Omgevingsvergunning Wabo

Transcriptie

1 Omgevingsvergunning Wabo Aanvrager: Maatschap G. Bouwhuis & G.J. Bouwhuis-Ligtenberg Mr. J.B. Kanweg TE WITTEVEEN Opdrachtgever: Maatschap G. Bouwhuis & G.J. Bouwhuis-Ligtenberg Mr. J.B. Kanweg SX WITTEVEEN Lichtenvoorde, 13 juni 2017 Uitvoerende: De heer ing. B.H. Wopereis VanWestreenen, Adviseurs voor het buitengebied te Lichtenvoorde

2 Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 2

3 INHOUDSOPGAVE Toelichting op de aanvraag Omgevingsvergunning Wabo voor het pluimveebedrijf met biogasinstallatie en digestaatverwerking van Maatschap G. Bouwhuis & G.J. Bouwhuis- Ligtenberg gelegen aan de Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen. 1. GEGEVENS AANVRAGER / INRICHTING OMSCHRIJVING BESTAANDE VERGUNNINGEN/MELDINGEN VERGUNDE VEEBEZETTING AANGEVRAAGDE VEEBEZETTING ACTIVITEITENBESLUIT (BARIM) RIE / IPPC-RICHTLIJN BESLUIT MILIEUEFFECTRAPPORTAGE BEOORDELING GEUR BEOORDELING AMMONIAK FIJN STOF (PM10) GELUID ENERGIE WATER KOELINSTALLATIES OPSLAG GROND- EN HULPSTOFFEN AFVALSTOFFEN MEST BODEM OVERIGE VERGUNNINGEN EN/OF MELDINGEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN NADERE GEGEVENS BIJLAGE 1 PLATTEGRONDTEKENING BIJLAGE 2 BESCHRIJVING STALSYSTEMEN BIJLAGE 3 UITDRAAI V-STACKS BIJLAGE 4 AANVRAAG VERGUNNING WNB BIJLAGE 5 UITDRAAI ISL3A (2016) BIJLAGE 6 AKOESTISCH ONDERZOEK BIJLAGE 6 TOELICHTING BIOGASINSTALLATIE/COVERGISTING & BEWERKEN DIGESTAAT Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 3

4 OMGEVINGSVERGUNNING WABO Gemeente: Midden-Drenthe Datum: 13 juni GEGEVENS AANVRAGER / INRICHTING Naam : Maatschap G. Bouwhuis & G.J. Bouwhuis-Ligtenberg Adres inrichting : Mr. J.B. Kanweg SX WITTEVEEN Kadastrale ligging : gemeente Westerbork, sectie H, nummer 2587 Soort activiteit : agrarisch bedrijf (het houden van legkippen & akkerbouw) & biogasinstallatie (co-vergisting) + verwerken digestaat KvK : Telefoonnummer : Verzoekt om een omgevingsvergunning in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo): voor het veranderen van de inrichting of de werking daarvan te veranderen (art. 2.1 lid 1 onder e 2º en 3º) 2. OMSCHRIJVING Het in werking hebben van een veehouderij met de volgende activiteiten: Het exploiteren van een veehouderij (houden van legkippen) Het exploiteren van een akkerbouwbedrijf Produceren van duurzame groene energie / het exploiteren van een biogasinstallatie (covergisting mest) Het scheiden van digestaat (dikke en dunne fractie) Het drogen, composteren en opslaan van digestaat Het opslaan van: o veevoeder en graan o vaste & dunne mest (incl. aanvoer) o vaste en vloeibare co-substraten ( witte/ positieve lijst / bijlage Aa) Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 4

5 o dieselolie, smeerolie en afgewerkte olie in tanks o medicijnen ten behoeve van de diergezondheid o reinigingsmiddelen en ontsmettingsmiddelen in originele verpakkingen o zwavelzuur in een tank (dubbelwandig kunststof) + opslag spuiwater t.b.v. luchtwassyssteem o eieren in de daartoe bestemde eierenopslagruimte o droge digestaat Het in gebruik hebben van: o stalruimte voor het houden van legkippen o opslagloods o een eierinpakruimte + eieropslagruimte o een opslaghal voor co-substraten o 2 vergisters / 1 navergister / 1 opslag digistaat / bezinkbassin o een technische ruimte / kantoor / kantine / werkplaats / stort- & opslaghal o 2 WKK s (totaal 1,59 MW) o een sleufsilo (opslag co-substraten) o een werktuigenberging / opslag (opslag co-substraten en vaste pluimveemest) o een weegbrug (70 ton) o een noodstroomvoorziening (diesel) o een luchtwassyssteem + biofilter t.b.v. nieuwe hal D o opvangbassin voor infiltratie hemelwater o een bedrijfswoning Korte beschrijving wijzigingen (in hoofdlijnen) Het bouwen van een eierlokaal + nieuwe stal voor het houden van legkippen (stal L); Het realiseren van een nieuwe loods t.b.v. de opslag van co-substraten en verwerken digestaat (inclusief luchtwassyssteem + biofilter); De herbouw van een berging / loods in navolging van brand Het wijzigen & optimaliseren van de productie van groene duurzame energie (biogasinstallatie d.m.v. covergisting); Het overkappen van een sleufsilo voor de opslag van co-substraten; Het beëindigen van het opwaarderen van biogas naar groen gas (aardgaskwaliteit) Het vergroten van de veebezetting / aantal legkippen; Het doorvoeren van enkele wijzigingen in de bedrijfsopzet &-voering Het actualiseren van de vergunning & het optimaliseren van de bedrijfsvoering. Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 5

