*16SXO52399* Ontwerp-Besluit Omgevingsvergunning, Zuiderlandweg 1 A te Wolphaartsdijk

Transcriptie

1 Registratuurnummer OMG *16SXO52399* Onderwerp Ontwerp-Besluit Omgevingsvergunning, Zuiderlandweg 1 A te Wolphaartsdijk Omgevingsvergunning De RUD heeft op 17 juni 2016 een aanvraag ontvangen voor een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (hierna verder ook wel aangeduid als OBM) van Melkschapenbedrijf De Zwaakse Weel. Het betreft het in werking hebben van een melkschapenhouderij. De aanvraag gaat over Zuiderlandweg 1 A te Wolphaartsdijk. De aanvraag is geregistreerd onder nummer W-AOV Concreet wordt verzocht om het in bedrijf nemen van een melkschapenhouderij als bedoeld in artikel 2.2a lid 1 onder d van het Bor. Ons college van burgemeester en wethouders heeft op 20 juni 2016 een aanvraag ontvangen van Melkschapenbedrijf de Zwaakse Weel, Nieuwkamerseweg 3 te Heinkenszand, om een omgevingsvergunning voor het starten van een biologisch gecertificeerd melkschapenbedrijf met bedrijfswoning. De aanvraag gaat over Zuiderlandweg 1 A te Wolphaartsdijk, kadastraal bekend als gemeente Goes, sectie AE, nummer 155. De aanvraag is geregistreerd onder nummer OMG Onder de omschrijving het starten van een biologisch gecertificeerd melkschapenbedrijf met bedrijfswoning wordt verstaan: - het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan - het oprichten of wijzigen van een milieu-inrichting waarvoor een beperkte milieutoets is vereist Procedure De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De aanvraag is beoordeeld voor: - het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, aan artikel 2.1 eerste lid onder c, van de Wabo - het oprichten of wijzigen van een milieu-inrichting waarvoor een beperkte milieutoets is vereist, aan artikel 2.1 eerste lid onder i, van de Wabo Voorts is de aanvraag getoetst aan het Besluit omgevingsrecht en de Ministeriële regeling omgevingsrecht. De beslissing op de aanvraag wordt voorbereid overeenkomstig de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. De ontwerpbeschikking ligt met ingang van 25 augustus 2016 zes weken ter inzage. Gedurende deze termijn kunnen zienswijzen naar voren worden gebracht door een ieder.

2 Pagina 2 Overwegingen Aan het besluit liggen de volgende inhoudelijke overwegingen ten grondslag: Het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een exploitatieplan, regels gesteld door Rijk of provincie of een voorbereidingsbesluit Bij het nemen van het besluit hebben wij overwogen dat: - de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan Buitengebied 2010, omdat het project is gesitueerd op voor recreatie - dagrecreatie aangewezen gronden, alwaar het gebruiken van gronden en bouwwerken ten dienste van de beoogde ontwikkeling in beginsel niet is toegestaan (aldus artikel 12 van de planregels); - een aanvraag voor een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan, mede wordt aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo (het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan), welke vergunning slechts wordt geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is; - in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, v an de Wabo is bepaald dat de omgevingsvergunning kan worden verleend, indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat; - volgens artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo, gelezen in samenhang met artikel 6.5 van het Besluit omgevingsrecht, de gemeenteraad in dergelijke gevallen dient te verklaren dat hij tegen het verlenen van de omgevingsvergunning geen bedenkingen heeft; - op PM de gemeenteraad van Goes heeft besloten een verklaring van geen bedenkingen af te geven voor het onderhavige project; - de aanvraag is voorzien van een 'goede ruimtelijke onderbouwing'; - geen ruimtelijk relevante belangen aan de orde zijn die zich verzetten tegen planologische medewerking en het project in overeenstemming is met het gemeentelijk, provinciaal en Rijksbeleid; - de kennisgeving van het ontwerpbesluit op 24 september 2016 is geplaatst in het huis-aanhuisblad de Bevelandse Bode en de Staatscourant en tevens langs elektronische weg beschikbaar gesteld via de gemeentelijke website, alsmede via de website Het oprichten of wijzigen van een milieu-inrichting waarvoor een beperkte milieutoets is vereist Bij het nemen van het besluit hebben wij overwogen dat: - de overwegingen zoals deze in de bij deze omgevingsvergunning behorende bijlage hier als herhaald en ingelast worden beschouwd. Besluit Wij hebben besloten, gelet op het bepaalde in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en vorenstaande overwegingen, I aan Melkschapenbedrijf de Zwaakse Weel, Nieuwkamerseweg 3 te Heinkenszand de omgevingsvergunning voor: - het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan te verlenen - het oprichten of wijzigen van een milieu-inrichting waarvoor een beperkte milieutoets is vereist te verlenen II III aan deze vergunning voorschriften te verbinden zoals opgenomen in de bijlage. dat de bijgevoegde en als zodanig gewaarmerkte stukken deel uitmaken van de vergunning.

