AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Transcriptie

1 Raad vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 4 april 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Dordrecht, van 3 maart 2011 in zaak nr. 11/5334 in het geding tussen: en de vreemdeling de minister voor Immigratie en Asiel.

2 /1/V3 2 4 april Procesverloop Bij besluit van 15 februari 2011 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 3 maart 2011, verzonden op 7 maart 2011, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 8 maart 2011, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Het verzoek om schadevergoeding dient reeds hierom te worden afgewezen Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3 /1/V3 3 4 april Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; tl. wijst het verzoek om schadevergoeding af. Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M.P. van Gemert, ambtenaar van staat. w.g. Bijloos lid van de enkelvoudige kamer w.g. Van Gemert ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 4 april Verzonden: 4 april 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

4 uitspraak 0 A * >- productie -y m I, <* «I ~z. \ I I S RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Dordrecht Sector Bestuursrecht Vreemdelingenkamer procedurenummen AWB U/5334, V-nummer , uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geding tussen, eiser, gemachtigde: mr. A.P. Stipdonk, advocaat te Leiden, en de Minister voor Immigratie en Asiel, verweerder, gemachtigde: drs. P.E.G. Heijdanus Meershoek, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1. Verweerder heeft eiser op 15 februari 2011 in vreemdelingenbewaring gesteld Bij faxbericht van 15 februari 2011 heeft eiser beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring De zaak is op 24 februari 2011 behandeld ter zitting van een enkelvoudige kamer. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Voorts is ter zitting verschenen M.B.M. Babai, tolk in het Arabisch. 2. Overwegingen 2.1 Ingevolge artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) kan, indien het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert, met het oog op uitzetting, door Onze Minister in bewaring worden gesteld de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft Ingevolge artikel 94, eerste lid, laatste volzin, van de Vw 2000 strekt het beroep tegen een vrij he ids ontnemen de maatregel als bedoeld in artikel 59 tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding. Ingevolge het vierde lid van artikel 94 van de Vw 2000 verklaart de rechtbank het beroep tegen de maatregel van bewaring gegrond, indien zij van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw 2000 of bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten. In dat geval beveelt de rechtbank de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van

5 procedurenumrner: AWB 11/ tenuitvoerlegging daarvan. Ingevolge artikel 106, eerste lid, eerste volzin, van de Vw 2000 kan de rechtbank, indien zij de opheffing van een maatregel strekkende tot vrijheidsontneming beveelt, dan wel de vrijheidsontneming reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van die maatregel wordt opgeheven, aan de vreemdeling een vergoeding ten taste van de Staat toekennen In de schriftelijke vastlegging van de maatregel van bewaring is vermeld dat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling van eiser vordert, omdat het gevaar bestaat dat hij zich aan zijn uitzetting zal onttrekken. De gronden van de maatregel zijn dat eisen - niet beschikt over een identiteitspapier als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb 2000) - geen middelen van bestaan heeft - niet wenst mee te werken aan zijn vertrek 2.3. Eiser heeft, samengevat, het volgende aangevoerd. Er zijn onvoldoende gronden om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. In dit kader merkt eiser op dat geen enkele asielzoeker beschikt over identiteitspapieren en voldoende middelen van bestaan. Eiser stelt dat de bewaring ten onrechte is opgelegd. Eiser verwijst naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 januari 2011, UN BP0524. Een lichter middel had toegepast kunnen worden. Eiser heeft verbleven in het asielzoekerscentrum te Katwijk en eiser heeft altijd meegewerkt Er is geen gevaar voor onttrekking Verweerder heeft, samengevat, het volgende naar voren gebracht Eiser heeft verklaard dat hij niet wenst terug te keren. Dit blijkt uit het vertrekgesprek van 20 januari én van 23 februari Dit is ook ten grondslag gelegd in de maatregel van bewaring. Op 12 januari 2011 is een I p-akkoord ontvangen. Eiser is op 18 februari 2011 geplaatst in uitzetcentrum Rotterdam. Op 23 februari 2011 is een vlucht voor eiser aangevraagd. Eiser zal binnenkort worden uitgezet naar Irak De rechtbank oordeelt als volgt Vaststaat dat eiser geen identiteitspapieren heeft als bedoel in artikel 4.21 van het Vb 2000 en dat eiser niet beschikt over voldoende middelen van bestaan. Daarbij blijkt uit de vertrekgesprekken van 20 januari en 23 februari 2011 dat eiser niet mee wil werken aan zijn uitzetting. Deze gronden heeft verweerder derhalve terecht in de gronden van de maatregel opgenomen en zijn voldoende om de maatregel te kunnen dragen Voor zover eiser heeft willen betogen dat er onvoldoende zicht op uitzetting binnen redelijke termijn bestaat volgt de rechtbank deze stelling niet Op 12 januari 2011 is een lpakkoord ontvangen ten behoeve van eiser. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder een vlucht aangevraagd en is de verwachting reëel dat verweerder eiser binnenkort uitzet naar Irak Gelet op het vorenstaande en gelet op de gronden van de maatregel heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat de mogelijkheid bestaat dat eiser zich aan zijn uitzetting zal onttrekken en dat er geen reden is om een lichter middel dan bewaring toe te passen Het beroep is derhalve ongegrond.

