Vormvrije MER-rapportage

Transcriptie

1 J. de Groote Smalbroek TV Beilen Vormvrije MER-rapportage Locatie: Smalbroek 36 te Beilen Betrokken en bewogen

2

3 COLOFON Opdrachtgever J. De Groote Smalbroek TV Beilen Opdrachtnemer Engberts Adviseurs Contactgegevens Engberts Adviseurs Stoevelaarsweg 13, 7475 TP Markelo T (0547) E adv@engberts.nl I Markelo 12 juli 2017 Dossierkenmerk 07191/A/2017/W/I/000 Status Definitief Contactpersoon Ing. R. Geerligs / J. Mol MSc Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem worden gebruikt voor het doel waarvoor het is vervaardigd met inachtneming van de rechten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendom. De auteursrechten van dit document blijven berusten bij Engberts Adviseurs. Op de leveringen en diensten zijn onze algemene voorwaarden van toepassing. In de algemene voorwaarden wordt onder andere de aansprakelijkheid per geval beperkt. Indien u deze nog niet heeft, kunt u deze bij ons opvragen. Betrokken en bewogen

4 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding Aanleiding Initiatiefnemer Niet technische omschrijving Opdracht en verantwoording Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) Tekeningen Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) Doel Omgeving Natuurbescherming Ammoniak Besluit huisvesting Geur Bodem Geluid Energie Afvalwater Conclusie... 8 Bijlagen

5 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Het voornemen om de huidige vergunde bedrijfsvoering te wijzigen, waarbij het jongvee op een andere plek wordt gehuisvest en schapen worden gehouden. Hierdoor wijzigt de emissie. 1.2 Initiatiefnemer J. de Groote, gevestigd Smalbroek 36 te Beilen treedt op als initiatiefnemer van dit project. 1.3 Niet technische omschrijving De inrichting betreft een melkveehouderij met jongvee en schapen waarin maximaal 51 schapen worden gehouden, als bedoeld in artikel 2.2a, lid 1 onder d van het Bor. De voorgenomen verandering betreft een aanvraag van een omgevingsvergunning beperkte milieutoets vanwege het houden van 51 schapen. Tevens zijn in het bedrijf 50 stuks melkvee, bijbehorend jongvee en enkele weide en zoogkoeien aanwezig. Hiertoe vinden er intern aanpassingen aan de stalinrichting plaats. Tevens wijzigt er een aantal emissiepunten en emissiehoogten van de bestaande stallen. Ten behoeve van de vergunde en in het bestemmingsplan opgenomen camping wordt niets veranderd. Deze aanvraag heeft alleen op de inrichting ten behoeve van het agrarisch bedrijf van doen. 1.4 Opdracht en verantwoording De initiatiefnemer heeft ons verzocht hem te begeleiden de aanvraag Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets(OBM). Voor de vormvrije m.e.r. is gebruik gemaakt van de verstrekte gegevens informatie door de initiatiefnemer. Er is ons niets gebleken waardoor wij zouden moeten concluderen dat de uitgangspunten onjuist zijn. Gezien het beperkte karakter van ons onderzoek kunnen wij niet instaan voor de volledigheid en juistheid. De verantwoordelijkheid hiervoor blijft bij de initiatiefnemer. Engberts Adviseurs R. (Ruud) Geerligs 1

6 2 Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) 2.1 Tekeningen De inrichting Smalbroek 36 te Beilen is aangegeven op onderstaande situatieschets. De milieutechnische aspecten van de inrichting zijn opgenomen in de technische tekening, die separaat is bijgevoegd als bijlage Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) Het geldende Besluit m.e.r. is dusdanig dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r.. Dat kan zijn in de vorm van een motivering dat belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten (en er dus geen m.e.r.( - beoordeling) is uitgevoerd), of in de vorm van een beschrijving van de resultaten van m.e.r.(- beoordeling). Wanneer niet direct een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling aan de orde is, geldt de vormvrije m.e.r.-beoordeling, ook wel vergewisplicht genoemd. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Omdat de activiteit de oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren vermeld staat op de D- lijst, onderzoeken wij of de drempelwaarden worden overschreden. 2

