Staat van het Rotterdams onderwijs 2016

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Staat van het Rotterdams onderwijs 2016"

Transcriptie

1 Staat van het Rotterdams onderwijs 2016

2 2

3 Inhoudsopgave 1. Inleiding 5 2. Voor- en vroegschoolse educatie 7 Samenvatting Peuters en kleuters Voor- en vroegschoolse voorzieningen Kwaliteit voor- en vroegschoolse voorzieningen Kwaliteitsimpuls: groepen nul en harmonisatie Primair onderwijs 35 Samenvatting Leerlingen Prestaties Scholen: omvang, kwaliteit en activiteiten Personeel Voortgezet onderwijs 53 Samenvatting Leerlingen Onderwijsresultaten Personeel Scholen: omvang, kwaliteit en activiteiten Middelbaar beroepsonderwijs 85 Samenvatting Onderwijsinstellingen, deelnemers en beroepsopleidingen De kwaliteit van het beroepsonderwijs Personeel Opbrengsten Hoger onderwijs 105 Samenvatting Onderwijsinstellingen, deelnemers en opleidingssectoren Instroom Uitval hbo en wo Kwaliteit Personeel Gediplomeerden hoger onderwijs Arbeidsmarktkansen voor hbo ers Jaarverslag leerplicht Inschrijvingen leerplichtige leerlingen op Absoluut verzuim Relatief verzuim Vrijstellingen van inschrijving Extra Verlof Maatregelen Bemiddelingen en preventieve acties Thuiszitters Gebieden 125 3

4 4

5 1. Inleiding De Staat van het Rotterdams Onderwijs 2016 geeft de actuele situatie weer van het onderwijs in Rotterdam. Begin 2015 is het Rotterdams onderwijsbeleid vastgesteld zoals verwoord in Leren Loont! Rotterdam investeert de komende jaren extra in onderwijs om zoveel mogelijk kinderen en jongeren in Rotterdam hun kansen te laten verzilveren. Het onderwijsveld en de gemeente hebben gezamenlijk afgesproken de onderwijsresultaten te verbeteren, het aantal schooluitvallers verder omlaag te brengen en te zorgen voor een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Het Rotterdamse onderwijsveld en de gemeente werken de komende jaren binnen Leren Loont! op vijf thema s intensief samen: Een vliegende start, De beste leraren voor Rotterdam, Werken aan vakmanschap, Aansluiting onderwijs en jeugdhulp en Kwaliteit door schoolontwikkeling. De Staat van het Rotterdam Onderwijs 2016 rapporteert over het schooljaar en daarmee over de eerste resultaten van het programma Leren Loont!. De komende jaren ontwikkelt de rapportage over de resultaten van Leren Loont! zich verder. De Staat van het Rotterdams Onderwijs 2016 loopt chronologisch, via de onderwijssectoren, langs de schoolloopbaan van een Rotterdamse leerling. In hoofdstuk 2 tot en met 6 staan per sector cijfers vermeld over leerlingen, prestaties, scholen en personeel. In De Staat staan per sector over Leren Loont! indicatoren gerapporteerd; in de voortgangsrapportage van Leren Loont! Staan de rapportages over de thema-indicatoren. In hoofdstuk 7 is het jaarverslag Leerplicht opgenomen. Waar mogelijk zijn cijfers over de Children s Zone en Rotterdam Zuid opgenomen en kunt u een vergelijking zien van Rotterdam met de andere grote steden en met landelijke cijfers. 5

6 6

7 2. Voor- en vroegschoolse educatie Samenvatting De Rotterdamse ambitie is om voor alle Rotterdamse peuters voorschoolse voorzieningen van voldoende kwaliteit te realiseren. Tevens is de ambitie een basisvoorziening te maken waarvan ouders gebruik maken, in het bijzonder de ouders van doelgroeppeuters. De gemeente wil een aanbod van voor- en vroegschoolse educatie (vve) voor doelgroepkinderen, te beginnen in de basisvoorziening en doorlopend tot in de onderbouw van het basisonderwijs. 1 Gemeenten hebben een wettelijke verantwoordelijkheid om voorschoolse educatie aan te bieden. Organisaties voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang voeren de voorschoolse educatie uit. Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor de vroegschoolse educatie. Gemeente en instellingen zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor een doorlopende leerlijn, waarbij de gemeente een regierol heeft 2. Het doel van vve is om kinderen zoveel mogelijk zonder achterstand te laten instromen in groep 3 van het basisonderwijs. Hoewel de Staat van het Onderwijs vooral een overzicht is van feiten en cijfers, is het voor de interpretatie van deze feiten en cijfers van belang op voorhand kennis te nemen van de volgende ontwikkelingen: de harmonisatie van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang. De invoering hiervan in Rotterdam is in maart 2016 gestart. De belangrijkste doelen van het herontwerp zijn: voorkoming van segregatie in de voorschool; voorkoming van onderbroken leerlijnen van peuters; deelname van zoveel mogelijk peuters en wegwerking van wachtlijsten. de kwaliteitsimpuls die integraal onderdeel uitmaakt van de harmonisatie, waarbij het onderwijs onder meer inzet op deels hoger opgeleid personeel in de voorschool, op de groep en als coach, en een permanente educatie van pedagogisch medewerkers; In dit hoofdstuk treft u een uitgebreid overzicht van: het aantal peuters en kleuters in Rotterdam, evenals het aantal doelgroeppeuters en kleuters; het aantal voorschoolse voorzieningen in Rotterdam; het bereik van peuters, inclusief doelgroeppeuters en kleuters in de voorzieningen de kwaliteit van de voorzieningen op acht verschillende elementen. In deze samenvatting zijn de meest in het oog springende ontwikkelingen in de afgelopen jaren opgenomen: Het constante aantal peuters in de bevolking van de afgelopen jaren en de toename van het aantal kleuters op de basisscholen. Het percentage doelgroeppeuters en doelgroepkleuters daalde in dezelfde periode. De verklaring hiervan is dat het opleidingsniveau van de ouders is gestegen. De oude definitie van de doelgroep voor peuters leidde tot procentueel drie maal meer, en de nieuwe definitie tot procentueel twee maal meer doelgroeppeuters dan waarmee het basisonderwijs rekende. In het basisonderwijs ging het in 2015 om 16% doelgroepkleuters. De oude en de nieuwe definitie van doelgroeppeuters leidden respectievelijk tot waarschijnlijk 56% en 30% doelgroeppeuters in de bevolking. 1 Implementatieplan harmonisatie voorschoolse voorzieningen met vve. Naar een groep nul nieuwe stijl. Gemeente Rotterdam. Mei Agenda Focus op vroegschoolse educatie. OCW, VNG, PO-raad, Aob, CNV Onderwijs en AVS. September

8 Het aantal voorschoolse voorzieningen met en zonder vve is in de loop van de jaren afgenomen. Het aantal vroegschoolse voorzieningen die een vve-programma uitvoerden is daarentegen gestegen, hoewel het aantal basisscholen afnam. De toename van het aantal vroegscholen is het gevolg van met schoolbesturen gemaakte afspraken over groepen nul die in 2011 in Rotterdam zijn geïntroduceerd. Er was sprake van een sterke toename van het aantal basisscholen dat met peuterspeelzalen samenwerkte in de vormgeving van de vroegschool en de groepen nul. De gemeente wil het bereik van driejarige Rotterdamse doelgroepkinderen dat een vve-programma volgt in 2018 op 80% brengen. Uiteindelijk moet dit doorgroeien naar 100%. In de periode 2011 tot 2016 schommelde het bereik om en nabij de 68%. Doelgroeppeuters kregen vooral op peuterspeelzalen begeleiding. Dat laatste feit leidde tevens tot segregatie: in peuterspeelzalen was het doelgroeppercentage in % en in kinderdagverblijven 25%. Per oktober 2015 stonden er peuters op de wachtlijsten van vve-instellingen, vooral bij vve-peuterspeelzalen. Wachtlijsten waren er door heel de stad en vooral in de gebieden Feijenoord, Charlois, IJsselmonde en Delfshaven. De kwaliteit van het beleid en de uitvoering van vve is tussen 2013 en 2015 op diverse domeinen verbeterd. Met uitzondering van de domeinen bereik en ouders beoordeelde de Inspectie van het Onderwijs de kwaliteit en de uitvoering met een voldoende of een meer dan voldoende. Kengetallen voor de voor- en vroegschoolse educatie in 2015, en voor zo ver bekend in 2016: 54% van de twee- en driejarigen in de bevolking werd in 2015 tot de doelgroep gerekend, volgens de oude doelgroepdefinitie; Bij ongewijzigd beleid zal het doelgroeppercentage zakken naar ongeveer 30%; 16% van de vier- en vijfjarigen op de Rotterdamse basisscholen werden in 2015 tot de doelgroep gerekend; 88% van de 186 peuterspeelzalen en 26% van de 186 kinderdagverblijven voerden in 2015 vve uit. Samen gaat het om 57% van alle kinderdagverblijf- en peuterspeelzaallocaties. Met de harmonisatie is dit percentage gestegen naar 64% in 2016; de vorming van 227 groepen nul. Tot en met 2015 groeide de relatie tussen peuterspeelzalen en basisscholen aanzienlijk en dat vormde een kwaliteitsimpuls. In 2016 is de situatie voor wat betreft groepen nul aanzienlijk gewijzigd: er zijn in 2016 groepen nul nieuwe stijl gevormd. In totaal waren er per oktober groepen nul nieuwe stijl; 414 op 162 voorheen peuterspeelzalen en 102 op 45 kinderdagverblijflocaties; peuterspeelzalen en kinderdagverblijven werden in 2015 bestuurd door meer dan honderd bevoegde gezagen (houders). In het primair onderwijs gaat het om twintig schoolbesturen; 65% van de houders van peuterspeelzalen voerde in 2015 op één of meerdere locaties vve uit, en dit gold voor 24% van de houders van kinderdagverblijven; 73% van de tweejarigen en 90% van de driejarigen bezocht in 2015 een voorschoolse voorziening; van de doelgroeppeuters in de bevolking volgde in % tweejarigen en 68% driejarigen vve; over-all waren ouders in 2016 redelijk tevreden over de vve-instelling van hun kind. De ouders waren gemiddeld genomen het meest tevreden over de samenwerking en het contact tussen hen en de groepsleiders. Het minst waren zij tevreden over de gegeven informatie en de gesprekken over het kiezen van een basisschool. 8

9 2.1 Peuters en kleuters Tabel 1 en 2 brengen meerjarig het aantal peuters en kleuters in Rotterdam in beeld. Daarbij is het aandeel doelgroeppeuters en doelgroepkleuters gespecificeerd. Wie wel en geen doelgroeppeuter is, is met ingang van 2015 opnieuw gedefinieerd. Vóór 2015 luidde de definitie van een doelgroeppeuter; een kind waarvan ten minste één ouder in een niet-westers land geboren was of waarvan één ouder een laag opleidingsniveau had van maximaal twee jaar lbo/vbo. Tabel 1 is gebaseerd op deze oude definitie. Dit geldt voor alle tabellen waar sprake is van doelgroeppeuters, tenzij anders vermeld. Met ingang van 2015 is de doelgroepdefinitie voor peuters gewijzigd. Sindsdien is sprake van een doelgroeppeuter als een kind tussen 14 en 24 maanden oud op consult is verschenen 3 ) bij het CJG en de thuistaal van het kind niet de Nederlandse taal is, of beide ouders of verzorgers, of de ouder of verzorger die met de dagelijkse zorg is belast, een opleidingsniveau heeft van maximaal lbo/vbo, praktijkonderwijs of vmbo basis- of kaderberoepsgerichte leerweg. Het CJG heeft vastgesteld (zie pagina 18) dat het volgens deze nieuwe definitie gaat om ongeveer 30% doelgroeppeuters in de bevolking. Uitgaande van tabel 1 zou het in 2015 om zo n peuters gaan. 2 jarigen in de bevolking waarvan behorend tot de doelgroep % doelgroeppeuters in de bevolking 61% 61% 58% 56% 53% 3 jarigen in de bevolking waarvan behorend tot de doelgroep % doelgroeppeuters in de bevolking 63% 61% 58% 56% 55% 2 en 3 jarigen in de bevolking waarvan behorend tot de doelgroep % doelgroeppeuters in de bevolking 62% 61% 58% 56% 54% Tabel 1: Aantal peuters in de Rotterdamse bevolking per 1 oktober van ieder kalenderjaar. En het aandeel doelgroep-peuters volgens de oude definitie. Bron: Feitenkaart vve-monitor Rotterdam Gemeente Rotterdam. April Het Rijk definieert de doelgroep van onderwijsachterstandenbestrijding in het basisonderwijs anders dan bij peuters. De thuistaal is bij de doelgroepbepaling in het basisonderwijs geen criterium 4, maar wel het opleidingsniveau. Kleuters behoren tot de doelgroep van onderwijsachterstandenbestrijding als één of beide ouders laag opgeleid zijn. De doelgroepdefinitie voor het basisonderwijs leidt tot de volgende tabel voor de kleuters op Rotterdamse basisscholen. In de kolom 2015 zijn voorlopige cijfers zijn opgenomen. Het aantal peuters in de bevolking was de afgelopen jaren nagenoeg constant; het aantal kleuters op de basisscholen nam toe. Het aantal doelgroeppeuters en doelgroepkleuters daalde in dezelfde periode. 3 In de uitvoeringspraktijk wordt geïndiceerd bij 14 of 24 maanden. 4 CITO heeft er bij de ontwikkeling van de Taaltoets voor Peuters mee rekening gehouden dat in stedelijke gebieden zo n 10-12% van de gezinnen met peuters, de thuistaal geen Nederlands is. Bron: Wetenschappelijke verantwoording van de toets Taal voor peuters uit het Cito Volgsysteem jonge kind. CITO,

10 jarigen op Rotterdamse basisscholen waarvan één of beide ouders laag opgeleid zijn % doelgroepkleuters i.h.k.v. achterstandsbestrijding 23% 21% 21% 18% 16% 5 jarigen op Rotterdamse basisscholen waarvan één of beide ouders laag opgeleid zijn % doelgroepkleuters i.h.k.v. achterstandsbestrijding 25% 23% 21% 20% 17% 4 en 5 jarigen op Rotterdamse basisscholen waarvan één of beide ouders laag opgeleid zijn % doelgroepkleuters i.h.k.v. achterstandsbestrijding 24% 22% 21% 19% 16% Tabel 2: Aantal kleuters op Rotterdamse basisscholen per 1 oktober van ieder jaar. En het aandeel doelgroepkleuters volgens de gewichtenregeling. Bron: Leerlingen bo naar gewicht en leeftijd. DUO Open Onderwijsdata. De daling van het aantal doelgroepkinderen verklaart het ministerie van OCW uit het feit dat het opleidingsniveau van ouders stijgt 5, ofwel uit het feit dat het aandeel lagere opleidingsniveaus in de bevolking daalt. Ook Rotterdamse cijfers laten een daling 6 zien. Zie tabel 3. Het percentage laag opgeleid deel van de beroepsbevolking is in Rotterdam gedaald. Laag opgeleid wil in dit geval zeggen dat onderwijs is genoten op maximaal het niveau van basisonderwijs, het vmbo of de eerste drie leerjaren van havo/vwo of de assistentenopleiding (mbo-1). Beroepsbevolking van 25 tot 45 jaar waarvan laag opgeleid % laag opgeleid 28% 27% 23% 23% 22% Tabel 3: Laag opgeleide Rotterdamse beroepsbevolking als percentage van de beroepsbevolking. Bron: Arbeidsdeelname; regionale indeling 2015 en CBS. Statline. De drie doelgroepbenaderingen naast elkaar in beeld gebracht maakt de dalende trends zichtbaar. Bovendien blijkt dat het percentage doelgroeppeuters in de Rotterdamse bevolking volgens de oude definitie meer dan drie maal het percentage doelgroepkleuters in het basisonderwijs is. Ook met de nieuwe definitie blijft het percentage doelgroeppeuters (+ 30%) in 2015 bijna twee keer zo hoog in vergelijking tot het percentage doelgroepkleuters. 5 Brief aan de 2e kamer over bekostigingssystematiek gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid. Ministerie van OCW. November De abrupte daling tussen 2012 en 2013, van naar laag opgeleiden, kan verklaard worden uit een gewijzigde meetmethode van het CBS. 10

11 2.2 Voor- en vroegschoolse voorzieningen Om peuters en kleuters en hun ouders te ondersteunen zijn voor- en vroegschoolse voorzieningen nodig. Voorschoolse voorzieningen zijn hierbij peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, ongeacht of zij een vve-programma uitvoeren. Vroegschoolse voorzieningen zijn basisscholen, in het bijzonder de groepen 1 en 2. De volgende tabel brengt het aantal voorschoolse locaties en vroegschoolse voorzieningen (hoofdvestigingen) in Rotterdam meerjarig in beeld. Gespecificeerd is hoeveel van deze voorzieningen een vve-programma uitvoeren. Voorschoolse voorzieningen: peuterspeelzalen aantal locaties waarvan vve-locatie % vve-locaties 93% 91% 91% 89% 88% 0% kinderdagverblijven aantal locaties waarvan vve-locatie % vve-locaties 43% 39% 26% 25% 26% 66% kinderdagverblijven en peuterspeelzalen aantal locaties waarvan vve-locatie % vve-locaties 67% 65% 59% 58% 57% 64% Vroegschoolse voorzieningen: basisscholen aantal hoofd en nevenvestigingen waarvan vve-locatie (verbonden aan nog groepen nul) onbe- % vve-locaties - 27% 51% 53% 76% kend Tabel 4: Voor- en vroegschoolse voorzieningen, gespecificeerd qua vve-voorzieningen, per 1 oktober. Bronnen: - Feitenkaart vve-monitor Rotterdam Gemeente Rotterdam. April Staat van het Rotterdams Onderwijs, Gemeente Rotterdam. December G4-net voor wat betreft hoofd- en nevenvestigingen in het basisonderwijs, cluster MO - Subsidiebestanden 2012 t/m Gemeente Rotterdam, cluster MO. - LRKP v.w.b. locaties In 2016 daalde het aantal peuterspeelzalen en steeg het aantal kinderdagverblijven zeer sterk. In 2016 werden nagenoeg alle peuterspeelzalen kinderdagverblijven. Deze omzetting maakte deel uit van het harmonisatieproces dat in maart 2016 is ingezet. Zie pagina

12 Het aantal voorschoolse voorzieningen met en zonder vve-programma nam in de loop van de jaren af. Het aantal vroegschoolse voorzieningen dat een vve-programma uitvoerde steeg daarentegen, hoewel het aantal basisscholen afnam. De terugloop van voorschoolse voorzieningen houdt verband met de recessie: ouders raakten werkloos en hadden minder behoefte aan kinderopvang of konden dit niet betalen. Dat laatste komt ook doordat mensen bij werkloosheid geen aanspraak meer kunnen maken op kinderopvangtoeslag van het Rijk. De kinderopvangtoeslag van het Rijk voor werkende ouders werd minder. In 2008 kregen ouders gemiddeld 81 procent van de kinderopvangkosten vergoed. In 2013 was dat gedaald tot 63 procent. 7 De toename van het aantal vroegscholen is het gevolg van de introductie van groep nul in 2011 en de uitbouw daarvan in 2012 en daarna. De terugloop tussen 2013 en 2015 in het aantal toeslagen dat ouders ontvingen voor in Rotterdam woonachtige nul- tot vierjarigen, is weergegeven in tabel 5. Over andere jaren zijn nog geen gegevens beschikbaar. 0 tot 4 jarigen totaal woonachtig in Rotterdam aantal kinderen in kinderdagverblijven waarvoor kinderopvangtoeslag is verstrekt % kinderen in kinderdagverblijven waarvoor kinderopvangtoeslag is verstrekt t.o.v. de bevolking 32% 30% 30% aantal uren waarvoor kinderopvangtoeslag is verstrekt voor kinderen in kinderdagverblijven gemiddeld aantal uren waarvoor per kind in kinderdagverblijven kinderopvangtoeslag is verstrelt Tabel 5: Nul tot vierjargen in kinderdagverblijven waarvoor kinderopvangtoeslag is verstrekt. Bronnen: - Bevolking; geslacht, leeftijd, burgerlijke staat en regio, per 1 januari. CBS. Statline. - CBS-statistiek gemaakt in opdracht van de Vereniging voor Statistiek en Onderzoek (VSO) voor wat betreft KOTgerechtigden. Uit tabel 4 blijkt dat het bij de daling van vve-locaties vooral ging om kinderdagverblijven. Het aantal vve-peuterspeelzaallocaties daalde veel minder. In tabel 7 is te zien dat tegelijkertijd het aantal groepen nul 8 sterk steeg en daarmee ook het aantal vroegschoolse voorzieningen dat een vve-programma uitvoerde in samenwerking met voorschoolse voorzieningen. Hun aantal is sterk gestegen als gevolg van gericht beleid om de samenwerking tussen peuterspeelzalen en basisscholen via groepen nul te bevorderen. Vanaf 2011 zijn systematisch meer peuterspeelzalen onder aansturing van de basisschool gebracht. In 2016 is de situatie voor de groepen nul aanzienlijk gewijzigd: er zijn in 2016 groepen nulnieuwe-stijl gevormd. In totaal waren er per oktober groepen nul nieuwe stijl; 414 op 162 voorheen peuterspeelzalen en 102 op 45 kinderdagverblijflocaties. De verschillen zijn als volgt te systematiseren: 7 Daling kinderopvang zet door. FNV Zorg en Welzijn. Februari Groep nul verschilt in een aantal opzichten van een voorschool. Groep nul is een samenwerking tussen peuterspeelzaal en basisschool en valt onder de pedagogische aansturing van de basisschool. Op die manier wordt de doorgaande leerlijn en zorg bij de overstap van groep nul naar groep 1 gegarandeerd. Er is verder een actief ouderprogramma. Peuters gaan bovendien 5 dagdelen per week (12,5 uur) naar een groep nul. Voor de groep staan twee pedagogisch medewerkers, waarvan er één hbo-geschoold is. 12

13 voorbehouden duur vve-programma plaatsing ouderbijdrage Groepen Nul ongeveer de helft van peuterspeelzalen 15 uur per week (inclusief halen en brengen) verdeeld over 5 dagdelen v.w.b. doelgroeppeuters conform plaatsingsbeleid van de locatie / instelling - 0,21 per uur voor doelgroeppeuters; - voor niet-doelgroeppeuters bepaald door instelling Groepen nul nieuwe stijl alle kinderdagverblijven die daarvoor in aanmerking willen komen, waaronder voorheen peuterspeelzalen V.w.b. doelgroeppeuters: - 12 uur in kinderdagverblijven die met dagdelen werken, verdeeld over minimaal 3 dagdelen, 40 weken per jaar (voorheen peuterspeelzalen) - 10 uur in kinderdagverblijven, verdeeld over meerdere dagen, 50 weken per jaar conform voorrangsregels inkomensafhankelijke bijdrage voor alle peuters; doelgroeppeuters krijgen zes uur gratis, mits zij minimaal 12 uur komen. inzet hbo'ers tenminste 1 hbo er (in opleiding) op de groep tenminste 1 hbo er (in opleiding) op de groep en/of begeleiding van een hbocoach voor minimaal 4 uur per groep per week subsidienemer aansturing schoolbestuur directie basisschool bestuur van een kinderdagverblijf - afspraken moeten in het kader van de doorgaande leerlijn nog worden gemaakt; - vooralsnog locatiemanager kinderdagverblijf Tabel 6: Belangrijkste verschillen tussen groepen nul en groepen nul nieuwe stijl. Bronnen: - Beleidsregel Onderwijs Rotterdam Gemeente Rotterdam. Februari Implementatieplan Harmonisatie Voorschoolse Voorzieningen met vve. Naar een groep nul nieuwe stijl. Gemeente Rotterdam. Mei In tabel 7 gaat het uitsluitend over groepen nul Aantal officiële groepen nul Aantal vve-groepen dat voldoet aan de voorwaarden groep nul Totaal aantal groepen nul Tabel 7: Aantal groepen nul per 1 oktober. Bronnen: - Staat van het Rotterdams Onderwijs, 2011, 2012, 2013, 2014 en De handen op elkaar. Kwalitatieve monitoring van Groep Nul. Bazalt / HCO