6 procedurenummen AWB 11/ Er is geen grond voor schadevergoeding. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht 2.7. Gezien het voorgaande beslist de rechtbank als volgt

7 procedurenummen AWB 11/ Beslissing De rechtbank VGravenhage: verklaart het beroep ongegrond; wijst het verzoek om schadevergoeding af. Aldus gegeven door mr. JX Klomp, rechter, en door deze en H. Philips, griffier, ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op: 3 maart 2011 Afschrift verzonden op: n f MMftl 2011 Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen boger beroep Instellen. Het instdlen van boger beroep geschiedt door bet Indienen van een beroepschrift bij de Raad van State, Afdeiteg bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 1611%2500 BC VGravenhage, binnen éen week na de datum van verzending van deze uitspraak. Het beroepschrfrl moet eea grief of grieven tegen deze uitspraak bevatten. V moet een kopie van deze uitspraak meezenden met bet beroepschrift

8 Janssen, Ohlenroth & Partners Advocaten RAAD VAN STATE INGEKOMEN Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus EA DEN HAAG AAN: ifj.» m 2011 i BEHANDELD DD: RAR ; HOGER BEROEPSCHRIFT ex art. 95 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), hiema te noemen appellant, geboren op, van Irakese nationaliteit (V-nummer, IND-dossiemummer ), bij deze vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.P Stipdonk, die verklaart door hem bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd het hoger beroep in te stellen, kantoorhoudende te Leiden aan de Herengracht 50, 2312 LE, telefoon , telefax alwaar appellant domicilie kiest. Ontstaan én loop van het geding: Op 15 februari 2011 is appellant in bewaring gesteld op grond van artikel 59 Vw Namens appellant is beroep ingesteld tegen de maatregel. Voorts is om schadevergoeding verzocht. De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 24 februari Bij uitspraak van 3 maart 2011, verzonden op 7 maart 2011 heeft de rechtbank Den Haag, nevenzittingsplaats Dordrecht het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Die uitspraak met nummer AWB 11/5334 is bijgevoegd als productie Grief: Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen dat geen lichter middel kon worden toegepast Toelichting: Namens eiser is onder andere aangevoerd dat met een lichter middel kon worden volstaan. Immers, appellant verbleef in het asielzoekerscentrum in Katwijk en heeft altijd meegewerkt met de autoriteiten. De grond van bewaring dat appellant heeft aangegeven niet mee te werken aan zijn vertrek is onvoldoende om te concluderen dat er gevaar voor onderduiken bestaat. Daar er een Ip-akkoord is ontvangen op 12 januari 2011 betekent dat zijn identiteit en nationaliteit vaststaan. Er is hier sprake van een situatie vergelijkbaar met een uitspraak van de Rechtbank Den Haag, nevenzittingsplaats Amsterdam van 3 januari 2011, AWB 10/43078 UN: BP0863 Derhalve had het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard dienen te worden. Gelet op het voorgaande concludeer ik dan ook tot gegrond verklaring van het hoger beroep.

9 Janssen, Ohlenroth & Partners Advocaten REDENEN WAAROM appellant zich wendt tot Uw Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Recht doende in naam der Koningin: I II III IV het hoger beroep gegrond te verklaren; de uitspraak van de rechtbank onder AWB 11/5334 te vernietigen; het door appellant bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond te verklaren en aan appellant schadevergoeding toe te kennen ter hoogte van Euro 105,00 per dag dat hij tijdens de bewaring in een politiecel heeft verbleven en van Euro 80,00 per dag dat hij in een Huis van Bewaring heeft doorgebracht; de Minister voor Immigratie en Asiel te veroordelen tot de in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep gemaakte proceskosten.

10 Ir t :34. Immigratie- en Naturalisatiedienst v'/ Nr P. RAAD VAN STATE INGEKOMEN ZAA.KNR. AAN:f/j> BEHANDELD OD: 1 1 MRT (ZOCK PAR: Aa«de AMehng beauursrechapraak van d* Raad van Stale S E K S * * - ** Vreemdelingenzaken 250QEAs-GHAVENHAGB Per fax: (woruaem «an a.oo tot i?.i]0) rntern9iwiw-imj.nl Ondmteel Contactpersoon DooiWssnumnier Oatum Ons tonne* Uwtonmerfc Ondsnvetp Proces Procesvertegenwoordiging H.T.L, Reuser (070) maait a /1/V3 Hager beroep van Geboren op Nationaliteit: Iraakae Geachte heei; mevrouw, -verder te noemen: appellant (sin hoger beroep gekomen van de fsssw d re? tbank '^^W. zitdnghoudendetedortsïs ÏShïlwF? P 7 "T" 011 '»*fcenmarkawh11/5334. in welke zaak de on?eä Het hoger beroep biedt naar het oordeel van de Minister geen aanknopingspunten S5?ÄS ^"'"g^^taf hees aangelegd, bujk heeft gegeven van een overigens blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Gelet ook op de door appellant in hoger beroep aangevoerde gronden bestaan er "ïï ÏEÏÏÎA" 11 *i "Pt" evenmfn ^ Ä «* Ä r Se conxs e dat he aangevochten onderdeel van - de bestreden uitspraak een diaagkrachttee schriftelijk of op zitting, nader toe te lichten. SÄÄ^-«"«^^ en Hoogachtend, B.M. Kristel, senior piocesvertegemvoordiger