. Ouders kunnen een beroep op doen op vrijstelling van de verplichting tot schoolinschrijving, als: een jongere op lichamelijke of psychische gronden niet geschikt is om een school te worden toegelaten (art 5 onder a); ouders bezwaar hebben tegen de richting van het onderwijs (art 5 onder b); een jongere onderwijs volgt op een school buiten Nederland ( art 5 onder c) In onderstaande tabel staan de aantallen leerlingen die op enig moment in het schooljaar een vrijstelling hebben gehad. Wanneer een leerling ingeschreven staat bij een opleiding, maar zonder toestemming wegblijft van school, is er sprake van relatief verzuim (spijbelen). In schooljaar waren er meldingen van ongeoorloofd verzuim. Deze meldingen betreft 5052 leerlingen, van een aantal leerlingen komen dus twee of meerdere meldingen Tabel 102: vrijstellingen 5a 5b 5c Figuur 35: aantal meldingen relatief verzuim Figuur 35 Aantal meldingen relatief verzuim. (Bron: Leerplichtregistratie) Tabel 102: Verdeling aantallen vrijstellingen. (Bron: Leerplichtregistratie) Ontwikkelingen bij de vrijstellingen onder 5a: Het aantal vrijstellingen is over de jaren vrij stabiel. In het afgelopen schooljaar is er een kleine toename in de aantallen van vijfjarigen. Veel van deze vijfjarigen zijn met de start van schooljaar alsnog ingeschreven in het onderwijs. Vooruitlopend op landelijke ontwikkelingen zet Rotterdam het leerrecht van elk kind centraal. Dat geldt ook voor kinderen met een leerplichtontheffing op basis van lichamelijke of psychische gronden. Op drie scholen voor speciaal onderwijs is in schooljaar een pilot gestart voor zestien ernstig meervoudig beperkte kinderen. Op school ontvangen

61 de kinderen een combinatie van de behandeling van het kinderdagcentrum (KDC) en onderwijs van het cluster 3-onderwijs. Het bestuur van deze scholen zet in op een duurzame onderwijsplek voor deze kinderen. In het schooljaar neemt het aantal onderwijszorgplaatsen toe en zijn alle KDC s gekoppeld aan een cluster 3-school. Ontwikkelingen bij de vrijstellingen 5 onder b In het schooljaar is de gemeente Rotterdam de vrijstellingsberoepen 5 onder b stringenter blijven toetsen. Ouders krijgen bij het beroep op vrijstelling als hun kind leerplichtig wordt eenmalig een uitnodiging om hun richtingsbezwaren toe te lichten. Daarnaast krijgen ouders jaarlijks een uitnodiging voor een gesprek over de borging van het recht op onderwijs. Vrijstellingen 5 onder c In deze groep zijn de aantallen overeenkomstig met het voorgaande schooljaar. 7.5 Extra Verlof Leerplichtige leerlingen moeten elke schooldag aanwezig zijn op school. Wanneer de leerling wegens bijzondere omstandigheden tijdelijk niet naar school kan, moeten de ouders hiervoor toestemming vragen. Bij verlof van tien dagen of minder behandelt de school deze aanvraag op basis van de Leerplichtwet. De leerplichtambtenaar behandelt een aanvraag voor extra verlof van meer dan tien schooldagen. De afdeling leerplicht Rotterdam is standaard terughoudend in toekenning van extra verlof. De afdeling maakt altijd een afweging of de omstandigheden van het verlof zwaarder wegen dan het onderwijsbelang van het kind. 7.6 Maatregelen Wanneer de leerling of de ouders of verzorgers zich niet houden aan de Leerplichtwet, kan de leerplichtambtenaar proces-verbaal opmaken. Bij extra verlof en absoluut verzuim gebeurt dit tegen de ouders. Bij relatief verzuim kan de leerplichtambtenaar een proces-verbaal opmaken tegen de ouders, maar ook tegen de leerlingen vanaf twaalf jaar. In het schooljaar maakte de leerplichtambtenaar 611 keer een proces-verbaal op. Dit is een daling met bijna 10% ten opzichte van vorig schooljaar. Figuur 37: totaal PV s Figuur 37: Aantallen Proces Verbaal (Bron: Leerplichtregistratie). In het schooljaar vroegen ouders 64 keer verlof aan bij de leerplichtambtenaar voor meer dan tien dagen. Daarvan zijn er zeven gehonoreerd. Dit is overeenkomstig het vorige schooljaar. Het lage aantal aanvragen lijkt te komen door het jarenlange strenge beleid van de gemeente: extra verlof wordt niet toegekend, tenzij er sprake is van gewichtige omstandigheden. In deze zeven gevallen was dan ook sprake van gewichtige omstandigheden. Figuur 36: aantal aanvragen extra verlof De leerplichtambtenaar krijgt niet alle uitkomsten van het Openbaar Ministerie standaard teruggekoppeld. In het geval van een proces-verbaal luxe verzuim maakt het Openbaar Ministerie vaak gebruik van een administratieve afdoening via het Centraal Justitieel Incasso Bureau. Voor de types proces-verbaal zien we dit jaar verschillen ten opzichte van voorgaande jaren Figuur 38: type totaal PV s Figuur 36: Aantal aanvragen extra verlof (Bron: Leerplichtregistratie) PV absoluut verzuim PV relatief verzuim PV extra verlof PV jongere Figuur 38: Aantal opgemaakte processen verbaal, naar soort (Bron: Leerplichtregistratie)

