NOTULEN PS-VERGADERING 9 EN 16 FEBRUARI 2004 AGENDA

Transcriptie

1 NOTULEN PS-VERGADERING 9 EN 16 FEBRUARI 2004 AGENDA 1. Opening en mededelingen. 2. Vaststelling agenda en regeling van werkzaamheden. 3. Vaststelling langetermijnagenda. 4. Vaststelling notulen van de vergadering van 12 en 19 januari A. Geagendeerde ingekomen stukken van derden. 5B. Ingekomen stukken in het kader van de actieve informatieplicht van gedeputeerde staten aan provinciale staten. 5C. Overige ingekomen post. 6. Voortgangslijst van aangenomen en aangehouden moties, aangehouden amendementen en toezeggingen. 7. Vragenuur. 8. Rapport Onderzoekscommissie aanbestedingen en rapport van de Stuurgroep Aanbestedingen + reactie GS. 9. Wonen, Welzijn, Zorg: Stimuleringsprogramma Wonen, Welzijn, Zorg , inclusief deelverordening en besluitvorming Zorgvernieuwingsprojecten Meta-evaluatie Jeugdzorgbeleid Beleidskader Jeugdzorg Meta-evaluatie regionale patiënten- en consumentenplatforms (RPCP's); voortgangsverslag met implementatie aanbevelingen. 13. Kadernota Zorgvragersbeleid a. Installatie werkgroep duale begroting. 14. Agenda voor Europese strategie. 15. Beleidskader agenda Recreatie en toerisme. 16. Oprichting Noord-Hollands jongerenpanel. 17. Bouwgrondstoffenplan provincies Flevoland, Noord-Holland en Zuid-Holland Deelverordening stimulering inbouw watertanks in pleziervaartuigen. 19. Nota "Evenwichtig omgaan met water". 20. Startnotitie sociaal beleidskader. 21. Sluiting. PS 9 februari

2 Voorzitter: H.C.J.L. Borghouts Griffier: mw. C.A. Peters 1. Opening en mededelingen. In de vergadering zijn tegenwoordig de volgende leden, te weten: B.J. Admiraal, mw. M. Agema, mw. S. Akkas, mw. S. Akkaya, mw. P.D.A.M. Baks, mw. M.A.M. Barth, J.N.J.J. Beemsterboer, mw. M. Beens- Jansen, H.W. Berkhout, J. Bezemer, H.A. Binnema, mw. G. Blokker, mw. C. Boelhouwer, C.F.H. van Boltaringen, J.H.M. Bond, E.G. Bouma, A.P. Bouwens, mw. S. van den Brakel-Baggerman, M.G.H. Brekelmans, K.W.C. Breunissen, C. Broekhoven, H.B. Bruijn, J.P.H. Bruins Slot, P.J. Bruystens, D.J. Butter, I.S. de Bijl-Baerselman, L.M. Cornelissen, mw. M.G. Dekker, C.P.J. van Diest, mw. P.J. Dijksteel, mw. R.F. Diktas-Noorderveen, L.M. Driessen-Jansen, mw. E.P. van Gaalen-Haanstra, mw. J. Geldhof, D. Graatsma, W. de Haan, B. Heller, M.H.J. van der Heijde, W.J.M. Holthuizen, A.M.C.A. Hooijmaijers, E.T. van den Hout, mw. A.C.J. Humalda-Blok, mw. C. Jankie, M.A. de Jong, J. Kastje, P. Keijzer, S. van Keulen, J. Korver, F.H.J. Koster, A.F. Kraak, J.D. Kramer, C. van der Linden, A.P. van der Meché, R. Meerhof, C.A.G.M. van Montfort, mw. A.M. Nagel, W. van Oudheusden, W.F.H. van der Paard, H.W.J. Peperkamp, J. Post, R. Post, P.A. Prins, J.R.A. Raasveld, C.D. Roele, H.M.M. Rotgans, A.P. Rijpkema, M. Schraal, Tj.P.J. Talsma, mw. I.R. Tjon- Fo, mw. E.A. Veenis-Kaak, R.E. Vis, P.S. Visser, A.A. de Vries, G.W.J. de Vries, H.J. Walch, mw. H.J. Weeda, F.K. Weima, mw. L.P. de Wit-de Rooij, mw. A.M. Wormde Moel, mw. A. Zeeman en H.M. Zijlstra. Van de leden G.J.M.A. Le Belle, mw. P.J.D. Remak, H.A. Binnema en A.P. Rijpkema is bericht ontvangen, dat zij op 9 februari niet aanwezig kunnen zijn. Van de leden G.J.M.A. Le Belle, mw. P.J.D. Remak, C. Broekhoven, L.M. Cornelissen, mw. R.F. Diktas- Noorderveen, A.M.C.A. Hooijmaijers, E.T. van den Hout, H.W.J. Peperkamp, R. Post, G.W.J. de Vries en mw. L.P. de Wit-de Rooij is bericht ontvangen, dat zij op 16 februari niet aanwezig kunnen zijn. De voorzitter: Ik verzoek de aanwezigen om hun mobiele telefoons tijdens de vergadering uit te zetten. Verder verzoek ik de toehoorders in de tweede koffiekamer enige stilte te betrachten zodat de gasten op de publieke tribune de discussie kunnen volgen. Voorts verzoek ik om fractioneel dan wel interfractioneel beraad in commissiekamer vier te hebben. Dan heeft niemand daar last van. 2. Aan de orde is de regeling van werkzaamheden, vaststellen primus bij hoofdelijke stemming en vaststelling van de agenda. De voorzitter: Op grond van artikel 18 van het Reglement van orde dient voor aanvang van de vergadering door het lot bepaald te worden met welk statenlid een hoofdelijke stemming aanvangt, waarna deze stemming verder plaatsvindt op volgorde van binnenkomst. De primus voor de huidige vergadering is nummer 11, mevrouw Akkaya. Er zijn drie verzoeken binnengekomen voor het houden van een interpellatie, van mevrouw Akkaya, de heer Zijlstra en de heer Breunissen. Het is aan de staten om te besluiten of zij deze interpellaties nu toestaan. Voorts stel ik voor om agendapunt 18, deelverordening stimulering inbouw watertanks in pleziervaartuigen, te behandelen na agendapunt 8, het rapport van de Onderzoekscommissie aanbestedingen, omdat na vaststelling daarvan wellicht toch iemand besluit om deze week op de Hiswa iets te kopen! De agenda wordt aldus vastgesteld. 3. Aan de orde is de vaststelling langetermijnagenda. De voorzitter: In het Presidium zal worden besloten of de vergadering PS 9 februari