7 De oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren, is m.e.r.-beoordelingsplichtig in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op stuks Schapen. Dit betreft onderdeel D, categorie 14 van het Besluit m.e.r. Met de realisatie van de voorgenomen activiteit worden de gestelde drempelwaarden niet overschreden. Er is immers sprake van maximaal 51 schapen. Er is derhalve geen sprake van een m.e.r.- beoordelingsplicht. Ook voor wat betreft melkvee en jongvee worden de drempelwaarden bij lange na niet gehaald. Naar het oordeel van het Europese Hof van Justitie kan echter op voorhand niet uitgesloten worden dat bij activiteiten onder deze D-drempels nooit sprake zal zijn van negatieve gevolgen voor het milieu. Sinds 1 april 2011 zijn deze drempelwaarden indicatief. Dat betekent dat ook als een project onder de drempelwaarden blijft er wel een toetsing moet worden gedaan, een zogenaamde vergewisplicht : het bevoegd gezag moet zich er van vergewissen dat er daadwerkelijk geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn. Deze notitie is de vormvrije m.e.r.-beoordeling op grond waarvan het bevoegd gezag zich kan vergewissen. 2.3 Doel Doel van de beoordeling is om na te gaan of door de voorgenomen verandering, belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten. Wanneer dit het geval is, hoeft er geen M,e.r.-rapportage te worden opgesteld. De uitvoer van de vormvrije m.e.r.-beoordeling vindt plaats door toetsing aan de gestelde toetsingscriteria, genoemd in bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieu beoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten' (nr, 2001/92/EU), hierna te noemen EU richt lijn milieueffectbeoordeling. 3

8 3 Omgeving 3.1 Natuurbescherming In het kader van Europese regelgeving zijn binnen Nederland Vogelrichtlijngebieden en Habitatrichtlijngebieden aangemeld (VHR-gebieden). Deze gebieden worden Natura 2000 gebieden genoemd en vallen onder de werkingssfeer van de Natuurbeschermingswet De provincie Drenthe is in deze het bevoegd gezag ten aanzien van de gebieden die in de omgeving van de veehouderij zijn gelegen. Voor het onderhavige project wordt via de Wabo een Verklaring Van Geen Bedenkingen (VVGB) aangevraagd bij de provincie. De provincie is het bevoegd gezag en deze zal een beoordeling uitvoeren over de gevolgen van de voorgenomen wijziging van de inrichting op de Natura 2000-gebieden. Uit berekeningen uitgevoerd ten behoeve van de Natuurbeschermingswet VVGB blijkt dat de totale stikstofdepositie voortkomend uit de gewenste veebezetting niet tot gevolg heeft dat drempelwaarden worden overschreden. Zie bijlage 5 voor het aanvraagrapport VVGB in combinatie met de milieutekening uit bijlage Ammoniak De Wet ammoniak en veehouderij (Wav) kent een emissiegerichte benadering voor heel Nederland met daarnaast aanvullend beleid ter bescherming van de zeer kwetsbare gebieden. In artikel 6 van de Wav is bepaald dat de vergunning in principe moet worden geweigerd als de uitbreiding betrekking heeft op een veehouderij waarvan een dierenverblijf is gelegen in een zeer kwetsbaar gebied, dan wel in een zone van 250 meter rond een zodanig gebied. In het kader van de omgevingsvergunning beperkte milieutoets voor de activiteiten is onderzoek gedaan naar de ammoniak uitstoot. De gevels van de stallen liggen niet in een zeer kwetsbaar gebied, deze liggen echter wel binnen de zone van 250 meter daarom heen. Op grond van artikel 7, lid 1 onder b van de Wav is bepaald dat een omgevingsvergunning niet wordt geweigerd als de uitbreiding uitsluitend melkrundvee betreft met maximaal 200 stuks melkvee en 140 stuks jongvee. Hier blijft de emissie ruim onder. Voor wat betreft de schapen wordt in artikel 7, lid 1 onder c van de Wav aangegeven dat het ook voor deze categorie een omgevingsvergunning niet wordt geweigerd. Voor zover het de schapen betreft is hier ook aan de orde artikel 7 lid 1 onder e van de Wav dat een omgevingsvergunning ook niet geweigerd mag worden als de dieren in hoofdzaak worden gehouden voor natuurbeheer. Gezien het beheer van circa 140 hectare heide is hier bij de schapen zeker sprake van. Op de onderstaand kaart is de ligging van het bedrijf t.o.v. het zeer kwetsbare gebied weergegeven. De roze intekening is de 250 meter zone. De pijl is gericht op de inrichting. 4