62 Vooral het aantal processen-verbaal relatief verzuim tegen ouders en tegen jongeren is gedaald. De leerplichtambtenaar heeft de afgelopen jaren steeds meer samengewerkt met de zorgketen. Veel gevallen van verzuim zijn te wijten aan sociale en psychische problematiek. Het blijkt effectiever om in samenwerking met de wijkteams in te zetten op de oplossing van die problematiek: de inzet van zorg. Het verzuim stopt daarmee. Als het verzuim van de leerling verwijtbaar is, dus niet te wijten aan problematiek maar aan de leerling zelf, dan maakt de leerplichtambtenaar wel een proces verbaal op. Het aantal processenverbaal luxe verzuim en absoluut verzuim is gelijk gebleven. Naast de processen-verbaal heeft de leerplichtambtenaar het afgelopen schooljaar gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een Haltstraf op te laten leggen. In schooljaar is dat 287 keer gebeurt. Dit is een daling van 18% ten opzichte van vorig schooljaar. 7.7 Bemiddelingen en preventieve acties De leerplichtambtenaar helpt regelmatig bij problematiek waarbij niet direct sprake is van meldwaardig schoolverzuim. Dat is bijvoorbeeld het geval als er een conflict is tussen school en de leerling of ouders, of wanneer er hulp nodig is bij het vinden van een andere opleiding. Dit jaar is er een lichte stijging van deze acties. Het gaat in het overgrote deel om preventieve acties (1.232 keer). Leerplichtambtenaren spreken dan met leerlingen en hun ouders voordat er zodanig veel verzuim is dat de school dit moet melden. Dat deze preventieve gesprekken werken, blijkt uit het feit dat in het schooljaar bij 88% van deze jongeren in schooljaar geen verzuim meer is geweest na dit preventieve gesprek. Figuur 39: aantal ingezette maatregelen Figuur 40: aantal bemiddelingen en preventieve acties Figuur 40: Aantal bemiddelingen en preventieve acties (Bron: Leerplichtregistratie) Halt LOD AKW Figuur 39: Aantal ingezette maatregelen (Bron: Leerplichtregistratie). In de meeste gevallen blijkt het inzetten van de Haltstraf effectief. Bij 42 jongeren (14%) heeft de leerplichtambtenaar alsnog proces-verbaal moeten opmaken, omdat de jongeren bleven verzuimen of omdat de Haltstraf niet goed volbracht is door de jongere. Naast het proces-verbaal en de Haltstraf, heeft de leerplichtambtenaar de sanctiemogelijkheid om de kinderbijslag stop te zetten als er sprake is van verzuim van 16- en 17-jarigen. Bij het verzuimgesprek krijgen ouders en leerlingen de waarschuwing voor deze sanctie. Wanneer deze waarschuwing geen effect heeft, zet de leerplichtambtenaar de kinderbijslag stop. In het schooljaar is er twee keer gebruikgemaakt van deze mogelijkheid. Tot slot kan de leerplichtambtenaar een last onder dwangsom (LOD) als sanctiemogelijkheid opleggen. Bij een LOD kan de leerplichtambtenaar per dag dat de leerling niet naar school gaat een bedrag vorderen. In is twee keer gebruik gemaakt van dit sanctiemiddel. In geen van de gevallen is er overgegaan tot het daadwerkelijke vorderen, omdat de kinderen alsnog naar school zijn gegaan. 7.8 Thuiszitters Sinds de start van schooljaar is de Taskforce Thuiszitters actief. Het doel van deze Taskforce is om in de periode tot en met 2018 een verzuimvermindering van 75% te realiseren in zowel duur van thuis zitten als aantal thuiszitters. De Taskforce Thuiszitters betreft een samenwerking van gemeente, samenwerkingsverbanden passend onderwijs en een aantal andere partners, waar onder schoolbesturen en schoolmaatschappelijk werk. De Taskforce heeft doorzettingskracht ten opzichte van het onderwijs. De Rotterdamse schoolbesturen hebben de Samenwerkingsverbanden Koers vo en ppo in Rotterdam een mandaat met zogenoemde doorzettingskracht gegeven. Dat betekent dat de Taskforce als laatste redmiddel bindend kan beslissen op welke school een thuiszittende leerling moet worden geplaatst. De tussentijdse doelstelling voor oktober 2017 was een reductie in aantal van 42 naar 30 thuiszitters. Deze tussentijdse doelstelling is niet gehaald. Wel is het oplossingspercentage van de Taskforce Thuiszitters gestegen. In schooljaar waren er in het totaal 362 thuiszitters bekend, dat zijn er 54 meer dan vorig schooljaar. Ondanks de grotere aanwas van thuiszitters is de stand van het aantal thuiszitters op 17 oktober 2017 met 50 thuiszitters vrijwel gelijk aan de stand van 49 thuiszitters half oktober Dit betekent dat het oplossingspercentage van de Taskforce Thuiszitters afgelopen schooljaar is gestegen van 84% naar 86%. De gemiddelde duur van thuiszitten is gelijk gebleven ten opzichte van vorig schooljaar, namelijk negentien weken. Dat de tussentijdse doelstelling niet is gehaald, heeft verschillende redenen. Zo ontstond in de tweede helft van 2016 een groot tekort aan plekken op het speciaal (voortgezet) onderwijs. Door een gezamenlijke krachtsinspanning van de aanbieders van speciaal onderwijs, de beide Samenwerkingsverbanden passend onderwijs en de Gemeente,