14 De daling van het aantal peuterspeelzalen en kinderdagverblijven weerspiegelt zich ook in een afnemend aantal kindplaatsen in Rotterdam en de verdwijning van werkgelegenheid in deze sector 9. Onder het aantal kindplaatsen per organisatie wordt verstaan het aantal plaatsen dat gedurende de openstelling van de organisatie beschikbaar is voor kinderopvang. In tabel 8 zijn die aantallen voor Rotterdam getotaliseerd. In die tabel is ook te zien hoe kleinschalig peuterspeelzalen en kinderdagverblijven gemiddeld genomen georganiseerd zijn. Dit geldt ook landelijk. Landelijk lag het gemiddelde voor peuterspeelzalen in 2013 op 22 kindplaatsen per locatie 10 en voor kinderdagverblijven in 2012 op 36 kindplaatsen 11. Zoals gezegd, werden veel peuterspeelzalen in 2016 omgezet naar kinderdagverblijven. Dit verklaart de sterke daling van het aantal kindplaatsen in de peuterspeelzalen en de toename in de kinderdagverblijven Aantal kindplaatsen op peuterspeelzalen n.g.* Aantal kindplaatsen op kinderdagverblijven Totaal aantal kindplaatsen Gemiddeld aantal kindplaatsen per peuterspeelzaal Gemiddeld aantal kindplaatsen per kinderdagverblijf Gemiddeld aantal kindplaatsen per voorschoolse voorziening Tabel 8: (Gemiddeld) aantal kindplaatsen op peuterspeelzalen en kinderdagverblijven in Rotterdam, per 1 oktober van ieder kalenderjaar. * n.g. niet geregistreerd Bron: LRKP per 1 oktober 2011, 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016 Rotterdam telt meer dan honderd houders van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Meestal vormen zij het bevoegd gezag van slechts één of enkele locaties. 20% van de houders (21) beheerde in % van de in totaal 362 locaties van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Dat peuterspeelzalen en kinderdagverblijven relatief kleinschalig zijn georganiseerd geldt ook voor het merendeel van de bevoegde gezagsorganen van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. In de kinderopvang worden zij houders genoemd. Rotterdam telt veel houders die één of slechts enkele kinderdagverblijven of peuterspeelzalen in stand houden; zie tabel 9 12,13. Vaak betekent dit ook dat die kleine houders komen en gaan. 9 Het sectorplan Kinderopvang Rotterdam Rijnmond, spreekt van het verlies van 300 arbeidsplaatsen in de regio in deze periode. Dit zou 10% zijn van het aantal fte in Volgens indicatieve prognoses zou het overschot aan werkzoekenden versus werkenden in de kinderopvang in Rotterdam-Rijnmond oplopen tot maar liefst werknemers. 10 Peuterspeelzaalwerk NL: Facts & Figures Feitenonderzoek ter voorbereiding op een betere basis voor peuters, Buitenhek Management & Consult. Juni Wachtlijsten en wachttijden kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang - 7e meting. B&A In tabel 8 zijn geen gegevens met betrekking tot 2011 opgenomen, omdat peuterspeelzalen in 2011 nog niet werden geregistreerd in het LRKP en de kolom voor 2011 derhalve niet viel te vullen. 13 Opgemerkt moet worden dat er vaak sprake is van personele unies tussen houders. Of te wel dezelfde personen staan aan het hoofd van verschillende rechtspersonen die optreden als houder. Dit betekent voor het uitlezen van de volgende tabel, dat het zeker zo is, dat dezelfde personen meer peuterspeelzalen en tegelijk kinderdagverblijven in stand houden, dan het aantal dat in de tabel op de derde rij is genoemd. 14

15 Houders met - enkel peuterspeelzalen - enkel kinderdagverblijven - peuterspeelzalen en kinderdagverblijven Totaal aantal houders % houders met 1 lokatie 56% 53% 60% 62% 63% % houders met 2-6 lokaties 31% 32% 30% 26% 26% % houders met 6-11 lokaties 6% 7% 4% 7% 6% % houders met lokaties 2% 4% 5% 2% 3% % houders met lokaties 3% 2% 0% 2% 1% % houders met lokaties 1% 1% 0% 0% 0% % houders met lokaties 2% 1% 1% 1% 2% % houders met > 75 lokaties 0% 0% 1% 1% 0% 100% 100% 100% 100% 100% Tabel 9: Houders van peuterspeelzalen en/of kinderdagverblijven en het aantal locaties die zij in stand houden. Bron: LRKP per 1 oktober 2012, 2013, 2014, 2015 en Twintig van de 87 houders (24%) van kinderdagverblijven voerden per oktober 2015 vve uit op één of meer locaties. Vijftien van de 23 houders (65%) van peuterspeelzalen voerden per oktober 2015 vve uit op één of meer locaties. Vooral de kleine houders boden in de periode 2015 tot 2016 geen vve aan. Het harmonisatieproces, zie pagina 32, dat in 2016 startte, bracht niet zozeer een verandering aan in het aantal locaties per houder, maar in het aantal kinderdagverblijven dat onder de houders valt. Immers, peuterspeelzalen werden omgezet in kinderdagverblijven. De veelheid aan houders betekent op gebieds- en buurtniveau dat er vaak meer kinderopvangorganisaties naast elkaar kinderopvang aanbieden. Per 1 oktober 2015 telde Rotterdam 218 basisschoollocaties. Op 136 locaties waren één of meerdere voorschoolse voorzieningen gevestigd, waaronder twintig kinderdagverblijven en 128 peuterspeelzalen. In een kaartje is de geografische spreiding afgebeeld van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven in Rotterdam: Figuur 1: Spreiding van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven in Rotterdam per oktober Bron: LRKP, bewerking gemeente Rotterdam. 15

16 Bereik van (doelgroep)peuters en kleuters In de volgende tabel is het bereik van de voorschoolse voorzieningen voor twee- en driejarigen weergegeven. De peuters die buiten Rotterdam wonen, zijn buiten beschouwing gelaten. In 2015 kregen op peuterspeelzalen die vve verzorgden 143 peuters begeleiding die niet in Rotterdam woonden. Op kinderdagverblijven die vve verzorgden waren dit er jarigen aantal peuters in de bevolking aantal peuters op voorschoolse voorzieningen percentage peuters op voorschoolse voorzieningen 83% 79% 76% 71% 73% 3-jarigen aantal peuters in de bevolking aantal peuters op voorschoolse voorzieningen percentage peuters op voorschoolse voorzieningen 94% 91% 93% 89% 90% 2- en 3-jarigen aantal peuters in de bevolking aantal peuters op voorschoolse voorzieningen percentage peuters op voorschoolse voorzieningen 88% 85% 85% 80% 82% Tabel 10: Het bereik van de voorschoolse voorzieningen voor wat betreft 2- en 3-jarigen, per 1 oktober van ieder jaar. Bron: Feitenkaart vve-monitor Rotterdam Gemeente Rotterdam. April Het bereik van peuters door voorschoolse voorzieningen is afgenomen. Voor de oorzaak is hiervoor al verwezen naar de recessie. Zie pagina 12. Rotterdam streeft er bovenal naar het bereik van doelgroeppeuters met een vve-programma te vergroten. Daartoe heeft Rotterdam met het Rijk bestuursafspraken 14 gemaakt. De volgende indicator is in het Rotterdams Onderwijsbeleid Leren Loont! opgenomen: Indicator: Vergroten van het bereik. Het percentage driejarige Rotterdamse doelgroepkinderen dat een vve-programma volgt 2013 = 67%. Gestreefd wordt naar 100% bereik; in 2018 wordt 80% bereikt. 15 Uit onderstaande tabel blijkt, uitgaande van de oude doelgroepdefinitie, dat het bereik van driejarige doelgroeppeuters de afgelopen vijf jaar stabiel bleef rond 68%. Dat kwam mede doordat in Rotterdam relatief veel werkende ouders hun kind naar de veel goedkopere peuterspeelzaal brachten. Daardoor ontstonden er wachtlijsten, ook voor doelgroeppeuters. (voor wachtlijsten zie pagina 18 en 19) 14 Bestuursafspraken G4/G33 - Rijk. Effecftief benutten van vve en extra leertijd. Voor jonge kinderen. Maart N.B. Uit tabel 11 blijkt dat het percentage driejarige Rotterdamse doelgroeppeuters dat een vve-programma volgt in % was en niet 67% zoals in Leren Loont! is opgenomen. 16

17 jarigen aantal doelgroeppeuters in de bevolking aantal doelgroeppeuters op vve-locaties percentage doelgroeppeuters op vve-locaties 57% 51% 49% 48% 51% 3-jarigen aantal doelgroeppeuters in de bevolking aantal doelgroeppeuters op vve-locaties percentage doelgroeppeuters op vve-locaties 69% 67% 68% 68% 68% 2- en 3-jarigen aantal doelgroeppeuters in de bevolking aantal doelgroeppeuters op vve-locaties percentage doelgroeppeuters op vve-locaties 63% 59% 58% 58% 60% Tabel 11: Het bereik van doelgroeppeuters door vve-locaties, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, per 1 oktober van ieder jaar. Bron: Feitenkaart vve-monitor Rotterdam Gemeente Rotterdam. April Verder blijkt dat het bereik van driejarige doelgroeppeuters door vve-locaties hoger is dan het bereik van tweejarige doelgroeppeuters. Dit komt vooral door de wachtlijsten bij peuterspeelzalen: voor jonge peuters is niet meteen plek. Eenzelfde verschil in deelname-percentage tussen twee- en driejarigen is niet te zien op niet-vve locaties (zie tabel 12), veelal kinderdagverblijven (zie tabel 4), omdat daar nauwelijks wachtlijsten zijn. Het aantal doelgroeppeuters dat niet-vve-locaties opvingen was aanzienlijk minder dan op vve-locaties. Dit kwam door het gevoerde beleid: het CJG leidde doelgroeppeuters bij voorkeur door naar voorzieningen die een vve-programma uitvoeren, en dat waren vooral peuterspeelzalen. 2-jarigen aantal doelgroeppeuters in de bevolking aantal doelgroeppeuters op niet-vve-locaties percentage doelgroeppeuters op niet vve-locaties 16% 13% 18% 15% 14% 3-jarigen aantal doelgroeppeuters in de bevolking aantal doelgroeppeuters op niet vve-locaties percentage doelgroeppeuters op niet vve-locaties 15% 13% 18% 15% 14% 17

18 en 3-jarigen aantal doelgroeppeuters in de bevolking aantal doelgroeppeuters op niet-vve-locaties percentage doelgroeppeuters op niet-vve-locaties 16% 13% 18% 15% 14% Tabel 12: Het bereik van doelgroeppeuters door niet-vve-locaties, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, per 1 oktober van ieder jaar. Bron: Feitenkaart vve-monitor Rotterdam Gemeente Rotterdam. April De volgende tabel maakt duidelijk dat peuterspeelzalen aanzienlijk meer doelgroeppeuters bereiken dan kinderdagverblijven. Daarmee is er sprake van segregatie. peuterspeelzalen aantal 2- en 3 jarigen waarvan het aantal doelgroeppeuters % doelgroeppeuters 72% 71% 70% 67% 65% kinderdagverblijven aantal 2- en 3 jarigen waarvan het aantal doelgroeppeuters % doelgroeppeuters 41% 32% 31% 29% 25% verschil in percentage doelgroeppeuters 31% 39% 39% 38% 40% Tabel 13: Het bereik van doelgroeppeuters door niet-vve-locaties, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, per 1 oktober van ieder jaar. Bron: Feitenkaart vve-monitor Rotterdam Gemeente Rotterdam. April Sinds september 2012 is het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) verantwoordelijk voor de toeleiding van peuters naar voorschoolse voorzieningen met een vve-programma. De artsen van het CJG voeren sinds 1 maart 2015 de doelgroep-indicering uit volgens de nieuwe doelgroepdefinitie bij het 14- en 24 maandenconsult 16. De ouder of verzorger van een doelgroeppeuter krijgt na indicering een doorverwijzing naar een peuterconsulent als de peuter nog niet is ingeschreven op een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf dat een vve-programma uitvoert. De peuterconsulent informeert, motiveert en geeft de ouder of verzorger het dringende advies het kind op een vve-locatie te plaatsen. Indien gewenst assisteert de peuterconsulent de ouder of verzorger bij de inschrijving. De toeleiding naar de voorschoolse educatie binnen het CJG krijgt ondersteuning van 22 peuterconsulenten op de verschillende locaties van het CJG in Rotterdam. In totaal gaf het CJG van 1 september 2015 tot 1 september indicaties af. Dat is 30% van het totaal aantal peuters dat op consult is geweest. In 2009 vond voor het eerst onderzoek 17 plaats naar de wachtlijsten in de kinderopvang. De conclusie was dat er minimaal en maximaal peuters op de wachtlijsten stonden van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven in Rotterdam, ongeacht of zij een vve-programma uitvoerden. Sinds 2012 wordt jaarlijks nog alleen de omvang gemeten van de wachtlijsten op peuterspeelzalen en kinderdagverblijven die een vve-programma uitvoeren In de uitvoeringspraktijk wordt geïndiceerd bij 14 of 24 maanden. 17 Inventarisatie wachtlijsten kinderopvang Rotterdam, SoZaWe, 2009.

19 telling per oktober jaar 3 jaar Totaal 2 jaar 3 jaar Totaal 2 jaar 3 jaar Totaal 2 jaar 3 jaar Totaal Buiten Rotterdam Rotterdam Centrum Delfshaven Overschie Noord Hillegersberg-Schiebroek Kralingen-Crooswijk Feijenoord IJsselmonde Pernis Prins Alexander Charlois Hoogvliet Hoek van Holland Rozenburg Totaal postcode onbekend Totaal op wachtlijst De wachtlijsten van totaal peuters in 2015 waren door heel de stad verspreid, vooral bij de vve-peuterspeelzalen en nauwelijks bij de vve-kinderdagverblijven. Op peildatum 12 oktober 2015 hadden 129 van de 163 vve-peuterspeelzalen (79%) een wachtlijst voor tweeen driejarigen. Het gaat dan om twee- en driejarigen (751 tweejarigen, 250 driejarigen). Vier van de 49 vve-kinderdagverblijven (8%) hadden een wachtlijst: het gaat dan om 17 twee- en driejarigen (11 tweejarigen, 6 driejarigen). Kleuters Peuters mogen op de leeftijd van vier jaar naar de basisschool. Niet alle vierjarigen doen dat direct. Pas als zij vijf jaar worden verplicht de leerplichtwet dat zij naar school gaan. Onderstaande tabel brengt in beeld hoeveel vierjarigen tussen 1 augustus en 1 juni van het schooljaar niet naar school gingen, terwijl zij wel in die periode vier jaar werden. De periode 1 juni 1 augustus, de vakantieperiode en enige tijd daarvoor, is buiten beschouwing gelaten, omdat het vaak voorkomt, dat peuters dan pas in het nieuwe schooljaar naar school gaan Aantal Rotterdamse peuters die in het schooljaar 4 jaar werden Aantal 4-jarigen die in dat schooljaar niet naar school gingen. Tabel 14: Het aantal 2- en 3-jarigen op wachtlijsten in vve-peuterspeelzalen en vve-kinderdagverblijven in Rotterdam per oktober, per jaar Percentage 4-jarigen die in dat schooljaar niet naar school gingen. Bron: Feitenkaarten Vve-monitor Rotterdam, 2012, 2013, 2014 en Gemeente Rotterdam. 8,3% 7,5% 6,3% 5,4% 5,3% 5,0% Tabel 15: Vierjarigen die tussen 1 augustus en 1 juni van het schooljaar niet naar school gingen in dat schooljaar, terwijl zij wel in die periode 4 jaar werden. Bron: Leerling Basis Administratie (LBA) Gemeente Rotterdam. 19

20 2.3 Kwaliteit voor- en vroegschoolse voorzieningen Rotterdam streeft ernaar de kwaliteit van de kinderopvang te vergroten, in het bijzonder van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven die in samenhang met vroegscholen een vve-programma uitvoeren. De kwaliteit van de voorzieningen heeft betrekking op een groot aantal indicatoren. In deze paragraaf is kwaliteit opgedeeld in de volgende elementen: Voldoen aan wet- en regelgeving en normen van de Inspectie van het Onderwijs; Vve-basiscondities Kwaliteit van de pedagogisch medewerkers en coaches Opbrengstgericht werken en resultaten Ouders Zorg Groepen nul als kwaliteitsimpuls Lekker Fit Voldoen aan wet- en regelgeving en normen Inspectie De wet- en regelgeving houdt de gemeenten verantwoordelijk voor het eerstelijns toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang 18. In opdracht van de gemeente inspecteert de GGD jaarlijks de kinderopvanginstellingen. In dit verband omvat de kinderopvang de volgende voorzieningen: kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus, peuterspeelzalen en voorziening gastouders. De inspectie inspecteert intensiever bij locaties waarover zorgen zijn. De Inspectie van het Onderwijs doet conform wet- en regelgeving 19 het tweedelijnsonderzoek. Zij doet dit tweejaarlijks aan de hand van de kwaliteitsvoorwaarden van de voorschoolse educatie in peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, bedoeld in de bij of volgens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen vastgestelde bepalingen 20 omtrent: a) de basisvoorwaarden voor voorschoolse educatie; b) het informeren van ouders en ouderbetrokkenheid; c) de kwaliteit van de educatie; d) ontwikkeling, zorg en begeleiding van de kinderen; e) kwaliteitszorg; f) de doorgaande lijn tussen voor- en vroegschoolse educatie. Vanaf 2011 beoordeelde de Inspectie de verschillende domeinen van dat beleid met een cijfer van 1 t/m 4. Zie de volgende tabel, waarbij de betekenis van die waarderingscijfers is toegelicht. 18 Beleidsregels toezichtkader uitvoering Wet Kinderopvang. Overheid. 19 Beleidsregels toezichtkader uitvoering Wet Kinderopvang. Overheid. 20 Toezichtskader. Uitvoering gemeentelijk toezicht in het kader van de wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Inspectie van het Onderwijs. Februari

21 Beoordeling in Beoordeelde domeinen van het gemeentelijk vve-beleid Rotterdam Den Haag A dam Utrecht Definitie doelgroepkind Bereik Toeleiding Ouders Integraal VVE-programma Externe zorg Interne kwaliteitszorg Doorgaande lijn Resultaten VVE-coördinatie en evaluatie op gemeentelijk niveau Systematische evaluatie en verbetering van VVE op gemeentelijk niveau Gemeentelijk subsidiekader = Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig. 2 = Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn nodig. 3 = Voldoende. 4 = Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen. Tabel 16: De beoordeling van het gemeentelijk vve-beleid door de inspectie van het onderwijs. Bronnen: - VVE in Rotterdam. De kwaliteit op gemeenteniveau (in 2011). Inspectie van het Onderiwjs. Maart De kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Rotterdam in Inspectie van het Onderwijs. Juni De kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Rotterdam in Inspectie van het Onderwijs. Juli VVE in Rotterdam. De kwaliteit op gemeenteniveau (in 2011). Inspectie van het Onderiwjs. Maart De kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Rotterdam in Inspectie van het Onderwijs. Juni De kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Rotterdam in Inspectie van het Onderwijs. Juli Deze uitslagen zijn voor Rotterdam van groot belang, gezien de opname van de volgende indicator in het Rotterdams Onderwijsbeleid Leren Loont! : Indicator: Voldaan wordt aan de kwaliteitsindicatoren van de Inspectie van het Onderwijs. Vooral tussen 2013 en 2015 is op diverse domeinen de kwaliteit van het beleid verbeterd en beoordeelde de Inspectie van het Onderwijs deze met een voldoende of meer dan voldoende, met uitzondering van de domeinen bereik en ouders : het bereik van doelgroeppeuters was in 2015 niet optimaal, gelet op het feit dat er ruim peuters op een wachtlijst voor een peuterspeelzaal stonden 21 ; de gemeente vraagt van voor- en vroegscholen dat zij op basis van een analyse ouderbeleid ontwikkelen en uitvoeren, maar de gemeente heeft zelf geen analyse uitgevoerd en daarop dus ook geen beleid gebaseerd. Om die reden beoordeelde de Inspectie van het Onderwijs dit onderdeel als enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn nodig. 21 Kanttekening: bij een doelgroep-percentage van 54% doelgroeppeuters in de bevolking en peuters op de wachtlijst, staan waarschijnlijk 54% (tabel 1) van doelgroeppeuters (tabel 14) op die wachtlijst. En dat komt neer op 550 doelgroeppeuters. Bij een totaal van doelgroeppeuters in de bevolking (tabel 1) komt dit neer op 7% van de doelgroep-populatie die op een wachtlijst staat. Dit percentage was in 2013 nagenoeg gelijk. 21

22 De Inspectie van het Onderwijs onderzocht vanaf 2013 ook de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie. Dit gebeurde steekproefsgewijs en via een enquête onder alle voor- en vroegschoolse voorzieningen die vve uitvoerden. Dit heeft geleid tot de volgende gemiddeld behaalde resultaten: voorscholen vroegscholen Beoordeelde domeinen bij voor-en vroegschoolse voorzieningen n = 39 n = 16 n= 18 n = 9 Condities 2,8 2,9 2,9 2,6 Ouders 2,5 2,8 2,6 2,7 Kwaliteit van de uitvoering van vve 2,7 2,9 2,8 3,0 Ontwikkeling, begeleiding en zorg en externe zorg 2,6 2,8 2,8 3,1 Kwaliteitszorg binnen de voor- en vroegschool 2,4 2,8 2,5 3,0 Doorgaande lijn 2,7 2,8 2,8 2,8 Resultaten van vve 3,0 3,0 2,8 3,0 Gemiddelde waardering 2,7 2,9 2,8 2,9 1 = Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig. 2 = Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn nodig. 3 = Voldoende. 4 = Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen. Tabel 17: De beoordeling van de vve-aanpak op voor- en vroegscholen in Rotterdam door de inspectie van het onderwijs. Bronnen: - De kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Rotterdam in 2013, tabellen-bijlage. Inspectie van het Onderwijs. Bewerking gemeente Rotterdam. - De kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Rotterdam in schooljaar , tabellen-bijlage. Inspectie van het Onderwijs. Bewerking gemeente Rotterdam. Met uitzondering van het domein Condities vormen alle domeinen tevens de afgesproken indicatoren in het kader van het Rotterdams Onderwijsbeleid Leren Loont! De indicator educatief handelen is door de inspectie van het Onderwijs ondergebracht bij het domein Kwaliteit van de uitvoering van vve en het domein Doorgaande lijn. De Inspectie van het Onderwijs signaleerde in 2016: een kwaliteitsverbetering ten opzichte van ; een verdiepte samenwerking tussen gemeente en instellingen en schoolbesturen; een verdere uitwerking van succesfactoren van groepen nul. De inspectie vroeg aandacht voor: inrichting van de ruimte: aantrekkelijke, uitdagende ruimten die spel en taal uitlokken; inrichting van een goede en effectieve zorgstructuur waarbij voorscholen kunnen profiteren van de aanpak in vroegscholen; versterking van het pedagogisch handelen, waarbij voorscholen kunnen profiteren van de aanpak in vroegscholen; planmatige manier van evaluatie, hieraan conclusies verbinden en vervolgens passende verbeterplannen opstellen in voorscholen. 22

23 In het vervolg van deze paragraaf staan maatregelen beschreven die in de loop van de tijd zijn genomen. Een aantal van deze maatregelen is versterkt vanuit het sectorplan Kinderopvang Rotterdam-Rijnmond. 22,23. Waar dit het geval is, is dit aangegeven. Bovendien staat, voor zover beschikbaar, het oordeel vermeld van de Inspectie van het Onderwijs. Vve-basiscondities Het gebruik van vve-programma s In Rotterdam geldt tot op heden dat de voor- en vroegscholen die vve uitvoeren, verplicht werken met een door het Nederlands Jeugdinstituut goedgekeurd vve-programma. Alleen zo kunnen ze voor subsidie in aanmerking komen. Per 2015 voldeden nagenoeg alle locaties hieraan, aldus de Inspectie van het Onderwijs 24. Voldoende begeleidingstijd voor doelgroeppeuters en een dubbele bezetting Voor- en vroegschoolse educatie omvat conform wet- en regelgeving per week ten minste vier dagdelen van minimaal 2,5 uur of per week minimaal 10 uur aan activiteiten met een gerichte sturing op de ontwikkeling van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling 25. Daarbij moet sprake zijn van een dubbele bezetting per groep, of, in de vroegscholen, van kleinere groepen. Alle voorschoolse voorzieningen die vve aanboden, boden volgens de Inspectie van het Onderwijs 26 in het schooljaar voldoende begeleidingstijd. Alle voorscholen realiseerden een dubbele bezetting. Er zijn geen cijfers beschikbaar voor de dubbele bezetting op de vroegscholen, maar 23% van de vroegscholen vond de dubbele bezetting in groep 1 en 2, of een gunstige leerkracht-leerling-ratio een verbeterpunt. 27 Het realiseren van een doorgaande leerlijn Gemeente, schoolbesturen en houders van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen maken jaarlijks afspraken over de doorgaande leerlijn tussen voorschoolse en vroegschoolse educatie. De Inspectie van het Onderwijs 28 heeft geconstateerd dat die in Rotterdam zijn gemaakt over de warme overdracht, de coördinatie, het programma, de zorg en begeleiding. In de afstemming van het educatieve en pedagogische handelen tussen voor- en vroegschool was volgens de Inspectie van het Onderwijs nog behoorlijk wat winst te boeken. Kwaliteit van de pedagogisch medewerkers en coaches Professionalisering van pedagogische medewerkers Volgens de wet- en regelgeving moeten alle pedagogisch medewerkers toereikend gekwalificeerd zijn. Om dit te realiseren is in het verleden stevig is geïnvesteerd om pedagogisch medewerkers te scholen op het vve-programma dat zij uitvoerden, en hen te scholen op de vve-aanpak in het algemeen. 22 De sectorplannen vloeien voort uit het op 11 april 2013 gesloten Sociaal Akkoord, waarin afspraken werden gemaakt om de Nederlandse arbeidsmarkt bestand te maken voor de uitdagingen van de toekomst. Onderdeel van deze afspraken zijn de sectorplannen. Het kabinet heeft in overleg met sociale partners de Regeling cofinanciering sectorplannen opgesteld. Het kabinet heeft 600 miljoen euro uitgetrokken om de plannen mede te financieren, de sectoren leggen minimaal hetzelfde bedrag in. Het meeste geld gaat naar scholing, begeleiding van ontslagen werknemers naar ander werk en extra leerwerkplekken voor jongeren. Eén van de sectorplannen is het sectorplan Kinderopvang Rotterdam-Rijnmond, welke een looptijd heeft van 1 februari 2015 tot 1 februari Penvoerder Albeda College. Januari Werkgevers in Rotterdam en de regio Rijnmond van de drie sectoren, kinderopvang, peuterspeelzaalwerk en primair onderwijs legden 1,3 miljoen in voor het plan, wat door het rijk werd verdubbeld. 23 Sectorplan Kinderopvang Rotterdam-Rijnmond. Penvoerder Albeda College. Januari De kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Rotterdam in Inspectie van het Onderwijs. Juli Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie 26 De kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Rotterdam in Inspectie van het Onderwijs. Juli Tot in 2016 werden zelfs 12,5 uur begeleiding gegeven aan doelgroeppeuters die deelnamen aan groepen nul. Met de harmonisatie van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen is het aantal uren per jaar voor doelgroeppeuters gestandaardiseerd op 480 uur op jaarbasis. 28 De kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Rotterdam in schooljaar Inspectie van het Onderwijs. Juli