3 gepland op 8 maart verplaatst kan worden naar 15 maart, de reservedatum, omdat inde week voor 8 maart velen genieten van een voorjaarsvakantie, al dan niet in eigen land. Het Seniorenconvent heeft het Presidium gevraagd, na te gaan of dit mogelijk is. 4. Aan de orde is de vaststelling van de notulen van de vergadering van 12 en 19 januari Mevrouw Agema (LPF): Voorzitter. Ik wil graag nog bij de besluitvorming over het PMI de aantekening maken dat ik geacht wil worden, tegen verdere investeringen in de Zuidtangent en in de bereikbaarheid van de kust bij Zandvoort te hebben gestemd en dat ik voor het overige grotendeels positief tegenover het PMI sta. De heer Bouwens (VVD): Voorzitter. Op pagina 21, eerste kolom, 11 de regel staat "geo-ideologie". Dit moet zijn "geohydrologie". De voorzitter: Ik begreep het al niet toen ik dat las. Deze wijziging zal worden aangebracht. De notulen worden, met inachtneming van bovenstaande wijziging, vastgesteld. 5A. Aan de orde zijn de ingekomen stukken met behandelingsvoorstel van het presidium: - Afschrift van brief van Frank Kool uit Hilversum als reactie op bereikbaarheid Media Park (plan Hillen) (nr. 59). - Brief van STIVAS Noord-Holland van 5 januari 2004 inzake werkplan 2004 en bulletin nr. 17 (nr. 60). - Brief van Werkgroep Gaarthuis-Louwe van 16 december 2003 betreffende bedenkingen structuurvisie Niedorp 2015 (nr. 61). - Brief van commissiesecretariaat Defensie van 27 november 2003 betreffende ingezonden brieven (nr. 62). - Brief van Kamer van Koophandel Groningen van 19 december 2003 inzake Ontwikkeling Interprovinciaal Beleidsplan Waddenzeegebied (nr. 63). - Afschrift van een brief van FaunaBeheerEenheid Noord-Holland van 23 december 2003 aan GS (nr. 64). - Afschrift van een brief van de gemeente Zijpe aan GS van 7 januari 2004 (nr. 65). - Brief van 2 januari 2004 van Initiatief Betaalbaar Wonen Amsterdam-Noord inzake Bezwaar kostentoedelingsverordening Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (nr. 66). - Brief van 19 januari 2004 van Initiatief Betaalbaar Wonen Amsterdam-Noord inzake Bezwaar kostentoedeling, begroting en tariefstijging Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (nr. 67). - Brief van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 december 2003 inzake Begroting 2004 (nr. 68). - Brief van de Raad landelijk gebied van 5 januari 2004 inzake publicatie "Op weg naar een volgende generatie gebiedsgericht beleid" (nr. 69). De brieven nrs. 59 en 65 wordt in handen gesteld van de commissie WVV, de brieven nrs. 60 en 62 in handen van de commissie ELE, de brief nr. 61 in handen van de commissie ROV, de brieven nrs. 63, 64, 66 en 67 in handen van de commissie NLWM en de brieven nrs. 68 en 69 in handen van de commissie FBO. 5B. Aan de orde zijn de ingekomen stukken in het kader van de actieve informatieplicht van gedeputeerde staten aan provinciale staten, ter uitvoering van artikel 167, lid 2, van de Provinciewet: - Brief binnengekomen op 12 januari 2004; Vervoer van afval van de cacaobrand Wormer naar de provincie Zeeland. - Brief binnengekomen op 23 januari 2004; Vestiging agribusinessbedrijf Hiemstra aan de Koggenrandweg te Middenmeer. - Brief binnengekomen op 20 januari 2004; Behandeling stand van zaken Hollands Bloementuin. - Brief binnengekomen op 19 december 2003; Meerjarenprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer. PS 9 februari

4 - Brief binnengekomen op 19 december 2003; Water- en sanitatieproject in Matlou, Taolome en Sekuruse, Limpopo provincie, Zuid-Afrika. - Brief binnengekomen op 19 december 2003; Aanpassing opzet provinciale crisisorganisatie. - Brief binnengekomen op 19 december 2003; Notitie normering RTV Noord- Holland. - Brief binnengekomen op 24 december 2003; Baggerprogramma Noord-Hollandse vaarwegen. - Brief binnengekomen op 19 december 2003; Intentieverklaring proefproject "Wonen in het groen". - Brief binnengekomen op 16 december 2003; Verbeterplan project "Professionalisering van de handhaving". - Brief binnengekomen op 17 december 2003; Amendement 13-1, van , inzake de aansluiting N302-De Strip/Rijweg, gemeente Hoorn. - Brief binnengekomen op 2 december 2003; Bestuurlijke Strategische Agenda. - Brief binnengekomen op 19 december 2003; Werkplan Europa Brief binnengekomen op 19 december 2003; Toezending nota cultuurhistorische regioprofielen (originele kaarten bij de statengriffie). - Brief binnengekomen op 8 januari 2004; Weerstandscapaciteit van de provincie. - Brief binnengekomen op 8 januari 2004; Te laat beantwoorden statenvragen inzake financiële eindverantwoording Kerntraject Zuidtangent fase 1 en 2. - Brief binnengekomen op 12 december 2003; Eindresultaat N22. - Brief binnengekomen op 12 december 2003; Project drinkwatervoorziening binnenlanden Suriname. - Brief binnengekomen op 12 januari 2004; Projectnota Noord-Holland-zuid. 5C. Aan de orde is de overige ingekomen post: - brief van 6 januari 2004 van het IPO over Opheffing gemeenschappelijke regeling "Samenwerkingsverband Interprovinciaal Overleg". - Brief namens de provinciale IPOdelegatie, die hierbij het verslag van de IPO-vergadering van 18 december 2003 ter kennisname aanbiedt. Deze lijst wordt voor kennisgeving aangenomen. 6. Aan de orde is de voortgangslijst van aangenomen en aangehouden moties, aangehouden amendementen en toezeggingen. De voortgangslijst wordt voor kennisgeving aangenomen. Aan de orde is het verzoek van mevrouw Akkaya tot het houden van een interpellatie naar aanleiding van de opnamestop door het Orthopedagogisch centrum Kennemerland (OCK). De voorzitter: Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen. Aldus wordt besloten. Mevrouw Akkaya (PvdA): Voorzitter. Op 18 januari jongstleden hebben wij een brief ontvangen van het OCK waarin het vanwege onvoldoende middelen een opnamestop aankondigt. Vervolgens hebben wij van gedeputeerde staten een persbericht ontvangen waarin wordt aangegeven dat er geen aanleiding is voor een opnamestop. Het OCK zou van de risicogelden gebruik kunnen maken om eventuele tekorten te compenseren. Op 20 januari jongstleden heeft het OCK in een brief aangegeven dat in tegenstelling tot wat gedeputeerde staten hebben verklaard, de risicogelden gebruikt zouden worden voor de nieuwbouw van drie paviljoens en uitbreiding van het hoofdgebouw. Op 26 januari jongstleden hebben wij een brief ontvangen van gedeputeerde staten. De nieuwbouw van de drie paviljoens zou door de provincie zijn gefinancierd uit de FINH-gelden. Zo blijft het maar doorgaan. Gedeputeerde staten wijzen er in hun brief op dat de risicoreserve is opgebouwd uit subsidiegelden en dat zij eerst aangewend dient te worden om eventuele tekorten te compenseren. Uiteindelijk gaat het hierbij om het welzijn van kinderen. Volgens het OCK is PS 9 februari