3 Pagina 3 Inwerkingtreding Deze vergunning treedt in werking met ingang van de dag na afloop van de termijn van zes weken voor het indienen van een beroepschrift. Indien gedurende deze termijn bij de bevoegde rechter een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt deze vergunning niet in werking voordat op dat verzoek is beslist. Goes, Burgemeester en Wethouders van Goes, namens hen, _sign1_ A. Schroevers hoofd afdeling Vergunningen en Handhaving (adj.) Beroepsclausule Op grond van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen belanghebbenden tegen dit besluit beroep instellen bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team Bestuursrecht, Postbus 90006, 4800 PA Breda. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, van de Awb ter inzage is gelegd. Het beroepschrift moet worden ondertekend en dient ten minste te bevatten: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht; d. de gronden van het beroep. Voor de behandeling van het beroep is een griffierecht verschuldigd. Bij het indienen van een beroepschrift dient zo mogelijk een afschrift van dit besluit te worden overgelegd. Het indienen van een beroepschrift schorst de werking van dit besluit niet. Wel kunnen belanghebbenden de voorzieningenrechter van de voormelde rechtbank verzoeken een voorlopige voorziening te treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

4 Pagina 4 Voorschriften omgevingsvergunning Aan de omgevingsvergunning zijn de volgende voorschriften verbonden: Het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan ALGEMEEN 1. De omgevingsvergunning voor het bouwen moet op het bouwterrein aanwezig zijn en op verzoek aan de afdeling Vergunningen en Handhaving ter inzage worden gegeven. 2. Als houder van de vergunning moet u aan de afdeling Vergunningen en Handhaving doorgeven wanneer het melkschapenbedrijf in gebruik wordt genomen.

5 Pagina 5 Inhoudsopgave Procedurele overwegingen Gegevens aanvrager Projectbeschrijving Activiteitenbesluit en Obm Huidige Vergunningssituatie Bevoegd gezag Procedure (uitgebreid) en zienswijze 7 Bijlage 2.7 Volledigheid aanvraag en opschorting procedure... 7 Inhoudelijke overwegingen 8 Milieu Inleiding Toetsing Obm M.e.r. - (beoordelings)plicht onder drempelwaarden D-lijst OBM houden van dieren m.e.r Conclusie. 11

