Motiverende schrijftaken

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Motiverende schrijftaken"

Transcriptie

1 Deel 2 Motiverende schrijftaken

2 Wenskaart Doelgroep Eerste, tweede, derde graad Aard van de activiteit De leerlingen maken en schrijven individueel een wenskaart voor iemand die ze een plezier willen doen. De kaartjes worden gezamenlijk gepost. Vooraf Als de kostprijs van de postzegels een probleem vormt voor de school, kunnen de leerlingen hun wenskaart zelf stiekem in de bus steken bij hun ouders, een vriendje, oma, buren,... Het is wel belangrijk dat de kaartjes op hun bestemming geraken. Geef de leerllingen voldoende tijd om een wenskaart te maken. In deze activiteit komen taal en muzische vorming geïntegreerd aan bod. Verzamel verschillende soorten (geschreven) kaartjes als voorbeeld: kaartjes voor verschillende gelegenheden (verjaardag, Kerstmis, reis, zomaar,...), in verschillende vormen en formaten, gemaakt met verschillende technieken,... Doelstellingen De leerlingen schrijven een kaartje aan een bekende om een persoonlijke boodschap over te brengen. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekstje, rekening houdend met handschrift, lay-out en gekende spellingsafspraken en -regels. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Wenskaart die je zelf (pas) gekregen hebt Verschillende soorten kaartjes als voorbeeld (zie vooraf) Per leerling: stevig papier en knutselmateriaal om zelf een wenskaart te maken omslag postzegel ET 4.3 ET 4.8 ET 4.7 ET 4.8 WENSKAART 37

3 Lesverloop Introductie Klassikaal Toon de leerlingen een kaartje dat je zelf pas hebt gekregen. Lees voor wat erop geschreven staat. Vertel iets meer over of laat de leerlingen raden naar: de persoon die het kaartje gestuurd heeft, de gelegenheid waarvoor je het gekregen hebt, hoe je je voelde toen je het kaartje las,... Houd naar aanleiding daarvan een gesprekje met de leerlingen. - Wie van jullie heeft al eens een kaartje gekregen? - Waarvoor kreeg je dat kaartje? - Van wie kreeg je dat kaartje? - Wat stond erop? - Was je er blij mee? - (...) Kom gezamenlijk tot de vaststelling dat het wel leuk is om een kaartje te krijgen. Stel voor aan de leerlingen om zelf een wenskaart te maken en te schrijven om iemand te verrassen of te troosten. Ze mogen zelf kiezen naar wie ze een kaartje sturen en om welke reden ze dat doen. Brainstorm kort klassikaal: - Naar wie zouden jullie een kaartje kunnen sturen? (Naar een vriendje, naar een neefje of nichtje, naar de grootouders, naar peter of meter,...) - Bij welke gelegenheden sturen mensen soms een kaartje? (Voor een verjaardag, om iemand beterschap te wensen, omdat er iemand gaat trouwen of omdat iemand een baby tje gekregen heeft, omdat je iemand lang niet gezien hebt, gewoon zomaar,...) Laat leerlingen die al een idee hebben, vertellen naar wie ze graag een kaartje willen schrijven en waarom. Zo brengen ze andere leerlingen misschien op ideeën. Kern 38 WENSKAART Individueel De leerlingen maken en schrijven hun wenskaart individueel. Je kan leerlingen in groepjes (van twee tot vier leerlingen) bij elkaar zetten, zodat ze elkaar raad kunnen vragen. Leerlingen die liever apart werken, mogen dat natuurlijk ook. De leerlingen beslissen eerst naar wie ze een wenskaart willen sturen. Ze bedenken

4 wat ze die persoon willen vertellen en schrijven een kladversie. Vervolgens knutselen de leerlingen een wenskaart voor de gekozen persoon en schrijven hun persoonlijke boodschap er mooi op. LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Ga eerst langs bij leerlingen die niet onmiddellijk weten hoe eraan te beginnen. Toon voorbeelden van andere kaartjes, zodat ze daar ideeën kunnen opdoen. Denk samen met de leerling na over naar wie hij een kaartje zou kunnen sturen. Stel voldoende vragen: - Wie ken je die extra blij zou zijn met een kaartje? Waarom? (bv. lang niet gezien, woont alleen, ziek,...) - Wat zou je die persoon willen vertellen/wensen? (bv. dat je hem mist,...) Stel je bij het lezen van de boodschap op als geïnteresseerde, onwetende lezer: - Is de boodschap begrijpelijk voor de geadresseerde? - Is voor die persoon duidelijk van wie het kaartje komt? - Bij wat onduidelijk is, vraag je meer uitleg. Laat de leerling vervolgens zelf zijn tekstje aanpassen. Help hem op weg en kom later nog eens terug om het resultaat te bekijken: is het nu duidelijker? Geef veel positieve feedback. - Dat is mooi gezegd. Je (...) zal er zeker blij mee zijn! - Ik zou heel blij zijn als ik dat kaartje kreeg. - Zo netjes geschreven! Zie ook deel 1, p. 20 Afsluiting Klassikaal Laat leerlingen die dat willen hun kaartje voorlezen en tonen aan de rest van de klas, voor ze in een omslag gestopt worden. Sta even stil bij waar en hoe je op een omslag het adres noteert. Opmerking Als leerlingen het adres van de bestemmeling niet kennen, geef hen dan als huistaak mee om dat thuis te vragen of op te zoeken en te noteren. Ga tenslotte met de hele klas de kaartjes posten. WENSKAART 39

5 Voorbeelden eerste leerjaar 40 WENSKAART

6 WENSKAART vijfde leerjaar 41

7 Andere mogelijkheden 42 WENSKAART Minder open Je kan het maken en schrijven van een wenskaart linken aan een concrete gebeurtenis, bv. ter gelegenheid van moeder- of vaderdag een leuk kaartje maken, rond nieuwjaar originele nieuwjaarswensen versturen, een kaartje sturen naar een geliefde leerkracht die net bevallen is of naar een klasgenootje dat net verhuisd en van school veranderd is. Dit kan een goede optie zijn als je leerlingen geen ervaring hebben met wenskaarten. Contractwerk Na een klassikale introductie kan je de kernactiviteit opnemen in contractwerk. Zo hebben de leerlingen meer tijd om na te denken over naar wie ze graag een kaartje zouden sturen. Hoekenwerk Deze activiteit is erg geschikt voor hoekenwerk omdat je op die manier een klein groepje leerlingen allerhande voorbeeldkaartjes kan tonen (op papier en digitaal) en allerlei materialen (oude tijdschriften, stempels,...) kan aanbieden om een mooie wenskaart te knutselen. Voor verdere ideeën in verband met mogelijke materialen voor de schrijfhoek: zie deel 3, p Vervolg Deze activiteit kan een aanzet zijn voor leerlingen om later in de schrijfhoek op eigen initiatief nog andere wenskaarten te schrijven. Leg daarom ook een aantal gratis kaartjes (bv. bij Zonnekind) in de schrijfhoek. ICT Leerlingen kunnen ook e-cards, digitale kaartjes, versturen via het internet. Vaak kan je zelf nog een tekstje invoegen. Gebruik een zoekmachine (bv. Google) en geef e-card als zoekterm in. De Nederlandstalige website < heeft een ruim aanbod gratis kaartjes voor diverse gelegenheden. Zo n website kan je ook samen met de leerlingen bekijken en gebruiken als inspiratiebron voor hun eigen wenskaart. Ook heel wat specifieke kindersites, zoals < < < bieden kinderen de mogelijkheid om e-cards te versturen. De leerlingen kunnen een persoonlijke boodschap en hun persoonsgegevens ingeven en het resultaat bekijken alvorens de e-card te versturen. Bedankkaartje Leerlingen van de eerste graad aan wie een sprookje werd voorgelezen (zie activiteit Sprookje, p. 145), kunnen individueel een bedankkaartje maken en schrijven voor een specifieke leerling.

8 Brief aan Platvoetje Doelgroep Eerste graad Aard van de activiteit De leerlingen zetten in duo s een getekende brief van een heksje om in een geschreven brief. Vervolgens schrijven ze een antwoord op deze brief. Vooraf Deze schrijfactiviteit past goed in een thema rond heksen, toveren of in een thema rond anders zijn, jezelf aanvaarden zoals je bent. Doelstellingen De leerlingen schrijven een brief. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekstje, rekening houdend met handschrift en layout. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Prentenboek Platvoetje, Ingrid & Dieter Schubert, Lemniscaat, Rotterdam Per duo: (kleuren)kopie van de getekende brief van Platvoetje, achteraan in het prentenboek twee à drie lijntjesbladen omslag ET 4.3 ET 4.8 ET 4.7 ET 4.8 BRIEF AAN PLATVOETJE 43

9 Lesverloop Introductie Klassikaal Lees het prentenboek Platvoetje voor aan de leerlingen. Maak ook tijd om de prenten van dichtbij te tonen. Op het einde van het verhaal krijgt Nikkie een brief van Platvoetje. Dit is geen gewone brief. Toon deze brief aan de leerlingen. Het is een getekende brief omdat Nikkie nog niet kan lezen. Vraag aan de leerlingen of ze de getekende brief willen vertalen in een geschreven brief. Je leerlingen kunnen immers wél al schrijven. In duo s Kern Verdeel de leerlingen in heterogene duo s. Geef elk duo een kopie van de getekende brief van Platvoetje. Geef de zwakste schrijver van elk duo de opdracht om te schrijven. Ze gebruiken hiervoor een apart blad. De leerlingen zetten per twee de getekende brief van Platvoetje om in schrijftaal. De duo s moeten daarbij onderling overleggen over wat de tekeningen volgens hen willen zeggen. Ze kunnen eventueel het prentenboek raadplegen. LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Vertrek van wat de leerlingen geschreven hebben en speel de onwetende, onbevangen lezer: de brief moet immers duidelijk en begrijpbaar zijn zonder de tekeningen. Wees oprecht geïnteresseerd in wat ze schrijven. 44 BRIEF AAN PLATVOETJE Besteed vooral aandacht aan de verhaallijn, de manier waarop de leerlingen de tekeningen tot een echte brief geweven hebben. Stel vragen bij zaken die niet duidelijk zijn en koppel terug naar de getekende brief: wat vertelt Platvoetje? - Dit begrijp ik niet. Wat bedoel je met...? - Hoe is Platvoetje terug in het heksenbos geraakt? Haar bezem was toch kapot? Heeft Platvoetje daarover iets getekend? - Waren de andere heksen blij dat Platvoetje terug was? Heeft Platvoetje daarover iets getekend? - Waarom moet Nikkie haar tandenborstel meebrengen naar het heksenbos? Moet ze daar haar tanden gaan poetsen? Ga op vormelijk vlak enkel in op zaken die de begrijpelijkheid in de weg staan, zoals iets dat onleesbaar geschreven is, letters die vergeten zijn,... Het geschrevene letterlijk voorlezen aan het duo is soms voldoende. - Wat is een daak? (...) Ah, je bedoelt een draak. - Wat staat hier? Dit woordje kan ik niet lezen. Zie ook deel 1, p. 20

10 Klassikaal Laat een duo zijn vertaling voorlezen aan de andere leerlingen. Bespreek vervolgens: Heeft iedereen dezelfde brief? Zo nee: wat hebben de anderen geschreven? Kan dat ook? Zeg aan de leerlingen dat met het briefje van Platvoetje aan Nikkie het prentenboek bijna stopt. Er volgt nog een lege bladzijde met de vraag: En hoe denk je dat Nikkie terugschreef aan Platvoetje? Brainstorm hierover met de leerlingen. In haar briefje zal Nikkie zeker reageren op wat Platvoetje schrijft en misschien ook zelf iets vertellen. Vertel de leerlingen dat zij in naam van Nikkie een briefje mogen terugschrijven aan Platvoetje. Ook nu mogen de leerlingen in duo s werken. In duo s De leerlingen gaan opnieuw in duo s aan de slag. Ze brainstormen over en schrijven een antwoord op het briefje van Platvoetje. In dit antwoord mogen zeker ook tekeningen opduiken, bijvoorbeeld als illustratie of ter vervanging van een moeilijk woord. Laat de leerlingen hun briefje in potlood schrijven. Ditmaal schrijft de sterkere leerling. LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Geef vooral feedback op de inhoud van het briefje. Grijp regelmatig terug naar de brief van Platvoetje: het briefje dat de leerlingen schrijven moet immers een antwoord zijn op de brief van Platvoetje. - Wat vraagt Platvoetje? (Bv. Of Nikkie bij haar op bezoek komt.) Denk je dat Nikkie dat wil doen? Hebben jullie daarover al iets geschreven? Ga je daarover nog iets schrijven? Wat ga je schrijven? - Wat schrijft Platvoetje nog? (Bv. Dat ze het bijgelegd heeft met de andere heksen.) Zou Nikkie blij zijn dat de heksen Platvoetje niet meer uitlachen? - Wat zou Nikkie zelf nog aan Platvoetje willen vertellen? Zouden haar klasgenootjes haar nog uitlachen nu ze kan vliegen met haar oren? Of zou ze dat net geheim houden? Wat denk je? Ga op vormelijk vlak enkel in op zaken die de begrijpelijkheid in de weg staan en op de structuur: is het een echt briefje met een aanspreking, een soort afsluiting en de naam van de schrijver eronder? - Hoe weet Platvoetje nu van wie dit briefje komt? - Dit briefje eindigt plots. Stop je zomaar met schrijven of kan/moet er nog iets bij? Zie ook deel 1, p. 20 BRIEF AAN PLATVOETJE 45

11 Afsluiting Klassikaal Laat de leerlingen hun brieven doorgeven aan elkaar of hang ze op het prikbord, zodat de leerlingen elkaars brieven kunnen lezen. Geef de leerlingen de kans om te reageren op elkaars brieven: - Zijn het leuke brieven? - Zou Platvoetje er blij mee zijn? - Welke brief vind je extra leuk? Waarom? 46 BRIEF AAN PLATVOETJE

12 Voorbeelden Brief van Platvoetje aan Nikkie liefste nikie ik ben trug bij mijn draak maar ik hou nog van jou. ik ben trug in het heksendorp. ik ben trug vrienden. mijn vrienden waren heel blij dat ik trug was. ik heb alles laten zien en ales vertelt. nikie moet trug komen met de tandenborstel dan kan ik die laten zien. eerste en tweede leerjaar buitengewoon onderwijs, niveau tweede leerjaar Antwoord van Nikkie aan Platvoetje eerste leerjaar BRIEF AAN PLATVOETJE 47

13 Andere mogelijkheden Samenwerking met de derde kleuterklas Je kan met de leerkracht van de derde kleuterklas afspreken dat die het prentenboek van Platvoetje ook zal voorlezen aan de kleuters. Dan kan de brief die de leerlingen van de eerste graad in naam van Nikkie aan Platvoetje terugschrijven, het verhaal mooi afsluiten. De leerlingen steken hun brief in een omslag en schrijven er een (gedeeltelijk zelf verzonnen) adres op. Nadat de kleuterleidster het prentenboek heeft voorgelezen, lezen de leerlingen van de eerste graad hun briefje van Nikkie aan Platvoetje zelf voor aan een klein groepje kleuters: ze lezen de omslag voor, halen het briefje eruit, tonen het aan de kleuters en lezen het voor. De leerlingen kunnen hun brieven ook aan de betrokken kleuterleidster bezorgen, die er dan een leuke brief uitkiest en voorleest aan de kleuters (maar de leerlingen hoeven niet te weten welke brief gekozen werd). Prentenboeken Ook andere prentenboeken kunnen geschikt zijn om er een schrijfopdracht aan te koppelen. Overleg daarover met je collega van de derde kleuterklas. Let er wel op dat de inhoud van het prentenboek aansluit bij de interesses van leerlingen van de eerste graad. Bijvoorbeeld: in Oink! (Geert De Kockere en Sebastiaan Van Doninck, De Eenhoorn, Wielsbeke) komen stukjes nonsenstaal voor, die leerlingen vrij kunnen vertalen in het Nederlands. 48 BRIEF AAN PLATVOETJE

14 Brief aan een ziek Doelgroep Eerste, tweede, derde graad Aard van de activiteit De leerlingen schrijven in duo s een brief aan een ziek klasgenootje. Daarna wisselen ze hun brief uit met een ander duo: de leerlingen lezen elkaars brief en geven elkaar feedback. De aangepaste brieven worden bezorgd aan het zieke klasgenootje. Vooraf Een leerling is voor langere tijd afwezig omdat hij ziek is. klasgenootje Doelstellingen De leerlingen schrijven een brief aan een bekende leeftijdsgenoot om een persoonlijke boodschap en belevenis over te brengen. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekst, rekening houdend met handschrift, lay-out en gekende spellingsafspraken en -regels. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Per duo: briefpapier omslag ET 4.3 ET 4.8 ET 4.7 ET 4.8 BRIEF AAN EEN ZIEK KLASGENOOTJE 49

15 Lesverloop Introductie Klassikaal Houd een kringgesprek over ziek zijn. De bedoeling is dat de leerlingen zich inleven in de situatie van de zieke leerling. - Hoe zou hij/zij zich voelen? - Zijn er nog leerlingen in de klas die al eens een tijdje ziek zijn geweest zodat ze niet naar school konden? - Hoe voelden jullie je toen? - Gingen de dagen snel of traag voorbij? - Wat vind je fijn aan ziek zijn? - Wat is er niet leuk aan? - Wat zouden de leerlingen kunnen doen om de zieke wat op te vrolijken? (Telefoneren, op ziekenbezoek gaan, een briefje schrijven,...) - Zou de zieke blij zijn met een briefje van de klasgenoten? Stel voor om de zieke een briefje te schrijven. 50 BRIEF AAN EEN ZIEK KLASGENOOTJE Houd samen met de leerlingen een korte brainstorm over wat er in een dergelijk briefje aan bod kan komen: ze kunnen vragen hoe het ermee gaat, een gebeurtenis uit de klas vertellen, de leerling beterschap wensen, Noteer op het bord. Om ervoor te zorgen dat de brieven voldoende van elkaar verschillen, kan je met de leerlingen nagaan wat er allemaal gebeurd is in de klas sinds de leerling ziek is en gezamenlijk afspreken wie waarover iets wil schrijven. In duo s Verdeel de leerlingen in heterogene duo s. De leerlingen schrijven per twee een briefje naar de zieke leerling. Ze overleggen met elkaar over wat er precies in komt. Om te voorkomen dat één leerling alles naar zich toe trekt, kan je in bepaalde groepjes aanduiden wie opschrijft. Op die manier is de dominante leerling verplicht om zijn tempo aan te passen aan zijn partner. LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Stel je in de plaats van het zieke klasgenootje. Stel veel open vragen over de inhoud. - Wat bedoel je met (...)? - Hoe zit dat precies? - Wie deed dat? - Waarom (...)? - (...) Zie ook deel 1, p. 20 Kern

16 In groepen van vier Wanneer de verschillende duo s hun eerste versie klaar hebben, laat hen dan hun briefje uitwisselen met een ander duo. De leerlingen lezen de brief grondig na en letten hierbij op de onderstaande aspecten. Noteer deze kort op het bord of maak er een werkblaadje van. Pas de formulering aan de leeftijd van je leerlingen aan. Inhoud: - Begrijp je zelf alles? Zo niet, dan vraag je uitleg aan de schrijvers van de brief. - Is de brief duidelijk voor de zieke klasgenoot, die het voorval niet heeft meegemaakt? Wat is misschien niet duidelijk voor hem? Vorm: - Is het een echte brief? Dit wil zeggen: is er een aanspreking? (Dag x, Hoi, Hallo,...) Is er een soort afsluiting? (Groetjes, Veel beterschap, Tot gauw!...) Staat eronder van wie de brief komt? - Als je schrijffoutjes vindt, mag je die aanduiden (bv. door er een groen streepje onder te zetten). Vervolgens bespreken de vier leerlingen beide brieven en geven ze elkaar mondeling feedback. In duo s Elk duo schrijft zijn definitieve brief, rekening houdend met de feedback. Ze stoppen hun brief in een omslag. Klassikaal Verzamel alle brieven en zorg ervoor dat ze snel bij de zieke leerling geraken. Je kan ze (laten) afgeven of alle brieven samen versturen in een grote omslag. Afsluiting BRIEF AAN EEN ZIEK KLASGENOOTJE 51

17 Andere mogelijkheden Inhoud De leerlingen kunnen, naast een persoonlijke belevenis, ook iets vrolijks, opbeurends of spannends schrijven voor het zieke klasgenootje: mopjes, raadsels, WO-weetjes, korte quiz,... Vorm Voor jonge leerlingen is het misschien gemakkelijker om, in plaats van een brief, een kaartje te schrijven naar een zieke medeleerling. Het tekstje kan dan erg kort zijn. (Zie ook activiteit Wenskaart, p. 37). Geadresseerde De leerlingen kunnen ook een briefje schrijven naar een leerling die pas verhuisd en van school veranderd is. ICT De leerlingen kunnen hun briefjes ook op de computer schrijven (bv. tijdens hoeken- of contractwerk). Dit maakt het gemakkelijker om verbeteringen aan te brengen of aanvullingen te doen. Het is ook motiverend, zowel voor de schrijver als voor de lezer, als de brief geschreven is in een leuk lettertype en eventueel opgesmukt is met kaders en afbeeldingen. 52 BRIEF AAN EEN ZIEK KLASGENOOTJE Indien de zieke leerling over een internetaansluiting beschikt kunnen de klasgenoten uiteraard ook een sturen. Ook in ziekenhuizen beschikken kinderen steeds vaker over een internetaansluiting. Op deze manier kan de communicatie met een langdurig ziek klasgenootje op regelmatige basis (bv. wekelijks) onderhouden worden. De website Simon & Odil (< is gemaakt voor en door zieke kinderen, met de bedoeling het isolement van langdurig zieke kinderen te doorbreken. Kinderen kunnen via deze site ondermeer een e-card versturen of op het forum een bemoedigend woordje schrijven voor anderen. Kinderen die in een ziekenhuis verblijven van de oprichters van deze website (Antwerps kinderziekenhuis, UZ Gent, UCL Brussel), kunnen via de site s versturen. Groeperingsvorm Je kan de leerlingen ook individueel een briefje laten schrijven naar hun zieke klasgenootje. Vervolgens lezen twee leerlingen elkaars brief na en geven ze elkaar mondeling feedback. Organisatorisch is dat iets eenvoudiger dan de in het lesverloop voorgestelde werkwijze, maar de interactie (o.a. het hardop nadenken over wat schrijven en hoe formuleren) is minder rijk en als leerkracht moet je meer schrijfproducten opvolgen.

18 Uitbreiding Als een leerling voor echt lange tijd niet naar school kan komen, kan deze schrijfactiviteit een aanleiding zijn om meerdere zaken te schrijven (als cadeautje) voor deze leerling. Je kan: een postvakje of brievenbus installeren voor de zieke leerling waarin de leerlingen later vrijblijvend nog briefjes kunnen stoppen, met de klas een verhalenbundel maken of een bundel tekeningen met tekstjes erbij (eerste graad), een klaskrant maken,... Heel wat schrijfactiviteiten uit Het Schrijfpaleis zijn erg geschikt om door de leerlingen te laten uitvoeren in functie van een ziek klasgenootje. Zo schrijven ze voor een echte lezer en met een duidelijk doel voor ogen: de zieke amuseren, informeren,... De leerlingen kunnen voor de zieke klasgenoot bijvoorbeeld: - een stapelverhaal schrijven (zie activiteit Stapelverhaal, p. 137); - een klasdagboek bijhouden (zie activiteit Klasdagboek, p. 75); - een kindertijdschrift maken (zie activiteit Kindertijdschrift, p. 101); - een griezelboek maken (zie activiteit Griezelverhaal, p. 155); - een sprookjesboek samenstellen (zie activiteit Sprookje, p. 145). De leerlingen kunnen zelfs een soort survivalkit maken voor de langdurig zieke leerling, waarin onder meer genummerde omslagen zitten waarvan de leerling er wekelijks (bv. op maandag) eentje mag openen. In het briefje staat dan wat het cadeautje van de week is (dat zal worden gebracht). De cadeautjes zelf kunnen allerhande schrijfproducten zijn van de klasgenoten (zie hierboven), naast andere zaken: een zorgvuldig uitgekozen boek of videofilm (uitgeleend), een collage, een gezamenlijk kunstwerk, een cassette met ingesproken boodschappen, een zelfgemaakte video-opname,... BRIEF AAN EEN ZIEK KLASGENOOTJE 53

19

20 Help-brieven Doelgroep Eerste, tweede, derde graad Aard van de activiteit De leerlingen lezen brieven van kinderen die met een probleem worstelen. Ze zoeken in groepen van vier een oplossing voor deze problemen en schrijven vervolgens individueel een antwoord op één brief. Vooraf Kies uit het aanbod probleembrieven op kopieerbladen p vier briefjes die je leerlingen zullen aanspreken en kopieer deze voor elke leerling. Bekijk de website van de Kinder- en Jongerentelefoon (< eens. Daar vind je berichtjes van kinderen met kleine en grote problemen. Toon deze website tijdens de introductie aan je leerlingen (indien mogelijk). Doelstellingen De leerlingen schrijven een brief aan een onbekende leeftijdsgenoot. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekst, rekening houdend met handschrift, lay-out en gekende spellingsafspraken en -regels. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Per leerling: kopieerbladen p ET 4.3 ET 4.8 ET 4.7 ET 4.8 HELP-BRIEVEN 55

21 Lesverloop Introductie Klassikaal Vraag aan de leerlingen bij wie ze terecht kunnen als ze - kleine of grote -problemen hebben. Bespreek kort. Vertel daarna het volgende: sommige kinderen weten niet goed met wie ze over hun problemen kunnen praten. Ze kunnen dan bellen, maar ook schrijven of mailen naar de Kinder- en Jongerentelefoon om raad te vragen (GRATIS telefoonnummer: 102; adres: Postbus 50, 2800 Mechelen; website: brievenbus@kjt. org). Het team van de Kinder- en Jongerentelefoon probeert dan een oplossing te bedenken. Zeg aan de leerlingen dat je een aantal brieven hebt van kinderen met problemen. Vraag de leerlingen of ze - net zoals het team van de Kinder- en Jongerentelefoon - in groepjes willen zoeken naar een oplossing en die brieven willen beantwoorden. Je hebt vier probleembrieven. Verdeel de klas in heterogene teams van vier leerlingen. De teams zullen gezamenlijk een oplossing zoeken voor de vier problemen. Daarna zal elk groepslid één brief beantwoorden. Maak een aantal afspraken: - Spreek af hoeveel tijd de groepen krijgen om elke brief te bespreken (bv. vijf minuten per brief), zodat alle problemen zeker aan bod komen. - Je kan groepsleden een rol toebedelen: voor deze opdracht is er vooral nood aan een groepsleider en een tijdbewaker. Kern In groepen van vier De leerlingen zoeken in groepjes naar oplossingen voor de verschillende problemen die in de brieven beschreven worden. 56 HELP-BRIEVEN LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Houd vooral de samenwerking binnen de groepjes in het oog. Individueel Daarna worden de vier brieven binnen elke groep verdeeld: elk groepslid schrijft een antwoord op één brief.

22 LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Ondersteun in deze fase enkel de leerlingen die moeite hebben om iets op papier te krijgen. Neem hen het denkproces niet uit handen, maar probeer hen via open vragen aan het schrijven te krijgen. - Hoe wil je je brief beginnen? - Wat wil je in je brief schrijven? - Welk probleem heeft het kind? Wat staat er in het briefje? - Welke oplossing(en) heeft jullie team bedacht? - Aan welke oplossing heeft dit kind volgens jou/je team het meest? - Hoe ga je dat opschrijven? - (...) Geef daarbij veel positieve feedback. - Dat is een goed idee. - Dat is goed/mooi gezegd. - Schrijf dat maar op. - Met dat antwoord zal het kind wel blij zijn. - (...) Zie ook deel 1, p. 20 In groepen van vier De antwoorden op de probleembrieven worden binnen het groepje doorgegeven. De leerlingen lezen elkaars antwoordbrieven en letten daarbij op de onderstaande aspecten. Noteer deze kort op het bord of maak er een werkblaadje van. Pas de formulering aan de leeftijd van je leerlingen aan. Inhoud: - Is deze reactie inderdaad een antwoord op de vraag? - Is het antwoord voldoende duidelijk en begrijpelijk voor de lezer? Vorm: - Is het antwoord kindvriendelijk en voorzichtig, gevoelig genoeg geformuleerd? - Is het een echte brief? Is er een aanspreking, een afsluiting, een afzender? - Staan er nog schrijffoutjes in? Duid ze aan. Individueel De leerlingen schrijven een tweede versie indien nodig. In vier groepen Verzamel alle antwoordbrieven en orden ze: leg de vier behandelde probleembrieven met de bijbehorende antwoorden van de verschillende groepjes, op aparte banken. Verdeel de leerlingen in vier groepen en geef ze via een doorschuifsysteem de kans om de antwoorden van de andere groepjes te lezen. Afsluiting HELP-BRIEVEN 57

23 Klassikaal Bespreek vervolgens per probleem kort klassikaal: - Wat vinden jullie van de voorgestelde oplossingen? - Denken jullie dat de schrijver van de brief ermee geholpen zal zijn? Andere mogelijkheden Organisatie - Je kan de groepjes slechts één of twee probleembrieven laten bespreken in plaats van vier. - Je kan de leerlingen in duo s laten overleggen in plaats van in groepjes van vier. Dit is eenvoudiger op organisatorisch vlak, maar het maakt het gesprek (oplossingen bedenken) minder rijk. - Je kan de leerlingen in duo s een probleembrief laten beantwoorden in plaats van individueel. Zo kunnen ze elkaar helpen. - Je kan de leerlingen hun antwoorden op de probleembrieven laten voorlezen (in plaats van te werken met een doorschuifsysteem) en ze kort bespreken. Houd wel in de gaten dat het niet te lang duurt. Eerste graad Bied zelf voldoende ondersteuning tijdens het schrijven van de eerste versie, omdat je minder kan verwachten van de leerlingfeedback achteraf. Geef de leerlingen toch de kans om elkaar feedback te geven, zodat ze het geleidelijk aan kunnen leren. Geef zelf achteraf ook kort feedback. 58 HELP-BRIEVEN Vrije keuze Je kan de groepjes alle probleembrieven op kopieerbladen p aanbieden en hen zelf vier brieven laten kiezen waarop ze graag een antwoord willen schrijven. In dat geval las je, nadat de leerlingen alle brieven gelezen hebben, in de groepjes een korte keuzeronde in. ICT Geef de leerlingen de gelegenheid om te surfen naar de website van de Kinderen Jongerentelefoon: < Dit kan bijvoorbeeld gebeuren tijdens hoeken- of contractwerk. Leerlingen die zelf een probleem hebben, zetten zo misschien sneller de stap om naar de Kinder- en Jongerentelefoon te bellen of te schrijven.