24 Hoewel de Inspectie van het Onderwijs vaststelde 29 dat medewerkers merendeel toereikend gekwalificeerd zijn, gaf in schooljaar één op de vijf voorscholen aan dat de scholing op het gebied van vve aan verbetering toe was. Gemeente, grotere schoolbesturen en houders van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen spraken in 2016 in het kader van harmonisatie af een nog te ontwikkelen aanpak uit te voeren om de permanente educatie te realiseren. Daarbij zou er in ieder geval de mogelijkheid komen voor de inzet van hbo-coaches en video-interactie-trainingen 30. Via het sectorplan Kinderopvang Rotterdam-Rijnmond , werden bijvoorbeeld al 854 mbo-3-opgeleide pedagogisch medewerkers in de gelegenheid gesteld aanvullende scholing te volgen en kregen werknemers scholing of training on the job om nieuwe vaardigheden en competenties te leren en vakkennis te vergroten. Dit was nodig om te blijven voldoen aan de kwaliteitseisen die gelden voor het werken in de kinderopvang, mede met het oog op de ontwikkeling van kindcentra. Ook voerden scholen vanuit dit sectorplan 908 competentiescans uit, met daaraan gekoppeld loopbaangesprekken voor 848 werknemers en 60 leidinggevenden. Daarmee vergrootten zij het inzicht in de inzetbaarheid van personeel en de bewustwording van hun competenties. De inzet van op hbo-niveau opgeleid personeel In 2011 is met de introductie van groepen nul een start gemaakt met de bevordering van de inzet van hbo-opgeleide pedagogisch medewerkers. Uit het onderzoek van Bazalt 32 naar de kwaliteit van groep nul bleek in 2013 dat de combinatie op de groep van een mbo-opgeleide pedagogisch medewerker en een hbo-opgeleide pedagogisch medewerker (vaak een leerkracht) meerwaarde had voor de begeleiding van de peuters: De mbo-opgeleide pedagogisch medewerker heeft veel kennis van het jonge kind, maar ontbeert kennis van en ervaring met opbrengstgericht werken. Voor de hbo er geldt het omgekeerde. Beide medewerkers op de groep kunnen in de praktijk nog meer leren van elkaars specifieke kennis, om die vervolgens zelf toe te passen. Tegen die achtergrond maakte de gemeente het in 2015 mogelijk hbo-coaches voor minimaal vier uur per week in te zetten per vve-groepen. Bij de vormgeving van de harmonisatie is de inzet van hbo ers verder uitgewerkt, onder meer op basis van het rapport A-kwaliteit in voorschoolse voorzieningen in Rotterdam. Met de houders is afgesproken 33 vanaf augustus 2016 een zogenaamde functiemix na te streven voor vve-groepen. Het is mogelijk deze functiemix op meerdere manieren te bereiken: a. door een hbo er als pedagogisch medewerker op de groep te krijgen of te behouden; b. indien er geen hbo er als pedagogisch medewerker op de groep staat, dan: door een hbo er als coach/video-interactiebegeleider in te zetten op meer groepen, voor minimaal vier uur per groep per week, of: door te faciliteren dat de pedagogisch medewerker een opleiding volgt op hbo-niveau. Via het sectorplan Kinderopvang Rotterdam-Rijnmond 34 kregen 20 werkbegeleiders kinderopvang bijscholing en leerden zij nieuwe vaardigheden om te voldoen aan hogere kwaliteitseisen om nieuwe werknemers en stagiairs te begeleiden. In de volgende tabel is de vraag om meer hbo-geschoold personeel goed zichtbaar. 29 De kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Rotterdam in schooljaar Inspectie van het Onderwijs. Juli A-kwaliteit in voorschoolse voorzieningen in Rotterdam. Een voorstel. De grotere schoolbesturen, houders van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen en mbo- en hbo-opleidingsinstellingen. Maart Sectorplan Kinderopvang Rotterdam-Rijnmond. Looptijd 1 februari februari Penvoerder Albeda College. Januari De handen op elkaar. Kwalitatieve monitoring van Groep Nul. Bazalt / HCO, mei Implementatieplan harmonisatie voorschoolse voorzieningen met vve Naar een groep nul nieuwe stijl. Gemeente Rotterdam. Mei Sectorplan Kinderopvang Rotterdam-Rijnmond. Looptijd 1 februari februari Penvoerder Albeda College. Januari

25 In opleiding tot pedagogisch medewerker, mbo In opleiding tot pedagogisch medewerker, mbo Subtotaal in opleiding tot pedagogisch educatief medewerker, hbo Totaal instroom op opleiding tot pedagogisch educatief medewerker, hbo Tabel 18: - Pedagogisch medewerkers in opleiding op Albeda, Zadkine en Hogeschool Rotterdam, per oktober van ieder kalenderjaar, gespecificeerd naar niveau. - Instroom pedagogisch educatief medewerkers, hbo. Bron: DUO Open Onderwijsdata: Hogeschool Rotterdam. Instroom op opleiding tot pedagogisch educatief medewerker, hbo en 2016-opgave. In de Ad PEM (Associate degree Pedagogisch Educatief Medewerker)-opleiding die tot en met 2015 alleen in Rotterdam werd verzorgd, bestaat inmiddels de mogelijkheid ook het vereiste taalniveau te toetsen en wordt eraan gewerkt om ook het vereiste vve-certificaat te kunnen behalen. Inmiddels zijn in Amsterdam, Groningen, Leeuwarden, Gouda, Enschede en Vlissingen, naar het voorbeeld van Rotterdam, initiatieven genomen een Ad PEM opleiding te starten. Taalniveau van pedagogisch medewerkers. Signalen uit het werkveld en signalen van de Inspectie van het Onderwijs in schooljaar over een ontoereikend taalniveau van relatief veel pedagogisch medewerkers, leidden tot een systematische toets van de taalvaardigheid van pedagogisch medewerkers. Ook zijn taaltrajecten gestart om het taalgebruik op het vereiste niveau te brengen. In hebben pedagogisch medewerkers een taaltraining gevolgd 35. Met de houders van gesubsidieerde voorschoolse voorzieningen is de afspraak gemaakt dat vanaf 1 januari 2015 per instelling minimaal 90% van de pedagogisch medewerkers op de vve-groep aan de landelijke eisen voldoet: voor taalvaardigheid niveau: 3F, en voor gesprekken voeren, luisteren, spreken en leesvaardigheid niveau: 2F; voor schrijfvaardigheid en taalverzorging. Via het sectorplan Kinderopvang Rotterdam-Rijnmond 36, , kregen 366 pedagogisch medewerkers de gelegenheid een cursus taalvaardigheid (2F of 3F) te volgen. De Inspectie van het Onderwijs stelde in schooljaar vast 37 dat medewerkers merendeel toereikend gekwalificeerd waren; slechts een klein percentage medewerkers moest de taalscholing nog afronden. Opbrengstgericht werken en resultaten Opbrengstgericht werken De bestuursafspraken tussen het Rijk en de G4/G33 voor de periode waren voor de gemeente Rotterdam met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanleiding afspraken te maken over verbetering van de kwaliteit van de voorschoolse educatie. Versterking van het opbrengstgericht werken van de pedagogisch medewerkers was daarvan een belangrijk onderdeel. Uit eerder onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs bleek dat binnen de vve-organisaties de opbrengsten van de vve beter zichtbaar moesten worden. Veel instellingen scoorden in 2012 nog een 1 op het onderdeel inzicht in resultaten De kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Rotterdam in Inspectie van het Onderwijs. Juni Sectorplan Kinderopvang Rotterdam-Rijnmond. Penvoerder Albeda College. Januari De kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Rotterdam in schooljaar Inspectie van het Onderwijs. Juli VVE in Rotterdam. De kwaliteit op gemeenteniveau. Inspectie van het Onderwijs, maart

26 Opbrengstgericht werken met jonge kinderen is kinderen doelgericht begeleiden en stimuleren op zo n manier dat ze zich optimaal kunnen ontwikkelen. Daarbij hoort het systematisch volgen van de ontwikkeling. Deze gegevens vormen de basis voor het aanbod. Pedagogisch medewerkers die goed opbrengstgericht werken, zijn in staat om te werken met groepsplannen, observatiegegevens te gebruiken en het aanbod te differentiëren, waarbij spel de basis is van de ontwikkeling en het leren. Begin 2014 ondertekenden alle instellingen en de gemeente een convenant om opbrengstgericht werken te versterken. Ongeveer pedagogisch medewerkers kregen sindsdien bijscholing in het opbrengstgericht werken in Rotterdam 39. Via het sectorplan Kinderopvang Rotterdam-Rijnmond 40, , zijn 349 pedagogisch medewerkers in de gelegenheid gesteld een cursus opbrengstgericht werken on the job te volgen. De Inspectie van het Onderwijs waardeerde de aanpak van het opbrengstgericht werken in Rotterdam op voor- en vroegscholen in schooljaar met een voldoende. 41 Resultaten Met de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (Wet OKE) is het sinds 2012 een wettelijke taak (WPO art. 167) van de gemeente om samen met betrokken partners concrete afspraken te maken over de resultaten van vve. Dat is iets anders dan het maken van afspraken over minimaal te bereiken resultaten. In 2013 waren er nog geen resultaatafspraken in Rotterdam gemaakt. Dit gold in die tijd voor 30% van de 37 grootste steden in Nederland 42. De Inspectie van het Onderwijs beoordeelde de aanpak van de gemeente Rotterdam in 2014 als onvoldoende 43. Met de vaststelling van het Rotterdams Onderwijsbeleid onder de titel Leren Loont!, per januari 2015, werd met schoolbesturen en houders van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven de volgende indicator afgesproken. Indicator: Verbetering van resultaten van doelgroepkinderen in groep 1 en in groep 3, zowel in reguliere vve als in groep nul. In diezelfde maand werden deze en andere resultaatafspraken voorzien van uitvoeringsafspraken 44. Deze zijn op twee niveaus vastgesteld. Enerzijds werden er afspraken gemaakt over het inzichtelijke maken van de opbrengsten in de voorschool. Anderzijds werden er resultaatafspraken gemaakt met betrekking tot de vroegschool. Beiden waren gebaseerd op de SLO-doelen. Het zou gaan om een nulmeting per oktober 2015 en een vervolgmeting per oktober De vroegscholen verantwoorden de resultaten van beide metingen op 1 december 2016; de voorscholen doen dit op 1 april Uit onderzoek 45 is gebleken dat de manier waarop voor- en vroegscholen invulling gaven aan de gemaakte afspraken het niet mogelijk maakt om tot een geaggregeerde stedelijke rapportage te komen. Ze maakten gebruik van te veel verschillende observatiesystemen: doen, praten en bewegen, KIJK, Pravoo, BOSOS, Ko-totaal, ROPK, OVM, CITO-volgsysteem, of een combinatie van deze observatie-instrumenten. Dit betekent dat stedelijk vooralsnog niet mogelijk is een verbetering van resultaten vast te stellen van doelgroepkinderen in groep 1 en in groep 3, zowel in reguliere als in groepen nul. 39 Staat van het Rotterdams Onderwijs, Gemeente Rotterdam. December Sectorplan Kinderopvang Rotterdam-Rijnmond. Looptijd 1 februari februari Penvoerder Albeda College. Januari De kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Rotterdam in schooljaar Inspectie van het Onderwijs. Juli Tussenrapportage vve in de G37. Monitor kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie in de 37 grote steden in 2013 en Inspectie van het Onderwijs. September De kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Rotterdam in Inspectie van het Onderwijs. Juni Kwalitatieve afspraken voor- en vroegschoolse educatie: Inzichten in opbrengsten voorschoolse educatie & Resultaatafspraken vroegschoolse educatie. Januari Opbrengstgericht werken op gesubsidieerde voorschoolse voorzieningen in Rotterdam. RISBO. November

27 Er zijn drie belangrijke omstandigheden die de meting beperken van leer- en ontwikkelingsresultaten in verschillende settings (geen vve, regulier vve, groepen nul) van doelgroeppeuters en niet-doelgroeppeuters: onbekend is vaak hoeveel en/of hoe lang kinderen vve hebben gevolgd en het is niet bekend wat de kwaliteit van de eventueel gevolgde vve was; van de kinderen zijn te weinig achtergrondkenmerken bekend en veelal geen ontwikkelingsniveaus op tweejarige leeftijd. Er is dan geen verband aan te tonen met de specifieke setting waarin kinderen begeleiding kregen; er zijn tegen deze achtergrond niet of nauwelijks controlegroepen voor onderzoek te vormen. Via landelijk onderzoek is het gemakkelijker met deze beperkingen om te gaan dan via Rotterdams onderzoek. Tot voor kort lukte dat overigens nog onvoldoende. Landelijk bleek recent dat met het langjarige pro-cool-onderzoek en het onderzoek naar startgroepen scholen beter konden omgaan met genoemde omstandigheden: 1 het pre-cool-onderzoek onderving de problemen van de eerdere Nederlandse onderzoeken. Geconcludeerd werd dat het gebruik van een vve-methode in combinatie met een goede educatieve proceskwaliteit leidt tot positieve resultaten wat betreft de ontwikkeling van doelgroepkinderen. In de onderzoeksdata van Pre-Cool zijn 70 Rotterdamse peuters meegenomen. Het onderzoeksbureau Kohnstamm geeft op basis van deze data aan dat de landelijk getrokken conclusies waarschijnlijk ook gelden voor Rotterdam. Vve draagt op verschillende aspecten (woordenschat, aandachtfunctie, speelwerkhouding en taal) positief bij aan de ontwikkeling van doelgroepkinderen. Zij halen op deze aspecten een deel van hun achterstand op niet-doelgroepkinderen in. De mate waarin kinderen de achterstand inlopen, is mede afhankelijk is van hun achterstandskenmerken. Kinderen met een thuistaal niet-nederlands halen meer taalachterstand in dan kinderen met een moeder met een laagopleidingsniveau. Het gebruik van een vve-methode en een goede educatieve proceskwaliteit leiden tot positieve resultaten wat betreft de ontwikkeling van doelgroepkinderen. (Met educatieve proceskwaliteit wordt naast de educatieve kwaliteit ook bedoeld kwaliteit van de interactie tussen pedagogisch medewerkers en kinderen en tussen kinderen onderling en de kwaliteit van het taalaanbod. Structurele kwaliteitskenmerken, zoals staf-kindratio, groepsgrootte en opleidingsniveau pedagogisch medewerkers zijn van invloed op de educatieve proceskwaliteit.) Hogere kwaliteit wordt geboden in voorzieningen met meer doelgroepkinderen. 2 Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap liet onderzoek 47 doen naar invoering en effect van de landelijke startgroepen die in september 2015 begonnen. Startgroepen zijn vergelijkbaar met de groepen nul die in 2011 in Rotterdam zijn geïntroduceerd. Conclusies van dit onderzoek zijn: doelgroeppeuters laten in een startgroep een sterkere ontwikkeling zien op taal, rekenen en selectieve aandacht dan doelgroeppeuters in een reguliere voorschoolse voorziening; hun ontwikkelingsvoorsprong op deze onderdelen bedraagt drie maanden ten opzichte van doelgroeppeuters in reguliere voorschoolse voorzieningen; de educatieve kwaliteit op startgroepen kan verbeterd worden door: Vaker kwalitatieve feedback te geven. Mogelijkheden voor de ondersteuning van taal- en rekenontwikkeling beter te benutten. 46 Ontwikkeling van kinderen en relatie met kwaliteit van voorschoolse instellingen. Resultaten uit het pre-cool cohortonderzoek. Kohnstamm instituut Effectonderzoek Pilot startgroepen voor peuters. Eindrapportage Universiteit van Twente. 27

28 Om aanvullend aan deze landelijke onderzoeken meer specifiek inzicht te krijgen in de ontwikkelingen in Rotterdam heeft de Kenniswerkplaats Rotterdams Talent onderzoek gepresenteerd 48 over de kwaliteit en opbrengsten van vve in Rotterdam. Het onderzoek had meerdere insteken: kwalitatief onderzoek op basis van interviews kwantitatief onderzoek op basis van enquêtes casestudy naar de ontwikkeling van negen peuters Daarnaast deed de Kenniswerkplaats op basis van beschikbare gegevens over een beperkt aantal kinderen in de toetsservice onderzoek naar de resultaten in schooljaar in groepen nul en groepen 1 en 2 van Rotterdamse scholen met groepen nul. Opvallend is dat de scores op taal en rekenen voor peuters tussen 3,0 en 3,5 jaar significant lager zijn dan de scores op taal en rekenen voor peuters tussen 3,5 en 4,0 jaar. Dit bevestigt de landelijk gevonden effecten van vve en startgroepen. Ouders Het opstellen, uitvoeren en evalueren van ouderbeleid In 2014 vond de Inspectie van het Onderwijs dat de gemeente Rotterdam het ouderbeleid onvoldoende helder had geformuleerd. De inspectie stelde tevens vast dat het ouderbeleid op veel voor- en vroegschoolse locaties onvoldoende gestoeld was op een analyse van de ouderpopulatie en dat locaties niet precies wisten waaraan een betrouwbare analyse moest voldoen. 49 Per maart 2015 stelde de gemeente voor het eerst 50 vast dat scholen een ouderbeleidsplan, gebaseerd op een analyse van de ouderpopulatie, bij de subsidieaanvraag 2016 moesten voegen. Daarbij werd aangegeven wat verwacht werd van een analyse. Nagenoeg alle voorschoolse voorzieningen die vve verzorgden, hebben zo n ouderbeleidsplan gemaakt. Vaak ondertekenden ook de basisschool waarmee zij samenwerkten. De Inspectie van het Onderwijs 51 stelde vast dat de voor- en vroegschoolse locaties zich in vergelijking tot 2013 meer bewust waren van de kenmerken van de ouderpopulatie en wat dit betekende voor de uitvoering van kwalitatief goed vve. Ondertussen kregen via het sectorplan Kinderopvang Rotterdam-Rijnmond 52, , 384 pedagogisch medewerkers gelegenheid een cursus te volgen voor de verbetering van ouderbetrokkenheid. In Leren Loont! Is de volgende indicator geformuleerd: Indicator: De tevredenheid van ouders en leerlingen over het Rotterdamse onderwijsbeleid. Onderzoek 53 is in dit verband uitgevoerd door 189 ouders uit verschillende Rotterdamse wijken te bevragen. Over het geheel waren ouders in 2016 redelijk tevreden over de vve-instelling waar hun kind heen ging. De ouders waren gemiddeld genomen het meest tevreden over de samenwerking en het contact tussen hen en de pedagogisch medewerkers. Het ging er hierbij onder meer om dat de pedagogisch medewerkers in gesprekken over het kind betrokken en geïnteresseerd waren, de ouders goed informeerden over de ontwikkeling van hun kind en makkelijk te benaderen waren voor contact en een afspraak. Ouders waren ook relatief tevreden over de kwaliteit van de vve-instelling van hun kind en de kwaliteit van pedagogisch medewerkers, de samenwerking en het contact tussen de 48 VVE Rotterdam. Investeren in een sterke basis. Managementsamenvatting. Kenniswerkplaats Rotterdams Talent. Oktober De kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Rotterdam in Inspectie van het Onderwijs. Juni Beleidsregel Rotterdams Onderwijsbeleid Leren Loont! Gemeente Rotterdam. Maart De kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Rotterdam in schooljaar Inspectie van het Onderwijs. Juli Sectorplan Kinderopvang Rotterdam-Rijnmond. Looptijd 1 februari februari Penvoerder Albeda College. Januari Rapportage ervaringen beleidsthema s Leren Loont! Bij ouders. Hogeschool Rotterdam. November

29 vve-instelling en de ouders en de manier waarop Passend Onderwijs op de vve-instelling werd vormgegeven. De kwaliteit van vve-medewerkers en pedagogisch medewerkers betrof onder andere de tevredenheid over de aangeboden activiteiten, de beschikking over goede, vakbekwame pedagogisch medewerkers en de mate waarin ouders de instelling aan andere ouders zouden aanraden. De samenwerking en het contact tussen de vve-instelling en de ouders betrof bijvoorbeeld of de ouders zich welkom voelden, of zij geïnformeerd werden over hoe zij konden helpen bij het leren van hun kind en over activiteiten en gebeurtenissen die voor hen en hun kind van belang waren. De manier waarop de instelling passend onderwijs vormgaf had betrekking op de vraag of zij voldoende zorg aanboden, of zij voor alle kinderen aandacht hadden en of hun kind zich veilig voelde op de locatie. Over voornoemde punten waren ouders gemiddeld genomen behoorlijk tevreden. De ouders waren relatief het minst tevreden over de gegeven informatie en de gesprekken over het kiezen van een basisschool. Wel ervaarden ouders vrijheid in hun keuze voor een basisschool. In de volgende grafiek is dit alles samengevat, waarbij gebruik is gemaakt van een zespuntsschaal: 1. helemaal mee oneens. 2. mee oneens, 3. een beetje mee oneens, 4. een beetje mee eens, 5. mee eens, 6. helemaal mee eens. Tevredenheid ouders over thema's gemiddelde score op zespuntschaal Passend Onderwijs en Zorg Begeleiding bij keuze basisschool Samenwerking en contact tussen pedagogisch medewerkers en ouders Samenwerking en contact tussen vve en ouders Kwaliteit vve en pedagogisch medewerkers Figuur 2: Tevredenheid ouders over thema's. Bron: Rapportage ervaringen beleidsthema's Leren Loont! Bij ouders. Hogeschool Rotterdam. November Zorg Het begeleiden van kinderen met zorg Het percentage zorgleerlingen bij jonge kinderen, kan worden afgeleid uit de SISA-rapportages. Instellingen maken gebruik van dit regionaal signaleringsinstrument om hun zorgen over kinderen kenbaar te maken. Als meerdere instellingen zich via de SISA-signalering om één kind zorgen maken, ontstaat een match en wordt het mogelijk tot een gezamenlijke aanpak te komen. 0-4 jarigen in de stadsregio Rotterdam aantal afgegeven SISA-signalen aantal matches Percentage afgegeven SISA-signalen over 0-4 jarigen 9% 10% 13% 12% 13% Tabel 19: Aantal afgegeven SISA-signalen en gerealiseerde matches met betrekking tot 0 tot 4-jarigen in de stadsregio Rotterdam. Bronnen: - CBS, Statline. Bevolking per kalenderjaar per 1 januari. - Jaarverslagen SISA. Gemeente Rotterdam. 29

