vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 10 maart 2010 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Transcriptie

1 Raad vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 10 maart 2010 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Dordrecht, van 11 februari 2010 in zaak nr. 10/3126 in het geding tussen: en de staatssecretaris van Justitie.

2 /1/V maart Procesverloop Bij besluit van 22 januari 2010 is. (hierna: de vreemdeling) in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 11 februari 2010, verzonden op 12 februari 2010, heeft de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Dordrecht, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 18 februari 2010, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen. Deze brief is aangehecht. De staatssecretaris van Justitie (lees: de minister van Justitie) heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Het verzoek om schadevergoeding dient reeds hierom te worden afgewezen Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3 /1/V maart Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; II. wijst het verzoek om schadevergoeding af. Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M.P. van Gemert, ambtenaar van Staat. w.g. Bijloos lid van de enkelvoudige kamer w.g. Van Gemert ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 10 maart Verzonden: 10 maart 2010 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

4 :2S. Jan :55 ' inr 'P. 10 PMt.*«P«*J»^W 2350ÇE Letderdorp Rlgfe HoIlands-MUdan KorpsandtrtfMf 19 Vrwr^e^g&npaWe Behandsld door.. Tefefoo» ori-m F« * V-Jiunmwf/Zaik /ZJ»K-2Z'01/2010 Datum 22/01/2010 Onderworp M1lMM«itr»0»f v*nb*warfng LITIE, Hollands-Midden Maatregel van Bewaring Ik, ondergetekende, \T\.' JW..V\AAJ^.WTP^Ä?C hoofdinspecteur van het regionaal politiekorps Hollands-Midden, belast met het toezicht op vreemdelingen, tevens hulpofficier van justitie, leg met het oog op de uitzetting aan de vreemdeling, zich noemende: Achternaam Vooma(a)m(en) Geboortedatum Geboorteplaats Geboorteland Nationaliteiten) Geslacht : Duitsland r w i ±^.:.-. ;. _ f '._^:.\' '.."!:":..V i!;:j_'. i _, i L_ ; i., I',-' :.: ' B i' ' 2 'i JAN m «invob'-inw^-jiï-' _ -'"1 mannelijk can trap : _ J^IT- ç^ * -! da maatregel van bewaring op, zoats bedoeld In artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (geen rechtmatig verblijf). Deze maatregel wordt gevorderd door het belang van de openbare orde omdat er aanwijzingen zijn om te vermoeden dat betrokkene zich aan de ukzetting zal onttrekken, hetgeen blijkt uü het feit dat betrokkene Niet beschikt over een identiteitspapier als bedoeld in artikel 4.21 van het vreamdellngenbesfuït ach niet aangemeld heeft bij de korpschef geen of onvoldoende middelen van bestaan heeft De maatregel is opgelegd: Plaats : Leiden Datum : 22/01/2010 Tl d : 21:30 uur. V.nr Pagina 1 van 2

5 ;28. Jan :55 r *P. Da Staatssecretaris van Justitie, namens de Staafesecretar de hu/pofflcjflwaalustitiey de hoofdinspecteurs few afecfirift van deze maatregel is onmiddelijk aan de vreemdeling uitgereikt. Beroep tegen daze maatregel kan schriftelijk worden ingesteld b(j de rechtbank te 's-gravenhage, Centraal fntakebureau Vreemdelingenzaken te Haarlem, faxnummer & Hierbij dient gebruik (e worden gemaakt van het model beroepschrift, zie ' V.nr. Pagina 2 van 2

