1 Inleiding 5. 3 Personen WSW-medewerkers Overige doelgroepen Financiën Opbrengsten Kosten 21 4.

Transcriptie

1 SECTOR 2015 INFORMATIE

2 Inhoudsopgave 1 Inleiding 5 2 Het meerjarenperspectief WSW'ers bij gewone werkgevers Financiële ontwikkeling sociale werkbedrijven Verwachte financiële ontwikkeling 2015 en realisatie Verwachte ontwikkelingen voor Personen WSW-medewerkers Overige doelgroepen 16 4 Financiën Opbrengsten Kosten Resultaat 25 5 Het SW-bedrijf nader toegelicht 27 Bijlage 1: Schematische indeling van de werkladder WSW 30

3 Voorwoord Job Cohen Voorzitter Cedris Meer doen, met minder geld Het arbeidsmarktvraagstuk voor mensen met een vergrote afstand tot de arbeidsmarkt is met de invoering van de Participatiewet, de wet Banenafspraak en de afbouw van de WSW midden in de samenleving gelegd. De opgave om mensen met een beperking betaald werk te bieden ligt nu vooral bij de werkgevers in de markt en bij de overheid. Daarmee is de rol van het sociale werkbedrijf niet uitgespeeld. Sterker nog, de sociale werkbedrijven vervullen juist een belangrijke rol bij het inclusiever maken van de arbeidsmarkt. Dat wordt duidelijk uit de cijfers over Het aantal WSW-ers dat bij gewone werkgevers werkt is in de laatste tien jaar verdubbeld. De banenafspraak heeft in de afgelopen twee jaar voor een versnelling gezorgd: de helft van de gerealiseerde garantiebanen zijn via de sociale werkbedrijven ingevuld. En dat is niet verwonderlijk. Het sociale werkbedrijf beschikt over de kennis en de instrumenten om werknemers de juiste begeleiding te geven en werkgevers te ontzorgen. Dit inhoudelijke kapitaal van sociale werkbedrijven staat onder druk door opeenvolgende bezuinigingen op de subsidie per WSW-er. Deze bezuinigingen vragen verdere kostenreductie en het inzetten op een nog efficiëntere bedrijfsvoering. In 2015 is daar fors op ingezet, waardoor er mooie cijfers zijn gehaald voor de bedrijfsvoering. Maar het financieel resultaat van de sociale werkbedrijven over 2015 is gedaald. De verbetering van het bedrijfsresultaat is onvoldoende om de dalende subsidie te compenseren. De rekening hiervan ligt vrijwel altijd bij de gemeente. Deze verslechtering van het bedrijfsresultaat was overigens verwacht, maar pakt iets minder negatief uit dan vooraf ingeschat. Dit komt door het eenmalige effect van het beëindigen van tijdelijke dienstverbanden. Hierdoor komt het subsidiebedrag per persoon in 2015 iets hoger uit. 3

4 Voor de komende jaren is het beeld nog minder rooskleurig. Tekorten zullen toenemen, doordat het negatieve verschil tussen de loonkosten en de te ontvangen subsidies groter wordt. Na alle verbeterslagen en efficiencymaatregelen is er amper ruimte om besparingen te realiseren in de bedrijfsvoering. Een verhoging van de inkomsten door een breder dienstenaanbod en eventueel hogere tarieven is nodig om de continuïteit van dienstverlening richting werkgevers te kunnen garanderen. Nieuwe instroom van mensen uit de Participatiewet is noodzakelijk om de kennis en het beschikbare instrumentarium binnen het sociale werkbedrijf op peil te houden. Zo kunnen sociale werkbedrijven hun marktpositie versterken en in hoge mate bijdragen aan het gemeentelijk re-integratievraagstuk. De meerwaarde van het sociale werkbedrijf ligt in het (intensief) begeleiden van mensen naar betaald werk en beperkt zich niet langer tot de WSW. De hele doelgroep van de Participatiewet is geholpen bij de beschikbaarheid en inzet van instrumenten die het sociale werkbedrijf in de achterliggende jaren heeft ontwikkeld. Het aantal dienstverbanden van mensen die afkomstig zijn uit de Participatiewet-doelgroep is op dit moment nog heel beperkt. Hier liggen dus voor gemeenten, sociale werkbedrijven en werkzoekenden gezamenlijk uitdagingen èn kansen. De wettelijke kaders zijn veranderd, maar de mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt zijn er nog altijd. Gelukkig wordt de meerwaarde van sociale werkbedrijven voor deze mensen gezien door gemeenten en veel werkgevers. Met elkaar, gemeenten, werkgevers en sociale werkbedrijven maken we het verschil. Laten we dat ook de komende jaren blijven doen. 4

5 1 Inleiding De 92 leden van Cedris begeleiden mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt naar werk. Zij helpen mensen bij voorkeur aan de slag bij een gewone werkgever. Voor wie daar echt op is aangewezen is er de mogelijkheid om te werken op een beschutte werkplek. Zij richten zich op een brede groep van mensen die (nog) niet zelf in staat zijn het minimumloon te verdienen, bijvoorbeeld vanwege een beperking of omdat ze al jarenlang niet meer gewend zijn te werken. Mensen die onder de nieuwe Participatiewet vallen. Dat zijn de WSW-medewerkers en een groep van naar schatting mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Cedris vindt het van belang dat er een goed beeld bestaat van wat de sector doet voor de verschillende doelgroepen, welke middelen daarvoor worden ingezet en wat de financiële en sociale resultaten zijn. Daarom laat Cedris ieder jaar onderzoek doen naar de resultaten van de sector. Dit is de tiende keer dat Cedris dit onderzoek presenteert. De opzet van het onderzoek en de rapportage zijn ten opzichte van vorig jaar gewijzigd. De leden van Cedris zijn volop in transitie waarbij het ene bedrijf zich ontwikkelt tot een integrale publieke uitvoeringsorganisatie van de Participatiewet en het andere bedrijf zich ontwikkelt tot een arbeidsontwikkel- en bemiddelingsbedrijf op afstand. Sommigen functioneren meer als een sociale onderneming. Ook zijn recentelijk enkele private sociale ondernemingen lid geworden van Cedris. Gezien deze ontwikkelingen is het gewenst en noodzakelijk om de benchmark de komende jaren aan te passen. Voor 2015 is omwille van de continuïteit een groot aantal indicatoren met betrekking tot de bedrijfsvoering van de WSW op een zelfde wijze uitgevraagd. Tegelijkertijd neemt het belang van de dienstbetrekkingen en trajecten voor de nieuwe doelgroepen de komende jaren toe. Met deze benchmark is een begin gemaakt om deze ontwikkelingen bij de Cedrisleden ook in beeld te brengen. Komende jaren zal meer duidelijk worden hoe de volumina en de bedrijfsvoering van deze doelgroepen zich gaan ontwikkelen en wat voor de Cedris-leden de relevante indicatoren zijn voor de onderlinge bedrijfsvergelijking. De deelname aan het onderzoek is hoog gebleven: 82 deelnemers net als voorgaand jaar. Als rekening wordt gehouden met de grootte en financiële omvang van de bedrijven gaat het om 84 procent van de uitvoering van de WSW. Met zo n hoog dekkingspercentage kunnen relevante conclusies getrokken worden over de landelijke ontwikkelingen in de sector. 5