5 op dit moment het aantal gerealiseerde plaatsen 156, terwijl 12 kinderen op de wachtlijst staan. De meeste kinderen op de wachtlijst overschrijden de zogenaamde 45-dagengrens, de termijn die nog toelaatbaar is voor het moeten wachten op een plek. Met andere woorden: de kinderen op de wachtlijst zouden binnen 45 dagen geplaatst moeten worden, maar vanwege onvoldoende middelen kon dit niet. Het OCK heeft aangekondigd dat, zolang gedeputeerde staten geen financiële middelen beschikbaar stellen, het niets anders kan doen dan het voortzetten van de opnamestop. Wij vinden het allemaal belangrijk dat de kinderen goede zorg krijgen. Zoals het er nu naar uitziet, kan helaas niet worden geconcludeerd dat de nodige zorg voor de kinderen gerealiseerd kan worden. Eigenlijk is sprake van een verschil van mening tussen het OCK en gedeputeerde staten over de beschikbare middelen. Dit verschil van mening spitst zich toe op de vraag of er voldoende budget is vrijgemaakt voor een goede zorg en of gedeputeerde staten hun verplichtingen jegens de kinderen die deze zorg hard nodig hebben ook nakomen. De kinderen mogen niet de dupe worden van dit meningsverschil. Kortom, er dreigt een nieuwe wachtlijst voor kwetsbare jongeren te ontstaan, omdat het OCK deze bijkomende taak niet optimaal kan uitvoeren. Graag willen wij een toelichting op het volgende. Er is duidelijk sprake van een meningsverschil tussen het OCK en gedeputeerde staten. Zijn gedeputeerde staten van plan om de nodige inspanningen te verrichten om dit meningsverschil te beslechten? Wat zijn gedeputeerde staten van plan om te ondernemen om de opnamestop zo spoedig mogelijk te beëindigen? Er is sprake van een structurele groei in de pleegzorg. Zelfs als je reserves benut, kan dat nooit meer dan een eenmalige oplossing zijn. Hoe willen gedeputeerde staten dit probleem structureel oplossen? De heer Van Boltaringen (D66): Voorzitter. Het OCK heeft een opnamestop afgekondigd omdat de provincie niet meer wilde subsidiëren dan het afgesproken bedrag. Ik vind het kwalijk dat het OCK cliënten of kwetsbare jongeren, zoals de PvdA het noemt, gebruikt als wapen om meer geld te krijgen. De systematiek van financiering is bij het OCK bekend. Het is geen openeinderegeling. Toch maakt D66 zich zorgen. In de beantwoording van de brief van GS worden wij enigszins misleid over de vorm van de reserve. Ons is onduidelijk wat nu de bedoeling daarvan is. Wat is afgesproken over het geoormerkte geld? Is dit, zoals wordt gesteld door het OCK, bestemd voor de paviljoens? Heeft het OCK voldoende reserve kunnen opbouwen? Zo ja, kunnen GS aantonen op welke wijze? Mevrouw Diktas-Noorderveen (GroenLinks): Zijn de gelden werkelijk bestemd voor nieuwbouw of worden door het OCK gelden daarvoor gebruikt die eigenlijk zijn bestemd voor de opvang van kinderen? Mevrouw Kruisinga (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Evenals de andere instellingen voor de jeugdzorg, die samenkomen in het Instellingenberaad, weet het OCK dat in het beleidskader jeugdzorg bedragen worden genoemd voor het aanpakken van de wachtlijsten. Men weet dat er zo mogelijk via inspanningen van het IPO in ieder geval ook van het rijk meer middelen beschikbaar zullen komen voor het wegwerken van de wachtlijsten. De hoogte van dat bedrag weten wij nog niet, maar wij weten wel dat er geld voor beschikbaar komt. Wij hebben met het Instellingenberaad, alle instellingen die behoren tot de jeugdzorg - het bureau jeugdzorg als spin in het web en de achterliggende instellingen - en in de staten in november in het kader van de algemene beschouwingen een quick scan afgesproken. Wij kunnen op basis daarvan, in samenspraak met de instellingen, nagaan waar het beschikbare bedrag voor ingezet zal worden. De quick scan is 5 februari ambtelijk doorgesproken met het Instellingenberaad, waarbij dus ook het OCK betrokken is. Op 25 februari zal ik met het Instellingsberaad spreken PS 9 februari

6 over de oplossingen voor de aanpak van de wachtlijsten. Wij volgen deze handelwijze omdat wij de instellingen nodig hebben om de problemen in samenhang te benaderen, of het nu gaat om de pleegzorg, de voordeur van het bureau jeugdzorg, het AMK of de achterliggende voorzieningen. De instellingen hebben ons toegezegd dat zij gezamenlijk inspanningen plegen om de overgang van de ene organisatie naar de andere zo goed mogelijk zelf te organiseren. Die inspanning is, op mijn verzoek, toegezegd door het Instellingenberaad. Vorig jaar zijn er gesprekken gevoerd met de instellingen bijvoorbeeld naar aanleiding van het beleidskader jeugdzorg. Instellingen hebben knelpunten aan kunnen geven. Het is opvallend dat het OCK die gesprekken daarvoor niet heeft gebruikt. Andere instellingen hebben dat wel gedaan. Het OCK heeft op 24 december aangekondigd dat, als er geen oplossing kwam, de publiciteit gezocht zou worden. Dat is gebeurd. Om die reden worden nu vragen gesteld en dat is volledig terecht. Een goede jeugdzorg is belangrijk. In de algemene beschouwingen hebben wij aangegeven dat wij niet voldoende financiële middelen hebben om alle problemen op te lossen. Vandaar dat wij met de instellingen zoeken naar een deugdelijke invulling daarvan. De vraag is aan de orde of het OCK een opnamestop moest afkondigen. Gelet op het bedrag dat er ultimo 2002 beschikbaar was in de risicoreserve, ruim euro, was onze inschatting dat dit voldoende moest zijn om de hogere uitgaven, die ons niet zijn aangekondigd, te dekken. Andere instellingen kondigen een te voorzien knelpunt aan, waarvoor zij dan een oplossing vragen. Het OCK geeft aan dat de risicoreserve ook noodzakelijk is om de kosten van de nieuwbouw van de drie paviljoens te dekken, terwijl wij daarvoor via het FINH geld beschikbaar hebben gesteld. De heer Van Boltaringen heeft gevraagd of geoormerkt geld is besteed aan de paviljoens. Tegen het OCK is gezegd dat na afronding van de jaarrekening overlegd kan worden over het financieel resultaat van 2003 en de consequenties daarvan voor Bovendien moeten de afrekeningen van de paviljoens nog plaatsvinden. Op dit moment kan geen duidelijkheid worden gegeven over de besteding van de risicoreserve, want daarvoor is de jaarrekening nodig. Dan kan met het OCK een analyse worden gemaakt. Op dat moment is duidelijk of de risicoreserve aangevuld moet worden, zodat er voldoende weerstandsreserve is. De heer Van Boltaringen (D66): Het OCK stelt dat van de reserve van euro, euro is geoormerkt voor de drie paviljoens. GS stellen echter dat er een reserve van euro is opgebouwd voor het oplossen van de knelpunten. Mevrouw Kruisinga (lid van gedeputeerde staten): Het gesprek met het OCK is op dit niveau nog niet gevoerd. Er wordt eenzijdig een aantal zaken aangegeven, waaronder de noodzaak van een bepaald gebruik van het geld, terwijl ambtelijke informatie anders luidt. Na opstelling van de jaarrekening en de financiële analyses, kan daarover een uitspraak worden gedaan. Uiteraard is het belangrijk dat de opnamestop zo snel mogelijk beëindigd wordt. Vanmiddag wordt gedebatteerd over de beschikbare euro voor het wegwerken van de wachtlijsten. Het Instellingenberaad spant zich ervoor in om na te gaan op welke wijze dat het beste in samenhang gedaan kan worden. Uiteraard gaat het nu om 12 jongeren, maar de wachtlijst voor de pleegzorg, en ik denk ook aan een instelling zoals de Vlotbrug, is 96. Deze cijfers zijn net binnen en worden aan de staten gezonden. Zij worden ieder kwartaal op de hoogte gesteld van de stand van zaken van de wachtlijsten. Het oplossen van de problemen bij een structurele groei in de pleegzorg zal in samenhang bezien moeten worden. Bij de algemene beschouwingen en het debat over de begroting hebben wij al aangegeven dat de middelen voor de gehele jeugdzorg ontoereikend zijn. Daarbij horen ook de 12 kinderen van het OCK en de 96 kinderen die langer wachten dan de 45 dagen op plaatsing bij de pleegzorg. PS 9 februari