30 De Inspectie van het Onderwijs 54 constateerde dat het planmatig begeleiden van kinderen met zorg, door voorscholen vaker met een onvoldoende wordt gewaardeerd dan door de vroegscholen. Dit komt overeen met de constatering van de inspectie tijdens de locatiebezoeken. Een verklaring zou volgens de Inspectie kunnen zijn dat de zorg voor kleuters deel uitmaakt van de gehele zorgstructuur die al langere tijd functioneert. Hoewel uit zowel de waarderingen door de locaties als de oordelen van de inspectie bleek dat hier nog verbetering nodig is, was hier wel sprake van een vooruitgang ten opzichte van Op het gebied van evaluatie van de zorg waardeerde 24% van de locaties deze indicator als onvoldoende. Daarmee gaven zij volgens de Inspectie aan dat het effect van de begeleiding en de extra zorg onvoldoende geëvalueerd en vastgelegd werden. Daarbij leidden de evaluaties volgens de locaties in onvoldoende mate tot conclusies waarop vervolgstappen voor het stimuleren van de ontwikkeling van de zorgpeuters volgden. Kinderopvang Plus en SMI De gemeente Rotterdam ondersteunt ouders en kinderen met problemen in de schoolse en voorschoolse periode met Kinderopvang Plus of Sociaal Medische Indicatie (SMI). Kinderopvang Plus Plusopvang is een kinderopvangvoorziening met extra begeleiding, aandacht en zorg voor kwetsbare kinderen, die vanwege hun problematiek niet terecht kunnen bij een reguliere kinderopvang. In 2016 waren in Rotterdam 170 plusplekken op 15 locaties, verspreid over de stad. Hiervan waren ongeveer 60 plekken bestemd voor BSO-Plus (4-13 jaar) en 110 Plusplekken voor Hele Dag Opvang (0-4 jaar). Bij de Plusopvang was in 2016 op sommige locaties sprake van onderbezetting. Om dit op te lossen werkten gemeente en aanbieders aan verbetering van de toeleiding naar de Plusopvang via de wijkteams. Het streven om eind 2016 minimaal 80% bezetting te bereiken werd nog niet op alle locaties Plusopvang gehaald. SMI SMI is gericht op de ouders. Lichamelijke, psychische of sociale problemen van ouders kunnen er soms voor zorgen dat zij de opvoeding en verzorging van hun kind niet meer aankunnen. Indien de ontwikkeling van het kind hierdoor bedreigd wordt, kunnen ouders via de regeling Sociaal Medische Indicatie (SMI) 55 aanspraak maken op vergoeding van de kinderopvangkosten. Het aantal aanvragen SMI steeg in 2016 naar tenminste 26 toegekende aanvragen gemiddeld per maand (in 2015: nog geen 18 per maand). Mogelijke oorzaken voor deze stijging zijn de toenemende bekendheid van de regeling SMI bij de directe verwijzers, meer multi-problemgezinnen die in beeld kwamen waarop de regeling toepasbaar was en een toename van de complexiteit van de gezinsproblematiek. Vaak gaan SMI voor de ouder en Kinderopvang Plus voor het kind samen. De GGD geeft beide indicaties af en het gaat om tijdelijke regelingen van maximaal een jaar, bedoeld als overbrugging. Daarbij werken ze in toenemende mate samen of zoeken ze afstemming met het wijkteam voor meer structurele oplossingen en vormen van hulp aan het gezin. Lekker FIT! In 2016 voerden 134 peuterspeelzaal- of kinderdagverblijflocaties 56 het programma Lekker Fit! uit. Deze locaties volgden het driejarig Lekker Fit!-trainingsprogramma over voeding en beweging, en gebruikten zij Lekker Fit!-materialen, bijvoorbeeld voor verantwoord trakteren. Hiermee zetten zij op verschillende niveaus - beleid, werkprocessen en activiteiten - in op gezonde voeding en beweging in de voorschoolse opvang. Na drie jaar begeleiding door Lekker Fit! is er een solide basis en kunnen de locaties Lekker Fit! zelfstandig voortzetten. Er namen in schoollocaties deel aan Lekker Fit! Kleuters. 54 De kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Rotterdam in schooljaar Inspectie van het Onderwijs. Juli Factsheet Sociaal Medische Indicatie (SMI) kinderopvang. Gemeente Rotterdam. 56 Omdat in 2016 de meeste peuterspeelzalen kinderdagverblijven zijn geworden, bleek het niet mogelijk per 1 oktober 2016 het aantal te specificeren naar peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Wel is bekend dat 54 peuterspeelzalen of voorheen peuterspeelzalen en 80 kinderdagverblijven het programma Lekker Fit uitvoerden. 30

31 Voorschoolse voorzieningen: peuterspeelzalen aantal locaties waarvan Lekker Fit locatie % vve-locaties 5% 22% 39% 39% kinderdagverblijven aantal locaties waarvan Lekker Fit locatie % vve-locaties 5% 4% 11% 21% kinderdagverblijven en peuterspeelzalen aantal locaties waarvan Lekker Fit locatie % vve-locaties 5% 14% 25% 30% 38% Vroegschoolse voorzieningen: basisscholen aantal hoofd- en nevenvestigingen waarvan Lekker Fit locatie % vve-locaties 5% 8% 15% 36% Tabel 20: Aantal locaties waar het programma Lekker Fit wordt uitgevoerd, per 1 oktober van het jaar. Bronnen: - Aantal peuterspeelzaal- en kinderdagverblijflocaties, zie tabel 4. - G4-net voor wat betreft het aantal basisschoollocaties, zie tabel 4. - Projectleiding Lekker Fit voor wat betreft aantal Lekker Fit locaties. 2.4 Kwaliteitsimpuls: groepen nul en harmonisatie Groepen nul In het kader van het Rotterdams Onderwijsbeleid , Beter Presteren, is groep nul als kwaliteitsimpuls in Rotterdam ontwikkeld. In 2011 startte de gemeente met dertig groepen nul. Begin schooljaar waren er al 227 groepen nul. Zie tabel 7. De kwaliteitsimpuls met groepen nul besloeg de volgende elementen: peuters kwamen vijf in plaats van vier dagdelen naar deze groepen nul. Daarmee volgden zij vijftien uur een vve-programma in plaats van twaalf. Een groep nul werd aangestuurd door de directeur van de basisschool waaraan een groep nul gekoppeld was, om het opbrengstgericht werken en de doorgaande leerlijn te verbeteren. Op iedere groep nul stond tenmiste 1 hbo er (in opleiding). Uit de volgende tabel blijkt dat naarmate er meer peuterspeelzalen met groepen nul gingen werken, zij meer doelgroeppeuters bereikten, hoewel het procentueel aandeel van doelgroeppeuters daalde 57. Dat is logisch, omdat peuterspeelzalen met een hoog percentage doelgroeppeuters de kwaliteitselementen van groepen nul het eerst implementeerden. Nadien volgden peuterspeelzalen met een lager percentage doelgroeppeuters. 57 De aantallen in tabel 22 wijken af van de aantallen eerder genoemd in de Staat van het Onderwijs. De tabel is gebaseerd op de Feitenkaarten, ontwikkeld op basis van onderzoek, door OBI. De eerder in de Staat van het Onderwijs genoemde cijfers waren gebaseerd op schattingen. 31

32 jarigen aantal peuters in groepen nul aantal doelgroeppeuters in groepen nul percentage doelgroeppeuters in groepen nul 86% 80% 79% 75% 3-jarigen aantal peuters in groepen nul aantal doelgroeppeuters in groepen nul percentage doelgroeppeuters in groepen nul 86% 83% 79% 77% 2- en 3-jarigen aantal peuters in groepen nul aantal doelgroeppeuters in groepen nul percentage doelgroeppeuters in groepen nul 86% 82% 79% 76% Tabel 21: Het bereik van peuters, in het bijzonder doelgroeppeuters in groepen nul. Bronnen: - Feitenkaarten vve-monitor Rotterdam 2012, 2013, 2014 en Gemeente Rotterdam. - Staat van het Rotterdams Onderwijs Gemeente Rotterdam. Voor wat betreft gegevens over Harmonisatie In 2016 is conform de afspraken in Leren Loont! gestart met de implementatie van een herontwerp van de voorschoolse periode. Bovenstaande cijfers bevestigen de noodzaak tot een herontwerp: er is sprake van een conjunctuurgevoelig stelsel, dat leidt tot nadelen zowel voor peuters, als hun ouders, als de voorschoolse organisaties. De belangrijkste doelen van het herontwerp zijn dan ook: het voorkomen van segregatie in de voorschool; het voorkomen van onderbroken leerlijnen van peuters; het bereiken van zoveel mogelijk peuters en het oplossen van de wachtlijsten. Tegelijkertijd maakt de gemeente een kwaliteitsslag en optimaliseert de gemeente het gebruik van kinderopvangtoeslag door Rotterdamse ouders. De middelen die hierdoor in de gemeente Rotterdam vrijkomen, investeert de gemeente in de kwaliteit van de voorzieningen. In oktober 2015 stelde de gemeente het herontwerp voorschoolse voorzieningen vast, wat gefaseerde harmonisatie tot gevolg had van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. 58,59 Concreet betekent de harmonisatie in Rotterdam dat: er voor alle peuters een basisvoorziening komt waarin alle peuters vanaf twee jaar recht hebben op zes uur opvang per week gedurende 40 weken 60. Doelgroeppeuters hebben recht op zes uur extra opvang per week; iedere ouder op een door de gemeente gesubsidieerde voorschoolse voorziening voor de eerste vijf of zes uur per week een inkomensafhankelijke bijdrage betaalt die gelijk is aan 58 Implementatieplan harmonisatie voorschoolse voorzieningen met vve Naar een groep nul nieuwe stijl. Gemeente Rotterdam. mei Onder harmonisatie verstaan we dat het onderscheid tussen peuterspeelzalen en kinderopvang verdwijnt: alle voorschoolse voorzieningen bieden dezelfde hoge kwaliteit en alle peuters kunnen er gebruik van maken, ongeacht hun achtergrond of de situatie van hun ouders, en tegen hetzelfde uurtarief. 60 Of op 5 uur per week gedurende 52 weken; afhankelijk van de openingsweken van de voorziening 32

33 de inkomenstoeslagtabel van de belastingdienst. Ouders die geen recht hebben op een kinderopvangtoeslag krijgen door de gemeente compensatie voor de kosten van die uren. De zes extra uren opvang voor doelgroeppeuters zijn gratis voor de ouders; de gemeente bekostigt deze uren; alle geharmoniseerde groepen dezelfde hoge kwaliteit krijgen aangeboden, zoals de inzet van hbo ers als pedagogisch medewerker of als coach. De harmonisatie is voor de sector een enorme transitie, waarbij per maart 2016 nagenoeg alle peuterspeelzalen zijn omgezet naar kinderdagverblijven. Dit is noodzakelijk om ouders van voorheen peuterspeelzalen in staat te stellen de kinderopvangtoeslag aan te vragen. De verwachting is dat de gemeente met de harmonisatie van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven in 2017 meer peuters, in het bijzonder doelgroeppeuters, bereikt. Het bereik van doelgroeppeuters wordt nog eens versterkt doordat de gemeente tegelijkertijd met de invoering van de harmonisatie voorrangsregels invoerde voor doelgroeppeuters. 33

34 34

35 3. Primair onderwijs Samenvatting Het aantal leerlingen in het Rotterdamse basisonderwijs stijgt de laagste jaren licht. Het aantal Rotterdamse leerlingen met een zogenoemd leerling-gewicht daalt al jaren op rij. De Rotterdamse achterstand op de Centrale-eindtoets score is ten opzichte van Nederland de laatste jaren met meer dan de helft afgenomen. In 2016 is de gemiddelde score in Rotterdam en Nederland als geheel wat lager dan in Het verschil met landelijk is in 2016 een tiende toegenomen. Het aantal zogenoemde excellente Rotterdamse leerlingen met een hoge Centrale eindtoets score van 550 stijgt van 2,0 % in 2011 naar 4,6% in Daling van het aantal kleine scholen. Het aantal zwakke en zeer zwakke scholen blijft in 2016 gelijk. Er zijn op peildatum 1 september 2016 geen zeer zwakke scholen meer, het aantal zwakke scholen stijgt wel licht. Het aantal afstromers in het derde jaar van het voorgezet onderwijs ten opzichten van het basisschooladvies is gedaald. In het Rotterdamse basisonderwijs groeit de werkgelegenheid tot 2020 in tegenstelling tot landelijk. In Nederland en Rotterdam neemt de vergrijzing toe en het aandeel jonge leerlingen af. Er dreigt een tekort aan goede leraren. 35

36 3.1 Leerlingen Aantallen Het leerlingaantal in het primair onderwijs in Rotterdam schommelde in de periode tussen afgerond en leerlingen, en stijgt het laatste jaar tot leerlingen. In de focuswijken op Zuid zien we een gestage stijging van het leerlingaantal. Landelijk gezien daalt het aantal basisschoolleerlingen jaarlijks fors. Op het niveau van de G4 blijft het aantal leerlingen in het basisonderwijs jaarlijks stijgen Nederland G Rotterdam Rotterdam Zuid Focuswijken Tabel 22: leerlingen in het basisonderwijs, op peildatum 1 oktober. Bron: DUO Open Onderwijsdata. N.B. Rotterdam zuid = deelgemeenten Feijenoord, Charlois en IJsselmonde De 7 focuswijken zijn: Afrikaanderwijk, Bloemhof, Hillesluis, Carnisse, Feijenoord, Oud Charlois en Tarwewijk Volgens de leerlingprognose 2015 stijgt het aantal leerlingen in het basisonderwijs in Rotterdam in de periode 2016 tot 2035 langzaam door tot leerlingen in leerlingen regulier basisonderwijs Tabel 23: Prognose leerling aantallen in het basisonderwijs, op peildatum 1 oktober. Bron: Leerlingprognose primair onderwijs 2015 O&bi. In de bekostiging van basisscholen geeft het Rijk aan leerlingen met laag opgeleide ouders een extra gewicht mee. De school kan op basis daarvan over meer middelen beschikken om bijvoorbeeld klassen kleiner te maken of meer leerkrachten aan te stellen. Leerlingen met een extra gewicht van 0,3 hebben ouders die maximaal praktijkonderwijs hebben gevolgd of die vmbo-basis of -kader beroepsgericht zijn opgeleid. Leerlingen met een extra gewicht van 1,2 hebben ten minste één ouder die maximaal basisonderwijs heeft gevolgd, en een andere ouder die maximaal praktijkonderwijs of vmbo basis- kaderberoepsgericht heeft gevolgd. Bij de verdeling van leerlingen met een extra gewicht in het basisonderwijs onderscheiden de G4 en Rotterdam zich van de Nederland als geheel. De percentages leerlingen met een gewicht dalen met een paar procent per jaar. Over een periode van vijftien jaar is het percentage kinderen met een gewicht spectaculair gedaald. Het percentage leerlingen met een gewicht in Rotterdam Zuid is in 2014/2015 vergelijkbaar met het percentage leerlingen met een gewicht in Nederland in 1998/

37 Figuur 3: Percentage leerlingen met een gewicht. Verdeling van leerlingen met een extra gewicht in het basisonderwijs Bron: DUO. bewerking De Loosmonitoring Schoolwisselingen Onderstaande figuur geeft weer welk aandeel van leerlingen in het primair onderwijs tijdens een schooljaar op dezelfde school blijft. In Rotterdam ligt het percentage leerlingen lager dan dat in de G4 en in Nederland totaal. In is het verschil met de G4 en Nederland totaal voor zowel Rotterdam totaal als op Zuid in de Children s Zone kleiner geworden. Bijna één op de tien basisschoolleerlingen wisselt per schooljaar van school. Figuur 4: schoolwisselingen: percentage leerlingen dat op school blijft. Bron DUO bewerking De loosmonitoring 37

38 3.2 Prestaties Centrale-eindtoets Van de 187 basisscholen gebruikt een overgrote meerderheid (166 in 2014/2015) de Centrale-Eindtoets als onafhankelijke afsluitende toets voor het basisonderwijs. Mede op basis van deze toets worden leerlingen geadviseerd over de geschikte vervolgopleiding in het voortgezet onderwijs. De tabel geeft de trend weer van de Cito-eindtoets vanaf 2010 tot nu. Vanaf 2015 is Cito- Eindtoets vervangen door de verplichte eindtoets. Wij rapporteren hier over de Centrale eindtoets die kan worden beschouwd als de opvolger van de Cito-Eindtoets. In 2016 daalt het stedelijk gemiddelde op de Centrale-eindtoets naar 532,9. Dit is een daling van 0,4 punten, landelijk daalt de score met 0,3 punten Rotterdam 531,2 531,9 532,5 531,8 532,2 533,3 532,9 Nederland 535,4 535,5 535, , ,7 Verschil Rotterdam t.o.v. landelijk (op basis van definitieve cijfers) , G , ,6 534,1 533,6 Tabel 24: Gemiddelde Cito Eindtoetsscore Rotterdam, 2015 en 2016 betreft de uitkomst van de Centrale Eindtoets, G4 en NL Bron: Cito Figuur 5: Gemiddelde Cito Eindtoetsscore Rotterdam, 2015 en 2016 betreft de uitkomst van de Centrale Eindtoets, G4 en NL Bron: Cito, bewerking J&O Het verschil van het Rotterdams gemiddelde op de Centrale-Eindtoets met de landelijke scores wordt gestaag kleiner. 38

39 score Focus-wijken Rotterdam Zuid Overig Rotterdam Rotterdam G4 Nederland jaar N % N % N % N % N % N % ,9% 58 3,9% 301 8,6% 359 7,2% ,7% ,5% x <2% 35 2,4% 197 5,6% 232 4,6% 942 5,2% ,1% ,9% 49 3,2% 237 6,8% 286 5,7% ,2% ,9% x <2% 33 2,1% 182 5,3% 215 4,3% 971 5,4% ,2% ,9% 55 3,2% 247 7,3% 302 5,9% ,7% ,4% x <1% 33 1,9% 172 5,1% 205 4,0% 994 5,5% ,1% ,7% 38 2,3% 169 5,1% 207 4,2% 873 5,1% ,1% x <1% 20 1,2% 93 2,8% 113 2,3% 534 3,1% ,0% x <1% 24 1,4% 155 5,0% 179 3,7% 941 5,7% ,3% x <1% x <1% x <3% 95 2,0% 558 3,4% ,1% Tabel 25: Bollebozen barometer Cito / Centrale Eindtoets standaardscore Bron NPRZ Monitor (CBS) Uit de Bollebozen Barometer blijkt dat het aantal leerlingen met een Cito/ Centrale Eindtoetsscore van 550 met 4,6 procent. Dat blijft achter bij het percentage leerlingen dat in Nederland als geheel een score van 550 haalt. Het percentage leerlingen met een score van 550 is de afgelopen jaren in Rotterdam gemiddeld gestegen van 2,0 procent in 2011 naar de 4,6 procent in In Rotterdam Zuid ligt het percentage ongeveer de helft lager, maar ook hier stijgt het percentage leerlingen met een hoge Cito/ Centrale Eindtoetsscore. Centrale Eindtoets tov van schoolgewicht De onderstaande figuur geeft de spreiding van de uitkomsten op de Centrale Eindtoets van Rotterdamse scholen in ten opzichte van Inspectienormen. Over het algemeen blijken Rotterdamse scholen met weinig leerlingen met een zogenoemd leerling-gewicht relatief hoog te scoren, namelijk boven de bovengrens. Verder is de spreiding aan scores over de hele linie relatief groot. Er zijn dus zeker ook basisscholen met relatief veel leerlingen met een gewicht die een gemiddelde hoge centrale eindtoetsscore halen. Figuur 6: spreiding uitkomsten Centrale Eindtoets van Rotterdamse scholen in t.o.v. Normen van de Inspectie van het onderwijs Schooladviezen Indicator: De schooladviezen benaderen het landelijke gemiddelde. 39

40 Schooladviezen Aan het eind van het basisonderwijs ontvangen leerlingen op basis van toetsen uit het leerlingvolgsysteem, de eigen beoordeling van de leraar en van de eindtoets een schooladvies voor het voortgezet onderwijs. Onderstaande tabel laat zien welk percentage van de leerlingen een havo/vwo-advies kreeg. Het percentage Rotterdamse leerlingen met een havo/ vwo-advies blijft bijna 10 procentpunt achter bij het Nederlands gemiddelde en daalt van 45 procent in 2013/2014 naar 41 procent in 2014/2015. In Rotterdam Zuid ligt dit percentage met 31 procent nog weer 10 procentpunt lager. Figuur 7: Heroverweging jaar Totaal aantal heroverweging Percentage Bijstelling percentage basisschool adviezen heroverweging herzien Nederland ,0% ,9% G ,9% ,7% Rotterdam ,8% ,8% Nederland ,3% ,4% G ,2% ,5% Rotterdam ,2% ,3% Tabel 26: Heroverwegingen primair onderwijs Bron DUO; voorlopige cijfers In bovenstaande tabel staat het aantal leerlingen dat een hogere eindtoetsscore heeft gehaald dan het oorspronkelijke schooladvies van de basisschool. Deze leerlingen zijn weergegeven als zogenoemde heroverwegingen. Scholen moeten het schooladvies heroverwegen als de score van de eindtoets hoger uitvalt dan het schooladvies. Uit bovenstaande tabel blijkt een stijging met ruim 13 procentpunt van het aantal leerlingen dat een hogere eindtoets score behaalde dan het schooladvies ten opzichte van Bij 36,3 procent van deze leerlingen leidde deze score ook werkelijk tot een herzien advies. In Rotterdam, maar ook in de G4, leiden hogere eindtoetsscores ten opzichte van Nederland relatief vaker tot een herzien en dus een naar boven bijgesteld schooladvies. Het ministerie van OCW verklaart de gemiddelde stijging van het aantal heroverwegingen in grotendeels door een aanpassing van de conversietabel bij de Centrale Eindtoets. Door de conversie leidt de toetsscore vanaf tot een eenduidig schooladvies. 40

41 Indicator: De doorgaande leerlijn tussen de verschillende onderwijssectoren verbetert. Het aantal leerlingen dat in jaar 3 van het vo nog op het door de basisschool geadviseerde niveau zit of hoger. Onderstaande tabellen geven weer in welke mate leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs nog volgens hun advies van de basisschool in het vo zijn geplaatst. In volgt 24,9 procent van de leerlingen na drie jaar een lagere onderwijsvorm dan het oorspronkelijke advies. In is dit gedaald tot 22,1 procent; 7,6 Procent is in opgestroomd naar een hogere onderwijsvorm. Dit percentage is in gestegen naar 8,9. In Rotterdam Zuid, en in de Children s Zone, ligt de afstroom hoger, maar ook daar is de afstroom in met 5 procentpunt gedaald. In de G4 en op landelijk niveau ligt de afstroom gemiddeld lager en de opstroom hoger. De verschillen tussen de Rotterdamse, landelijke en G4-cijfers zijn in afgenomen. Rotterdam Rotterdam G4 Nederland Zuid n % n % n % n % Geen advies bepaald Lager dan advies Gelijk aan advies Hoger dan advies Tabel 27: Leerlingen in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs in 2014/2015, naar basisschooladvies voorvervolgonderwijs naar woongebied Bron: CBS, bewerking RISBO/OBI Rotterdam Rotterdam G4 Nederland Zuid n % n % n % n % Geen advies bepaald Lager dan advies Gelijk aan advies Hoger dan advies Tabel 28: Leerlingen in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs in 2015/2016, naar basisschooladvies voor vervolgonderwijs naar woongebied Bron: CBS, bewerking RISBO/OBI Tussentijdse prestaties taal en rekenen Indicator: De onderwijsresultaten op het gebied van taal en rekenen benaderen het landelijke gemiddelde. Vrijwel alle basisscholen gebruiken voor het tussentijds toetsen van hun leerlingen naast methodegebonden toetsen de toetsen van het Cito-leerlingvolgsysteem. Twee keer per jaar leggen zij de vorderingen per kind vast op diverse reken- en taalvaardigheden. Per toets berekenen ze de gemiddelde vaardigheidsscore van het kind en de groep, om te bepalen hoe zij het onderwijs aan de leerlingen verder moeten vormgegeven. Zij berekenen deze vaardigheidsscore ook op het niveau van de school. De Inspectie van het Onderwijs hanteert per toets een minimumnorm om de vorderingen per school te bepalen. Op basis van de vaardigheidsscores per school is de gemiddelde score van de stad berekend. 41

42 Figuur 8: Resultaten tussentoetsen Cito LOVS Bron: CED-groep, toetsservices, n= 487 tot Toets Inspectie norm 2014 Landelijk gemiddelde DMT E ,1 Begrijpend lezen M ,68 R&W E ,95 Tabel 29: De gemiddelde scores voor Rotterdam liggen voor de meeste vakken sinds boven de inspectienorm (2014). De score voor de DMT-toets en rekenen en wiskunde (E6) komt in 2016 boven het landelijk gemiddelde van uit. Voor Begrijpend lezen (M6) in groep 6 geldt dat nog niet. Met uitzondering van de DMT-toets zijn de scores van de verschillende toetsen licht gestegen ten opzichte van vorig jaar. Zorgleerling in beeld Het traject De zorgleerling in beeld (ZIB) is vanuit het Samenwerkingsverband Koers VO schooljaar gestart. Het traject is een uitwerking van afspraken om de aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs voor zorgleerlingen te verbeteren. Kern is dat leerlin- 42