9 3.3 Besluit huisvesting Voor veehouderijen geldt het Besluit emissiearme huisvesting veehouderij (op 1 augustus 2015 in werking getreden). Het besluit bevat voor een aantal diersoorten maximale emissiewaarden waaraan de huisvestingsystemen moeten voldoen. Het bevoegd gezag moet bij de vergunningverlening zorgen dat er geen strijd met het Besluit ontstaat. Door het besluit dienen nieuw te bouwen huisvestingssystemen direct te voldoen aan de maximale emissiewaarde. Voor bestaande huisvestingssystemen geldt een overgangstermijn. Voor het houden van schapen, vleeskalveren, vleesstieren, weide en zoogkoeien en jongvee is geen maximale emissiewaarde in het besluit huisvesting opgenomen, zodat deze dieren in een traditioneel stalsysteem mogen worden gehouden. Voor melkvee is dit wel opgenomen. Hier is echter aan de orde dat er geen toenemende verandering is aan de huidige vergunde situatie qua dieraantallen. 3.4 Geur Individuele beoordeling De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geuremissie uit veehouderij dient te worden getoetst aan de voornoemde wet en regeling. De wet maakt onderscheidt tussen dieren met en zonder geuremissiefactoren. Voor dieren zonder geuremissiefactoren gelden vaste afstanden die moeten worden aangehouden tot geurgevoelige objecten. Voor dieren met omrekeningsfactoren worden middels het verspreidingsmodel V-Stacks vergunning de geuremissie uit de veehouderij omgerekend naar geurbelasting op de geurgevoelige objecten in de omgeving van de veehouderij. De dichtstbijzijnde bedrijfswoning is gelegen op 440 meter afstand. Voor bedrijfswoningen geldt een minimale vaste afstand van 50 m. 5

10 De dichtstbijzijnde niet zijnde een bedrijfswoning is gelegen aan Smalbroek 33a te Beilen, op een afstand van 333 m. Tevens hebben we getoetst op diverse woningen, niet zijnde bedrijfswoningen liggend in een schil rondom het bedrijf en de rand van de bebouwde kom van Beilen. Op alle objecten wordt in de gewenste situatie de norm nergens overschreden. Binnen de inrichting worden dieren gehouden met geuremissie factoren. Er is derhalve een berekening gemaakt van de geurbelasting, deze is als bijlage 3 bijgevoegd. De inputgegevens zijn te herleiden uit de milieutekening en de emissietabel 4. Tabel 1: Geurbelasting Volgnummer GGLID Xcoordinaat Ycoordinaat Geurnorm Geurbelasting 2 Smalbroek 33a ,0 0,0 3 Smalbroek ,0 0,0 4 Smalbroek ,0 0,0 5 Smalbroek ,0 0,0 6 Zeepkruidlaan 10 BK ,0 0,0 Uit de voorgaande tabel blijkt dat er geen sprake is van een (over)belaste situatie. Gevelafstanden Volgens de Wet geurhinder en veehouderij geldt een minimaal in acht te nemen afstand tussen de dichtstbijzijnde gevel van een stal waarin dieren worden gehouden en de gevel van het dichtstbijzijnde voor stank gevoelige object. Tabel 2: Minimale afstand volgens de wet Geurhinder 2007 Categorie Minimale afstand (in meters) Daadwerkelijke afstand (in meters) Object Binnen bebouwde kom Zeepkruidlaan 10, Beilen Buiten bebouwde kom(woning) Smalbroek 33a, Beilen Buiten bebouwde kom (bedrijfswoning) Smalbroek 40, Beilen De afstand van het dichtstbij zijnde dierenverblijf van de onderhavige inrichting tot woningen van derden, niet zijnde een bedrijfswoning bedraagt 333 meter, tot zijnde een bedrijfswoning, bedraagt 440 meter en tot een niet zijnde bedrijfswoning (bebouwde kom) meter. Hieruit blijkt dat kan worden voldaan aan de geldende afstandseisen tussen de gevel van een stal en de gevel van een woning van derden. 3.5 Bodem Ten aanzien van bodembescherming wordt uitgegaan van de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (NRB). Uitgangspunt hierbij is het bereiken van een beschermingsniveau, waarbij kan worden gesproken van een verwaarloosbaar risico van significante bodemverontreiniging. In het bedrijf vinden een aantal bodembedreigende activiteiten plaats zoals de opslag van mest. Voor de opslag van de aanwezige milieugevaarlijke stoffen zijn diverse bodem beschermende voorzieningen toegepast. Daarnaast zijn de mestkelders en de vloeren in de stallen vloeistof kerend / mestdicht uitgevoerd. Als gevolg van het toepassen van deze beschermende voorzieningen, zal het risico op bodemverontreiniging gering zijn. 6