6 Samenvatting / toelichting Maatschap G. Bouwhuis & G.J. Bouwhuis-Ligtenberg exploiteert op het perceel Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen een agrarisch bedrijf in de vorm van een akkerbouw- annex pluimveebedrijf met biogasinstallatie (co-vergisten) en verwerken van digestaat. De pluimveehouderij bestaat uit het houden van legkippen ten behoeve van de eierenproductie /-consumptie. De biogasinstallatie omvat een co-vergisting van vaste & dunne mest in combinatie met co-substraten ( witte lijst stoffen ) met een capaciteit van maximaal 1,59 MW. Hiertoe wordt het verkregen biogas met behulp van 2 WKK s omgezet in elektriciteit en warmte. Deze elektriciteit wordt vervolgens ingevoed op het stroomnetwerk en de warmte wordt gebruikt voor drogen van dikke fractie digestaat. Ten aanzien van de biogasinstallatie (co-vergisten) en de verwerking van het digestaat is een toelichting opgesteld en deze is als bijlage 6 toegevoegd. In de gewenste situatie is het wenselijk om een nieuwe emissiearme stal voor het houden van legkippen (biokippen) alsmede een nieuw eierlokaal te realiseren. In de nieuwe situatie worden in totaal legkippen gehouden. Daarnaast is het wenselijk om een nieuwe hal voor de opslag van vaste mest & co-substraten en de verwerking van het digestaat te bouwen. In deze hal kunnen mest & substraten ten behoeve van het co-vergistingsproces inpandig worden opgeslagen en kan het digestaat inpandig worden verwerkt. Daarnaast kan in deze hal het droge digestaat worden opgeslagen. Tot slot worden enkele kleinschalige wijzigingen in de bedrijfsvoering en opzet doorgevoerd. 3. BESTAANDE VERGUNNINGEN/MELDINGEN Soort vergunning Datum Nummer Omgevingsvergunning (revisie/ 22 maart milieu) Milieuneutrale melding 24 februari VERGUNDE VEEBEZETTING Voor de inrichting / veehouderij aan de Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen is op 22 maart 2011 een revisievergunning op grond van de Wet milieubeheer (thans omgevingsvergunning Wabo milieu) verleend. Op grond van deze vergunning mag binnen de veehouderij de volgende veebezetting worden gehouden: Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 6

7 Ammoniakemissiefactoren op basis van de geldende Regeling ammoniak en veehouderij Geuremissiefactor in odour units op basis van de gelende Regeling geurhinder en veehouderij Fijn stofemissie (g PM10/ dier/ jaar), volgens emissielijst op rijksoverheid.nl 5. AANGEVRAAGDE VEEBEZETTING In de onderstaande tabel is de gevraagde / gewenste veebezetting weergegeven. Een plattegrondtekening van de gewenste bedrijfsopzet is als bijlage 1 aan deze aanvraag toegevoegd. Een beschrijving van de stalsystemen BWL V2 en BWL V2 zijn als bijlage 2 aan deze aanvraag toegevoegd. Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 7

8 6. ACTIVITEITENBESLUIT (BARIM) Op 1 januari 2013 is het Besluit Algemene Regels inrichtingen Milieubeheer, of terwijl het Activiteitenbesluit in werking getreden. In het besluit zijn algemene regels opgenomen voor bedrijven die onder de Wm vallen en voorheen een milieuvergunning nodig hadden. Het Activiteitenbesluit maakt onderscheid tussen 3 categorieën bedrijven; type A, B en C. Type A bedrijven moeten zich houden aan de regels van het Activiteitenbesluit maar zijn niet meldingsplichtig ten aanzien van hun activiteiten. Type B bedrijven zijn wel meldingsplichtig ten aanzien van hun activiteiten. Voor type C bedrijven geldt dat zij (voor het onderdeel milieu) nog steeds een omgevingsvergunning moeten aanvragen. De vergunningsplicht (type C bedrijven) blijft gelden voor bedrijven met meer dan: IPPC bedrijf: 750 zeugen (Rav. cat. D 1.2 en D 1.3); IPPC bedrijf: vleesvarkens (Rav. cat. D 3); IPPC bedrijf: stuks pluimvee (Rav. cat. E 3 t/ m E 5). In de gewenste bedrijfssituatie wordt de grens van stuks pluimvee overschreden, er is hierdoor sprake van een type C inrichting. Indien van toepassing dient op de betreffende onderdelen deze aanvraag tevens te worden gezien als een melding op grond van het Activiteitenbesluit. 7. RIE / IPPC-RICHTLIJN Vanaf 1 januari 2013 is de Europese richtlijn industriële emissies (RIE) in de Nederlandse milieuwetgeving geïmplementeerd (richtlijn 2010/75/EU, PbEU L334). De RIE geeft milieueisen voor de installaties die genoemd staan in de bij de richtlijn behorende bijlage I. Wanneer een installatie daar genoemd is, spreken we van een IPPC-installatie. Voor veehouderijen vallen de volgende installaties onder de werking van de RIE: plaatsen voor pluimvee; plaatsen voor vleesvarkens; 750 plaatsen voor zeugen. In de gewenste bedrijfssituatie worden binnen het bedrijf aan de Mr. Kanweg 105 te Witteveen in totaal stuks pluimvee gehouden. In deze gewenste situatie wordt de drempelwaarde zoals opgenomen in de IPPC-richtlijn ( pluimvee) overschreden en hierdoor valt de veehouderij onder de werkingssfeer van deze richtlijn. Het toetsingskader wordt gevormd door de betreffende artikelen van de Wabo, het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Regeling omgevingsrecht (Mor) waarin de RIE-richtlijn is geïmplementeerd. Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 8