6 Pagina 6 1 Procedurele overwegingen 2.1 Gegevens aanvrager Op 17 juni 2016 hebben wij een aanvraag om een omgevingsvergunning beperkte milieutoets als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen. Het betreft een verzoek van melkschapenbedrijf De Zwaakse Weel, Zuiderlandweg 1a te Wolphaartsdijk. Er is tevens op 17 juni 2016 een melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer ingediend bij ons. 2.2 Projectbeschrijving Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als volgt te omschrijven: Het in werking hebben van een melkschapenhouderij waarbij 290 schapen (RAV-code B1) worden gehouden. Voor een uitgebreide beschrijving van de activiteiten wordt verwezen naar de bijlage activiteitenbesluit & omgevingsvergunning beperkte milieutoets van de aanvraag. Gelet op bovenstaande omschrijving wordt een vergunning gevraagd voor de activiteiten genoemd in artikel 2.2a, lid 1, onder d van het Bor. 2.3 Activiteitenbesluit en Obm Sinds 1 januari 2013 is het Activiteitenbesluit op de inrichting van toepassing. Het Activiteitenbesluit bevat algemene voorschriften voor activiteiten die kunnen plaatsvinden binnen inrichtingen. Sinds het in werking treden van het Activiteitenbesluit zijn de meeste inrichtingen niet meer vergunningsplichtig voor het onderdeel milieu. De oprichting of verandering van deze vergunningsvrije inrichtingen moet wel worden gemeld aan het bevoegd gezag. Dit zijn de zogenaamde type-b inrichtingen. Op grond van artikel 8.41a van de Wet milieubeheer moet een melding zoals bedoelt in artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelijktijdig met de aanvraag om een omgevingsvergunning worden ingediend als het project activiteiten bevat waarvoor een melding is vereist. Bij de onderhavige aanvraag om een omgevingsvergunning is als bijlage voor de activiteiten tevens een melding op grond van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit milieubeheer ingediend. De melding is op 17 juni 2016 ingediend met het Aim-correspondentie-nummer Ate331ck5n2. Voor een aantal milieurelevante activiteiten waarvoor het Activiteitenbesluit algemene regels stelt, is eerst toestemming van het bevoegd gezag nodig voordat ze kunnen worden ondernomen (artikel 2.1, eerste lid, onder i, Wabo). Deze "toestemming vooraf" wordt OBM genoemd. Het doel van de OBM is dat het bevoegd gezag na een beperkte milieutoetsing vooraf instemt met het van start gaan van een specifieke activiteit op een specifieke locatie. De OBM bestaat uit een instemming of een weigering. Op grond van artikel 5.13a van het Bor mogen aan de OBM geen voorschriften worden verbonden. Bij het beslissen op de aanvraag om een OBM moet het bevoegde gezag volgens artikel 2.17 Wabo toetsen aan artikel 5.13b Bor. Een toetsing aan dit artikel heeft plaatsgevonden Er wordt een OBM aangevraagd voor het houden van: schapen (RAV-code B1) Van deze activiteit is in artikel 5.13b, lid 1 Bor bepaald dat de OBM moet worden geweigerd indien het bevoegd gezag heeft beslist dat een milieueffectrapport moet worden opgesteld.

7 Pagina Huidige Vergunningssituatie Voor de inrichting zijn eerder de onderstaande vergunningen en/of ontheffingen verleend dan wel meldingen geaccepteerd: Tabel 1 SOORT VERGUNNING DATUM KENMERK ONDERWERP Oprichtingsvergunning* 14 juli 1989 Oprichten paardenhouderij Melding verandering* 30 oktober 1995 Uitbreiding aantal dieren *Per 1 januari 2013 zijn deze vergunning vervallen en zijn onder het Activiteitenbesluit komen te vallen. 2.5 Bevoegd gezag Gelet op bovenstaande projectbeschrijving, alsmede op het bepaalde in artikel 2.4 eerste lid van de Wabo en hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de daarbij horende bijlage zijn het college van Burgemeester en wethouders het bevoegd gezag dat de omgevingsvergunning beperkte milieutoets verleent of weigert. 2.6 Procedure (regulier) Voor het houden van schapen is artikel 2.2a lid 1 onder d van het Besluit omgevingsrecht (Bor) van toepassing. Nu het bedrijf onder het Activiteitenbesluit valt, is een OBM vereist. De procedure om tot dit besluit te komen staat in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (de reguliere voorbereidingsprocedure). Deze procedure is opgenomen in hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht. Aanvullend hierop gelden de artikelen 3.8 en 3.9 Wabo en artikel 6.19 Bor. De aanvraag voor deze inrichting is getoetst aan artikel 2.8 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De aanvraag is ook getoetst aan het Bor en de Ministeriele Regeling omgevingsrecht (Mor). 2.7 Volledigheid aanvraag en opschorting procedure De aanvraag bestaat uit de volgende onderdelen: - Aanvraagformulier OBM (nr ) - Bijlage activiteitenbesluit en omgeving beperkte milieutoets(obm) (juni 2016) - Melding activiteitenbesluit (Ate331ck5n2) - Plattegrondtekening inrichting (d.d gewijzigd ) Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze getoetst op volledigheid. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook in behandeling genomen.