24 Heb je een probleem? Schrijf dan naar ons. Wij zoeken een oplossing! Hallo, Ik ben een meisje van zeven jaar en ik zuig nog op mijn duim. Ik wil ermee stoppen, maar het lukt niet. Wie kan mij helpen? Hanne Hoi, Ik word gepest op school omdat ik stotter. Ik durf het thuis niet te vertellen, want ik wil niet dat mijn ouders naar de school komen. Dan wordt het alleen maar erger denk ik. Wie weet raad? Hallo, Mijn ouders zijn gescheiden. Ze zijn met ruzie uit elkaar gegaan. Ik woon nu bij mijn moeder en dat vind ik OK. Maar ik zie mijn papa maar om de twee weken tijdens het weekend. Dat vind ik te weinig. Ik zie mijn ouders allebei even graag. Heeft iemand een oplossing? Tina Hallo, Bas Ik ben een jongen van acht jaar. Ik zou deze zomer zo graag mee op scoutskamp gaan. Maar ik heb een probleem. Omdat ik heel vast slaap, plas ik af en toe in mijn bed. Ik ben bang dat de andere kinderen mij daarmee uitlachen. Ik durf niet mee op kamp. Wat kan ik doen? Tim Dag, Ik heb veel enge dromen. Ik durf niet te slapen. Ik lig lang wakker omdat ik bang ben om weer zo eng te dromen. s Morgens ben ik erg moe en in de klas kan ik niet goed opletten. Wie weet raad? Aicha kopieerblad HELP-BRIEVEN 59

25 Hallo, De jongens van mijn klas voetballen altijd op de speelplaats. Ik doe dat niet graag. Ofwel moet ik meedoen, ofwel sta ik maar wat te kijken. Ik vind de speeltijd helemaal niet leuk. Wat kan ik doen? Milan Hoi, kopieerblad HELP-BRIEVEN 60 Dag, Dit schooljaar gaan we op bosklassen. Ik wil dolgraag mee, maar ik mag niet. Mijn ouders kunnen dat niet betalen. Ze willen het op school niet vertellen, omdat ze zich ervoor schamen. Als het zo ver is, zal ik ziek worden... (niet echt natuurlijk). Mijn vriendinnen praten er veel over en ik moet de hele tijd doen alsof ik toch mee ga. Ik vind het zo erg. Ik weet niet wat ik moet doen. Heeft iemand een oplossing? Marie Ik ben pas verhuisd en ga naar een nieuwe school. Ik vind het moeilijk om vrienden te maken. Ik ben wat verlegen en iedereen hier kent elkaar al. Kan iemand mij tips geven? Kadèr Hallo, Ik ben een beetje verliefd op onze nieuwe turnmeester. Ik wil niet dat iemand er iets van merkt. Maar ik word altijd rood als hij iets tegen mij zegt. Dat vind ik heel vervelend en dus word ik nog roder... Wat moet ik doen? Stien

26 Je eigen nieuwjaarsbrief Doelgroep Eerste, tweede, derde graad Aard van de activiteit De leerlingen schrijven zelf een nieuwjaarsbrief voor hun ouders. Vooraf Verzamel allerhande nieuwjaarsbrieven: tekstjes die je de voorbije jaren gebruikte, je eigen nieuwjaarsbrief van vroeger toen je in hetzelfde leerjaar zat als je leerlingen nu, nieuwjaarsbrieven van je eigen kind(eren) of doopkind(eren),... Ga ook bij collega s te rade. Zorg ervoor dat je verschillende soorten nieuwjaarsbrieven hebt. Bijvoorbeeld: - een echte brief naast een nieuwjaarsbrief in dichtvorm (op rijm); - een serieuze brief naast een grappige brief; - een plechtige brief met hoogdravende wensen in lange zinnen en moeilijke woorden (zoals kinderen het nooit zelf zouden schrijven) naast een nieuwjaarsbrief op kindermaat. Als je ervoor kiest om voor de ouders geen gedrukte nieuwjaarsbrief te gebruiken, voorzie dan een moment waarop de leerlingen hun nieuwjaarsbrief zelf kunnen knutselen. Doe dit bijvoorbeeld tijdens een les muzische vorming. Sta even stil bij de thuissituatie van de leerlingen (gescheiden ouders, ouders die geen Nederlands begrijpen,...) en bedenk vooraf hoe je bepaalde problemen kan opvangen. Doelstellingen De leerlingen schrijven een brief aan een bekende volwassene om een persoonlijke boodschap over te brengen. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekst, rekening houdend met handschrift, lay-out en gekende spellingsafspraken en -regels. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Geschreven nieuwjaarsbrieven (zie vooraf) Per leerling: onbeschreven nieuwjaarsbrief, eventueel zelfgemaakt ET 4.3 ET 4.8 ET4.7 ET 4.8 JE EIGEN NIEUWJAARSBRIEF 61

27 Lesverloop Introductie In groepjes Vertel de leerlingen dat je allerlei nieuwjaarsbrieven verzameld hebt. Verdeel de nieuwjaarsbrieven over verschillende groepjes leerlingen en vraag ze om de gekregen nieuwjaarsbrief te lezen en in hun groepje te bespreken: Zouden jullie deze brief graag voorlezen met nieuwjaar? Waarom (niet)? Noteer deze vraag op het bord. Klassikaal Laat één leerling van elk groepje de nieuwjaarsbrief tonen en voorlezen aan de rest van de klas, zodat elke leerling weet wat er in elke nieuwjaarsbrief staat. Bespreek vervolgens met de leerlingen: - Welke van deze nieuwjaarsbrieven vind je de leukste? Waarom? - Wat staat er in een nieuwjaarsbrief? Wat komt telkens terug? (nieuwjaarswensen, goede voornemens voor het nieuwe jaar,...) Noteer dit kort op het bord. - Geven deze brieven goed weer wat jullie zelf voelen? Of zou je aan je ouders iets anders willen wensen / beloven? Of zou je het anders willen verwoorden? 62 JE EIGEN NIEUWJAARSBRIEF Stel voor aan de leerlingen om voor de ouders een persoonlijke nieuwjaarsbrief te schrijven. - Zouden jullie ouders dat leuk vinden? - Vinden jullie het zelf een goed idee? - Hoe zou je dat aanpakken? Laat leerlingen die al een idee hebben, vertellen hoe zij het willen doen. Zo brengen ze andere leerlingen misschien ook op ideeën. Opmerking Laat voor de andere nieuwjaarsbrieven (aan peter, meter, grootouders,...) eventueel wel een bestaande tekst kopiëren, maar laat de leerlingen kiezen tussen een aantal leuke tekstjes. Individueel/ In duo s Verdeel de leerlingen in heterogene duo s: de leerlingen schrijven individueel een nieuwjaarsbrief, maar kunnen altijd raad vragen aan hun partner. De duo s mogen ook samen aan één nieuwjaarsbrief werken. Laat ze daarin vrij. De leerlingen schrijven eerst een kladversie. Kern

28 LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Ga eerst langs bij leerlingen die niet weten hoe eraan te beginnen. Tast eerst mondeling af wat de leerling wil schrijven. - Vertel eens: wat wil jij je ouders graag wensen? Hoe zou je dat kunnen opschrijven? Schrijf dat al eens op. - Wil je je ouders ook iets beloven? Wat wil je volgend jaar beter doen? Grijp terug naar de besproken voorbeelden: - Wat vind je een mooi stukje? Misschien kan je dat overnemen of een beetje veranderen? Zoek mee als leerlingen even niet meer weten hoe het verder moet. - Heb je het al besproken met je schrijfpartner? - Wat heb je al geschreven? Lees eens voor. - Heb je al eens gekeken naar wat er op het bord staat? - Misschien kan je (...)? Stel je bij het lezen van de brieven op als geïnteresseerde lezer en geef veel positieve feedback. - Dat is een mooie wens. - Je ouders zullen blij zijn als ze dat horen. Zie ook deel 1, p. 20 Tijdens het proces kan je het werk even stilleggen en leerlingen die dat willen, een stukje uit hun nieuwjaarsbrief laten voorlezen. Als de leerlingen klaar zijn met de eerste versie van hun nieuwjaarsbrief, geef je ze de opdracht om de nieuwjaarsbrief van hun partner goed na te lezen. Ze gaan daarbij onderstaande aspecten na. Noteer deze op het bord of maak er een werkblaadje van. Pas de formulering aan de leeftijd van je leerlingen aan. Inhoud: - Begrijp je alles wat er staat? Zo niet, zet een vraagteken bij wat je niet begrijpt en vraag straks uitleg. Vorm: - Is het een brief? Dit wil zeggen: is er een aanspreking? Is er een afsluiting? Staat de datum erop? Zo niet, zet een kruisje waar het vergeten is. - Zie je schrijffoutjes? Duid ze aan, maar verbeter ze niet zelf. De leerlingen verbeteren hun eerste versie zelf, met de hulp van hun schrijfpartner. Haal de tekstjes daarna op om ze zelf nog eens na te kijken. Voor een nieuwjaarsbrief mag je een hoge mate van correctheid nastreven. JE EIGEN NIEUWJAARSBRIEF 63

29 Afsluiting Individueel De leerlingen schrijven hun verbeterde tekst netjes over op de zelfgemaakte of gedrukte nieuwjaarsbrief. 64 JE EIGEN NIEUWJAARSBRIEF

30 Voorbeeld tweede leerjaar vierde leerjaar vierde leerjaar JE EIGEN NIEUWJAARSBRIEF 65

31 Andere mogelijkheden Eerste graad Op vormelijk vlak heb je, naast de klassieke nieuwjaarsbrief, verschillende mogelijkheden die vooral interessant zijn voor de eerste graad. Enkele suggesties: - De leerlingen schrijven Ik wens je en wat ze hun ouders precies allemaal wensen op strookjes papier. Deze strookjes worden opgerold in een ballon gestopt. De ballon wordt (vlak voor nieuwjaar) opgeblazen. De ouders prikken de ballon stuk en... alle wensen komen tevoorschijn! - De leerlingen kleven een groot hart (of een zon, een bloem, een huisje,...) waar allemaal deurtjes uit geknipt zijn, op een blad papier. Achter elk deurtje staat een zelf bedacht en geschreven boodschapje voor de ouders. - De leerlingen schrijven hun nieuwjaarswensen op strookjes papier (in verschillende kleuren) en maken er een collage mee. Daar kunnen ook foto s, prenten (uit tijdschriften), tekeningen,... bij geplakt worden. - De leerlingen knutselen een ogenblik : ze kleven ogen op een leeg conservenblik. In dit blik zit een opgerolde nieuwjaarsbrief, waarin de leerlingen schrijven waarvoor ze hun ouders graag een ogenblik tijd wensen in het nieuwe jaar. Andere gelegenheden De leerlingen kunnen zelf een brief schrijven voor moeder- of vaderdag. 66 JE EIGEN NIEUWJAARSBRIEF ICT Leerkrachten of leerlingen die handig zijn met de computer kunnen zelf een nieuwjaarsbrief ontwerpen. Ze kunnen bijvoorbeeld een mooie foto bewerken en er sneeuwvlokjes aan toevoegen. Voorwaarde is wel dat je over een goede printer beschikt, zodat je ook een mooie afdruk kan maken. Leerlingen die hun nieuwjaarsbrief willen laten rijmen, kunnen gebruik maken van digitale rijmmachines, bijvoorbeeld < Je geeft een woord in en je krijgt een lijstje van alle mogelijke Nederlandstalige rijmwoorden.

32 Je eigen verhaal in de grond Doelgroep Tweede, derde graad Aard van de activiteit De leerlingen schrijven individueel een brief over hoe ze nu leven. De brieven worden in de grond gestopt voor de toekomstige vinder. Vooraf Deze activiteit kan je koppelen aan een WOthema rond de Oudheid of rond historisch besef. Geef de leerlingen de opdracht om hun grootouders te bevragen over hun leven als kind: wat was er toen anders dan nu? Als je niet de mogelijkheid hebt om de brieven van de leerlingen in de grond te begraven, zorg dan voor een alternatief, bv. een metalen doos die je ergens bewaart. Doelstellingen De leerlingen schrijven een brief aan een onbekende. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekst, rekening houdend met handschrift, lay-out en gekende spellingsafspraken en regels. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Materiaal om de brieven die de leerlingen schrijven in de grond te bewaren: kistje, spade,... Per leerling: omslag kopieerbladen p kopieerblad p. 74 (optioneel) ET 4.3 ET 4.8 ET 4.7 ET 4.8 JE EIGEN VERHAAL IN DE GROND 67

33 Lesverloop Introductie Klassikaal De leerlingen hebben hun grootouders bevraagd over hun leven als kind. Laat de leerlingen vertellen: Hoe anders was het leven van jullie grootouders toen ze jong waren in vergelijking met jullie leven nu? Brainstorm samen met de leerlingen: Over het leven van pakweg 50 jaar geleden, kunnen we nog mondelinge bronnen raadplegen, maar hoe weten we hoe het er bijvoorbeeld 2000 jaar geleden aan toe ging? Welke bronnen hebben we? Laat de leerlingen vervolgens het tekstje Verhalen uit de grond op kopieerbladen p lezen. Als de leerlingen gefascineerd zijn door het onderwerp, kan je hen ook een stukje uit de brief van Plinius, een ooggetuige van de uitbarsting van de Vesuvius in 79 voor Christus, laten lezen of dit zelf voorlezen, kopieerblad p JE EIGEN VERHAAL IN DE GROND Opmerking Je kan de Latijnse brief van Plinius aan Tacitus en een vertaling ervan (die dicht bij de originele tekst aanleunt) vinden op de website < Via Literatuur en Plinius de jongere kom je uiteindelijk bij Boek VI.16 terecht. Klik op Vertaling. Aan leerlingen van de derde graad kan je eventueel deze vertaling voorlezen, die best spannend is. Ga niet teveel in op details, maar leg de nadruk op het gebeuren zelf en de heldhaftigheid van Plinius de Oudere. Maak de tekst toegankelijk door je stemgebruik, gebaren en eventueel een snelle schets (bv. van de vulkaanuitbarsting) op het bord. Sta daarna met de leerlingen stil bij het volgende: - Het is toch wel fantastisch dat wij nu, tweeduizend jaar later, zo goed weten wat er toen gebeurd is. De onder de lava goed bewaarde dode stad geeft ons een beeld van het leven toen, en de brieven van Plinius geven ons informatie over de uitbarsting van de Vesuvius op 24 augustus in het jaar 79 voor Christus. - Het zal later waarschijnlijk ook leuk zijn voor de mensen om te weten hoe wij nu leven en wat er tegenwoordig gebeurt. Stel je voor dat er hier zoiets als een vulkaanuitbarsting zou gebeuren of dat alles verwoest wordt door een oorlog. - Hoe kunnen we ervoor zorgen dat mensen later nog iets zullen terugvinden van ons? (Laat de leerlingen reageren.) Misschien kunnen we zelf enkele voorwerpen en brieven in de grond stoppen, die dan later worden teruggevonden? Geef de leerlingen de volgende opdracht: Schrijf een brief aan een persoon die later, over tweeduizend jaar misschien, jouw

34 brief zal vinden. Die persoon moet dan weten wie jij bent, hoe jij nu leeft, wat je allemaal doet,... Wie weet, misschien worden jullie brieven in de verre toekomst ontdekt tijdens een opgraving. Kern In duo s Verdeel de leerlingen in heterogene duo s. Laat de duo s brainstormen over wat ze allemaal in hun brief kunnen schrijven en welke voorwerpen ze bij hun brief kunnen stoppen. Ze noteren hun ideeën op een kladblaadje. Individueel De leerlingen schrijven individueel een brief, gericht aan een toekomstige lezer. Ze kunnen altijd raad vragen aan hun partner. LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Ga eerst langs bij leerlingen die niet weten hoe eraan te beginnen. Tast mondeling af wat de leerling wil schrijven: - Hoe ga je jezelf voorstellen? - Wat ga je eerst schrijven? - Wat kan je verder nog over jezelf vertellen? Je kan inhoudelijke suggesties doen: - Je kan beschrijven hoe een dag er voor jou uitziet. - Je kan schriftelijk uitleg geven bij de voorwerpen die je in de grond wil stoppen: wat is het? Waarvoor dient het? Hoe werkt het? Stel je bij het lezen in de plaats van een toekomstige vinder: - Krijgt de toekomstige vinder een goed beeld van de briefschrijver? Komt hij iets te weten over wie hij was, waar en hoe hij leefde, wat hij deed,...? - Wat is niet duidelijk of moeilijk te begrijpen voor iemand die de schrijver niet kent? Geef veel positieve feedback. Zie ook deel 1, p. 20 Laat de leerlingen de brief van hun partner nalezen op duidelijkheid en schrijffouten. Indien nodig schrijven de leerlingen een tweede versie. JE EIGEN VERHAAL IN DE GROND 69

35 Klassikaal Laat leerlingen die dat willen hun brief aan de rest van de klas voorlezen. Ze vertellen ook welke voorwerpen ze bij hun brief willen begraven en waarom. Bespreek telkens kort. Opmerking Leg de brieven enkele dagen in de leeshoek, zodat de leerlingen de kans krijgen om de brieven van anderen te lezen. Klassikaal Bespreek met de leerlingen: - Waar zouden we de brieven kunnen begraven? Wat is een geschikte plek? - Hoe kunnen we de brieven best begraven? Hoe kunnen we voorkomen dat ze snel vergaan? - Welke voorwerpen stoppen we erbij? -... Laat de leerlingen voorwerpen meebrengen en materiaal om de brieven in te bewaren. Stop de brieven daarna gezamenlijk in de grond. Afsluiting 70 JE EIGEN VERHAAL IN DE GROND (Naar: De Toren van Babbel, Jaspaert K. e.a., Plantyn, Antwerpen, Handleiding 4A, thema 3, p )

36 Andere mogelijkheden Brief aan de leerkracht De leerlingen schrijven een brief aan de leerkracht waarin ze vertellen hoe hun leven er over 15 of over 20 jaar zal uitzien, als ze ongeveer dertig jaar zijn. Zullen ze een gezin hebben? Wat voor werk zullen ze doen? Hoe zullen ze wonen? De leerkracht verzamelt de brieven en houdt ze bij voor later, bijvoorbeeld tijdens een klasreünie. Zesde leerjaar De leerlingen schrijven een brief aan zichzelf, waarin ze vertellen hoe ze denken dat hun leven er precies één jaar later, als ze in het eerste middelbaar zitten, zal uitzien. De leerkracht verzamelt de brieven en stuurt ze één jaar later echt op. Brief aan hun oudere ik De leerlingen schrijven een brief aan zichzelf, waarin ze vertellen hoe ze denken dat hun leven er over 20 jaar zal uitzien. Ze verstoppen hun brief thuis zelf (bv. op een geheime plek in een kistje) en onthouden goed waar hij ligt. Twintig jaar later lezen ze hun brief. Brief in de ruimte De leerlingen stellen zich voor dat ze een brief mogen meegeven met een ruimtetuig, zoals de ruimtesonde Pioneer 10, om zich voor te stellen aan eventuele andere levende wezens in de ruimte of op andere planeten. Achtergrondinformatie: Pioneer 10 werd op 2 maart 1972 gelanceerd. Zijn belangrijkste missie was beelden maken van Mars, Jupiter en Neptunus. Daarna zou Pioneer 10 verder de ruimte in gaan. Er waren geen astronauten aan boord, maar computers maakten foto s en stuurden die als televisiebeelden naar de Aarde. Op de Pioneer 10 is/was een visitekaartje van de mens bevestigd, voor het geval de ruimtesonde op zijn tocht andere intelligente wezens zou tegenkomen. Het laatste contact met de ruimtesonde was er begin Ondertussen vliegt de ruimtesonde nog steeds verder weg de diepe ruimte in... (Meer informatie en foto s vind je gemakkelijk op het internet via een zoekmachine, bv. Google. Geef Pioneer 10 als zoekterm in.) Interview met grootouders De leerlingen kunnen het interview met hun grootouders in groepjes voorbereiden en hiervoor enkele vragen opstellen of er zelfs een kleine enquête van maken. Na het interview maken ze een schriftelijk verslagje, bijvoorbeeld van een leuke anekdote die de grootouders hebben verteld. JE EIGEN VERHAAL IN DE GROND 71

37 Verhalen uit de grond Wij weten hoe de mens vroeger leefde. Wij hebben geen foto s, want die werden toen nog niet gemaakt. Toch weten we, wonderlijk genoeg, hoe de mens er vroeger uitzag, in wat voor huizen hij woonde en wat voor spullen hij gebruikte. Dat komt door de verhalen uit de grond. Dat klinkt eigenaardig, maar toch is het zo. Bij opgravingen komen die verhalen tevoorschijn. Er komt dan van alles boven, ook heel oude dingen: gereedschap (bijlen, hamers, beitels,...), wapens (speerpunten,...), potscherven, munten en nog veel meer. Deze dingen vertellen ons veel over hoe de mens vroeger leefde. kopieerblad JE EIGEN VERHAAL IN DE GROND 72 Door opgravingen weten we tegenwoordig ook hoe een stad er vroeger uitzag. Zo vond men bij toeval Pompeï. Deze stad ligt in het zuiden van Italië. Ze werd tweeduizend jaar geleden begraven onder een dikke laag lava. De lava kwam van de vulkaan Vesuvius. Deze vulkaan barstte uit. Hij spuwde dagenlang vuur, stenen, as en gassen uit. Tot in Egypte vond men stenen terug! Heel wat mensen schuilden in hun huizen. Dat hadden ze beter niet kunnen doen. Al snel lag de lava tot drie meter hoog in de straten. Vluchten kon niet meer. De lava begroef de mensen levend. Pas drie dagen later werd de lucht een beetje lichter. De streek rond de vulkaan zag er grijs uit. Onder een dikke laag stenen lag een stad met tweeduizend mensen. Twintig eeuwen (tweeduizend jaar!) bleef Pompeï zo liggen. Tot de stad bij toeval ontdekt werd. Men begon haar stukje per stukje op te graven. Daarmee deed men in het begin meer kwaad dan goed. Men gooide de aarde die men weggroef ergens anders neer. Zo werd telkens weer een ander deel van Pompeï bedekt. Hiermee verloor men veel tijd.

38 Giuseppe Fiorelli bracht hier verandering in. Door hem kwam de stad langzamerhand onder de stenen vandaan. Fiorelli vond ook een manier uit om te weten te komen hoe een mens of dier er op het einde van zijn leven uitzag. Het was de uitvinding van de afdruk in gips. Deze is vrij simpel en werkt als volgt: een inwoner van Pompeï ligt onder een dikke laag aarde. Het lichaam rot weg. Een lege ruimte met alleen de botten erin blijft over. Iemand ontdekt deze ruimte. Hij giet vloeibaar gips naar binnen tot de ruimte helemaal vol zit. Dan haalt hij de steenlaag rond het lichaam met fijn gereedschap weg. Een afdruk in gips blijft over. Zo weten we dus vrij precies hoe Pompeï eruitzag. Maar niet alleen door de opgravingen, ook door de brieven van Plinius. Plinius beschreef aan een vriend wat er toen precies gebeurde. Hij was op het moment van de ramp in een dorpje in de buurt. Hij heeft zo alles van op een afstand kunnen zien. Deze brieven werden ontcijferd. Zo weten wij nu wat er tweeduizend jaar geleden gebeurd is. (Bron: De Toren van Babbel, Jaspaert K. e.a., Plantyn, Antwerpen, Handleiding 4A, thema 3, p ) kopieerblad JE EIGEN VERHAAL IN DE GROND 73

39 Een ooggetuigenverslag Op 24 augustus wees mijn moeder rond het middaguur op een wolk van ongewone omvang en vorm. Uit de verte was niet te zien van welke berg de wolk opsteeg (later bleek het de Vesuvius te zijn). Hij leek wat de vorm betreft het meest op een pijnboom. Onderaan had je als het ware een zeer lange stam en bovenaan verspreidde hij zich als met takken. Ik geloof dat dat kwam doordat een sterke luchtstroom de wolk omhoog blies. Bij het verzwakken van de luchtstroom of misschien ook door het eigen gewicht, verspreidde de wolk zich in de breedte. Er zaten witte en smerige, gevlekte stukken tussen, al naargelang er aarde of as tussen zat. kopieerblad JE EIGEN VERHAAL IN DE GROND 74 (...) Ik nam een bad, at mijn avondeten en ging naar bed. Maar mijn slaap was onrustig en kort. Want vele dagen lang al waren er kleine, weinig angstwekkende aardschokken geweest, zoals ze in Campania wel vaker voorkomen. Maar in die nacht werd het zo erg dat alles niet alleen leek te schudden, maar zelfs ondersteboven te keren... Vanaf de berg Vesuvius flikkerden op verschillende plaatsen brede vlammen en hoge vuren. De glans en de helderheid hiervan werd groter door het duister van de nacht. (...) Men overlegde of men in de stad zou blijven of naar het open veld gaan en daar overnachten. Want door de vele en heftige trillingen wankelden de gebouwen. Zij leken, losgerukt van hun fundamenten, heen en weer te schuiven. Maar onder de blote hemel was men bang voor neervallende puimstenen, ook al waren zij licht en uitgehold. Men koos voor het laatste. De angst om in de stad te blijven was groter dan de angst voor het open veld. Zij legden kussens op hun hoofd en bonden die met lappen vast. Dit vormde een bescherming tegen de neervallende voorwerpen. Elders werd het al dag, daar bleef het nacht, donkerder en meer ondoordringbaar dan alle eerdere nachten. Toch brachten vele fakkels en allerlei lampen enige verlichting. Plinius De Jongere, in een brief aan Tacitus. (Bron: Van Hooff, A., Nolet, L. & Pieters, G., Wolters-Noordhoff, Vragen aan de geschiedenis, Groningen.)

40 Klasdagboek Doelgroep Eerste, tweede, derde graad Aard van de activiteit Tijdens deze activiteit wordt de aanzet gegeven voor het bijhouden van een klasdagboek: de leerlingen stellen zichzelf schriftelijk voor en deze tekstjes worden in het klasdagboek opgenomen. De activiteit wordt afgesloten met de plechtige inhuldiging van het klasdagboek. Vooraf Deze schrijfactiviteit plan je best in het begin van het schooljaar of naar aanleiding van een (eerste) speciale gebeurtenis in of met de klas. Het klasdagboek kan op verschillende manieren gebruikt worden. Maak vooraf een keuze: - Ofwel blijft het klasdagboek in de klas: de leerlingen schrijven dingen op die ze in of met de klas meemaken en die ze willen onthouden (bv. een klasuitstap, een leuke les, een verjaardag, iets grappigs of iets ergs dat er gebeurd is,...). Ook meningen moeten kunnen (bv. Ik vind pesten stom! ), zodat het klasdagboek een uitlaatklep kan zijn. - Ofwel nemen leerlingen en leerkracht het klasdagboek om de beurt mee naar huis: ze schrijven over iets wat ze die dag thuis meegemaakt hebben. De volgende ochtend mogen ze hun stukje aan de rest van de klas voorlezen. - Het kan natuurlijk ook een combinatie van de twee bovenstaande mogelijkheden zijn. Er wordt bijvoorbeeld vooral in de klas in het klasdagboek geschreven, maar gedurende een bepaalde periode nemen leerlingen het mee naar huis. Doelstellingen De leerlingen vullen een formulier in met informatie over henzelf. De leerlingen schrijven een verslag van een gebeurtenis voor bekende leeftijdsgenoten. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekst, rekening houdend met handschrift en lay-out. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Mooi schrijfboek (bv. met stoffen kaft) Speciale pen (bv. een vulpen) Voorbeeldformulier, kopieerblad p. 81 ET 4.5 ET 4.4 ET 4.8 ET 4.7 ET 4.8 KLASDAGBOEK 75

41 Lesverloop Introductie Klassikaal Als je als kind zelf een dagboek bijhield (of probeerde bij te houden), begin dan met te vertellen over je eigen ervaringen. Lees, als dat kan, een stukje voor uit jouw dagboek van vroeger. Houd met de leerlingen een gesprekje over dagboeken: - Is er iemand van jullie die thuis een dagboek bijhoudt? Wat voor dagboek is het (bv. met een slotje)? Wanneer schrijf je daarin? (Elke avond? Alleen als er iets speciaals gebeurd is?) Laat je er anderen in lezen of is het helemaal geheim? Verstop je het? Lees je achteraf nog eens wat je vroeger geschreven hebt?... - Zouden jullie het leuk vinden om met de klas een klasdagboek bij te houden, een dagboek van alle leerlingen van de klas samen? In een klasdagboek komen natuurlijk geen persoonlijke geheimen, want het mag door iedereen van de klas gelezen worden (maar niet door andere leerlingen van de school). Geef wat meer uitleg over hoe het klasdagboek gebruikt zal worden (zie ook vooraf). Toon de leerlingen het mooie schrijfboek en de speciale pen die je hebt meegebracht: het schrijfboek wordt het klasdagboek en met de speciale pen mag erin geschreven worden. Bevestig de pen met een touwtje aan het boek, zodat het klasdagboek en de pen altijd bij elkaar blijven. Brainstorm gezamenlijk over de aanzet: - Het boek is nog leeg... Hoe beginnen we eraan? Wat denken jullie? - Zou het interessant zijn als wij allemaal, de auteurs van het dagboek, ons eerst schriftelijk zouden voorstellen? Zo ja, hoe zouden we dat kunnen doen? Weten jullie een leuke manier? 76 KLASDAGBOEK Enkele suggesties: - Maak een grappige klasfoto en plak die vooraan in het klasdagboek: elke leerling schrijft zijn naam erbij. - Laat de leerlingen individueel informatie over zichzelf invullen op een formulier (bv. kopieerblad p. 81). Laat hen daarnaast ook een persoonlijk beeld (naar keuze) van zichzelf toevoegen. Bijvoorbeeld: een zelfportret in hun lievelingskleur, een gedichtje (waarvan het eerste woord op elke regel begint met een letter van hun voornaam), een afdruk van hun lippen, duim, hand of voet, een stukje nagel, een haar,... - Laat de leerlingen iets over zichzelf op een briefje schrijven waarvan ze denken dat de andere leerlingen het nog niet weten, maar wat ze wel mogen weten: een speciale hobby of interesse, iets speciaals of iets grappigs dat ze vroeger hebben meegemaakt,... De bedoeling is dat je de briefjes verzamelt en in een willekeurige volgorde voorleest, waarna de leerlingen raden over wie het gaat. Nadien worden de briefjes in het klasdagboek geplakt, met de naam van de leerling erbij.

42 Kern Individueel De leerlingen gaan individueel aan de slag: ze stellen zichzelf schriftelijk voor. Voer deze opdracht ook zelf uit. LOOP DAARNA ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Geef veel positieve feedback. Toon interesse voor wat de leerlingen schrijven. Stel open vragen. Reik ideeën aan als leerlingen vastzitten: Misschien kan je (...) of (...)? Zie ook deel 1, p. 20 Opmerking Als je merkt dat bepaalde leerlingen meer tijd nodig hebben, geef ze dan de mogelijkheid om er op een ander moment aan verder te werken. Het heeft immers geen zin als leerlingen zomaar iets opschrijven. Klassikaal Plak de schriftelijke voorstellingen van de leerlingen (en van jezelf) in het klasdagboek. Verklaar het klasdagboek voor geopend. Maak er een plechtig moment van. Schrijf zelf - in de klas of thuis - als eerste in het dagboek: beginnen is altijd moeilijk en zo hebben de leerlingen een voorbeeld. (Ze zien bijvoorbeeld dat je de datum noteert.) Lees voor wat je geschreven hebt. Afsluiting Bespreek het volgende: In het klasdagboek is ook ruimte voor meningen, gedichtjes, tekeningen met wat uitleg erbij, foto s van de klas met een onderschrift,... Het mag een kleurrijk boek worden, dat leuk is om te lezen en in te kijken. Ga tenslotte even na of iedereen weet wat er verder met het klasdagboek gebeurt. Herhaal of maak de nodige afspraken: - Waar ligt het klasdagboek? Krijgt het een vaste plaats? (Bv. in de schrijfhoek) - Wanneer kunnen/mogen leerlingen erin schrijven? - Wanneer kunnen/mogen leerlingen erin lezen? - Blijft het dagboek in de klas of mag het (soms) mee naar huis? KLASDAGBOEK 77

43 Opmerkingen - Laat eerst leerlingen die dat graag willen in het klasdagboek schrijven. De andere leerlingen krijgen hierdoor misschien vanzelf ook zin. Zo niet, dan kan je ze later nog eens extra aansporen. - Heb zelf voldoende aandacht voor het klasdagboek, zodat het ook leeft bij de leerlingen: - lees er zelf regelmatig in; - geef positieve feedback op wat de leerlingen geschreven hebben; - spoor leerlingen aan om te schrijven; - reik af en toe onderwerpen aan: Dit is echt iets voor in het klasdagboek. Wie wil erover schrijven? - schrijf zelf af en toe een stukje; - laat leerlingen die dat willen, hun stukje voorlezen; - lees zelf leuke stukjes voor; - let erop dat niet altijd dezelfde leerlingen er veel in schrijven; KLASDAGBOEK

44 Voorbeelden derde leerjaar derde leerjaar KLASDAGBOEK 79 tweede leerjaar

45 Andere mogelijkheden 80 KLASDAGBOEK Eerste graad In de eerste graad kan je de tekeningen centraler stellen. Leerlingen kunnen tekenen wat er gebeurde, hoe ze zich voelden,... en daar iets bij schrijven. Je kan ook twee soorten blaadjes voorzien: volledig witte om te tekenen en gelijnde om te schrijven. Leerlingen die tijd of zin hebben, nemen een blaadje en schrijven of tekenen iets voor in het klasdagboek. De blaadjes worden ingeplakt. In de plaats van een klasdagboek kan je in de eerste graad ook een fotoalbum van de klas bijhouden. De leerlingen schrijven onderschriften bij de foto s. Allemaal tegelijk schrijven Je kan, na deze klassikale activiteit die een aanzet is om een klasdagboek bij te houden, nog andere klassikale schrijfmomenten inbouwen. Doe dit zeker als je merkt dat bepaalde leerlingen (bijna) nooit in het klasdagboek schrijven. Bijvoorbeeld: na een klasuitstap of een project schrijft iedereen een stukje voor het klasdagboek op een apart blaadje. Deze stukjes worden allemaal in het klasdagboek geplakt. Zo blijft het toch een boek van de klas, waaraan iedereen meewerkt. Biografie van een medeleerling Als inleiding van het klasdagboek kunnen de leerlingen, in plaats van zichzelf schriftelijk voor te stellen, een biografie schrijven van een medeleerling: elke leerling noteert belangrijke gebeurtenissen op de tijdlijn van zijn leven (bv. van 0 tot 10 jaar). Een medeleerling verwerkt deze gegevens in een korte biografie. De biografieën krijgen een plaatsje in het klasdagboek. ICT De leerlingen kunnen een digitaal klasdagboek bijhouden, bijvoorbeeld via een blogsysteem. Een blog is een eenvoudige website, die vaak wordt gebruikt voor dagboeken en die gemakkelijk aan te maken is. Voor meer informatie en voorbeelden van blogs kan je bijvoorbeeld surfen naar < Afsluiting van het klasdagboek Zorg voor een mooie afsluiting van het klasdagboek op het einde van het schooljaar. De leerlingen kunnen bijvoorbeeld kort opschrijven wat ze van het afgelopen schooljaar vonden, wat ze het leukste moment vonden, hoe ze zich het voorbije schooljaar voelden in de klas,... Je kan alle leerlingen een kopie van het klasdagboek bezorgen als aandenken. Het originele klasdagboek kan worden verloot onder de leerlingen of met de klas mee verhuizen naar het volgende leerjaar. Het originele klasdagboek kan ook bij de leerkracht blijven die het bewaart voor de klas. In dat geval kan de leerkracht het tonen aan zijn/haar nieuwe klas als voorbeeld en later, bijvoorbeeld op het einde van het zesde leerjaar, aan de auteurs zelf.