9 Dit toetsingskader houdt in dat alle dierenverblijven moeten voldoen aan de eis van het toepassen van de Beste Beschikbare Technieken (BBT). Rekening houdend met de technische kenmerken en de geografische ligging van de inrichting en de plaatselijke milieuomstandigheden kan het nodig zijn om voorschriften te stellen die niet met toepassing van de BBT kunnen worden gerealiseerd. Als dit het geval is moeten emissiereducerende technieken worden toegepast die verder gaan dan de BBT. Bij het bepalen van wat de beste beschikbare technieken zijn voor een IPPC-installatie, moeten wij rekening houden met de BBT-conclusies. Deze documenten geven een overzicht van de beschikbare milieutechnieken en wijzen de technieken aan die de beste milieuprestaties leveren en daarnaast economisch en technisch haalbaar zijn. De procedure tot vaststelling en bekendmaking van BBTconclusies vindt op Europees niveau plaats. Gedurende de periode dat nog geen (nieuwe) BBTconclusies via die procedure zijn vastgesteld, gelden de BBT-conclusies, die voor 1 januari 2013 vermeld stonden in de bijlage bij het Mor. Dit zijn onder andere de Europese referentiedocumenten (BREF-documenten). In deze notitie is rekening gehouden het Reference Document on Best Available Techniques for Intensive Rearing of Poultry and Pigs (BREF Intensieve pluimvee- en varkenshouderij), waarin driejaarlijks de BBT wordt beschreven. De BREF voor de intensieve veehouderij is inmiddels ook aangewezen in de regeling aanwijzing BBT-documenten. Ook de oplegnotitie wordt opgenomen in de Regeling aanwijzing BBT-documenten, zodat bij het bepalen van de voor een veehouderij in aanmerking komende beste beschikbare technieken eveneens met deze notitie rekening moet worden gehouden. De BREF / oplegnotitie behandelt de beste beschikbare technieken voor de intensieve pluimvee- en varkenshouderij onderverdeeld naar een aantal aspecten. 1. Goede landbouwpraktijk in de intensieve varkens- en pluimveehouderij 2. Voerstrategieën voor pluimvee en varkens 3. Huisvestingssystemen 4. Water in de varkens- en pluimveehouderij 5. Energie in de varkens- en pluimveehouderij 6. Opslag van varkens- en pluimveemest 7. Behandeling van varkens- en pluimveemest op bedrijfsniveau 8. Het uitrijden van varkens- en pluimveemest De aspecten Voerstrategieën voor pluimvee en varkens, Behandeling van varkens- en pluimveemest op Bedrijfsniveau en Het uitrijden van varkens- en pluimveemest zijn niet relevant in het kader van een vergunningprocedure op grond van de Wabo. De overige aspecten worden hierna c.q. in onderhavige toelichting behandeld Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 9

10 Ammoniakuitstoot uit het huisvestingsysteem Om de relatief hoge achtergronddepositie van ammoniak in Nederland te kunnen beheersen en waar nodig verder terug te kunnen dringen is de Beleidslijn IPPC-omgevingstoetsing Ammoniak en Veehouderij geschreven. Hierin staat beschreven dat het in dit kader, onder bepaalde omstandigheden, mogelijk is om, vanwege lokale milieuomstandigheden, strengere NH 3 -emissieeisen op te leggen in de omgevingsvergunning dan de eisen die volgen uit de toepassing van de beste beschikbare technieken (BBT). De zogenaamde beleidslijn IPPC-omgevingstoetsing heeft alleen betrekking op veehouderijen die onder de werkingssfeer vallen van de IPPC-richtlijn en is alleen van toepassing als dergelijke veehouderijen uitbreiden in aantal dieren. Hierop wordt hierna ingegaan. De Beleidslijn IPPC-omgevingstoetsing ammoniak en veehouderij is bedoeld als handreiking voor het uitvoeren van de omgevingstoetsing die op grond van de IPPC-richtlijn ten aanzien van de ammoniakemissie vanuit veehouderijen dient te worden uitgevoerd. Deze is opgenomen in de Wet ammoniak en veehouderij (art. 3, derde lid). Met behulp van de beleidslijn kan het bevoegd gezag beslissen of en in welke mate vanwege de (lokale) milieuomstandigheden strengere emissie-eisen in de milieuvergunning moeten worden opgenomen dan de eisen die volgen uit de toepassing van beste beschikbare technieken (BBT). In onderstaande tabel staan de emissiegrenswaarden uit respectievelijk het Besluit huisvesting en de Beleidslijn IPPC-omgevingstoetsing ammoniak en veehouderij : Diercategorie Traditioneel BBT/Besluit BBT+ BBT++ huisvesting (>5.000 kg) (> kg) E 2: Legkippen 0,315 0,125 0,110 0,055 Om in deze gewenste situatie te voldoen aan de Beleidslijn IPPC-omgevingstoetsing / Besluit huisvesting, mag de totale ammoniakemissie niet hoger zijn dan 8.518,8 kg. De gevraagde bedrijfsopzet omvat een ammoniakemissie van maximaal 5.067,3 kg. Hierbij kan worden opgemerkt dat er in de gewenste bedrijfsopzet, in vergelijk met de vergunde / rechtsgeldige situatie, geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie. Gelet op voornoemde wordt voldaan aan het gestelde in artikel 3 van de Wav // IPPC Richtlijn. Energieverbruik De IPPC-richtlijn bepaald dat ook andere milieuaspecten moeten worden beoordeeld. In het BREFdocument zijn daartoe meer BBT-maatregelen opgenomen. BBT is in dat kader het verminderen van het energieverbruik door een goede landbouwpraktijk toe te passen, te beginnen met de stalinrichting en door stallen en materieel op de juiste manier te gebruiken en te onderhouden. Het bedrijf dient daartoe een boekhouding van het energie- en waterverbruik bij te houden, het voerverbruik en de afvoer van mest te registreren. Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 10