7 Ik ga op 17 februari in gesprek met het Instellingenberaad, waaronder het OCK, inmiddels gefuseerd met het Spalier. Ik zal 25 februari met het Instellingenberaad spreken over met name de voorstellen voor vermindering van de wachtlijsten en de inspanningen die worden verricht voor de aanpak ervan in de organisaties. De heer Berkhout (D66): Wilt u uw bevindingen in de commissie inbrengen? Mevrouw Kruisinga (lid van gedeputeerde staten): Dat heb ik al toegezegd. Mevrouw Akkaya (PvdA): Tijdens de algemene beschouwingen heeft de gedeputeerde gezegd dat het rijk gelden beschikbaar stelt, te besteden aan de jeugdzorg. Wij zouden nagaan op welke wijze dat geld besteed kan worden. De gedeputeerde zegt nu dat dit geld er nog niet is. Dat is tegenstrijdig met wat tijdens de algemene beschouwingen is gezegd. Ik vraag mij af of het geld nu wel of niet beschikbaar is. Als dat geld beschikbaar komt, hoe wordt dat dan besteed? Mevrouw Van Gaalen-Haanstra (VVD): Terugkijkend op het traject van de briefwisseling, meldt het OCK in december dat het over het verruimde budget heengaat dat in 2003 was gereserveerd voor de pleegzorgopvang. Dat betrof hun eigen budget voor 141 plaatsen en het verruimde budget voor 8 à 9 extra plaatsen. Het volume is in totaal 150 plaatsen. De gesprekken met de provincie vonden plaats vanaf september. Heeft de gedeputeerde de indruk dat het managementsysteem bij het OCK voldoende alert heeft gereageerd op het bereiken van het volume? Ik kan mij voorstellen dat de neiging bestaat om boven dat volume plaatsen beschikbaar te stellen. Is mevrouw Akkaya met mij van mening dat de opnamestop de keerzijde van de medaille is, nu er 12 pupillen voortijdig zijn geplaatst in 2003, terwijl zij normaliter op de wachtlijst hadden moeten staan, omdat het volume gebruikt was? Ik begrijp uit de beantwoording van de gedeputeerde dat de quick scan inmiddels gereed is en dat een aanvang wordt gemaakt met de verdeling van de euro over de verschillende instellingen om de wachtlijsten weg te werken. De heer Graatsma (SP): Is de gedeputeerde bereid om eerst de ernstige problemen in de pleegzorg op te lossen en eventueel geld voor te schieten en het geneuzel over de centen, de bestemming ervan, het oormerken, op de tweede plaats te zetten? In dat geval wordt eerst het probleem opgelost en daarna wordt de financiering bekeken. Mevrouw Kruisinga (lid van gedeputeerde staten): Mijn uitleg was dus niet duidelijk. In het beleidskader jeugdzorg is opgenomen dat er een tekort is van 11,6 mln om te doen wat voor de uitvoering van de wet nodig is. Wij hebben geld voor bestrijding van de wachtlijsten, maar het is de vraag of met het bedrag van euro en het geld dat nog komt van het rijk - de omvang van het bedrag staat nog niet vast, wij hebben wel een indicatie ervan - alle wachtlijstproblemen kunnen worden opgelost. Dat betreft dus niet alleen de wachtlijst van het OCK, maar ook van het bureau jeugdzorg, van de geïndiceerde zorg vanuit het bureau jeugdzorg enzovoorts. De middelen zullen in goed overleg met de instellingen worden ingezet voor het terugdringen van de wachtlijsten. Een openeindfinanciering voor de jeugdzorg is niet aan de orde. Als wij een bedrag van 11,6 mln beschikbaar hebben, kunnen bijna alle problemen worden getackeld. Het OCK gaf in december aan dat het over het budget heen is gegaan. Ik heb nog geen overleg gevoerd over de reden daarvan, al kun je daarnaar raden. Het OCK heeft de keuze gemaakt om een brief te schrijven en de publiciteit te zoeken. Mevrouw Akkaya gaf een opsomming van zaken, bijna incidenten te noemen, maar dat ligt aan het OCK, dat gekozen heeft voor een bepaald drukmiddel. Als je voor dat werk staat, kan ik mij voorstellen dat je dat doet, maar in het Instellingenberaad heeft men de collegialiteit opgebracht om gezamenlijk naar oplossingen te zoeken. Daar past het gedrag van het OCK niet in. Dit is een PS 9 februari

8 evaluatieve opmerking mijnerzijds over het proces. Ik ben bang dat uit de quick scan zal blijken dat er meer ernstige problemen zijn dan alleen de 12 kinderen. Met de instellingen moet worden bekeken of er een systeem kan komen waarin ernstige problemen als eerste worden aangepakt, want een van de aanbevelingen van de quick scan is dat voorrang verleend moet worden naar de mate van ernst van het probleem. Het bureau jeugdzorg heeft al aangegeven dat het ook die werkwijze zal volgen. De quick scan geeft ook aan dat soms, als een oplossing niet voorhanden is, naar de next best oplossing gezocht zal moeten worden. Problemen moeten worden aangepakt. Bovendien is met de pleegzorg afgesproken dat gekeken zal worden naar de oorzaken van de stagnaties in de pleegzorg. Geld is onderdeel van het probleem, maar daarnaast wordt bekeken wat er nog meer gedaan moet worden om eventueel meer plaatsingen in de pleegzorg mogelijk te maken. GS doen er alles aan om, in overleg met de instellingen en ter toetsing aan de staten, de problemen aan te pakken. Aan de orde is het verzoek van de heer Zijlstra tot het houden van een interpellatie over het besluit van gedeputeerde staten om 5 mln op de overdrachtsuitgaven te bezuinigen. De voorzitter: Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen. Aldus wordt besloten. De heer Zijlstra (PvdA): Voorzitter. Boven een persbericht staat: de PvdA is verbaasd. In die mentale toestand kwamen wij terecht toen wij in een zinnetje in een collegebesluit lazen dat GS hebben besloten om 10 mln extra te bezuinigen in 2005, waarvan 5 mln terechtkomt bij gesubsidieerde instellingen. De verbazing zal duidelijk zijn. Een halfjaar geleden hebben wij in het kader van het collegeprogramma gedebatteerd over bezuinigingsrondes. Te elfder ure bleek na de zomer dat bepaalde bezuinigingen van het rijk niet worden doorgevoerd en dat het college het niet nodig vond om instellingen te korten, terwijl dat eerder wel het voornemen was. Het is onzorgvuldig om op deze manier wederom diezelfde instellingen voor het blok te zetten. Ik vraag naar de argumentatie achter dit voornemen. Wij staan erop dat de staten worden geïnformeerd over het hoe en waarom. Welke instellingen staan welke kortingen te wachten? Wij hebben gesproken over de methode van bezuinigen en de keuze voor het korten van individuele instellingen of voor algemene, generieke kortingen. Het college heeft daarover een standpunt ingenomen. Handhaaft het college dit standpunt? Ook het tijdstip verbaast ons. Wij vinden het verstandiger om bij de behandeling van de voorjaarsnota kaders te stellen voor het nieuwe begrotingsjaar. Zorgvuldigheid ten opzichte van de gesubsidieerde instellingen is een groot goed. Ik vraag gedeputeerde staten om de besluitvorming uit te stellen tot de rekening 2003 en de kadernota voor 2005 in de staten besproken worden. De heer Heller (GroenLinks): Voorzitter. Ik heb voor mij liggen de kaderbrief Bijlage 1 daarbij is het geactualiseerd financieel kader , dat ook is geaccordeerd door de PvdA. Heeft de heer Zijlstra daar een blik op geworpen, toen bij hem verbazing ontstond? Ik vraag het college om dat financiële kader te betrekken bij de beantwoording. De heer Zijlstra (PvdA): Ja, ik heb daar een blik op geworpen, maar dat gaf mij geen antwoord op de vragen die ik zojuist heb gesteld. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik dank de heer Heller voor het souffleren. De heer Zijlstra neemt stevige woorden in de mond. Hij zegt dat de zorgvuldigheid in het geding is. Dat noopt tot een zorgvuldige bestudering van de stukken die ten grondslag liggen aan collegebesluiten. De heer Zijlstra had zowel in het collegeprogramma als in de stukken bij de begroting kunnen zien dat het college in mei vorig jaar op zich heeft PS 9 februari