6 2 Het meerjarenperspectief Op twee hoofdthema s schetst dit hoofdstuk de lange termijnontwikkeling van sociale werkbedrijven. In de eerste plaats wordt de beweging van binnen naar buiten geschetst. De afgelopen tien jaar streefden sociale werkbedrijven ernaar mensen zoveel mogelijk te plaatsen bij gewone werkgevers. Dit streven past onverminderd in de ambities van de Participatiewet en invulling geven aan afspraken in het sociaal akkoord. Een tweede thema is de financiële positie van sociale werkbedrijven. Sociale werkbedrijven hebben flinke verbeterslagen doorgevoerd in hun bedrijfsvoering, maar zijn ook geconfronteerd met grote bezuinigingen. Dat is zichtbaar in de financiële cijfers van de afgelopen jaren. Ook wordt een doorkijkje gegeven naar de toekomst WSW ers bij gewone werkgevers Sociale werkbedrijven (SW-bedrijven) helpen WSW-medewerkers zoveel mogelijk aan de slag bij gewone werkgevers, met subsidie en ondersteuning. Voor een deel van de mensen is dat (nog) niet weggelegd. Sommige mensen zijn aangewezen op beschut werk, eenvoudige werkzaamheden binnen de muren van het SW-bedrijf. Anderen werken op locatie, vaak in het groen of de schoonmaak. Het SW-bedrijf organiseert het werk, maar het vraagt een grotere mate van zelfstandigheid en rendeert beter dan beschut werk. Tabel 1 WSW'ers 3 x 1/3 (in %) WSW-medewerkers '14 '15 Extern geplaatst (begeleid werken, ind. en groepsdeta.) Werken op locatie Intern geplaatst (beschermd/ intern en test/training) Ondanks de economische crisis is het aantal WSW ers dat werkt bij gewone werkgevers van jaar op jaar gestegen. In 2005 werkte 19 procent van de SW-medewerkers bij gewone werkgevers. In 2015 is dat met 38 procent een verdubbeling, in 10 jaar tijd. 6 Achter deze gestage stijging gaat een grote dynamiek schuil. Er is sprake van instroom en uitstroom uit de WSW, maar ook individuele medewerkers

7 wisselen van werkplek en werksoort. Economische omstandigheden maken dat werkgevers detacheringen terugsturen, bij andere werkgevers worden juist nieuwe mensen geplaatst. Soms kunnen medewerkers het werk bij een gewone werkgever niet meer aan, dan vallen ze terug op een interne werkplek. Andere medewerkers zetten juist de stap naar buiten. Jaarlijks heeft circa 20% tot 30% van de medewerkers een nieuwe of andere werkplek. In figuur 1 is zichtbaar is dat het totaal aantal mensen dat bij gewone werkgevers aan de slag gaat sterk is toegenomen, maar dat die groei de afgelopen jaren is afgevlakt. Na een sterke daling van het percentage intern geplaatsten in de eerste jaren ( ), heeft in de afgelopen jaren ( ) vooral een verschuiving plaatsgevonden van werken op locatie naar externe plaatsing bij werkgevers. Aannemelijk is dat de meest kansrijke WSW-medewerkers inmiddels aan de slag zijn bij gewone werkgevers en dat het steeds lastiger wordt om het resterende deel van de SW-medewerkers extern te plaatsen. Figuur 1 Aandeel WSW ers bij gewone werkgevers 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Extern geplaatst (begeleid werken, individuele en groepsdetachering) Werken op locatie Intern geplaatst (beschermd/intern en test/training) Sociale werkbedrijven leveren een forse bijdrage aan de realisatie van de banenafspraak. Uit de eenmeting van de banenafspraak blijkt dat sociale werkbedrijven circa de helft van de banen die in 2013 t/m 2015 bij gewone werkgevers zijn gerealiseerd voor hun rekening hebben genomen. 7

8 2.2. Financiële ontwikkeling sociale werkbedrijven De afgelopen jaren waren de kosten, opbrengsten en het financiële resultaat van sociale werkbedrijven sterk in beweging, onder meer als gevolg van bezuinigingen van het Rijk. In bezuinigde het kabinet Rutte I in totaal 120 miljoen op de subsidie voor de WSW. In de jaren gaan de bezuinigingen van de Participatiewet forse druk uitoefenen op het bedrijfsresultaat. Voor 2015 gaat het om een bezuiniging van 45 miljoen. Als gevolg van de korting op de subsidie hebben SW-bedrijven de afgelopen jaren fors bezuinigd. De mogelijkheden daarvoor zijn beperkt, omdat de lonen van WSW ers vastliggen in de cao. Die loonkosten maken het grootste deel uit van de kosten van sociale werkbedrijven: zo n 75 procent. Figuur 2 Ontwikkeling financieel resultaat sociale werkbedrijven Economische crisis Verbetering bedrijfsvoering Bezuiniging Rutte 1 Verschil loonkosten en subsidie Trendmatige daling loonkosten Saldo bedrijfsvoering Bezuiniging Participatiewet 1e tranche 2015 In figuur 2 zijn de financiële resultaten van de sociale werkbedrijven in beeld gebracht. De paarse blokken laten het effect zien van de bezuinigingen op het verschil tussen de lonen van de WSW ers en de subsidie van het Rijk. Die neemt toe van -85 miljoen in 2010 tot -190 miljoen in 2011 als gevolg van de bezuinigingen van Rutte 1. Daarna is sprake van een lichte stijging in het financieel resultaat als gevolg van een trendmatige daling van de loonkosten. Dat komt doordat mensen die nieuw de WSW instromen langer dan voorheen op het niveau van het minimumloon zitten en duurdere arbeidskrachten uitstromen. In 2015 zien we dat door de bezuiniging op het Participatiebudget van 45 miljoen het verschil weer is toegenomen met in totaal 20 miljoen tot -165 miljoen. 8