11 3.6 Geluid Als gevolg van de activiteiten in de inrichting ontstaat geluid naar de omgeving. Het geluid wordt veroorzaakt door transportbewegingen, door activiteiten op het buitenterrein en door aanwezige toestellen en installaties. Daarnaast vinden de noodzakelijke aan- en afvoerbewegingen van vrachtwagens plaats ten behoeve van de aanvoer van veevoer, het aan- en afvoeren van dieren, de afvoer meststoffen, kadavers en afvalstoffen, etc. De ontsluiting van het perceel via de Smalbroek biedt voldoende capaciteit om deze transporten te verwerken. Gelet op het aantal aan- en afvoerbewegingen, de situering en afscherming van de aanwezige installaties, de omgeving en de door te voeren wijzigingen, behoeft in de gevraagde situatie niet te worden gevreesd voor een ontoelaatbare (toename van de) geluidsproductie. Er is slechts een minimale toename van geluid te verwachten ten opzichte van de huidige vergunde situatie. De praktische bedrijfsvoering zal amper wijzigen. 3.7 Energie Het Activiteitenbesluit bepaalt dat een bedrijf dat jaarlijks meer dan kwh elektriciteit of m 3 aardgas (of aardgasequivalent) gebruikt, alle rendabele maatregelen moeten treffen. Boven een verbruik van kwh elektriciteit of m 3 aardgas per jaar kan het bevoegd gezag een energiebesparingsonderzoek vragen. Binnen de veehouderij is de inschatting dat het jaarlijks verbruik rond de kwh elektriciteit en m3 aardgas zal liggen. 3.8 Afvalwater In hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit en de bijbehorende regeling zijn voorschriften gesteld ten aanzien van het lozen van hemelwater en huishoudelijk afvalwater. Het lozen van schoon hemelwater en sanitair afvalwater afkomstig van de veehouderij dient te voldoen aan deze voorschriften. Relevante bedrijfsafvalwater, zoals van spoelingen of schoonspuiten van stallen dat binnen de veehouderij vrijkomt, wordt geloosd op de mestkelders. Dit afvalwater wordt vervolgens als meststof uitgereden / afgevoerd. Afvalwater van huishoudelijke aard (bedrijfswoning etc.) wordt geloosd op de riolering. Het niet-verontreinigde hemelwater wordt vertraagd geloosd op de nabij gelegen sloten. 7

12 4 Conclusie Het onderhavige initiatief is getoetst en beoordeeld aan de hand van de Europese criteria en relevante wet- en regelgeving. Hieruit kunnen wij concluderen dat de activiteit niet zal leiden tot belangrijke nadelige effecten. Er is geen aanleiding aanwezig om een Milieu Effect Rapportage te verlangen, omdat er geen sprake zal zijn van significante nadelige gevolgen voor de omgeving. 8

13 Bijlagen 1. Machtiging Engberts Adviseurs 2. Technische tekening (separaat) 3. Berekening V-Stacks aangevraagde situatie 4. Emissietabel 5. Melding Activiteitenbesluit Aanvraagrapport VVGB Wet natuurbescherming 9