11 Voor mechanisch geventileerde stallen dient een optimaal ontworpen ventilatiesysteem te worden toegepast, waarbij een goede temperatuurbeheersing en een minimale ventilatiegraad in de winter mogelijk is. Door onderhoud en inspectie van de installaties wordt weerstand/ vervuiling voorkomen. Binnen de inrichting is een volautomatisch ventilatiesysteem aanwezig dat met behulp van een centrale klimaatcomputer wordt aangestuurd. Het systeem wordt continue afgestemd (frequentieregeling) op de feitelijke ventilatiebehoefte zodat sprake is van een minimale ventilatie. De stallen zijn geïsoleerd uitgevoerd en er wordt energiezuinig met verlichting omgegaan, zoals het toepassen van energiezuinige lampen. Hierdoor is er sprake van een optimaal klimaat in de stallen en kan het energieverbruik zoveel mogelijk worden gereduceerd. Hierdoor wordt voldaan aan de geldende BAT-maatregelen als beschreven in het BREF-document. Daarnaast wordt het energieverbruik geregistreerd. Waterverbruik De BAT-maatregelen (in het BREF-document) voor waterverbruik zijn onder meer het opsporen en repareren van lekken en het registreren van het watergebruik. De stallen worden zonder toepassing van water gereinigd met behulp van bezems en lucht. Bij deze activiteit wordt derhalve geen water gebruikt. Het controleren van de installatie en het repareren van lekken wordt uiteraard uitgevoerd, mede gezien het effect dat dit heeft op de kosten voor het bedrijf zelf. Er vindt registratie plaats van het waterverbruik. Op drinkwater kan reëel gezien niet worden bespaard, gezien de noodzaak om permanent drinkwater voor de dieren beschikbaar te hebben. Gezien het bovenstaande wordt voldaan aan BAT, zodat omgevingsvergunningverlening wat betreft dit aspect mogelijk is. Opslag van mest / bodembescherming De nitraatrichtlijn bevat minimumvoorschriften voor de opslag van mest in het algemeen, met als doel om alle water een algemeen beschermingsniveau tegen verontreiniging te bieden. BAT houdt in dat de opslagfaciliteiten voor pluimveemest worden uitgevoerd met een mestdichte vloer en een overkapping. Binnen de inrichting wordt de pluimveemest, na het afdraaien, opgeslagen in een afgedekte ruimte met een mestdichte vloer. Ten aanzien van de opslag van pluimveemest wordt derhalve aan de beschrijving van de best beschikbare techniek uit de IPPC-richtlijn voldaan. Grond- en afvalstoffen Vrijwel alle bedrijven in de landbouw hebben te maken met de regelgeving mestbeleid De bedoeling van het beleid is dat bedrijven de aan- en afvoer van mineralen (fosfaat en nitraat) in kaart brengen. Uiteindelijk moet dit er toe leiden dat de aan- en afvoer van mineralen op een bedrijf in balans zijn. Agrariërs hebben tal van mogelijkheden om deze mineralenbalans te beïnvloeden. Gevolg van het bewuster gebruiken van mineralen is ook het zuiniger en gerichter gebruik ervan. Het beleid bewerkstelligt derhalve een zuinig gebruik van grondstoffen. Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 11

12 De vrijkomende afvalstoffen worden afzonderlijk binnen de inrichting opgeslagen en worden afgevoerd uit de inrichting. De afvalstoffen worden door erkende afvalverwerkers verwerkt. Gezien het bovenstaande is er geen sprake van een belangrijke toename van de verontreiniging en zijn er geen significante negatieve gevolgen voor mens of milieu. Conclusie Gelet op bovenstaande voldoet de veehouderij van Maatschap G. Bouwhuis & G.J. Bouwhuis- Ligtenberg aan het gestelde in het BREF-document en is er geen sprake van een belangrijke toename van de verontreiniging en zijn er geen significante negatieve gevolgen voor mens of milieu. De gewenste bedrijfsopzet voldoet hierdoor aan de IPPC-richtlijn en de Oplegnotitie bij de BREF voor de intensieve pluimvee- en varkenshouderij. 8. BESLUIT MILIEUEFFECTRAPPORTAGE In het Besluit milieueffectrapportage (hierna Besluit m.e.r.) is in onderdeel C van de bijlage onder categorie 14 opgenomen wanneer voor de activiteit het fokken, mesten of houden van dieren een plicht tot het opstellen van een milieueffectrapport geldt. Dit is het geval bij het oprichten en/ of uitbreiden en/of wijzigen van een installatie met meer dan²: stuks mesthoenders (Rav. cat. E 3 t/ m E 5); stuks hennen (Rav. cat. E 1 en E 2); stuks vleesvarkens (Rav. cat. D 3) of 900 stuks zeugen (Rav. cat. D 1.2 en D 1.3). Verder is in onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. onder categorie 14 opgenomen dat, in de aangegeven situaties, een milieueffectrapport moet worden opgesteld wanneer de voorgenomen activiteit leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit geldt voor het oprichten en/ of uitbreiden en / of wijzigen van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren 1 met meer dan: stuks pluimvee (Rav. cat. E, F, G en J); mestvarkens (Rav. cat. D 3); 750 fokzeugen (Rav. cat. D 1.2 en D 1.3). Binnen onderhavige veehouderij worden legkippen gehouden. In de gewenste bedrijfsopzet worden er in totaal legkippen gehouden. Hiervan worden er in de nieuw te bouwen stal (stal L) gehuisvest. Er is derhalve geen sprake van het oprichten van een nieuwe installatie voor meer dan legkippen, waardoor MER-plicht c.q. de MER-beoordelingsplicht niet van toepassing zijn op gewenste bedrijfsopzet van onderhavige veehouderij. 1 Omwille de relevantie zijn niet alle diercategorieën welke genoemd worden in onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. onder categorie 14 opgesomd. Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 12