9 In de rode balken is zichtbaar dat als gevolg van de economische crisis het saldo bedrijfsvoering in 2010 terugvalt van -10 miljoen in 2010 naar -52 miljoen in Sinds 2011 hebben SW-bedrijven hun bedrijfsvoering fors verbeterd. Jaar op jaar is bezuinigd op de kosten en zijn de opbrengsten verhoogd. Cedris en haar leden hebben met het programma optimaliseren van het verdienvermogen hard gewerkt aan verbetering van de bedrijfsvoering was een turbulent jaar als gevolg van de aanstaande invoering van de Participatiewet. Bovendien was de economische crisis nog niet ten einde. Desondanks is het bedrijfsvoeringsresultaat sectorbreed constant gebleven. In 2015 is met het aantrekken van de economie de stijgende lijn voortgezet met een verbetering van de bedrijfsvoering met 16 miljoen tot in totaal 39 miljoen Verwachte financiële ontwikkeling 2015 en realisatie Voor 2015 was uitgegaan van een verslechtering van het landelijke bedrijfsresultaat. Deze verwachting was gebaseerd op een combinatie van verschillende factoren: een aanzienlijke bezuiniging op de Rijkssubsidie, een lichte daling van de gemiddelde loonkosten en een lichte verbetering van de bedrijfsvoering. In tabel 2 zien we de belangrijkste wijzigingen weergegeven. Tabel 2 Ontwikkeling bedrijfsresultaat landelijk (in ) Bedrijfsresultaat Realisatie 2014 Verwachte ontw Prognose 2015 Realisatie 2015 Verschil Verschil loonkosten en subsidie Saldo bedrijfsvoering Overige kosten/baten Bedrijfsresultaat landelijk De realisatie is met 97 miljoen uiteindelijk dicht bij de prognose van 101 miljoen uitgekomen. Het verschil in loonkosten en subsidie is lager uitgekomen. De uitstroom van volume was (waarschijnlijk éénmalig) groter dan verwacht - met name door het beëindigen van tijdelijke contracten - waardoor het gemiddelde subsidiebedrag per persoon iets hoger is uitgekomen. De verwachte verbetering van het resultaat in de bedrijfsvoering was vrijwel conform verwachting en bij de overige factoren zijn met name de financiële baten en lasten gedaald. 9

10 2.4. Verwachte ontwikkelingen voor De komende jaren zal naar verwachting het bedrijfsresultaat landelijk aanzienlijk verslechteren. De belangrijkste oorzaak is dat het negatieve verschil tussen loonkosten en subsidies de komende jaren toeneemt als gevolg van de bezuinigingen in de Participatiewet. In 2015 werkte dit negatieve effect nog niet volledig door omdat met het stopzetten van tijdelijke contracten een grotere volumedaling werd gerealiseerd en daarmee er landelijk gemiddeld sprake was van een incidenteel hoger dan verwacht subsidiebedrag per persoon. In de periode is dit tijdelijke effect niet meer aan de orde. De ingezette bezuiniging op de subsidie per SW-er bedraagt zo n 2.500, terwijl de gemiddelde loonkosten in dezelfde periode maximaal zo n 400 dalen. Verdere verbeteringen in de bedrijfsvoering zullen deze ontwikkeling niet kunnen compenseren. Aan de kostenkant is de afgelopen jaren fors gesneden, verbeteringen in de bedrijfsvoering moeten eerder gevonden worden in het verhogen van de opbrengsten en tarieven. Om dat te realiseren is een stevige positie in de markt nodig en continuïteit van aanbod (voldoende nieuwe instroom van mensen uit de Participatiewet) noodzakelijk. Dan kan het SW-bedrijf de continuïteit van de dienstverlening bij werkgevers garanderen en wordt het gemakkelijker om meer of beter renderende opdrachten binnen te halen. Het verwachte meerjarenbeeld is in de loop van 2016 verder verslechterd. Verwachting was dat de tekorten de komende jaren op zouden lopen tot landelijk circa -150 miljoen en ten dele zouden kunnen worden gecompenseerd door de invoering van het Lage-Inkomens-Voordeel. Figuur 3 Verwachte ontwikkeling bedrijfsresultaat Verwachte ontwikkeling bedrijfsresultaat landelijk eind 2015 Verwachte ontwikkeling bedrijfsresultaat landelijk eind 2016

11 In de meicirculaire 2016 bleek dat het Rijk bij vaststelling van het totaalbudget was uitgegaan van te hoge uitstroomcijfers. Door de lagere uitstroom van de WSW in de komende jaren worden gemeenten/sw-bedrijven geconfronteerd met lagere subsidiebedragen per persoon. Daarnaast bleek dat door technische aanpassingen van de wetgever het Lage-Inkomens-Voordeel niet meer toepasbaar voor een groot deel van de SW-populatie. Voor de komende jaren moet daarom rekening worden gehouden met een jaarlijks structureel tekort van circa 200 miljoen dat door de gemeenten jaarlijks moet worden aangevuld. Tenslotte is in onderstaande figuur de ontwikkeling van het gemiddelde bedrag per SW-er weergegeven. In 2015 was sprake van een tekort van circa Voor komende jaren wordt verwacht dat dit tekort oploopt tot meer dan Figuur 4 Ontwikkeling bedrijfsresultaat per SW-er Verwacht tekort per SE (beeld eind 2015) Nieuwe inzichten tekort per SE november

12 3 Personen Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de personele ontwikkeling in de sector. Aan de orde komen de volgende categorieën personen: de WSW-medewerkers en overige doelgroepen met afstand tot de arbeidsmarkt die werkzaam zijn in het SW-bedrijf WSW-medewerkers Tabel 3 Aantal medewerkers Aantal medewerkers Mutaties % WSW-gesubsidieerde medewerkers (personen) ,9 Tabel 3 geeft een overzicht van het aantal WSW-gesubsidieerde medewerkers met een SW-dienstverband per ultimo van het jaar. Het betreft WSW-gesubsidieerd personeel en WSW-geïndiceerden met een boventallig dienstverband conform cao WSW. Aan het eind van 2015 waren er medewerkers. Dit is een daling van zo n 6% ten opzichte van het voorgaand jaar. De WSW kent met ingang van 2015 alleen een uitstroom, er is geen nieuwe instroom. Tabel 4 Aantal arbeidsjaren WSW Aantal arbeidsjaren WSW Mutaties % WSW-medewerkers ,2 In tabel 4 wordt de doelgroep WSW-medewerkers uitgedrukt in aantal arbeidsjaren (voorheen standaardeenheden). Het aantal arbeidsjaren is lager dan het aantal medewerkers, omdat WSW-geïndiceerden in deeltijd kunnen werken. In 2014 bedroeg het aantal arbeidsjaren In 2015 is dit zo n 3% gedaald naar Deze daling is in lijn met de hierboven genoemde daling van het aantal personen: dat cijfer geeft de volumedaling aan gemeten aan het eind van het jaar; het aantal arbeidsjaren betreft een gemiddelde over het jaar heen. 12