63 kon dit vraagstuk tot normale proporties worden teruggebracht. Daarnaast heeft de Taskforce Thuiszitters aan het eind van een kwalitatief analyseformat ingevoerd. Daaruit blijkt dat niet alleen het ontbreken van een passende school de thuiszittersproblematiek veroorzaakt, door ook dat er vaak sprake is van een complexe zorgbehoefte. 7.9 Gebieden Het aantal jongeren dat met de Leerplichtwet in aanraking komt, verschilt per gebied. De ernst van de problematiek is dan ook niet overal gelijk. In onderstaande tabel staat de problematiek per gebied aangegeven en wordt deze vergeleken met de stedelijke problematiek. Uitgangspunt hierbij is het gebied waar de leerling woont. Een rode markering betekent een oververtegenwoordiging van leerplichtzaken in het gebied. Groen houdt in dat de problematiek juist lager is dan het stedelijk gemiddelde. Een oververtegenwoordiging van het aantal leerplichtzaken in een gebied duidt vaak op een verhoogde problematiek in dat gebied, samenhangend met een laag opleidingsniveau van ouders, een laag inkomen van ouders en ook zaken als slechte huisvesting. Tabel 103: aantal leerplichtmeldingen per soort per woongebied leerling Totaal AV RV Bemiddeling PV Charlois Delfshaven Feijenoord Hillegersberg-Schiebroek Hoek van Holland Hoogvliet IJsselmonde Kralingen-Crooswijk Noord Overschie Pernis Prins Alexander Rotterdam Centrum Rozenburg Overig Eindtotaal Boven stedelijk gemiddelde 26 Gelijk met stedelijk gemiddelde Onder stedelijk gemiddelde Tabel 103: Aantal leerplichtmeldingen per soort per woongebied leerling (Bron: Leerplichtregistratie). 26) Afwijking van het gemiddelde is groter dan 20%

64

Feitenkaart vve-monitor Rotterdam 2016

Feitenkaart vve-monitor Rotterdam 2016 Mei 2017 Feitenkaart vve-monitor Rotterdam 2016 Onderzoek kinderopvanglocaties Deze feitenkaart bevat de resultaten van de jaarlijkse oktobertelling onder alle Rotterdamse kinderopvanglocaties (peuterspeelzalen

Nadere informatie

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2013

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2013 Maart 2014 Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2013 Onderzoek peuterspeelzalen en kinderdagverblijven Deze feitenkaart bevat de resultaten van de jaarlijkse Oktobertelling onder alle Rotterdamse peuterspeelzalen

Nadere informatie

Feitenkaart vve-monitor Rotterdam 2015

Feitenkaart vve-monitor Rotterdam 2015 April 2016 Feitenkaart vve-monitor Rotterdam 2015 Onderzoek peuterspeelzalen en kinderdagverblijven 1 Deze feitenkaart bevat de resultaten van de jaarlijkse oktobertelling onder alle Rotterdamse peuterspeelzalen

Nadere informatie

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2012 Onderzoek peuterspeelzalen en kinderdagverblijven

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2012 Onderzoek peuterspeelzalen en kinderdagverblijven Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2012 Onderzoek peuterspeelzalen en kinderdagverblijven 1 Onderzoek en Business Intelligence Deze feitenkaart bevat de resultaten van de jaarlijkse Oktobertelling onder

Nadere informatie

sine limite voor ieder kind

sine limite voor ieder kind Opbrengsten en bereik nog beter in beeld VVE: resultaten 2016-2017 Deze vijfde VVE Monitor brengt de resultaten van VVE in schooljaar 2016-2017 in kaart. Dankzij ons VVE-beleid kunnen peuters in Deventer