13 Voor pluimvee bedraagt de drempelwaarde van stuks. In de nieuw te bouwen stal kunnen stuks pluimvee (legkippen) worden gehouden worden. In de bestaande stal wordt het aantal dieren in geringe mate (- 550 dieren) verminderd tot maximaal legkippen. Het totaal aantal nieuwe plaatsen voor pluimvee komt totaal op stuks. De drempelwaarde wordt derhalve niet overschreden. In bijzondere gevallen zou het College van B&W alsnog een (vormvrije) milieueffectrapportage kunnen verlangen. Nu er in onderhavige situatie: - sprake is van een autonome ontwikkeling: de duurzame groei van het bedrijf naar een levensvatbare vorm van pluimveehouderij, welke gepaard gaat met de realisatie van een extra emissiearme stal, omvat geen grootschalige uitbreiding / veehouderij - de omliggende woningen liggen op zeer ruime afstand ( > 300 meter); - de geurbelasting voldoet ruimschoots aan de Wet geurhinder en veehouderij; - de emissie van fijn stof voldoet ruimschoots aan de geldende normering op grond van de Wet luchtkwaliteit; - de geluidsbelasting voldoet aan de geldende streefwaarden; - er is geen sprake toename van de ammoniakemissie; - de gewenste bedrijfsopzet voldoet aan het gestelde in de Natuurbeschermingswet / PAS; - reeds vergaande emissiearme technieken worden toegepast, kan worden gesteld dat er zich geen bijzondere omstandigheid voordoet. Een dergelijke vormvrije MER-rapportage voor de pluimveehouderij heeft ons inziens dan ook geen toegevoegde waarde. Op basis van de recente wijziging van het Besluit milieueffectrapportage (de betreffende regels in categorie 18 van kolom C en D in de bijlage van het MER-besluit zijn geschrapt) is de MER-plicht voor de productie van duurzame energie (vergistingsinstallaties voor biomassa) komen te vervallen. In de gewenste bedrijfsopzet wordt de uitvoering en capaciteit van de biogasinstallatie met een gezamenlijk vermogen van 1,59 MW ten opzichte van de bestaande / vergunde niet gewijzigd. In de gewenste bedrijfsopzet is er derhalve geen sprake van een vergroting van de capaciteit van de biogasinstallatie. Ook in de vergunde situatie was reeds sprake van co-vergisting en sprake van onder meer de opslag van ton vloeibaar digestaat en ongeveer ton co-substraten. In de gewenste situatie wordt echter het proces ten aanzien van de digestaatverwerking verder geoptimaliseerd (o.a. inpandig) en de input & opslag van de co-substraten gewijzigd. Gelet op voornoemde bestaat er geen aanleiding voor het uitvoeren van een vormvrije MER(beoordeling). Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 13

14 9. BEOORDELING GEUR Onderhavige veehouderij ligt in het buitengebied van Midden-Drenthe. Onderhavige veehouderij ligt hierdoor in een zogenaamd niet-concentratiegebied. De Wet geurhinder en veehouderij en de bijbehorende regeling & en de geurverordening van de gemeente Midden-Drenthe zijn maatgevend bij de beoordeling van de geurhinder afkomstig van onderhavige veehouderij. 9a. Diercategoriën met omrekeningsfactoren De Wet geurhinder en veehouderij maakt onderscheidt tussen dieren met en zonder geuremissiefactoren. Voor dieren zonder geuremissiefactoren gelden vaste afstanden, die moeten worden aangehouden tot geurgevoelige objecten. Voor dieren met omrekeningsfactoren wordt door middel van het verspreidingsmodel V-Stacks de geuremissie uit de veehouderij omgerekend naar geurbelasting op de geurgevoelige objecten in de omgeving van de veehouderij. Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij en de geurverordening van de gemeente-midden Drenthe bedraagt de normstelling ter plaatse van een woning van derden in het buitengebied respectievelijk 14 OUE/m3. In de gewenste situatie bedraagt de geuremissie OU E. Uit een beoordeling op grond van het verspreidingsmodel V-Stacks blijkt dat in de gewenste situatie ter plaatse van de omliggende woningen (Mr. J.B. Kanweg 101 & 103) ruimschoots wordt voldaan aan de normstelling 14 OUE/m3. Ter plaatse van de maatgevende burgerwoning bedraagt de geurbelasting 3,9 OU. Een uitdraai van het verspreidingsmodel V-Stacks (totale geurbelasting incl. WKK s en digestaatverwerking) is als bijlage 3 aan deze aanvraag toegevoegd. Uitgangspunten berekening V-stack: Stal E (bestaande stal // legkippen / OU E ): o Mechanische ventilatie / nok + lengteventilatie (= combiventilatie): Diameter: 0,83 m. (berekening gemiddelde diameter alle ventilatoren) Emissiepunt: gewogen middelpunt nok- en lengteventilatie o Hoogte uitstootpunt: 5,6 meter (gem. hoogte nokv. 8,5 m. + lengtev. 2,7 m.) o Gemiddelde gebouwhoogte: 4,8 m. o Uittreedsnelheid: 0,4 m/s (standaard bij combiventilatie) Stal L (nieuwe stal // legkippen / OU E ): o Mechanische ventilatie / nokventilatie + warmtewisselaar: Diameter: 0,8 m. Emissiepunt: gewogen middelpunt nokventilatie en warmtewisselaar o Hoogte uitstootpunt: 6,8 meter (gem. hoogte nokv. 8,5 m.+ warmtew. 5,0 m.) o Gemiddelde gebouwhoogte: 5,3 m o Uittreedsnelheid: 4,0 m/s (standaard bij mechanische ventilatie met Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 14

15 meerdere ventilatoren) De geuremissie van de biogasinstallatie (WKK s) en digestaatverwerking (scheiden/drogen /composteren/opslag etc.) is in de bijlage Toelichting covergisting en digestaatverwerking verder inzichtelijk gemaakt. In de directe omgeving zijn tevens agrarische bedrijven/veehouderijen van derden gelegen. De afstand tussen onderhavige veehouderij en een agrarisch bedrijf van derden bedraagt meer dan 500 meter. Hierdoor wordt ruimschoots voldaan aan de geldende vaste afstand van 50 meter ten opzichte van een agrarisch bedrijfswoning van derden. 9b. Diercategorieën met vaste afstanden Niet van toepassing 9c. Cumulatieve stankhinder Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij en de bijbehorende regeling behoeft geen beoordeling van de cumulatieve stankhinder meer te worden uitgevoerd. Het aspect cumulatieve stankhinder vormt dan ook geen weigeringsgrond voor de gevraagde vergunning. 9d. Gevelafstanden Volgens de Wet geurhinder en veehouderij geldt een minimaal in acht te nemen afstand tussen de dichtstbijzijnde gevel van een stal waarin dieren worden gehouden en de gevel van het dichtstbijzijnde voor stank gevoelige object. Deze afstanden zien er als volgt uit: Categorieën Woning in de bebouwde kom Woning buiten de bebouwde kom Woning behorende bij veehouderij van derden Afstand in acht te nemen 50 meter 25 meter 25 meter Werkelijke afstanden >> 100 meter niet binnen directe invloedssfeer gelegen >> 25 meter niet binnen directe invloedssfeer gelegen >> 25 meter niet binnen directe invloedssfeer gelegen Conclusie: Aan de normering en minimale afstandseisen zoals opgenomen in de Wet geurhinder en veehouderij en de bijbehorende Regeling / bijlagen wordt voldaan. Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 15

16 10. BEOORDELING AMMONIAK 10a. Wet ammoniak en veehouderij (Wav) In de gevraagde/gewenste bedrijfsopzet is er, ten opzichte van de vergunde bedrijfssituatie in 2011, geen toename van de ammoniakemissie. Binnen 250 meter van onderhavige inrichting bevindt zich geen zeer kwetsbaar natuurgebied. In onderhavige situatie ligt het bedrijf op meer dan 250 meter van een zeer kwetsbaar natuurgebied. De Wet ammoniak en veehouderij is hierdoor op onderhavige inrichting niet direct van toepassing en vormt geen weigeringsgrond voor het realiseren van de gewenste opzet. 10b. Directe ammoniakschade In de gevraagde/gewenste bedrijfsopzet is er, ten opzichte van de vergunde bedrijfssituatie in 2011, geen toename van de ammoniakemissie. Er zijn in de directe omgeving van de inrichting, voor zover bekend, geen voor ammoniak gevoelige land- en / of tuinbouwgewassen gelegen. Er is derhalve geen reden om aan te nemen dat, op dergelijke gewassen, directe schade als gevolg van de uitgestoten ammoniak zal plaatsvinden. Aan het gestelde in de Brochure Stallucht en Planten (1981) wordt dan ook voldaan. 10c. Vogel- en Habitatrichtlijn In het kader van Europese regelgeving zijn binnen Nederland Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden aangemeld (VHR-gebieden). Deze gebieden worden ook wel Natura gebieden genoemd en vallen onder de werkingssfeer van de Natuurbeschermingswet Het college van Gedeputeerde Staten (GS) van is het bevoegd gezag ten aanzien van de Natuurbeschermingswet (Nb-wet). Gedeputeerde Staten van Drenthe hebben op 27 februari 2014 voor onderhavig pluimveebedrijf (met biogasinstallatie) een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 verleend. Ten behoeve van biogasinstallatie + verwerken van digestaat wordt, voorafgaan aan deze aanvraag, een nieuwe aanvraag op grond van de Wet natuurbeschermingswet ingediend bij het college van GS van Drenthe (zie bijlage 4). 10d. Besluit emissiearme huisvesting veehouderijen (AMvB-huisvesting) Op 1 augustus 2015 is het gewijzigde Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (AMvBhuisvesting) in werking getreden. In dit Besluit Huisvesting zijn voor de pluimveehouderij drempelwaarden opgenomen. Voor legkippen in niet-batterijhuisvesting is de maximale emissiewaarde vastgesteld op 0,068 kg NH3 per dierplaats per jaar. In onderhavige situatie worden de stallen als volgt uitgevoerd: Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 16