8 Pagina 8 2 Inhoudelijke overwegingen 1 Milieu 3.1 Inleiding Op het perceel Zuiderlandweg 1a te Wolphaartsdijk was een voormalige manege gevestigd. De activiteiten op deze manege zijn enige tijd geleden gestopt. De nieuwe eigenaar heeft het plan opgevat om op deze locatie een melkschapenhouderij op te starten met 290 schapen. Het Activiteitenbesluit is van toepassing op dit bedrijf omdat niet meer dan 2000 stuks schapen worden gehouden. 3.2 Toetsing Obm Voor een aantal milieurelevante activiteiten waarvoor het Activiteitenbesluit algemene regels stelt, is eerst toestemming van het bevoegd gezag nodig voordat ze kunnen worden ondernomen. Deze "toestemming vooraf" wordt omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) genoemd. Het doel van de OBM is dat het bevoegd gezag na een beperkte milieutoetsing vooraf instemt met het van start gaan van een specifieke activiteit op een specifieke locatie. De OBM bestaat uit een instemming of een weigering. De aangevraagde activiteiten vallen onder artikel 2.2a, onder d van het Bor en worden getoetst aan artikel 5.13b, lid 1 van het Bor. Op grond van artikel 5.13a van het Bor mogen aan de omgevingsvergunning met beperkte milieutoets geen voorschriften worden verbonden. Nadat deze vergunning is verleend, zijn op de activiteit de algemene regels van het Activiteitenbesluit van toepassing. Hieronder zijn onze overwegingen weergegeven. 3.1 M.e.r. - (beoordelings)plicht onder drempelwaarden D-lijst De in de aanvraag beschreven voorgenomen veranderingen staan vermeld in de eerste kolom van onderdeel D 14, 11 van de bijlage bij he t Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). De drempelwaarden uit de tweede kolom worden voor de diverse diersoorten niet overschreden. In zoverre bestaat voor de aangevraagde activiteiten geen m.e.r. (beoordelings)-plicht. 3.2 OBM houden van dieren m.e.r. Algemeen Op grond van het Besluit milieueffectrapportage moet het bevoegd gezag, voor alle activiteiten die genoemd worden in het Besluit m.e.r. maar beneden de m.e.r.-beoordelingsdrempel liggen, bepalen of kan worden uitgesloten dat de activiteit geen belangrijke nadelige milieugevolgen heeft. Dit dient te gebeuren op grond van de criteria genoemd in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. De criteria van bijlage III van de richtlijn omvatten: de kenmerken van de activiteit (onder andere omvang en cumulatie); de plaats waar de activiteit wordt verricht (de kenmerken van het plangebied in relatie met kwetsbaarheid omgeving); de kenmerken van de gevolgen van de activiteit (mogelijke effecten van de activiteit, onder andere bereik, waarschijnlijkheid en omkeerbaarheid). Deze bijzondere omstandigheden worden hierna ten aanzien van de activiteit nader beschouwd. De kenmerken van de activiteit Aan de Zuiderlandweg 1a te Wolphaartsdijk was een manege gevestigd. Uit het archief van de