Nadere informatie

Staat van het Rotterdams onderwijs 2015

Staat van het Rotterdams onderwijs 2015 Staat van het Rotterdams onderwijs 2015 Inhoudsopgave 1. Inleiding 5 2. Voor- en vroegschoolse educatie 7 Samenvatting 7 Peuters 8 Voorzieningen 9 Kwaliteit en prestaties 10 3. Primair onderwijs 15 Samenvatting

Nadere informatie

Staat van het Rotterdams onderwijs 2016

Staat van het Rotterdams onderwijs 2016 Staat van het Rotterdams onderwijs 2016 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 5 2. Voor- en vroegschoolse educatie 7 Samenvatting 7 2.1 Peuters en kleuters 9 2.2 Voor- en vroegschoolse voorzieningen 11 2.3 Kwaliteit

Nadere informatie

Culemborgs VVE beleid 2011-2014

Culemborgs VVE beleid 2011-2014 Culemborgs VVE beleid 2011-2014 Wat is VVE? VVE staat voor voor- en vroegschoolse educatie. VVE is een programmatisch aanbod dat er op gericht is om taal- en ontwikkelingsachterstanden bij kinderen te

Nadere informatie

Bijlage hoofdstuk 2. Trend: Stijging van de kwaliteit tov eerdere jaren. Veel variaties in kwaliteit, binnen en tussen instellingen

Bijlage hoofdstuk 2. Trend: Stijging van de kwaliteit tov eerdere jaren. Veel variaties in kwaliteit, binnen en tussen instellingen Bijlage hoofdstuk 2 8 januari 2016 Bijlage behorende bij hoofdstuk 2 van het SER advies Kindvoorzieningen: Evaluaties van (de kwaliteit van) Nederlandse kindvoorzieningen Fukkink et al. (2013); Veen et

Nadere informatie

20 juni Informatiebijeenkomst Jonge Kind

20 juni Informatiebijeenkomst Jonge Kind 20 juni 2016 Informatiebijeenkomst Jonge Kind Inhoud bijeenkomst Harmonisatie, stand van zaken: (Danielle Wille) Recente onderzoeksresultaten en aangekondigde kwaliteitsmaatregelen (Rob Lenoir) Subsidies:

Nadere informatie

Loont VVE? Paul Leseman

Loont VVE? Paul Leseman Loont VVE? Paul Leseman Waar gaat VVE over? Extra kindplaatsen in peuterspeelzalen en kinderdagverblijven voor kinderen die anders niet aan zo n voorziening zouden deelnemen. Verbetering van de structurele

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode 20-20 Drentse Onderwijsmonitor 20 Feitenblad Onlangs verscheen de de editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit rapport brengt de onderwijspositie

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode 20-20 Drentse Onderwijsmonitor 20 Feitenblad Onlangs verscheen de de editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit rapport brengt de onderwijspositie

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode - Drentse Onderwijsmonitor Feitenblad Onlangs verscheen de de editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit rapport brengt de onderwijspositie

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode - Drentse Onderwijsmonitor Feitenblad Onlangs verscheen de de editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit rapport brengt de onderwijspositie

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Borger-Odoorn Kern cijfers uit de periode 2012-2017 Drentse Onderwijsmonitor 2017 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 12de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode - Drentse Onderwijsmonitor Feitenblad Onlangs verscheen de de editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit rapport brengt de onderwijspositie

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_-DEF.indd 1 18-05-16 11:13 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de editie van

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Assen Kern cijfers uit de periode 2012-2017 Drentse Onderwijsmonitor 2017 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 12de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Midden- Kerncijfers uit de periode - Feitenblad Midden- Leerlingen op de basisscholen in de gemeente Midden- De gemeente Midden heeft basisscholen. In waren er nog

Nadere informatie

Resultaatafspraken voor VVE in gemeente Westvoorne

Resultaatafspraken voor VVE in gemeente Westvoorne Resultaatafspraken voor VVE in gemeente Westvoorne Partijen Schoolbesturen VCO De Kring (CNS De Nieuwe Weg, Baron de Vos van Steenwijkschool) Onderwijsgroep PRIMOvpr (De Driehoek, Obs Mildenburg, Obs Het

Nadere informatie

Samenvatting Leidse Monitor 2010-2011

Samenvatting Leidse Monitor 2010-2011 Samenvatting Leidse Monitor 2010-2011 De Leidse Monitor verzamelt informatie over de ontwikkeling van Leidse kinderen vanaf het moment dat zij en/of hun ouders deelnemen aan een voor- en vroegschools programma

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode 2011-201 Feitenblad Onlangs verscheen de 11 de editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit rapport brengt de onderwijspositie en -prestaties

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode 0-0 Drentse Onderwijsmonitor 0 Feitenblad Onlangs verscheen de de editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit rapport brengt de onderwijspositie

Nadere informatie

Staat van het Rotterdams onderwijs

Staat van het Rotterdams onderwijs Staat van het Rotterdams onderwijs 2018 Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Voor en vroegschoolse educatie 4 2.1 Peuters, doelgroeppeuters en opvanglocaties 8 2.2 Bereik 9 2.3 Kwaliteit van de vve 12 2.4 Personeel