13 Verdeling over de werkladder WSW-medewerkers kunnen worden verdeeld over de werkladder, een categorisering van de verschillende vormen waarin WSW-gesubsidieerden werk kunnen verrichten. De werkladder bestaat uit verschillende sporten, oplopend van beschut werken binnen de muren van het SW-bedrijf tot werken in dienst van een reguliere werkgever (begeleid werken). Deze gegevens zijn uitgedrukt in % van het aantal personen (tabel 5). Vorig jaar werd de categorie test/training nog apart geregistreerd. Omdat er geen sprake meer is van nieuwe instroom met ingang van 2015 zijn alle medewerkers ingedeeld naar de andere categorieën. Tabel 5 Aantal WSW-medewekers (personen) naar treden op de werkladder Categorie werkladder 2015 % 2014 % Begeleid werken Individueel gedetacheerd Extern in groep: groepsdetachering Extern in groep: werken op locatie Beschermd/intern geplaatst Test/training arbeidsinpassing Totaal Voor de gehele populatie is sprake van een volumedaling van gemiddeld 6%. In deze paragraaf wordt bekeken in welke mate er ook een verandering is opgetreden in de procentuele verdeling. Bij begeleid werken zien we eenzelfde percentage als voorgaand jaar, bij individuele detacheringen een beperkte toename. De toename in detacheringen zien we met name bij de groepsdetacheringen: zowel in absolute aantallen (van naar ) als in procentuele verdeling. De categorie groepsdetacheringen is gestegen van 14% naar 17%. Achterliggende ontwikkelingen zijn een beperkte toename van intern werk naar groepsdetachering (van binnen naar buiten plaatsen) en een verplaatsing van werken op locatie naar groepsdetachering. Dit gebeurt bijvoorbeeld als een eigen dienst van een SW-bedrijf (bijvoorbeeld in groen of schoonmaak) wordt overgenomen door een marktpartij en de medewerkers door middel van groepsdetachering bij deze nieuwe marktpartij worden geplaatst. In totaal is het percentage mensen dat bij een gewone werkgever aan de slag is, gestegen van 36% naar 38% (de combinatie van begeleid werken, individuele detacheringen en groepsdetacheringen). De omvang van de groep die werkzaam is op locatie is afgenomen (van 23% naar 22%). Bij de interne/beschutte werkplekken en het aantal mensen in test/training zien we dat de cijfers ten opzichte van 2014 eveneens zijn gedaald (van 41% naar 40%). In volgende figuur is de ontwikkeling visueel weergegeven. 13

14 Figuur 5 Verdeling WSW-medewerkers naar interne en externe plaatsing % 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Intern geplaatst Werken op locatie Extern geplaatst Achter deze cijfers gaat een grote dynamiek van medewerkers schuil. Zo is er sprake van terugval van medewerkers die individueel detacheren of begeleid werken niet meer aan kunnen, medewerkers die in afwachting van een nieuw contract tijdelijk een interne werkplek hebben of medewerkers die juist de stap van interne werksoort naar buiten toe zetten. Inschatting is dat jaarlijks circa 20% tot 30% van de medewerkers een nieuwe of andere werkplek heeft. Verdeling naar leeftijdscategorie Figuur 6 Verdeling naar leeftijdscategorie % 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 24 jaar en jonger jaar jaar jaar 55 jaar en ouder In figuur 6 is de verdeling naar leeftijd van de populatie WSW-medewerkers weergegeven. Eind 2015 is 3% van de medewerkers 24 jaar of jonger. De grootste groep bevindt zich in de leeftijdscategorie van 55 jaar en ouder (34%). Doordat er geen nieuwe instroom meer plaats vindt, wordt de populatie geleidelijk steeds ouder. In 2014 was het aandeel van de groep 55 jaar en ouder nog 32% van de populatie. Verdeling naar type opdrachtgever Tabel 6 Verdeling naar type opdrachtgever Type opdrachtgever Begeleid werken bij eigen gemeenten Detachering bij eigen gemeenten Geplaatst bij derden (private en semipublieke sector) Totaal Van de extern geplaatsten is een groot deel niet bij gemeenten uit het eigen verzorgingsgebied geplaatst, maar bij derden. Eind 2015 bedroeg het aantal extern geplaatste personen , waarvan 600 personen waren geplaatst in begeleid

15 werken bij gemeenten in het eigen verzorgingsgebied. Bij ruim de helft van de SW-bedrijven hebben de eigen gemeenten WSW-medewerkers in dienst met begeleid werken. Gedetacheerd bij eigen gemeenten waren personen, en dat is iets minder dan in Figuur 7 Verdeling extern geplaatste medewerkers naar type opdrachtgever % 9% 89% % 9% 90% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Begeleid werken bij eigen gemeenten Detachering bij eigen gemeenten Niet geplaatst bij eigen gemeenten In figuur 7 wordt de verdeling van extern geplaatste personen in procenten weergegeven. 10% was geplaatst bij de eigen gemeenten, geplaatst bij derden was 90%. Omvang en redenen van uitstroom De totale uitstroom bedroeg in personen. De uitstroom uit de WSW is in tabel 7 uitgesplitst naar reden van uitstroom. Uitstroom kan verschillende redenen hebben: het aanvaarden van een reguliere baan (zijnde niet begeleid werken) of het verkrijgen van een uitkering zoals WAO, WIA of Wajong. Andere redenen voor uitstroom is pensionering of een samenstel van overige redenen zoals stopzetten van tijdelijke contracten, verhuizing en overlijden. Tabel 7 Aantal WSW-medewekers (personen) naar treden op de werkladder Reden 2015 % 2014 % Reguliere baan WAO, WIA, Wajong of andere uitkering Pensioen Overige redenen Totaal In het jaar 2015 is de omvang van de uitstroom als gevolg van pensionering separaat uitgevraagd (31%). We zien dat in 2015 het samenstel van de overige redenen nog steeds circa de helft van de uitstroom betreft (51%). Navraag leert dat dit in belangrijke mate veroorzaakt wordt door tijdelijke contracten die in 2015 zijn afgelopen. In 2016 is het resterend aantal tijdelijke contracten lager waardoor de uitstroom vanwege de overige redenen zal afnemen. Net als in voorgaande jaren is het aantal personen dat uitstroomt vanwege een reguliere baan een marginaal deel van de uitstroom. 15