9 genomen om in het kader van de voorjaarsnota 2005 nog een bedrag van 10 mln aan bezuinigingsvoorstellen voor te bereiden en voor te leggen aan de staten, verdeeld over twee posten: 5 mln in de materiële uitgaven en 5 mln in de overdrachtsuitgaven. Daarmee is het vermeende besluit van 20 januari niets meer dan een verdere uitwerking van een reeds lang daarvoor genomen besluit om die bedragen te bezuinigen. Er is dus geen sprake van iets nieuws, van een extra bezuinigingsronde, maar van een invulling van de taakstelling die in het collegeprogramma in mei 2003 door de staten aan het college is meegegeven als kader voor de verdere beleidsvorming. Die opdracht van de staten wordt door ons ingevuld. Wij zullen dienaangaande voorstellen doen bij de behandeling van de voorjaarsnota. De heer Zijlstra (PvdA): Na de zomer bleek dat de uitkering uit het Provinciefonds hoger was dan in het collegeprogramma is gesteld. Het bleek toen niet nodig om het collegeprogramma op dit punt uit te voeren. Die gebeurtenissen hebben na elkaar plaatsgevonden. U grijpt nu terug op een redenering van voor de zomer. De heer Heller (GroenLinks): Ik krijg de indruk dat wellicht sprake is van een misverstand. Het financiële kader behorend bij de kaderbrief kende naast de door de heer Meijdam genoemde posten de post van 10%. Dat daarover op basis van nieuwe cijfers uit Den Haag een besluit is genomen, staat volkomen los van de operatie waarop de heer Zijlstra doelt. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Wederom dank aan de heer Heller voor de beantwoording. Zo zijn de feiten. 10% is geschrapt. De rest is conform afspraak. Van onzorgvuldigheid is geen sprake. De heer Zijlstra (PvdA): Waar blijft de onderbouwing van die bezuiniging? Bij de 5 mln gaat het voor een aantal instellingen om een groot bedrag. Wij hebben verzocht om bezuinigingen pas in te voeren als daarvoor een onderbouwing wordt gegeven. Ik maak uit de woorden van de gedeputeerde op dat het toch een generieke maatregel wordt, die in 2005 van kracht wordt. Wij blijven daar bezwaar tegen maken. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Deze opmerking is wederom gebaseerd op een onzorgvuldige lezing van de stukken. In het collegeprogramma, de kaderbrief 2004 en de begrotingsstukken stond met nadruk de nog nader door het college in te vullen taakstelling van 5 mln op de overdrachtsuitgaven en 5 mln op de materiële uitgaven. De staten hebben ermee ingestemd dat op dat moment niet werd aangegeven welke instellingen voor welke bedragen zouden worden aangeslagen. Ons is opgedragen om voorstellen dienaangaande te doen voor de begroting 2005, dus ruim voor de periode waarin eventuele bezuinigingen van kracht worden, te presenteren bij de behandeling van de voorjaarsnota in mei aanstaande. Dat zal gebeuren. Als de staten reden hebben om die opdracht aan het college te wijzigen, verneem ik dat graag, maar tot die tijd geldt dat wij uitvoeren wat ons is opgedragen. Aan de orde is het verzoek van de heer Breunissen tot het houden van een interpellatie over de aanleg van een IJmeerbrug tussen Amsterdam en Almere. De voorzitter: Ik stel voor om aan dit verzoek te voldoen. Aldus wordt besloten. De heer Breunissen (GroenLinks): Voorzitter. Eind januari is de integrale ontwikkelingsvisie Almere gepresenteerd. Gedeputeerde Meijdam was daarbij aanwezig namens de provincie Noord- Holland. Hij heeft toen een toespraak gehouden waarin hij instemming betuigde met het plan. Een van de belangrijke onderdelen ervan is de bouw van een 8 km lange IJmeerbrug tussen Almere en Amsterdam door het IJmeer, voor zowel spoor als weg. Voor de snelste variant ter PS 9 februari