46 Mijn naam is:... Dit is mijn adres:... Op dit telefoonnummer kan je me bereiken:... Dit is mijn adres:... Ik ben jarig op:... Mijn hobby s zijn:... Mijn lievelingseten is:... Mijn lievelingsdier is:... Mijn lievelingslied is:... Mijn lievelingsboek is:... Mijn lievelingsfilm is:... Mijn lievelingsvak is:... Dit wil ik graag leren:... Ik heb een hekel aan:... Ik ben bang voor:... Mijn wensdroom is:... Dit wil ik later worden:... HANDTEKENING:... kopieerblad KLASDAGBOEK 81

47

48 Doelgroep Eerste graad Memory Aard van de activiteit De leerlingen maken samen een memoryspel voor de klas. Het wordt een speciale editie waarbij woorden (namen van dieren en/of voorwerpen) gekoppeld worden aan een beschrijving ervan. Vooraf Er zijn verschillende mogelijkheden voor de concrete invulling van het memoryspel: je kan een memory maken rond dieren, voorwerpen, of een mix hiervan. (Dat maakt het raden spannender!) Maak kaartjes van stevig (gekleurd) papier. Grootte: 1/8 ste van een A4-blad Aantal kaartjes: 3 per leerling en enkele extra kaartjes voor de leerkracht Schrijf op een aantal kaartjes (1 per leerling) de naam van een gekend dier (bv. aap, leeuw, olifant, zebra, dolfijn, ooievaar) of voorwerp (bv. ballon, taart, fiets, boom, gom, huis). De overige kaartjes (2 per leerling) blijven leeg: het ene kaartje wordt gebruikt voor de kladversie van de beschrijving en het andere voor de definitieve versie. Doelstellingen De leerlingen schrijven een korte informatieve tekst voor leeftijdsgenoten. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekstje, rekening houdend met handschrift en lay-out. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Doosje met kaartjes (zie vooraf) ET 4.4 ET 4.8 ET 4.7 ET 4.8 MEMORY 83

49 Lesverloop Introductie Klassikaal Vraag aan de leerlingen het volgende: - Kennen jullie het spel memory? Indien nodig, laat je een leerling kort vertellen hoe het gaat en vul je aan. Memory is een geheugenspel waarbij kaartjes omgekeerd op tafel liggen. De spelers draaien beurtelings twee kaartjes om, op zoek naar twee dezelfde kaartjes. - Spelen jullie dat spel graag? Vertel de leerlingen dat ze vandaag zelf een memoryspel mogen maken - en daarna natuurlijk ook spelen. Ze zullen geen gewone memory maken met prentjes, maar een speciale versie voor het eerste / tweede leerjaar. Toon hen vervolgens de doos met kaartjes. Zeg dat er op een aantal kaartjes een woord staat, namelijk de naam van een dier of een voorwerp, maar dat ze nog geen bijpassend kaartje hebben om een paar te kunnen vormen. In plaats van het woord gewoon over te schrijven op een leeg kaartje of er een tekening van te maken, is het de bedoeling dat de leerlingen op de lege kaartjes enkele zinnetjes schrijven die iets vertellen over het woord. Neem, bij wijze van voorbeeld, zelf het kaartje met het woord giraf erop, zonder dit aan de leerlingen te tonen. Geef vervolgens de beschrijving: Ik ben een groot dier. Ik heb een geelachtige kleur. Ik heb een heel lange nek. Ik kan dus goed eten van blaadjes in hoge bomen. Vraag aan de leerlingen waarover het gaat. Bij welk woordkaartje hoort deze beschrijving? Bij het kaartje met het woord giraf erop. Schrijf deze beschrijving op een leeg kaartje terwijl de leerlingen het zien. Het woordkaartje vormt samen met de beschrijving ervan een paar. De leerlingen gaan nu hetzelfde doen. Ze krijgen allemaal een verschillend woordkaartje en over dat woord schrijven ze op een ander kaartje enkele zinnen. Wijs erop dat de beschrijving zo goed moet zijn dat de andere leerlingen straks gemakkelijk kunnen raden over welk woord het gaat, maar niet al na de eerste zin. Geef elke leerling een woordkaartje en twee lege kaartjes. Zeg dat de leerlingen het woord op het woordkaartje mogen lezen, maar het niet aan elkaar mogen tonen. Ze leggen het daarna omgekeerd op hun bank. 84 MEMORY Individueel De leerlingen gaan individueel aan de slag. Op één leeg kaartje schrijven ze in enkele Kern

50 zinnen een beschrijving van het woord op hun woordkaartje. Dit is hun kladversie. De leerlingen werken alleen en mogen hun beschrijving enkel aan jou tonen. LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Laat sterkere leerlingen in deze fase hun gang gaan. Concentreer je op de zwakkere leerlingen die moeite hebben om iets op papier te krijgen. Geef inhoudelijke feedback, maar zorg ervoor dat de andere leerlingen het niet horen. Stel voornamelijk open vragen: - Wat heb je al geschreven? - Wat kan je over dit dier/voorwerp vertellen? - Waar denk je aan als je dit woord hoort? - Hoe ziet dit dier/voorwerp eruit? - Wat valt op bij dit voorwerp/dier? Schrijf dat maar op. - Misschien kan je iets schrijven over...? (vorm, grootte, wat het dier eet, welk geluid het maakt,...) - Hoe ga je dat opschrijven? Geef nog niet teveel feedback op wat er al geschreven staat. Dat gebeurt vooral door de medeleerlingen tijdens het raadspelletje. - Dit begrijp ik niet goed. Wat bedoel je met...? - Deze eerste zin (bv. Het is een dier dat blaft.) kan je beter als laatste zetten. Want hiermee verraad je al over welk dier het gaat en dan hoef je de rest van je beschrijving niet meer te lezen. Zie ook deel 1, p.20 Klassikaal Als alle leerlingen klaar zijn met hun beschrijvingen, las dan een eerste spelmoment in. Laat de leerlingen één voor één hun beschrijving voorlezen waarna de andere leerlingen raden om welk woord het gaat. Als ze het nog niet goed kunnen raden, weet de leerling dat zijn beschrijving niet duidelijk genoeg is en nog wat verfijnd, aangevuld, moet worden. (Voor het memoryspel is het immers belangrijk dat je als speler goed weet bij welk woordkaartje een kaartje met een bepaalde beschrijving hoort.) Bespreek in dat geval onmiddellijk kort klassikaal: - Hoe zou X de beschrijving nog duidelijker kunnen maken? - Moet hij/zij iets veranderen? Wat dan? Hoe zou hij/zij dat kunnen opschrijven? - Moet hij/zij nog een zinnetje toevoegen? Wat zou hij/zij nog kunnen schrijven? Individueel / In duo s De leerlingen passen hun beschrijvingen aan indien nodig. Ze laten hun beschrijving nog eens nalezen door hun buur. Deze let op de volgende aspecten. Noteer op het bord: - Is de beschrijving nu duidelijk? - Is het leesbaar? - Vind je nog schrijffoutjes? Vervolgens schrijven de leerlingen hun beschrijving netjes over op het andere lege kaartje dat ze gekregen hebben. MEMORY 85

51 Opmerking Als de leerlingen dat willen, mogen ze hun woordkaartje (enkel dit!) illustreren. In groepjes Verzamel alle kaartjes en steek ze in het doosje. Laat een groepje leerlingen het doosje versieren en er de naam van het spel op schrijven. Geef de leerlingen de kans om het memoryspel te spelen in groepjes van vier, bijvoorbeeld tijdens hoekenwerk. Afsluiting 86 MEMORY

52 Voorbeelden eerste leerjaar, eerste versie buitengewoon onderwijs, niveau tweede leerjaar MEMORY 87

53 Andere mogelijkheden Aantal kaartjes Als je weinig leerlingen in je klas hebt, laat je elke leerling twee woorden beschrijven. Anders is het uiteindelijke memoryspel te gemakkelijk. Memoryspel van de klas Bij memoryspel van de klas kan je ook werken met namen of foto s van leerlingen en leerkracht(en). Op de ene helft van de kaartjes staan de namen, op de andere helft geeft iedereen een korte beschrijving van zichzelf. Dit kan een manier zijn om elkaar beter te leren kennen bij het begin van het schooljaar. De beschrijvingen kunnen eventueel zowel voor het klasdagboek (zie activiteit Klasdagboek, p. 75) als voor het memoryspel gebruikt worden: de kladversies worden in het klasdagboek geplakt en de definitieve versie maakt deel uit van het memoryspel. 88 MEMORY

54 Fotoreportage van de schoolreis Doelgroep Eerste graad Aard van de activiteit De leerlingen maken samen een fotoreportage als herinnering aan de schoolreis. Ze schrijven in duo s onderschriften bij foto s van de schoolreis. Vooraf Neem een (gewoon, digitaal of wegwerp-) fototoestel mee op schoolreis en maak een fotoreportage of vraag aan een medebegeleider om dit te doen. Neem veel foto s. Zorg ervoor dat alle leerlingen van de klas gefotografeerd worden, dat je foto s hebt van het vertrek tot en met de thuiskomst, dat je foto s hebt van verschillende interessante plaatsen, attracties, voorwerpen,... Laat de foto s zo snel mogelijk ontwikkelen, afdrukken of op cd-rom zetten. Doelstellingen De leerlingen schrijven een verslag van een gebeurtenis voor bekende leeftijdsgenoten en bekende volwassenen. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekst, rekening houdend met handschrift, lay-out en gekende spellingsafspraken en -regels. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun eigen schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Foto s van de schoolreis (zie vooraf) Stevig papier en materiaal om het (in een latere fase) te bundelen tot een fotoalbum Paperclips ET 4.4 ET 4.8 ET 4.7 ET 4.8 FOTOREPORTAGE VAN DE SCHOOLREIS 89

55 Lesverloop Introductie Klassikaal De foto s van de schoolreis liggen willekeurig uitgestald op een tafel vooraan in de klas. Verzamel de leerlingen rond de tafel en geef hen de tijd om de foto s te bekijken en er spontaan over te praten. Observeer en speel in op wat de leerlingen aanbrengen. - Vinden de leerlingen zichzelf terug op de foto s? - Herkennen ze de plaatsen, voorwerpen,...? - Weten ze nog op welk moment de foto s genomen zijn? - Welke foto s vinden ze grappig? Waarom? - Zijn er anekdotes verbonden aan bepaalde foto s? FOTOREPORTAGE VAN DE SCHOOLREIS Opmerking Als je een grote klas hebt, kan je de foto s verdelen over enkele tafels en de leerlingen in groepen naar een gedeelte van de foto s laten kijken. Na een tijdje wisselen de groepen van tafel. Doe dit enkele keren, totdat alle leerlingen alle foto s gezien hebben. Reconstrueer samen met de leerlingen het verloop van de schoolreis aan de hand van de foto s. Leg de foto s ondertussen in de juiste volgorde. Vertel de leerlingen daarna dat ze nú nog wel goed weten wat er op die dag allemaal gebeurde, omdat de schoolreis nog maar net voorbij is. Maar zullen ze het later nog zo goed weten? Vraag aan de leerlingen wat hen kan helpen om het te onthouden. De foto s zijn alvast een goed hulpmiddel, maar met wat uitleg erbij hebben ze later een nog duidelijker en vollediger beeld van die bijzondere dag. Stel voor aan de leerlingen om met de klas een fotoalbum te maken met de foto s en met tekstjes erbij als herinnering aan de schoolreis. Ook de ouders zullen het interessant vinden, om te zien en te lezen wat hun kind die dag allemaal heeft beleefd. In duo s Verdeel de leerlingen in heterogene duo s. Elk duo krijgt een reeks van een viertal foto s. Spreek af dat de leerlingen per duo met elkaar overleggen over wat ze precies bij de foto s gaan schrijven en dat elke leerling de helft van het schrijfwerk voor zijn rekening Kern

56 neemt. Ze bevestigen elke foto met een paperclip op een apart kladblad en schrijven daaronder een tekstje. LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Houd in de gaten dat de duo s echt samenwerken en dat elke leerling een stukje schrijft. Geef in deze fase vooral feedback op de inhoud. Ga eerst langs bij leerlingen die moeite hebben om iets op papier te krijgen. Stel vragen om hen op weg te helpen: - Wat wil je schrijven bij deze foto? (Wat staat er op deze foto? Waar is het precies? Wat zijn jullie aan het doen? Wanneer zijn we daar geweest? Is er misschien iets grappigs te vertellen bij deze foto of is er net iets ergs gebeurd?) - Hoe ga je dat opschrijven? Stel je bij het lezen op als nieuwsgierige, geïnteresseerde ouder, die er niet bij was. - Is het tekstje, gecombineerd met de foto, begrijpelijk voor iemand die de schoolreis niet heeft meegemaakt? - Is het tekstje inhoudelijk interessant? Geeft het inderdaad een meerwaarde aan de foto? Verduidelijkt het de foto? Bevat het voldoende informatie? - Is het tekstje vlot leesbaar? Zie ook deel 1, p. 20 Laat de duo s die klaar zijn, hun eigen tekstjes nalezen op schrijffouten tegen regels en woorden die ze kennen. Als je zelf alle tekstjes nagekeken hebt, verbeteren de duo s hun eigen tekstjes. Ze schrijven vervolgens een definitieve versie op een blad stevig papier, bij de foto s. Een groepje Enkele leerlingen vormen samen met de leerkracht de eindredactie. De eindredactie maakt het fotoalbum af, bijvoorbeeld tijdens hoeken- en contractwerk. Ze bundelen de bladen en maken een mooie kaft. In duo s De fotoreportage of het fotoalbum is klaar. Geef de leerlingen de kans om het boekje in duo s rustig te bekijken en te bespreken. Klassikaal Bespreek vervolgens kort klassikaal: - Zijn jullie tevreden over jullie werk? Vinden jullie het fotoalbum een mooie herinnering aan de schoolreis? Afsluiting FOTOREPORTAGE VAN DE SCHOOLREIS 91

57 - Wat is goed gelukt? - Wat zou je een volgende keer anders doen? De leerlingen nemen het fotoalbum om beurten mee naar huis om het aan hun ouders te tonen. Daarna krijgt het een plaatsje in de leeshoek. Andere mogelijkheden Andere gelegenheden Je kan samen met de leerlingen ook een fotoreportage maken van de sportdag of van een andere leuke uitstap. Muurkrant Je kan de fotoreportage ook op vellen A3-papier laten maken en het geheel als muurkrant ophangen in de gang of in de hal van de school. Zo kunnen andere leerlingen, leerkrachten en ouders het verslag van de schoolreis ook lezen. 92 FOTOREPORTAGE VAN DE SCHOOLREIS ICT Je kan de leerlingen hun tekstjes op de computer laten maken. De tekstjes worden uitgeprint en bij de foto s geplakt. Werken met de computer vinden de leerlingen heel leuk, ook al duurt het wat langer. Nadien hebben de leerlingen dan weer minder werk, omdat de tekstjes niet overgeschreven moeten worden. De fotoreportage kan ook een digitale fotoreportage zijn, die op de website van de school wordt geplaatst. De leerkracht of de ICT-coördinator helpt de leerlingen hierbij. Hoeken- en contractwerk Na de introductie van de activiteit, plak je - samen met enkele leerlingen - alle foto s in chronologische volgorde in een boekje of schrift. Voorzie voldoende schrijfruimte bij elke foto. Tijdens hoeken- of contractwerk schrijven de leerlingen in duo s onderschriften bij de foto s. Het eerste duo schrijft iets bij de eerste vier foto s. Het tweede duo, dat op een ander moment aan de beurt is, leest wat er al geschreven staat en schrijft iets bij de volgende vier foto s. Enzovoort. Zorg ervoor dat elke leerling uiteindelijk een bijdrage heeft geleverd aan het fotoalbum. Fotoalbum van de klas Je kan gedurende het hele schooljaar geregeld foto s nemen van de klas: tijdens uitstappen, maar ook in de klas zelf tijdens projectwerk, lessen muzische vorming,... De foto s komen in het fotoalbum van de klas terecht en de leerlingen zorgen voor de onderschriften. Voor de eerste graad is dit een leuk alternatief voor het klasdagboek (zie activiteit Klasdagboek, p. 75).

58 Doelgroep Tweede, derde graad Fantasiedier Aard van de activiteit De leerlingen verzinnen individueel (of in duo s) een fantasiedier en geven het beeldend weer. Daarna schrijft elke leerling een informatief tekstje over de leefgewoonten van zijn fantasiedier. Vervolgens proberen de leerlingen alle informatieve tekstjes te koppelen aan het juiste dier. Tenslotte stellen ze een minizoo samen voor andere leerlingen. Vooraf Geef de leerlingen voldoende tijd om een fantasiedier te tekenen, te schilderen of te knutselen. In deze activiteit komen taal en muzische vorming geïntegreerd aan bod. Verzamel interessante boeken en verhalen die de leerlingen kunnen inspireren: - een verhaal over een fantasiedier (met illustratie): De tweestaartige marmadot uit Misschien wel echt gebeurd, Annie M.G. Schmidt, Querido, Amsterdam. - prentenboeken met afbeeldingen van fantasiedieren: Abracadabra en Wie niet sterk is, moet slim zijn, Ingrid en Dieter Schubert, Lemniscaat, Amsterdam. Doelstellingen De leerlingen schrijven een informatieve tekst voor leeftijdsgenoten. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekst, rekening houdend met handschrift, lay-out en gekende spellingsafspraken en -regels. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Kopieerblad p. 100 Materiaal om het fantasiedier vorm te geven: tekenpapier en kleurpotloden, schildergerief, klei, papier maché, zoutdeeg, recyclagemateriaal,... Dierenencyclopedieën voor kinderen ET 4.4 ET 4.8 ET 4.7 ET 4.8 FA N T A S I E D I E R 93

59 Lesverloop Introductie Individueel Laat de leerlingen het artikel op kopieerblad p.100 stil lezen. Klassikaal Laat de leerlingen op het artikel reageren. Brainstorm gezamelijk over om welk dier het in dit artikel gaat. - Welk dier zou dat kunnen zijn? Wat denk je? Waarom zou het dat dier (niet) kunnen zijn? - Misschien heeft één van de getuigen zich vergist en klopt er iets niet aan de beschrijving. Wat zou er fout kunnen zijn? - Zou het misschien een soort miereneter kunnen zijn? Waarom (niet)? - Misschien is het een kruising van twee dieren? Van welke dan? - Of misschien is het een nieuw dier? Waar lijkt het dan een beetje op? - Gaat het hier om een echt dier of niet? Waarom (niet)? Bespreek daar na het volgende: - Kennen jullie andere (bestaande) dieren die er nogal vreemd uitzien? Dieren met een vreemde bek of snuit, ongewone kleuren, gekke poten,...? Wijs erop dat de uiterlijke kenmerken van dieren een functie hebben, hoe vreemd het soms ook lijkt. Bijvoorbeeld: een miereneter heeft een lange spitse snuit om goed bij de mieren te kunnen die verstopt zitten in gaten en spleten. Eventueel kan je de leerlingen een dierenencyclopedie voor kinderen laten doorbladeren, op zoek naar vreemde exemplaren (zoals bv. flamingo s met hun opvallend roze kleur; kamelen met hun twee bulten met reserves - als een rugzak - op hun rug). 94 FA N T A S I E D I E R Stel voor aan de leerlingen om zelf eens een dier te verzinnen dat nog vreemder, gekker is dan de dieren die al bestaan, en om met die fantasiedieren een tentoonstelling samen te stellen, in de vorm van een minizoo. Die minizoo mag dan bezocht worden door andere leerlingen. Laat de leerlingen even brainstormen over hoe ze dat het beste aanpakken. - Hoe willen jullie je fantasiedier vormgeven? (Ze kunnen een fantasiedier tekenen of schilderen, knutselen, boetseren, in zoutdeeg maken, in papier maché, ) - Hoe kunnen we onze fantasiedieren voorstellen in onze minizoo? - Enkel via de tekeningen, knutselwerkjes,...? Krijgen bezoekers dan genoeg informatie over het dier? Hoe weten ze dan bijvoorbeeld hoe het dier heet of waar het leeft, wat het eet, waarom het bepaalde uiterlijke kenmerken heeft, hoe het zich verplaatst,...?

60 Leg een link naar de kennis van de leerlingen over een echte zoo. Bij de kooien van de dieren hangt een bordje met wat uitleg. - Waar kunnen we onze minizoo / tentoonstelling houden? (In de klas zelf, in de hal, in de gang, in een extra lokaal,...) - Wie nodigen we uit om onze minizoo te komen bezoeken? (Enkel de parallelklas, ook andere klassen, ook de ouders,...) Hoe doen we dat? (Via een schriftelijke uitnodiging, een affiche, een kort klasbezoek,...) Kern Individueel / In duo s De leerlingen kiezen zelf of ze samen met een partner één dier uitwerken of dat ze liever elk afzonderlijk een dier uitwerken. In het laatste geval is hun partner wel steeds beschikbaar om dingen mee te bespreken. Laat de leerlingen in eerste instantie een ontwerp bedenken voor hun fantasiedier. Ze brainstormen, overleggen, schetsen, noteren ideeën,... De informatieve dierenboeken liggen ter inzage. LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Geef veel positieve feedback en stimuleer de leerlingen om hun fantasie de vrije loop te laten. Ze mogen volledig vrij hun gang gaan. Leerlingen die weinig of geen inspiratie hebben, kan je via gerichte vragen op ideeën brengen. Bijvoorbeeld: - Wil je een dier dat leeft op het land (op de grond of in de bomen), in het water, in de lucht (of een combinatie hiervan? Kan je dat op een of andere manier zien aan het uiterlijk? Zo ja, hoe dan? - Leeft het dier in een koud, warm of gematigd klimaat? Is het uiterlijk hieraan aangepast? Zo ja, hoe dan? - Is het een planteneter of een vleeseter? Waaraan kan je dat zien? - Wat kan je dier goed? Is het bv. vooral mooi, snel of sterk? Of kan het zich misschien goed verstoppen? - Welke specifieke kenmerken wil je het dier geven? Welke vorm van kop, bek, kleur, poten, staart, vacht,...? - Misschien kan je een combinatie maken van enkele dieren? Bijvoorbeeld: wat zou de kruising van een arend en een luipaard opleveren, de kruising van een paard en een vleermuis, of de kruising van een olifant en een krokodil? - Wat is je lievelingsdier of welk dier fascineert je? Misschien kan je daarvan vertrekken en er dingen aan veranderen, verbeteren... - Wat zou volgens jou het ideale dier zijn? Teken dat eens. - Misschien kan je vertrekken van een insect dat je erg uitvergroot? Als de leerlingen een ontwerp hebben, geven ze het dier beeldend vorm: ze tekenen, schilderen, boetseren, knutselen,... Ze kunnen hun partner eventueel om hulp vragen. FA N T A S I E D I E R 95

61 Klassikaal Voor de leerlingen beginnen aan een beschrijving van hun fantasiedier kom je terug op wat er tijdens de klassikale brainstorm kort aan bod is gekomen: Welke bijkomende informatie zou interessant kunnen zijn voor bezoekers van de zoo? Wat zou er op het bordje bij de kooi kunnen staan? Opmerking De beschrijving mag niet louter een beschrijving zijn van de uiterlijke kenmerken van het dier, want dat zien de bezoekers en is dus niet relevant. In de beschrijving wordt - naast andere informatie - bijvoorbeeld wel een link gelegd tussen de uiterlijke kenmerken en de leefgewoonten van het dier. Noteer wat de leerlingen aanbrengen in een webschema (en niet onder elkaar) op het bord. Bijvoorbeeld: hoe het dier heet, tot welke diersoort het behoort, hoe groot het is, in welke omgeving het leeft, wat het dier eet, welke vijanden het heeft,... Het webschema op het bord kan de leerlingen inspiratie bieden, maar ze zijn niet verplicht om over elk aspect iets te schrijven of om een bepaalde volgorde aan te houden. Spreek wel duidelijk af met de leerlingen dat ze een levendig beeld schetsen van hun fantasiedier en niet enkel kernwoorden gebruiken. Individueel / In duo s De duo s gaan opnieuw aan de slag. Ze schrijven samen een tekstje met uitleg over hun fantasiedier of ze schrijven elk afzonderlijk een tekstje, waarbij ze elkaar helpen. Ze schrijven eerst een kladversie. LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Stel je op als onwetende, nieuwsgierige bezoeker van de minizoo. Vertrek vanuit het beeld en stel open vragen: - Hoe heet je dier? - Waar leeft dit dier? Heb je daar al iets over geschreven? - Waarom heeft je dier dit opvallende kenmerk? - Wat eet dit dier? - Heeft dit dier ook vijanden? Welke dan? - Wat kan je dier extra goed? 96 FA N T A S I E D I E R Geef vooral inhoudelijke feedback op de beschrijving: - Ik lees hier dat... Zie je dat ook ergens aan het uiterlijk? - Dit begrijp ik niet zo goed. Wat bedoel je precies met (...)? Zie ook deel 1, p. 20 Als de beschrijvingen af zijn, vraag je de duo s om hun eigen en elkaars tekstje nog eens goed na te lezen op het vlak van spelling.

62 Klassikaal Verzamel (de eerste versie van) de beschrijvingen van de leerlingen (met doorhalingen, verbeteringen,...) en hang ze op het bord. De knutselwerkjes of tekeningen staan/ liggen verspreid in de klas en de leerlingen mogen de dieren van de anderen eens gaan bekijken. De leerlingen lezen de beschrijvingen aan het bord en proberen de juiste beschrijving bij het juiste dier te zetten. Dit gebeurt in quiz-vorm: je nummert de dieren en zet letters bij de beschrijvingen. De leerlingen zetten in duo s het juiste nummer bij de juiste letter. Ze noteren dit op een kladblaadje. Goede beschrijvingen zouden relatief gemakkelijk bij het juiste dier geplaatst moeten kunnen worden. Opmerkingen - Als je wil voorkomen dat de leerlingen beschrijvingen bij dieren plaatsen louter op basis van het handschrift, kan je de leerlingen hun beschrijving op de computer laten maken of hen aanraden om hun handschrift een beetje te vervormen. Het moet wel duidelijk leesbaar blijven. - Vertel de leerlingen dat ze straks hun eigen tekstje zullen verbeteren. Ze kunnen elkaar helpen door in de beschrijvingen (met potlood): aan te duiden wat ze niet begrijpen, aan te geven wat ze nog meer willen weten over dit dier, schrijffouten te onderstrepen,... Een bordje bij een dierenkooi moet immers interessant, duidelijk en foutloos zijn. De leerlingen leggen vervolgens hun eigen tekst bij hun eigen tekening of knutselwerkje, zodat de duo s snel zelf kunnen nagaan of ze het goed gedaan hebben. Bespreek nadien: - Lukte het om de beschrijvingen bij het juiste beeld te plaatsen? - Waarom (niet)? Had je niet goed gelezen of was het tekstje nog niet duidelijk genoeg? (Misschien wordt in sommige beschrijvingen geen link gelegd tussen uiterlijke kenmerken en de beschrijving van het dier. Of misschien hebben veel leerlingen eenzelfde soort dier ontworpen, zodat de beschrijvingen nog specifieker moeten zijn.) Geef de leerlingen de kans om elkaar op een constructieve manier feedback te geven op hun tekstje. Doe dit niet klassikaal. Eventueel kan je de tekstjes ophalen om ze zelf nog eens na te kijken. Geef zowel inhoudelijke als vormelijke feedback (structuur en spelling). In duo s De leerlingen verbeteren hun beschrijving rekening houdend met de gekregen feedback, en schrijven of typen hun tekstje mooi over voor de minizoo. Ze kunnen hun beschrijving bijvoorbeeld met een kartelschaar uitknippen en op een gekleurde achtergrond kleven, zodat het extra aantrekkelijk wordt voor de Afsluiting FA N T A S I E D I E R 97

63 bezoekers. Klassikaal De klas stelt haar minizoo open voor andere leerlingen van de school (en voor de ouders). Andere mogelijkheden Een ander fantasiedier uitwerken De leerlingen beschrijven een fantasiedier. Op basis van die beschrijving geeft een andere leerling het dier beeldend vorm. Of andersom: de leerlingen tekenen, knutselen een fantasiedier en een andere leerling maakt er een beschrijving bij. ICT De leerlingen kunnen via het internet een dierentuin bezoeken en informatie over dieren opzoeken. Interessante websites: - < website van de zoo van Antwerpen. Het grondplan en het dieren-abc zijn interessant; - < - < - < - < raadpleeg het steekkaartenarchief; - < tik dieren in als zoekterm. Indien mogelijk kunnen de leerlingen hun minizoo (ook) op de website van de school plaatsen. 98 FA N T A S I E D I E R Vormgeving van de minizoo De leerlingen kunnen ook een kijkdoos maken van een schoendoos. (Uit het deksel van de schoendoos wordt een groot gat gesneden en dat gat wordt bedekt met doorschijnend papier. In een korte zijkant van de doos wordt een kijkgaatje gemaakt.) In de doos komt een twee- of driedimensionale weergave van het fantasiedier. De doos zelf vormt de kooi, waarin ook iets van de natuurlijke leefomgeving van het dier wordt getekend en/of geplaatst. De beschrijving van het fantasiedier kan op een zijkant van de doos worden geplakt. Uitbreiding De leerlingen kunnen andere leerlingen en/of hun ouders schriftelijk uitnodigen om hun minizoo te komen bezoeken. Een manier om dit aan te pakken vind je terug in de activiteit Uitnodiging voor het schoolfeest, p. 165.

64 Voorbeeld FA N TA S I E D I E R vijfde leerjaar 99

65 Onbekend dier in Meerdaalwoud Eigen berichtgeving In het Meerdaalwoud huist een onbekend dier. Politie en dierenbescherming staan voor een raadsel. Gisteren werd in het Meerdaalwoud te Bierbeek een vreemd dier gesignaleerd. De politie en de dierenbescherming werden onmiddellijk op de hoogte gebracht, maar zoekacties hebben tot nu toe niets opgeleverd. Het dier is nog niet gevangen en zijn identiteit is nog steeds niet bekend. Geen enkele zoo of particulier heeft gemeld dat er een exotisch dier ontsnapt is. Hoe het dier in het Meerdaalwoud is geraakt, blijft voorlopig ook een vraagteken. kopieerblad FA N T A S I E D I E R 100 Een jogster ving een glimp op van een ongewoon dier dat in de struiken verdween. Zij omschreef het in haar verklaring als een langharig, vlekkerig beest. Enkele wandelaars meenden in de verte een dier met een slurfachtige snuit gezien te hebben en een groep scoutsleden spraken van een vreemd dier met een extra lange staart. Ze schatten dat het dier ongeveer de grootte had van een schaap. Geen enkele van de getuigen heeft het dier echt goed kunnen zien. Zeker is dat het een snel dier is dat mensenschuw is, maar men vermoedt dat het om een ongevaarlijk dier gaat. Zolang er echter geen zekerheid bestaat over welk dier het precies is, maant de politie wandelaars in het Meerdaalwoud en omgeving toch aan om voorzichtig te zijn. Personen die meer informatie kunnen verschaffen, kunnen zich rechtstreeks wenden tot de politie van Bierbeek of tot de dierenbescherming.