6 ;i8. FÉB, 201(T11:2O BRETON CS. ADVOCATEN "" " NR P. 6/8 uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Dordrecht Sector Bestuursrecht Vreemdelingenkamer procedurenummen AWB 10/3126, V-nummer: uitspraak van de enkelvoudige kamer inzake eiser, gemachtigde: mr. EJ.C. van de Laak, advocaat te Lisse, tegen de Staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst, 1. Ontstaan en loop van bet geding 1.1. Op 25 januari 2010 is de rechtbank, door middel van een namens eiser ingediend beroepschrift, ervan in kennis gesteld dat verweerder eiser op 22 januari 2010 in bewaring heeft gesteld De zaak is op 4 februari 2010 behandeld ter zitting van een enkelvoudige kamer, Eiser is ter zitting verschenen bij gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. 2, Overwegingen 2.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de bewaring van eiser op 25 januari 2010 is opgeheven. Derhalve resteert de vraag of aan eiser de gevorderde schadevergoeding toekomt Eiser voert aan dat zijn inbewaringstelling van aanvang af onrechtmatig is geweest. Eiser heeft de Poolse nationaliteit en is derhalve burger van de Unie. Eiser ontleent aan artikel 18, eerste lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG- Verdrag) een verblijfsrecht. Verweerder had aanleiding moeten zien om de ophouding op grond van artikel 50, vierde lid, van de Vw 2000 te verlengen. De maatregel voor bewaring is thans toegepast voor een ander doel dan waarvoor deze is bedoeld. Eiser verwijst in dat kader naar een uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen, van 20 november 2002 (UN AF2811 ) en een uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, van 30 oktober 2003 (UN AN7824). Eiser verwijst voorts naar een uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 28 december 2001 (UN AD85I7) en een uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, van 8 oktober 2001 (UN AD5465). Eiser meent dat hij vanaf 22 januari 2010 recht heeft op schadevergoeding.

7 718. FEB.2010nt:20 BRETON C. S. ADVOCATEN" ~~ NR P. 7/8' procedurenummer: AWB 10/ Verweerder stelt zich op het standpunt dat het verzoek om schadevergoeding dient te worden afgewezen. Verweerder betoogt dat de inbewaringstelling van eiser tot aan de opheffing rechtmatig is geweest, Er is sprake geweest van verwarring omtrent eisers identiteit en nationaliteit en deze verwarring is veroorzaakt door eiser. Eiser heeft verklaard uit Polen dan wel uit Duitsland afkomstig te zijn, Etser is in bewaring gesteld, omdat hij zijn identiteit en nationaliteit niet kon aantonen. Op 25 januari 2010 hebben de Poolse autoriteiten ten aanzien van eiser de Poolse nationaliteit bevestigd en is de bewaring opgeheven Derechtbankacht het beroep ongegrond en komt daartoe op giond van de navolgende overwegingen. De rechtbank stelt vast dat eiser tijdens het verhoor voor de inbewaringstelling op 22 januari 2010 onder meer als volgt heeft verklaard: "Ik ben mijn paspoort kwijt. Ik weet niet waar het is. Ik heb 2 nationaliteiten, Pools en Duits. Ik had een Duits document. Ik denk dat het beter is om een Duits document te hebben dan een Pools. Mijn aanvraag betreft een Duits document". Niet in geschil is dat eiser niet beschikte over een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort en dat hij zijn stelling, dat hij als burger van de Unie moest worden beschouwd en dat hij mitsdien in Nederland mocht verblijven, op geen enkele manier kon onderbouwen. De rechtbank stelt verder vast dat eiser op vrijdag 22 januari 2010 om 21,30 uur in bewaring is gesteld en dat op maandag 25 januari 2010 na telefonisch contact met de Poolse ambassade een document met eisers gegevens en een goedgelijkende pasfoto is overgelegd. Niet eerder dan op dat moment is eisers gestelde Poolse identiteit en nationaliteit ondubbelzinnig komen vast te staan. Nu voorts niet in geschil is dat de gronden voor de inbewaringstelling aanwezig waren, bestaat er geen grond voor het oordeel dat eiser ten onrechte in bewaring is gesteld, Van détournement de pouvoir is geen sprake. De rechtbank verwijst in het kader van het voorgaande mede naarde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 november 2005, JV Ook overigens is niet gebleken dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring ten aanzien van eiser in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten. Er bestaat derhalve geen grond voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht Gezien het voorgaande beslist de rechtbank als volgt.

8 FEB. 2Ü10H1:20" "BRETON C. S. ADVOCATEN' Î.92Û5 - P. 3/8' procedureniimmer: AWB 10/ Beslissing De rechtbank 's-gravenhage: verklaart het beroep ongegrond; wijst het verzoek om schadevergoeding af. Aldus gegeven door mr. A.M J. Adriaansen, rechter, en door deze en mr. L. Cocnraads. griffier, ondertekend. De griffier, Uitgesproken in het openbaar op: 11 februari 2010 Afschrift verzonden op: J 2 FEB, 20ffl Rechtsmiddel Parojen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep lostenen Hj d* Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor hel Indienen van een beroepschrift bedraagt èydwek na verzending van de uitspraak door de griffier. Het berocpschrir dient een or neer grieven tegen de uitspraak vatf de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden mui de Rud van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113,2500 BC 's-gravenhage. Men wordt verzocht ecu aftchrifl van d* uitspraak mee te zenden.