16 Omvang ziekteverzuim Het ziekteverzuim heeft in de WSW veel aandacht. In het bedrijfsvergelijkend onderzoek is gevraagd naar het ziekteverzuim van mensen met een WSW-dienstverband. Tabel 8 Ziekteverzuim (%) Categorie WSW-dienstverband 12,5 12,2 Het ziekteverzuim in de WSW dienstverbanden is in ,5% en is daarmee net wat hoger dan voorgaand jaar (12,2%), waarmee de dalende trend van de afgelopen jaren niet kon worden voortgezet Overige doelgroepen Naast de WSW-medewerkers werken in het SW-bedrijf ook andere doelgroepen met regelingen zoals de WIA, Wajong, AWBZ en met ingang vanaf 2015 de nieuwe doelgroep vanuit de Participatiewet. Deze doelgroepen zijn in dit onderzoek samengevat onder de noemer overige doelgroepen. Tabel 9 Aantal dienstbetrekkingen doelgroep in personen 2015 % Dienstbetrekkingen doelgroep WSW Dienstbetrekkingen overige doelgroepen Totaal dienstbetrekkingen doelgroep In tabel 9 wordt het totaal aantal dienstbetrekkingen weergegeven in de SW-bedrijven voor medewerkers die afkomstig zijn vanuit een van de doelgroepen. De medewerkers met een SW-indicatie vormen met 98% het overgrote deel van het aantal dienstbetrekkingen. Het aantal dienstbetrekkingen voor overige doelgroepen bedraagt personen (2%). 16

17 Tabel 10 Dienstbetrekkingen overige doelgroepen % Wajong-indicatie 18 Participatiewet doelgroepregister 17 Participatiewet indicatiebesluit beschut 2 Participatiewet overig (zonder indicatie en/of beperking) 64 Totaal 100 In tabel 10 zijn de dienstbetrekkingen uitgesplitst naar de verschillende overige regelingen. Afgelopen jaren verzorgden SW-bedrijven al dienstbetrekkingen voor medewerkers met een Wajong-indicatie. Daarnaast is met ingang van 2015 sprake van een (vooralsnog zeer beperkte) instroom van dienstbetrekkingen vanuit de Participatiewet. Het aantal dienstbetrekkingen met medewerkers vanuit doelgroepregister en beschut werk bedraagt in 2015 enkele honderden respectievelijk tientallen. Met deze cijfers wordt het beeld bevestigd dat in 2015 het begeleiden en bieden van dienstverbanden voor medewerkers met een beperking vanuit de Participatiewet vooralsnog moeizaam op gang komt. Tenslotte wordt het grootste deel van de populatie dienstbetrekkingen gevormd door de categorie overig. Dit zijn onder meer dienstverbanden die aan medewerkers met een beperking zijn aangeboden terwijl een indicatie beschut of doelgroepregister niet of nog niet tot stand is gekomen. Daarnaast biedt 17

18 een aantal SW-bedrijven in opdracht van de gemeenten medewerkers zonder beperking een tijdelijk dienstverband aan om daarmee uit de uitkeringssituatie te geraken met als beoogde vervolgstap de uitstroom naar regulier werk. Tabel 11 Aantal dienstbetrekkingen doelgroep in personen WSW % Overig % Begeleid werken bij reguliere werkgever 6 17 Individueel gedetacheerd Extern in groep: groepsdetachering Extern in groep: werken op locatie Beschermd/intern geplaatst In tabel 11 zien we in wat voor een soort categorieën de medewerkers uit de overige doelgroepen zijn geplaatst. In de kolom ernaast zijn als vergelijk de percentages voor de WSW-populatie weergegeven. De categorieën begeleid werken bij een reguliere werkgever met loonkostensubsidie en individuele detachering vormen met 17% en 29% bijna de helft van de populatie. We zien dat het aantal dienstbetrekkingen beschermd/intern relatief laag is. Dit bevestigt het beeld van het achterblijven van de nieuwe beschutte werkplekken. Tabel 12 Doelgroep met een trajectovereenkomst In personen 2015 % Tegenprestatie naar vermogen Werkervaringsplaats/stage Participatiewet overige doelgroepen Totaal Tenslotte is in tabel 12 het aantal trajectovereenkomsten in beeld gebracht. Naast de dienstbetrekkingen voor de WSW-populatie en de overige doelgroepen, vormt dit een belangrijk onderdeel van het totale werkpakket van de sociale werkbedrijven. In totaal gaat het om circa trajectovereenkomsten. Verschillende vormen kunnen worden onderscheiden. De grootste categorie wordt gevormd door de werkervaringsplaatsen/stages met 68% van het totaal. Met ingang van 2015 zijn deze gegevens voor de eerste keer op deze wijze uitgevraagd. In volgende jaren kan een analyse van de ontwikkelingen van jaar op jaar gemaakt worden. 18

19 4 Financiën In dit hoofdstuk komen de opbrengsten, de kosten en het financiële resultaat van SW-sector aan de orde Opbrengsten De opbrengst van SW-bedrijven bestaat hoofdzakelijk uit: arbeidsplaatsgebonden subsidies; de netto omzet 1 van detachering; de netto omzet van productie en eigen dienstverlening. In deze paragraaf worden deze opbrengsten onderscheiden. De Rijkssubsidie wordt voor een deel aangewend voor loonkostensubsidies aan werkgevers, en het resterende deel dient ter bekostiging van begeleiding en administratie. Gemeentelijke bijdragen zijn in de berekening van de opbrengst niet meegenomen. Overige bedrijfsopbrengsten komen in het resultaatoverzicht terug (paragraaf 4.3). Opbrengst WSW-gesubsidieerde medewerker Tabel 13 Opbrengst WSW-gesubsidieerde medewerkers (x A ) Opbrengst Mutaties % Arbeidsplaatsgebonden subsidies ,5 Netto omzet uit detachering ,4 Netto omzet uit eigen productie en dienstverlening ,3 Totaal c c ,0 Tabel 13 geeft een beeld van de opbrengst van de sector. De totale opbrengst in 2015 van miljoen is met 3,5% gedaald ten opzichte van Een bepalende reden is het dalende volume van de doelgroep (-3,2% in arbeidsjaren), en het dalende subsidiebedrag per WSW-er. De netto omzet uit detachering en uit eigen productie is naar verhouding minder sterk gedaald. 1 Onder netto omzet wordt verstaan: omzet minus directe kosten voor inkoop van grond- en hulpstoffen en uitbesteed werk. 19