17 Stal E: volièresysteem met beluchting (E Rav). Dit betreft een emissiearm systeem (BWL V2) en heeft een ammoniakemissie van 0,042 kg NH3 per dierplaats per jaar. Stal L: volièresysteem (E Rav). Dit betreft een emissiearm systeem (BWL V2) en heeft een ammoniakemissie van 0,055 kg NH3 per dierplaats per jaar. In de gewenste situatie wordt de pluimveemest uit stal E opgeslagen in een afgedekte mestopslag met een mestdichte vloer conform de Rav met een ammoniakfactor van 0,050 kg NH3. Voor een nageschakelde techniek bij een pluimveestal geldt op grond van het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij geen maximale emissiewaarde. In de beoogde bedrijfsopzet voldoen beide stallen / alle dierplaatsen voor legkippen aan de maximale emissiewaarde van 0,068 kg NH3 per dierplaats per jaar en wordt ruimschoots voldaan aan de (emissie)eisen uit het Besluit huisvesting. 11. FIJN STOF (PM10) Om de uitstoot van met name fijn stof inzichtelijk te maken zijn, conform de gestelde eisen uit de Wet luchtkwaliteit, representatieve beoordelingspunten gesitueerd ter plaatse van de omliggende woningen van derden. Deze emissie van fijn stof kan, gelet op het gestelde in de Regeling Beoordeling Luchtkwaliteit 2007, op basis van de meest recente inzichten, worden berekend met behulp van het rekenprogramma + verspreidingsmodel ISLA3a (versie 2016). In het genoemde de Wet luchtkwaliteit is voor fijn stof (PM10) een grenswaarde van 40 ug/m3 (jaargemiddelde) opgenomen. De (daggemiddelde) grenswaarde van 50 ug/m3 mag op basis van het genoemde regelgeving maximaal 35 dagen per jaar worden overschreden. Uit de resultaten van dit onderzoek en berekeningen blijkt dat in de gewenste situatie ter plaatse van de maatgevende woning (Mr. J.B. Kanweg 103) de jaargemiddelde concentratie maximaal 18,61 ug/m3 bedraagt en het aantal overschrijdingsdagen 6,4. De uitdraai van de berekeningen met behulp van rekenmodel ISL3a (2016) is als bijlage 5 opgenomen. Nu de berekende totale emissie van fijn stof ter plaatse van de maatgevende woning van derden lager is dan 20 ug/m3, voldoet de emissie van fijn stof (PM 2,5) ook zonder meer aan de geldende norm voor de jaargemiddelde concentratie (25 ug/m3). In het Besluit emissiearme huisvesting veehouderijen (versie 25 juni 2015) is voor legkippen de volgende drempelwaarden opgenomen ten aanzien van de emissie van fijn stof bij de realisatie van nieuwe stallen: Omschrijving diercategorie Drempelwaarde g/pm10/jr/dierplaats Legkippen 46 Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 17

18 De bestaande stal E is niet voorzien van een (aanvullende) huisvestingsyteem voor de reductie van fijn stof. In de gewenste bedrijfsopzet wordt de nieuwe stal voor het houden van legkippen direct uitgevoerd met een luchtmengsysteem voor het drogen van de strooisellaag in combinatie met een warmtewisselaar (BWL V2). Door het toepassen van de warmtewisselaar (BWL V2) wordt de emissie in deze stallen gereduceerd met 31%. In de beoogde bedrijfsopzet bedraagt de emissie PM10 per plaats derhalve maximaal 45 g/jaar en wordt voldaan aan het gestelde in het Besluit emissiearme huisvesting veehouderijen. 12. GELUID Voor het aspect geluid (geluidsproducerende activiteiten, installaties en vervoersbewegingen etc.) wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek van Het Geluidburo (bijlage 6). Uit het geluidsonderzoek blijkt dat in de gewenste bedrijfsopzet zonder problemen aan de geldende normstelling kan worden voldaan. 13. ENERGIE 13a. Algemeen Hebben de aangevraagde wijzigingen invloed op het energieverbruik Ja, door een toename van het aantal legkippen zal het energieverbruik toenemen. 13b. Overzicht energieverbruik per jaar (schatting) Energiebron Verbruik Aardgas - Elektriciteit KWh Diesel liter * Het exacte energieverbruik kan pas na de realisatie van de wijzigingen worden bepaald / gemeten + het elektriciteit wordt binnen de inrichting duurzaam opgewekt uit mest en biomassa. 13c. Wordt er gebruik gemaakt van krachtstroom (380 Volt) Ja 13d. Vragenlijst melkveehouderij Niet van toepassing Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 18

19 13e. Vragenlijst kalverhouderij Niet van toepassing 13f. Vragenlijst varkenshouderij Niet van toepassing 13g. Vragenlijst pluimveehouderij Verlichting Welke van den onderstaande energiezuinige verlichtingstechnieken worden toegepast? natuurlijke daglichtintreding aanwezigheidsdetectie centrale lichtschakelaar schakelklok en schemerschakelaar buiten- en terreinverlichting spaarlampen hoogfrequente verlichting met spiegeloptiekarmaturen Isolatie Welk van de onderstaande voorzieningen worden toegepast? dak- / plafondisolatie (spouw)muurislolatie isolatie van leidingen Ventilatie Welke maatregelen met betrekking tot mechanische ventilatie worden toegepast? warmteterugwinning klimaatcomputer frequentieregeling hybride ventilatie lengte- en nokventilatie Welk type verwarming wordt toegepast? cv / vloerverwarming luchtverwarming Wat is de uitvoering van de stooktoestellen? conventioneel VR HR Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 19

20 Analyse energieverbruik Is eerder een energiebesparingonderzoek uitgevoerd? Nee 14. WATER 14a. Waterverbruik (geschat) Soort water m 3 per jaar Globaal gebruiksdoel Leidingwater m3 Privédoeleinden + drinkwater dieren en schoonmaakwerkzaamheden 14b. Bedrijfsafvalwater Verontreinigde stoffen die in het afvalwater kunnen komen: Handeling waarbij afvalwater Afvalstof Opvang afvalwater in vrijkomt Hemelwater - Bodem via infiltratievijver Bedrijfswoning / sanitaire voorzieningen Afvalwater van huishoudelijke aard Bodem via septictank Schoonmaken stallen / gebouwen Stof, voer en mestresten Spoelwateropvang / vergister 15. KOELINSTALLATIES Type Aanta koelmedium Hoeveelheid Capaciteit l koudemiddel Kadaverkoeling 1 R 134a 1 liter 0,75 kw (nr. 94) Eierkoeling 2 R 504a 2,5 liter 2 kw (nr. 79) Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 20