9 8. FEB :18" Breton ADVOCATEN 'BRETON C. S. ADVOCATEN NR P. 1/8 RAAD VAN STATE INGEKOMEN.1 8 FEB PûttbuilûO il 60 AC Lbs«(NU Vuunteeglaan GE LU«(NM T+31(0) F +31 (0) conta t#brttonadvouten.nj www,bf tuvudvoaten.nl 7AAKNR. AAN: 'ji()kym t BEHANDELD: DD:. Raad van State Postbus EA DEN HAAG VOORUIT PER TELEFAX: februari 2010 /IND Edelhoogachtbare Heer/Vrouwe, Bijgaand doe ik u een hoger beroepschrift toekomen tegen de uitspraak van de Rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Dordrecht van 12 februari 2010 met het verzoek dit in behandeling te nemen. Ik vertrouw erop u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd, Hoogachtend, Postbank rekjv.asj9.03o ut.v. Stichting 8*hM«Derdengelden 8«*»««Advocaten Itden unspotelijmitjd libepedt tot hei twdug dit in heimilwirelfaidt geval ondv d* befwpiiireprakelljkhejdjverzemrjnj wadi uftbeimid.

10 8. FEB :18' 'BRETON C. S. Breton ADVOCATEN ADVOCATEN" NR P. 2/8 RAAD VAN STATE INGEKOMEN AAN DE AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VAN DE RAAD VAN STATE TE 'S-GRAVENHAGE ZAAKNR. AAN: BEHANDEID: OD: 1 8 FEB 2010 PAfr HOGER BEROEPSCHRIFT Geeft eerbiedig te kennen;, te dezer zake domicilie kiezende te Lisse aan de Vuursteeglaan 14 (Postbus 100, 2160 AC, Lisse), ten kantore van Breton Advocaten, van wie advocaat mr E.J.C, van de Laak in deze als gemachtigde optreedt en bepaaldelijk gevolmachtigd is om het onderhavig hoger beroep in te stellen. 1. Appellant is geboren op te Duitsland en is in hét bezit van de nationaliteit van dat land, alsmede van de Poolse nationaliteit. 2. Aan appellant Is op 22 januari 2010 een maatregel van bewaring opgelegd. Op 25 januari 2010 heeft appellant beroep ingesteld tegen deze maatregel. De Rechtbank 's- Gravenhage, zittingsplaats Dordrecht heeft het beroep ongegrond verklaard op 12 februari Een kopie van de uitspraak is bijgevoegd als Productie. 3. Appellant kan zich met deze beslissing niet verenigen, weshalve hij in hoger beroep komt bij Uw Afdeling. 4. Appellant wenst de volgende grieven tegen de aangevallen uitspraak aan te voeren.