20 Figuur 8 Verdeling omzet WSW (%) % 9% 18% % 9% 18% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Arbeidsplaats gebonden subsidies* Netto omzet uit detachering Netto omzet uit eigen productie en dienstverlening** De omzet is grotendeels afkomstig uit arbeidsplaatsgebonden subsidies. In 2015 is net als voorgaande jaren bijna driekwart (73%) van de totale opbrengst daaruit afkomstig (figuur 8). Tabel 14 Opbrengst WSW-gesubsidieerde medewerkers per WSW-arbeidsjaar Arbeidsplaatsgebonden subsidies Rijkssubsidie) Mutaties % ,2% Netto omzet totaal ,6% In tabel 14 zijn de omvang van de Rijkssubsidie en de netto omzet (totaal) per WSW-arbeidsjaar weergegeven. Per arbeidsjaar werd in 2015 een bedrag van aan Rijkssubsidie ontvangen 2. Het verschil met 2014 betreft de automatische prijsindexatie (1%), de in het Participatiebudget verwerkte macrobezuiniging van 500 per arbeidsjaar (-2%) en een beperkt positief verschil tussen geraamde en feitelijke volumedaling (0,7%). In reële termen is het subsidiebedrag gedaald. In 2015 is een stijging van de netto omzet gerealiseerd tot een omvang van Achterliggende redenen zijn een nominale aanpassing van de tarieven en een beperkte toename van de opbrengsten, veroorzaakt door extra detacheringen. Opbrengst overige doelgroepen De overige doelgroepen genereren ook opbrengsten voor het SW-bedrijf. Hieronder worden die apart in beeld gebracht. Tabel 15 Opbrengst overige doelgroepen (x A ) Opbrengst Arbeidsplaatsgebonden subsidies Opbrengst activiteiten overige doelgroepen Totaal c 107 c De systematiek is met ingang van 2015 gewijzigd. In 2014 was sprake van een taakstelling per gemeente en een normbedrag per SW-er uitgedrukt in arbeidsjaren. In 2015 is sprake van een geïntegreerd Participatiebudget. Onderdeel van dit budget is een berekend gedeelte voor de WSW waarin uitgegaan wordt van een volumedaling en een bezuinigingstaakstelling.

21 De opbrengst van overige doelgroepen bedraagt in miljoen, een daling van 6 miljoen ten opzichte van het jaar 2014 ( 113 miljoen). Netto omzet naar type opdrachtgever De netto omzet van WSW-gesubsidieerden en overige doelgroepen samen laat zich als volgt verdelen over verschillende typen opdrachtgevers. Figuur 9 Verdeling netto omzet naar type opdrachtgever (%) % 10% 52% % 11% 51% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Eigen gemeenten Overige overheden/not for profit Profit De netto omzet is in 2015 voor 51% afkomstig uit de profit sector (figuur 9). Gemeenten uit het eigen verzorgingsgebied zorgen voor 38% van de omzet. De verdeling is vrijwel vergelijkbaar met die van Achter dit landelijk gemiddelde cijfer van 38% gaan overigens forse lokale verschillen schuil. Sommige SW-bedrijven hebben een omzet uit de eigen gemeenten van 20%, bij andere bedrijven ligt dit in de orde van 60% Kosten De kosten van de SW-bedrijven bestaan hoofdzakelijk uit: arbeidskosten voor de doelgroep; arbeidskosten voor ongesubsidieerde professionals; materiële kosten, zoals huisvesting, productiemiddelen, afschrijvingen, et cetera. In deze paragraaf worden bovenstaande kostensoorten in beeld gebracht voor de WSW-medewerkers en overige doelgroepen. Incidentele kosten en financiële lasten (rentekosten) worden in deze paragraaf niet meegenomen. Zij komen in het resultaatoverzicht (paragraaf 4.3) terug. 21

22 Kosten WSW-medewerkers Tabel 16 De kosten van de WSW-medewerkers (x A ) Kostensoort Mutaties % Arbeidskosten WSW-medewerkers ,5 Arbeidskosten ongesubsidieerde professionals ,2 Materiële kosten ,1 Totaal c c ,7 De totale kosten van de WSW bedragen in miljoen en liggen daarmee 91 miljoen (-2,7%) lager dan in De kosten bestaan voor het grootste deel uit arbeidskosten van WSW-medewerkers. Hier zien we een daling van -2,5% die met name veroorzaakt wordt door de volumedaling van het aantal medewerkers (-3,2%). Daarnaast is er sprake van een kleine prijsstijging (0,7%) die veroorzaakt wordt door een combinatie van de wettelijke aanpassingen van de hoogte van het minimumloon, een beperkte daling van het gemiddelde loon doordat er sprake is van een uitstroom van hoger ingeschaalde medewerkers en een beperkte stijging van de premielasten. Daarnaast zien we dat de arbeidskosten van de ongesubsidieerde professionals zijn gedaald in lijn met de volumedaling van de doelgroep (-3,2%). Daarnaast is er sprake van een beperkte nominale prijsstijging in de lonen (circa 1%) en een verdere daling van het aantal medewerkers (-1%). Tenslotte zien we dat de materiële kosten ten opzichte van 2014 met 4,1% sterker zijn gedaald dan de volumedaling. Een achterliggende reden is dat door de toename van het aantal detacheringen minder materiële kosten nodig zijn. Figuur 10 Verdeling kosten WSW (%) % 16% 9% % 16% 9% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Arbeidskosten Wsw-medewerkers Arbeidskosten ongesubsidieerde professionals Materiële kosten In figuur 10 is de verhouding tussen de kostensoorten uitgedrukt in procenten. Daaruit valt af te lezen dat de kostenverdeling identiek is aan voorgaand jaar. 22