21 16. OPSLAG GROND- EN HULPSTOFFEN 16a. Opslag vloeibare stoffen Soort Type opslag Inhoud / max. Nummer op tekening hoeveelheid Reinigings- Div. emballage in kast 150 liter 44 /ontsmettingsmiddelen (werkvoorraad) Dieselolie Tanks (bovengronds/ staal / in lekbak / elektrische pomp) 1.500liter liter Smeerolie Dubbelwandige tank liter 41 Bestrijdingsmiddelen Divers in kast 50 l/ kg 44 (onkruid/ ongedierte) Zwavelzuur Dubbelwandig reservoir l. 29 (kunststof) Vloeibare co-substraten (witte lijst / positieve Aa lijst Meststoffenwet 2 x tank / silo m3 (150 m3) 53 / 54 16b. Opslag gas(flessen) Niet van toepassing 16c. Opslag overige stoffen Soort Type opslag Inhoud / max. Nummer op tekening hoeveelheid Medicijnen Divers in kast 25 liter/ kg Nr. 95 (werkvoorraad) Krachtvoer en graan Silo s (7 stuks) Divers Silo 1 t/m Vaste mest / Los gestort (inpandig/ m3 Gebouw B/C/D/N akkerbouwproducten (mais) overkapt) co-substraten (witte lijst / positieve Aa lijst Meststoffenwet) Los gestort (inpandig/ overkapt) 850 m3 Gebouw C / D Vloeibaar digestaat // dunne Silo s (vergisters/ m3 Bouwwerk G / H / I / J mest navergister / eindopslag) Gedroogde digestaat Los gestort (inpandig) m3 Gebouw D Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 21

22 17. AFVALSTOFFEN 17a. Bedrijfsafvalstoffen Soort afval Wijze van opslag Afvoerfrequentie Inzamelaar / verwerker Kadavers Tonnen in kadaverkoeling (nr. Op afroep Rendac 94) Oud papier Dozen (gebouw A) Maandelijks Erkende inzamelaar Restafval Container 240 l. (gebouw A) 1 x per 2 weken Erkende inzamelaar Rolcontainer l. (gebouw B) 1 x per maand Erkende inzamelaar GFT Container 240 l. (gebouw A) 1 x per 2 weken Erkende inzamelaar Oud ijzer Bak (gebouw B) 2 x per jaar Erkende inzamelaar Afgewerkte olie Dubbelwandige tank (staal)// 2 x per jaar Erkende inzamelaar liter (nr. 42) Spuiwater luchtwasser 30 m3 in silo (nr. 30) Op afroep Erkende inzamelaar 17b. Gevaarlijke afvalstoffen Soort afval Hoeveelheid Wijze van opslag Afvoerfrequentie Inzamelaar / verwerker per jaar Kapotte 15 stuks Doos (gebouw B) 1 x per jaar Erkende inzamelaar lampen KCA 40 kg/l Chemobox (gebouw B) 1 x per jaar Erkende inzamelaar 18. MEST 18a. Opslag mest Soort Hoeveelheid Afgedekt? Vloeibare mest (derden) in (na)vergisters m3 Ja digestaat) Vaste mest Pluimveemest Vaste mest (van derden) 500 ton (gebouw B) m3 (gebouw B/C/D/N) Ja Ja Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 22

23 18b. Afstanden tussen mestopslag en woningen van derden Afstand in meters Afstand tussen opslag van vloeibare mest en woning >> 300 m. Afstand tussen opslag van vaste mest en woning >> 300 m. 19. BODEM 19a. Is er een bodem kwaliteitsonderzoek verricht? Nee. 19b. Bodembeschermende maatregelen Activiteit Maatregel het houden van dieren mestdichte vloeren in pluimveestallen scheiden van digestaat inpandig / mestdichte vloer co-vergisten van mest dichte mestbassins (vergisters) drogen/composteren digestaat inpandig / mestdichte vloer opslag vaste co-substraten inpandig-overkapt / vloeistofkerende vloer opslag vloeibare co-substraten dichte productbestendige tank/silo opslag vaste mest inpandig / mestdichte vloer opslag ontsmettings- / reinigingsmiddelen werkvoorraad in dichte kast opslag bestrijdingsmiddelen werkvoorraad in dichte kast opslag medicijnen werkvoorraad in dichte kast opslag dieselolie tanks in lekbak opslag smeerolie / afgewerkt olie dubbelwandige tanks opslag zwavelzuur dubbelwandig reservoir afleveren diesel (eigen voertuigen) vloeistofkerende vloer Gelet op bovenstaande zijn voor alle bodembedreigende activiteiten voldoende maatregelen getroffen. Op grond van de Nederlandse Richtlijn Bodemrisico is er hierdoor sprake van een aanvaardbaar verwaarloosbaar risico op bodemverontreiniging (cat 1). Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 23

24 20. OVERIGE VERGUNNINGEN EN/OF MELDINGEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN 20a. Bouwvergunning Ja, deze wordt gelijktijdig ingediend. Betreft realisatie nieuwe pluimveestal (L) + eierlokaal, opslaghal (D) en overkapping sleufsilo (N). 20b. Sloopvergunning Niet van toepassing 20c. Waterwet Niet van toepassing 20d. NB-wet Ja, deze is (afzonderlijk) aangevraagd bij college van GS van Drenthe. 21. NADERE GEGEVENS Ten aanzien van de aanwezige installaties, het elektrische vermogen en het vermogen van de verbrandingsmotoren wordt verwezen naar de plattegrondtekening. Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 24

25 Bijlage 1 Plattegrondtekening Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 25

26 Bijlage 2 Beschrijving stalsystemen Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 26

27 Bijlage 3 Uitdraai V-stacks Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 27

28 Bijlage 4 Aanvraag vergunning WNB 2017 Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 28

29 Bijlage 5 Uitdraai ISL3a (2016) Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 29

30 Bijlage 6 Akoestisch onderzoek Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 30

31 Bijlage 6 Toelichting biogasinstallatie/covergisting & bewerken digestaat Aanvraag Wabo Mts. Bouwhuis, Mr. J.B. Kanweg 105 te Witteveen 31