Nadere informatie

Staat van het Rotterdams onderwijs

Staat van het Rotterdams onderwijs Staat van het Rotterdams onderwijs 2018 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Voor en vroegschoolse educatie 4 2.1 Peuters, doelgroeppeuters en opvanglocaties 8 2.2 Bereik 9 2.3 Kwaliteit van de vve 12 2.4

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_-DEF.indd 1 18-05-16 11:15 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de editie van

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Midden- Kern cijfers uit de periode 2012-2017 Drentse Onderwijsmonitor 2017 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 12de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Emmen Kern cijfers uit de periode 2012-2017 Drentse Onderwijsmonitor 2017 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 12de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Westerveld Kern cijfers uit de periode 2012-2017 Drentse Onderwijsmonitor 2017 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 12de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE. Blaricum

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE. Blaricum RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE Blaricum Plaats : Blaricum Gemeentenummer : 0376 Onderzoeksnummer : 293985 Datum onderzoek : 3 oktober 2017 Datum vaststelling

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode 20-20 Feitenblad Onlangs verscheen de de editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit rapport brengt de onderwijspositie en -prestaties van

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode - Feitenblad Onlangs verscheen de de editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit rapport brengt de onderwijspositie en -prestaties van Drentse

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Hoogeveen Kern cijfers uit de periode 2012-2017 Drentse Onderwijsmonitor 2017 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 12de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente De Wolden Kern cijfers uit de periode 2012-2017 Drentse Onderwijsmonitor 2017 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 12de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Aa en Hunze Kern cijfers uit de periode 2012-2017 Drentse Onderwijsmonitor 2017 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 12de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Emmen Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_Emmen-DEF.indd 1 18-05-16 11:15 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de

Nadere informatie

Onderwerp Voortgangsrapportage : De kwaliteit van Voor- en Vroegschoolse Educatie in de gemeente Haarlem in schooljaar ' BBV nr:

Onderwerp Voortgangsrapportage : De kwaliteit van Voor- en Vroegschoolse Educatie in de gemeente Haarlem in schooljaar ' BBV nr: Informatienota Onderwerp Voortgangsrapportage : De kwaliteit van Voor- en Vroegschoolse Educatie in de gemeente BBV nr: 2016/450120 1. Inleiding De gemeente Haarlem is sinds de inwerkingtreding van de

Nadere informatie

Samenvatting Leidse Monitor

Samenvatting Leidse Monitor Samenvatting Leidse Monitor 2007-2008 December 2009 Dr. Jaap van Lakerveld Drs. Ingrid Gussen Dr. Kees de Brabander Drs. Theresa Steeman PLATO Platform Opleiding, Onderwijs en Organisatie BV Universiteit

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Coevorden Kern cijfers uit de periode 2012-2017 Drentse Onderwijsmonitor 2017 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 12de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode 20-20 Drentse Onderwijsmonitor 20 Feitenblad Onlangs verscheen de de editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit rapport brengt de onderwijspositie

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Nederweert

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Nederweert RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE Nederweert Plaats : Nederweert Gemeentenummer : 0946 Onderzoeksnummer : 292866 Datum onderzoek : 20 april 2017

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Assen Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_Assen-DEF.indd 1 18-05-16 11:13 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Ermelo

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Ermelo RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Ermelo Plaats : Ermelo Gemeentenummer : 0233 Onderzoeksnummer : 278180 Datum onderzoek : 23 september 2014 Datum

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Boekel

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Boekel RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE Boekel Plaats : Boekel Gemeentenummer : 0755 Onderzoeksnummer : 292944 Datum onderzoek : 9 mei 2017 Datum vaststelling

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_-DEF.indd 1 18-05-16 11:14 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de editie van

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Midden- Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_Midden--DEF.indd 1 18-05-16 11:16 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_-DEF.indd 1 18-05-16 11:16 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de editie van

Nadere informatie

Concept-Convenant Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) Someren

Concept-Convenant Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) Someren Concept-Convenant Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) Someren De ondergetekenden: 1. Gemeente Someren, voor deze overeenkomst vertegenwoordigd door dhr. T. Maas, 2. Stichting PlatOO, voor deze overeenkomst

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_-DEF.indd 1 18-05-16 11:16 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de editie van

Nadere informatie

2011-2014. Staat van het 3

2011-2014. Staat van het 3 2011-2014 Staat van het 3 02 Inhoudsopgave 1 Inleiding 05 2 VVE 06 Samenvatting 06 2.1 Deelname van peuters 07 2.2 Voorzieningen gericht op voor- en vroegschoolse educatie 08 2.3 Kwaliteit en prestaties

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_-DEF.indd 1 18-05-16 11:16 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de editie van

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Gemeente Midden- Kerncijfers uit de periode 2009-2014 Drentse Onderwijsmonitor 2014 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 9 de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