10 stimulering van de ontwikkeling van Almere, moet er al dit jaar een principebesluit worden genomen over de aanleg van de IJmeerbrug, wil deze er in 2015 liggen. Ik heb daarover een aantal vragen. 1. De leden van provinciale staten hebben de presentatie van het integraal ontwikkelingsplan Almere en de voorstellen bijvoorbeeld voor de IJmeerbrug uit de pers moeten vernemen. Wij hebben tot nu toe geen informatie ontvangen van gedeputeerde staten. Is het college van mening dat het op een adequate wijze heeft voldaan aan zijn actieve informatieplicht aan de staten op dit punt? 2. In de statenvergadering van december heb ik de heer Mooij de mondelinge vraag gesteld, wat het college vond van een IJmeerverbinding. Hij zei toen letterlijk: "Daarover heeft het college nog geen standpunt geformuleerd. Het zal duidelijk zijn dat dit wel tot de mogelijkheden behoort. Er zijn mogelijkheden om Flevoland vanuit Noord-Holland te bereiken, namelijk via de bestaande verbinding van de Hollandse brug en via een nieuwe brug, de zogenaamde IJmeerverbinding. Uit de prijsvraag moet blijken welke verbinding het meest voor de hand ligt. Daarna zal de discussie gevoerd moeten worden over de vraag welke verbinding in de provincie Noord-Holland als de meest wenselijke wordt gezien, ook gelet op de stedelijke ontwikkeling zowel aan de kant van Noord-Holland als aan de kant van Flevoland". Hoe verklaart het college dat het op 8 december 2003 nog geen standpunt had en zei dat dit pas bepaald wordt na een prijsvraag en na uitvoerige discussie en dat anderhalve maand later, eind januari 2004, het college positief reageert op een IJmeerverbinding? 3. In project de Uitweg wordt voorgesteld om in overleg met de lokale maatschappelijke organisaties een voorkeur uit te spreken voor de doorstroomvariant en daarbij uitdrukkelijk de A6/A9-tunnel door het Gein en een IJmeerverbinding te schrappen. De doorstroomvariant heeft dus de voorkeur. Is het college van mening dat het pleidooi voor een IJmeerbrug op gespannen voet staat met de doorstroomvariant die wordt onderschreven in het document de Uitweg? 4. Deze vraag betreft het maatschappelijk draagvlak voor dit soort ingrijpende maatregelen. De Uitweg is een zorgvuldig polderproces geweest met natuur- en milieuorganisaties, bedrijfsleven en overheden. Voor de doorstroomvariant is draagvlak ontstaan. De IJmeerbrug in het integraal ontwikkelingsplan Almere is een product van diverse overheden, en daar is niets mis mee, maar daar zijn tot nu toe geen maatschappelijke organisaties bij betrokken geweest. Is het college met ons van mening dat het nu ongegeneerd pleiten voor een IJmeerbrug het maatschappelijk draagvlak ondermijnt voor de oplossingen in het kader van de Uitweg? 5. Het IJmeer is een beschermd natuurgebied. De ruimtelijke kwaliteit ervan is waardevol. In het verleden zijn beloftes gedaan dat het IJmeer niet verder wordt aangetast na de bouw van IJburg. Hoe verhouden deze beschermde status en beloftes zich met het pleidooi voor de aanleg van een IJmeerbrug? De heer Visser (PvdA): Voorzitter. Wil de gedeputeerde in zijn beantwoording aangeven of de discussie met name nu op de agenda is gezet in het kader van de discussie over de nota Ruimte en de daarin opgenomen woningbouwplanverdeling? De signalen uit de staten zijn altijd duidelijk geweest, ook bij de bespreking van het streekplan Noord-Holland-zuid, namelijk dat bij de ontwikkeling van Almere ook de infrastructuur betrokken moet worden. Er is wat ons betreft ruimte voor een grote ontwikkeling. De heer Post (CDA): Voorzitter. De heer Meijdam heeft het Integraal ontwikkelingsplan Almere ondertekend, een planverkenning. De heer Breunissen stelt dat de heer Meijdam pleit voor een brug. Wat is juist? Is het een planverkenning? Is de brug als mogelijkheid onderwerp van verkenning of is het een pleidooi? PS 9 februari

11 De heer Breunissen stelt dat in 2004 een principebesluit moet worden genomen om het plan in 2015 gereed te hebben. Als het 2005 wordt, wordt het dan 2016? Of moet ik mij houden aan het recente stuk, de projectennota Noord- Holland-zuid, waarin wordt uitgegaan van het besprokene in de staten, de doorstroomvariant A6/A1/A9? De heer Breunissen heeft een conceptmotie doen rondgaan. Wordt zij ingediend? De heer Breunissen (GroenLinks): Ik denk het wel. De heer Post (CDA): Dan wacht ik nog even met mijn derde punt, dat met name te maken heeft met de vraag over het inschakelen van niet alleen overheden, maar ook maatschappelijke organisaties. Het CDA hecht eraan om dan niet alleen te praten over de grote landelijke maatschappelijke organisaties, maar ook organisaties die in de regio zijn geworteld, zoals de Vechtvallei, de commissie Vechtplas of de WLTO. Zij hebben met name in dat gebied veel gezag en kunnen meedenken over en sturing geven aan het plan. De heer Cornelissen (D66): Voorzitter. Wij zijn buitengewoon benieuwd naar de antwoorden op de vragen van de heer Breunissen. Recent is het onderwerp de Uitweg in de commissie Wegen, Verkeer en Vervoer besproken. Ik dacht niet dat het al zo snel in de staten aan de orde zou komen. De materie is zodanig dat een verdergaande behandeling, wellicht in de staten, op haar plaats is. Ook wij hechten onverkort aan de uitvoering van de voorkeursvariant, de gedachte van de Uitweg. Het ziet er in het kader van het IOP Almere naar uit dat er extra verbindingen nodig zullen zijn met het vaste land. De gedachte van een brug is dan niet onlogisch. Naar de mening van D66 moet er echter geen sprake zijn van een brug, maar van een tunnel. Wij begrijpen dat deze onbetaalbaar lijkt, maar er zijn ook grote internationale en Europese infrastructurele projecten. Wellicht dat de verbinding naar het Noorden van het land en naar Niedersaksen kan leiden tot een internationaal project waardoor Europees geld beschikbaar komt. Dan is een dure variant wellicht haalbaar. Dit moet worden uitgezocht. Bij de voorbereiding van deze discussie in de commissie en in de staten moet het college deze gedachte nader op haar haalbaarheid toetsen. Mevrouw Humalda-Blok (VVD): Voorzitter. Werkt het college momenteel het document de Uitweg uit? Zo ja, wordt die uitwerking ter besluitvorming voorgelegd aan de staten, zodat er op dit moment geen sprake kan zijn van realisatie van maatregelen? Mevrouw Agema (LPF): Ik ben van mening dat de Uitweg niet kan worden gezien als een verbinding. Het lijkt mij uiterst positief als met de IJbrug uiteindelijk alsnog een verbinding gerealiseerd kan worden tussen de grote ontwikkelingen in Almere en ten zuiden van Amsterdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Ik ben blij dat de heer Breunissen de omissie in zijn schriftelijke interpellatie over de ondertekening van een stuk door mij terecht wijzigt in het houden van een toespraak. Op de door mij uitgesproken "instemming" kom ik nog terug. Ik heb niets getekend. Het stuk is aangeboden aan bestuurders. Het stuk kwam niet van bestuurders en hoefde ook geen ondertekening door bestuurders. Het Integraal ontwikkelingsplan Almere is een initiatief op rijksniveau van anderhalf à twee jaar geleden, waarbij men aan een stuurgroep onder leiding van mevrouw Sint, secretaris-generaal van VROM, heeft gevraagd om na te denken over toekomstige maatregelen om in de stad Almere het voorzieningenpakket aan te passen aan het aantal huidige woningen en aan het aantal woningen dat men daar naar verwachting in de komende periode nog moet wegzetten. In dat pakket zijn ook infrastructurele componenten opgenomen als mogelijke oplossingsrichtingen. Tijdens de bijeenkomst in Almere is het plan door de stuurgroep gepresenteerd en aangeboden aan de bestuurders uit de regio: de provincies PS 9 februari