11 18. FEB :19" BRETON C. S. ADVOCATEN NR P. 3/8 Breton ADVOCATEN Grief I: Ten onrechte heeft de Rechtbank geoordeeld: "Niet in geschil is dat eiser n iet beschikte over een geldige Identiteitskaart of een geldig paspoort en dat hii ziin stelling, dat hij als burger van de Unie moest worden beschouwd en dat hil mitsdien in Nederland mocht verblijven, OP geen enkele manier kon onderbouwen. De Rechtbank stelt verder vast dat eiser op vrlldaq 22 januari 2010 om uur in bewaring is gesteld en dat op maandag 25 januari 2010 na telefonisch contact met de Poolse ambassade een document met eisers gegeven en een goedgeliikende pasfoto is overgelegd. Niet eerder dan oo dat moment is eiser gestelde Poolse identiteit en nationaliteit ondubbelzinnig komen vast te staan. Nu voorts niet in geschil is dat eiser de gronden voor de inbewaringstelling aanwezig Waren, bestaat er geen grond voor het oordeel dat eiser ten onrechte in bewaring is gesteld. Van détournement de pouvoir is geen sprake. De Rechtbank verwijst in het kader van het voorgaande mede naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van state van 25 november JV 2006/22." Toelichting: 5. Artikel 18 EG-verdrag bepaalt dat burgers van EU-lidstaten recht heben om op het grondgebeid van andere lidstaten te verblijven. Zij hebben dus van rechtswege rechtmatig verblijf. 6. Slechts op grond van artikel 112 Vw jo 8.13 Vb is het mogelijk om een uitzondering te maken op dit rechtmatig verblijf. Uit deze artikelen vloeit voort dat een inbewaringstelling slechts mogelijk is indien de Staatssecretaris een besluit heeft genomen dat het verblijfsrecht van EU-onderdaan vervalt op grond van de openbare orde. Daarvan was in de onderhavige zaak geen sprake. Op grond hiervan had de inbewaringstelling niet mogen plaatsvinden. 7. Appellant kon ten tijde van zijn aanhouding niet aantonen dat hij EU-burger was, nu hij zijn identiteitsbewijs verloren had en hem door de Ambasssade nog geen nieuwe was verstrekt. De Rechtbank verwijst hiervoor naar een uitspraak van Uw Afdeling van 23 november 2005, JV 2006/22.

12 î8- FEB. 2010~11:19 BRETON C. S. ADVOCATEN. NR P. 4/8 Breton ADVOCATEN 8. In voornoemde uitspraak betrof het een Poolse onderdaan die een vals Duits paspoort had overgelegd. Slecht of geen Duits sprak en niettemin persisteerde bij zij Duitse nationaliteit. Hierbij overwoog Uw Afdeling dat de vreemdeling het aan zichzelf te wijten had dat geen geloof werd gehecht aan zijn stelling dat hij EU-onderdaan was. Op die gronden heeft Uw Afdeling de bewaring destijds rechtmatig geacht. 9. In het onderhavige geval echter heeft appellant een duidelijke, eenduidige en consequente verklaring afgelegd over zijn identiteit en nationaliteit. Niet gesteld, noch gebleken is dat appellant onjuistheden, onwaarheden of leugens heeft verteld over zijn gegevens. Daarnaast spreekt appellant vloeiend Duits en Pools. Er was derhalve geen reden om aan te nemen dat appellant niet' naar waarheid had verklaard en derhalve was aannemelijk dat appellant de Duitse en Poolse nationaliteit bezat. 10.Artikel 50 Vw geeft de bevoegdheid aan de Vreemdelingenpolitie om een vreemdeling op te houden ter vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit. Lid 4 van dit artikel geeft bovendien de bevoegdheid om de termijn van deze ophouding met 48 uur te verlengen. 11.De maatregel van inbewaringstelling ex artikel 59 Vw is een maatregel ter fine van uitzetting. Een persoon die EU-onderdaan is, kan niet worden uitgezet omdat hij rechtmatig verblijf geniet in Nederland. 12,Naar het oordeel van appellant heeft verweerder ten onrechte de maatregel van bewaring aan hem opgelegd. Immers, niet onaannemelijk was dat appellant de Duitse en Poolse nationaliteit bezat en de intentie van verweerder was enkel het vaststellen van de identiteit van appellant Verweerder had hiertoe de bevoegdheid van artikel 50, lid 4 Vw dienen te gebruiken. 13,Nu zij dit niet heeft gedaan en in weerwil van de aannemelijkheid van de EU-burgerschap van appellant een maatregel van bewaring heeft opgelegd, welke maatregel bedoeld Is om over te kunnen gaan tot gedwongen uitzetting, is naar het oordeel van appellant de bewaring onrechtmatig en dient hem een vergoeding te worden toegekend, voor de dagen die hij ten onrechte in bewaring heeft doorgebracht.

13 8- F E-B- 2010~ 11:19" "BRETON C. S. ADVOCATEN* "NR ""P. 5/8 Breton ADVOCATEN REDEN WAAROM: appellant uw Afdeling verzoekt de bestreden uitspraak van de Rechtbank te vernietigen met veroordeling van verweerder in de kosten van de procedure in eerste en tweede aanleg, en zelf oordelende alsnog de maatregel van bewaring onrechtmatig te verklaren en schadevergoeding toe te kennen. Lisse, 18 februari 2010