66 Kindertijdschrift Doelgroep Eerste, tweede, derde graad Aard van de activiteit De leerlingen maken gezamenlijk een kindertijdschrift voor andere leerlingen van dezelfde graad. Ze werken in groepjes - in verschillende redactieteams - een bepaalde rubriek uit. Een eindredactieteam zorgt ervoor dat het tijdschrift een mooi geheel vormt. Vooraf Geef de leerlingen voldoende tijd om hun tijdschrift te maken, gespreid over meerdere lesmomenten. Bijvoorbeeld: eerste lesmoment: voorbereiding (en uitschrijven) van het artikel tweede lesmoment: (uitschrijven en) herwerken van het artikel derde lesmoment: eindredactie door een groepje leerlingen Doelstellingen De leerlingen schrijven een oproep, een instructie, een (verslag van een) verhaal, een verslag van een gebeurtenis of een (verslag van een) informatieve tekst voor leeftijdsgenoten. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekst, rekening houdend met handschrift, lay-out en gekende spellingsafspraken en -regels. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Kindertijdschriften en/of kinderkranten: bv. Zonnekind, Zonnestraal of Zonneland (Averbode), Knuffel, Klap of Kits (De Eenhoorn), Yeti (Klasse), de wekelijkse kinderkrant bij bepaalde kranten,... ET 4.2 ET 4.4 ET 4.8 ET 4.7 ET 4.8 KINDERTIJDSCHRIFT 101

67 Lesverloop Introductie Klassikaal Laat de leerlingen een aantal kindertijdschriften doorbladeren. Bespreek daarna kort: - Vind je deze tijdschriften leuk, interessant? Spreken ze je aan? - Wat vind je er goed aan? Wat lees je graag? - Wat vind je minder interessant? Wat sla je meestal over? - Wat zou je eraan veranderen? Vertel dat de meeste tijdschriften voor kinderen worden gemaakt door volwassenen. Stel voor aan de leerlingen om met de klas zelf eens een tijdschrift te maken voor de andere leerlingen van dezelfde graad. Brainstorm klassikaal over de mogelijke inhoud van het eigen kindertijdschrift. Noteer op het bord wat de leerlingen aanbrengen. Wat moet zeker een plaatsje krijgen in jullie tijdschrift? Welke rubrieken? Welke onderwerpen? KINDERTIJDSCHRIFT Enkele suggesties: - artikel in verband met de klas / school zelf: verslag van een klasuitstap (schaatsen, toneel, wandeling, schoolreis,...), artikel rond veranderingen op school (oprichting van een leerlingenraad, pas geverfde toiletten, nieuwe kippen,...); - interview (met een leerkracht, de directie, de secretaresse, de turnleerkracht, de poetsvrouw, een leesmoeder, een zwemvader, een voorleesopa,...); - Een dag uit het leven van... : de leerlingen volgen een kleuter of een leerling uit een ander leerjaar en vertellen wat hij of zij in een dag meemaakt; - artikel met informatie over een actueel onderwerp dat kinderen interesseert (bv. leven op Mars, zonsverduistering, kinderen met overgewicht, depressie bij kinderen,...); - Mijn mening : leerlingen geven hun mening over iets uit de grotemensenwereld (bv. verkeer, milieu, vluchtelingen, reclame,...); - verslag van een enquête die van leerlingen op school werd afgenomen over wat ze doen en/of denken in verband met: gezonde voeding, sport, tv-kijken, huiswerk; - oproep: om deel te nemen aan een actie (bv. rond gezondheid, milieu,...), om iets te verzamelen (bv. knutselmateriaal, spaarpunten,...), om als animator spelletjes te begeleiden tijdens speeltijden,...; - Wist je dat...? : verzameling van interessante weetjes met wat uitleg erbij; - Vraag van de maand (met een uitgebreid antwoord erbij); - Lievelingsboek van... : korte inhoud van het boek en de reden waarom dit het lievelingsboek is van die leerling; - Lievelingsdier van... : informatief tekstje over een bepaald dier, met een illustratie erbij; - hobby van...;

68 - recept: gemakkelijk zelf te maken; - knutselwerkje, leuk proefje: stap voor stap uitgelegd; - sportrubriek; - spelletjespagina: mopjes, raadsels, vraagstukken, kruiswoordraadsel,...; - zelfgeschreven verhalen, gedichten; -... Laat de leerlingen aangeven wat ze graag zouden willen schrijven. Stel daarna per rubriek redacties van twee tot vier leerlingen samen, op basis van de interesses van de leerlingen. Elke redactie zorgt voor minstens één artikel. Je kan afspreken dat redacties die uit meer dan twee leerlingen bestaan en redacties die sneller klaar zijn dan de rest (omdat hun artikel minder voorbereiding vraagt), meerdere stukjes schrijven. Leerlingen mogen natuurlijk ook altijd een zelfgeschreven verhaal of gedicht indienen. Voor de redacties aan de slag gaan, maak je duidelijke afspraken over: - hoeveel tijd de redacties krijgen om aan de eerste versie van hun artikel te werken; - wie per redactie de rol van groepsleider op zich neemt; - het schrijven zelf: elk redactielid schrijft een stukje; - het gebruik van de computer; -... Kern In groepen De leerlingen werken per redactie aan hun artikel(s). Ze verdelen de taken onderling. LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Waak erover dat alle leerlingen een aandeel hebben in het schrijven. Probeer vragen van de leerlingen zoveel mogelijk terug te spelen. - Wat denk je zelf? Wat zou jij doen? Hoe zou jij dat aanpakken? - Wat stellen de andere redactieleden voor? Zoek mee naar oplossingen voor problemen die opduiken. - Heb je al gedacht aan...? Misschien kan je...? Stel je bij het lezen op als geïnteresseerde, onwetende lezer. Geef in deze fase vooral feedback op de inhoud van het schrijfproduct. - Hoe komt het dat...? - Dit begrijp ik niet goed. - Wat bedoel je met...? KINDERTIJDSCHRIFT 103

69 Spoor de leerlingen aan om hun artikel echt af te werken. - Heb je al een goede titel gevonden? - Staat jullie naam ergens vermeld? - Is het artikel zo af, of moet er ter illustratie nog een foto, prent, tekening of cartoon bij? Zie ook deel 1, p. 20 De redacties geven de eerste versie van hun artikel(s) door aan een andere redactie. De redactieleden lezen het gekregen artikel na en letten daarbij op de onderstaande aspecten. Noteer deze kort op het bord of maak er een werkblaadje van. Pas de formulering aan de leeftijd van je leerlingen aan. Inhoud: - Begrijp je alles goed? Zo niet, duid aan wat je niet (goed) begrijpt en vraag straks uitleg aan de schrijvers van het artikel. - Zijn er nog dingen die je graag zou willen weten over dat onderwerp? Schrijf kort op. - Is het artikel interessant? Heb je tips om het nog interessanter te maken? Vorm: - Is het een echt artikel, met een titel en de naam van de auteurs erbij? - Als je schrijffouten vindt, duid je die aan. Eventueel haal je de artikels op om ze zelf nog eens na te kijken. Geef zowel inhoudelijke als vormelijke feedback (structuur en spelling). Op basis van de gekregen feedback schrijven de redacties een definitieve versie van hun artikel. Ze letten zowel op inhoud als op vorm. Het is immers voor een tijdschrift en dan mag je een hoge mate van correctheid nastreven. Opmerking Het is extra motiverend en authentieker als de leerlingen hun artikel op de computer kunnen maken of intypen. Het vergemakkelijkt de lay-out en vergroot de leesbaarheid. 104 KINDERTIJDSCHRIFT Een groepje Vraag enkele leerlingen (bv. één afgevaardigde per redactie) om de eindredactie van het kindertijdschrift te verzorgen. Dit kan gaan van heel eenvoudig (bv. het nummeren en aan elkaar nieten van de bladen) tot vrij professioneel (afhankelijk van het gebruik van een computer): een kaft maken, een inhoudstafel maken, lettertype en lay-out aanpassen, foto s inscannen,... Ze kunnen dit bijvoorbeeld doen tijdens hoekenwerk.

70 Afsluiting In groepen Het kindertijdschrift is klaar! Bezorg elke leerling een kopie ter inzage. De oorspronkelijke redacties bekijken en bespreken het eindresultaat. Klassikaal Bespreek kort klassikaal: - Denk je dat jullie doelpubliek het tijdschrift graag zal lezen? - Zijn jullie zelf tevreden met het resultaat? - Wat vind je extra goed gelukt? - Wat zou je een volgende keer anders aanpakken? De leerlingen bezorgen een kopie van het tijdschrift aan het doelpubliek, de andere leerlingen van dezelfde graad. Nadien peilen ze ook naar reacties bij hun lezers. Opmerking Als je het tijdschrift niet voor alle betrokken leerlingen kan kopiëren, zorg dan voor enkele kopies per klas. Het tijdschrift krijgt een plaatsje in de leeshoek. KINDERTIJDSCHRIFT 105

71 Andere mogelijkheden Eerste graad Voor de eerste graad kan je het op alle vlakken eenvoudiger aanpakken: redacties van slechts twee leerlingen, slechts één artikel laten schrijven, eenvoudige onderwerpen, kortere tekstjes (met eventueel ook meer tekeningen of een stripverhaal erbij), handgeschreven tekstjes, eenvoudige bundeling tot klaskrant,... Je kan bijvoorbeeld een blanco versie voorzien op A3-formaat met lege kadertjes waarin de leerlingen hun schrijfproductjes plakken. Muurkrant In plaats van een kindertijdschrift kunnen de leerlingen ook een muurkrant maken. Alle artikels worden op grote bladen geplakt die een plaatsje krijgen in de gang, zodat andere leerlingen ze kunnen lezen. Thematisch De leerlingen kunnen ook een tijdschrift of boekje maken rond een bepaald thema (bv. als neerslag van een WO-thema). Ze kunnen zelfs een boekje maken met uitklapbare luikjes. Als voorbeeld kan je de leuke, informatieve boekjes uit de Kididoc-reeks (Davidsfonds/Infodok, Leuven) tonen. Deze boekjes zijn vooral interessant voor leerlingen van de eerste en de tweede graad. Meerdere nummers Het is interessant om meerdere nummers van het kindertijdschrift te maken, bv. een nummer per trimester. Op die manier krijgen de leerlingen de kans om verschillende soorten teksten te schrijven en kan elke leerling eens meewerken aan de eindredactie. ICT Het kindertijdschrift kan een digitaal tijdschrift zijn, dat bijvoorbeeld wordt doorg d naar een correspondentieklas. Het kindertijdschrift kan ook een onderdeel vormen van de schoolwebsite. 106 KINDERTIJDSCHRIFT Hoeken- en contractwerk Als je over slechts één of twee computers beschikt, is het interessant om de verschillende redacties tijdens hoekenwerk aan hun artikel(s) te laten werken. Dan kan elke redactie zijn artikel(s) op de computer maken. Een goede klassikale introductie van de activiteit blijft natuurlijk belangrijk. Deze schrijfactiviteit is ook erg geschikt voor contractwerk. Zo krijgt elke redactie voldoende tijd om zijn artikel(s) voor te bereiden en te schrijven. Bijvoorbeeld: leerlingen kunnen gemakkelijker een afspraak maken met een leerkracht of leerling voor een interview.

72 Bron: Het Schrijfpaleis. Motiverende schrijftaken voor de lagere school. Geerts, M., Timmermans, S., Van den Branden, K., Van Gorp, K., & Verheyen, T. (2004). Centrum voor Taal en Onderwijs, K.U.Leuven Doelgroep Tweede, derde graad Toeristische folder Aard van de activiteit De leerlingen maken in groepjes voor de toeristische dienst van de gemeente een folder waarin staat wat er in de gemeente te beleven valt voor (gezinnen met) kinderen. Vooraf Deze activiteit wordt best gekaderd in een WO-thema over de gemeente. Neem contact op met de toeristische dienst van de gemeente. Vertel hen wat je plannen zijn. Vraag of zij informatie hebben (folders e.d.) die interessant zijn voor de leerlingen. Regel eventueel een klasbezoek. Informeer of de dienst bereid is om de folders die de leerlingen zullen maken, in hun kantoor te verdelen. Geef de leerlingen voldoende tijd om hun folder te maken, gespreid over meerdere lesmomenten. op kindermaat Doelstellingen De leerlingen schrijven een oproep, een instructie, een informatieve tekst voor leeftijdsgenoten. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekst, rekening houdend met handschrift, lay-out en gekende spellingsafspraken en -regels. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Plattegrond van de gemeente: één exemplaar per vier leerlingen Folder(s) van de gemeente, eventueel ook andere toeristische folders Website van de gemeente ET 4.2 ET 4.4 ET 4.8 ET 4.7 ET 4.8 TOERISTISCHE FOLDER OP KINDERMAAT 107

73 Lesverloop Introductie Klassikaal Laat de leerlingen in duo s een aantal folders (van de gemeente) doorbladeren. Bespreek kort: - Vind je deze folders leuk? Spreken ze je aan? - Zijn deze folders aantrekkelijk voor kinderen? Waarom (niet)? - Staat er iets in dat interessant is voor kinderen? Stel voor aan de leerlingen om een aantrekkelijke folder te maken waarin staat wat er in de (deel)gemeente te beleven valt voor kinderen of voor gezinnen met kinderen: welke uitstappen kunnen ze maken? Waar kunnen ze naartoe? 108 TOERISTISCHE FOLDER OP KINDERMAAT Verdeel de leerlingen in heterogene groepjes van vier. Ze zullen per groepje een folder uitwerken die kindvriendelijk is, zowel naar inhoud als naar vorm. Geef elk groepje een plattegrond van de gemeente. In groepen van vier De leerlingen brainstormen in hun groepje over de mogelijke inhoud van de folder: wat voor interessants is er in de (deel)gemeente te beleven voor kinderen? Waar kunnen (gezinnen met) kinderen naartoe? De plattegrond kan hen hierbij helpen. Eén leerling noteert op een kladblaadje. Klassikaal Houd een klassikale uitwisseling van mogelijke uitstappen voor (gezinnen met) kinderen. Wat is er binnen de gemeente te doen voor kinderen op het vlak van: - ontspanning? Bv. (binnen)speeltuin, kinderboerderij, bioscoop, zwembad,... - cultuur? Bv. leuk museum, begijnhof, planetarium,... - natuur? Bv. natuurreservaat, bos, park,... Noteer wat de leerlingen aanbrengen op het bord en bespreek: - Zijn al die dingen in de gemeente zelf te vinden of liggen een aantal zaken buiten de gemeente? - Zijn al die dingen interessant voor kinderen? Welke wel? Welke minder? - Zijn we interessante dingen vergeten? Vul eventueel zelf aan. Maak voor de groepjes aan de slag gaan duidelijke afspraken over: - het feit dat elk groepje zelfstandig een folder maakt (van begin tot einde) en hierbij rekening houdt met de doelgroep, namelijk kinderen; - wie van het groepje de rol van groepsleider op zich neemt;

74 - het schrijven zelf: elke leerling schrijft een stukje van de folder; - hoe en wanneer de groepjes - indien nodig - nog wat extra informatie en eventueel foto s kunnen verzamelen (bv. via het internet, een of telefoontje, een klassikaal bezoek aan de toeristische dienst); - hoeveel tijd de groepjes krijgen om een eerste versie van hun folder te maken; -... Opmerking Scholen die gevestigd zijn in gemeenten waar veel te beleven is voor kinderen, kunnen de onderwerpen verdelen over verschillende groepjes. In dat geval werkt elk groepje een thematische folder uit. Kern In groepen van vier De leerlingen werken per groepje aan hun folder. Ze verdelen de taken onderling. Enkele suggesties: - De leerlingen maken een plattegrond waarop alle interessante plaatsen voor kinderen zijn aangeduid, met een legende erbij. - Ze schrijven een inleidend tekstje en een tekstje per thema of attractie. - Tussendoor nemen ze weetjes op, reacties van de leerlingen zelf,... om het speelser te maken voor de lezers. LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Waak erover dat alle leerlingen een aandeel hebben in het schrijven. Probeer vragen van de leerlingen zoveel mogelijk terug te spelen. - Wat denk je zelf? Wat zou jij doen? Hoe zou jij dat aanpakken? - Wat stellen de andere groepsleden voor? Zoek mee naar oplossingen voor problemen die opduiken. - Heb je al gedacht aan...? - Misschien kan je...? Stel je bij het lezen op als geïnteresseerde, onwetende lezer. Geef vooral feedback op de inhoud van het schrijfproduct. - Dit begrijp ik niet goed. Wat bedoel je met...? - Waar vind ik dat museum / zwembad /...? Dat staat er nog niet bij. - Misschien willen kinderen ook graag weten... Spoor de groepjes aan om een overzichtelijke folder te maken. - Welke informatie hoort bij elkaar? - In welke rubrieken kan je de informatie onderverdelen? - Hoe ga je de stukjes ordenen? - Welke tussentiteltjes kan je gebruiken? Zie ook deel 1, p. 20 TOERISTISCHE FOLDER OP KINDERMAAT 109

75 De groepjes geven de eerste versie van hun folder door aan een ander groepje. De groepjes lezen de gekregen folder na en letten daarbij op de onderstaande aspecten. Noteer deze kort op het bord of maak er een werkblaadje van. Pas de formulering aan de leeftijd van je leerlingen aan. Inhoud: - Begrijp je alles goed? Zo niet, duid aan wat je niet (goed) begrijpt en vraag straks uitleg aan de schrijvers van het artikel. - Ontbreekt er belangrijke informatie? Zijn er nog dingen die je graag zou willen weten over dat onderwerp? Schrijf kort op. Vorm: - Is het een overzichtelijke folder, met titels en voldoende witruimte? - Als je schrijffoutjes vindt, mag je die aanduiden. Op basis van de gekregen feedback schrijven de groepjes een definitieve versie. Ze mogen hun folder ook opsmukken door met kleuren te werken, er een illustratie (foto, prent, tekening of cartoon) bij te zetten,... In groepen Afsluiting 110 TOERISTISCHE FOLDER OP KINDERMAAT De folders van de groepjes zijn klaar! Bezorg elke redactie een kopie van elke folder. De redacties lezen en bespreken de folders van de andere groepjes: Welke folder vinden jullie de beste? Waarom? Let zowel op inhoud als op vorm. Bespreek kort klassikaal: - Denk je dat kinderen jullie folders graag zullen lezen? - Zijn jullie zelf tevreden met het resultaat? - Wat vind je goed gelukt? - Wat zou je een volgende keer anders aanpakken? De leerlingen bezorgen hun folders aan de toeristische dienst van de gemeente.

76 Andere mogelijkheden ICT Het is extra motiverend en authentieker als de leerlingen hun folder op de computer kunnen maken. Dit laat hen toe hun folder te laten groeien: ze kunnen later informatie toevoegen, stukjes van plaats veranderen,... Voorzie wel een printer, zodat de leerlingen het resultaat op papier kunnen bekijken. De folder kan ook een digitale folder zijn of een kindvriendelijke website over de gemeente. De website <websitemaker.scholier.kennisnet.nl> helpt je om samen met de leerlingen een eenvoudige website te maken. Samenwerking met de gemeente Misschien is er wel een reële nood aan een folder op kindermaat en kan er intensiever worden samengewerkt, zodat de folder een officiële folder wordt. Of misschien kunnen de leerlingen inhoud aanleveren voor een onderdeel van de website van de gemeente. Als de leerlingen zelf een website maken, kan je vragen om op de website van de gemeente een link op te nemen naar de website van de leerlingen. Zoektocht in de gemeente De leerlingen kunnen ook een wandelzoektocht uitschrijven voor kinderen. Ze stippelen een mooie wandeling uit in de (deel)gemeente en stellen vragen en/of geven opdrachten op bepaalde punten. Het is wel belangrijk dat de opdrachten en de vragen gelinkt zijn aan de plaats. (Bijvoorbeeld: Hoe oud is het huis in straat x op nr x? In de voorgevel staat een jaartal gebeiteld, zodat de kinderen het antwoord ook kunnen vinden.) Leerlingen van een andere klas fungeren als testpubliek. Een fotozoektocht is ook een mogelijkheid. TOERISTISCHE FOLDER OP KINDERMAAT 111

77

78 Doelgroep Tweede, derde graad Brochure van de school Aard van de activiteit De leerlingen maken samen een brochure van de school voor nieuwe leerlingen. Ze werken in groepjes een onderdeel uit. Een eindredactieteam zorgt ervoor dat de brochure een mooi geheel vormt. Vooraf Spreek met de directie af wanneer en hoe hij/zij de activiteit zal komen inleiden. Het is belangrijk dat de brochure die de leerlingen maken, nadien ook echt gebruikt wordt of een voorbeeldfunctie heeft. Bijvoorbeeld: het maken van een kindvriendelijke brochure voor nieuwe leerlingen is één van de acties die de school wil ondernemen om nieuwe leerlingen goed te onthalen, naast een rondleiding door medeleerlingen, het aanduiden van een klasmaatje tijdens de eerste weken,... Deze activiteit wordt gespreid over meerdere lesmomenten: - lesmoment 1: introductie van de activiteit en foto s maken - lesmoment 2: tekstjes schrijven (als de foto s ontwikkeld of afgedrukt zijn) - lesmoment 3: eindredactie door een groepje leerlingen Doelstellingen De leerlingen schrijven een informatieve tekst voor onbekende leeftijdsgenoten. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekst, rekening houdend met handschrift, lay-out en gekende spellingsafspraken en -regels. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Voorbeeldbrochures: r e i s b r o c h u r e s, brochure van de gemeente Flappen en stiften (Digitaal) fototoestel ET 4.4 ET 4.8 ET 4.7 ET 4.8 BROCHURE VAN DE SCHOOL 113

79 Lesverloop Introductie Klassikaal De directie komt in de klas en vraagt aan de leerlingen of zij een brochure willen maken voor toekomstige nieuwe leerlingen. Hij/zij kadert de opdracht en maakt er de leerlingen warm voor. Omdat de brochure bestemd is voor kinderen, is het interessant dat hij ook gemaakt wordt dóór kinderen (of dat de leerlingen een voorbeeldbrochure uitwerken om ideeën te geven). Bespreek het voorstel met de leerlingen: - Vinden jullie het een goed initiatief? - Hoe kunnen we dat concreet aanpakken? - Hoe ziet een brochure er eigenlijk uit? Wat staat er zoal in een brochure? Laat de leerlingen in duo s (kopies van) een aantal voorbeeldbrochures bekijken om ideeën op te doen. Brainstorm daarna gezamenlijk. Noteer wat de leerlingen aanbrengen op flappen. - Zijn deze brochures aantrekkelijk voor kinderen van 6 tot 12? Wat vinden jullie interessant aan deze brochures? Wat kunnen we ook doen? (Bv. werken met foto s, overzichtelijke lay-out,...) Wat willen jullie zeker anders doen? (Bv. meer foto s, eenvoudigere tekst,...) - Wat kunnen we in onze eigen brochure zetten? Wat is interessant voor nieuwe leerlingen om over onze school te weten? Wat willen jullie over onze school vertellen? 114 BROCHURE VAN DE SCHOOL Opmerking Je mag wel suggesties doen om de leerlingen breed te laten nadenken, maar waak erover dat de inhoud van de brochure echt vanuit de leerlingen komt. Het is ook niet de bedoeling om in deze fase volledigheid na te streven. Waarschijnlijk krijgen de leerlingen nog bijkomende ideeën tijdens het rondlopen op school om foto s te maken. Probeer vervolgens gezamenlijk structuur aan te brengen in wat op de flappen staat. Je kan daarbij bijvoorbeeld de volgende categorieën gebruiken: - Algemene informatie over de school (Bv. logo, grondplan,...) - Wie werkt er op school? (Directie, secretariaatsmedewerker(s), leerkrachten, onderhoudspersoneel,...) Wat doen deze mensen allemaal? - Wat zijn belangrijke plaatsen? (Speelplaats, eetzaal, turnzaal, leraarskamer, schoolbibliotheek, knutselklas, computerklas, kippenhok, moestuintje,...) - Wat is bijzonder aan de schoolwerking? (Bv. leerlingenraad, schoolkrant, jaarlijks project met de hele school, sport op school,...) - Wat is bijzonder aan de klaswerking? (Bv. graadsklassen, hoeken- en/of contractwerk, projectwerk, speciale vakken zoals filosoferen,...)

80 - Wat zijn interessante weetjes? (Bv. Wie heeft het kunstwerk op de speelplaats gemaakt? Waarvoor wordt de schoolbus gebruikt?...) Bedenk gezamenlijk manieren om de brochure op te vrolijken. Bijvoorbeeld: met cartoons en met kort en krachtig geformuleerde meningen van leerlingen (en leerkrachten) over de school: wat vinden zij positief, leuk aan de school? Overleg gezamenlijk welke foto s bij deze onderdelen gemaakt kunnen worden. Denk ook na over een leuke startfoto voor de brochure, bijvoorbeeld: alle leerlingen van de klas - de makers van de brochure - voor de ingang van de school. Maak vervolgens samen met de leerlingen een wandeling in de school en schoolomgeving en maak foto s van plaatsen, personen, voorwerpen,... die de leerlingen belangrijk vinden. Vul nadien in de klas de flappen eventueel verder aan. Kern Klassikaal Als de foto s afgedrukt of ontwikkeld zijn, kan het eigenlijke schrijfwerk beginnen. Maak eerst gezamenlijk een aantal afspraken. Noteer die ook op een flap. - De leerlingen werken in groepjes van vier een onderdeel van de brochure uit. Spreek af welk groepje welk onderdeel uitwerkt. - In elk groepje is er een groepsleider. - Het werk kan verdeeld worden binnen het groepje, maar elk groepslid schrijft een stukje tekst (bv. bij een foto). - De groepjes schrijven eerst een kladversie. - Een afgevaardigde van elk groepje zal nadien deel uitmaken van de eindredactie In groepen van vier De leerlingen gaan in heterogene groepjes van vier aan de slag en zijn verantwoordelijk voor een onderdeel van de brochure. Elk groepje krijgt de nodige foto s. LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Houd in de gaten dat iedereen binnen het groepje meewerkt en dat elk groepslid een stukje schrijft. Zorg ervoor dat de leerlingen hun doelgroep, namelijk nieuwe leerlingen, niet uit het oog verliezen. Geef in deze fase vooral feedback op de inhoud. Stel veel open vragen: - Wat wil je schrijven? Wat is voor nieuwe leerlingen interessant om te weten over BROCHURE VAN DE SCHOOL 115

81 dit onderwerp? (Bv. bij personen: hun naam en de functie die ze vervullen) - Ga je dat bij een bepaalde foto schrijven? - Hoe ga je dat opschrijven? -... Stel je als nieuwsgierige lezer in de plaats van een nieuwe leerling: - Is het tekstje inhoudelijk interessant voor nieuwe leerlingen? - Ontbreekt er essentiële informatie die belangrijk is voor nieuwe leerlingen? - Is het tekstje begrijpelijk voor iemand die de school niet kent? - Is het tekstje vlot leesbaar? Zie ook deel 1, p. 20 Laat elk groepje, als de kladversie klaar is, haar onderdeel van de brochure doorgeven aan een ander groepje. Dat groepje leest na en geeft schriftelijk feedback. Ze kunnen daarbij onduidelijkheden aanduiden, aanvullingen noteren, andere woordkeuzes suggereren, en verbeteringen aanbrengen op het vlak van spelling en zinsbouw. Een brochure moet immers zo goed mogelijk geschreven zijn. Uiteindelijk komen de verschillende onderdelen van de brochure terug bij de makers. Ze bekijken en bespreken de feedback. Ze brengen de noodzakelijke veranderingen aan, nog steeds in de kladversie. Alle onderdelen van de brochure worden aan de eindredactie bezorgd, die bestaat uit een gemotiveerde afgevaardigde van elk groepje. De eindredactie maakt de brochure af, bijvoorbeeld tijdens hoeken- en contractwerk. Ze maken hierbij gebruik van de computer. Ze bepalen de volgorde van de tekstjes, halen de overlappingen eruit, maken een mooi voorblad,... Het groepje zorgt ervoor, met ondersteuning van de leerkracht, dat de brochure één geheel vormt. 116 BROCHURE VAN DE SCHOOL In duo s Alle leerlingen krijgen een geprinte versie of een kopie van de brochure. Geef de leerlingen de kans om de brochure rustig te bekijken en in duo s te bespreken. Klassikaal Bespreek kort klassikaal: - Zijn jullie tevreden over het resultaat? Vinden jullie het een mooie, kindvriendelijke brochure? - Wat is goed gelukt? - Wat zou je een volgende keer eventueel anders doen? De klas bezorgt de brochure aan de directie, die ervoor zorgt dat er echt iets mee gebeurt. Afsluiting

82 Andere mogelijkheden ICT Laat de groepjes indien mogelijk hun onderdeel van de brochure onmiddellijk op de computer maken, waarbij de foto s (indien niet digitaal) worden ingescand. Op die manier heeft de eindredactie minder werk, hoeven de tekstjes niet overgeschreven te worden en kan de spellingchecker gebruikt worden. De brochure ziet er ook uit als een echte brochure. Dit document kan een plaatsje krijgen op de schoolwebsite. In plaats van een papieren brochure kan je ervoor opteren om de leerlingen een eigen website van de school te laten maken. Het gaat dan wel om een website die weergeeft hoe de leerlingen de school ervaren. De volgende website helpt je om samen met de leerlingen een eenvoudige website te maken: <websitemaker.scholier.kennisnet.nl>. Voorzie op de officiële schoolwebsite een link naar de website van de leerlingen. Correspondentieklas In plaats van voor nieuwe leerlingen, kan je met de klas een (digitale) brochure maken om je school voor te stellen aan je correspondentieklas. De brochure kan naar de andere school opgestuurd of doorg d worden. Of je kan de brochure net gebruiken om een correspondentieklas te vinden. Brochure in verhaalvorm De leerlingen kunnen ook een tocht door de school of een schooldag beschrijven en met foto s illustreren. Bijvoorbeeld: Om 8u30 gaat de bel. Dan... Eerste graad Leerlingen van de eerste graad kunnen een (digitaal) prentenboek maken van de school. Het bestaat uit foto s en kleine stukjes tekst. De leerlingen mailen dat door of sturen het op naar kinderen van een andere school. Het prentenboek kan foto s bevatten van: het schoolgebouw, bijzondere plekjes, wat de leerlingen zoal doen, wat de leerkrachten zoal doen,... (Dit idee is uitgewerkt onder Digitale hoek in: Kansrijke taalhoeken, Monique Hansma, HBuitgevers, Baarn, p ) BROCHURE VAN DE SCHOOL 117

83 Voorbeeld: fragmenten uit een schoolbrochure 118 BROCHURE VAN DE SCHOOL

84 definitieve versie B RO C H U R E VA N D E S C H O O L eerste versie 119

85

86 Leesfiches Doelgroep Tweede, derde graad Aard van de activiteit De leerlingen schrijven individueel een leesfiche bij een boek dat ze graag gelezen hebben om in de verzamelmap met Boekentoppers te steken. Vooraf De leerlingen hebben in de klas allemaal een boek naar keuze gelezen. Via deze schrijfactiviteit werk je ook aan leesbevordering. Deze schrijfactiviteit komt pas ten volle tot zijn recht als je: voor een ruim en gevarieerd aanbod van kinderboeken zorgt: informatieve boeken, verhalende boeken, stripverhalen, poëzie, kindertijdschriften,... Alles wat (ook zwakkere) leerlingen aan het lezen kan krijgen. Ga daarvoor regelmatig met de leerlingen naar de bibliotheek of zorg voor een uitgebreide klas- of schoolbibliotheek; alle leerlingen ook in de klas regelmatig de gelegenheid geeft om in zelfgekozen boeken te lezen. Maak hiervoor voldoende tijd; als er regelmatig gepraat wordt over gelezen boeken, bijvoorbeeld tijdens een leeskring. Doelstellingen De leerlingen schrijven een verslag van een verhaal of van een informatieve tekst voor bekende leeftijdsgenoten. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekst, rekening houdend met handschrift, lay-out en gekende spellingsafspraken en -regels. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Groot aanbod verhalende en informatieve kinderboeken (zie vooraf) Verzamelmap of opbergdoos voor de fiches Per leerling: leesfiche (bv. kopieerblad p. 126) ET 4.4 ET 4.8 ET 4.7 ET 4.8 LEESFICHES 121

87 Lesverloop Introductie Klassikaal Houd een kringgesprek over boeken. Vraag de leerlingen wat zij van hun (pasgelezen) boek vinden: - Vind je het een mooi, spannend, grappig of saai boek? - Waarom vind je het boek goed / niet zo goed? - Heb je het boek helemaal uitgelezen? - Heeft iemand anders dat boek al eens gelezen? Wat vind jij ervan? Opmerking Als je merkt dat de leerlingen erg geboeid zijn, kan je het gesprek ook opentrekken naar boeken en lezen in het algemeen. Vertel ook over je eigen leeservaringen. - Welk soort boeken lees je graag? Misschien lees je niet graag verhalende boeken, maar wel informatieve boeken over een bepaald onderwerp of strips? - Wat is je lievelingsboek? Waarom? - Wie heeft er al een lievelingsauteur? Waarom lees je die boeken graag? - Wie leest er graag? Wie niet? Waarom? - Lees je vaak? - Wanneer lees je meestal? Heb je een plekje waar je het liefst leest? - Vind je een boek soms zo spannend of leuk dat je niet kan stoppen met lezen? Vraag vervolgens aan de leerlingen of ze het soms moeilijk vinden om een boek te kiezen. Waarschijnlijk is dat wel het geval. Stel daarom het volgende voor: De leerlingen kunnen elkaar op de hoogte houden van goede boeken door een verzameling aan te leggen van leesfiches van boeken die ze goed vinden. De fiches komen terecht in een verzamelmap of in een steekkaartenbak, zodat leerlingen die een goed boek zoeken, het kunnen raadplegen. Wat vinden de leerlingen daarvan? Omdat verschillende kinderen van verschillende boeken houden is het interessant om - naast vermelding van titel en auteur - wat uitleg te krijgen over het boek. Zo kunnen de lezers van de fiches gerichter kiezen. 122 LEESFICHES Bespreek met de leerlingen: - Wat kan / moet er op zo n leesfiche staan? - Wat zouden jullie graag over een boek willen weten? Noteer wat de leerlingen aanbrengen kort op het bord.