12 Flevoland, Noord-Holland, de gemeenten Amsterdam en Almere en het rijk. Het is vervolgens aan die organen om al of niet in hun ruimtelijke en verkeerstechnische plannen de ontwikkelingen die in het plan zijn opgenomen mogelijk te maken. Alle elementen die daarin worden genoemd, moeten ter discussie en besluitvorming worden voorgelegd aan de verantwoordelijke bestuursorganen. Van een besluit tot het aanleggen van een brug door het IJmeer is in dier voege dan ook op geen enkele wijze sprake. In algemene zin heb ik mij tijdens mijn toespraak niet over de IJmeerbrug uitgelaten. Ik heb wel aangegeven dat ik het buitengewoon goed vind dat de gemeente Almere vanuit een stuurgroep ideeën en materiaal aangereikt krijgt, waarbij men van mening is dat infrastructurele oplossingen mogelijk zijn. Een brug is een van die mogelijkheden. In dat geval is het college van oordeel dat analoog aan het proces van de Uitweg de (regionale) maatschappelijke groeperingen volop daarbij betrokken moeten worden om op een gelijkwaardige manier te zorgen voor maatschappelijk draagvlak. De eerste vraag is of wij op adequate wijze hebben voldaan aan onze actieve informatieplicht aan provinciale staten. Het Noordvleugeldocument bevat al een verwijzing naar de IJmeerbrug en de IJmeerlijn. Het document, waar beide in zijn opgenomen, is ter kennis gebracht van de commissie. Zij heeft desgevraagd aangegeven, geen prijs te stellen op verdere behandeling daarvan. Zij heeft gevraagd of de besluiten die erin zijn opgenomen nog separaat worden voorgelegd. Daarop is bevestigend geantwoord. De tweede vraag heeft betrekking op de verklaring dat wij op 8 december nog geen standpunt hadden over de IJmeerverbinding en dat standpunt pas zouden innemen nadat een prijsvraag was gehouden. De prijsvraag heeft betrekking op de kwestie rondom de Zuiderzeelijn. Er is geen prijsvraag voor de IJmeerlijn in wording. Voor zover ons bekend, zal deze ook niet worden gehouden. Wij hebben over de IJmeerlijn noch over de Zuiderzeelijn definitieve standpunten ingenomen. Op dit moment wachten wij het materiaal af dat op ons afkomt. Na bespreking daarvan met de staten wordt vervolgens een besluit voorbereid. De derde vraag heeft betrekking op het pleidooi voor een IJmeerbrug voor weg en rail. Gesteld wordt dat besluitvorming daarover in 2004 op gespannen voet staat met de onderschreven visie op de Uitweg. Wij zijn bezig met de Uitweg. Het uitwerkingstraject wordt met volle kracht ter hand genomen. Eventuele additionele oplossingen voor de bereikbaarheid van Almere zullen niet ten koste gaan van het proces van de Uitweg en de besluiten daarover. Vraag 4 luidt: bent u niet bang dat het maatschappelijk draagvlak dat met het de Uitweg-proces is gecreëerd door dit voorstel uit het IOP wordt ondermijnd? Nee, daar zijn wij niet zo bang voor. Als er al sprake is van een additionele verbinding, moet eerst het traject worden doorgenomen ter voorbereiding op de besluitvorming. Daarnaast zal onze inzet altijd zijn dat de resultaten rondom de Uitweg niet strijdig zijn met hetgeen elders ontwikkeld zal worden. De staten zullen zich ongetwijfeld herinneren dat in het rapport over de Uitweg staat dat zelfs de stapeling van alle mogelijke oplossingen uit het dossier over de Uitweg de verkeersvraagstukken van Almere niet adequaat kan oplossen. In alle gevallen moeten extra oplossingen aan de orde kunnen komen om de inwoners van Almere soelaas te kunnen bieden. Nu zijn dat er en tegen de tijd dat dit speelt mogelijk Vraag 5 luidt: hoe verhouden de beschermde status en de belofte zich volgens u met het pleidooi voor de aanleg van een IJmeerbrug? De door de heer Breunissen genoemde beschermingsnormen zullen ook bij een mogelijke IJmeerbrug in acht moeten worden genomen. Overigens verhouden de Vogel- en Habitatrichtlijn zich niet per definitie nooit met de aanleg van een brugvoorziening. De vraag is alleen op welke wijze inpassing in het landschap kan plaatsvinden en op welke wijze wordt omgegaan met de aanwezige waarden. Wij hechten in de uitwerkingsfase aan een vergelijkbaar proces aan dat van de PS 9 februari

13 Uitweg, zodat het draagvlak gegarandeerd is. De heer Visser heeft mij gevraagd of de presentatie van dit stuk te maken heeft met de nota Ruimte. Ik denk het wel. Het rijk heeft er nadrukkelijk op aangestuurd dat dit stuk beschikbaar kwam voorafgaande aan de vaststelling van de nota Ruimte, zodat de oplossingsrichtingen ook door het rijk kunnen worden meegewogen bij de vaststelling van de nota Ruimte. Of en in welke mate dat uiteindelijk gebeurt, weet ik niet, maar er is een relatie. De heer Post heeft gevraagd of het gaat om een planverkenning of om een pleidooi voor aanleg van de brug. Het is een planverkenning. Nu valt nog niet met zekerheid te zeggen wat er uiteindelijk uit het IOP wordt gerealiseerd. Het is een palet aan mogelijkheden om de situatie van Almere structureel te verbeteren. Ik weet nog niet welke selectie gemaakt zal worden. De heer Cornelissen heeft gevraagd of de mogelijkheden van een tunnel bij een eventuele uitwerkingsvariant kunnen worden meegenomen. Wat mij betreft, is er geen beletsel. Ik kan niet toezeggen dat het gebeurt, want dat moet bezien worden tegen de tijd dat het een project wordt en de oplossingen die in beeld komen, moeten worden afgewogen, inclusief de eventuele financieringsstromen. Ik onderstreep van harte de woorden van de heer Cornelissen dat een tunnel zonder 80 tot 90% financiering door Europa volstrekt onbetaalbaar is. De heer Cornelissen (D66): Wilt u initiatieven nemen voor een Europese aanpak? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik denk niet dat er bij ons enig bezwaar bestaat om bij het maken van die slag na te gaan of zo'n variant gefinancierd kan worden. Mevrouw Humalda-Blok (VVD): Is sprake van realisatie van de maatregelen? Is de fase van realisatie nu aan de orde? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): De Uitweg is nog niet gefinancierd. Wij zijn bezig met het project. Mevrouw Humalda-Blok (VVD): U bent bezig met de uitwerking van de maatregelen. Vervolgens gaat u naar de staten. Besluitvorming vindt in de staten plaats. Pas dan kan sprake zijn van realisatie van de Uitweg. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Realisatie van de Uitweg is vooralsnog niet in het MIT voorzien. Ik verwacht niet dat wij de komende vier, vijf jaar überhaupt al in de realisatiefase daarvan komen, maar wij nemen het project wel ter hand teneinde de realisatie dichterbij te brengen. Mevrouw Humalda-Blok (VVD): Over een aantal maatregelen moeten de staten zich nog uitspreken. De staten kunnen zich uitspreken voor of tegen roadpricing of de brug. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): In de projectennota kan worden aangegeven welke projecten met voorrang aangepakt moeten worden. Als de staten vinden dat dit daarbij hoort, wordt daarmee bij voorrang aan de slag gegaan. Wij hopen en verwachten dat enigszins. De heer Breunissen (GroenLinks): Voorzitter. Ik dank de gedeputeerde voor zijn beantwoording. Ik sta voor een dilemma, want wie moet ik nu geloven, gedeputeerde Meijdam of de website van de gemeente Almere? Op de website van de gemeente Almere staan diverse toespraken van de verschillende aanwezigen bij de presentatie van het IOP. De toespraak van gedeputeerde Meijdam staat in punten samengevat op de website. Er staat: daarom ondersteunen wij Almere in het streven naar een nieuwe toekomstige verbinding door het IJmeer. De koppeling met de Zuiderzeelijn is daarbij van belang. Om nieuwe infrastructuur betaalbaar te maken, hebben wij in de Noordvleugelvisie het realiseren van rekeningrijden opgenomen. PS 9 februari