23 Tabel 17 Kosten WSW per WSW-arbeidsjaar Kostensoort Mutaties % Arbeidskosten WSW-medewerkers (incl. subsidie Begeleid Werkers) ,8 Arbeidskosten ongesubsidieerde professionals ,0 Materiële kosten ,9 Bovenstaande kosten zijn in tabel 17 omgerekend naar kosten per arbeidsjaar WSW. De arbeidskosten van WSW-medewerkers bedragen per arbeidsjaar, de begeleidingskosten door professionals en de materiële kosten per arbeidsjaar. Achter deze gemiddelde cijfers van loonkosten en materiële kosten gaan verschillende ontwikkelingen schuil die om een nadere toelichting vragen. De gemiddelde arbeidskosten per WSW-medewerker zijn een samenstelling van WSW-medewerkers in dienstverband bij het SW-bedrijf (circa 94% van de populatie) en het aantal WSW-medewerkers dat via begeleid werken bij een reguliere werkgever in dienst is (6%). Voor de WSW-medewerkers in dienstbetrekking wordt gemiddeld een brutoloon betaald van circa , voor de (beperkte) groep Begeleid Werkers een loonkostensubsidie van circa Over de gehele WSW-populatie betekent dit een gemiddelde loonsom van De stijging van 0,8% van naar in 2015 wordt met name veroorzaakt door de nominale stijging van het wettelijk minimumloon en de stijging van de premielasten. De materiële kosten zijn samengesteld uit huisvestingskosten, afschrijvingen vaste activa, productiemiddelen en overige kosten. Onderstaande tabel 18 geeft een uitsplitsing van de landelijke cijfers naar verschillende kostensoorten. Aandachtspunt hierbij is dat in de benchmark de SW-bedrijven alleen voor het totaal van de kosten een onderverdeling gemaakt hebben naar SW-activiteiten en overige doelgroepen. Er is dus in de benchmark geen exacte toerekening beschikbaar van bijvoorbeeld huisvestingskosten voor de SW-activiteiten. Hiermee rekening houdend geeft tabel 18 een globale inschatting hoe de materiële kosten verdeeld zijn. Tabel 18 Uitsplitsing kosten (%) Uitsplitsing materiële kosten Huisvestingskosten Afschrijvingen vaste activa Productiemiddelen Overige Niet uitgesplitst Totale materiële kosten (SW + overige doelgroepen)

24 Kosten overige doelgroepen Het aandeel van de arbeidskosten van overige doelgroepen is aanzienlijk lager, omdat lang niet iedereen in dienst van het SW-bedrijf komt. Het aandeel van de begeleidingskosten (trajectkosten) is voor deze doelgroepen groter dan in de WSW. Tabel 19 De kosten van de overige doelgroepen (x A ) Kostensoort Arbeidskosten overige doelgroepen Arbeidskosten ongesubsidieerde professionals Materiële kosten Totaal c 110 c 116 In 2014 bedragen de kosten voor overige doelgroepen 110 miljoen, een beperkte daling ten opzichte van 2014 van 6 miljoen. Figuur 11 geeft de percentuele verhouding tussen de kostensoorten voor overige doelgroepen weer. Het aandeel arbeidskosten ongesubsidieerde professionals is relatief toegenomen. Figuur 11 Verdeling kosten overige doelgroepen (%) % 54% 19% % 56% 19% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Arbeidskosten overige doelgroepen Arbeidskosten ongesubsidieerde professionals Materiële kosten 24

25 4.3. Resultaat Tabel 20 Exploitatieoverzicht (x A ) Totaal exploitatieoverzicht Mutatie % Omzet WSW (totale opbrengsten) ,0 Omzet overige doelgroepen (totale opbrengsten) ,3 Totale omzet ,1 Kosten WSW ,7 Kosten overige doelgroepen ,2 Totale kosten ,8 Exploitatieresultaat Overige bedrijfsopbrengsten Saldo incidentele en financiële baten en lasten 1 12 Bedrijfsresultaat c 81 Het bovenstaande resultaatoverzicht toont voor 2015 een negatief bedrijfsresultaat van 97 miljoen. Dat is een daling ten opzichte van 2014 met 16 miljoen (- 81 miljoen). Achter deze cijfers gaan verschillende ontwikkelingen schuil. Allereerst hebben we gezien dat de omzetcijfers met 3% zijn afgenomen ( versus 3.303). Dit wordt met name veroorzaakt door de daling van de Rijkssubsidie, zowel in volume als door de bezuinigingstaakstelling. De gerealiseerde omzet in detachering en productie laat een verbetering zien. De omzet bij de overige doelgroepen is vrijwel gelijk gebleven. Vervolgens hebben we gezien dat de kosten in vrijwel gelijke mate zijn gedaald ( versus 3.427). Ook dit wordt in belangrijke mate veroorzaakt door de daling van het volume van de doelgroep, maar ook door een beperkte prijsstijging in de lonen. Het saldo is zichtbaar in de ontwikkeling van het exploitatieresultaat: deze is van 2014 op 2015 licht gedaald (van miljoen naar miljoen). Hiermee blijkt dat de daling van Rijkssubsidie in 2015 vrijwel volledig is opgevangen door een verbetering van de omzet, beperking van de kosten en een terughoudende loonontwikkeling bij de doelgroep. 25

26 Tenslotte zien we dat de overige bedrijfsopbrengsten en het saldo incidentele baten en lasten ongeveer vergelijkbaar is gebleven ( 32 miljoen om 44 miljoen). In het resultaatoverzicht zijn de vaste gemeentelijke bijdragen buiten beschouwing gelaten. In 2015 betrof dat een bedrag van 87 miljoen, een iets hoger bedrag dan in 2014 ( 81 miljoen). We zien nu dat de tekorten in het bedrijfsresultaat bij de SW-bedrijven volledig door middel van vaste gemeentelijke bijdragen worden gefinancierd. Dit is een illustratie van een toenemende transparantie tussen gemeenten en SW-bedrijven, omdat in het verleden vaker tekorten achteraf via eenmalige bijdragen of bijvoorbeeld via een afname van reserves werden gefinancierd. 26