88 Kern Klassikaal Geef alle leerlingen een leesfiche, bijvoorbeeld de leesfiche op kopieerblad p Laat hen de fiche bekijken en overloop kort hoe het werkt. Opmerkingen - Je kan, vertrekkend van de leesfiche op kopieerblad p. 126, zelf een nieuwe leesfiche opstellen, aangepast aan wat de leerlingen aangebracht hebben en aan hun leeftijd. - Je kan bepaalde opdrachten op de voorbeeldfiche nog concreter maken, rekening houdend met de leeftijd van je leerlingen. Bijvoorbeeld: in opdracht 1 vervang je kort door in vijf zinnen, in opdracht 9 vervang je een paar vragen door drie vragen. - Als de leerlingen zelf een leuk idee hebben voor een schrijfopdracht bij hun boek, mogen ze dat natuurlijk ook uitvoeren. Moedig dat zeker aan. - Op de achterkant van de voorbeeldfiche is ruimte voor reacties van andere leerlingen die het boek ook hebben gelezen, naar aanleiding van deze fiche. - Er zijn ook andere soorten opdrachten mogelijk naar aanleiding van een gelezen boek (zoals een fragment voorlezen, vertellen bij een illustratie uit het boek,...), maar in Het Schrijfpaleis ligt de nadruk op schriftelijke opdrachten. Vraag de leerlingen om een leesfiche in te vullen: - over het pasgelezen boek als ze dat een goed boek vinden; - anders over een ander boek dat ze goed vinden, bijvoorbeeld hun lievelingsboek. Individueel / In duo s De leerlingen vullen individueel hun leesfiche in. Ze kunnen wel met een partner, bijvoorbeeld een leerling die het boek ook gelezen heeft, overleggen over wat ze op de leesfiche gaan schrijven. LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Geef feedback als onwetende, geïnteresseerde lezer. - Beantwoordt het tekstje aan de gekozen opdracht? - Is wat de leerling schrijft begrijpelijk voor iemand die het boek niet kent? - Is het een tekstje met een logische opbouw? - Is het tekstje goed leesbaar? Zie ook deel 1, p. 20 LEESFICHES 123

89 Afsluiting Klassikaal Laat de leerlingen hun leesfiches in de verzamelmap of de opbergdoos stoppen, zodat andere leerlingen ze daar kunnen raadplegen als ze een bepaald boek willen lezen. De verzamelmap of opbergdoos wordt versierd. Orden de fiches op een overzichtelijke manier: steek de fiches per soort (informatief boek, stripverhaal, verhalend boek,...) bij elkaar en rangschik ze in alfabetische volgorde, op titel of auteur. Eventueel kan je, op basis van de feedback van de leerlingen, bepaalde boeken ook voorzien van een symboolstickertje. Zo weten de leerlingen dat er van die boeken een leesfiche bestaat die ze kunnen raadplegen voor ze beslissen of ze het boek lezen of niet. Dit kan natuurlijk enkel als je beschikt over een klasbibliotheek. Leg een stapeltje lege leesfiches in de leeshoek en wijs de leerlingen hierop. Telkens als ze een mooi boek hebben gelezen, dat ze zeker aan anderen willen aanraden, mogen ze een fiche invullen. Ze weten nu hoe het werkt. Opmerkingen - Waak erover dat het invullen van een leesfiche een leuke bezigheid is en blijft. Het lezen zelf blijft altijd centraal staan en is belangrijker dan het schrijven. - Laat leerlingen enkel een fiche invullen van boeken die ze de moeite waard vinden. Dan zijn de leerlingen veel meer gemotiveerd om dit te doen en wordt het geen vast stramien. En dan nog... Soms is het fijn om een boek alleen maar te lezen en verder geen opdrachten te doen. - Besteed gedurende de rest van het schooljaar zelf voldoende aandacht aan de leesfiches, zodat het ook leeft / blijft leven bij de leerlingen: - blader zelf regelmatig in de verzamelmap of steekkaartenbak; - geef positieve feedback op wat de leerlingen geschreven hebben; - spoor leerlingen aan om te lezen en te schrijven; - lees eens een fiche voor; - gebruik de fiches om informatieve boeken te zoeken voor WO; -... Andere mogelijkheden 124 LEESFICHES ICT De leerlingen kunnen op de computer een digitale verzamelmap maken met leesfiches. Zo kunnen alle leerlingen van de school de fiches raadplegen en kunnen de fiches gemakkelijker bijgewerkt worden. Vraag hulp aan de ICTcoördinator van je school. Filmdoosjes Je steekt verschillende opdrachten in aparte filmdoosjes (bv. de opdrachten van de leesfiche op kopieerblad p. 126). Wanneer de leerlingen een boek kiezen,

90 nemen ze meteen ook een willekeurig filmdoosje met één opdracht erin. Die opdracht voeren ze uit wanneer ze het boek gelezen hebben. Brievenbussen Je kan in de klas ook een rode en een groene brievenbus voorzien waarin de hele week (of gedurende een langere periode, bv. twee weken) leesfiches gepost kunnen worden. In de groene brievenbus steken de leerlingen de fiches van boeken die ze graag gelezen hebben en in de rode brievenbus steken ze fiches van boeken die ze minder goed vinden. De bus wordt op een vast moment gelicht en dan wordt er over de boeken gesproken. Persoonlijke leesfiche Je kan de leerlingen ook een persoonlijke leesfiche laten invullen, waarop ze onder meer hun persoonlijke leesvoorkeuren noteren op het vlak van genres, auteurs, onderwerpen, lengte. Deze informatie kan je helpen om alle leerlingen te prikkelen om te lezen. Je kan leerlingen bijvoorbeeld beter concrete boekentips geven die aansluiten bij hun interesses. De leerlingen werken hun fiche af en toe bij, bijvoorbeeld als ze een nieuwe auteur ontdekt hebben. Persoonlijke leeslijst Je kan de leerlingen aanvullend een lijst laten aanleggen van gelezen boeken. Ze vullen hiervoor een schema in (met datum, titel, auteur, uitgelezen? graag gelezen?,...). Door de lijst af en toe te bekijken, krijg je een beter zicht op de leesvoorkeuren en het leesgedrag van je leerlingen. Zo kan je daar beter op inspelen. Leesdagboek Je kan de leerlingen die dat willen ook de kans geven om een leesdagboek bij te houden, waarin ze op een persoonlijke manier hun leeservaringen weergeven. Schrijven naar een jeugdauteur De leerlingen kunnen een brief of een schrijven naar hun lievelingsauteur of naar de auteur van een boek dat ze graag gelezen hebben. In hun brief kunnen ze bijvoorbeeld opdracht 10 verwerken van de voorbeeldfiche, kopieerblad p Ze stellen zichzelf natuurlijk eerst voor, vertellen wat ze van het boek vinden, stellen eventueel vragen over de schrijver of over het schrijven zelf,... Als de leerlingen hun eigen ( )adres niet vergeten te vermelden, krijgen ze misschien echt antwoord. Via de website van het Focuspunt Jeugdliteratuur, Villa Kakelbont, vind je ( )adressen van jeugdauteurs: < Meer informatie over leesonderwijs In het boek Leesrijk school- en klasklimaat vind je een schat aan le(e)sideeën voor het basisonderwijs. (Colpin M., Ramaut G., Timmermans S., Van den Branden K., Vandenbroucke M., Van Gorp K., Steunpunt Nederlands als Tweede Taal, Garant, Antwerpen.) Ook op de website van Stichting Lezen (< vind je heel wat informatie rond lezen. LEESFICHES 125

91 Leesfiche Genre:... De titel van dit boek is:... Het boek werd geschreven door:... Voor de illustraties zorgde:... Het boek werd uitgegeven door:... Dit boek werd gelezen door:... Ik vind dit een leuk boek omdat: kopieerblad LEESFICHES 126 Kies één van deze opdrachten en voer ze hieronder uit: 1 Waarover gaat dit boek? Schrijf kort op, zonder het einde te verklappen. 2 Past de titel goed bij het verhaal? Leg uit waarom (niet). 3 Verzin een andere titel. Schrijf erbij waarom je deze titel beter vindt. 4 Wat vertelt de illustratie op de kaft over het verhaal? Leg uit. 5 Maak reclame voor dit boek. Wat zou je op een affiche zetten? 6 Heb je al lezend iets bijgeleerd? Schrijf op wat je hebt geleerd. 7 Wie van de personages zou je het liefste zijn? Leg uit waarom. 8 Wie van de personages zou je helemaal niet willen zijn? Leg uit waarom niet. 9 Als je één van de personages een paar vragen mocht stellen, wat zou je dan willen weten? 10 Als je de auteur uitleg mocht vragen over zijn boek, wat zou je dan willen weten?

92 Van strip tot verhaal Doelgroep Eerste graad Aard van de activiteit In duo s rangschikken de leerlingen losse prentjes tot een stripverhaal. Vervolgens schrijven ze er tekst bij. Daarna wisselen ze hun verhaal uit met een ander duo: de leerlingen lezen elkaars verhaal en geven feedback. De aangepaste verhalen worden bezorgd aan de leerlingen van het eerste leerjaar / de parallelklas. Vooraf Spreek met de leerkracht van het eerste leerjaar / de parallelklas af om de leeslesjes die je leerlingen tijdens deze activiteit zullen maken, ook echt te gebruiken. Kies van de drie stripverhaaltjes op kopieerbladen p. 134, 135 en 136, een stripverhaal dat je leerlingen zeker zal aanspreken en kopieer het voor telkens twee leerlingen. Knip de prentjes uit, zodat elk duo kan werken met een stapeltje losse prenten. Doelstellingen De leerlingen schrijven voor onbekende leeftijdsgenoten een verhaal bij tekeningen. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekst, rekening houdend met handschrift, lay-out en gekende spellingsafspraken en -regels. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Per duo: kopieerblad p. 134, 135 of 136. (zie vooraf) kopieerblad p. 133: 2 keer naast elkaar op een A3-blad paperclips ET 4.4 ET 4.8 ET 4.7 ET 4.8 VAN STRIP TOT VERHAAL 127

93 Lesverloop Introductie Klassikaal Vertel aan de leerlingen dat de leerkracht van het eerste leerjaar / de parallelklas op zoek is naar korte leeslesjes voor zijn/haar klas. Vraag aan de leerlingen of zij die leerkracht willen helpen. Zeg vervolgens dat je collega prentjes heeft meegegeven. Kunnen de leerlingen daar een leuk stripverhaal van maken (de prentjes in een goede - zelfgekozen - volgorde leggen) en een tekstje bij de prentjes schrijven? Wijs erop dat het voor een leeslesje is en dat de leerlingen dus in zinnen moeten schrijven. Kern In duo s Verdeel de leerlingen in heterogene duo s. Geef elk duo een stapeltje prentjes en kopieerblad p De duo s gaan onmiddellijk zelf aan de slag. Eerst rangschikken ze per twee de prentjes tot een verhaal. Op die manier moeten ze met elkaar praten over wat er op de prentjes staat en overleggen over de volgorde. 128 VAN STRIP TOT VERHAAL Daarna kleven ze de prentjes op en schrijven ze er tekst bij. Ze schrijven hun eerste versie op een kladblaadje, dat ze met een paperclip naast de tekeningen bevestigen. De leerlingen schrijven beurtelings een stukje: per prentje wisselen ze af. LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Concentreer je in deze fase op de zwakste leerlingen en focus op de inhoud. - Krijgen de leerlingen iets op papier? - Komt de tekst overeen met wat er op de tekening staat? - Begrijp je wat er geschreven staat, in combinatie met de tekening? - Is het een verhaal met een logische opbouw? - Is de tekst leesbaar? Stel voldoende vragen: - Wat wil je schrijven? - Wat zie je op de tekening? - Wat gebeurt er? - Wat zou die persoon zeggen? Schrijf dat maar op.

94 Ga op spellingvlak enkel in op fouten die de begrijpelijkheid in de weg staan. De hond loopt in een pas. Wat is een pas? Oh, je bedoelt een plas. Zie ook deel 1, p. 20 Als de verschillende duo s hun stripverhaal klaar hebben, laat je hen dit uitwisselen met een ander duo. Zo zien de leerlingen wat voor stripverhaal andere leerlingen met dezelfde prentjes gemaakt hebben en kunnen ze al eens testen of het goede leeslesjes zijn. Ze proberen het verhaal ook kritisch te bekijken, aan de hand van een aantal vraagjes. Schrijf de volgende vragen op het bord of maak er een werkblaadje van. Inhoud: Wat begrijp je niet goed? Duid dat aan met een kruisje. Vraag straks uitleg aan de schrijvers. Vorm: Zie je schrijffoutjes? Zet er een streepje onder met een groene pen. In groepjes van vier Vervolgens bespreken de vier leerlingen beide stripverhalen met elkaar en geven ze elkaar mondeling feedback. In duo s Daarna schrijven de duo s hun tekst netjes over naast de tekeningen. Opmerking Als jij of je collega het moeilijk vindt om de leerlingen van het eerste leerjaar een verhaaltje te laten lezen waar nog spellingfoutjes in staan (tegen onthoudwoorden of regels die de leerlingen nog niet kennen), kan je de verhaaltjes ophalen en ze zelf verbeteren voor de leerlingen hun tekst overschrijven. Klassikaal Breng de verhalen naar de leerkracht van het eerste leerjaar / de parallelklas. Zorg ervoor dat de leerlingen nadien reacties krijgen op hun verhaaltjes van de lezertjes zelf of van de leerkracht die ze gebruikt heeft. Leg de verhaaltjes ook in de leeshoek in je eigen klas. Afsluiting VAN STRIP TOT VERHAAL 129

95 Voorbeelden 130 VA N S T R I P TOT V E R H A A L derde leerjaar

96 VA N S T R I P TOT V E R H A A L tweede leerjaar 131

97 Andere mogelijkheden Andere stripverhalen Je kan een gelijkaardige opdracht geven bij andere stripverhalen. Kies voor een grappig, leuk verhaaltje dat de leerlingen zeker aanspreekt. Bijvoorbeeld: Waar is Hanne? uit: Leren lezen met Hanne en Sanne, Hugo van Look, Zidroe, Bart Demyttenaere, Uitgeverij Averbode, Averbode. De korte stripverhaaltjes (één pagina) in De lustige kapoentjes, Dolle fratsen, De Jommekesclub, De vrolijke bende. Reeks: Jommeke, Jef Nys, Dupuis, Gent. ICT Laat de leerlingen hun definitieve tekstje op de computer intypen. Dat gaat wel traag, maar het is erg motiverend! De leeslesjes zijn net echt, de tekst is leesbaarder voor de doelgroep en gemakkelijk te verbeteren (spellingchecker). Het is dan wel handig als je de tekeningen kan inscannen. 132 VAN STRIP TOT VERHAAL

98 kopieerblad VAN STRIP TOT VERHAAL 133

99 kopieerblad VAN STRIP TOT VERHAAL 134

100 VA N S T R I P TOT V E R H A A L kopieerblad 135

101 VA N S T R I P TOT V E R H A A L kopieerblad 136

102 Stapelverhaal Doelgroep Eerste, tweede, derde graad Aard van de activiteit De leerlingen werken in duo s aan verschillende stapelverhalen: elk duo start met een verhaal en geeft het na een tijdje door aan een ander duo. Dat duo schrijft een vervolg. Daarna wordt het verhaal opnieuw doorgegeven. Als de verschillende verhalen af zijn, worden ze gebundeld. Vooraf Er zijn verschillende manieren om de leerlingen te laten starten met een stapelverhaal: met een sprekende foto, een pakkende beginzin, een leuk (begin)fragment uit een bestaand verhaal of jeugdboek,... Kies voor wat jouw leerlingen het meest motiveert en verzamel het nodige materiaal. Zorg voor voldoende variatie op het vlak van onderwerp, genre, stijl,... Doelstellingen De leerlingen schrijven een verhaal voor leeftijdsgenoten. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekst, rekening houdend met handschrift en lay-out. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Kookwekker Kopieerblad p. 144 (optioneel) ET 4.4 ET 4.8 ET 4.7 ET 4.8 STAPELVERHAAL 137

103 Lesverloop Introductie Klassikaal Vertel de leerlingen dat ze vandaag een stapelverhaal mogen schrijven. Als de leerlingen niet weten wat dat inhoudt, kan je ze er even naar laten raden: Een stapelverhaal, wat zou dat kunnen zijn? Leg het vervolgens kort uit. Een stapelverhaal is een verhaal waaraan iemand begint, maar waar anderen aan verder schrijven. Het verhaal wordt telkens doorgegeven en de kleine stukjes stapelen zich op tot een echt verhaal. Maak vooraf de nodige afspraken over: - de groeperingsvorm: de leerlingen zullen in duo s werken; - het aantal schrijfrondes (bv. vijf); - hoeveel tijd de duo s krijgen om een stukje te schrijven, bv. vijf minuten per ronde. Geef de leerlingen na elke schrijfronde een minuut extra: ze hebben immers tijd nodig om het vorige stuk (dat telkens langer wordt) te lezen voor ze daarop een vervolg kunnen schrijven; - het gebruik van de kookwekker: als de wekker afloopt, stoppen de leerlingen onmiddellijk met schrijven. Een zin die nog niet af is, wordt afgemaakt door het volgende duo; -... Kern In duo s Verdeel de leerlingen in heterogene duo s. Geef de duo s een aanzet die tot hun verbeelding spreekt. Laat hen kiezen uit een aantal verschillende foto s, beginzinnen (bv. Help! Help! klinkt het in de verte.) of fragmenten. 138 STAPELVERHAAL ENKELE VOORBEELDEN VAN BEGINFRAGMENTEN (zie ook kopieerblad p. 144) Niet ver van waar ik woon, staat een raar, oud, leeg houten huis helemaal alleen aan de kant van de weg. Ik zou het wat graag van binnen willen bekijken maar de deur is altijd op slot, en wanneer ik door het raam kijk, zie ik alleen maar duisternis en stof... (Beginfragment uit: De Giraffe, de Peli en Ik, Roald Dahl, De Fontein, Baarn.) Er waren eens een koning en een koningin die zo verschrikkelijk graag een kindje wilden hebben. De jaren gingen voorbij en ze kregen maar geen kindje totdat de koningin eindelijk zei: Zal ik eens naar de toverheks gaan? Dat zou ik nooit doen, zei de koning. Daar komt altijd narigheid van. Er woont er eentje vlakbij, zei de koningin...

104 (Beginfragment van Spikkeltje, uit: Misschien wel echt gebeurd. De 43 sprookjes en verhalen, Annie M.G. Schmidt, Querido, Amsterdam.) De ridder en zijn knaap hadden al drie dagen achter elkaar doorgereden, hoewel ze met zijn beiden maar één paard bezaten. Het grootste deel van de tijd had de knaap achterop gezeten bij zijn meester. Soms had hij achter hem aan gelopen. En soms waren ze allebei te voet gegaan om het paard wat rust te gunnen. Ze hadden maar weinig gezegd: de ridder niet, omdat hij dacht aan de geweldige taak die voor hem lag en de knaap niet, omdat het niet behoorlijk was te praten als de ridder hem niet eerst iets vroeg... (Eerste paragraaf van Drakensoep, uit: Horowitz horror, Anthony Horowitz, Facet, Antwerpen.) Laat de duo s afspreken wie tijdens de eerste ronde opschrijft. Na elke schrijfronde wisselen ze af. Als het startsein gegeven is, beginnen de duo s aan hun verhaal. Als de kookwekker afloopt, geven ze hun verhaal door aan een ander duo en schrijven ze het vervolg op een ander verhaal. Zo gaat het een aantal keren verder. LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Ondersteun tijdens het schrijfproces enkel de duo s die vastzitten. Probeer ze via een kleine ingreep (een ideetje, een bevestiging,...) weer op dreef te krijgen. Deze activiteit geeft je de mogelijkheid om leerlingen doelbewust te observeren. Per schrijfronde kan je één of twee duo s (ongemerkt) in het oog houden. - Beleven de leerlingen plezier aan het schrijven? - Werken de duo s echt samen aan het verhaal? Zo niet, waaraan ligt dat? - Hoe gaan ze tewerk? - Waarover overleggen de leerlingen? - Hoe overleggen ze met elkaar? - Welke problemen ervaren de leerlingen? - Kunnen ze hun problemen zelf samen oplossen? - Welke attitude hebben de leerlingen? - Zijn ze vooral gericht op de inhoud van het verhaal of besteden ze te veel aandacht aan de vorm? Zie ook deel 1, p. 20 Tussen de verschillende schrijfrondes kan je even stilstaan bij vaak opgemerkte problemen of algemene tips geven aan de leerlingen, zodat ze zoveel mogelijk groeien in hun schrijven en er zoveel mogelijk plezier aan beleven. Kondig de laatste schrijfronde aan. Tijdens deze laatste ronde krijgen de duo s het verhaal waarmee ze begonnen zijn, terug en schrijven ze het einde. Ze verzinnen ook een passende titel bij het verhaal. STAPELVERHAAL 139

105 Klassikaal Afsluiting Laat de duo s hun stapelverhaal voorlezen. Evalueer kort met de leerlingen: - Vinden jullie dat het mooie verhalen zijn geworden? - Waren jullie verrast door de wendingen die de verhalen kregen? - Was het moeilijk om verder te schrijven aan een ander verhaal? Waarom (niet)? - Vonden jullie het leuk om dit te doen? Waarom (niet)? - Zou je dit nog eens willen doen? Zo ja, Hoe zouden jullie het de volgende keer aanpakken? (Meer of minder schrijfrondes, meer of minder schrijftijd, andere aanzet, andere groeperingsvorm, klas- of zelfs schooloverstijgend werken, naar elkaar mailen,...) Noteer deze opmerkingen, zodat je er de volgende keer rekening mee kan houden. Bundel de verhalen en leg ze in de leeshoek. Je kan ze ook aan een andere klas uitlenen. Opmerking Als je gewerkt hebt met fragmenten van bestaande verhalen of jeugdboeken, leg deze dan ook in de leeshoek of lees ze voor. Zo kunnen de leerlingen hun stapelverhaal vergelijken met het originele verhaal. 140 STAPELVERHAAL

106 Andere mogelijkheden Variaties op een thema Je kan ook vertrekken van eenzelfde beginzin of fragment voor iedereen. Je vraagt aan de leerlingen om verschillende versies te schrijven: een grappige versie, een spannende versie, een griezelverhaal, een romantische versie,... Zo krijg je uiteindelijk toch heel verschillende stapelverhalen. Klasoverschrijdend Stapelverhalen kunnen ook door verschillende klassen worden geschreven, bv. door parallelklassen binnen dezelfde school, maar ook door klassen van verschillende scholen. De leerlingen krijgen per schrijfronde meer tijd (bv. vijftien à twintig minuten), zodat ze een langer stuk kunnen schrijven. Na de eerste schrijfronde gaat het verhaal naar de andere klas. De leerlingen van die klas schrijven een vervolg (tweede schrijfronde). Het verhaal komt terug en de leerlingen maken het verhaal af (derde schrijfronde). ICT Het is interessant als leerlingen van verschillende klassen of verschillende scholen hun verhaal op de computer kunnen maken en hun vervolgstukjes naar elkaar kunnen mailen. De stapelverhalen die af zijn, kunnen g d worden naar uitgeverij Kluitman: < Misschien worden ze wel gepubliceerd op hun website. Ook de website < publiceert verhalen van kinderen. Hoeken- en contractwerk Tijdens hoeken- en contractwerk kunnen de leerlingen aan een stapelverhaal van de klas werken. Eén duo begint met een verhaal en de andere leerlingen schrijven in duo s beurtelings verder. Het laatste duo breit een einde aan het verhaal. Spreek af hoeveel tekst elk duo schrijft, bijvoorbeeld maximum tien zinnen. Groeigedicht De leerlingen kunnen samen ook een groeigedicht maken, bijvoorbeeld over de klas. Eén duo schrijft de eerste regel en de andere leerlingen schrijven in duo s beurtelings een volgende regel. Als iedereen tevreden is over het resultaat, kan het gedicht worden opgehangen in de klas. STAPELVERHAAL 141

107 Voorbeelden S TA P E LV E R H A A L 142 derde leerjaar

108 Svan, de detective. Svan de detective werd opgebeld door een vrouw. Svan was niet getrouwd. Svan was een goede detective. Hij deed zijn werk graag. Je herkende hem direct aan zijn lange jas, zijn hoed, zijn vergrootglas en zijn geweer. Hij werd opgebeld door een vrouw. Ze hebben mijn kind ontvoerd riep ze ongerust en ook mijn kostbare diamant gestolen!.. Freya, Kimberley, Lyhne, Maelys 4 A Svan de detective ging op zoek naar de diamant en naar Tom, de zoon van de mevrouw. Plotseling vond hij een voetafdruk. Van wie zou die zijn? Svan nam zijn vergrootglas en bekeek de voetafdruk. Zou hij van Tom zijn? Svan ging naar de moeder van Tom en vroeg welke schoenen dat Tom aanhad. Maar de moeder van Tom wist het niet.. Redouan, Mounssif, Igor 4 B Dan maar iets anders verzinnen. Svan vraagt : Had Tom een gsm bij toen hij vertrok? De moeder zei: Ja, het nummer is Svan belt en Tom komt aan de lijn. Svan vraagt aan Tom waar hij is. Tom weet het niet. Wat nu.. Niels, Abdelaziz, Ruben, Victor 4 C Ik ben ontvoerd door twee gemaskerde mannen zegt Tom. Ik zit in een stal vastgebonden, met mijn voeten, aan een houten paal. Svan vraagt wat hij ziet. Tom zegt: Ik zie stro, houten muren en ik herinner mij dat ik iets zag glinsteren in een broekzak van een gemaskerde man. Ik denk dat het mams diamant was. Svan raadt Tom aan om rustig te blijven en zei: Laat de rest maar aan mij over... Lyhne, Kimberley, Maélys, Freya 4 A Hoelang duurde de autorit? vraagt Svan. Ik was ongeveer 30 minuten in de auto antwoordt Tom. Svan de detective keek op zijn kaart waar de dichtstbijzijnde boerderij ligt. Toen hij het op de kaart vond, reed hij er naartoe. Daar aangekomen.. Aziz, Mounssif, Redouan, Igor 4B zag hij niets of niemand. Maar hij hoorde een geluid. Hij ging op onderzoek en vond voetsporen die naar de schuur leidden. Hij zag Tom in de schuur. Svan keek of de dieven ook in de schuur waren. Tom zei: De dieven zijn in een andere schuur hier een beetje verder. Svan bevrijdde Tom en verwittigde, met zijn gsm, de politie. De politie kwam snel. Ze omsingelde de schuur waar de dieven zich schuil hielden. Na 10 min. pakte de politie de dieven op. Ze fouilleerden de dieven en vonden de diamant. Svan bracht Tom en de diamant terug naar de moeder. Svan zijn taak zat erop. Tevreden ging hij naar huis. vierde leerjaar Abdelaziz, Glenn, Niels, Ruben 4 C STAPELVERHAAL 143

109 Niet ver van waar ik woon, staat een raar, oud, leeg houten huis helemaal alleen aan de kant van de weg. Ik zou het wat graag van binnen willen bekijken maar de deur is altijd op slot, en wanneer ik door het raam kijk, zie ik alleen maar duisternis en stof Er waren eens een koning en een koningin die zo verschrikkelijk graag een kindje wilden hebben. De jaren gingen voorbij en ze kregen maar geen kindje totdat de koningin eindelijk zei: Zal ik eens naar de toverheks gaan? Dat zou ik nooit doen, zei de koning. Daar komt altijd narigheid van. Er woont er eentje vlakbij, zei de koningin kopieerblad STAPELVERHAAL 144 De ridder en zijn knaap hadden al drie dagen achter elkaar doorgereden, hoewel ze met zijn beiden maar één paard bezaten. Het grootste deel van de tijd had de knaap achterop gezeten bij zijn meester. Soms had hij achter hem aan gelopen. En soms waren ze allebei te voet gegaan om het paard wat rust te gunnen. Ze hadden maar weinig gezegd: de ridder niet, omdat hij dacht aan de geweldige taak die voor hem lag en de knaap niet, omdat het niet behoorlijk was te praten als de ridder hem niet eerst iets vroeg

110 Sprookje Doelgroep Tweede, derde graad Aard van de activiteit De leerlingen schrijven, individueel of in duo s, een sprookje om nadien voor te lezen aan kleuters van de derde kleuterklas of aan leerlingen van de eerste graad. Vooraf Maak de nodige afspraken met de betrokken leerkracht(en) van de derde kleuterklas of van de eerste graad: wanneer voorlezen, verdeling in groepjes,... Deze schrijfactiviteit wordt best in het thema sprookjes ingebed, zowel voor de schrijvende klas als voor de doelgroep. Lees enkele dagen voor je deze activiteit doet, dagelijks een onbekend sprookje (bv. uit andere culturen) of een grappig, hervormd sprookje (bv. uit Gruwelijke rijmen van Roald Dahl, De Fontein, Baarn) voor. Je kan ook aan de leerlingen vragen om hun lievelingssprookje of een minder bekend sprookje aan de klas of een groepje medeleerlingen voor te lezen. Doelstellingen De leerlingen schrijven een verhaal voor jongere kinderen. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekst, rekening houdend met handschrift, lay-out en gekende spellingsafspraken en -regels. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Sprookjesboeken Kopieerbladen p (optioneel) ET 4.4 ET 4.8 ET 4.7 ET 4.8 SPROOKJE 145

111 Lesverloop Introductie Klassikaal Er zijn een aantal sprookjes voorgelezen. Bespreek het volgende met de leerlingen: - Welk sprookje vind je het mooist? Waarom? - Hoe kan je zelf een sprookje schrijven? Zijn er bepaalde regels of is er een soort recept voor? - Wat is typisch voor een sprookje? Wat maakt een sprookje anders dan een gewoon verhaal? -... Laat de leerlingen vertellen vanuit hun ervaringen en noteer kort op het bord. Zaken die aan bod kunnen komen: - Een sprookje kan niet echt gebeuren, het is een fantasieverhaal. - Een sprookje begint met Er was eens of Heel lang geleden... - Een sprookje loopt goed af, vaak met En ze leefden nog lang en gelukkig. - Er zijn een aantal typische sprookjesfiguren: koningen, prinsen en prinsessen, boze stiefmoeders, kabouters, reuzen, heksen, tovenaars, draken, sprekende dieren (kikker, wolf, ezel,...), trollen, feeën, elfen, - Een sprookje speelt zich af op typische locaties: kasteel, sprookjesbos, heel oude huizen, molens, holen, wolken, oude bomen, in een ver land, Vertel de leerlingen dat jongere kinderen ook van sprookjes houden. Vraag aan de leerlingen of ze zelf een sprookje willen schrijven om voor te lezen aan een groepje kleuters van de derde kleuterklas of aan een groepje leerlingen van de eerste graad. Brainstorm gezamenlijk kort over de doelgroep: - Sprookje schrijven: Waarop moet je letten bij een verhaal voor jongere kinderen? Misschien moet je opletten dat het sprookje niet te griezelig, te moeilijk of te lang wordt voor de jongere luisteraars? - Sprookje voorlezen: Hoe pak je dat aan, voorlezen aan jongere kinderen? Zijn er leerlingen die soms voorlezen aan een broertje of zusje van die leeftijd? Hoe doe je dat? Kern 146 SPROOKJE In duo s De leerlingen schrijven in duo s hun eigen sprookje. Ze schrijven eerst een kladversie. De leerlingen mogen hun fantasie de vrije loop laten en volledig zelf een sprookje bedenken. Leerlingen die wat meer houvast nodig hebben, kan je als volgt voorthelpen:

112 - Je kan beginfragmenten van onbekende sprookjes aanbieden en deze laten afwerken. - Je kan een aantal sprookjesfiguren, die de leerlingen hebben aangebracht tijdens de brainstorm, op kaartjes schrijven. Doe hetzelfde met typische locaties (zie brainstorm) en voorwerpen (bv. zwaard, sleutel, diamant, schatkist, toverdrank, pot, brief, boek, ring, schoen,...). Het duo trekt drie kaartjes en schrijft een sprookje waarin deze figuur, deze locatie en dit voorwerp voorkomen. - Leerlingen kunnen verschillende bekende sprookjes met elkaar vermengen tot een nieuw verhaal. - Ze kunnen vertrekken van hun lievelingssprookje en daaraan dingen veranderen, zodat het toch een ander verhaal wordt. (Bv. Sneeuwwitje woont in een stad.) ENKELE VOORBEELDEN VAN BEGINFRAGMENTEN (zie ook kopieerbladen p ) Er was eens een prinsje dat niet wilde leren. Dat is erg voor een prinsje! Hij heette Hajonides en hij wilde wel knikkeren, tollen, vlinders vangen en belletje trekken, maar leren wou hij niet. Iedereen was wanhopig, want wat moet je met een domme prins? De knapste schoolmeesters van het land hadden al geprobeerd om prins Hajonides les te geven, maar zodra ze tegen hem gingen praten viel hij in slaap en was niet meer wakker te krijgen. Eindelijk zei de koning, zijn vader: Het moet nu maar eens uit zijn! We zullen de grote tovenaar Merlijn laten komen. Die is zo knap en zo machtig: hij zal onze Hajonides wel lezen en rekenen kunnen bijbrengen... (Beginfragment van De prins wilde niet leren, uit: Misschien wel echt gebeurd. De 43 sprookjes en verhalen, Annie M.G. Schmidt, Querido, Amsterdam.) Nu ons zoontje is geboren, zei de koningin, zullen we een groot doopfeest houden. Heel goed, liefste, zei de koning. Als je tante Oena maar weglaat. Waarom? vroeg de koningin. Tante Oena zou woedend zijn als we haar geen uitnodiging stuurden. Denk erom dat ze toverkracht heeft! Daar ben ik juist zo bang voor, zuchtte de koning. Stel je voor dat ze een wens uitspreekt bij de wieg. En stel je voor dat het een boze wens is. Kom, kom, zei de koningin. Tante Oena houdt van ons. Ze zal ons kindje enkel het goede wensen. Het doopfeest werd gehouden in de tuin. Alle fonteinen spoten rozenwater en er brandden zeshonderd blauwe gloeilampjes tussen de jasmijn. Hertoginnen en vorsten met gouden kroontjes verdrongen zich om de wieg en streelden het hoofdje van de baby. Het laatst kwam tante Oena... (Beginfragment van Roel-met-gevoel, uit: Misschien wel echt gebeurd. De 43 sprookjes en verhalen, Annie M.G. Schmidt, Querido, Amsterdam.) SPROOKJE 147

113 LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Als leerlingen vastzitten, kan je hen door gerichte vragen of een kleine suggestie weer op weg helpen. - Je leest: De prins gaat op pad. Zal hij de prinses zomaar kunnen bevrijden of denk je dat er nog problemen opduiken? Wat zou er kunnen gebeuren? - Zijn het allemaal goede feeën of zit er ook een slechte tussen? Wat zou die slechte fee kunnen wensen? Stel je bij het lezen op als nieuwsgierige, onwetende lezer. Stel je in de plaats van de doelgroep: wat zou voor jongere kinderen onduidelijk kunnen zijn? Let vooral op de verhaallijn: heeft het verhaal een logische opbouw? - Dit begrijp ik niet goed. Waarom gaat die reus nu plots...? - Daarnet zat de wolf toch nog in het kasteel? - Waar komt die heks ineens vandaan? - Waarom is het jongetje nu verdrietig? Ook een verkeerd gebruik van verwijswoorden kan verwarrend zijn. - Wie bedoel je met ze? Is dat het meisje of de boze stiefmoeder? - Je schrijft daar : welke plek bedoel je daarmee? Geef veel positieve feedback. - Dat is goed gevonden! - Dat is een leuk idee. Schrijf op. - Dit vind ik een mooi, grappig, spannend,... stukje. - Amai, die heks zou ik niet graag tegenkomen! - De kleuters zullen ervan genieten! Zie ook deel 1, p. 20 In groepen van vier Als de leerlingen klaar zijn met hun eerste versie, vormen ze groepen van vier en lezen ze hun sprookje expressief aan elkaar voor. Vertel de leerlingen dat dit een oefening is voor het echte voorlezen aan de doelgroep. Spreek af dat - in deze testfase - het verhaal onderbroken mag worden als de toehoorders niet meer kunnen volgen: voor de auteurs is dit een signaal dat het sprookje nog bijgeschaafd moet worden. 148 SPROOKJE Elk sprookje wordt (tijdens en) onmiddellijk na het voorlezen kort besproken. De leerlingen proberen zich zo goed mogelijk in te leven in de jongere luisteraar. - De toehoorders vragen uitleg bij wat ze niet goed begrijpen. - De toehoorders geven aan wat ze onlogisch, vreemd vinden. - De toehoorders geven tips om het sprookje nog beter te maken, rekening houdend met de doelgroep. De auteurs duiden aan in de tekst of noteren kort.

114 De leerlingen geven elkaar ook feedback over het voorlezen zelf: was het verstaanbaar? Luid genoeg? Ging het niet te snel? Klassikaal Bespreek kort klassikaal: - Hoe is het voorlezen en de bespreking van de sprookjes in de groepjes verlopen? Wat leren jullie hieruit? - Wat zouden jullie nog kunnen doen om het luisteren naar het sprookje nog aangenamer te maken voor jongere toehoorders? (o.a. tijdens het voorlezen een illustratie tonen) Spreek af met de leerlingen dat ze een fragment uit hun sprookje illustreren op een apart blad (A4 of A3). Ze mogen kiezen hoe ze dit doen: een tekening in zwart-wit of in kleur, een collage,... In duo s De duo s schrijven de definitieve versie van hun sprookje, rekening houdend met de suggesties, en maken er een illustratie bij. De leerlingen kunnen samen aan één illustratie werken of ervoor kiezen om twee illustraties te maken. Op het afgesproken tijdstip lezen de leerlingen hun sprookje expressief voor aan een groepje jongere kinderen. Suggesties in verband met organisatie: - De klasgroepen waaraan voorgelezen wordt, worden ingedeeld in groepjes van vier. Elk groepje luistert naar twee sprookjes. - De groepjes zitten verspreid in verschillende lokalen. - De leerlingen kunnen ook op verschillende momenten gaan voorlezen in een andere klas. Je kan de leerlingen bijvoorbeeld in twee groepen verdelen die elk op een andere dag gaan voorlezen. Klassikaal Afsluiting Houd na het voorlezen een korte nabespreking: - Hoe werd jullie sprookje door de kinderen onthaald? Hoe waren de reacties? Vonden de kinderen het een leuk sprookje? Waren ze betrokken bij het verhaal? Konden ze het verhaal volgen? - Hoe verliep het voorlezen aan een jonger publiek? Was het moeilijk, spannend,...? Vonden jullie het zelf fijn om te doen? - Zijn er dingen die jullie een volgende keer anders zouden aanpakken? Tenslotte worden de sprookjes gebundeld in Ons sprookjesboek. Het sprookjesboek krijgt een plaatsje in de leeshoek, zodat iedereen er vrij in kan lezen. De sprookjesbundel kan ook uitgeleend worden aan een andere klas. SPROOKJE 149

115 Tip Als er werd voorgelezen aan leerlingen van de eerste graad, kunnen deze individueel een bedankkaartje maken en schrijven voor een specifieke voorlezer. (Vergelijk met de activiteit Wenskaart, p. 37). Zorg ervoor dat elke voorlezer een bedankkaartje krijgt. Bespreek dit vooraf met de betrokken leerkracht(en). Andere mogelijkheden ICT Laat de leerlingen hun sprookje op de computer maken of hun definitieve versie intypen. Als je niet over voldoende computers beschikt, laat je de leerlingen hun sprookje intypen tijdens hoeken- of contractwerk. De sprookjes kunnen g d worden naar uitgeverij Kluitman: < Misschien worden ze wel gepubliceerd op hun website. Ook op de website < worden verhalen van kinderen gepubliceerd. Dramatiseren De leerlingen kunnen hun zelfgeschreven sprookjes met behulp van medeleerlingen uitbeelden (met verkleedkleren,...). De sprookjes kunnen zelfs worden opgenomen op video en getoond aan andere leerlingen. Poppenspel In plaats van voor te lezen, kunnen de leerlingen van hun sprookje een poppenspel maken en dat opvoeren voor jongere kinderen. Ze werken met bestaande poppenkastpoppen of maken zelf poppen (tijdens lessen muzische vorming). Groeperingsvorm Je kan leerlingen die graag helemaal alleen een sprookje schrijven, individueel laten werken. Wijs er wel op dat ze hun verhaal dan ook alleen zullen moeten voorlezen aan een groepje kinderen. 150 SPROOKJE Hoeken- en contractwerk De leerlingen kunnen tijdens hoeken- en contractwerk een verhaal schrijven voor het sprookjes- of verhalenboek van de klas. De definitieve versie van het verhaal wordt in dit boek geplakt. Leerlingen die graag schrijven, kunnen meerdere verhalen schrijven. Verhalen schrijven voor het verhalenboek van de klas kan ook een vrijblijvende uitloper zijn van de klassikale activiteit.

116 Voorbeelden buitengewoon onderwijs, niveau derde leerjaar SPROOKJE 151

117 tweede leerjaar SPROOKJE 152

118 Titel:... Er was eens een prinsje dat niet wilde leren. Dat is erg voor een prinsje! Hij heette Hajonides en hij wilde wel knikkeren, tollen, vlinders vangen en belletje trekken, maar leren wou hij niet. Iedereen was wanhopig, want wat moet je met een domme prins? De knapste schoolmeesters van het land hadden al geprobeerd om prins Hajonides les te geven, maar zodra ze tegen hem gingen praten viel hij in slaap en was niet meer wakker te krijgen. Eindelijk zei de koning, zijn vader: Het moet nu maar eens uit zijn! We zullen de grote tovenaar Merlijn laten komen. Die is zo knap en zo machtig: hij zal onze Hajonides wel lezen en rekenen kunnen bijbrengen kopieerblad SPROOKJE 153

119 Titel:... Nu ons zoontje is geboren, zei de koningin, zullen we een groot doopfeest houden. Heel goed, liefste, zei de koning. Als je tante Oena maar weglaat. Waarom? vroeg de koningin. Tante Oena zou woedend zijn als we haar geen uitnodiging stuurden. Denk erom dat ze toverkracht heeft! Daar ben ik juist zo bang voor, zuchtte de koning. Stel je voor dat ze een wens uitspreekt bij de wieg. En stel je voor dat het een boze wens is. Kom, kom, zei de koningin. Tante Oena houdt van ons. Ze zal ons kindje enkel het goede wensen. Het doopfeest werd gehouden in de tuin. Alle fonteinen spoten rozenwater en er brandden zeshonderd blauwe gloeilampjes tussen de jasmijn. Hertoginnen en vorsten met gouden kroontjes verdrongen zich om de wieg en streelden het hoofdje van de baby. Het laatst kwam tante Oena... kopieerblad SPROOKJE

120 Griezelverhaal Doelgroep Tweede, derde graad Aard van de activiteit De leerlingen schrijven, individueel of in duo s, een griezelverhaal. Ze lezen het verhaal voor aan hun klasgenoten. De verhalen worden daarna gebundeld in het Groot Griezelboek van de klas. Vooraf Deze schrijfactiviteit wordt bij voorkeur in het thema griezelen ingebed. Zoek een goed griezelverhaal, aangepast aan de leeftijd van je leerlingen. Enkele auteurs van griezelverhalen: Patrick Lagrou, Eddy Bertin, Anthony Horowitz, Paul van Loon, Walter Soethoudt, Tais Teng, het Griezelgenootschap,... Creëer een griezelige sfeer: verduister het klaslokaal of trek met de leerlingen naar een griezelige locatie (bv. de zolder), steek kaarsjes aan, zorg voor aangepaste muziek,... Doelstellingen De leerlingen schrijven een verhaal voor leeftijdsgenoten. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekst, rekening houdend met handschrift, lay-out en gekende spellingsafspraken en -regels. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Griezelverhaal (zie vooraf) ET 4.4 ET 4.8 ET 4.7 ET 4.8 GRIEZELVERHAAL 155

121 Lesverloop Introductie Klassikaal Verzamel de leerlingen in een luisterkring en lees een griezelverhaal voor. Neem hiervoor voldoende tijd, zodat de leerlingen in de juiste sfeer komen. Bespreek nadien kort met de leerlingen: - Vonden jullie het een griezelig, spannend verhaal? - Wat vonden jullie extra griezelig? - Lezen jullie graag griezelverhalen? Stel voor aan de leerlingen om met de klas een griezelgenootschap te vormen en zelf een griezelverhaal te schrijven. De leerlingen zullen hun griezelverhaal zo griezelig mogelijk aan elkaar voorlezen. De griezelverhalen worden nadien gebundeld in het Groot Griezelboek van de klas. Opmerking Het griezelgenootschap kan nog andere dingen doen, zoals griezelboeken lezen en hierover praten,... Griezelboeken zijn immers dankbaar materiaal om leerlingen die niet graag lezen, toch aan het lezen te krijgen. Brainstorm samen met de leerlingen: - Hoe zouden jullie aan een griezelverhaal beginnen? - Welke akelige figuren komen in griezelverhalen voor? (Bv. spoken, geesten, duivels, mummies, vampieren, weerwolven, heksen, tovenaars, magiërs, vreemde wezens, raven, vleermuizen, slangen, zwarte katten, uilen,...) - Op welke plaatsen spelen griezelverhalen zich meestal af? (Bv. op kerkhoven, in onderaardse gangen en kelders, in donkere wouden, in griezelkastelen, in bouwvallige huizen,...) - Wanneer spelen griezelige gebeurtenissen zich vaak af? (Bv. s nachts, om middernacht, bij valavond, bij volle maan, op vrijdag de dertiende,...) 156 GRIEZELVERHAAL Individueel / In duo s De leerlingen schrijven hun eigen griezelverhaal. Ze mogen zelf kiezen of ze alleen of in duo s een griezelverhaal uitwerken. Ze schrijven eerst een kladversie en houden hun verhaal voorlopig nog geheim voor de rest van de klas. De leerlingen mogen hun fantasie de vrije loop laten en volledig zelf een griezelverhaal verzinnen. Leerlingen die wat meer houvast nodig hebben, kan je als volgt voorthelpen: - Je kan beginfragmenten of beginzinnen van griezelverhalen aanbieden en de Kern

122 leerling hieruit één laten kiezen om af te werken. - Je kan leerlingen een vervolg laten schrijven op het kortste griezelverhaal ter wereld (van Frederic Brown): De laatste mens op aarde zat alleen in een kamer. Er werd op de deur geklopt... - Leerlingen kunnen een nachtmerrie die ze hadden, neerschrijven als griezelverhaal. LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Als leerlingen vastzitten, kan je hen door gerichte vragen weer op weg helpen. Stel vooral vragen die de leerlingen uitdagen om nog concreter of nog stouter te worden. Zo kunnen ze ook de spanning opdrijven. - Je leest: De man loopt alleen op het bospad. Maakt dat een bepaald geluid? Hoort hij iets terwijl hij loopt? (Bv. Hoort hij zijn eigen hart kloppen?) Is het donker of bijna donker? Achtervolgt iets of iemand hem? - Je leest: Hij graaft een schedel op. Graaft hij die op met zijn handen? Is hij zenuwachtig? (Bv. Loert hij constant rond?) Wat voor schedel is het? - Beweegt het (zogezegde) lijk misschien nog een beetje? Hoe komt dat? Stel je bij het lezen op als nieuwsgierige, onwetende lezer. Stel je in de plaats van de medeleerlingen: - Zouden zij het verhaal spannend genoeg vinden? Wordt de spanning goed opgebouwd? Zo niet, bespreek met de leerling hoe het beter kan. - Wat zou voor hen onduidelijk kunnen zijn, zodat ze het verhaal niet kunnen volgen? Bespreek met de leerling hoe het beter kan. Neem de leerlingen het denkproces niet uit handen, maar spoor hen aan om zelf oplossingen te zoeken. Geef veel positieve feedback. - Dat is goed gevonden! Schrijf op. - Dit vind ik een griezelig, spannend stukje. - Ik krijg er zelf de kriebels van. Zie ook deel 1, p. 20 Klassikaal Op het afgesproken tijdstip, op een geschikte locatie en eventueel met bijpassende attributen, lezen de leerlingen hun griezelverhaal expressief voor aan de rest van de klas. Observeer zelf of de leerlingen betrokken zijn bij het verhaal: op welke momenten wel? Wanneer niet? Waaraan ligt dat? Breng je bevindingen ter sprake tijdens de bespreking. Elk griezelverhaal wordt onmiddellijk na het voorlezen kort besproken door de toehoorders: - Ze geven aan wat ze goed, griezelig, spannend vinden in het verhaal. - Ze vragen uitleg bij wat ze niet goed begrijpen. - Ze geven tips om het verhaal nog griezeliger te maken. GRIEZELVERHAAL 157

123 De auteurs duiden aan in de tekst of noteren kort. Opmerking Las verschillende voorleesmomenten in. Bijvoorbeeld: gedurende een week lezen elke dag vijf leerlingen hun griezelverhaal voor. Trek hiervoor voldoende tijd uit, zodat elk verhaal tot zijn recht komt. Doe dit bij voorkeur niet op het einde van de dag, omdat dan de kans bestaat dat niet alle betrokken leerlingen aan bod komen. Geef de leerlingen de gelegenheid om het voorleesmoment voor te bereiden, bijvoorbeeld tijdens hoeken- of contractwerk. Individueel / In duo s De leerlingen schrijven de definitieve versie van hun griezelverhaal, rekening houdend met de suggesties van hun medeleerlingen. Ze illustreren hun verhaal als ze dat willen. Een groepje De griezelverhalen worden gebundeld in het Groot Griezelboek. Een eindredactieploeg maakt een aangepaste kaft en schrijft een inhoudstafel, een stukje voor op de flap, een korte introductie bij het boek,... Zij doen dit bijvoorbeeld tijdens hoekenwerk. Klassikaal Houd een korte nabespreking: - Zijn de leerlingen tevreden over de griezelverhalen in het Groot Griezelboek? - Hoe verliep het voorlezen aan de klasgenoten? Was het moeilijk, spannend,...? Vonden de leerlingen het zelf fijn om te doen? - Zijn er dingen die ze een volgende keer anders zouden aanpakken? Het Groot Griezelboek krijgt een plaatsje in de leeshoek, zodat iedereen er vrij in kan lezen. Het boek kan ook uitgeleend worden aan een andere klas. Afsluiting 158 GRIEZELVERHAAL

124 vierde leerjaar G R I E Z E LV E R H A A L Voorbeelden 159

125 Andere mogelijkheden ICT Laat de leerlingen hun griezelverhaal op de computer maken of hun definitieve versie intypen. Als je niet over voldoende computers beschikt, laat je de leerlingen hun griezelverhaal intypen tijdens hoeken- of contractwerk. Griezeljury De leerlingen vormen in groepjes een griezeljury en lezen als jury een aantal griezelverhalen van medeleerlingen (dus niet hun eigen griezelverhaal). Elk groepje kiest hieruit zijn favoriete griezelverhaal en verantwoordt zijn keuze. Op de andere verhalen geven ze eventueel ook feedback en tips om het nog griezeliger te maken. De verkozen griezelverhalen krijgen een ereplaats in het Groot Griezelboek van de klas. De beste griezelverhalen kunnen bijvoorbeeld ook doorg d worden naar uitgeverij Kluitman < Misschien worden ze wel gepubliceerd op hun website. Ook op de website < worden verhalen van kinderen gepubliceerd. Hoorspel De leerlingen lezen hun griezelverhaal in op een cassette. Dat geeft extra mogelijkheden, bijvoorbeeld om muziekfragmenten en andere geluiden toe te voegen. De leerlingen hebben de kans om stukjes opnieuw op te nemen, bijvoorbeeld als ze horen dat ze te snel spreken. Dit kan ook een goed alternatief zijn voor leerlingen die niet graag aan een groep voorlezen. De cassette wordt klassikaal beluisterd of krijgt een plaatsje in de luisterhoek. De cassettes kunnen worden uitgeleend aan een andere klas. De leerlingen kunnen zelf een flapje maken met een (al dan niet) wervende tekst om het griezelverhaal (niet) te beluisteren. Klasoverschrijdend De leerlingen kunnen met de parallelklas, met de hele tweede en/of derde graad een Groot Griezelboek samenstellen. 160 GRIEZELVERHAAL

126 Doelgroep Tweede, derde graad Aard van de activiteit De leerlingen maken individueel een affiche waarop ze reclame maken voor een boek dat ze erg goed vinden. Daarna stellen ze hun affiche voor tijdens een postertentoonstelling. Reclame voor een boek Vooraf De leerlingen hebben allemaal al verscheidene boeken gelezen. Vraag hen om één verhalend of informatief boek mee te brengen dat ze erg goed vinden, maar dat nog niet veel klasgenootjes gelezen hebben. Via deze activiteit werk je ook aan leesbevordering. Deze activiteit komt pas ten volle tot zijn recht als je: voor een ruim en gevarieerd aanbod van kinderboeken zorgt: informatieve boeken, verhalende boeken, stripverhalen, poëzie, kindertijdschriften, alles wat (ook zwakkere) leerlingen aan het lezen kan krijgen. Ga daarvoor regelmatig met de leerlingen naar de bibliotheek of zorg voor een uitgebreide klas- of schoolbibliotheek; alle leerlingen ook in de klas regelmatig de gelegenheid geeft om in zelfgekozen boeken te lezen. Maak hiervoor voldoende tijd; als er regelmatig gepraat wordt over gelezen boeken, bijvoorbeeld tijdens een leeskring. Doelstellingen De leerlingen schrijven een oproep aan bekende leeftijdsgenoten. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekst, rekening houdend met handschrift, lay-out en gekende spellingsafspraken en regels. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Per leerling: gelezen boek (zie vooraf) flap en stiften ET 4.2 ET 4.8 ET 4.7 ET 4.8 RECLAME VOOR EEN BOEK 161

127 Lesverloop Introductie Klassikaal Vertel de leerlingen dat ze vandaag rond boeken zullen werken. Maar in plaats van een kringgesprek te houden over interessante boeken, zullen de leerlingen schriftelijk reclame maken voor een boek. Ze mogen een boek dat ze erg goed vinden, aanprijzen via een affiche. Spreek af dat de tekst op de affiche wervend moet zijn en voldoende informatie moet bevatten. De tekst moet een antwoord bieden op de vraag: waarom zouden andere leerlingen het boek moeten lezen? In duo s Verdeel de leerlingen in duo s. Laat de duo s aan elkaar vertellen over het boek dat ze hebben meegebracht: waarom hebben ze dit boek gekozen? Waarom zouden anderen het ook moeten lezen? Ze bespreken met elkaar hoe ze hun boek het best kunnen voorstellen op een affiche. Kern Individueel De leerlingen gaan vervolgens individueel aan de slag. Ze maken een ontwerp van een affiche. Ze kunnen steeds bij hun partner terecht voor goede raad. 162 RECLAME VOOR EEN BOEK LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Ga eerst langs bij leerlingen die niet onmiddellijk weten hoe eraan te beginnen. Denk samen met de leerling na over wat hij over het boek kan schrijven. Stel voldoende vragen: - Wat vind jij zelf zo goed aan dit boek? Hoe kan je dat opschrijven? - Waarover gaat het boek? Hoe kan je dat opschrijven? - Aan welk soort lezer zou je dit boek specifiek aanraden? Misschien kan je daarover iets schrijven? Stel je bij het lezen op als geïnteresseerde, onwetende lezer: - Is de boodschap duidelijk voor iemand die het boek niet gelezen heeft? - Bij wat onduidelijk is, vraag je meer uitleg. Laat de leerling vervolgens zelf zijn tekst aanpassen. Help hem op weg en kom later nog eens terug om het resultaat te bekijken: is het nu duidelijker? - Is de boodschap wervend genoeg geformuleerd? Spreekt de affiche aan?

128 Geef veel positieve feedback. - Dit lijkt me een leuk / interessant boek. - Dit boek zou ik zelf graag willen lezen. Zie ook deel 1, p. 20 Als het ontwerp klaar is, maken de leerlingen een affiche. Ze krijgen elk een flap en mogen alles doen om hun boek zo aantrekkelijk mogelijk voor te stellen: werken met kleuren, tekeningen,... Laat de leerlingen ook hun eigen naam op hun affiche zetten, zodat andere leerlingen weten bij wie ze terecht kunnen voor meer informatie. Klassikaal De affiches worden in de klas opgehangen. Leg indien mogelijk het boek waarover het gaat, erbij. De leerlingen bezoeken de postertentoonstelling. Ze krijgen de gelegenheid om alle affiches te bekijken, uitleg te vragen, eventueel het boek zelf te doorbladeren,... Laat de leerlingen tijdens een korte klassikale nabespreking vertellen welk van de voorgestelde boeken ze nu (als eerste) willen lezen en waarom. Opmerking De aangeprezen boeken zouden een tijdje beschikbaar moeten zijn voor de medeleerlingen. Dan is het leesbevorderende effect van deze activiteit nog groter. Afsluiting RECLAME VOOR EEN BOEK 163

129 Andere mogelijkheden Posterpresentatie Je kan aan deze schrijfactiviteit een spreekopdracht koppelen. Tijdens een spreekbeurt stellen leerlingen hun affiche kort voor. Dit gebeurt niet klassikaal, maar in groepjes: vier leerlingen presenteren gelijktijdig hun affiche, elk aan een ander groepje leerlingen. Zij doen dit vier keer na elkaar, telkens aan een ander groepje. Dus: vier groepjes leerlingen luisteren via een doorschuifsysteem naar vier posterpresentaties. De luisteraars mogen natuurlijk uitleg vragen. Organiseer dit spreekmoment enkele keren, totdat alle leerlingen hun boek hebben kunnen voorstellen. Spreek goed af hoeveel tijd de sprekers krijgen om, aan de hand van hun affiche, reclame te maken voor hun boek (bv. vijf minuten). Voordelen van deze werkwijze zijn de volgende: - De affiche geeft de sprekers houvast. - De leerlingen moeten niet voor een grote groep spreken. - De leerlingen hebben de kans om hun verhaal bij te schaven omdat ze het enkele keren vertellen. Het Schrijfpaleis Reclame voor een boek kan ook opgenomen worden in een kindertijdschrift dat de leerlingen maken: zie activiteit Kindertijdschrift, p Reclame voor een boek kan ook een opdracht zijn bij het invullen van een leesfiche: zie activiteit Leesfiches, p RECLAME VOOR EEN BOEK Meer informatie over leesonderwijs In het boek Leesrijk school- en klasklimaat vind je een schat aan le(e)sideeën voor het basisonderwijs. (Colpin M., Ramaut G., Timmermans S., Van den Branden K., Vandenbroucke M., Van Gorp K., Steunpunt Nederlands als Tweede Taal, Garant, Antwerpen.) Ook op de website van Stichting Lezen (< vind je heel wat informatie rond lezen.

130 Uitnodiging voor het Doelgroep Eerste, tweede, derde graad Aard van de activiteit De leerlingen schrijven in duo s een uitnodiging voor het schoolfeest. Ze doen dit voor hun ouders en/ of grootouders. Vooraf Verzamel uitnodigingen voor verschillende gelegenheden: voor een verjaardagsfeestje, voor de restaurantdag van de jeugdbeweging, voor een trouwfeest, voor een geboortefeest, voor de opening van een zaak,... Zorg ervoor dat er ook voldoende variatie is op het vlak van de vorm: uitnodigingen in briefvorm, als kaartje, als advertentie in het plaatselijke tijdschrift of krantje,... schoolfeest Doelstellingen De leerlingen schrijven een uitnodiging aan een bekende volwassene. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekst, rekening houdend met handschrift, lay-out en gekende spellingsafspraken en -regels. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Uitnodigingen voor verschillende gelegenheden (zie vooraf) Per duo: kopie van enkele voorbeeld uitnodigingen Per leerling: stevig papier knutselmateriaal, stiften, kleurpotloden,... ET 4.2 ET 4.8 ET4.7 ET 4.8 UITNODIGING VOOR HET SCHOOLFEEST 165

131 Lesverloop Introductie Klassikaal Houd naar aanleiding van het naderende schoolfeest een kort gesprek met de leerlingen. Laat de leerlingen vertellen vanuit hun ervaring en vul aan indien nodig. - Wat gebeurt er op die dag allemaal op school? Wat kan er die dag allemaal gebeuren? (optredens, tentoonstelling van leerlingenkunstwerkjes, rondleiding door leerlingen, Vlaamse kermis, tombola,...) - Hoe kunnen we ouders, grootouders, buren, aanmoedigen om naar het schoolfeest te komen? (Je kan erover vertellen, een affiche maken, een uitnodiging maken, ) Tip Dit is een gelegenheid om de leerlingen meer te betrekken bij de invulling en de organisatie van het schoolfeest. 166 UITNODIGING VOOR HET SCHOOLFEEST Stel voor aan de leerlingen om een uitnodiging te maken voor de ouders of grootouders. Opmerking Als je merkt dat (een aantal van) je leerlingen niet goed weten wat een uitnodiging is, ga er dan dieper op in. Misschien hebben ze al eens een uitnodiging gekregen voor een verjaardagsfeestje. Toon hen enkele voorbeelden van uitnodigingen. Verdeel de leerlingen in heterogene duo s. In duo s Laat de leerlingen in duo s even brainstormen over wat er in de uitnodiging aan bod moet komen: wat moeten de mensen weten over het schoolfeest? (Wanneer? Hoe laat? Wat is er allemaal te doen? ) Ze noteren hun bevindingen op een kladblaadje. Klassikaal Houd vervolgens een klassikale brainstorm waarin de ideeën uit de verschillende groepjes worden samengebracht. Noteer de opgesomde ideeën kort op het bord. Laat de leerlingen de informatie die op het bord staat, vergelijken met de informatie die ze terugvinden in enkele voorbeelduitnodigingen.

132 Bespreek vervolgens met de leerlingen: - Wat is belangrijke, noodzakelijke informatie? - Wat is interessante bijkomende informatie? (tweede, derde graad) Ga aan de hand van de voorbeelduitnodigingen met de leerlingen ook in op de vorm: Welke uitnodiging vind je de leukste? Welke spreekt je het meest aan? Waaraan ligt dat? (Bv. lay-out, kleuren, tekening, formulering,...) Kern In duo s De leerlingen schrijven in duo s een uitnodiging. Ze schrijven eerst een kladversie. Laat de zwakkere schrijver noteren. LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Stel je bij het lezen in de plaats van de ouders of grootouders. Geef als geïnteresseerde lezer in deze fase vooral feedback op de inhoud. Staat alle nodige informatie erin? - Waarvoor worden je (groot-)ouders uitgenodigd? - Om hoe laat begint het? - Wat is er allemaal te doen? Is het begrijpelijk voor iemand anders? - Wat bedoel je met (...)? - Wat heb je hier geschreven? Dit kan ik niet goed lezen. Is het een uitnodigend tekstje? Krijg je zin om er naartoe te komen? Zie ook deel 1, p. 20 Opmerking Voor leerlingen van de eerste graad is het reeds voldoende als hun uitnodiging de noodzakelijke informatie (wat, wanneer, waar, aanvangsuur) bevat. Zij kunnen hun uitnodiging aantrekkelijk maken door in hun definitieve versie met kleur te werken en illustraties toe te voegen,... Vanaf de tweede graad besteed je meer aandacht aan interessante bijkomende informatie (programma, activiteiten, eten, tombola,...), aan formulering en stijl. Als de duo s klaar zijn, vraag je hen om hun tekstje goed na te lezen: - Zijn we belangrijke informatie vergeten? - Staan er nog schrijffouten in? Een uitnodiging moet immers zo goed mogelijk geschreven zijn. Haal vervolgens de uitnodigingen op om ze zelf nog eens na te kijken. Duid onduidelijkheden aan en schrijffouten tegen regels en onthoudwoorden die de leerlingen zouden moeten kennen. Verbeter zelf de andere fouten. UITNODIGING VOOR HET SCHOOLFEEST 167

133 Laat de duo s daarna hun uitnodiging zelf verbeteren. Individueel De leerlingen schrijven individueel hun uitnodiging mooi over (of typen ze in duo s in op de computer). Ze zoeken naar manieren om hun uitnodiging nog aantrekkelijker te maken. Ze kunnen letters uit een krant knippen en opkleven, letters versieren, er een tekening bij maken, op gekleurd papier schrijven, Individueel De uitnodigingen worden meegegeven voor de ouders of grootouders. De leerlingen kunnen eventueel een kopie van de uitnodiging bezorgen aan andere bekenden die ze graag op het schoolfeest willen uitnodigen (bv. buren, peter of meter,...). Afsluiting 168 UITNODIGING VOOR HET SCHOOLFEEST

134 Andere mogelijkheden Andere gelegenheden Je kan de leerlingen ook voor andere gelegenheden een uitnodiging laten maken: - voor de opendeurdag van de school; - voor de Halloweentocht of carnavalstoet van de school; - voor een toonmoment in de klas (een voorstelling, een tentoonstelling,...); -... De uitnodiging die de leerlingen schrijven, kan gericht zijn aan bekende volwassenen, maar ook aan andere leerlingen. Bijvoorbeeld: in de activiteit Fantasiedier (p. 93) kunnen de leerlingen medeleerlingen schriftelijk uitnodigen om hun minizoo te bezoeken. Eerste graad In de eerste graad kan je ook de introductie eenvoudiger aanpakken: via een klassikale brainstorm wordt de voorkennis opgeroepen in verband met het gegeven schoolfeest en uitnodiging. Gebruik enkel een uitnodiging voor een verjaardagsfeestje als voorbeeld; daarmee zijn de leerlingen immers het meest vertrouwd. Waak er wel over dat de leerlingen voldoende inbreng hebben en dat het geen overschrijfactiviteit wordt. Derde graad Je kan de leerlingen na een korte introductie onmiddellijk in duo s aan de slag laten gaan. De duo s brainstormen over hun uitnodiging en schrijven een kladversie. Vervolgens wordt de klas in drie of vier feedbackgroepen verdeeld. Elke feedbackgroep leest een aantal uitnodigingen van medeleerlingen (dus niet hun eigen uitnodiging) om er de beste uit te kiezen. (Mogelijk doel: de beste uitnodiging wordt in de schoolkrant opgenomen of op de website van de school gezet.) De leerlingen moeten binnen hun groep tot een consensus komen en kunnen aangeven waarom ze precies die uitnodiging de beste vinden. (Zo expliciteren ze de criteria die ze gehanteerd hebben.) Daarna brengt een afgevaardigde van elke feedbackgroep verslag uit aan de rest van de klas: ze vertellen beurtelings welke uitnodiging volgens hun groepje de beste is en waarom ze dat vinden. Daarop volgt een klassikale bespreking. De duo s bekijken vervolgens hun eigen kladversie opnieuw, brengen verbeteringen aan en schrijven de definitieve versie van hun uitnodiging. Affiches De leerlingen ontwerpen een affiche om het schoolfeest aan te kondigen. De affiches worden op verschillende plaatsen opgehangen. UITNODIGING VOOR HET SCHOOLFEEST 169

135

136 Opdrachtentocht Doelgroep Eerste graad Aard van de activiteit De leerlingen schrijven in duo s een opdracht op een kaartje. De kaartjes worden aan elkaar geniet tot een boekje. Alle leerlingen van de klas voeren gezamenlijk de opdrachten na elkaar uit, tijdens een tochtje door de school. Vooraf Maak zelf een opdrachtenboekje: schrijf enkele eenvoudige opdrachten op kaartjes en niet de kaartjes aan elkaar. Bijvoorbeeld: - Ga naar de gang. Tel stil de kapstokken van onze klas. - Wandel naar de speelplaats op een gekke manier. Ga telkens twee passen vooruit en één pas achteruit. - Huppel over de speelplaats tot de juf stop zegt. - Ga allemaal in een kring staan. Zing samen een lied. - Maak een buiging. Klap voor elkaar. - Ga terug naar de klas. Rust maar uit op je stoel. Doelstellingen De leerlingen schrijven instructies voor bekende leeftijdsgenoten. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekst, rekening houdend met handschrift, lay-out en gekende spellingsafspraken en -regels. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Opdrachtenboekje (zie vooraf) Per leerling: een kaartje (bv. 1/4de van een A4) ET 4.2 ET 4.8 ET 4.7 ET 4.8 OPDRACHTENTOCHT 171

137 Lesverloop Introductie Klassikaal Vraag aan de leerlingen of ze willen meedoen met een opdrachtenspel. Voer klassikaal de opdrachten uit het opdrachtenboekje (zie vooraf) uit. Laat telkens een andere leerling een opdracht voorlezen. Opmerkingen - Je kan het opdrachtenboekje ook voor iedereen kopiëren, zodat elke leerling de opdrachten zelf kan lezen. - Een gelijkaardige leesactiviteit vind je in Leesprikkels. Lesmateriaal voor begrijpend lezen in het eerste leerjaar, Steunpunt NT2, Garant, Leuven. (Uitstapje in de school, p. 149) Bespreek daarna met de leerlingen: - Vonden jullie het leuk om het opdrachtenspel te doen? - Kunnen jullie zelf ook zo n opdrachten verzinnen: opdrachten waar je geen materiaal voor nodig hebt, die je met de klas kan doen, op verschillende plaatsen in de school? Stel voor aan de leerlingen om met de hele klas een opdrachtenboekje te maken en daarna gezamenlijk de opdrachten uit te voeren. Kern In duo s 172 OPDRACHTENTOCHT Verdeel de leerlingen in heterogene duo s. Geef elk duo twee kaartjes. De leerlingen bedenken samen twee opdrachten. Ze schrijven elk een opdracht op een kaartje. LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Ga hierin niet te ver en speel vragen zoveel mogelijk terug naar de leerlingen zelf. De duo s krijgen straks immers feedback van hun medeleerlingen die hun opdracht zullen lezen en uitvoeren. Wijs erop dat de opdracht duidelijk moet zijn voor de klasgenoten. Als je bij het nalezen merkt dat er te weinig verschillende plaatsen in de opdrachten voorkomen of dat er te weinig variatie zit in de opdrachten, dan kan je zelf nog enkele opdrachten op kaartjes schrijven en deze ertussen stoppen of suggesties doen. Haal de kaartjes op en steek ze in een interessante volgorde. Niet alle kaartjes aan elkaar tot een boekje.

138 Opmerking Je kan het opdrachtenboekje ook voor iedereen kopiëren, zodat elke leerling de opdrachten zelf kan lezen. Klassikaal De leerlingen voeren gezamenlijk de reeks opdrachten in het opdrachtenboekje uit. Afsluiting Andere mogelijkheden Ganzenbord De leerlingen kunnen samen een ganzenbordspel maken, waarbij ze zelf opdrachten verzinnen en deze op kaartjes schrijven. Het spel krijgt een plaatsje in de spelletjeshoek, waar leerlingen het in groepjes kunnen spelen. Muzikaal pak De leerlingen kunnen opdrachten schrijven voor een muzikaal pak, dat wordt doorgegeven in een kring. Als de muziek stopt, doet de leerling die het pak vastheeft, de eerste verpakking eraf, leest de opdracht voor die erin zit en voert die uit. Zo gaat het verder, tot alle lagen eraf zijn en alle opdrachten uitgevoerd. Binnenin zit een kleine verrassing voor alle leerlingen. Klasoverschrijdend De leerlingen kunnen hun eigen opdrachtenboekje uitwisselen met dat van een andere klas. OPDRACHTENTOCHT 173

139

140 Recept voor een toverdrank Doelgroep Tweede, derde graad Aard van de activiteit De leerlingen schrijven in duo s een recept voor een toverdrank. Ze stellen hun recept creatief voor aan de andere leerlingen. Tenslotte worden alle recepten gebundeld in een toverboek, dat een plaatsje krijgt in de leeshoek of klasbibliotheek. Vooraf Deze schrijfactiviteit komt vooral tot zijn recht in een thema rond heksen, toveren, Halloween,... Zoek interessant materiaal om de schrijfopdracht in te leiden en de leerlingen onmiddellijk te motiveren. Enkele voorbeelden: - Disneyfilm Sneeuwwitje : toon het fragment waarin de boze koningin met allerlei vreemde ingrediënten een toverdrank brouwt om zichzelf om te toveren in een oud vrouwtje. - Harry Potter (J.K. Rowling, Standaard, Antwerpen): Lees een fragment voor waarin een toverdrank gebrouwen wordt. Bv.: Harry Potter en de Steen der Wijzen, p ; Harry Potter en de Geheime kamer, p , p Roald Dahl, Joris en de geheimzinnige toverdrank, (De Fontein, Baarn), lees het fragment voor waarin Joris een toverdrank brouwt voor zijn verschrikkelijke grootmoeder. Deze activiteit wordt bij voorkeur gespreid over twee lesmomenten, zodat de leerlingen voldoende tijd hebben om attributen te zoeken voor de voorstelling van hun recept: toverhoed, vijzel, plastic insecten, potjes met gekleurd water, flesjes met vreemde etiketten,... Doelstellingen De leerlingen richten een instructie aan bekende leeftijdsgenoten. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekst, rekening houdend met handschrift, lay-out en gekende spellingsafspraken en -regels. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Videofilm of boek met een fragment over toverdranken (zie vooraf) Receptenboeken: Roald Dahl s griezelkookboek (De Fontein, Baarn) en andere (kinder)kookboeken Materiaal om papier er te laten uitzien als perkament of een oude brief, kleurpotloden om letters te versieren,... ET 4.2 ET 4.8 ET 4.7 ET 4.8 RECEPT VOOR EEN TOVERDRANK 175

141 Lesverloop Introductie Klassikaal Houd met de leerlingen een gesprek over heksen en tovenaars. - Denken jullie dat er echte heksen en tovenaars bestaan? - Welke heksen, tovenaars,... kennen jullie (uit verhalen, boeken, films)? - Wat is typisch voor heksen, tovenaars? Wat maakt ze anders dan gewone mensen? Hoe zien ze eruit? Hoe leven ze? Wat doen ze? Kom ertoe dat heksen en tovenaars ook toverdrankjes brouwen waarmee ze iemand kunnen veranderen (bv. in een dier) of waarmee ze iemand kunnen genezen. Ze brouwen soms ook iets waarmee je kan vliegen of heel sterk worden,... Toon het toverdrankfragment uit de Disneyfilm Sneeuwwitje of lees een geschikt stukje voor uit bijvoorbeeld Harry Potter. Stel voor aan de leerlingen om met de klas een toverdrankenboek te maken, met allerlei recepten voor toverdranken. De leerlingen mogen zelf een recept bedenken. Ze hoeven dat niet alleen te doen, maar mogen in duo s werken. Vinden ze dat een leuk idee? 176 RECEPT VOOR EEN TOVERDRANK Brainstorm klassikaal over wat er in het recept moet / kan staan. Schrijf kort op het bord wat de leerlingen aanbrengen. Noteer enkel de verschillende aspecten, maar niet de concrete voorbeelden. Bijvoorbeeld: - vermelden waarvoor de toverdrank dient; - aangeven welke ingrediënten nodig zijn en in welke hoeveelheden (bv. twee spinnen uit het oerwoud, een roos die om middernacht geplukt moet worden, een afgehakt vingerkootje, drie druppels angstzweet, een bot van een skelet,...); - precies beschrijven wat er met die ingrediënten moet gebeuren (bv. hakken, snijden, malen, pletten, koken, mixen,...), in welke volgorde en in welke hoeveelheden; - aangeven in welke omstandigheden de toverdrank gemaakt moet worden, welke rituelen gevolgd moeten worden; - een spreuk verzinnen die bij de toverdrank hoort; - vermelden of er een tegengif bestaat; -... Moedig de leerlingen aan om hun fantasie te gebruiken. Het mogen best wel griezelige recepten worden die de lezers doen huiveren. Werk het kader nog wat verder uit: het toverdrankenboek wordt een verzameling Best of -recepten van beruchte tovenaars.

142 Kern In duo s De leerlingen verzinnen in duo s wie ze zijn (heks of tovenaar) en bedenken een originele naam, waarmee ze hun recept ook zullen ondertekenen. Ze overleggen welke toverdrank ze gaan maken en welke ingrediënten erin zitten. Vervolgens schrijven ze hun recept op. Ze schrijven eerst een kladversie. Leg Roald Dahl s griezelkookboek en andere (kinder)kookboeken ter inzage in de leeshoek. LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Neem daarbij de houding aan van geïnteresseerde lezer die het recept wil uitproberen, en stel vooral vragen die de leerlingen uitdagen om concreter of nog stouter te worden: - Wat bedoel je precies? - Een been... van wat? - Hoe moet je dat doen? - Hoeveel heb je daarvan nodig? - Kan dat ook met bloed? Zie ook deel 1, p. 20 Klassikaal / In groepen Laat de leerlingen hun recepten aan elkaar voorstellen. Doe dit klassikaal of in groepen van zes. De leerlingen beelden in duo s - met behulp van allerlei attributen - het maken van hun recept uit. Op die manier zijn de leerlingen verplicht om hun eigen recept na te lezen en krijgen ze ook feedback van hun medeleerlingen. Bespreek de recepten (of laat de groepjes dit doen) aan de hand van de volgende vragen: - Zou jij deze toverdrank nu kunnen maken? Zo niet, wat is onduidelijk? - Heb je ideeën om het recept nog beter, griezeliger,... te maken? Als het recept op punt staat, schrijven (of typen) de leerlingen hun recept over en maken ze het klaar voor het toverdrankenboek. Hoe ze dat doen, mogen ze zelf bepalen. Enkele voorbeelden: ze kunnen een griezelig lettertype kiezen (bv. op de computer), de randen van het blad scheuren of verschroeien, sommige letters of woorden versieren, hun recept illustreren (bv. tekenen welk effect het drankje heeft, hoe het geserveerd moet worden,...), een slogan verzinnen,... RECEPT VOOR EEN TOVERDRANK 177

143 Afsluiting Klassikaal Bespreek met de leerlingen hoe de recepten zullen worden gebundeld tot een toverdrankenboek en wat er daarvoor nog moet gebeuren. - Maken we zelf een boek of gebruiken we een schrift? - Hoe zal dit receptenboek heten? - Hoe zal de kaft eruitzien? - Maken we een inhoudstafel? - Komt er een tekstje op de achterflap? - In welke volgorde nemen we de recepten op? Spreek af wie wat zal doen. Het uiteindelijke boek komt tenslotte in de leeshoek terecht. Het kan ook worden uitgeleend aan andere klassen. 178 RECEPT VOOR EEN TOVERDRANK Andere mogelijkheden Andere recepten In plaats van een toverdrankenboek, kunnen de leerlingen ook een boek met recepten voor wonderzalven of voor heksengerechten maken. ICT Geef de leerlingen, indien mogelijk, de kans om hun recept op de computer te maken of althans hun definitieve versie in te typen. Zo kan het toverdrankenboek een echt boek worden.

144 Voorbeeld vierde leerjaar RECEPT VOOR EEN TOVERDRANK 179

145

146 Schattenjacht Doelgroep Tweede, derde graad Aard van de activiteit De leerlingen beschrijven in duo s met behulp van een piratenkaart een route naar een zeeroversschat. Daarna proberen ze de schat van een ander duo te vinden. Vooraf Verzamel informatieve, verhalende boeken en stripverhalen (eventueel ook cd-roms) over piraten en vraag ook aan de leerlingen om boeken mee te brengen. Enkele suggesties: Baumann, Anne-Sophie, Piraten aan boord! Davidsfonds/Infodok, Leuven. (Kididoc) Clibbon, Meg, Handboek piraat: hoe word ik een echte, Luister, Amsterdam. Platt, Richard, Dagboek van Thomas, piraat, Gottmer, Bloemendaal. Platt, Richard, Piraten, Standaard, Antwerpen. (Ooggetuigen) Ross, Stewart, Piraten, Zwijsen, Tilburg. (Zoeklicht Informatief) Doelstellingen De leerlingen schrijven een instructie voor bekende leeftijdsgenoten. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekst, rekening houdend met handschrift, lay-out en gekende spellingsafspraken en -regels. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Boeken over piraten (zie vooraf) Per leerling piratenkaart: kopieerblad p. 186, op A3- formaat ET 4.2 ET 4.8 ET 4.7 ET 4.8 SCHATTENJACHT 181

147 Lesverloop Introductie In duo s In de klas liggen een aantal boeken over piraten. Geef de leerlingen de tijd om ze per twee te bekijken, te doorbladeren, stukjes te lezen,... Klassikaal Houd vervolgens een gesprek over piraten met de leerlingen: - Wat zijn piraten eigenlijk? - Waarvan kennen jullie piraten? Uit films, boeken, theater? - Hoe waren piraten gekleed? - Hoe leefden piraten op een schip? Wat deden ze? Wat aten ze? - Welke regels en straffen kenden piraten? - Welk soort wapens hadden ze? - Zijn er beroemde piraten? - Waarom bestaan er nu geen piraten meer? Of bestaan ze nog wel? -... Vertel de leerlingen daarna het volgende: Je hebt een oude piratenkaart gevonden. (Toon de kaart, kopieerblad p.186.) De leerlingen gaan hiermee een spel spelen. De leerlingen geven straks in duo s op de kaart aan waar een piratenschat begraven is. Vervolgens maken ze een routebeschrijving: ze beschrijven hoe je vanaf een afgesproken punt tot bij de schat kan geraken. Een ander duo zal daarna met behulp van die beschrijving zoeken waar de schat verborgen is. Verdeel de klas in heterogene duo s. Kern 182 SCHATTENJACHT In duo s De leerlingen krijgen voorlopig per twee slechts één piratenkaart, kopieerblad p Elk duo bepaalt zelf waar de zeeroversschat precies verstopt is. Ze duiden dit aan op de kaart, geven ook een vertrekpunt aan en tekenen de route uit. Daarna beschrijven ze op een apart blad, zo nauwkeurig mogelijk, de route vanaf het vertrekpunt tot de plaats waar de schat verborgen is. Dit blad ondertekenen ze met de naam van een (verzonnen) piraat.

148 LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Ga hierin niet te ver en speel vragen zoveel mogelijk terug naar de leerlingen zelf. De duo s krijgen straks immers feedback van hun medeleerlingen die hun routebeschrijving zullen gebruiken. Wijs erop dat de routebeschrijving duidelijk moet zijn voor leeftijdsgenoten. Deze activiteit geeft je de mogelijkheid om de duo s doelbewust te observeren: - Werken de leerlingen goed samen? Zijn beide leerlingen betrokken bij het denken schrijfproces? Wordt de inbreng van beide leerlingen gewaardeerd of heeft één leerling het voor het zeggen? Spreken ze gezamenlijk af wat opgeschreven wordt? Praten ze ook over hoe ze het gaan opschrijven? - Wie schrijft? Schrijven ze misschien beurtelings? Leest de schrijver stukjes voor van wat hij geschreven heeft of laat hij meelezen? Vraagt de schrijver feedback aan zijn partner, vooraf, tijdens of nadien? - Hoe nauwkeurig beschrijven de leerlingen de route? (Eerst, daarna, links, rechts, aan de grote palmboom linksaf, vaar naar het oosten,...) Zie ook deel 1, p. 20 Suggestie (voor de derde graad) Elk duo bepaalt ook wat de schat precies is (bv. oorbellen, munten, sieraden, pistolen, snuifdoos, ) en noteert dit woord op een kladblaadje. Voor elke letter van de naam van de schat maken de leerlingen een korte omschrijving, die ook te maken heeft met piraten. Bijvoorbeeld: een duo kiest pistolen als schat. Het duo maakt acht omschrijvingen waardoor de acht letters van het woord pistolen gevonden kunnen worden. Omschrijving 1: Vlaggen van zeerovers waren zwart of rood. Op die vlag zag je vaak twee gekruiste beenderen met daarboven een d.... (doodskop) Neem van dit woord de voorlaatste letter. ( o ) Gelukt? Dan heb je de vijfde letter van onze schat gevonden. (pistolen) Of: Dan heb je weer een letter gevonden van onze schat. Daarna spelen alle duo s het spel: Op zoek naar de schat! Elk duo krijgt hiervoor een nieuwe, onbeschreven kopie van de piratenkaart. Ze wisselen hun routebeschrijving uit met die van een ander duo. Door de gekregen beschrijving te volgen op de kaart, zouden ze de schat moeten kunnen vinden. Als de leerlingen ook omschreven hebben wat de schat is, proberen de duo s natuurlijk te weten te komen wat er precies verstopt zit op de aangeduide plaats. LOOP ONDERTUSSEN ROND EN OBSERVEER. Let op het volgende: - Bij welke duo s verloopt het volgen van de route vlot? - Bij welke duo s gaat het moeizaam? Ligt dat aan de beschrijving zelf of aan de manier waarop het duo ermee omgaat? SCHATTENJACHT 183

149 In groepen van vier De twee duo s die elkaars routebeschrijving hebben gevolgd, vormen vervolgens een groepje van vier. Ze gaan na of ze de juiste plaats en eventueel het juiste voorwerp gevonden hebben. Ze bespreken de routebeschrijvingen met elkaar: welke tips zouden de duo s aan elkaar geven? LOOP ONDERTUSSEN ROND EN VOLG MEE. Let op het volgende: - Is het bij de meeste duo s gelukt om de verstopplaats (en de naam) van de schat te vinden? - Zo niet, waaraan ligt dat volgens henzelf? - Komt dit overeen met wat je zelf hebt geobserveerd? Klassikaal Afsluiting Bespreek nadien kort klassikaal: - Lukte het om de schat te vinden? Kwamen jullie uit op de juiste plaats? Zo niet, waaraan ligt dat? Heb je je vergist en de route niet goed gevolgd of was de routebeschrijving onduidelijk? - Lukte het om het woord te vinden? Zo niet, waaraan ligt dat? Heb je je vergist of waren de omschrijvingen dubbelzinnig of onduidelijk? - Wat hebben jullie hieruit geleerd voor als je nog eens zoiets doet? Opmerking Dit keer herschrijven de leerlingen hun tekst niet, tenzij je de definitieve tekst nog voor iets gebruikt. Bijvoorbeeld: de leerlingen wisselen hun routebeschrijvingen uit met die van de parallelklas. Andere mogelijkheden 184 SCHATTENJACHT Echte schat De leerlingen kunnen in duo s ook echt iets verstoppen in de schoolomgeving. Ze verstoppen een schat naar keuze (dit kan ook een briefje zijn) en maken een routebeschrijving ernaartoe. Een ander duo probeert de schat te vinden. Je kan deze activiteit ook inleiden of afsluiten door op school zelf een schat te verstoppen en de leerlingen op basis van geschreven instructies de plaats te laten zoeken. Je kan het extra geheimzinnig maken. Zoektocht De leerlingen kunnen gezamenlijk of in groepjes een zoektocht organiseren voor een andere klas. Ze beschrijven de route en verstoppen opdrachten op bepaalde plaatsen.

150 Voorbeeld S C H AT T E N J A C H T vijfde leerjaar 185

151 S C H AT T E N J A C H T kopieerblad 186

152 Gezelschapsspel Doelgroep Tweede, derde graad Aard van de activiteit De leerlingen bedenken en maken in heterogene groepjes een gezelschapsspel. Ze schrijven de spelregels op. Daarna spelen de groepjes elkaars spel. Vooraf In deze activiteit komen taalvaardigheid en muzische vorming geïntegreerd aan bod. Je kan op verschillende manieren materialen aanbieden: - Je kan groepjes een aantal materialen geven. Bijvoorbeeld: - Groep 1: allerlei geometrische figuren, verf, karton, dobbelsteen, kurken - Groep 2: twintig stokjes, karton, stiften, gekleurd papier - Groep 3: klei, knikkers, verf, rietjes, karton - Groep 4: kaart, kroonkurken, dobbelsteen, karton, gekleurd papier - Je kan kosteloos materiaal verzamelen en vooraan leggen, zodat de leerlingen per groepje een aantal materialen kunnen nemen om een spel rond op te bouwen. - Je vertelt de leerlingen vooraf wat de opzet is van de les (introductie) en vraagt hen om, na een algemene brainstorm in hun groepje, zelf het nodige materiaal mee te brengen. Doelstellingen De leerlingen schrijven instructies voor bekende leeftijdsgenoten. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekst, rekening houdend met handschrift, lay-out en gekende spellingsafspraken en -regels. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven. Materiaal Spelregels van bestaande gezelschaps spellen (optioneel) Per groepje: materialen om een gezelschapsspel mee te maken (zie vooraf) doos om het gezelschapsspel in te steken dobbelsteen (optioneel) spelbord: kopieerblad p. 193 ET 4.2 ET 4.8 ET 4.7 ET 4.8 GEZELSCHAPSSPEL 187

153 Lesverloop Introductie In groepen van vier Verdeel de leerlingen in heterogene groepjes van vier. Geef elk groepje een spelbord, kopieerblad p. 193, en (eventueel) een dobbelsteen. Ze krijgen geen spelregels. Vraag aan de leerlingen om in groepjes het bordspel te spelen. Laat de leerlingen even zoeken, overleggen en proberen het spel te spelen. Bijvoorbeeld: een groepje speelt een soort ganzenbordspel, waarbij de leerlingen een persoonlijk voorwerp als pion gebruiken. Leg de activiteit na een tijdje stil. Als je ziet dat groepjes niet van start gaan of dat er rumoer ontstaat, leg de activiteit dan vroeger stil. Klassikaal Vraag aan de groepjes waarom ze niet (onmiddellijk) beginnen te spelen. Bespreek kort. Kom samen tot het besluit dat het bij het spelen van een spel belangrijk is dat iedereen weet hoe je het spel moet spelen. Daarvoor heb je een speluitleg of spelregels nodig. Vertel vervolgens aan de leerlingen dat ze vandaag zelf een gezelschapsspel gaan maken. De groepjes mogen daarna elkaars spel spelen. Maak duidelijke afspraken met de leerlingen over: - hoeveel tijd de groepjes krijgen om een spel te bedenken en te maken; - wie van het groepje de rol van groepsleider op zich neemt; - wie van het groepje de materiaalmeester wordt. De materiaalmeester mag van zijn plaats komen om materiaal te halen (ook lijm, plakband, verf,...); - wie van het groepje de planner / tijdbewaker wordt. 188 GEZELSCHAPSSPEL In groepen van vier De leerlingen brainstormen in hun groepje over het spel dat ze kunnen maken met het materiaal dat ter beschikking is. De groepsleider zorgt ervoor dat iedereen aan het woord komt. Kern

154 LOOP ONDERTUSSEN ROND EN ONDERSTEUN WAAR NODIG. Houd vooral de samenwerking binnen de groepjes in de gaten. Laat de groepjes zoveel mogelijk zelf problemen oplossen. Speel bij vragen de bal dan ook zoveel mogelijk terug naar het groepje: - Wat vinden de andere groepsleden daarvan? - Wat denken jullie zelf? Hebben jullie zelf een oplossing? - Misschien kunnen jullie een combinatie maken van die verschillende ideeën? - Is dat wel mogelijk? Hebben jullie het nodige materiaal om dat idee uit te werken? -... Daarna maken ze hun spel met de verzamelde materialen. Ze knutselen, tekenen, plakken,... indien nodig. Als het gezelschapsspel klaar is (bedacht en geknutseld), spelen de groepjes het spel zelf om het uit te testen. Vervolgens zetten ze de spelregels bij hun spel op papier, zodat andere leerlingen het ook kunnen spelen. De groepjes bedenken ook een naam voor hun spel. LOOP ONDERTUSSEN ROND EN VOLG MEE. Ondersteun tijdens het schrijfproces enkel de groepjes die vastzitten. Probeer ze via een kleine ingreep (een suggestie, een bevestiging,...) weer aan het schrijven te krijgen. Geef de leerlingen indien nodig de spelregels van een aantal bestaande gezelschapsspellen. Dan zien ze hoe de spelregels van bestaande spellen op papier gezet worden (structuur,...). Laat de groepjes verder zoveel mogelijk hun gang gaan. Ze krijgen straks immers feedback van hun medeleerlingen die het spel proberen te spelen. Deze activiteit geeft je de mogelijkheid om de groepjes doelbewust te observeren. - Is iedereen betrokken bij het schrijfproces? Overleggen ze met elkaar over wat er op papier komt? Zo niet, waaraan ligt dat? - Wie schrijft? Treedt deze leerling voldoende in interactie met de andere groepsleden? Leest hij stukjes voor van wat hij geschreven heeft? Vraagt hij feedback aan de anderen, vooraf of nadien? - Wat is de rol van de andere groepsleden? Denken ze mee na over inhoud, structuur, verwoording,... Reageren ze opbouwend kritisch? Zie ook deel 1, p. 20 GEZELSCHAPSSPEL 189

155 In groepen van acht Twee groepen van vier worden bij elkaar gezet: - Eén van de twee groepjes speelt het spel dat het andere groepje gemaakt heeft. - De leden van het andere groepje observeren hoe het spel gespeeld wordt. Ze mogen enkel kijken, zonder tussen te komen! De spelregels op papier zouden immers voldoende moeten zijn. De observatoren noteren op een kladblaadje wat er misloopt, wat niet duidelijk is voor de spelers, welke informatie ontbreekt. Daarna worden de rollen omgewisseld: de spelers worden observatoren en omgekeerd. Opmerking Als het spel echt niet gespeeld kan worden, mogen de makers van het spel natuurlijk wel even tussenkomen en bijkomende uitleg geven. Maar je zal ze eerder moeten afremmen om dit niet te snel te doen. In groepen van vier De groepjes passen de geschreven spelregels bij hun eigen spel aan op basis van wat ze hebben gezien. Ze schrijven een definitieve versie. Hierbij besteden ze aandacht aan: voldoende en duidelijke informatie, structuur, spelling,... De groepjes schrijven de naam van hun gezelschapsspel in mooie letters op de doos, versieren de doos met tekeningen, schrijven een promotietekstje voor op de doos,... Ze stoppen de benodigdheden voor hun spel en de spelregels in de doos. Het gezelschapsspel is nu helemaal klaar. Afsluiting 190 GEZELSCHAPSSPEL De spellen krijgen een plaats in de spelletjeshoek, zodat ze gespeeld kunnen worden tijdens hoekenwerk. In de winter of op regendagen kunnen leerlingen die gezelschapsspellen tijdens de middagpauze binnen spelen. De leerlingen kunnen ze misschien ook ontlenen om thuis met vriendjes te spelen.

156 Andere mogelijkheden ICT Laat de leerlingen de definitieve versie van de spelregels bij hun spel op de computer intypen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren tijdens hoeken- of contractwerk. Derde leerjaar Voor de leerlingen van het derde leerjaar is de voorgestelde werkwijze misschien te moeilijk. - Je kan hen een eenvoudiger spel laten maken, bv. een variatie op een ganzenbordspel, waarbij de leerlingen zelf opdrachten (en vragen) verzinnen en deze op kaartjes schrijven. Ze kunnen een ganzenbordspel maken rond een zelfgekozen thema, zoals dinosaurussen, ridders, piraten, griezelen, toveren, sport, Pippi Langkous,... - Je kan als leerkracht zelf veel feedback geven tijdens het maken van het spel in plaats van de leerlingen via observatie hun eigen spelregels te laten evalueren. Spelbegeleiding op de speelplaats Leerlingen van de derde graad kunnen het initiatief nemen om tijdens bepaalde speeltijden groepsspelen (zoals vlaggenspel, schipper mag ik overvaren,...) te begeleiden op de speelplaats voor geïnteresseerde leerlingen en/of kleuters. Concreet doen ze dit bijvoorbeeld één of twee keer per week een half uurtje tijdens de middagpauze, met een beurtrolsysteem. Eén of twee leerlingen begeleiden een spel. Het is belangrijk om met vrijwilligers te werken - zowel wat betreft de begeleiders als de deelnemers - en niet te groots te beginnen om het zeker te laten voortduren. Een leerkracht volgt dit op. De leerlingen schrijven tijdens een klassikale activiteit de spelregels van buitenspelen waarvoor je weinig of geen materiaal nodig hebt (krijt, bal, touw, zakdoek, fluitje,...) op fiches. Denk aan klassiekers als kringspelen, balspelen, verstoppertje, tikkertje, piano, ratten en raven,..., maar de leerlingen kunnen ook leuke variaties op die spelen bedenken. De spelen blijven best wel eenvoudig. De fiches worden verzameld in een steekkaartenbak. De spelbegeleiders van dienst vinden in die steekkaartenbak de instructies voor spelen die ze willen doen met de kinderen. GEZELSCHAPSSPEL 191

157 Voorbeelden vierde leerjaar (eerste versie) 192 GEZELSCHAPSSPEL zesde leerjaar (tweede versie)

Je eigen nieuwjaarsbrief

Je eigen nieuwjaarsbrief Je eigen nieuwjaarsbrief Doelgroep Eerste, tweede, derde graad Aard van de activiteit De leerlingen schrijven zelf een nieuwjaarsbrief voor hun ouders. Vooraf Verzamel allerhande nieuwjaarsbrieven: tekstjes

Nadere informatie

Lesonderwerp: De spelregels schrijven voor een zelfverzonnen spel.

Lesonderwerp: De spelregels schrijven voor een zelfverzonnen spel. Vak: Nederlands Lesonderwerp: De spelregels schrijven voor een zelfverzonnen spel. Doelen: (VVKBaO) Eindtermen: ET 4.2: De leerlingen schrijven instructies voor bekende leeftijdsgenoten. ET 4.8: De leerlingen

Nadere informatie

Griezelverhaal. Doelgroep Tweede, derde graad

Griezelverhaal. Doelgroep Tweede, derde graad Griezelverhaal Doelgroep Tweede, derde graad Aard van de activiteit De leerlingen schrijven, individueel of in duo s, een griezelverhaal. Ze lezen het verhaal voor aan hun klasgenoten. De verhalen worden

Nadere informatie

LEERKRACHTGEDEELTE ACTIVITEIT HOE-FILE: HOE MAAK IK HET UIT? VAN LIEF NAAR EX.

LEERKRACHTGEDEELTE ACTIVITEIT HOE-FILE: HOE MAAK IK HET UIT? VAN LIEF NAAR EX. LEERKRACHTGEDEELTE ACTIVITEIT HOE-FILE: HOE MAAK IK HET UIT? VAN LIEF NAAR EX. Omschrijving van de activiteit De leerlingen lezen tips over correct handelen als je het uitmaakt met je lief. Ze bespreken

Nadere informatie

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * website * voorlezen

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * website * voorlezen Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * website * voorlezen Antoniusschool Groep 7/8 Let op: deze heb je het hele schooljaar nodig! Hoe maak je een spreekbeurt? Mijn voorbereiding:

Nadere informatie

akelige doosjes Dag 3 Monsters in Lesdoelen Materialen Voorbereiding Coöperatieve werkvormen in deze les

akelige doosjes Dag 3 Monsters in Lesdoelen Materialen Voorbereiding Coöperatieve werkvormen in deze les Dag 3 Monsters in akelige doosjes Domeinen: lezen, spreken, luisteren, schrijven Onderwerp: monsternamen en raadseltjes verzinnen Lesduur: 50 minuten Lesdoelen Hoofddoel van de les > Monsternamen verzinnen

Nadere informatie

Liefde, voor iedereen gelijk?

Liefde, voor iedereen gelijk? Seksuele diversiteit graad 2 Lesvoorbereiding Liefde, voor iedereen gelijk? Bij lesmateriaal, bij deze les op de site, vind je het nodige lesmateriaal voor deze les: Print de verhalen 'Het geheim van Mirjam'

Nadere informatie

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over, 3F Wat is vriendschap? 1 Iedereen heeft vrienden, iedereen vindt het hebben van vrienden van groot belang. Maar als we proberen uit te leggen wat vriendschap precies is staan we al snel met de mond vol

Nadere informatie

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk Antoniusschool Groep 5/6 Let op: deze heb je het hele schooljaar nodig! Hoe maak je een spreekbeurt? Mijn voorbereiding: 1. Je kiest

Nadere informatie

Handleiding les 1: Een verhaal schrijven over jouw dag in 2034 voor een toekomsttentoonstelling

Handleiding les 1: Een verhaal schrijven over jouw dag in 2034 voor een toekomsttentoonstelling Handleiding les 1: Een verhaal schrijven over jouw dag in 2034 voor een toekomsttentoonstelling Deze schrijfles sluit aan bij het Nieuwsbegriponderwerp van deze week: Vuurwerk bij Oud en Nieuw. De schrijftaak

Nadere informatie

Voordoen (modelen, hardop denken)

Voordoen (modelen, hardop denken) Voordoen (modelen, hardop denken) De tekst hieronder gebruikt u bij opdracht 3. U doet dan op het bord voor hoe u een gedicht schrijft. Hardopdenktekst Zelf vind ik het best erg voor de mensen in Egypte

Nadere informatie

Voordoen (modelen, hardop denken)

Voordoen (modelen, hardop denken) Voordoen (modelen, hardop denken) De tekst hieronder gebruikt bij opdracht 3. U doet dan op het bord voor hoe u een gedicht schrijft. Hardopdenktekst We hebben samen naar de Nieuwsbegripfilm gekeken. Zelf

Nadere informatie

Tuin van Heden 5 en 6 Werken met kunst in de kerstperiode

Tuin van Heden 5 en 6 Werken met kunst in de kerstperiode Tuin van Heden 5 en 6 Werken met kunst in de kerstperiode Opmerking vooraf: Voor de uitwerking van deze lessen hebben we doelen gehaald uit verschillende thema s van de betreffende graad. Na elk doel verwijzen

Nadere informatie

Tuin van Heden 3 en 4 Werken met kunst in de paasperiode. Kernles 1: Kunstenaar, wat vertel je mij?