Onderwijs. Hoofdstuk 10. 10.1 Inleiding

Onderwijs. Hoofdstuk 10. 10.1 Inleiding Hoofdstuk 10 Onderwijs 10.1 Inleiding Leiden kennisstad heeft een hoog opgeleide bevolking en herbergt binnen haar grenzen veel onderwijsinstellingen. In dit hoofdstuk gaat het zowel om de opleiding die

Nadere informatie

PRAAT MET DE RAAD kort verslag

PRAAT MET DE RAAD kort verslag PRAAT MET DE RAAD kort verslag Datum: 19 mei 2015 Spreker: Corine Laurant, namens Stichting Kinderen en Ouders Onderwerp: Stichting Kinderen en Ouders als gesubsidieerde instelling voor peuterspeelzalen

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Gemeente Emmen Kerncijfers uit de periode 2008-2013 Drentse Onderwijsmonitor 2013 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 8ste editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Midden-Drenthe

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Midden-Drenthe RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE Midden-Drenthe Plaats : Beilen Gemeentenummer : 1731 Onderzoeksnummer : 288094 Datum onderzoek : 11 februari

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_Aa_Hunze-DEF.indd 1 18-05-16 11:1 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de editie

Nadere informatie

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Rotterdam Nr. 44522 2 maart 2018 Nadere regels Rotterdams Onderwijsbeleid 2018-2019 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE. Renkum

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE. Renkum RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE Renkum Plaats : Oosterbeek Gemeentenummer : 0274 Onderzoeksnummer : 293770 Datum onderzoek : 5 september 2017 Datum vaststelling

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Weststellingwerf

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Weststellingwerf RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2016-2017 IN DE GEMEENTE Weststellingwerf Plaats : Wolvega Gemeentenummer : 0098 Onderzoeksnummer : 292793 Datum onderzoek : 10

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Gemeente Kerncijfers uit de periode 2009-2014 Drentse Onderwijsmonitor 2014 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 9 de editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit

Nadere informatie

sine limite voor ieder kind

sine limite voor ieder kind positief effect VVE zet door 2015-2016 effecten in beeld Dat voorschoolse en vroegschoolse educatie (VVE) in Deventer werkt, toonden de eerste VVE Monitors al aan. Het positieve effect van VVE op de ontwikkeling

Nadere informatie

Basismonitor Onderwijs Nationaal Programma Rotterdam Zuid 2017

Basismonitor Onderwijs Nationaal Programma Rotterdam Zuid 2017 Basismonitor Onderwijs Nationaal Programma Rotterdam Zuid 2017 J. de Boom A. L. Roode P. van Wensveen P. A. de Graaf Risbo, Erasmus Universiteit OBI, gemeente Rotterdam Basismonitor Onderwijs Nationaal

Nadere informatie

Convenant uitvoering Boxtels model. Kwaliteit VVE beleid Boxtel Maart 2017

Convenant uitvoering Boxtels model. Kwaliteit VVE beleid Boxtel Maart 2017 Convenant uitvoering Boxtels model Kwaliteit VVE beleid Boxtel Maart 2017 Inleiding De Voor- en Vroegschoolse Educatie en de daarmee te behalen opbrengsten in de ontwikkeling van kinderen staan landelijk

Nadere informatie

Addendum Doelgroepdefinitie VVE. Lokaal Educatieve Agenda Samenwerken aan talent

Addendum Doelgroepdefinitie VVE. Lokaal Educatieve Agenda Samenwerken aan talent Addendum Doelgroepdefinitie VVE Lokaal Educatieve Agenda 2011-2014 Samenwerken aan talent Juni 2013 LEA 2011-2014 De Lokaal Educatieve Agenda, ook wel LEA genoemd, is het beleidsplan waarin de gemeente

Nadere informatie

Gelijke kansen in het onderwijs

Gelijke kansen in het onderwijs Gelijke kansen in het onderwijs Toegankelijke tekstversie Pagina 1 Inleiding Dit is het dashboard gelijke kansen in het onderwijs. Dit dashboard monitor beschrijft voor verschillende groepen leerlingen

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Den Helder

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Den Helder RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Den Helder Plaats : Den Helder Gemeentenummer : 0400 Onderzoeksnummer : 277984 Datum onderzoek : 4 september

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Hoorn

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Hoorn RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Hoorn Plaats : Hoorn Nh Gemeentenummer : 0405 Onderzoeksnummer : 278266 Datum onderzoek : 30 september 2014

Nadere informatie

Samen staan we sterker

Samen staan we sterker Samen staan we sterker Notitie voor Gemeente Berkelland over de harmonisatie en integratie van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang in Eibergen-Rekken-Beltrum 4 september 2008 SKER-DHG 1 Inleiding Medio

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE. Soest

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE. Soest RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE Soest Plaats : Soest Gemeentenummer : 0342 Onderzoeksnummer : 293771 Datum onderzoek : 31 augustus 2017 Datum vaststelling