14 De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Maar dat heb ik toch net ook gezegd? Dat stond toch al in de Noordvleugelvisie? De heer Breunissen (GroenLinks): U pleit voor opname en reservering van de IJmeerlijn in de nota Ruimte. U pleit voor een verbinding door het IJmeer. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Een tunnel gaat ook door het IJmeer. Ik heb over de mogelijke oplossingsrichtingen geen uitspraken gedaan. Dat zou ook buitengewoon dom zijn, want ik weet hoe gevoelig dit bij de staten ligt. De heer Breunissen (GroenLinks): Daar neem ik kennis van! Ik ben blij dat u zorgvuldig rekening wilt houden met de gevoeligheden in de staten. Ik roep de staten op om te onderstrepen dat zij zelf ook vinden dat goed rekening moet worden gehouden met de gevoelens van de staten. Om die reden dien ik een motie in waarin wij GS opdragen om prioriteit te geven aan de realisatie van de voorgestelde maatregelen in de Uitweg ter verbetering van de bereikbaarheid tussen Amsterdam en Almere. Daarnaast vragen wij GS om zich in te spannen om een proces zoals dat van de Uitweg rond het IOP tot stand te brengen en maatschappelijke organisaties nauw te betrekken bij de uitwerking van het IOP, zodat het draagvlak voor het beleid wordt vergroot. Ten slotte vragen wij om eerst overleg te plegen met provinciale staten alvorens wordt overgegaan tot ondertekening van het bestuursakkoord voor het IOP-Almere. Ik meen dat ik hiermee ook de vraag van het CDA heb beantwoord, hoe wij de opmerkingen van gedeputeerde Meijdam over de IJmeerbrug hebben opgevat, namelijk als een pleidooi van de gedeputeerde. Ten aanzien van de realisatie van de uitweg verwijs ik naar de notulen van de commissie WVV van 8 januari waarin mevrouw Humalda-Blok zegt dat haar fractie de conclusies in het rapport ondersteunt. Daarmee hebben wij ook die steun te pakken. Motie 5-1 Door het lid Breunissen wordt de volgende motie ingediend: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 9 februari 2004; beraadslagende naar aanleiding van de interpellatie over de IJmeerbrug; kennis genomen hebbende van het einddocument van de Uitweg en het Integraal Ontwikkelingsplan Almere (IOP); overwegende dat: - zorgvuldige besluitvorming gewenst is; - draagvlak voor ingrijpende maatregelen gewenst is; - zorgvuldig met het beschermde natuurgebied IJmeer moet worden omgegaan; dragen gedeputeerde staten op: - prioriteit te geven aan realisatie van de maatregelen die worden voorgesteld in de Uitweg om de bereikbaarheid tussen Amsterdam en Almere te verbeteren, te weten: verdubbeling van het bestaande spoor Flevolijn, beprijzing van het autogebruik tijdens de spits en stroomlijning van de bestaande weginfrastructuur A6-A1-A9; - zich in te spannen een "Uitweg-achtig" proces rond het IOP tot stand te brengen, dat wil zeggen maatschappelijke organisaties nauw te betrekken bij de uitwerking van het IOP om het draagvlak voor het te voeren beleid te verhogen; - alvorens over te gaan tot ondertekening van een bestuursakkoord voor het Integraal Ontwikkelingsplan Almere te overleggen met provinciale staten, en gaan over tot de orde van de dag. De heer Weima (PvdA): Als je geen IJspoor wilt, drukt de motie zich niet al te sterk daarover uit. De heer Kraak (VVD): Vindt de heer Breunissen het na de woorden van gedeputeerde Meijdam zinvol om alsnog een motie in te dienen? In de beantwoording is aangegeven dat de PS 9 februari

15 realisatie van wat er in de Uitweg staat, moet worden opgepakt. De gedeputeerde heeft duidelijk laten weten dat realisatie pas aan de orde kan komen nadat de staten zich daarover hebben uitgesproken. Vraagt de heer Breunissen nu expliciet een uitspraak over de realisatie zoals opgenomen in de stukken of is hij van mening dat gewerkt moet worden aan de realisatie nadat de staten hierover een besluit hebben genomen? Mevrouw Worm-de Moel (CDA): Wij kunnen ons verenigen met de tekst van de motie. De heer Breunissen spreekt over een bedrag van 7,5 mld, terwijl in de pers wordt gesproken over een bedrag van 2,5 mld. Waar komen deze bedragen vandaan? De heer Breunissen (GroenLinks): In verschillende stukken gaat het om ongeveer 2 mld voor de brug en ongeveer 5,5 aan bijkomende infrastructurele voorzieningen om de brug te laten werken. Tegen de heer Kraak zeg ik dat het indienen van een motie zinvol is. Het lijkt mij verstandig dat ook provinciale staten zich over dit soort onderwerpen uitspreken. Als GroenLinks iets zegt en de gedeputeerde zegt iets namens het college, weten wij nog steeds nog hoe de VVD of de PvdA erover denkt. Als een motie een meerderheid krijgt, is dat winst. Onze bedoeling met het eerste dictum is om ervoor te zorgen dat er absolute prioriteit wordt gegeven aan het werken aan de resultaten van het de Uitwegdocument. Een eventueel pleidooi voor de IJmeerbrug mag daarvoor absoluut niet in de plaats komen. Het gaat erom dat gewerkt wordt aan realisatie van de voorstellen van de Uitweg. De heer Kraak (VVD): Dat heb ik niet gevraagd. De heer Breunissen (GroenLinks): Wat was dan uw vraag? De heer Kraak (VVD): Realisatie betekent ook uitvoering van de besluiten die zijn opgenomen in het verhaal over de Uitweg, onder andere beprijzing van het verkeer. Met onderstreping van realisatie via deze motie wordt ook akkoord gegaan met de beprijzing. De exacte formulering van de uitvoering is pas mogelijk na discussie in de staten. Ik heb gevraagd of de motie daarop vooruitloopt of dat het de bedoeling is om realisering te bespoedigen. Eerst zullen de staten zich over een eventuele realisering moeten uitspreken. De heer Breunissen (GroenLinks): Het is zoals de gedeputeerde zegt. Voor de daadwerkelijke uitvoering moeten eerst provinciale staten en andere relevante organen daarover een besluit nemen. De intentie van de uitspraak is om prioriteit te geven aan het pakket maatregelen zoals voorgesteld door de Uitweg, waarvoor groot draagvlak is. Verschillende partijen, ook in deze staten, kunnen andere opvattingen hebben over aspecten van de oplossingsrichting waarvoor in de Uitweg is gekozen. Dat komt bij de finale besluitvorming naar voren. Het gaat ons nu om de intentie om prioriteit te geven aan de Uitweg. De IJmeerbrug moet maar op de plank worden gelegd. Mevrouw Barth (PvdA): Als dat de intentie van de motie is, vraag ik mij af of niet met veel lawaai een open deur wordt ingetrapt. Er is een breed draagvlak voor de Uitweg. De IJbrug komt niet in plaats van de Uitweg, maar is eventueel aanvullend daarop. Almere heeft neergelegd dat de IJbrug aanvullend is. Als de heer Breunissen bij motie stelt dat dit niet in de plaats mag komen van de Uitweg, wordt daarmee naar de bekende weg gevraagd, die het indienen van een motie naar mijn mening niet geheel rechtvaardigt. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Volgens mij staat er in de motie zo'n beetje wat ik in mijn beantwoording heb gezegd. Ik verwacht niet dat het college daar veel problemen mee heeft en zeker niet met de interpretatie die de heer Breunissen er in laatste instantie aan geeft. Mevrouw Barth (PvdA): Het college zou wel een probleem moeten hebben met overbodige moties. PS 9 februari