43 gen, na een selectie door de basisschool, op basis van het didactisch niveau (toetsgegevens eind groep 7) in aanmerking kunnen komen voor aanvullend onderzoek: IQ-onderzoek en onderzoek naar sociaal emotionele problematiek. De basisscholen kunnen deze gegevens gebruiken voor het opstellen van het advies aan de ouders. Scholen voor voortgezet onderwijs kunnen de gegevens gebruiken voor de aanvraag van een beschikking lwoo of pro. De werkwijze beoogt een verbetering van het ondersteuningsadvies in het praktijkonderwijs of leerwegondersteunend onderwijs van de basisschool, doordat er meer en eerder gegevens beschikbaar zijn ter onderbouwing van het advies. Volgens Koers VO kunnen ouders hierdoor eerdere en betere voorlichting krijgen en hun kind tijdig op een passende school aanmelden. In de regio van Koers VO gaat het in totaal om 429 basisscholen die een ZIB-aanvraag kunnen doen. Figuur 9: aantal leerlingen uit de regio van Koers VO die een ZIB-aanvraag doen. 3.3 Scholen: omvang, kwaliteit en activiteiten Omvang In Rotterdam zijn in basisscholen. De telling betreft hoofd- en nevenvestigingen. De opheffingsnorm voor scholen in Rotterdam ligt ook in 2014 op 182 leerlingen. Het aandeel scholen dat minder dan 200 leerlingen heeft is met tien scholen geslonken ten opzichte van basisscholen vallen in 2015 feitelijk onder de opheffingsnorm. aantal leerlingen < > Totaal Tabel 30: Omvang basisscholen Bron: DUO G4-net, bewerking J&O Spreiding Onderstaande figuur toont de spreiding van hoofd- en nevenvestigingen van het primair onderwijs over de stad. Verspreid door de hele stad staan basisscholen. Er is daarbij sprake van een relatieve concentratie van scholen in de oude stadswijken. 43

44 Figuur 10: spreiding scholen voor primair onderwijs Bron: DUO, bewerking O&BI Kwaliteit De Inspectie van het Onderwijs oordeelt over de kwaliteit van het basisonderwijs. De inspectie hanteert hierbij een toetsingskader waarbinnen de opbrengsten van de school een belangrijke rol spelen. De inspectie onderscheidt zeer zwakke scholen, zwakke scholen en scholen met een basistoezicht. In deze rapportage wordt de actuele situatie van 1 september 2016 gemeld zoals deze bij de Inspectie bekend staat. De Inspectie van het Onderwijs voert op dit moment wijzigingen in het toezicht door. Vanuit de waarborg- en stimuleringsfunctie maakt de inspectie in het onderzoekskader 2017 onderscheid in basiskwaliteit, die verankerd is in de wet, en de eigen kwaliteitsambities van besturen en scholen. Voor deze eigen ambities vormt het schoolplan de basis. Gezien deze transitie naar het vernieuwde toezicht zullen in 2016 maar beperkt reguliere bestuursgesprekken gevoerd worden. Vanaf 24 oktober 2016 gebruikt de inspectie het nieuwe onderzoekskader. Indicator: Het aantal zwake en zeer zwake scholen, het aantal risicovolle scholen daalt. Het aantal zwakke en zeer zwakke scholen is in 2016 gelijk gebleven. Het aandeel zwakke basisscholen nam in 2016 toe tot 5,4 %. In totaal gaat het om tien scholen. In de G4 totaal zijn zestien scholen zwak (waarvan tien dus in Rotterdam). Er zijn geen zeer zwakke basisscholen meer in Rotterdam. Ook in de overige steden van de G4 zijn geen zeer zwakke scholen meer. 44

45 Figuur 11: Percentage zwakke basisscholen (locaties) Bron: Inspectie van het Onderwijs Figuur 12: Percentage zeer zwakke basisscholen (locaties) Bron: Inspectie van het Onderwijs In Rotterdam zijn er in de periode geen excellente basisscholen Schakelklassen In Rotterdam zijn zogenoemde schakelklassen eerste opvang ingericht voor anderstalige nieuwkomers. Ze zijn ingericht om kinderen op te vangen die kort in Nederland zijn en hen voor te bereiden op het reguliere onderwijs. Het aantal schakelklassen bedraagt sinds In het schooljaar is het aantal schakelklassen met vijf klassen verhoogd. Aan het einde schooljaar zijn er 36 klassen. Indicator: Scholen voldoen aan de indicator van de inspectie op het gebied van professioneel handelen. 45

46 De overgang naar het nieuwe inspectiewaarderingskader maakt het lastig om over deze indicator op een eenduidige manier te rapporteren. Sommige scholen zijn langs het oude beoordelingskader beoordeeld en andere scholen al langs het nieuwe beoordelingskader. Rotterdamse scholen hebben in het kader van de subsidieverlening bovendien alle, vaak net op hun eigen manier, gerapporteerd over deze inspectie indicator. Uit de realisatiecijfers blijkt dat vrijwel alle scholen op deze indicator als voldoende zijn beoordeeld. Indicator: Scholen voldoen aan de indicator van de Inspectie van het Onderwijs op het gebied van kwaliteitszorg. De overgang naar het nieuwe inspectiewaarderingskader maakt het lastig om over deze indicator op een eenduidige manier te rapporteren. Sommige scholen zijn langs het oude beoordelingskader beoordeeld en andere scholen al langs het nieuwe beoordelingskader. Rotterdamse scholen hebben in het kader van de subsidieverlening bovendien alle, vaak net op hun eigen manier, gerapporteerd over deze inspectie indicator. Uit de realisatiecijfers blijkt dat vrijwel alle scholen op deze indicator als voldoende zijn beoordeeld. Activiteiten op school Scholen kunnen via Leren Loont! voor diverse activiteiten extra financiële middelen aanvragen. In de schoolplannen is geïnventariseerd aan welke activiteiten scholen zoal hun extra middelen gaan uitgeven. Deels vinden deze activiteiten plaats in uitbreiding van uren buiten het lesprogramma om. Onderstaand overzicht geeft globaal aan welke activiteiten gepland staan. Scholen kunnen meerdere activiteiten ontplooien. Figuur 13: Inventarisatie schoolplannen, activiteiten en PO Bron: J&O Het aantal basisscholen dat deelneemt aan Lekker Fit! Blijft na een daling in voorgaande jaren in ten opzichte gelijk op 94 scholen. De figuur Inventarisatie schoolplannen geeft de uitvoering weer van de activiteiten die betaald worden uit de schoolontwikkelingsbudgetten. Het gaat steeds om de aantallen scholen die bepaalde activiteiten uitvoeren. De aantallen scholen die de activiteiten in het lopend schooljaar uitvoeren zijn afgezet tegen de aantallen scholen die de activiteiten in schooljaar uitvoerden. Duidelijk blijkt dat de Rotterdamse scholen ook in het lopende schooljaar een breed palet aan activiteiten uitvoeren met het schoolontwikkelingsbudget. Wel zijn er verschuivingen waar te nemen ten opzichte van schooljaar Het primair onderwijs zet vanuit het subsidiebudget in schooljaar meer in op taal en rekenen, ict en techniek, sociale competenties en burgerschapsvorming. Vanuit het schoolontwikkelingsbudget is er minder inzet op programma s voor meer begaafde of excellente leerlingen, ouderbetrokkenheid, aansluiting met jeugdhulp en professionalisering. Ouderbetrokkenheid en professionalisering van leerkrachten zijn belangrijke thema s waarop activiteiten gepland staan voor schooljaar Er zijn vijftien vakantiescholen gepland. 46

47 Vakmanschap Op basis van de schoolplannen die scholen indienen om subsidie aan te vragen in het kader van het Programma Leren Loont! heeft de gemeente Rotterdam het aantal scholen geïnventariseerd dat activiteiten onderneemt op het gebied van Loopbaanleren Loopbaanleren Tabel 31: Aantal scholen dat per schooljaar activiteiten onderneemt op het gebied van loopbaanleren. Bron: schoolplannen inventarisatie gemeente Rotterdam Uit de inventarisatie blijkt dat ongeveer 25% rapporteert over loopbaanleren. Het absolute aantal scholen is in schooljaar iets afgenomen tot 51. Ouders en school Ouderbetrokkenheid In het schooljaar is op 133 po-scholen een medewerker ouderbetrokkenheid aanwezig die de school helpt om het ouderbeleid uit te voeren. In waren er 136 scholen met een medewerkers ouderbetrokkenheid. Het aantal scholen is licht afgenomen door fusies en sluitingen van scholen. Indicator: De tevredenheid van ouders en leerlingen over het Rotterdamse onderwijsbeleid. Er is voor het primair onderwijs een onderzoek uitgezet waarbij ouders worden bevraagd op de thema s van het gemeentelijk onderwijsbeleid Leren loont! Dit onderzoek heeft twee meetmomenten: begin 2016 en eind Hieronder staan de uitkomsten uit de eerste meting. In het onderzoek zijn 177 ouders uit verschillende Rotterdamse wijken bevraagd. Overall zijn ouders redelijk tevreden over de basisschool waar hun kind heen gaat. De ouders zijn gemiddeld genomen het meest tevreden over de samenwerking en het contact tussen hen en de leerkrachten. Het gaat hierbij onder meer om dat de leerkrachten in gesprekken over het kind betrokken en geïnteresseerd zijn, de ouders goed informeren over de ontwikkeling van hun kind, makkelijk te benaderen zijn voor contact en een afspraak. Figuur 14: Ouder tevredenheid, Bron: Rapportage Ervaringen beleidsthema s Leren Loon! bij ouders, 2016, Hogeschool Rotterdam 47

48 Ook zijn ouders redelijk tevreden over de kwaliteit van de school van hun kind, de kwaliteit van de leerkrachten, en over de samenwerking en het contact tussen school en ouders. De kwaliteit van de school en de leerkrachten betreft onder andere de tevredenheid over het geboden onderwijs, het beschikken over goede, vakbekwame leerkrachten en of de ouders de school aan andere ouders zou aanraden. Bij de samenwerking en het contact tussen de school en de ouders gaat het bijvoorbeeld erom of de ouders zich welkom voelen op de school en of zij informatie krijgen over hoe zij kunnen helpen bij schoolzaken en over activiteiten en gebeurtenissen die voor hen en hun kind van belang zijn. Over de manier waarop Passend Onderwijs wordt vorm krijgt zijn ouders verhoudingsgewijs net wat minder tevreden. Het gaat er daarbij om of de school voldoende zorg biedt, of de school voor alle kinderen aandacht heeft en of hun kind zich veilig voelt op de school. Dat laatste is volgens veel ouders wel het geval. De ouders zijn relatief minder tevreden over de begeleiding bij de keuze voor het voortgezet onderwijs: gegeven informatie en gesprekken daarover. De vragen hierover zijn gesteld aan de ouders van wie de kinderen in groep 8 zitten. Omdat dit slechts elf ouders betreft, dienen de gemiddelden voorzichtig geïnterpreteerd te worden. 3.4 Personeel Kwantitatief Omvang aantal fte s Percentage aantal fte s Percentage aantal fte s Percentage formatie leiding- leiding- onderwijzend onderwijzend onderwijs- ondersteunend gevende gevende personeel personeel ondersteunend personeel taken taken personeel (oop/obp) Nederland % % % G % % % Rotterdam % % % Rotterdam Zuid % % % Tabel 32: overzicht formatie basisonderwijs in fte en percentage 2015 bron DUO, bewerking De Loos Monitoring De personele samenstelling is in het Rotterdamse primair onderwijs vergelijkbaar met de G4 als geheel. Opvallend is wel het relatief hoge percentage onderwijsondersteunend personeel. Op Rotterdam Zuid is 18 procent van het personeel onderwijsondersteunend ; landelijk is dat 11 procent. 48 Figuur 15: management ratio basisonderwijs Bron: DUO onderwijs in cijfers, bewerking De Loos Monitoring

49 De managementratio is in 2015 in Rotterdam nagenoeg gelijk aan de landelijke. Werkgelegenheid Volgens de Arbeidsmarktanalyse Gemeente Rotterdam van het Centrum voor arbeidsverhoudingen bij overheidspersoneelt (CAOP) kwam de werkgelegenheid in het primair onderwijs in 2010 uit op zo n fte. In 2014 is dit aantal terug ge lopen tot fte (-8 procent). In vergelijking met Nederland daalt de werkgelegenheid in Rot ter dam minder sterk. In Nederland is in dezelfde periode sprake van een daling van zo n 10 procent. De werkgelegenheid daalde in deze periode het sterkst onder het Rotterdamse onderwijsondersteunend personeel: van fte in 2010 naar 974,1 fte in Onder leraren is sprake van een daling van ongeveer 5 procent: in 2014 bedraagt de werkgelegenheid daardoor fte. Figuur 16: Ontwikkeling werkgelegenheid fte primair onderwijs, totale personeel ( , index: 2010 = 100) 61 Bron: CAOP Arbeidsmarktanalyse Gemeente Rotterdam (DUO) Samenstelling personeelsbestand In 2014 is ruim 16 procent van de leraren (in fte) in Rotterdam man. Dit is iets lager dan het landelijk gemiddelde van ongeveer 17 procent. Zowel in Rotterdam als in Nederland is het aandeel mannen de afgelopen jaren licht gedaald. In 2010 werd ruim 17 procent van de werkgelegenheid in fte in Rotterdam vervuld door een mannelijke leraar. In het primair onderwijs in Rotterdam is volgens de Arbeidsmarktanalyse een iets groter aandeel jonge leraren werkzaam dan landelijk. In totaal is in Rotterdam ruim 3 procent van de leraren jonger dan 25 jaar. Landelijk is dit bijna 3 procent. Ook het aandeel 25- tot 35-jarigen ligt hoger dan het landelijk gemiddelde, terwijl het aandeel oudere leraren lager ligt dan het landelijk gemiddelde 61 Sinds 2013 worden de gegevens over onderwijspersoneel op een andere manier verwerkt. Dat veroorzaakt een kleine trendbreuk tussen de gegevens van 2012 en eerder en de gegevens van 2013 en later. 49

50 Figuur 17: Leraren primair onderwijs naar leeftijdsklassen, werkgelegenheid in fte (2014) Bron: CAOP Arbeidsmarktanalyse Gemeente Rotterdam (DUO) Wat leeftijd betreft is een derde van de leraren jonger dan 35 jaar en heeft doorgaans minder dan tien jaar ervaring in het onderwijs. Een op de tien van hen is pas sinds kort voor de klas (c.q. is jonger dan 25 jaar). Het percentage jonge leraren voor de klas ligt in Rotterdam hoger dan landelijk, en is op Zuid het hoogst. Figuur 18: Aandeel jonge leraren voor de klas in het basisonderwijs Bron: DUO onderwijs in cijfers, bewerking De Loos Monitoring Rotterdam Nederland Leerlingen 6,90% -4,40% Werkgelegenheid 6,70% Tabel 33: Procentuele Groei (+) en krimp (-) van leerlingenaantallen en werkgelegenheid in 2020 (t.o.v. 2015) Bronnen: CAOP Arbeidsmarktanalyse Gemeente Rotterdam (CenTERdata (2015), DUO (2014) en scenariomodel po) Met het scenariomodel PO zijn alleen werkgelegenheidscijfers (berekende formatie) voor Rotterdam geraamd. 50

51 Bepalend voor de uitbreidingsvraag is de ontwikkeling van het aantal leerlingen. De groei of krimp van het aantal leerlingen en de werkgelegenheid in 2020 ten opzichte van 2015 is weergegeven in bovenstaande tabel. In het Rotterdamse primair onderwijs neemt, volgens de marktanalyse van het CAOP het aantal leerlingen en de werkgelegenheid toe. Dat wijkt af van het landelijke beeld. Naast de uitbreidingsvraag door toenemende leerlingenaantallen in het po, neemt de komende jaren de vervangingsvraag in po fors toe. De babyboom -generatie gaat het onderwijs, na eerder uitstel vanwege de verhoging van de pensioenleeftijd, nu echt verlaten. Het aanbod van pas afgestudeerde leraren vanuit de opleidingen blijft sterk achter bij de toenemende uitbreidings- en vervangingsvraag naar leraren. Vooral het aantal pabo-studenten is de afgelopen jaren sterk afgenomen. Voor het po leidt dit naar verwachting tot een toename van het aantal onvervulde vacatures 63. Uitval jonge, startende docenten De uitval van jonge, startende leraren is te hoog. Specifieke gegevens hierover voor Rotterdam zijn niet beschikbaar. In het po valt landelijk in het eerste jaar gemiddeld circa 18% van de leraren uit, oplopend tot 20% in het tweede jaar. Ziekteverzuim Ziekteverzuim is indirect een indicator van werktevredenheid en daarmee van een kwalitatief tekort. Het ziekteverzuim in het Rotterdamse onderwijs ligt in het basisonderwijs, lager dan het landelijk gemiddelde en het verzuim in de andere G4-steden Rotterdam Basisonderwijs 6,6 7,1 5,4 Landelijk Basisonderwijs 6,8 6,5 6,0 Tabel 34: Ziekteverzuimpercentage, Rotterdam en landelijk gemiddelde Bron: CAOP Arbeidsmarktanalyse Gemeente Rotterdam 63 Het onvervulde vacatures is het saldo van vervangings- en uitbreidingsvraag en het aanbod vanuit de initiële opleidingen en andere bronnen (herintreders, zij-instromers) 51

52 52

53 4. Voortgezet onderwijs Samenvatting Dit jaar is het voor het eerst mogelijk om de gemeten taalvaardigheden in Diataal te leggen naast landelijke gegevens. Daaruit blijkt dat de vmbo theoretische leerweg (tl)/mavoen havoleerlingen in Rotterdam goed groeien in hun scores en eind klas 2 op landelijk gemiddelde scoren. De vwo-leerlingen schoren zelfs iets boven het landelijk gemiddelde. Bij Rekeneffect is opvallend dat de leerlingen die het aan het begin van het eerste jaar zeer goed doen, nog een grote sprong voorwaarts maken. Bij het rendement van de bovenbouw valt de verbetering op van het percentage leerlingen dat onvertraagd door de bovenbouw gaat. Bij de Children s Zone komt percentage zelfs op het landelijk gemiddelde. De Children s Zone doet het op meer aspecten goed: het slagingspercentage ligt op het gemiddelde van Nederland en ook het cijfer voor het Centraal Examen ligt 0,03% hoger dan voor Rotterdam. Het slagingspercentage van het vwo ligt voor Rotterdam op het landelijk gemiddelde. Ondanks het sterk achterblijvende aanbod aan pas afgestudeerde leraren, blijft bij de uitbreidings- en vervangingsvraag naar leraren het kwantitatieve tekort relatief beperkt tot de exacte vakken en talen. In verband met de stijging van het aantal leerlingen in het po zal dit in het vo na 2020 ook leiden tot toenemende vraag naar leraren. Zorgelijk is de grote uitval bij beginnende leraren, die oploopt naar 28% na vijf jaar. In Rotterdam is bij alle schoolsoorten het percentage onbevoegd gegeven lessen relatief hoog in vergelijking met Rijnmond en het landelijke gemiddelde. In absolute zin is in Rotterdam het aantal onbevoegd gegeven lessen het hoogst in het vmbo. Nog steeds is Rotterdam de landelijke koploper in het percentage onbevoegd gegeven lessen. Het aantal zwakke afdelingen in Rotterdam is verder gedaald en komt zelfs onder het landelijk gemiddelde. Zeer zwakke afdelingen zijn er al sinds 2014 niet meer. Ouders zijn redelijk tevreden over de vo-school van hun kind. 53

54 4.1 Leerlingen Aantal vo-leerlingen Bijna leerlingen volgen voortgezet onderwijs op een school in Rotterdam Nederland G Rotterdam Rotterdam Zuid Tabel 35: aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs bron CBS statline naar schoolgemeente De leerlingpopulatie in het voortgezet onderwijs in Nederland neemt iets toe, evenals in de G4. In Rotterdam en op Rotterdam Zuid nemen de leerlingaantallen licht af. De leerlingprognoses tot 2035 laten de komende jaren een langzame stijging zien van het aantal vo-leerlingen in Rotterdam Tabel 36: leerlingprognoses vo bron Pronexus 2015 Door de grote vluchtelingenstroom is er een sterke groei geweest van het aantal leerlingen in de internationale schakelklassen in Rotterdam: Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal onderwijs kinderen kinderen kinderen kinderen kinderen kinderen plekken ISK vo sep 2015 nov 2015 dec 2015 feb 2016 ma 2016 jun Tabel 37: aantal leerlingen in internationale schakelklassen bron: opgave ISK scholen Er zijn vijf scholen voor voortgezet onderwijs die internationale schakelklassen aanbieden. Zij doen dat op alle onderwijsniveaus. Koers VO voert de intake uit; via een non-verbale IQ-test wordt bepaald op welk niveau de leerling kan instromen. Over het algemeen is het beeld dat steeds meer leerlingen op een hoger niveau instromen. Dit schooljaar is er voor het eerst een klas gestart op vwo-niveau. 54

55 Figuur 19: procentuele verdeling herkomstlanden leerlingen ISK bron: Koers VO in beeld De onderwijsdata van DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs) laten zien dat Rotterdamse leerlingen naar een school buiten de gemeente Rotterdam gaan, vooral naar de randgemeenten. Tegelijkertijd komen leerlingen van buiten Rotterdam naar een Rotterdamse vo-school. De instroom van leerlingen is dus groter dan de uitstroom. Deze aantallen zijn vrij stabiel. De instroom betreft voor een belangrijk deel de scholen met een sterk religieus kenmerk, zoals Wartburg, GSR en De Passie, of scholen met een specifiek profiel, zoals Scheepvaart- en Transportcollege, Grafisch Lyceum, Vrije school, Havo voor muziek en dans, en Theaterhavo/vwo. Het gaat ook om scholen op de rand van de gemeentegrens, zoals het Emmauscollege. Probleemcumulatiegebieden In de periode 2010/2016 blijft het percentage leerlingen uit een probleemcumulatiegebied in Nederland redelijk stabiel: rond 12 procent. Het aantal leerlingen uit een probleemcumulatiegebied ligt in Rotterdam met 48 procent veel hoger dan in de rest van Nederland, hoewel iets lager dan in de G4. Het aandeel in de Children s Zone springt eruit met 63,7%. De Rotterdamse cijfers laten geringe verschuivingen zien. percentage apcg aantal gemiddeld bb kb tl havo vwo 2015/2016 landelijk totaal ,3% 21,9% 16,0% 12,9% 10,1% 8,8% Rotterdam ,0% 73,9% 67,4% 52,2% 37,5% 29,4% Children Zone ,7% 71,8% 64,9% 67,9% 48,6% 45,5% G ,1% 74,9% 67,5% 52,5% 43,1% 33,9% 2014/2015 landelijk totaal ,2% 22,1% 16,0% 12,7% 9,8% 8,7% Rotterdam ,5% 73,0% 65,9% 51,6% 36,8% 29,0% Children Zone ,5% 71,4% 63,9% 70,3% 47,9% 43,2% G ,9% 75,2% 66,6% 52,3% 42,5% 33,3% 2013/2014 landelijk totaal ,1% 22,2% 15,9% 12,6% 9,8% 8,7% Rotterdam ,5% 75,0% 66,6% 51,2% 36,0% 30,0% Children Zone ,2% 73,2% 64,5% 69,8% 46,4% 42,8% G ,1% 75,9% 67,4% 52,2% 42,8% 33,8% 55

56 percentage apcg aantal gemiddeld bb kb tl havo vwo 2012/2013 landelijk totaal ,3% 20,7% 15,7% 12,2% 9,5% 8,5% Rotterdam ,9% 73,1% 66,1% 50,0% 35,5% 29,8% Children Zone ,3% 69,7% 62,9% 69,5% 45,1% 42,6% G ,9% 74,1% 66,6% 53,5% 41,5% 33,4% 2011/2012 landelijk totaal ,7% 22,5% 17,3% 13,4% 10,8% 9,8% Rotterdam ,7% 77,8% 66,2% 55,3% 39,5% 32,6% Children Zone ,9% 76,4% 61,3% 68,5% 45,4% 42,1% G ,5% 76,2% 67,1% 56,9% 44,2% 36,3% 2010/2011 landelijk totaal ,5% 21,4% 16,2% 13,1% 11,0% 9,8% Rotterdam ,7% 73,2% 60,7% 57,2% 42,3% 33,1% Children Zone ,4% 69,7% 49,8% 68,2% 49,8% 42,7% grote steden, incl. R dam ,7% 74,6% 64,3% 56,7% 45,5% 37,1% grote steden, excl. R dam ,7% 75,2% 66,1% 56,4% 47,3% 38,8% Tabel 38: percentage leerlingen uit probleem cumulatiegebied bron: IvhO Onderwijsresultaten en kwaliteitskaart; bewerking De Loos Monitoring Leerlingen en onderwijsniveau 56