Tuin van Heden 3 en 4 Werken met kunst in de paasperiode. Kernles 1: Kunstenaar, wat vertel je mij? Tuin van Heden 3 en 4 Werken met kunst in de paasperiode Opmerking vooraf: Voor de uitwerking van deze lessen hebben we doelen gehaald uit verschillende thema s van de betreffende graad. Na elk doel verwijzen

Nadere informatie

2 > Kerndoelen 11. 4 > Aan de slag 15. 5 > Introductie van de manier van werken 22. 6 > Mogelijke werkvormen en de plaats op het rooster 27

2 > Kerndoelen 11. 4 > Aan de slag 15. 5 > Introductie van de manier van werken 22. 6 > Mogelijke werkvormen en de plaats op het rooster 27 Inhoud 1 > Uitgangspunten 9 2 > Kerndoelen 11 3 > Materialen 12 4 > Aan de slag 15 5 > Introductie van de manier van werken 22 6 > Mogelijke werkvormen en de plaats op het rooster 27 7 > Waarom samenwerkend

Nadere informatie

Tuin van Heden 5 en 6 Werken met kunst in de paasperiode. Kernles 1: Kunstenaar, wat vertel je mij?

Tuin van Heden 5 en 6 Werken met kunst in de paasperiode. Kernles 1: Kunstenaar, wat vertel je mij? Tuin van Heden 5 en 6 Werken met kunst in de paasperiode Opmerking vooraf: Voor de uitwerking van deze lessen hebben we doelen gehaald uit verschillende thema s van de betreffende graad. Na elk doel verwijzen

Nadere informatie

Dag 1 Puntje, komma, streepje Af!

Dag 1 Puntje, komma, streepje Af! Dag 1 Puntje, komma, streepje Af! 1 VOORBEREIDING > Denk na over de groepsverdeling (groepjes van 3 à 4 leerlingen). Zet taalgevoelige en minder taalgevoelige leerlingen samen in een groep zodat ze elkaar

Nadere informatie

Hoe leerlingen liever en beter leren schrijven?

Hoe leerlingen liever en beter leren schrijven? De school als schrijfpaleis! Hoe leerlingen liever en beter leren schrijven? Martien Geerts Dat schrijven een complexe vaardigheid is, weten we allemaal maar al te goed. Ook ikzelf als ik zuchtend aan

Nadere informatie

Sammie en opa. - Vakantiebestemmingen - Je dood vervelen

Sammie en opa. - Vakantiebestemmingen - Je dood vervelen Sammie en opa Het verhaal gaat over Sammie die samen met zijn opa allerlei avonturen beleeft. Door de weeks woont Sammie bij opa, zijn moeder is dan voor haar werk vaak op reis. Wie zijn vader is weet

Nadere informatie

Dag 2 Gevoelensgedichten

Dag 2 Gevoelensgedichten Dag 2 Gevoelensgedichten Domeinen: lezen, spreken, luisteren, schrijven Onderwerp: gedichten schrijven over gevoelens Lesduur: 50 minuten Lesdoelen Hoofddoel van de les > In groep een gedicht schrijven

Nadere informatie

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken - 2 - Weer huiswerk? Nee, deze keer geen huiswerk, maar een boekje óver huiswerk! Wij (de meesters en juffrouws) horen jullie wel eens mopperen als je huiswerk opkrijgt.

Nadere informatie

Met Word een hoger cijfer halen. Word ken je al, toch kun je nog veel meer doen met Word. Nog beter leren omgaan met Word

Met Word een hoger cijfer halen. Word ken je al, toch kun je nog veel meer doen met Word. Nog beter leren omgaan met Word Nog beter leren omgaan met Word Met Word een hoger cijfer halen. Word ken je al, toch kun je nog veel meer doen met Word. Informatiekunde Omgaan met Word College De Heemlanden 2005. Informatiekunde Leerjaar

Nadere informatie

Dag 1 Puntje, komma, streepje Af!

Dag 1 Puntje, komma, streepje Af! Dag 1 Puntje, komma, streepje Af! 1 VOORBEREIDING > Denk na over de groepsverdeling. Kleine klasgroepen verdeel je in vijf groepen; grote in tien. Zet taalgevoelige en minder taalgevoelige leerlingen samen

Nadere informatie

Een stop-motion film maken

Een stop-motion film maken Naam: Een stop-motion film maken 1. Wat is een stop-motion? Voor je een stop-motion film kan maken, moet je weten wat een stop-motion film is. Dit is immers geen gewone film. Hoe maak je een (gewone) film?

Nadere informatie

SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN

SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN Dit thema is opgesplitst in drie delen; gevoelens, ruilen en familie. De kinderen gaan eerst aan de slag met gevoelens. Ze leren omgaan met de gevoelens van anderen. Daarna

Nadere informatie

DE SCHOOL ALS SCHRIJFPALEIS! HOE LEERLINGEN LIEVER EN BETER LEREN SCHRIJVEN?

DE SCHOOL ALS SCHRIJFPALEIS! HOE LEERLINGEN LIEVER EN BETER LEREN SCHRIJVEN? DE SCHOOL ALS SCHRIJFPALEIS! HOE LEERLINGEN LIEVER EN BETER LEREN SCHRIJVEN? Martien Geerts Inleiding Dat schrijven een complexe vaardigheid is, weten we allemaal maar al te goed. Schrijven is veel meer

Nadere informatie

THEMA 9: MIJN OMA EN OPA WONEN IN BRAZILIË. webversie

THEMA 9: MIJN OMA EN OPA WONEN IN BRAZILIË. webversie THEMA 9: MIJN OMA EN OPA WONEN IN BRAZILIË 2 Onze wereld is een wereld van verschil. Geen twee mensen zijn gelijk. Samenleven in diversiteit is de uitdagende maar verrijkende opdracht. Zo groeit, voorbij

Nadere informatie

Gezond thema: DE HUISARTS

Gezond thema: DE HUISARTS Gezond thema: DE HUISARTS 1. Wat gaan we doen? Praten over de huisarts en wat de huisarts doet. Nieuwe woorden leren over de huisarts. Het gesprek met de huisarts oefenen. 2. Wat vind ik van? Als je een-op-een

Nadere informatie

Thema 7 Activiteit 5. medelln. en leerkracht

Thema 7 Activiteit 5. medelln. en leerkracht De leerlingen ontwerpen hun vlag op een los blad. 3 de leerjaar : Overzicht lesverloop 50 1 De leerlingen ontwerpen een persoonlijke piratenvlag. Ze stellen hun vlag voor aan hun medeleerlingen in een

Nadere informatie

Dag 1 Kaders vol kunst!

Dag 1 Kaders vol kunst! Dag 1 Kaders vol kunst! Domeinen: lezen, spreken, luisteren, schrijven Onderwerp: kunstwerken maken met letters en woorden Lesduur: 50 minuten Lesdoelen Hoofddoel van de les > Met taal en woorden tot een

Nadere informatie

Leerlingboekje les 3 en 4. Schrijfopdracht 2 Wie zijn zij? Groep 7

Leerlingboekje les 3 en 4. Schrijfopdracht 2 Wie zijn zij? Groep 7 Leerlingboekje les 3 en 4 Naam: Schrijfopdracht 2 Wie zijn zij? Groep 7 Leren schrijven met peer response Tekst: M. Hoogeveen, A. van Gelderen, A. Wijnbergh Illustraties: V. van Asperen SLO, 2018 1 Waarover

Nadere informatie

Stap 7 Nabespreking met het slachtoffer en nabespreking met de steungroepleden (apart)

Stap 7 Nabespreking met het slachtoffer en nabespreking met de steungroepleden (apart) Handleiding No Blame Stappenplan No Blame Stap 1 Gesprek met het slachtoffer Stap 2 Organiseer een bijeenkomst met de steungroep Stap 3 Uitleg probleem Stap 4 Deel de verantwoordelijkheid Stap 5 Ideeën

Nadere informatie

ZET DE BOXEN AAN! Kijk op de week. Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

ZET DE BOXEN AAN! Kijk op de week. Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS ZET DE BOXEN AAN! Jongeren verkennen verschillende manieren om radio te maken (podcasting, internetradio), beluisteren voorbeelden en zetten de grote lijnen uit voor een eigen radio-uitzending: voor wie?

Nadere informatie

In je kracht. Werkboek voor deelnemers

In je kracht. Werkboek voor deelnemers In je kracht Werkboek voor deelnemers Uitleg Mijn toekomst! Benodigdheden: Werkblad Mijn toekomst! (je kunt het Werkblad meegeven om thuis na te lezen, maar dit is niet noodzakelijk) Voor iedere deelnemers

Nadere informatie

Het Mozaïek-kinderprotocol tegen pesten (voor kinderen van groep 3 t/m 8)

Het Mozaïek-kinderprotocol tegen pesten (voor kinderen van groep 3 t/m 8) Het Mozaïek-kinderprotocol tegen pesten (voor kinderen van groep 3 t/m 8) 1. Wat is pesten: Pesten komt helaas op iedere school voor, ook bij ons op Het Mozaïek. Het is een probleem dat wij niet willen

Nadere informatie

Uitleg boekverslag en boekbespreking

Uitleg boekverslag en boekbespreking Uitleg boekverslag en boekbespreking groep 7 schooljaar 2014-2015 Inhoudsopgave: Blz. 3 Blz. 3 Blz. 3 Blz. 4 Blz. 6 Blz. 7 Blz. 7 Stap 1: Het lezen van je boek Stap 2: Titelpagina Stap 3: Inhoudsopgave

Nadere informatie

3 Pesten is geen lolletje

3 Pesten is geen lolletje Na deze les kun je: het verschil tussen plagen en pesten noemen; jouw ervaringen met pesten vertellen; uitleggen hoe je pesten kunt stoppen; afspraken maken over pesten. 3 Pesten is geen lolletje Pesten

Nadere informatie

Lesbrief bij Romeo is op Julia en Layla op Majnun

Lesbrief bij Romeo is op Julia en Layla op Majnun Lesbrief bij Romeo is op Julia en Layla op Majnun Inleiding: U gaat binnenkort naar Romeo is op Julia en Layla op Majnun met uw klas. Voordat u deze theatervoorstelling bezoekt, kunt u al het een en ander

Nadere informatie

Beoordeling power-point groep 5

Beoordeling power-point groep 5 Beoordeling power-point groep 5 Leerkracht: Leerling: Onderdeel 2 4 6 8 10 Opmerkingen Titeldia: Duidelijke titel met onderwerp/naam/groep Inhoudsopgave: Puntsgewijs wat ga je behandelen. Plaatjes: Functioneel

Nadere informatie

Wat schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan?

Wat schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan? Les 1: Een poëziekaart maken poëziekaart Lees over Verbonden zijn. Wat schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een Verbonden zijn De Nieuwsbegrip leesles gaat over de ramadan. Tijdens de ramadan voelen

Nadere informatie

Workshop Handleiding. Wie doet wat? wat is jouw talent?

Workshop Handleiding. Wie doet wat? wat is jouw talent? Workshop Handleiding wat is jouw talent? Inhoudsopgave Wat is het Wie doet wat-spel? Uitleg over de opzet van dit spel. Hoe werkt het Wie doet wat-spel? Snel aan de slag met het spel Hoe gebruik je dit

Nadere informatie

Waarom ga je schrijven: Nieuwsbegripfilmpje kijken. Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht over Egypte

Waarom ga je schrijven: Nieuwsbegripfilmpje kijken. Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht over Egypte Les 1: Een gedicht over Egypte schrijven Waarom ga je schrijven: Nieuwsbegripfilmpje kijken 1. Bekijk het Nieuwsbegripfilmpje van het Jeugdjournaal op www.nieuwsbegrip.nl. Het filmpje gaat over de situatie

Nadere informatie

Voordoen (modelen, hardop denken)

Voordoen (modelen, hardop denken) week 11-12 maart 2012 - hardop-denktekst schrijven B Voordoen (modelen, hardop denken) Waarom voordoen? Net zoals bij lezen, leren leerlingen heel veel over schrijven als ze zien hoe een expert dit (voor)doet.

Nadere informatie

Thema 1 Activiteit 4. Een leesworm in de boekenhoek (2A) Ra ra ra, wat ben ik?

Thema 1 Activiteit 4. Een leesworm in de boekenhoek (2A) Ra ra ra, wat ben ik? : Overzicht lesverloop 25 1 De leerlingen lezen individueel een aantal eenvoudige raadsels over voorwerpen uit een boekentas om ze daarna in duo s aan elkaar voor te lezen. Ze zoeken telkens samen naar

Nadere informatie

De laatste wens van Maarten Ouwehand

De laatste wens van Maarten Ouwehand De laatste wens van Maarten Ouwehand Een verhalend ontwerp voor CKV waarin leerlingen op school een museum ontwerpen, inrichten en openen. Gemaakt voor en door: Andreas College Katwijk en Bureau voor Educatief

Nadere informatie

Uitleg Werkwijzers Bovenbouw Dit zijn de beschrijvingen van alle presentaties die je moet doen en het werkstuk dat je maakt.

Uitleg Werkwijzers Bovenbouw Dit zijn de beschrijvingen van alle presentaties die je moet doen en het werkstuk dat je maakt. Uitleg Werkwijzers Bovenbouw Dit zijn de beschrijvingen van alle presentaties die je moet doen en het werkstuk dat je maakt. Om het overzichtelijk te maken, hebben we onder elk onderdeel een afvinklijstje

Nadere informatie

LESSUGGESTIES BIJ DE BOEKENKIST COMING OF AGE - praktijkonderwijs

LESSUGGESTIES BIJ DE BOEKENKIST COMING OF AGE - praktijkonderwijs LESSUGGESTIES BIJ DE BOEKENKIST COMING OF AGE - praktijkonderwijs Inhoud Handleiding docent... 2 Meet & Greet de boeken!... 4 TOP 3... 5 Opdrachtblad vragenspel... 6 Kopieerblad vragenkaartjes spel...

Nadere informatie

Ik ben BANG. oefenboekje om te leren omgaan met angst. Steef Oskarsson. Copyright Steef Oskarsson

Ik ben BANG. oefenboekje om te leren omgaan met angst. Steef Oskarsson. Copyright Steef Oskarsson Ik ben BANG oefenboekje om te leren omgaan met angst Steef Oskarsson Bang Bang is een emotie. Net als blij, bedroefd en boos. Iedereen is wel eens bang. Sommige mensen zijn vaak bang, sommigen niet. Iedereen

Nadere informatie

Waarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen

Waarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen week 17 20 april 2015 - Schrijfopdrachten niveau A, les 1 Les 1: Een overtuigende tekst schrijven Beantwoord deze vragen: Een mooie manier om te herdenken 1. Waarom is het volgens jou belangrijk om de

Nadere informatie

Ben jij een kind van gescheiden ouders? Dit werkboekje is speciaal voor jou!

Ben jij een kind van gescheiden ouders? Dit werkboekje is speciaal voor jou! Hallo Ben jij een kind van gescheiden ouders? Dit werkboekje is speciaal voor jou Als je ouders uit elkaar zijn kan dat lastig en verdrietig zijn. Misschien ben je er boos over of denk je dat het jouw

Nadere informatie

- ontdekken dat stilte en rust helpen om een gepaste uitdrukking te vinden voor gevoelens.

- ontdekken dat stilte en rust helpen om een gepaste uitdrukking te vinden voor gevoelens. Tuin van Heden 2 Werken met kunst in de paasperiode Opmerking vooraf: Voor de uitwerking van deze lessen hebben we doelen gehaald uit verschillende thema s van de betreffende graad. Na elk doel verwijzen

Nadere informatie

WERKBLADEN & HANDLEIDING Maak samen een glossy voor groep 8

WERKBLADEN & HANDLEIDING Maak samen een glossy voor groep 8 EN & HANDLEIDING Maak samen een glossy voor groep 8 Verlaten jouw leerlingen groep 8? Maak samen een afscheidstijdschrift of jaarboek als blijvende herinnering. Naast het kamp en de musical kunnen de leerlingen

Nadere informatie

MAGDA? REGELS OP SCHOOL EN DE WERKVLOER. Magda op de werkvloer? Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

MAGDA? REGELS OP SCHOOL EN DE WERKVLOER. Magda op de werkvloer? Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS MAGDA? REGELS OP SCHOOL EN DE WERKVLOER Jongeren krijgen op school, op de werkplek, in de klas met allerlei regels en afspraken te maken. Zijn de afspraken en regels duidelijk genoeg voor hen? Wat vinden

Nadere informatie

Bijlage W2 groep 7 1

Bijlage W2 groep 7 1 1 Inhoudsopgave 1 Inleiding: Waarom ik een werkstuk maak 2 Zo begin ik met mijn werkstuk 3 De onderdelen van het werkstuk 4 Waaraan moet mijn werkstuk voldoen? 4 Beoordelingsschema voor je werkstuk 5 Hoe

Nadere informatie

Kinderrechten. Doelstellingen. Materiaal

Kinderrechten. Doelstellingen. Materiaal Dag van de Rechten van het Kind Kinderrechten Doelstellingen De kinderen leiden uit concrete ervaringen af wat een kinderrecht is. De kinderen zien in hoe belangrijk het is dat kinderrechten gerespecteerd

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Spreekopdrachten thema 4 Wonen Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 1 bij 4.1 ** Uitleg voor de docent: Op de volgende pagina vind je een blad met plaatjes. Knip de plaatjes uit en doe ze in een envelop. Geef elk tweetal een envelop.

Nadere informatie

Lesbrief bij Als honden konden bidden van Margriet Cobben

Lesbrief bij Als honden konden bidden van Margriet Cobben Lesbrief bij Als honden konden bidden van Margriet Cobben Voor groep 6, 7 en 8 Inhoud van deze lesbrief Thema s in het boek Lesopzet Doel van de les Uitwerking Bijlage: opdrachtenblad Thema s in het boek

Nadere informatie

Een verhaal schrijven

Een verhaal schrijven Een verhaal schrijven Deze schrijfles sluit aan bij het Nieuwsbegriponderwerp van deze week: de nucleaire top in Den Haag. De schrijftaak die centraal staat, is er een uit het genre Fictie. De leerlingen

Nadere informatie

Cadeautjes van de natuur

Cadeautjes van de natuur Cadeautjes van de natuur Een gedicht dat zegt dat ieder mens bijzondere talenten heeft. Ieder mens is uniek en bijzonder. En mag er zijn! Praat met de kinderen over hun talenten. Wat vinden ze leuk om

Nadere informatie

Leerlingenboekje les 7 en 8. Naam. Schrijfopdracht 6 Een spannend dierenverhaal. Groep 6

Leerlingenboekje les 7 en 8. Naam. Schrijfopdracht 6 Een spannend dierenverhaal. Groep 6 Leerlingenboekje les 7 en 8 Naam. Schrijfopdracht 6 Een spannend dierenverhaal Groep 6 Schrijven met peerresponse Tekst: M. Hoogeveen, A. van Gelderen, A. Wijnbergh Illustraties: V. van Asperen SLO, 2018

Nadere informatie

Lesbrief: Bewust sociaal Thema: Wat is Mens & Dienstverlenen?

Lesbrief: Bewust sociaal Thema: Wat is Mens & Dienstverlenen? Lesbrief: Bewust sociaal Thema: Wat is Mens & Dienstverlenen? Copyright Stichting Vakcollege Groep 2015. Alle rechten voorbehouden. Inleiding Zonder dat we het door hebben worden we steeds asocialer. Dit

Nadere informatie

Jouw werkstuk lever je uiterlijk in op donderdag 20 maart 2014!!

Jouw werkstuk lever je uiterlijk in op donderdag 20 maart 2014!! Hoe maak ik in groep 8 een werkstuk? Jij gaat de komende weken thuis een werkstuk maken. Een werkstuk is een lange weettekst. Het wordt geschreven om iemand iets te leren of te laten weten. Net als in

Nadere informatie

Werkwijzer Verslagkring:

Werkwijzer Verslagkring: Werkwijzer Verslagkring: 1. Je maakt een tweetal. 2. Met zijn tweeën kies je een onderwerp, waarin jullie je willen verdiepen en waarover jullie meer willen weten. 3. Samen ga je op zoek naar informatie

Nadere informatie

MAGDA? REGELS OP SCHOOL EN DE WERKVLOER. To be or not to be. Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

MAGDA? REGELS OP SCHOOL EN DE WERKVLOER. To be or not to be. Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS MAGDA? REGELS OP SCHOOL EN DE WERKVLOER Jongeren krijgen op school, op de werkplek, in de klas met allerlei regels en afspraken te maken. Zijn de afspraken en regels duidelijk genoeg voor hen? Wat vinden

Nadere informatie

Werkstuk. En natuurlijk ook spreekbeurt. Gemaakt door: Anmami Verhulvelrij Groep 7abcd

Werkstuk. En natuurlijk ook spreekbeurt. Gemaakt door: Anmami Verhulvelrij Groep 7abcd Werkstuk En natuurlijk ook spreekbeurt Gemaakt door: Anmami Verhulvelrij Groep 7abcd (Op het voorblad komt de titel van je werkstuk, een foto of een plaatje van je onderwerp, je naam en je klas.) Inhoudsopgave

Nadere informatie

Lesbrief voor leerlingen: hoe ontwerp je een omslag voor een boek

Lesbrief voor leerlingen: hoe ontwerp je een omslag voor een boek Lesbrief voor leerlingen: hoe ontwerp je een omslag voor een boek KIEZEN Een goed begin is het kiezen van het juiste boek. Er zijn zo veel mooie verhalen waardoor het soms lastig is om een goede keuze

Nadere informatie

Preek over Psalm 1,1 a.2 (jeugddienst): Hoe kan ik tijd met God doorbrengen?

Preek over Psalm 1,1 a.2 (jeugddienst): Hoe kan ik tijd met God doorbrengen? Preek over Psalm 1,1 a.2 (jeugddienst): Hoe kan ik tijd met God doorbrengen? Gemeente van onze Heer Jezus Christus! Ze zitten met z'n tweeën op haar kamer: Reinier en Marloes. Ze kennen elkaar al een poosje.

Nadere informatie

Waarom ga je schrijven: Nieuwsbegripfilmpje kijken. Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht over Egypte

Waarom ga je schrijven: Nieuwsbegripfilmpje kijken. Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht over Egypte Les 1: Een gedicht over Egypte schrijven Waarom ga je schrijven: Nieuwsbegripfilmpje kijken 1. Bekijk het Nieuwsbegripfilmpje van het Jeugdjournaal op www.nieuwsbegrip.nl. Het filmpje gaat over de situatie

Nadere informatie

Beroepsgerichte Vorming, opleiding handel en administratie of Project Algemene Vakken

Beroepsgerichte Vorming, opleiding handel en administratie of Project Algemene Vakken ONTBIJT OP SCHOOL De jongeren organiseren zelf een ontbijt op school. Ze bepalen hoe het ontbijt er zal uitzien en staan ook in voor de praktische organisatie. Hiervoor moeten ze een heel aantal zaken

Nadere informatie

1.1 Vragenlijst: Wat ik leuk Vind

1.1 Vragenlijst: Wat ik leuk Vind 1.1 Vragenlijst: Wat ik leuk Vind 1. Wat kijk je graag op tv? 2. Wat is je lievelingsfilm? 3. Wat doe je op internet? 4. Welke games speel je? 5. Waar praat je over op facebook, twitter, enzo? 6. Wat doe

Nadere informatie

Waarom ga je schrijven: het Jeugdjournaalfilmpje bekijken

Waarom ga je schrijven: het Jeugdjournaalfilmpje bekijken Les 1: Je eigen vredesspreuk bedenken Waarom ga je schrijven: het Jeugdjournaalfilmpje bekijken Bekijk met de klas het Jeugdjournaalfilmpje op www.nieuwsbegrip.nl. Let er vooral op wat vrede precies betekent.

Nadere informatie

Acht leesadviezen voor thuis

Acht leesadviezen voor thuis Acht leesadviezen voor thuis Advies1 Advies 2 Advies 3 Advies 4 Advies 5 Advies 6 Advies 7 Advies 8 Overleg met uw kind over de tijdstippen waarop er het best kan worden ge. Als uw kind daarin inbreng

Nadere informatie

Tuin van Heden 2 Werken met kunst in de kerstperiode

Tuin van Heden 2 Werken met kunst in de kerstperiode Tuin van Heden 2 Werken met kunst in de kerstperiode Opmerking vooraf: Voor de uitwerking van deze lessen hebben we doelen gehaald uit verschillende thema s van de betreffende graad. Na elk doel verwijzen

Nadere informatie

Mijn digitale leesrugzak

Mijn digitale leesrugzak Het hele schooljaar heb ik hard gewerkt op school. Een heerlijke lange zomervakantie heb ik zeker verdiend. Ik ben een lezer geworden en wil een lezer blijven. In mijn digitale leesrugzak zitten heel veel

Nadere informatie

WIJ BESLISSEN MEE: KINDEREN EN INSPRAAK

WIJ BESLISSEN MEE: KINDEREN EN INSPRAAK WIJ BESLISSEN MEE: KINDEREN EN INSPRAAK VOORBESPREKING Een kinderreglement Kinderen laten nadenken over de rechten van het kind. Verzamel samen met de kinderen materiaal uit de media waarin kinderen betrokken

Nadere informatie

Dino en het ei. Duur activiteit: 30 minuten Lesdoelen: De kleuters: kunnen een prent linken aan een tekst; kunnen het verhaal navertellen.

Dino en het ei. Duur activiteit: 30 minuten Lesdoelen: De kleuters: kunnen een prent linken aan een tekst; kunnen het verhaal navertellen. Dino en het ei Bibliografie: Demyttenaere, B. (2004). Dino en het ei. Antwerpen: Standaard. Thema: niet alles is steeds wat het lijkt, illusies Korte inhoud: Elke nacht staat er een groot wit ei tussen

Nadere informatie

Lesbrief: Beroepenmagazine Thema: Mens & Dienstverlenen aan het werk

Lesbrief: Beroepenmagazine Thema: Mens & Dienstverlenen aan het werk Lesbrief: Beroepenmagazine Thema: Mens & Dienstverlenen aan het werk Copyright Stichting Vakcollege Groep 2015. Alle rechten voorbehouden. Inleiding In de lesbrieven van het thema Aan het werk hebben jullie

Nadere informatie

De stappendans van oplossingsgericht werken Voorbeeld van een onlinegesprek

De stappendans van oplossingsgericht werken Voorbeeld van een onlinegesprek De stappendans van oplossingsgericht werken Voorbeeld van een onlinegesprek Onderstaand gesprek illustreert de beweeglijkheid van het oplossingsgericht werken. De kleuren geven de bewegingen aan in het

Nadere informatie

Actualiteit? Beeld je in! Malala

Actualiteit? Beeld je in! Malala Actualiteit? Beeld je in! Malala In dit document vind je de verwerkingsopdrachten bij het bord op Pinterest Actualiteit? Beeld je in! Malala. Op dat bord zie je allemaal beelden. Als je op een beeld tikt

Nadere informatie

Briefjes op ramen en deuren

Briefjes op ramen en deuren Door Caroline Wisse-Weldam Briefjes op ramen en deuren Inleiding Je kent ze wel, die briefjes die op ramen en deuren zijn geplakt. Het zijn uitroepen van iemand die voor de zoveelste keer hondenpoep voor

Nadere informatie

werkbladen, telefoons en opnametoestel

werkbladen, telefoons en opnametoestel DE BAAN OP! De jongeren organiseren zelf één of meerdere bedrijfsbezoeken. Ze verzamelen informatie over verschillende bedrijven en op basis hiervan kiezen ze met de hele klas het meest interessante bedrijf

Nadere informatie

Een verhaal schrijven

Een verhaal schrijven Een verhaal schrijven Deze schrijfles sluit aan bij het Nieuwsbegriponderwerp van deze week: Kinderboekenweek. De schrijftaak die centraal staat, is er een uit het genre Fictie. De leerlingen schrijven

Nadere informatie

Paaswake voor kinderen 31 maart 2018

Paaswake voor kinderen 31 maart 2018 We luisteren: - Veldhuis & Kemper is het mooi Is het constant een zooi Er is lief Er is leed Er is zuinig of breed Er is kort Er is lang Vrolijk en bang Er is hoop Er is stil Er is zang Er is langzaam

Nadere informatie

Nederlands in Uitvoering

Nederlands in Uitvoering Nederlands in Uitvoering Een leefbare school Een presentatie houden Enge plekken Zijn er bij jullie op school of in de buurt enge of lelijke plekken? Plekken die slecht verlicht zijn, of slecht onderhouden

Nadere informatie

voor leerlingen Pesten op het werk VRAGEN EN OPDRACHTEN

voor leerlingen Pesten op het werk VRAGEN EN OPDRACHTEN voor leerlingen Pesten op het werk VRAGEN EN OPDRACHTEN Bladzijde 5 Waarom dit boekje? Lees de tekst goed. Beantwoord dan de onderstaande vragen. 1 Waar gaat het boekje over?... 2 Door wie kun je op het

Nadere informatie

MOMOTARO. Beste, Barbara Beel en Sarah Beel www.casablancavzw.be

MOMOTARO. Beste, Barbara Beel en Sarah Beel www.casablancavzw.be Beste, Momotaro is een eeuwenoud Japans verhaal. Het vertelt over een kleine perzikjongen en over groot geluk, over vrienden en vijanden en over hoe je samen sterk, moedig en wijs kan zijn. Het verhaal

Nadere informatie

de klas met een belangrijke vraag.

de klas met een belangrijke vraag. Episode 1 Een cadeau voor de klas met een belangrijke vraag. Verhalend ontwerp rondom het literaire boek Robin en God van Sjoerd Kuyper Liesbeth Winters-Jonas Verhaallijn Sleutelvragen Leeractiviteiten

Nadere informatie

Schriftelijke schrijfcursus op basis van De kleine prins

Schriftelijke schrijfcursus op basis van De kleine prins Schriftelijke schrijfcursus op basis van De kleine prins Een impressie Schrijven naar aanleiding van het verhaal van de kleine prins, hoe doe je dat? Ik kan er veel over schrijven en vertellen, maar het

Nadere informatie

het begin van dit boek

het begin van dit boek De autisme survivalgids 9 het begin van dit boek Ken je dat gevoel? Je bent een kind. Een jongen of een meisje. Om je heen zijn er heel veel andere kinderen. Allemaal zien ze er net een beetje anders uit.

Nadere informatie

Lestip 'De avonturen van Kapitein Onderbroek'

Lestip 'De avonturen van Kapitein Onderbroek' Lestip 'De avonturen van Kapitein Onderbroek' Over het boek 'Mijn wraak zal zoet zijn!', dacht meneer Krupp, de gemeenste en knorrigste directeur van de Toon Hermans basisschool. Hij is de grappen en streken

Nadere informatie

LEERKRACHTGEDEELTE DOE-ACTIVITEIT: SMS. AMIRA EN ILIAS VAN MAART TOT MEI

LEERKRACHTGEDEELTE DOE-ACTIVITEIT: SMS. AMIRA EN ILIAS VAN MAART TOT MEI LEERKRACHTGEDEELTE DOE-ACTIVITEIT: SMS. AMIRA EN ILIAS VAN MAART TOT MEI Omschrijving van de activiteit De leerlingen lezen sms -jes van een verliefde jongere en bepalen aan de hand van de berichtjes het

Nadere informatie

Hoe maak ik een werkstuk?

Hoe maak ik een werkstuk? Hoe maak ik een werkstuk? Je gaat, misschien wel voor de eerste keer, een eigen werkstuk maken. Dat is leuk, maar ook best moeilijk. Je moet er namelijk een heleboel voor doen. Heb je al eens een eigen

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Opdracht 1 bij 4.1 * Doe de opdracht in groepjes. Uitleg voor de docent: Verdeel de klas in groepjes van vier à vijf cursisten. Op deze pagina staan kaartjes met lichaamsdelen

Nadere informatie

Tuin van Heden 1 Werken met kunst in de kerstperiode

Tuin van Heden 1 Werken met kunst in de kerstperiode Tuin van Heden 1 Werken met kunst in de kerstperiode Opmerking vooraf: Voor de uitwerking van deze lessen hebben we doelen gehaald uit verschillende thema s van de betreffende graad. Na elk doel verwijzen

Nadere informatie

Ben jij een kind van gescheiden ouders? Dit werkboekje is speciaal voor jou!

Ben jij een kind van gescheiden ouders? Dit werkboekje is speciaal voor jou! Hallo!! Ben jij een kind van gescheiden ouders? Dit werkboekje is speciaal voor jou! Als je ouders uit elkaar zijn kan dat lastig en verdrietig zijn. Misschien ben je er boos over of denk je dat het jouw

Nadere informatie

Speak up! Wat is JA en wat NEE?

Speak up! Wat is JA en wat NEE? Les 3 Speak up! Wat is JA en wat NEE? Deze derde les gaat over het leren inzien en uitspreken van je wensen en grenzen bij intimiteit en seks. Hoe zorg je dat het leuk is en blijft? Het belangrijkste daarbij

Nadere informatie

Dag 2 Letterlijke figuurtjes

Dag 2 Letterlijke figuurtjes Dag 2 Letterlijke figuurtjes 1 VOORBEREIDING > Verdeel de klas in duo s. > Voorzie kladpapier per duo. > Kopieer (indien je niet kunt projecteren) bronnenblad 2 één keer per duo. > Voorzie (enkel wanneer

Nadere informatie

Lestip 'Meester Frank en de draak'

Lestip 'Meester Frank en de draak' Lestip 'Meester Frank en de draak' Over het boek Senne heeft een draak in z n hoofd. Die rommelt als hij sommen moet maken en zorgt ervoor dat het goede antwoord dat in Senne s hoofd zit, niet uit z n

Nadere informatie