27 5 Het SW-bedrijf nader toegelicht In de voorgaande hoofdstukken hebben we de resultaten laten zien van de SW-sector als geheel. In dit hoofdstuk staan we stil bij wat dit betekent voor het resultaat van een gemiddeld (fictief) SW-bedrijf. We leggen uit wat de meest bepalende factoren zijn. De landelijke totaalresultaten van de branche hebben we vertaald naar een gemiddeld SW-bedrijf. In het vorige hoofdstuk is toegelicht dat landelijk over de totale SW-populatie van nu nog ruim arbeidsjaren een negatief bedrijfsresultaat behaald is van - 97 miljoen. In Nederland wordt de WSW uitgevoerd door ongeveer 90 SW-bedrijven. Een gemiddeld SW-bedrijf biedt daarmee werk aan zo n WSW-medewerkers (in arbeidsjaren) en enkele tientallen medewerkers vanuit andere doelgroepen. Er zijn evenwel grote verschillen in grootte, variërend van enkele honderden tot enkele duizenden medewerkers. In tabel 21 op de volgende pagina zien we dat over 2015 het gemiddelde SW-bedrijf een negatief bedrijfsresultaat heeft behaald van 1,1 miljoen. In de kern zijn er drie verschillende factoren die aan dit bedrijfsresultaat ten grondslag liggen. De eerste factor betreft het verschil tussen de SW-loonkosten en de Rijkssubsidie. WSW-medewerkers worden conform de cao betaald. Dat betekent dat de medewerker loon ontvangt op basis van een in het verleden vastgestelde inschaling (historische rechten). De Rijkssubsidie wordt jaarlijks vastgesteld; over 2015 was deze gemiddeld per arbeidsjaar (inclusief een bonus voor begeleid werken). Het verschil van - 1,8 miljoen betekent dat een SW-bedrijf per medewerker gemiddeld zo n meer aan loonkosten betaalt dan dat aan subsidie wordt ontvangen. Oorspronkelijk doel van de Rijkssubsidie SW was om aan de gemeente een substantiële tegemoetkoming in de totale kosten te geven; een volledige compensatie van de loonkosten is nooit de primaire doelstelling geweest. Wel hebben we kunnen constateren dat het negatieve verschil tussen de verplichte loonkosten en het ontvangen subsidiebedrag in voorgaande jaren fors is toegenomen: door enerzijds een toename van de loonkosten (ontwikkeling cao-loon en wettelijk minimumloon) en door anderzijds een bezuiniging op het subsidiebedrag van 120 miljoen in 2011 en achterwege laten van de prijsbijstelling in In de jaren 2013 en 2014 is het subsidiebedrag aan de nominale prijsontwikkeling aangepast en kon aan de kostenkant de gemiddelde stijging van de lonen beperkt blijven door instroom van medewerkers op minimumloon en uitstroom van hoger 27

28 Tabel 21 Gemiddeld bedrijfsresultaat (x A ) Gemiddeld bedrijfsresultaat - 1,1-0,9 1. Verschil tussen SW-loonkosten en subsidies - 1,8-1,6 - SW-loonkosten (cao-loon) - 28,0-27,9 - Arbeidsplaatsgebonden subsidies 26,2 26,3 2. Saldo opbrengsten en kosten bedrijfsvoering SW - Opbrensten SW (netto toegevoegde waarde) 0,5 0,2 9,7 9,5 - Kosten bedrijfsvoering SW - 9,2-9,3 3. Overig (andere doelgroepen, opbrengsten, fin. baten en lasten) 0,3 0,5 - Opbrengsten overige doelgroepen 0,0 0,0 - Overige opbrengsten 0,3 0,3 - Saldo financiële en incidentele baten en lasten 0,0 0,1 28

29 ingeschaalde medewerkers. In 2015 is een aanvullende bezuiniging op het bedrag per arbeidsjaar van 45 miljoen in het Participatiebudget verwerkt 3. De tweede factor betreft het verschil tussen de opbrengsten en kosten bedrijfsvoering SW. Voor het generen van werk en begeleiden van medewerkers heeft een SW-bedrijf personeelskosten (voor de begeleidende professionals) en materiële kosten (onder andere huisvesting). Daartegenover staat dat met de werkzaamheden die de WSW-medewerkers uitvoeren een (bescheiden) omzet kan worden behaald. Het positieve saldo van 0,5 miljoen betekent dat de kosten per WSW-medewerker met de opbrengsten uit het werk kunnen worden gefinancierd. In vergelijking met 2014 heeft er een verdere verbeterslag in de bedrijfsvoering plaatsgevonden waardoor het positieve saldo is toegenomen van 0,2 miljoen naar 0,5 miljoen. De derde factor is samengesteld uit verschillende elementen. Het gaat onder andere om activiteiten voor overige doelgroepen (bijvoorbeeld re-integratietrajecten), overige bedrijfsopbrengsten en het saldo van (financiële) baten en lasten. Het saldo van 0,3 miljoen betekent dat een gemiddeld SW-bedrijf wat inkomsten heeft uit andere activiteiten of aanvullende middelen, waarmee het verlies op de SW-activiteiten nauwelijks tot niet kan worden gecompenseerd. De drie factoren gezamenlijk tellen op tot een verlies van - 1,1 miljoen. In 2015 is dit verlies vrijwel geheel opgevangen door een vaste gemeentelijke bijdrage. In incidentele gevallen gebeurt dit voor zover aanwezig door het interen op het eigen vermogen van het SW-bedrijf. 3 In de periode wordt het fictieve budget voor de WSW als onderdeel van het Participatiebudget jaarlijks met 500 verlaagd, tot in totaal per arbeidsjaar. 29

30 Bijlage 1 Schematische indeling van de werkladder WSW Trede Aantal personen Wie is werkgever en welke cao is van toepassing? Onder wiens leiding wordt werk uitgevoerd? Voor wiens rekening en risico wordt werk uitgevoerd? Bijzonderheden Regulier Individueel Reguliere werkgever - cao van reguliere werkgever Reguliere werkgever Reguliere werkgever Zonder WSW-subsidie of loonkostensubsidie via gemeente of UWV Begeleid Werken/ werken met loonkostensubsidie bij reguliere werkgever Individueel Reguliere werkgever - cao van reguliere werkgever Reguliere werkgever Reguliere werkgever Met behulp van loonkostensubsidie (op grond van WSW of gefinancierd via gemeente of UWV) Individuele detachering Individueel SW-bedrijf -cao WSW Reguliere werkgever Reguliere werkgever Inleenvergoeding Groepsdetachering Groep van minimaal 3 personen SW-bedrijf -cao WSW Reguliere werkgever - er kan wel (werk) begeleiding worden geboden vanuit SW-bedrijf. Reguliere werkgever Inleenvergoeding Werken op locatie Individueel of groep SW-bedrijf -cao WSW SW-bedrijf SW-bedrijf Betaling voor opdracht Beschut intern Individueel SW-bedrijf -cao WSW SW-bedrijf SW-bedrijf Betaling voor opdracht Test en training Individueel SW-bedrijf -cao WSW SW-bedrijf SW-bedrijf Nog niet definitief in te delen op werkladder 30

31 31

32 Koningin Wilhelminalaan LA Utrecht Postbus RD Utrecht T F info@cedris.nl Cedris is de landelijke vereniging voor sociale werkgelegenheid en re-integratie. De leden van Cedris zorgen voor een goede match op de arbeidsmarkt tussen werkgevers en mensen met een vergrote afstand tot de arbeidsmarkt. Hiervoor maken ze gebruik van de zes instrumenten voor een succesvolle uitvoering van de Participatiewet en de banenafspraak. Sectorinformatie sociale werkgelegenheid en arbeidsintegratie 2015