Nadere informatie

Monitor Samenwerkingsverband PO 2707 Amsterdam Diemen augustus 2015 augustus Vergelijking van de regio s

Monitor Samenwerkingsverband PO 2707 Amsterdam Diemen augustus 2015 augustus Vergelijking van de regio s Samenwerkingsverband PO 2707 Amsterdam Diemen augustus 2015 augustus 2016 Vergelijking van de regio s Inleiding In opdracht van de schoolbesturen wordt door het een aantal belangrijke kwantitatieve gegevens

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Heerenveen

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Heerenveen RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE Heerenveen Plaats : Heerenveen Gemeentenummer : 0074 Onderzoeksnummer : 287974 Datum onderzoek : 18 februari

Nadere informatie

sine limite voor ieder kind

sine limite voor ieder kind VVE werkt in Deventer 2014-2015 effecten in beeld VVE werkt in Deventer! Dat is de belangrijkste conclusie uit de VVE Monitor. Met deze monitor meten we jaarlijks hoe het gaat met voorschoolse en vroegschoolse

Nadere informatie

Onderwijsachterstanden beleid en harmonisatie kinderopvang

Onderwijsachterstanden beleid en harmonisatie kinderopvang Onderwijsachterstanden beleid en harmonisatie kinderopvang 1 Aanleiding Op 1 januari 2018 is de nieuwe wet Kinderopvang in werking getreden. Dit was een aanleiding voor nieuw beleid ten aanzien van peuteropvang

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE. Westland

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE. Westland RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE Westland Plaats : Naaldwijk Gemeentenummer : 1783 Onderzoeksnummer : 293977 Datum onderzoek : 17 oktober 2017 Datum vaststelling

Nadere informatie

Nationaal Programma Rotterdam Zuid

Nationaal Programma Rotterdam Zuid Basismonitor onderwijs NPRZ Nationaal Programma Rotterdam Zuid Belfast, March 10, 2014 Belfast, March 10, 2014 Sprekers Paul van Wensveen (Risbo, Erasmus Universiteit) Annemarie Roode (afdeling O&BI, gemeente

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Hof van Twente

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Hof van Twente RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Hof van Twente Plaats : Goor Gemeentenummer : 1735 Onderzoeksnummer : 278130 Datum onderzoek : 29 september

Nadere informatie

Ontwikkeling van kinderen en relatie met kwaliteit van voorschoolse instellingen

Ontwikkeling van kinderen en relatie met kwaliteit van voorschoolse instellingen Ontwikkeling van kinderen en relatie met kwaliteit van voorschoolse instellingen Presentatie pre-cool cohortonderzoek Bijeenkomst G37 30 juni 2016 Annemiek Veen Pre-COOL cohortonderzoek Kohnstamm Instituut

Nadere informatie

BIJLAGE 4. WAARDERINGSKADER VVE GEMEENTELIJK NIVEAU

BIJLAGE 4. WAARDERINGSKADER VVE GEMEENTELIJK NIVEAU BIJLAGE 4. WAARDERINGSKADER VVE GEMEENTELIJK NIVEAU In deze bijlage is het waarderingskader en de normering voor de voor- en vroegschoolse educatie op gemeentelijk niveau opgenomen. Het waarderingkader

Nadere informatie

VVE-monitor Hoogeveen Factsheets Nulmeting

VVE-monitor Hoogeveen Factsheets Nulmeting Factsheets 2015-2017 Nulmeting Bereik 2015-2016 Resultaten 2015-2016 Kwaliteit E 2017 Bereik 2015-2016 Resultaten 2015-2016 Kwaliteit E 2017 oorwoord Met gepaste trots presenteren wij u de eerste E-monitor

Nadere informatie

GEMEENTERAAD MENAMERADIEL

GEMEENTERAAD MENAMERADIEL GEMEENTERAAD MENAMERADIEL Menaam : 27 januari 2011 Portefeuillehouder : A. Dijkstra Punt : [08] Behandelend ambtenaar : A. Buma Doorkiesnummer : (0518) 452918 Onderwerp : Wet OKE / VVE 2011-2014 Inleiding

Nadere informatie

Bijlage - Toelichting subsidieregeling voorschoolse voorzieningen gemeente Oirschot

Bijlage - Toelichting subsidieregeling voorschoolse voorzieningen gemeente Oirschot Bijlage - Toelichting subsidieregeling voorschoolse voorzieningen gemeente Oirschot Aanleiding In november 2017 is naast de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk ook de Wet innovatie en

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. De Friese Meren

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. De Friese Meren RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE De Friese Meren Gemeentenummer : 1921 Onderzoeksnummer : 287893 Datum onderzoek : 25 februari 2016 Datum vaststelling

Nadere informatie

Bijlage Raadsinformatiebrief Motie onderwijsniveau Valkenswaard

Bijlage Raadsinformatiebrief Motie onderwijsniveau Valkenswaard Bijlage Raadsinformatiebrief Motie onderwijsniveau Valkenswaard De tabellen geven een inzicht in de huidige situatie rondom 1) Het opleidingsniveau van de huidige leerlingen in Valkenswaard 2) Het opleidingsniveau

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode 20-201 Feitenblad Na jaren van schriftelijke edities is vanaf april 2019 de Drentse Onderwijsmonitor online beschikbaar via de website van

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode 2012-20 Feitenblad Na 12 jaren van schriftelijke edities is vanaf april 2019 de Drentse Onderwijsmonitor online beschikbaar via de website

Nadere informatie

1 Deelname peuters aan voor- en vroegschoolse educatie Peuters op VVE- en niet-vve-speelzalen Gewichten en etniciteit peuters 3

1 Deelname peuters aan voor- en vroegschoolse educatie Peuters op VVE- en niet-vve-speelzalen Gewichten en etniciteit peuters 3 Inhoudsopgave 1 Deelname peuters aan voor- en vroegschoolse educatie 2 1.1 Peuters op VVE- en niet-vve-speelzalen 2 1.2 Gewichten en etniciteit peuters 3 1.2.1 Gewichtenpeuters op 1 januari 2008 3 1.2.2

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. Achtkarspelen

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. Achtkarspelen RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE Achtkarspelen Plaats : Buitenpost Gemeentenummer : 0059 Onderzoeksnummer : 288297 Datum onderzoek :

Nadere informatie

niet-geharmoniseerde kinderdagverblijven

niet-geharmoniseerde kinderdagverblijven Hulpdocument aanvraag en verantwoording van resultaten en activiteiten Pagina 1-12 Inleiding De directie Jeugd en Onderwijs en een vertegenwoordiging van de kinderopvangorganisaties die voorschoolse educatie

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Terschelling

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Terschelling RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Terschelling Plaats : West-Terschelling Gemeentenummer : 0093 Onderzoeksnummer : 278069 Datum onderzoek : 19

Nadere informatie

Onderwijsmonitor 2011

Onderwijsmonitor 2011 Onderwijsmonitor 211 Hendrik-Ido-Ambacht De gemeente Hendrik-Ido-Ambacht heeft behoefte aan informatie voor het voeren van hun onderwijsbeleid. Het Onderzoekcentrum Drechtsteden (OCD) voorziet via deze

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. Leeuwarderadeel

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. Leeuwarderadeel RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE Leeuwarderadeel Plaats : Stiens Gemeentenummer : 0081 Onderzoeksnummer : 288786 Datum onderzoek : 21

Nadere informatie

Trends in passend onderwijs

Trends in passend onderwijs DEFINITIEF Trends in passend onderwijs 2014-2017 DUO Informatieproducten Susan Borggreve, Daniël van Eck & Thijs Nielen 12 juni 2018 Inhoud 1 SAMENVATTING... 3 2 LEESWIJZER... 5 3 ONTWIKKELINGEN IN LEERLINGAANTALLEN...

Nadere informatie

Van de tweejarigen zit het merendeel op een VVE-speelzaal, bij de driejarigen zit het grootste deel op een niet-vve-speelzaal (zie figuur 1).

Van de tweejarigen zit het merendeel op een VVE-speelzaal, bij de driejarigen zit het grootste deel op een niet-vve-speelzaal (zie figuur 1). 1 Deelname van peuters aan voorschoolse educatie In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van de deelname van Leidse peuters aan VVE (voor- en vroegschoolse educatie). In Leiden wordt in het kader van

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode 2012-20 Feitenblad Na 12 jaren van schriftelijke edities is vanaf april 201 de Drentse Onderwijsmonitor online beschikbaar via de website

Nadere informatie

Voorbeeldconvenant Vooren Vroegschoolse Educatie

Voorbeeldconvenant Vooren Vroegschoolse Educatie Voorbeeldconvenant Vooren Vroegschoolse Educatie Partijen: Schoolbestu(u)r(en) basisonderwijs :... Bestu(u)r(en) kinderopvang :... Bestu(u)r(en) peuterspeelzaalwerk :... Gemeente :... < Overige partijen

Nadere informatie

Onderwijsmonitor 2011 Papendrecht

Onderwijsmonitor 2011 Papendrecht Onderwijsmonitor 211 Papendrecht De gemeente Papendrecht heeft behoefte aan informatie voor het voeren van haar onderwijsbeleid. Het Onderzoekcentrum Drechtsteden (OCD) voorziet via deze factsheet in die

Nadere informatie

Peuterwerk in het sociaal domein

Peuterwerk in het sociaal domein Peuterwerk in het sociaal domein Position Paper Februari 2017 1 Visie op peuterwerk in het sociaal domein De SER, landelijke politieke partijen en gemeenten onderstrepen dat sociaal beleid méér is dan

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Gemeente Kerncijfers uit de periode 2012-201 Feitenblad Gemeente Leerlingen op de basisscholen in de gemeente De gemeente heeft basisscholen. Dit is één minder dan

Nadere informatie