57 Figuur 20: verdeling leerlingen 3e en 4e leerjaar naar woongemeente bron: CBS Statline Kijkend naar het niveau van de Rotterdamse leerlingen in het voortgezet onderwijs valt het volgende op. In vergelijking met het totaal aan Nederlandse leerlingen gaat vanaf leerjaar 3 een kleiner deel Rotterdamse leerlingen naar de havo en het vwo. In Nederland gaat 28% naar de havo, in Rotterdam is dit 24%. In het vwo gaat om respectievelijk 29 en 24 procent. Tegelijkertijd gaat 46 % van de Rotterdamse leerlingen naar het vmbo, en 5 % gaat naar het praktijkonderwijs. In Nederland zijn deze percentages respectievelijk 38% en 3% (praktijk onderwijs, betreft alle leerjaar). Ten opzichte van vorig jaar is deelname in Rotterdam aan het vwo en havo licht gestegen en is de deelname aan vmbo licht gedaald, vooral op vmbo bk niveau. In het praktijkonderwijs is de deelname stabiel In Rotterdam Zuid is het beeld afwijkend van Rotterdam. Focus-wijken R Zuid Overig R Rotterdam G4 Nederland Type voortgezet onderwijs in % praktijkonderwijs 6,3 5,9 3,9 4,5 3,9 2,8 vmbo b 21,4 19,1 12,1 14,5 13,9 10,6 vmbo k 18,7 20,0 14,4 16,3 14,0 14,4 vmbog/tl 29,0 27,5 29,4 28,7 28,4 27,6 havo/vwo 24,7 27,6 40,7 36,0 43,8 44,5 Tabel 39: % Leerlingen in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs, naar niveau en woongebied in 2014/2015 bron: Risbo/OBI basismonitor onderwijs NPRZ 2016 In Rotterdam Zuid volgt een groter deel van de leerlingen een opleiding op een lager niveau dan gemiddeld in Nederland. Dit geldt ook voor de focuswijken. Het aandeel leerlingen in het praktijkonderwijs ligt rond de 6 procent; gemiddeld in Nederland is dit 2,8 procent. Ook de deelname aan de laagste niveaus van het vmbo is groter dan in Nederland gemiddeld. Het aandeel havo/vwo-leerlingen is in Rotterdam Zuid 20 procentpunten lager dan gemiddeld in Nederland. In figuur 21 is de ontwikkeling van het aandeel leerlingen in havo/vwo vanaf het schooljaar 2008/2009 weergegeven. Het verschil in het aandeel leerlingen dat havo/vwo volgt tussen Rotterdam Zuid en de focuswijken enerzijds en Nederland anderzijds is in deze periode iets kleiner geworden. 57

58 Figuur 21: Percentage leerlingen havo/vwo in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs naar woongebied en jaar Bron: SSB, bewerking Risbo/gemeente Rotterdam (OBI) Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) is bedoeld voor 18-plussers die nog geen mavo-, havo- of vwo-diploma hebben behaald. Voor leerlingen van 16 of 17 jaar zijn er mogelijkheden om overdag of in de avond een diploma te behalen. De grootste groep vo-leerlingen op het vavo bestaat uit leerlingen die gezakt zijn voor het eindexamen. Op het vavo hoeven ze dan alleen de vakken over te doen waarvoor ze gezakt zijn. Ook kan vavo soms een oplossing zijn voor leerlingen die door omstandigheden niet goed functioneren in het regulier onderwijs. Leerjaar Leerjaar Leerjaar Leerjaar Leerjaar Aantal leerlingen vavo Tabel 40: Aantal vavo deelnemers voortgezet onderwijs bron: kengetallen VO VAVO Rijnmond College Het totaal aantal vavo leerlingen blijft stabiel, maar het aantal zogenoemde uitbestede leerlingen daalt. Vanaf worden leerlingen die ouder zijn dan 19 jaar niet meer als uitbestede leerlingen van het voorgezet onderwijs ingeschreven, maar als zelfstandige leerlingen die vallen onder volwasseneducatie (bve). Ze blijven in deze Staat als zodanig buiten beschouwing. Indicator: Het percentage voortijdig schoolverlater daalt. Schooluitval Het aantal voortijdig schoolverlaters (vsv ers) in het voorgezet onderwijs is beperkt. Het totaal aantal vsv ers daalde van 221 (0,8 procent) in naar 183 (0,7 procent) in In nam het aantal toe tot 198. Het vsv-percentage bleef gelijk: 0,7%. Als we kijken naar de verschuivingen binnen het vo valt op dat het vsv-percentage van de onderbouw in gelijk bleef aan dat van , namelijk op 0,3%. In de bovenbouw namen de percentages licht toe: VMBO bovenbouw van 1,4% naar 1,5% en havo/vwo bovenbouw van 0,5 naar 0,6%. 58

59 deelnemers vsv'ers % vsv norm Totaal ,80% vo onderbouw ,20% 0,20% vmbo bovenbouw ,80% 1,50% havo/vwo bovenbouw ,70% 0,10% deelnemers vsv'ers % vsv norm Totaal ,70% vo onderbouw ,30% 0,20% vmbo bovenbouw ,40% 1,50% havo/vwo bovenbouw ,50% 0,10% deelnemers vsv'ers % vsv norm Totaal ,70% vo onderbouw ,30% 0,20% vmbo bovenbouw ,50% 1,50% havo/vwo bovenbouw ,60% 0,10% Tabel 41: norm, aantallen en percentages vsv-ers Rotterdamse leerlingen bron: OCW VSV verkenner Passend onderwijs Koers VO is voor Rotterdam het regionaal samenwerkingsverband voor passend onderwijs. Het werkgebied van het samenwerkingsverband is regionaal en groter dan de gemeente Rotterdam. 01-okt okt okt-15 vo regulier ,96% ,01% vso totaal ,98% ,15% TOTAAL ,10% ,97% vso cluster ,23% 842-2,66% vso cluster ,78% ,42% Tabel 42: overzicht leerlingaantallen samenwerkingsverband Koers VO bron: Koers VO in beeld 2016 Bovenstaande tabel toont aan dat er een lichte stijging te zien is in deelname aan het vso, die vooral veroorzaakt wordt door cluster 4. Onderstaande figuur geeft het aantal leerlingen met een lwoo-aanwijzing of pro-beschikking over de afgelopen jaren weer. Te zien is dat het aantal lwoo-leerlingen daalt en het aantal pro-leerlingen stijgt. Figuur 22: leerlingaantallen lwoo/pro bron: Koers VO in beeld 59

60 Figuur 23: deelnamepercentage lwoo/pro bron: Koers VO in beeld 4.2 Onderwijsresultaten De onderwijsresultaten op het gebied van taal en rekenen benaderen het landelijk gemiddelde Taalvaardigheden Een indicatie voor het niveau van de leerlingenprestaties is hun taalvaardigheid. 80% van de Rotterdamse vo-scholen gebruikt sinds 2010 dezelfde toetsen voor het meten van het niveau van begrijpend lezen en woordenschat: Diatekst (begrijpend lezen) en Diawoord (woordenschat). De leerlingen krijgen aan begin en einde van de eerste klas en eind van de tweede klas een toets. Door de uitkomsten van de drie toetsen met elkaar te vergelijken, wordt de taalvaardigheid op verschillende momenten en de leerwinst daartussen zichtbaar. De uitkomsten van de toetsen maken op leerling-, klas- en schoolniveau specifieke taalachterstanden en talenten zichtbaar. Dit biedt leraren een handelingsperspectief in het klaslokaal. Leerlingen en ouders weten waar hun mogelijkheden om te groeien liggen. School- en teamleiders en docenten kunnen tenslotte sturen op resultaat, doordat er daarin is Rotterdam uniek dankzij Rotterdams Taal Effect elk jaar openheid is over het instapniveau en de groei onder alle schoollocaties. Rotterdam Cohort Land. Cohort Cohort Land. Cohort Cohort Land. Cohort Diatekst Gem Gem Gem Niveau gem.a gem.a gem.b gem.b gem.2 gem.2 Praktijk-o.w Vmbo-basis , Vmbo-kader , Vmbo-tl/ Mavo , Havo , Vwo , Rotterdam Tabel 43: De tabel geeft de ontwikkeling op de verschillende toetsmomenten weer. Vanaf schooljaar is Diatekst overgestapt op een nieuw scoreschaal. Vandaar dat alleen de laatste twee lichtingen van Taal Effect in deze tabel betrokken zijn. Doordat Diataal nu ook landelijke gemiddelden biedt, kunnen we het niveau van de Rotterdamse leerlingen ijken. Alleen voor praktijkonderwijs is die mogelijkheid er niet. Op de niveaus vmbo

61 basis, kader en tl hadden de leerlingen in 2014 gemiddeld een achterstand van ongeveer anderhalf punt op het landelijk gemiddelde. Op de havo was de achterstand een halve punt en de Rotterdamse vwo-leerlingen scoorden boven landelijk niveau. De lichting 2013 startte grotendeels vergelijkbaar; de vwo-leerlingen begonnen toen zelfs nog beter. Groei Diatekst tussen toets A & 2 Groei Groei land Groei Onderwijsniveau Praktijkonderwijs Vmbo-basis 3.9 6,7 6 Vmbo-kader 6.7 6,7 7.1 Vmbo-tl/Mavo 9.7 8,4 10 Havo 10,8 10, Vwo 14 14, Totaal Rotterdam 9.3 9,5 Tabel 44: Groei op Diatekst Bron: Taaleffect CED Interessant is hoe de leerlingen zich vervolgens ontwikkelden. Zorgelijk is dat de vmbo basis-leerlingen met een achterstand startten en vervolgens ook een lagere groei laten zien. Dit is vooral zichtbaar in de laatste lichting. Vmbo-kader groeit in een vergelijkbaar tempo met de rest van het land, maar haalt daarmee de achterstand niet in en scoort eind klas 2 ruim één punt onder het landelijk gemiddelde. Mavo-leerlingen in Rotterdam groeien juist veel harder, net als havo-leerlingen. Daarmee scoren zij eind klas 2 allemaal vrijwel op het landelijk gemiddelde. De groei in de lichting was veelal net iets hoger dan die in In de verschillende clusters binnen Rotterdams Taal Effect worden de oorzaken van de tegenvallende of juist succesvolle groei op de verschillende onderwijsniveaus en schoollocaties onderzocht om het onderwijs verder te optimaliseren. Daarbij wordt ook dieper ingezoomd op de meerjarige trends per onderwijsniveau.tevens kijken we daarbij naar de relatie met de woordenschatontwikkeling (zie ook tabel 46). Onderstaande figuren tonen de ontwikkeling ten opzichte van de referentieniveaus. Volgens de norm moet 75 procent van de leerlingen eind groep 8 niveau 1F halen. In Rotterdam ligt dit percentage iets lager, op 73 procent. Aan het eind van de brugklas is dit percentage gestegen naar 80 procent. Eind leerjaar 2 heeft 84 procent van de vo-leerlingen niveau 1F. Dat percentage ligt 2% hoger dan in de vorige lichting van Taal Effect. Op dat moment zit 34 procent van de leerlingen al op of boven niveau 2F, waar dat begin klas 1 nog maar 6% was. Hiermee wordt duidelijk dat het taalniveau van de leerlingpopulatie als geheel verbetert streefzone laag streefzone hoog Rotterdam Diatekst A Diatekst B Diatekst 2 Diatekst 3 eindniv. Figuur 24a: Scores op Diatekst praktijkonderwijs bron Taal Effect CED 61

62 streefzone laag streefzone hoog R'dam12-14 R'dam13-15 R'dam14-16 land 43 Diatekst A Diatekst B Diatekst 2 Diatekst 3 eindniv. Figuur 24b: Scores op Diatekst vmbo b bron Taal Effect CED streefzone laag streefzone hoog R'dam R'dam R'dam land 49 Diatekst A Diatekst B Diatekst 2 Diatekst 3 eindniv. Figuur 24c: Scores op Diatekst vmbo k bron Taal Effect CED streefzone laag streefzone hoog R'dam R'dam R'dam land 54 Diatekst A Diatekst B Diatekst 2 Diatekst 3 eindniv. Figuur 24d: Scores op Diatekst vmbo tl bron Taal Effect CED 62

63 Diatekst A Diatekst B Diatekst 2 Diatekst 3 Diatekst 4 eindniv. streefzone laag streefzone hoog R'dam13-15 R'dam land Figuur 24e: Scores op Diatekst havo bron Taal Effect CED streefzone laag streefzone hoog R'dam R'dam land 68 Diatekst A Diatekst B Diatekst 2 Diatekst 3 Diatekst 4 Figuur 24f: Scores op Diatekst vwo bron Taal Effect CED Uit de achterliggende gegevens blijkt dat de verschillen tussen onderwijsniveaus groot zijn. In het praktijkonderwijs heeft 89 procent aan het eind van het tweede leerjaar nog geen 1F-niveau. In het vmbo geldt dit voor 44 procent van de leerlingen. De groep mavo(havo)-leerlingen is voor het grootste deel al op weg naar 2F; 4 procent heeft dit niveau nog niet bereikt. Van de havo-leerlingen zit 58% en van de vwo-leerlingen 86% op of boven 2F. Vwo-leerlingen moeten niveau 2F beheersen aan het eind van klas 2. 63

64 Rotterdam Cohort Land. Cohort Cohort Land. Cohort Cohort Land. Cohort Diawoord Gem Gem Gem Start Start Start Eind Eind Eind Eind Eind Eind klas 1 klas 1 klas 1 klas 1 klas 1 klas 1 klas 2 klas 2 klas 2 Praktijk Onderwijs Vmbo-basis Vmbo-kader Vmbo-tl/mavo Havo Vwo Totaal Tabel 45: Scores op Diawoord per onderwijsniveau, totaal Rotterdamse leerlingen bron Taal Effect CED. In tabel 45 staat de ontwikkeling op woordenschat. Ook hier is nu een landelijk gemiddelde beschikbaar. Globaal is de startsituatie vergelijkbaar met die op tekstbegrip. Vmbo-basis en -kader hebben een achterstand van ruim twee punten bij de start van het vo. Mavoleerlingen starten met een achterstand van bijna anderhalve punt en havo- en vwo-leerlingen scoren op het landelijk gemiddelde. Eind klas 1 is de achterstand van basisleerlingen geslonken tot 1,9 en die van kaderleerlingen tot 1,2 punten. Mavoleerlingen groeien vergelijkbaar met de rest van het land, en havo- en vwo-leerlingen zelfs iets harder. Diawoord Rotterdam Groei Groei Groei Land Onderwijsniveau Start klas 1 Start klas 1 Start klas 1 naar eind klas 2 naar eind klas 2 naar eind klas 2 Praktijkonderwijs Vmbo basis Vmbo kader Vmbo-tl/mavo Havo Vwo totaal Tabel 46: Groei op Diawoord Bron: Taal Effect CED streefzone laag streefzone hoog Rotterdam Figuur 25a: Scores op Diawoord praktijkonderwijs bron Taal Effect CED 64

65 streefzone laag streefzone hoog R'dam12-14 R'dam13-15 R'dam14-16 land 47 Diawoord A Diawoord B Diawoord 2 Diawoord 3 eindniv. Figuur 25b: Scores op Diawoord vmbo b bron Taal Effect CED streefzone laag streefzone hoog R'dam R'dam R'dam land 53 Diawoord A Diawoord B Diawoord 2 Diawoord 3 Eindniv. Figuur 25c: Scores op Diawoord vmbo k bron Taal Effect CED streefzone laag streefzone hoog R'dam R'dam R'dam land 55 Diawoord A Diawoord B Diawoord Diawoord 2 3 eindniv. Figuur 25d: Scores op Diawoord vmbo tl bron Taal Effect CED 65

66 Diawoord A Diawoord B Diawoord Diawoord 2 3 eindniv. streefzone laag streefzone hoog R'dam R'dam R'dam land Figuur 25e: Scores op Diawoord havo bron Taal Effect CED streefzone laag streefzone hoog R'dam R'dam R'dam land 75 Diawoord A Diawoord B Diawoord 2 Diawoord 3 Figuur 25f: Scores op Diawoord vwo bron Taal Effect CED Ook eind klas 2 is er op woordenschat veelal een positieve ontwikkeling. Op de meeste onderwijsniveaus is de groei stabiel. Vmbo-kader, vmbo-tl en havo groeien echter minder hard dan vorig jaar. Vmbo-kader groeit wel flink harder dan de rest van het land, net als vmbo-basis. Vmbo-basisleerlingen hebben zelfs een voorsprong op het landelijk gemiddelde; de achterstand van vmbo-kaderleerlingen bedraagt nog ruim een halve punt, die van vmbo-tl-leerlingen anderhalve punt. Dit is dus een aandachtspunt op dit onderwijsniveau. Het startniveau in deze hele lichting was iets hoger dan in de lichtingen ervoor. De leerlingen uit het praktijkonderwijs maken de grootste groei door. Bij een vergelijking ten opzichte van de landelijke scoreverdeling valt op dat de achterstand in de groepen beneden minimum en minimum is geslonken van 31% (oranje balkjes) naar 29% (groene balkjes). Dit is goed nieuws, al blijft aandacht voor woordenschat broodnodig. 66

67 Regio: Rotterdam 2015/2016 Leerjaar: 2 Over alle onderwijsniveaus Over alle klassen Diawoord A (n=4954), B (n=4776) en 2 (n=5524) 70% 60% 50% 50% 51% 49% 50% 40% 30% 20% 10% 13% 10% 11% 12% 18% 17% 15% 15% 15% 13% 14% 14% 10% 7% 7% 7% 0% beneden minimum (E) minimum (D) voldoende (B+C) goed (A) zeer goed (AA) OC-verdeling Versie A Versie B Versie 2 Figuur 26: Rotterdam afgezet tegen de landelijke scoreverdeling op woordenschat op de drie meetmomenten: Diawoord A = start klas 1; Diawoord B = eind klas 1 en Diawoord 2 = eind klas 2 bron Taal Effect CED. Rekenvaardigheden Stedelijke ontwikkeling op Diacijfer in Rotterdam In tabel 1 staan de gemiddelde resultaten op Diacijfer op stedelijk niveau en een duiding daarvan per onderwijsniveau. Diacijfer Cohort naam A>B gem A gem B Laagste Hoogste Laagste Hoogste A (n=) B (n=) streef score A score A score B score B groei Praktijkonderwijs Vmbo-basis Vmbo-kader Vmbo-basis/-kader Vmbo-tl/mavo Havo Havo/Vwo Vwo Totaal Tabel 47: ontwikkeling per onderwijsniveau cohort 15-16, Diacijfer, A & B bron: Rekeneffect CED In bovenstaande tabel is te zien dat er op alle onderwijsniveaus een groei is geboekt op Diacijfer. De vmbo-tl/mavo-klassen laten de grootste groei zien; de havo-klassen de minste. Opvallend is dat alle vmbo-onderwijsniveaus in schooljaar gemiddeld de minimale groei halen, terwijl de hogere niveaus gemiddeld dit niet laten zien. Tevens is te zien dat het verschil tussen de laagste en hoogste score (de range) bijna op alle onderwijsniveaus toeneemt. Op de lagere onderwijsniveaus gaan zowel de laagste als de hoogste scores omhoog. Op havo-, havo/vwo- en vwo-niveau is er nauwelijks verschil in laagste en hoogste score ten opzichte van toets A. Op vmbo-tl/mavo niveau is de grootste toename te zien. De hoogste score is fors toegenomen. 67

68 Uit onderstaande grafiek blijkt dat Rotterdam net iets meer leerlingen met een E- of een D-score heeft dan de landelijke scoreverdeling. Hierin vindt nauwelijks verandering plaats gedurende het eerste jaar. Sterker nog: het percentage in deze categorieën stijgt met één procent. Ondanks dat aan het begin van het jaar procentueel minder leerlingen goed (A) of zeer goed (AA) scoren ten opzichte van de landelijke scoreverdeling, is er in de eerste klas van het vo sprake van een positieve ontwikkeling. Meer leerlingen weten aan het eind van het jaar zeer goed (AA) te scoren. Het percentage stijgt naar 13%. Dat is 3% meer dan het landelijk cijfer. 70% 60% Regio: Rotterdam 2015/2016 Leerjaar: 1 Over alle onderwijsniveaus Over alle klassen Diacijfer: versie A (n=2948) en B (n=3272) 50% 50% 51% 49% 40% 30% 20% 10% 10% 11% 11% 15% 15% 16% 15% 12% 11% 10% 11% 13% 0% beneden minimum voldoende goed zeer goed minimum (E) (D) (B+C) (A) (AA) OC-verdeling Versie A Versie B Figuur 27: Ontwikkeling t.o.v. de landelijke scoreverdeling, cohort bron: Rekeneffect CED Rotterdam 2015/2016 Leerjaar: 1 Over alle onderwijsniveaus Over alle klassen Referentieniveau Diacijfer: versie A (n=2948) en B (n=3272) Versie A 12% 15% 15% 19% 13% 17% 8% 1% Versie B 4% 15% 11% 16% 17% 20% 11% 5% laag nr.1f laag nr.2f laag nr.3f hoog nr.1f hoog nr.2f hoog nr.3f 1F 2F 3F Figuur 28: Ontwikkeling t.o.v. de referentieniveaus, cohort bron: Rekeneffect CED 68

69 Ten opzichte van de referentieniveaus rekenen is een positieve ontwikkeling zichtbaar. De percentages in de hogere referentieniveaus groeien; de percentages in de lagere referentieniveaus dalen. Ook hier gaat het om het beeld van de hele stad. Gegevens Nederland: cijfer 5 of voldoende cijfer 5 of voldoende cijfer 5 of voldoende hoger hoger hoger bb 5,3 72,2% 41,9% 5,6 77,0% 50,6% 5,9 86,3% 65,7% kb 5,5 82,8% 43,4% 5,9 85,2% 59,0% 6,1 91,2% 66,2% gl/tl 5,8 81,8% 59,6% 6,3 88,2% 69,4% 7,1 98,3% 89,3% havo 5,5 86,7% 47,4% 5,8 89,3% 53,9% 5,9 94,3% 60,1% vwo 7,1 99,2% 89,7% 7,3 99,3% 91,6% 7,4 100,0% 94,8% Tabel 48: Verdeling eindresultaten rekenen naar percentage 5 of hoger, voldoende en gemiddeld eindcijfer per niveau in de schooljaren 2014, 2015 en Bron: DUO, cijfer van de eerste tot en met de derde tijdvak cijfer 5 of voldoende cijfer 5 of voldoende cijfer 5 of voldoende hoger hoger hoger bb 5,0 72,5% 29,0% 5,5 77,5% 47,0% 5,6 81,1% 54,0% kb 5,2 75,4% 34,4% 6,0 82,9% 59,7% 5,8 86,3% 56,2% gl/tl 5,6 74,2% 51,2% 6,1 85,9% 64,2% 7,0 97,9% 84,9% havo 5,4 83,6% 42,5% 5,6 86,2% 48,0% 5,8 93,6% 59,3% vwo 6,9 98,2% 85,7% 7,3 99,1% 90,6% 7,3 99,9% 94,4% Tabel 49: Rotterdam: verdeling eindresultaten rekenen naar percentage 5 of hoger, voldoende en gemiddeld eindcijfer per niveau in de schooljaren 2014, 2015 en 2016 Bron: Reken effect groep Kwaliteit en wijzigingen in het inspectiekader De Inspectie van het Onderwijs kent toezichtsarrangementen toe op het niveau van de schoolsoort binnen een school of scholengemeenschap of locatie, op het niveau van de onderwijssoort en op het niveau van de leerweg. Per 1 juni 2016 heeft de Inspectie van het Onderwijs het onderwijsresultatenmodel ingevoerd. Het nieuwe onderwijsresultatenmodel bestaat uit de volgende vier indicatoren: positie in leerjaar 3 ten opzichte van het advies van de basisschool (onderwijspositie t.o.v. advies po) percentage onvertraagde studievoortgang in leerjaar 1 en 2 (onderbouwsnelheid) percentage onvertraagde studievoortgang vanaf leerjaar 3 per afdeling (bovenbouwsucces) gemiddeld cijfer Centraal Examen van alle vakken per afdeling (examencijfers) De wijzigingen hebben de volgende gevolgen voor de Staat: Over de eerste indicator wordt gerapporteerd in het hoofdstuk po. De voorheen gepresenteerde cijfers Centraal examen wiskunde en Nederlands zijn niet meer beschikbaar, evenals het rendement in de onderbouw. Vanaf volgend jaar wordt dit vervangen door onderbouwsnelheid. Het rendement bovenbouw is dan vervangen door bovenbouwsucces. Voor elk van de indicatoren is een minimale norm bepaald. De inspectie legt deze absolute - norm vast voor een aantal jaar, zodat scholen voor een langere periode precies weten waaraan ze moeten voldoen om de kwalificatie boven de norm te krijgen. De inspectie zet 69