9 Pagina 9 gemeente Goes is achterhaald dat in het verleden binnen de inrichting 16 paarden werden gehouden en er een binnen manege was waar les werd gegeven. Binnen de inrichting zullen 290 schapen (RAV-code B1) worden gehouden. In de stallen wordt het potstalsysteem gehanteerd met een natuurlijke ventilatie. Voor de opslag van vaste mest is binnen de inrichting een mestplaat aanwezig. Cumulatie met andere projecten In de directe omgeving zijn verder geen bedrijven aanwezig waar dieren worden gehouden. Cumulatie van geur is niet aan de orde. Het gebruik van natuurlijke hulpbronnen Voor het houden van dieren zijn de volgende aspecten relevant: het gebruik van energie en water, het gebruik aan reinigingsmiddelen en veevoeders. Energie is vooral nodig voor het gebruik van de technische installatie en verlichting. Water wordt vooral gebruikt als drinkwater voor de dieren en als reinigingswater voor de stallen. De voorgenomen activiteiten zullen niet leiden tot een toename van het verbruik aan grond- en hulpstoffen, energie en water, zodanig dat een MER nodig is. De benodigde stoffen zijn niet bijzonder schaars en het gaat hier om gangbare gebruiksvormen in de sector. De plaats waar de activiteit wordt verricht De inrichting is gelegen in het buitengebied van de gemeente Goes. Op 257 meter is de bebouwde kom van Wolphaartsdijk gelegen. In de directe nabijheid van de inrichting zijn enkele woningen gelegen, waarbij woning Zuiderlandweg 1 op 25 meter afstand is gelegen van het dierenverblijf. De directe omgeving waar de activiteit wordt verricht is voornamelijk in gebruik als grasland en bouwland. Kenmerken van de gevolgen van de activiteit Ammoniak Voor de beoordeling van de gevolgen die de inrichting voor het milieu veroorzaakt met betrekking tot het aspect ammoniak moet getoetst worden aan de artikelen tot en met van het Activiteitenbesluit, Wet ammoniak en veehouderij (Wav) en indirect aan het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (Besluit huisvesting). De dierenverblijven liggen niet in een zeer kwetsbaar gebied, zoals bedoeld in de Wav, dan wel in een zone van 250 meter daaromheen. De inrichting valt met het gevraagde veebestand niet onder de reikwijdte van de IPPC-richtlijn. Derhalve hoeft niet aan de beleidslijn IPPC-omgevingstoetsing ammoniak en veehouderij te worden getoetst. Hierdoor kan worden volstaan met de toepassing van Best beschikbare techniek (BBT). Om te bepalen of een huisvestingssysteem als BBT mag worden aangemerkt dient het Besluit emissiearme huisvesting geraadpleegd te worden. Wanneer een huisvestingsysteem voldoet aan de maximale emissiedrempelwaarden wordt een dergelijk systeem als BBT aangemerkt. Voor de dieren die binnen de inrichting worden gehouden zijn geen maximale normen opgenomen in het besluit huisvesting. Indien er geen normen zijn opgenomen in het besluit huisvesting wordt geacht te worden voldaan aan het besluit huisvesting. Voorheen werden binnen de inrichting 18 paarden gehouden met een ammoniakemissie van totaal 120 kg NH 3 (18 paarden x 5 NH 3 ). In de nieuwe situatie zal de ammoniak emissie 203 kg NH 3 (290 schapen x 0,7 kg NH 3 ) bedragen. Hierdoor zal ammoniakemissie van het bedrijf toenemen met 83 kg NH 3 ten opzichte van de oorspronkelijke situatie. Gelet op het voorgaande en het feit dat alleen vergunning wordt verleend als de voorgenomen activiteiten voldoen aan de Wav, het Besluit huisvesting en aan BBT, is er geen sprake van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Natuurbeschermingswet (Nbwet) Op 1826 meter afstand van de inrichting is het Natura 2000 gebied het Veerse meer gelegen. Gezien dat in de nieuwe situatie de ammoniakemissie toeneemt en niet eerder een Nbwet

10 Pagina 10 vergunning is aangevraagd heeft de ondernemer op 16 juni 2016 een melding Nbwet vergunning ingediend voor zijn bedrijf. Omdat de melding Nbwet (16 juni 2016) eerder is gedaan dan de omgevingsvergunning (17 juli 2016) haakt deze niet aan. Deze melding zal door de provincie Zeeland worden afgehandeld. Geur Geurhinder kan optreden door het houden van dieren, opslag van mest, het uitrijden van de mest en de opslag van veevoer. De artikelen tot en met van het Activiteitenbesluit (Wet geurhinder en veehouderij (Wgv)) vormen het toetsingskader voor de omgevingsvergunning als het gaat om geurhinder vanuit dierenverblijven van veehouderijen. De cumulatieve bijdrage van geurhinder naar gevoelige objecten in de omgeving van de aangevraagde locatie hoeft in het kader van het Activiteitenbesluit niet te worden berekend, maar is verdisconteerd in de geurnormen van het Activiteitenbesluit. Voor de beoordeling van hinder door geur is het toetsingskader de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). De geurbelasting van de inrichting is o.a. afhankelijk van het aantal en soort dieren dat binnen de inrichting aanwezig is. In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) zijn voor verschillende diercategorieën geuremissiefactoren vastgesteld. Voor schapen is de norm van 7,8 OUe/sec vastgelegd in de Wgv. In artikel van het activiteitenbesluit zijn vaste afstanden opgenomen tussen het dierenverblijf en geurgevoelige objecten. De afstand dient minimaal 100 meter tot objecten binnen de kom en 50 meter naar objecten buiten de kom te bedragen. Op grond van artikel moet de afstand van objecten binnen de bebouwde kom tenminste 50 meter vanaf de gevel van het. Voor objecten buiten de bebouwde kom is deze afstand minimaal 25 meter van object tot gevel van het dierenverblijf. De dichtstbijzijnde woning (Zuiderlandweg 1) is gelegen buiten de bebouwde op 25 meter afstand van de gevel van de inrichting waar de dieren verblijven. Deze situatie is niet veranderd ten opzichte van de vroegere paardenhouderij. Aan genoemde artikelen van het activiteiten besluit wordt voldaan. In de bijlage van de Obm aanvraag ( activiteitenbesluit en omgeving beperkte milieutoets(obm) ) is een V-Stacks berekening bijgevoegd. Uit de berekening blijkt dat wordt voldaan aan de geurnorm zoals is vastgesteld in de Wvg van 8 OUe/m 3 buiten de bebouwde kom en 2 OUe/m 3 binnen de bebouwde kom. Gemeente Goes heeft geen geurverordening vastgesteld en daarom is de Wvg het toetsingscriteria. Onderstaand de relevante passages uit de berekening zoals gevoegd bij de OBM. Naam van de berekening: Aangevraagde situatie Gemaakt op: :10:37 Rekentijd: 0:00:04 Naam van het bedrijf: Schapenhouderij Zwaakse Weel, Zuiderlandweg 1a Wolphaartsdijk Berekende ruwheid: 0,24 m Meteo station: Schiphol Brongegevens: Volgnr. BronID X-coord. Y-coord. EP Hoogte Gem.geb. hoogte EP Diam. EP Uittr. snelh. E-Aanvraag 1 Stal ,5 1,5 0,50 0, Stal ,5 1,5 0,50 0, Geur gevoelige locaties: Volgnummer GGLID Xcoordinaat Ycoordinaat Geurnorm Geurbelasting 3 Zuiderlandweg ,0 7,4 4 Boomdijk ,0 0,3 5 Molendijk ,0 0,3