70 het driejaargemiddelde af tegen de norm. Om rekening te houden met de verschillende achtergronden en ondersteuningsbehoeften van leerlingen op een school, wordt deze norm lager, afhankelijk van de hoeveelheid leerlingen met een bepaald kenmerk. De inspectie beoordeelt tijdens de risicoanalyse geen individuele indicatoren, maar geeft aan of een indicator onder of boven de norm scoort. Op basis van een eventueel onderzoek geeft de inspectie een totaaloordeel over de onderwijsresultaten. De inspecteur stelt dit oordeel vast en hij baseert dit op de hoeveelheid indicatoren die de kwalificatie onder of boven de norm krijgt. Het verschil tussen schoolexamen en centraal examen van alle vakken per afdeling (verschil se-ce) is met ingang van Schaduwpublicatie 2015 niet meer als indicator meegenomen in de beoordeling van de onderwijsresultaten. Wel blijft de Inspectie bepalen wat het verschil se-ce is, voor de handhaving op de examenlicentie (artikel 29, WVO). Indicator: het aantal zwakke en zeer zwakke scholen, opleidingen en afdelingen Figuur 29: zwakke scholen en afdelingen bron: stand 1 september 2016, Inspectie van het Onderwijs N 2016 Nederland 8,8 9,5 7 4,4 4, G4 12,4 14,7 14 8,7 6,4 360 Rotterdam 16,5 16,5 10,3 7,2 3,9 127 Tabel 50: percentage zwakke scholen, opleidingen en afdelingen; totaal aantal scholen bron: stand 1 september 2016, Inspectie van het Onderwijs Het aantal zwakke afdelingen in het Rotterdamse voortgezet onderwijs is het afgelopen jaar opnieuw gedaald. De afgelopen vier jaar heeft het Rotterdamse voortgezet onderwijs ten opzichte van de landelijke percentages en de G4 een aanzienlijke inhaalslag gemaakt. Het percentage zwakke afdelingen ligt nu onder het landelijk gemiddelde. In Rotterdam zijn er al sinds 2014 geen zeer zwakke afdelingen in het voortgezet onderwijs. Ook hier is de kwaliteit van het Rotterdamse voortgezet onderwijs volgens het oordeel van de Inspectie van het Onderwijs beter dan de G4 en het landelijk gemiddelde. Scholen kunnen zich aanmelden voor het traject Excellente Scholen. Er zijn enkele scholen in Rotterdam die het predicaat Excellente school verworven hebben: LMC Praktijkonderwijs, Wolfert Tweetalig (vwo), TooropMavo (vmbo-tl) en de csg Calvijn, vestiging Juliana (vmbo-gt). Wolfert Tweetalig, Calvijn Juliana en Toorop waren ook in 2014 al Excellente school. Sinds 2015 is het predicaat driejarig. 70

71 Rendement en slagingspercentage van Rotterdamse afdelingen voortgezet onderwijs Naast de resultaten in termen van uitkomsten van centraal examens is nog een aantal andere indicatoren relevant voor de kwaliteit van het voortgezet onderwijs. Indicator: scholen voldoen aan de indicator van de Inspectie van het Onderwijs op het gebied van onderwijsopbrengsten rendement alle sub bb kb gt sub havo vwo niveaus vmbo havo/vwo 2014/2015 Nederland 88% 92% 91% 92% 92% 86% 84% 89% Rotterdam 86% 88% 88% 89% 88% 84% 80% 88% Children Zone 87% 89% 88% 90% 89% 83% 79% 89% G4 86% 87% 86% 88% 88% 85% 81% 89% 2013/2014 Nederland 88% 91% 90% 91% 91% 86% 83% 88% Rotterdam 86% 88% 86% 89% 89% 84% 81% 87% Children Zone 86% 88% 87% 88% 88% 83% 80% 87% G4 85% 86% 84% 86% 87% 84% 80% 87% 2012/2013 Nederland 87% 89% 89% 89% 90% 85% 82% 87% Rotterdam 85% 87% 85% 87% 87% 84% 80% 87% Children Zone 84% 87% 84% 87% 89% 81% 80% 82% G4 84% 85% 84% 84% 85% 84% 79% 88% Tabel 51: rendement bovenbouw bron DUO, bewerking De Loos rendement alle sub bb kb gt sub havo vwo niveaus vmbo havo/vwo 2014/2015 Nederland 71% 84% 84% 84% 85% 62% 60% 64% Rotterdam 66% 78% 77% 80% 78% 57% 52% 62% Children Zone 71% 80% 78% 81% 80% 56% 51% 63% G4 66% 77% 75% 78% 78% 60% 54% 64% 2013/2014 Nederland 69% 83% 82% 82% 83% 60% 59% 61% Rotterdam 65% 78% 75% 79% 79% 56% 54% 57% Children Zone 69% 77% 76% 79% 77% 55% 53% 58% G4 63% 75% 72% 75% 76% 57% 53% 60% 2012/2013 Nederland 67% 80% 80% 80% 81% 58% 56% 60% Rotterdam 65% 76% 72% 77% 77% 57% 53% 60% Children Zone 66% 75% 71% 76% 79% 51% 54% 47% G4 62% 72% 71% 72% 73% 56% 50% 61% Tabel 52: onvertraagd door bovenbouw bron DUO, bewerking De Loos 71

72 Het rendement van de bovenbouw als geheel is landelijk gelijk gebleven ten opzichte van leerjaar Dit geldt ook voor Rotterdam, waarbij het verschil 2% blijft, maar Rotterdam wel op het niveau van de G4 zit. De Children s Zone doet het zelfs een procentpunt beter. Op een aantal niveaus scoort de Children s Zone beter dan Rotterdam. Opvallend daarbij is de stijging op vwo-niveau tot landelijk gemiddelde. Het percentage onvertraagd door de bovenbouw is voor Rotterdam verbeterd en dat geldt zeker voor de Children s Zone, waarbij de Children s Zone op het landelijk gemiddelde komt. Nederland laat bij onvertraagd door de bovenbouw over de hele linie een jaarlijkse groei zien ten opzichte van eerdere leerjaren. Dit beeld is voor Rotterdam wisselend. Bij de verschillende onderwijsniveaus valt over bijna de hele linie op dat de Children s Zone beter scoort dan Rotterdam als geheel, met uitzondering van de havo. Daarnaast valt een behoorlijke stijging op voor Rotterdam en bij de Children s Zone bij het vwo. slagingspercentage Gemiddeld vmbo havo vwo 2014/2015 Nederland 92% 95% 87% 92% G4 90% 93% 86% 92% Rotterdam 90% 92% 86% 92% Children s Zone 92% 94% 86% 92% 2013/2014 Nederland 92% 94% 88% 90% G4 90% 92% 87% 88% Rotterdam 89% 92% 86% 85% Children s Zone 90% 93% 83% 87% 2010/2011 Nederland 91% 94% 86% 89% G4 89% 92% 84% 87% Rotterdam 89% 92% 84% 85% Children s Zone 89% 93% 84% 78% Tabel 53: Examenresultaten Bron: DUO toezichtkaart; bewerking De Loos Monitoring Het slagingspercentage ligt in Rotterdam twee procentpunt lager dan in Nederland. Het vwo zit op het landelijk gemiddelde. De Children s Zone doet het over het relatief wat beter dan Rotterdam als geheel. Centraal Examen In schooljaar 2014/2015 deden in totaal in Rotterdam leerlingen eindexamen. In de periode van 2010/2011 tot 2014/2015 is het gemiddelde cijfer van Nederland voor alle niveaus jaarlijks iets gestegen. Dit geldt ook voor Rotterdam, waarbij het cijfer in 2014/2015 wel lager is dan Nederland (-0,07) en dan de G4 (-0,04). Opvallend is dat de Children s Zone het beter doet dan Rotterdam (+ 0,03). De Children s Zone doet het op verschillende niveaus in 2014/2015 beter dan de G4, zowel op het vmbo als op de havo. Voor het vmbo was dit ook in 2013/2014 het geval. Kijkend naar de verschillende niveaus, valt op dat havo in Rotterdam, net als in Nederland, het enige niveau is dat lager gescoord heeft (0,02). De Children s Zone laat juist het beste resultaat op de havo zien in vergelijking met Nederland, Rotterdam en G4. Het vwo scoort op het landelijk gemiddelde. 72

73 rendement aantal alle sub bb kb gt sub havo vwo kandidaten niveaus vmbo havo/vwo 2014/2015 Nederland ,47 6,49 6,70 6,32 6,50 6,44 6,35 6,56 Rotterdam ,40 6,36 6,53 6,20 6,37 6,44 6,33 6,56 Children Zone ,43 6,43 6,57 6,31 6,43 6,42 6,39 6,48 G ,44 6,39 6,57 6,22 6,40 6,47 6,32 6, /2014 Nederland ,41 6,42 6,66 6,31 6,40 6,40 6,37 6,44 Rotterdam ,34 6,33 6,49 6,18 6,32 6,35 6,35 6,35 Children Zone ,36 6,36 6,60 6,22 6,31 6,35 6,32 6,41 G ,36 6,31 6,51 6,21 6,28 6,40 6,35 6, /2013 Nederland ,43 6,33 6,62 6,27 6,27 6,52 6,47 6,59 Rotterdam ,38 6,25 6,52 6,18 6,19 6,52 6,48 6,56 Children Zone ,37 6,29 6,53 6,24 6,22 6,53 6,50 6,58 G ,40 6,24 6,56 6,23 6,14 6,53 6,43 6, /2012 Nederland ,35 6,34 6,58 6,30 6,29 6,35 6,30 6,40 Rotterdam ,27 6,25 6,47 6,17 6,22 6,29 6,26 6,32 Children Zone ,24 6,27 6,47 6,13 6,24 6,18 6,24 6,09 G ,30 6,25 6,49 6,22 6,18 6,34 6,25 6, /2011 Nederland ,21 6,18 6,35 6,13 6,14 6,23 6,18 6,29 Rotterdam ,13 6,09 6,22 6,07 6,06 6,17 6,15 6,19 Children Zone ,07 6,09 6,23 6,08 6,03 6,03 6,13 5,91 G ,15 6,07 6,18 6,06 6,02 6,22 6,13 6,30 Tabel 54: Onderwijsresultaten, cijfer centraal examen bron DUO, bewerking De Loos Resultaten voortgezet algemeen volwassenenonderwijs Voor bepaalde groepen vo-leerlingen kan voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) de oplossing zijn om alsnog een diploma te halen. Aantal Diploma Één of meer Resultaat behaald certificaten behaald Leerling uit vwo 85 64% 29% 93% Leerling uit havo % 35% 86% Leerling uit vmbo 85 64% 19% 82% Totaal % 30% 87% Tabel 55: Rendement vavo leerjaar bron: kengetallen VO VAVO Rijnmond College Het aantal examendeelnemers dat een diploma haalt, is in ten opzichte van gedaald van 58 naar 57 procent. 30 procent haalt één of meer certificaten, 13 procent haalt geen resultaat. In 2014/2015 was dit respectievelijk 22 en 20 procent. Doorstroom naar het vervolgonderwijs Indicator: de doorgaande leerlijn verbetert 73

74 Doorstroom vanuit het vo bestemmingsniveau mbo/ho, Rotterdam 2014/2015 mbo kwallificatie totaal bo-1 bo-2 bo-3 bo-4 mbo hbo (5) wo (6) geslaagd geen havo/ havo/vwo- vwo-examen examen alle niveaus sub vmbo bb kb tl sub havo/vwo havo vwo Tabel 56: tabel doorstroom vanuit het vo Bron: DUO, De Loos bewerking Toelichting bij tabel: vestigingsgemeente herkomst De indeling van gemeenten is bij doorstroom mbo gedaan op grond van de vestigingsgemeenten voortgezet onderwijs. Bij vmbo-doorstroomprogramma mbo is de indeling ook gedaan op grond van de vestigingsgemeenten voortgezet onderwijs. vestigingsgemeente bestemming Bij instroom mbo is de indeling gedaan op basis van de mbo s (ic. Albeda College, Wellant, Hout en Meubileringscollege, STC, Hoornbeeck College, Grafisch Lyceum Rotterdam en Zadkine). woongemeente Bij de doorstroom havo vwo is de indeling gedaan op grond van de woongemeente. Indicator: het aantal leerlingen dat instroomt, doorstroomt en gediplomeerd uitstroomt bij opleidingen met groeipotentieel Bij de verbinding van het onderwijs met het bedrijfsleven is er voorrang voor sectoren die voor de economische structuur in de regio van groot belang zijn. Zij hebben immers een groot groeipotentieel. Voorbeelden zijn de sectoren food, life science-technologie, zorg, cleantech, offshore, maritieme dienstverlening én techniek. Bètatechnische kennis wordt steeds belangrijker, en niet alleen in de technische sectoren zelf. Het platform Bèta Techniek maakt de keuze inzichtelijk van leerlingen in de technische profielen. 74

75 Som van Aantal diplomajaar LEERWEG Beta Basisberoepsgerichte leerweg Bètatechniek ICT Overig Totaal Basisberoepsgerichte leerweg Percentage bèta Basisberoepsgerichte leerweg 27% 25% 29% 31% 31% 28% Kaderberoepsgerichte leerweg ICT Bètatechniek Overig Totaal Kaderberoepsgerichte leerweg Percentage bèta Kaderberoepsgerichte leerweg 33% 28% 25% 29% 28% 29% Eindtotaal Percentage bèta totaal 30% 26% 27% 30% 29% 29% Tabel 57: Keuze ingeschrevenen vmbo -bb/ -kb in leerjaar 3 bron: platform Bèta Techniek (DUO open onderwijsdata) Som van Aantal diplomajaar LEERWEG Vakkeuze Gemengde leerweg NASK I NASK I en NASK II NASK II Overig Totaal Gemengde leerweg Percentage bèta Gemengde leerweg 34% 35% 30% 30% 40% Theoretische leerweg NASK I NASK I en NASK II NASK II Overig Totaal Theoretische leerweg Percentage bèta Theoretische Leerweg 25% 27% 31% 31% 36% Eindtotaal Percentage bèta totaal 26% 28% 31% 31% 37% Tabel 58: gediplomeerden met vakkeuze vmbo gl.tl bron: platform Bèta Techniek (DUO open onderwijsdata) 75

76 KEUZE N-PROFIEL HAVO/VWO-LEERLINGEN, LEERJAAR 4 HAVO/VWO GECOMBINEERD LEERLINGEN - AANTALLEN Profielen 2010/ / / / / /16 Eindtotaal Trend N-Profiel Overig Eindtotaal LEERLINGEN - AANDEEL Profielen 2010/ / / / / /16 Trend N-Profiel 40,7% 41,0% 43,0% 44,7% 47,9% 49,5% Overig 59,3% 59,0% 57,0% 55,3% 52,1% 50,5% Eindtotaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% ALLEEN HAVO LEERLINGEN - AANTALLEN Profielen 2010/ / / / / /16 Eindtotaal Trend N-Profiel Overig Eindtotaal LEERLINGEN - AANDEEL Profielen 2010/ / / / / /16 Trend N-Profiel 30,6% 31,4% 34,0% 35,2% 39,9% 41,6% Overig 69,4% 68,6% 66,0% 64,8% 60,1% 58,4% Eindtotaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% ALLEEN VWO LEERLINGEN - AANTALLEN Profielen 2010/ / / / / /16 Eindtotaal Trend N-Profiel Overig Eindtotaal LEERLINGEN - AANDEEL Profielen 2010/ / / / / /16 Trend N-Profiel 54,7% 54,7% 55,5% 58,1% 58,7% 59,5% Overig 45,3% 45,3% 44,5% 41,9% 41,3% 40,5% Eindtotaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% Tabel 59: Keuze N-profiel HAVO/VWO-leerlingen, leerjaar 4 bron: platform Bèta Techniek Twee havo/vwo scholen hebben het predicaat Technasium: Libanon Lyceum en Lyceum Kralingen. 76

77 4.3 Personeel Werkgelegenheid en samenstelling personeelsbestand voortgezet onderwijs Werkgelegenheid De Arbeidsmarktanalyse Gemeente Rotterdam van het CAOP toont dat ondanks de ontwikkeling van het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs sprake is van een licht dalende werkgelegenheid. Ook daalde de werkgelegenheid in Rotterdam iets sterker dan het landelijk gemiddelde. In Rotterdam daalde de werkgelegenheid tussen 2010 en 2014 met zo n 3 procent tot fte. Wel is sinds 2013 een lichte stijging van de werkgelegenheid waarneembaar. De werkgelegenheid daalde in deze periode het sterkst onder het Rotterdamse onderwijsondersteunend personeel: van 762 fte in 2010 naar 688 fte in Onder leraren is sprake van een lichte daling van ruim 1 procent: in 2014 bedraagt de werkgelegenheid daardoor fte. Figuur 30: Ontwikkeling werkgelegenheid fte voortgezet onderwijs, totale personeel ( , index: 2010 = 100) 64 Bron: CAOP Arbeidsmarktanalyse Gemeente Rotterdam (DUO) Samenstelling personeelsbestand Evenals in het primair onderwijs werken in het Rotterdamse voortgezet onderwijs in verhouding meer jonge leraren dan landelijk het geval is. Zo is in Rotterdam ruim 3 procent van de leraren jonger dan 25 jaar, landelijk is dit ruim 2 procent. Ook het aandeel jarigen ligt in 2014 hoger dan het landelijk gemiddelde, terwijl het aandeel oudere leraren lager ligt dan het landelijk gemiddelde. Figuur 31: Leraren voortgezet onderwijs naar leeftijdsklassen, werkgelegenheid in fte (2014) Bron: CAOP Arbeidsmarktanalyse Gemeente Rotterdam (DUO) 64 Sinds 2013 worden de gegevens over onderwijspersoneel op een andere manier verwerkt. Dat veroorzaakt een kleine trendbreuk tussen de gegevens van 2012 en eerder en de gegevens van 2013 en later. 77

78 Bepalend voor de uitbreidingsvraag is de ontwikkeling van het aantal leerlingen. De groei en krimp van het aantal leerlingen en de werkgelegenheid in 2020 ten opzichte van 2015 is weergegeven in tabel 60. De daling van het aantal leerlingen in het Rotterdase voortgezet onderwijs (vo) is lichter dan in de rest van Nederland en de daling van de werkgelegenheid is daardoor beperkt. Dit kwantitatieve beeld voor Rotterdam is een gemiddelde. De leerlingen- en werkgelegenheidsontwikkeling varieert per stadsdeel, per wijk en ook per schoolbestuur. Rotterdam Landelijk VO Leerlingen -2,30% -3,70% Werkgelegenheid -1,40% Tabel 60: Procentuele groei (+) en krimp (-) van leerlingenaantallen en werkgelegenheid in 2020 (t.o.v. 2015) Bronnen: CAOP Arbeidsmarktanalyse gemeente Rotterdam CenTERdata (2015), DUO (2014) Naast de uitbreidingsvraag vanwege toenemende leerlingenaantallen in het po, neemt de komende jaren de vervangingsvraag in het po én vo fors toe. De babyboom -generatie gaat het onderwijs nu echt verlaten, na eerder uitstel vanwege de verhoging van de pensioenleeftijd. Het aanbod van pas afgestudeerde leraren vanuit de opleidingen blijft sterk achter bij de toenemende uitbreidings- en vervangingsvraag naar leraren. Voor het vo blijft het aantal onvervulde vacatures vooralsnog stabiel: er is geen kwantitatief tekort. Van tekorten is in het vo sprake bij de exacte vakken en talen. Uit achterliggende gegevens blijkt dat in het vo tot 2020 eerder sprake is van een kwalitatieve tekortproblematiek. Toch is het belangrijk om ook in deze sector op korte termijn de wervingspositie te versterken. Een stijging van het aantal leerlingen in het po doet zich met enkele jaren vertraging ook voor in het vo. Ná 2020 zal daarom ook in het vo de vraag naar leraren toenemen. Uitval jonge, startende docenten De uitval van jonge, startende leraren is te hoog. Specifieke gegevens hierover voor Rotterdam zijn niet beschikbaar. In het vo loopt de uitval op van circa 19% in het 1e jaar tot 28% in het 5e jaar. Samenstelling personeel Analyse formatie omvang aantal fte s aantal fte s aantal fte s management- directie bovenformatie leiding- onderwijzend onderwijs ratio (personen, schoolse gevende personeel onder- (fte, excl. incl. formatie taken steunend oop/obp) oop/obp) personeel (oop/obp) 2015 vo Nederland 83980,7 2956, , ,7 0,0481 0, ,1 Rotterdam 3019,4 190,6 2164,6 663,9 0,0912 0, ,1 Children Zone 1048,5 65,5 752,4 230,5 0,0911 0, ,4 G4, excl. R'dam 7265,5 198,0 5297,5 1762,8 0,0372 0, , vo Nederland 83843,3 3033, , ,6 0,0491 0, ,8 Rotterdam 3050,2 198,7 2194,8 656,8 0,0878 0, ,9 Children Zone 1050,8 71,6 754,4 224,8 0,0913 0, ,4 G4, excl. R'dam 7118,6 210,7 5181,8 1720,9 0,0407 0, , vo Nederland 85991,8 3479, , ,0 0,0536 0, ,1 Rotterdam 3245,7 228,5 2310,4 706,8 0,0901 0, ,1 Children Zone 1050,8 73,1 755,5 222,2 0,0884 0, ,6 G4, excl. R'dam 6848,4 197,5 4911,7 1733,3 0,0383 0, ,6 Tabel 61: samenstelling personeel bron: DUO Open onderwijsdata bewerking De Loos Monitoring 78

79 De managementratio bestaat uit het aandeel directie op de totale formatie exclusief onderwijsondersteunend personeel. Tabel 61 laat zien dat de managementratio in Rotterdam en in de Children s Zone in 2015 toegenomen is ten opzichte van De bovenschoolse formatie is toegenomen in Rotterdam, evenals in Nederland. Het Onderwijsondersteunend personeel is in Rotterdam en in de Children s Zone toegenomen, in tegenstelling tot in Nederland als geheel. Wel is het aandeel lager dan in Ziekteverzuim Ziekteverzuim is indirect een indicator van werktevredenheid en daarmee van een kwalitatief tekort. Het ziekteverzuim in het Rotterdamse onderwijs ligt, met uitzondering van het basisonderwijs, hoger dan het landelijk gemiddelde en dan het verzuim in de andere G4-steden Rotterdam Voortgezet onderwijs 5,5 5,6 5,4 Landelijk Voortgezet onderwijs 5,2 5 4,9 Tabel 62: Ziekteverzuimpercentage Rotterdam en landelijk ge mid delde Bron: CAOP Arbeidsmarktanalyse Gemeente Rotterdam 2016 Bevoegd in Rotterdam In onderstaande figuur zijn de cijfers voor heel Nederland, Rijnmond en Rotterdam gepresenteerd. Figuur 32: Bevoegd, benoembaar en onbevoegd gegeven lessen (IPTO 2014) Bron: CAOP Arbeidsmarktanalyse gemeente Rotterdam 2016 Bevoegd gegeven lessen per schoolsoort De verbeterde telmethode heeft over de hele linie geleid tot een gunstiger beeld van het aantal bevoegd gegeven lessen. Landelijk wordt bijna 95% van de lessen door een bevoegd of benoembare docent gegeven. Iets minder dan 6% van de lessen wordt door een onbevoegde docent gegeven. Ook voor Rotterdam zijn de nieuwe cijfers gunstiger. Bijna 90% van de lessen in het Rotterdamse vo wordt door een bevoegde of benoembare docent gegeven. Nog steeds is Rotterdam de landelijke koploper in het percentage onbevoegd gegeven lessen. Uit onderstaande figuur blijkt dat in Rotterdam bij alle schoolsoorten het percentage onbevoegd gegeven lessen relatief hoog is in vergelijking met Rijnmond en het landelijke gemiddelde. In absolute zin is in Rotterdam het aantal onbevoegd gegeven lessen het hoogst in het vmbo. Maar in het avo wijkt het aantal onbevoegd gegeven lessen relatief het meest af van het landelijk gemiddelde. 79

80 Figuur 33: Percentage onbevoegd gegeven lessen per schoolsoort Bron: CAOP Arbeidsmarkanalyse gemeente Rotterdam Scholen: omvang, kwaliteit en activiteiten Omvang, spreiding, profilering en onderwijshuisvesting Werken aan sterke scholen, met duidelijke profielen en een goede spreiding over de stad, is een belangrijk thema. De kaart laat zien dat er concentraties zijn van scholen in bepaalde delen van de stad, vooral in Noord. Ook laat de kaart zien dat er bijvoorbeeld in IJsselmonde weinig aanbod op niveau van havo en vwo is. In totaal wordt op 73 locaties in de stad voortgezet onderwijs geboden ( ; DUO) Figuur 34 spreiding onderwijssoorten bron: DUO; 1 oktober 2015, bewerking OBI Toelichting: vmbo is inclusief mavo; algemeen brugjaar kent geen nadere specificatie van niveau 80

Feitenkaart vve-monitor Rotterdam 2016

Feitenkaart vve-monitor Rotterdam 2016 Mei 2017 Feitenkaart vve-monitor Rotterdam 2016 Onderzoek kinderopvanglocaties Deze feitenkaart bevat de resultaten van de jaarlijkse oktobertelling onder alle Rotterdamse kinderopvanglocaties (peuterspeelzalen

Nadere informatie

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2013

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2013 Maart 2014 Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2013 Onderzoek peuterspeelzalen en kinderdagverblijven Deze feitenkaart bevat de resultaten van de jaarlijkse Oktobertelling onder alle Rotterdamse peuterspeelzalen

Nadere informatie

Feitenkaart vve-monitor Rotterdam 2015

Feitenkaart vve-monitor Rotterdam 2015 April 2016 Feitenkaart vve-monitor Rotterdam 2015 Onderzoek peuterspeelzalen en kinderdagverblijven 1 Deze feitenkaart bevat de resultaten van de jaarlijkse oktobertelling onder alle Rotterdamse peuterspeelzalen

Nadere informatie

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2012 Onderzoek peuterspeelzalen en kinderdagverblijven

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2012 Onderzoek peuterspeelzalen en kinderdagverblijven Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2012 Onderzoek peuterspeelzalen en kinderdagverblijven 1 Onderzoek en Business Intelligence Deze feitenkaart bevat de resultaten van de jaarlijkse Oktobertelling onder

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Ermelo

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Ermelo RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Ermelo Plaats : Ermelo Gemeentenummer : 0233 Onderzoeksnummer : 278180 Datum onderzoek : 23 september 2014 Datum

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Nederweert

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Nederweert RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE Nederweert Plaats : Nederweert Gemeentenummer : 0946 Onderzoeksnummer : 292866 Datum onderzoek : 20 april 2017

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. Leeuwarderadeel

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. Leeuwarderadeel RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE Leeuwarderadeel Plaats : Stiens Gemeentenummer : 0081 Onderzoeksnummer : 288786 Datum onderzoek : 21

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Hof van Twente

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Hof van Twente RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Hof van Twente Plaats : Goor Gemeentenummer : 1735 Onderzoeksnummer : 278130 Datum onderzoek : 29 september

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Midden-Drenthe

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Midden-Drenthe RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE Midden-Drenthe Plaats : Beilen Gemeentenummer : 1731 Onderzoeksnummer : 288094 Datum onderzoek : 11 februari

Nadere informatie

Onderwerp Voortgangsrapportage : De kwaliteit van Voor- en Vroegschoolse Educatie in de gemeente Haarlem in schooljaar ' BBV nr:

Onderwerp Voortgangsrapportage : De kwaliteit van Voor- en Vroegschoolse Educatie in de gemeente Haarlem in schooljaar ' BBV nr: Informatienota Onderwerp Voortgangsrapportage : De kwaliteit van Voor- en Vroegschoolse Educatie in de gemeente BBV nr: 2016/450120 1. Inleiding De gemeente Haarlem is sinds de inwerkingtreding van de

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Weststellingwerf

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Weststellingwerf RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2016-2017 IN DE GEMEENTE Weststellingwerf Plaats : Wolvega Gemeentenummer : 0098 Onderzoeksnummer : 292793 Datum onderzoek : 10

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE. Blaricum

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE. Blaricum RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE Blaricum Plaats : Blaricum Gemeentenummer : 0376 Onderzoeksnummer : 293985 Datum onderzoek : 3 oktober 2017 Datum vaststelling

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Leiderdorp

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Leiderdorp RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Leiderdorp Plaats : Leiderdorp Gemeentenummer : 0547 Onderzoeksnummer : 279088 Datum onderzoek : 24 november

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Den Helder

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Den Helder RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Den Helder Plaats : Den Helder Gemeentenummer : 0400 Onderzoeksnummer : 277984 Datum onderzoek : 4 september

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Leek

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Leek RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2016-2017 IN DE GEMEENTE Leek Plaats : Leek Gemeentenummer : 0022 Onderzoeksnummer : 292408 Datum onderzoek : 14 maart 2017 Datum

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. Menterwolde

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. Menterwolde RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE Menterwolde Plaats : Muntendam Gemeentenummer : 1987 Onderzoeksnummer : 289166 Datum onderzoek : 25

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Opsterland

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Opsterland RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2016-2017 IN DE GEMEENTE Opsterland Plaats : Beetsterzwaag Gemeentenummer : 0086 Onderzoeksnummer : 292643 Datum onderzoek : 14

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. Sliedrecht

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. Sliedrecht RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE Sliedrecht Plaats : Sliedrecht Gemeentenummer : 0610 Onderzoeksnummer : 289118 Datum onderzoek : 26

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Terschelling

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Terschelling RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Terschelling Plaats : West-Terschelling Gemeentenummer : 0093 Onderzoeksnummer : 278069 Datum onderzoek : 19

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Heerenveen

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Heerenveen RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE Heerenveen Plaats : Heerenveen Gemeentenummer : 0074 Onderzoeksnummer : 287974 Datum onderzoek : 18 februari

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Loppersum

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Loppersum RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Loppersum Plaats : Loppersum Gemeentenummer : 0024 Onderzoeksnummer : 279080 Datum onderzoek : 15 december 2014

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Heerhugowaard

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Heerhugowaard RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE Heerhugowaard Plaats : Heerhugowaard Gemeentenummer : 0398 Onderzoeksnummer : 293167 Datum onderzoek : 23 mei

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Tholen

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Tholen RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2016-2017 IN DE GEMEENTE Tholen Plaats : Tholen Gemeentenummer : 0716 Onderzoeksnummer : 292523 Datum onderzoek : 21 april 2017

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Hoogezand-Sappemeer

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Hoogezand-Sappemeer RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE Hoogezand-Sappemeer Plaats : Hoogezand Gemeentenummer : 0018 Onderzoeksnummer : 288257 Datum onderzoek : 22

Nadere informatie

BIJLAGE 4. WAARDERINGSKADER VVE GEMEENTELIJK NIVEAU

BIJLAGE 4. WAARDERINGSKADER VVE GEMEENTELIJK NIVEAU BIJLAGE 4. WAARDERINGSKADER VVE GEMEENTELIJK NIVEAU In deze bijlage is het waarderingskader en de normering voor de voor- en vroegschoolse educatie op gemeentelijk niveau opgenomen. Het waarderingkader

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Boekel

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Boekel RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE Boekel Plaats : Boekel Gemeentenummer : 0755 Onderzoeksnummer : 292944 Datum onderzoek : 9 mei 2017 Datum vaststelling

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Kollumerland c.a.

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Kollumerland c.a. RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2016-2017 IN DE GEMEENTE Kollumerland c.a. Plaats : Kollum Gemeentenummer : 0079 Onderzoeksnummer : 292416 Datum onderzoek : 14

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. Achtkarspelen

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. Achtkarspelen RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE Achtkarspelen Plaats : Buitenpost Gemeentenummer : 0059 Onderzoeksnummer : 288297 Datum onderzoek :

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Pekela

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Pekela RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE Pekela Plaats : Oude Pekela Gemeentenummer : 0765 Onderzoeksnummer : 287975 Datum onderzoek : 9 februari 2016

Nadere informatie

Gemeente Baarn - subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse educatie gemeente Baarn (gewijzigd)

Gemeente Baarn - subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse educatie gemeente Baarn (gewijzigd) GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Baarn Nr. 54737 15 maart 2018 Gemeente Baarn - subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse educatie gemeente Baarn (gewijzigd) Collegebesluit Zaaknummer

Nadere informatie

DE KWALITEIT VAN VVE IN DE GEMEENTE MAASDONK IN 2012

DE KWALITEIT VAN VVE IN DE GEMEENTE MAASDONK IN 2012 DE KWALITEIT VAN VVE IN DE GEMEENTE MAASDONK IN 2012 Definitief Utrecht, februari 2013 H3492754 Pagina 1 van 18 Pagina 2 van 18 INHOUD Voorwoord 5 1 VVE in de gemeente Maasdonk 9 2 De oordelen over de

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Purmerend

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Purmerend RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Purmerend Plaats : Purmerend Gemeentenummer : 0439 Onderzoeksnummer : 278362 Datum onderzoek : 24 november 2014

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. De Friese Meren

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. De Friese Meren RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE De Friese Meren Gemeentenummer : 1921 Onderzoeksnummer : 287893 Datum onderzoek : 25 februari 2016 Datum vaststelling

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Stadskanaal

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Stadskanaal RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Stadskanaal Plaats : Stadskanaal Gemeentenummer : 0037 Onderzoeksnummer : 279577 Datum onderzoek : 19 november

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Beverwijk

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Beverwijk RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Beverwijk Plaats : Beverwijk Gemeentenummer : 0375 Onderzoeksnummer : 279708 Datum onderzoek : 10 december 2014

Nadere informatie

DE KWALITEIT VAN VVE IN DE GEMEENTE KAAG EN BRAASSEM IN 2012

DE KWALITEIT VAN VVE IN DE GEMEENTE KAAG EN BRAASSEM IN 2012 DE KWALITEIT VAN VVE IN DE GEMEENTE KAAG EN BRAASSEM IN 2012 Utrecht, november 2012 3426545 Pagina 1 van 15 Pagina 2 van 15 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 7 1 VVE op gemeentelijk niveau 9 2 De oordelen over

Nadere informatie

20 juni Informatiebijeenkomst Jonge Kind

20 juni Informatiebijeenkomst Jonge Kind 20 juni 2016 Informatiebijeenkomst Jonge Kind Inhoud bijeenkomst Harmonisatie, stand van zaken: (Danielle Wille) Recente onderzoeksresultaten en aangekondigde kwaliteitsmaatregelen (Rob Lenoir) Subsidies:

Nadere informatie

VVE IN ROTTERDAM DE KWALITEIT OP GEMEENTENIVEAU. Utrecht, 22 maart 2012 Definitief. H3255555 Pagina 1 van 9

VVE IN ROTTERDAM DE KWALITEIT OP GEMEENTENIVEAU. Utrecht, 22 maart 2012 Definitief. H3255555 Pagina 1 van 9 VVE IN ROTTERDAM DE KWALITEIT OP GEMEENTENIVEAU Utrecht, 22 maart 2012 Definitief H3255555 Pagina 1 van 9 Inleiding Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Veendam

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Veendam RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE Veendam Plaats : Veendam Gemeentenummer : 0047 Onderzoeksnummer : 287976 Datum onderzoek : 9 februari 2016 Datum

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Terschelling

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Terschelling RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE Terschelling Plaats : West-Terschelling Gemeentenummer : 0093 Onderzoeksnummer : 293533 Datum onderzoek : 10

Nadere informatie

niet-geharmoniseerde kinderdagverblijven

niet-geharmoniseerde kinderdagverblijven Hulpdocument aanvraag en verantwoording van resultaten en activiteiten Pagina 1-12 Inleiding De directie Jeugd en Onderwijs en een vertegenwoordiging van de kinderopvangorganisaties die voorschoolse educatie

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. Oldambt

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. Oldambt RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE Oldambt Plaats : Winschoten Gemeentenummer : 1895 Onderzoeksnummer : 288309 Datum onderzoek : 17 maart

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Tiel

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Tiel RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2016-2017 IN DE GEMEENTE Tiel Plaats : Tiel Gemeentenummer : 0281 Onderzoeksnummer : 292531 Datum onderzoek : 13 april 2017 Datum

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. De Bilt

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. De Bilt RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE De Bilt Plaats : Bilthoven Gemeentenummer : 0310 Onderzoeksnummer : 286946 Datum onderzoek : 12 januari

Nadere informatie

Onderwijs. Hoofdstuk 10. 10.1 Inleiding

Onderwijs. Hoofdstuk 10. 10.1 Inleiding Hoofdstuk 10 Onderwijs 10.1 Inleiding Leiden kennisstad heeft een hoog opgeleide bevolking en herbergt binnen haar grenzen veel onderwijsinstellingen. In dit hoofdstuk gaat het zowel om de opleiding die

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Franekeradeel

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Franekeradeel RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE Franekeradeel Plaats : Franeker Gemeentenummer : 0070 Onderzoeksnummer : 292354 Datum onderzoek : 17 maart 2017

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Hoorn

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Hoorn RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Hoorn Plaats : Hoorn Nh Gemeentenummer : 0405 Onderzoeksnummer : 278266 Datum onderzoek : 30 september 2014

Nadere informatie

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen,

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen, GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Zutphen Nr. 223687 21 december 2017 Regeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over het subsidiëren

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Veere

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Veere RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2016-2017 IN DE GEMEENTE Veere Plaats : Domburg Gemeentenummer : 0717 Onderzoeksnummer : 292419 Datum onderzoek : 19 april 2017

Nadere informatie

Hulpdocument aanvraag en verantwoording van resultaten en activiteiten voorschoolse educatie over kalenderjaar 2015

Hulpdocument aanvraag en verantwoording van resultaten en activiteiten voorschoolse educatie over kalenderjaar 2015 Inleiding De directie Jeugd en Onderwijs en een vertegenwoordiging van de schoolbesturen en kinderopvang- en welzijnsorganisaties die voorschoolse educatie uitvoeren met subsidie van de gemeente Rotterdam

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Borger-Odoorn

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Borger-Odoorn RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE Borger-Odoorn Plaats : Exloo Gemeentenummer : 1681 Onderzoeksnummer : 293206 Datum onderzoek : 1 juni 2017 Datum

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. Winsum

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. Winsum RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE Winsum Plaats : Winsum Gn Gemeentenummer : 0053 Onderzoeksnummer : 289165 Datum onderzoek : 21 april

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE. Westland

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE. Westland RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE Westland Plaats : Naaldwijk Gemeentenummer : 1783 Onderzoeksnummer : 293977 Datum onderzoek : 17 oktober 2017 Datum vaststelling

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Inspectie van het Onderwijs Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Heerhugowaard Plaats Gemeentenummer

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE. ELMO - Kinderopvang

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE. ELMO - Kinderopvang RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE ELMO - Kinderopvang Plaats : Herwen LRKP nummer : 199804138 Onderzoeksnummer : 290351 Datum onderzoek : 12 september 2016

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Nieuwkoop

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Nieuwkoop RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Nieuwkoop Plaats : Ter Aar Gemeentenummer : 0569 Onderzoeksnummer : 277962 Datum onderzoek : 4 november 2014

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Renkum

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Renkum RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Renkum Plaats : Oosterbeek Gemeentenummer : 0274 Onderzoeksnummer : 279479 Datum onderzoek : 14 oktober 2014

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. Aalsmeer

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. Aalsmeer RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE Aalsmeer Plaats : Aalsmeer Gemeentenummer : 0358 Onderzoeksnummer : 288452 Datum onderzoek : 3 maart

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Mill en Sint Hubert

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Mill en Sint Hubert RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Mill en Sint Hubert Plaats : Mill Gemeentenummer : 0815 Onderzoeksnummer : 276859 Datum onderzoek : 14 juli

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. De Bilt

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. De Bilt RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE De Bilt Plaats : Bilthoven Gemeentenummer : 0310 Onderzoeksnummer : 278060 Datum onderzoek : 23 oktober 2014

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Beek

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Beek RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Beek Plaats : Beek Lb Gemeentenummer : 0888 Onderzoeksnummer : 276791 Datum onderzoek : 25 augustus 2014 Datum

Nadere informatie

Addendum Doelgroepdefinitie VVE. Lokaal Educatieve Agenda Samenwerken aan talent

Addendum Doelgroepdefinitie VVE. Lokaal Educatieve Agenda Samenwerken aan talent Addendum Doelgroepdefinitie VVE Lokaal Educatieve Agenda 2011-2014 Samenwerken aan talent Juni 2013 LEA 2011-2014 De Lokaal Educatieve Agenda, ook wel LEA genoemd, is het beleidsplan waarin de gemeente

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Geldermalsen

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Geldermalsen RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Geldermalsen Plaats : Geldermalsen Gemeentenummer : 0236 Onderzoeksnummer : 279478 Datum onderzoek : 13 oktober

Nadere informatie

Concept-Convenant Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) Someren

Concept-Convenant Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) Someren Concept-Convenant Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) Someren De ondergetekenden: 1. Gemeente Someren, voor deze overeenkomst vertegenwoordigd door dhr. T. Maas, 2. Stichting PlatOO, voor deze overeenkomst

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Noordwijkerhout

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Noordwijkerhout RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Noordwijkerhout Plaats : Noordwijkerhout Gemeentenummer : 0576 Onderzoeksnummer : 277964 Datum onderzoek : 31

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Asten

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Asten RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2016-2017 IN DE GEMEENTE Asten Plaats : Asten Gemeentenummer : 0743 Onderzoeksnummer : 292658 Datum onderzoek : 11 mei 2017 Datum

Nadere informatie

Convenant uitvoering Boxtels model. Kwaliteit VVE beleid Boxtel Maart 2017

Convenant uitvoering Boxtels model. Kwaliteit VVE beleid Boxtel Maart 2017 Convenant uitvoering Boxtels model Kwaliteit VVE beleid Boxtel Maart 2017 Inleiding De Voor- en Vroegschoolse Educatie en de daarmee te behalen opbrengsten in de ontwikkeling van kinderen staan landelijk

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Echt-Susteren

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Echt-Susteren RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Echt-Susteren Plaats : Echt Gemeentenummer : 1711 Onderzoeksnummer : 276867 Datum onderzoek : 19 september 2014

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Midden Delfland

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Midden Delfland RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE Midden Delfland Plaats : Schipluiden Gemeentenummer : 1842 Onderzoeksnummer : 286929 Datum onderzoek : 11 januari

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Aalburg

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Aalburg RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2016-2017 IN DE GEMEENTE Aalburg Plaats : Wijk en Aalburg Gemeentenummer : 0738 Onderzoeksnummer : 292533 Datum onderzoek : 19 april

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Alblasserdam

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Alblasserdam RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2016-2017 IN DE GEMEENTE Alblasserdam Plaats : Alblasserdam Gemeentenummer : 0482 Onderzoeksnummer : 292315 Datum onderzoek : 20

Nadere informatie

RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL 'T WOELIGE HOEKJE

RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL 'T WOELIGE HOEKJE VVE-RAPPORT RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL 'T WOELIGE HOEKJE Locatie(s) : Plaats :3841 HA Harderwijk Onderzoeksnummer :16281 Datum onderzoek

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE. Yes! Kinderopvang Grevelingenhof

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE. Yes! Kinderopvang Grevelingenhof RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE Yes! Kinderopvang Grevelingenhof Plaats : Ridderkerk LRKP nummer : 520546684 Onderzoeksnummer : 292730 Datum onderzoek

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Hollands Kroon

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Hollands Kroon RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Hollands Kroon Plaats : Anna Paulowna Gemeentenummer : 1911 Onderzoeksnummer : 279553 Datum onderzoek : 17 november

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE. Het Veldboeket Doomijn peuterspeelopvang Geraniumstraat

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE. Het Veldboeket Doomijn peuterspeelopvang Geraniumstraat RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE Het Veldboeket Doomijn peuterspeelopvang Geraniumstraat Plaats : Zwolle BRIN nummer : 15EG C1 LRKP nummer : 218098297

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE. o.b.s. Angelslo Pippeloentje

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE. o.b.s. Angelslo Pippeloentje RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE o.b.s. Angelslo Pippeloentje Plaats : Emmen BRIN nummer : 16MA C1 LRKP nummer : 850265344 Onderzoeksnummer : 289243 Datum

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Amstelveen

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Amstelveen RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Amstelveen Plaats : Amstelveen Gemeentenummer : 0362 Onderzoeksnummer : 279477 Datum onderzoek : 7 oktober 2014

Nadere informatie

DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL DE EENDJES BASISSCHOOL DE MEER

DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL DE EENDJES BASISSCHOOL DE MEER VVE-RAPPORT DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL DE EENDJES BASISSCHOOL DE MEER Locatie : PSZ De Eendjes : BS De Brinnr. : 12KZ Plaats

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Appingedam

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Appingedam RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE Appingedam Plaats : Appingedam Gemeentenummer : 0003 Onderzoeksnummer : 292741 Datum onderzoek : 28 maart 2017

Nadere informatie

Staat van het Rotterdams onderwijs

Staat van het Rotterdams onderwijs Staat van het Rotterdams onderwijs 2017 Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Voor en vroegschoolse educatie 4 2.1 Peuters en doelgroeppeuters 5 2.2 Voorzieningen en bereik 6 2.3 Kwaliteit en resultaten 15 3.

Nadere informatie

DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL KETELBINKIE BASISSCHOOL DE WINDROOS

DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL KETELBINKIE BASISSCHOOL DE WINDROOS VVE-RAPPORT DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL KETELBINKIE BASISSCHOOL DE WINDROOS Locatie : Ketelbinkie : De Windroos Brinnr. : 10OD

Nadere informatie

Calimero. Kwaliteitsonderzoek. voorschoolse educatie

Calimero. Kwaliteitsonderzoek. voorschoolse educatie Calimero Kwaliteitsonderzoek voorschoolse educatie Datum vaststelling: 2 april 2019 Samenvatting Samenvatting De inspectie heeft op 29 januari 2019 een onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van de voorschoolse

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE. K'nijntje

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE. K'nijntje RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE K'nijntje Plaats : Den Helder LRKP nummer : 204262859 Onderzoeksnummer : 282070 Datum onderzoek : 17 februari 2015 Datum

Nadere informatie

geharmoniseerde kinderdagverblijven

geharmoniseerde kinderdagverblijven Hulpdocument aanvraag en verantwoording van resultaten en activiteiten voorschoolse educatie over kalenderjaar 2016 voor geharmoniseerde kinderdagverblijven Pagina 1-16 Inleiding De directie Jeugd en Onderwijs

Nadere informatie

Bijlage - Toelichting subsidieregeling voorschoolse voorzieningen gemeente Oirschot

Bijlage - Toelichting subsidieregeling voorschoolse voorzieningen gemeente Oirschot Bijlage - Toelichting subsidieregeling voorschoolse voorzieningen gemeente Oirschot Aanleiding In november 2017 is naast de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk ook de Wet innovatie en

Nadere informatie

31322 Kinderopvang Aanpak onderwijsachterstanden. Brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

31322 Kinderopvang Aanpak onderwijsachterstanden. Brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 31322 Kinderopvang 27020 Aanpak onderwijsachterstanden Nr. 327 Brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 21

Nadere informatie

Culemborgs VVE beleid 2011-2014

Culemborgs VVE beleid 2011-2014 Culemborgs VVE beleid 2011-2014 Wat is VVE? VVE staat voor voor- en vroegschoolse educatie. VVE is een programmatisch aanbod dat er op gericht is om taal- en ontwikkelingsachterstanden bij kinderen te

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Roermond

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Roermond RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE Roermond Plaats : Roermond Gemeentenummer : 0957 Onderzoeksnummer : 293126 Datum onderzoek : 19 mei 2017 Datum

Nadere informatie

Nadere regels voorschoolse educatie 2016

Nadere regels voorschoolse educatie 2016 Nadere regels voorschoolse educatie 2016 Vastgesteld door college van B&W 7 juni 2016 1 1. Nadere regels subsidie voorschoolse voorziening met vve, 2016 Het college van burgemeester en wethouders van de

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Bellingwedde

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Bellingwedde RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE Bellingwedde Plaats : Wedde Gemeentenummer : 0007 Onderzoeksnummer : 287604 Datum onderzoek : 21 januari 2016

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Ridderkerk

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Ridderkerk RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Ridderkerk Plaats : Ridderkerk Gemeentenummer : 0597 Onderzoeksnummer : 277931 Datum onderzoek : 8 september

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. Oss

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. Oss RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE Oss Plaats : Oss Gemeentenummer : 0828 Onderzoeksnummer : 288836 Datum onderzoek : 4 april 2016 Datum

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Coevorden

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Coevorden RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Coevorden Plaats : Coevorden Gemeentenummer : 0109 Onderzoeksnummer : 278126 Datum onderzoek : 29 september

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE Pareltje de Schatkaart Plaats : Delft LRKP nummer : 198321922 BRIN nummer : 13QZ C2 Onderzoeksnummer : 288192

Nadere informatie

Kinderdagverblijf Boefje

Kinderdagverblijf Boefje Kinderdagverblijf Boefje Kwaliteitsonderzoek voorschoolse educatie Datum vaststelling: 8 maart 2019 Samenvatting Samenvatting De inspectie heeft op 14 januari 2019 een onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit

Nadere informatie

BELEIDSREGEL. Subsidieregeling voorschoolse educatie opvang gemeente Aalten 2018

BELEIDSREGEL. Subsidieregeling voorschoolse educatie opvang gemeente Aalten 2018 Subsidieregeling voorschoolse educatie opvang gemeente Aalten 2018 Auteur M. Lettink Functie Beleidsmedewerker Welzijn en Onderwijs Datum 17 oktober 2017 BELEIDSREGEL 2 SUBSIDIEREGELING VOORSCHOOLSE EDUCATIE

Nadere informatie

Beleidskader Voor- en Vroegschoolse Educatie gemeente Deurne

Beleidskader Voor- en Vroegschoolse Educatie gemeente Deurne Beleidskader Voor- en Vroegschoolse Educatie gemeente Deurne 2012-2014 1 Vastgesteld door de gemeenteraad van Deurne op 2 1.Inleiding Wet Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie De Wet OKE (Ontwikkelingskansen

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Muiden

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Muiden RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Muiden Plaats : Muiden Gemeentenummer : 0424 Onderzoeksnummer : 279480 Datum onderzoek : 31 oktober 2014 Datum

Nadere informatie

RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL WERELDWIJZER BASISSCHOOL OBS WERELDWIJZER

RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL WERELDWIJZER BASISSCHOOL OBS WERELDWIJZER VVE-RAPPORT RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL WERELDWIJZER BASISSCHOOL OBS WERELDWIJZER Locatie(s) : : Brinnr. :16ZH Plaats :1628 DJ Hoorn Onderzoeksnummer

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 31 322 Kinderopvang 27 020 Aanpak onderwijsachterstanden Nr. 327 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Aan de Voorzitter

Nadere informatie