11 Pagina 11 6 Boomdijkweg ,0 2,2 7 Boomdijkweg ,0 2,8 Uit de berekening blijkt dat wordt voldaan aan de in de Wgv aangegeven toetsingscriteria. Fijn stof In de Emissiefactoren fijn stof voor veehouderij (maart 2015) staat voor de diercategorie schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren geen emissiefactor voor fijn stof vermeld. Schapen leveren geen betekenende bijdrage aan de emissie van fijn stof en hoeven daaraan niet te worden getoetst. Geluid Voor wat betreft het aspect geluid kan worden gesteld dat de geluidemissie vanuit de inrichting minder zal zijn dan bij de voormalig manege. Vorenstaande kan worden onderbouwd met de volgende beargumentering: de verkeersbewegingen van en naar de inrichting door derden is ten opzichte van het in gebruik hebben van de manege nihil; binnen het bedrijf zijn geen ventilatoren aanwezig omdat de stallen op natuurlijke wijze worden geventileerd; de aanvoer van voeders blijft beperkt gezien de opslag in twee silo s plaatsvind met een inhoud van elk 7 ton voer, het verbruik van veevoer per week bedraagt ongeveer 3500 kg, dit betekend eens in de 3 à 4 weken veevoeder wordt afgeleverd. het ophalen van de melk zal zich beperken tot 1 maal per week. de dieren worden gehouden in een potstalsysteem, dat houd in dat er enkele keren per jaar de mest uit de stallen wordt afgevoerd. De inrichting kan voldoen aan de geluidsvoorschriften zoals is opgenomen in artikel 2.17e en f van het activiteitenbesluit. Risico s van ongevallen De aard van de activiteiten van een melkschapenhouderij zijn niet van dien aard dat zij, bij een normale bedrijfsvoering, extra risico op ongevallen met zich meebrengen. Calamiteiten met betrekking tot de opslag van de mest worden beperkt door voorschriften die staan vermeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Indien door het in werking zijn van een inrichting risico's voor de volksgezondheid kunnen ontstaan, moeten deze risico's gelet op artikel 1.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer als gevolg voor het milieu bij de beoordeling van de aanvraag worden betrokken. Alle dieren worden binnen de inrichting inpandig gehouden. Verder gelden er binnen de inrichting strikte hygiënemaatregelen. Op dit moment zijn er geen algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten waaruit een andere conclusie voortvloeit. Wij kunnen ons dan in redelijkheid op het standpunt stellen dat de risico's voor de volksgezondheid geen aanleiding geven om een MER te verlangen voor de voorgenomen activiteit. 3.3 Conclusie. Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op een omgevingsvergunning beperkte milieutoets, zijn er ten aanzien van de aangevraagde activiteit geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren.