Locatie: Bloemenkamp PP BEEMTE BROEKLAND. Auteur: J.G.P. (Sjaak) van Schaik Versie: 2

Transcriptie

1 Tevens toelichting aanvraag om omgevingsvergunning activiteit: Inrichting of mijnbouwwerk oprichten of veranderen (Milieu) oprichting Gecorrigeerde versie nav verzoek aanvullende gegevens Locatie: Bloemenkamp PP BEEMTE BROEKLAND Auteur: J.G.P. (Sjaak) van Schaik Versie: 2

2 Inhoud 1. Vergunde veebezetting Toelichting op voornaamste wijzigingen Aan te vragen veebezetting Beknopte procesomschrijving / niet technische samenvatting Toetsing aan de Wet ammoniak en veehouderij Toetsing aan het Besluit emissiearme huisvesting Geur Luchtkwaliteit Geluid Aanwezige stoffen Afvalstoffen

3 1. Vergunde veebezetting Voor de veehouderij aan de Bloemenkamp 5 te Beemte Broekland is op 22 juli 2014 een omgevingsvergunning beperkte milieutoets verleend (artikel 2.1., lid 1 onder i. Wabo), waarna op 13 augustus 2014 de geaccepteerde melding op grond van het Activiteitenbesluit is gepubliceerd. Op dit moment is het toegestaan om de volgende hoeveelheden dieren te houden op de Bloemenkamp 5: Stal Omschrijving diercategorie RAVnummer Aantal dieren Oue / dier Totaal Oue Kg NH 3 / dier Totaal kg NH 3 g fijn stof/dier Totaal g fijn stof C Geiten ouder dan 1 jaar C , ,0 1,9 114, F Geiten ouder dan 1 jaar C ,8 752,0 1,9 76, G Geiten ouder dan 1 jaar C , ,0 1,9 665, , Totaal 8.460,0 855, Stalaanduiding conform plattegrondtekening behorend bij bovengenoemde omgevingsvergunning beperkte milieutoets en melding op grond van het Activiteitenbesluit. 2. Toelichting op voornaamste wijzigingen Aanvrager wenst twee nieuwe stallen te realiseren en het aantal melkgeiten op te hogen naar stuks (en 380 lammeren tot enkele dagen oud). Tevens wordt een opslag voor vaste mest gerealiseerd om mest uit de geitenstallen gedurende langere periode op te kunnen slaan. De bestaande gebouwen worden gesloopt, er is sprake van een totaal nieuwe bedrijfsopzet. 3. Aan te vragen veebezetting Hieronder is de met deze aanvraag om omgevingsvergunning beoogde veebezetting weergegeven. Stal Omschrijving diercategorie RAVnummer Aantal dieren Oue / dier Totaal Oue Kg NH 3 / dier Totaal kg NH 3 g fijn stof/dier Totaal g fijn stof B Geiten ouder dan 1 jaar C , ,0 1, , Opfokgeiten en afmestlammeren tot en met 61 dagen C , ,0 0,2 76, C Geiten ouder dan 1 jaar C , ,0 1, , Totaal , Verschil met vergund ,

4 4. Beknopte procesomschrijving / niet technische samenvatting Het in werking hebben van een veehouderij met de volgende activiteiten: Het houden van - geiten in gebouwen B en C Het opslaan van - krachtvoer in bulksilo s - ruwvoer in daartoe bestemde sleufsilo s - melk in een daartoe bestemde koeltank - medicijnen ten behoeve van diergezondheid in kast - reinigings-/ ontsmettingsmiddelen ten behoeve van reinigen stallen en melkinstallatie - dieselolie in een tank Het in gebruik hebben van: - melkstal in gebouw H met toebehoren in gebouw F - spoelplaats ten behoeve van het reinigen van veetransportmiddelen - werktuigenberging, werkplaats en foerageopslag in gebouw G - opslag/ berging in gebouw A en D Geitenhouderij Het doel van deze melkgeitenhouderij is het produceren van melk voor menselijke consumptie. Dit proces start bij de natuurlijke dekking van de jonge geiten. De lammeren die geboren worden, worden voor een dag of enkele dagen, gehuisvest in een speciale ruimte in stal B. De geitjes daarna afgevoerd naar een tweetal bedrijven in Gelderland, welke gespecialiseerd zijn in de opfok van geiten (deze geiten komen later weer terug op dit bedrijf). De bokjes worden verkocht aan een handelaar en worden elders afgemest voor de slacht. Na het aflammeren start de melkproductie. De geiten worden tweemaal daags gemolken in een melkstal alwaar ze ook een deel van hun voergift krijgen. De geiten krijgen krachtvoer annex ruwvoermix verstrekt wat voorziet in hun voedingsbehoefte. De geiten worden gehouden in een zogenaamd potstalprincipe. Dit betekent dat ze op een strobed lopen, welke dagelijks wordt bijgestrooid, en periodiek geleegd wordt. De mest wordt dan opgeslagen in de mestopslag en blijft daar minimaal een maand liggen voordat deze afgevoerd wordt van het bedrijf. De geproduceerde melk wordt opgeslagen in koeltanks en wordt na enkele dagen opgehaald door een koelwagen van de melkfabriek. 4

5 5. Toetsing aan de Wet ammoniak en veehouderij Op grond van de Wet ammoniak en veehouderij dienen veehouderijen die gelegen zijn in een zeer kwetsbaar gebied, of in een zone van 250 meter daaromheen, rekening houden met een zogenaamd ammoniakemissieplafond (artikel 6 in samenhang met artikel 7, lid 1, sub a van de Wet ammoniak en veehouderij). Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben, op grond van de Wav, binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) de zeer kwetsbare natuurgebieden vastgesteld. Het meest nabij gelegen zeer kwetsbare natuurgebied is gelegen op een afstand van circa meter ten westen van de inrichting. Zie onderstaande afbeelding meter Gelet op de grote afstand tussen de stallen en het meest nabijgelegen kwetsbare gebied vormt de ammoniakemissie afkomstig van de onderhavige veehouderij geen beperkend toetsingskader en / of belemmering in het kader van de Wet ammoniak en veehouderij. 6. Toetsing aan het Besluit emissiearme huisvesting Het Besluit emissiearme huisvesting bepaalt dat dierenverblijven emissiearm moeten zijn, als er emissiearme huisvestingssystemen beschikbaar zijn. Het besluit bevat maximale emissiewaarden: alleen huisvestingssystemen met een emissiefactor die lager is dan -of gelijk is aan- de maximale emissiewaarde, zijn toegestaan. De maximale emissiewaarden (ammoniak/fijn stof) gelden voor melk- en kalfkoeien, varkens, kippen, kalkoenen en eenden. Het Besluit geldt dus niet voor de geitenhouderij. Er zijn overigens in het geheel geen emissiearme huisvestingssystemen erkend (=opgenomen in de Regeling Ammoniak en Veehouderij) voor de geitenhouderij. 5

6 7. Geur Voor dieren met omrekeningsfactoren dient een berekening gemaakt te worden met rekenmodel V- stacks vergunning. Dit rekenmodel berekent de geurbelasting zoals deze ervaren wordt op gevels van "voor geurgevoelige objecten". Het rekenmodel houdt daarbij rekening met de meest voorkomende windrichting, de ruwheid van het gebied, de uittreesnelheid en uitstroomrichting van de lucht, het stalsysteem, en nog enkele andere factoren. Het rekenmodel kan met 2 verschillende meteostations rekenen: Schiphol of Eindhoven. Het verschil tussen deze 2 stations ligt voornamelijk in het feit dat er sprake is van een andere windsnelheid en windrichting. De keuze voor meteostation Eindhoven of Schiphol wordt bepaald door de ligging van het bedrijf in Nederland. Hiervoor is een kaart gemaakt die Nederland in tweeën deelt, bij een positie links van de scheidslijn moet Schiphol worden geselecteerd en bij een positie rechts van de lijn Eindhoven. Bloemenkamp 5 ligt aan de rechterzijde van de scheidslijn en dus dient met meteostation Eindhoven gerekend te worden. De gemeenteraad van de gemeente Apeldoorn heeft geen geurverordening vastgesteld als bedoeld in artikel 6 van de Wgv. Dit houdt voor deze omgeving in dat de geurbelasting niet meer mag bedragen dan 14 oue op de gevel van een voor geur gevoelig object in het buitengebied en 3 oue op een gevel binnen de bebouwde kom (de bebouwde kom ligt echter niet in de directe omgeving van de veehouderij en wordt derhalve buiten beschouwing gelaten). De geuremissie vanuit de veehouderij bedraagt ou E /m 3. De geurbelasting op de geurgevoelige objecten in de omgeving is berekend met het verspreidingsmodel V-Stacks vergunning. Hieronder ziet u de uitslag van de berekening. Berekende ruwheid: 0,07 m Meteo station: Eindhoven Brongegevens: Volgnr. BronID X-coord. Y-coord. EP Hoogte Gem.geb. hoogte EP Diam. EP Uittr. snelh. E-Aanvraag 1 stal B ,5 6,1 0,82 4, stal C ,5 6,1 0,82 4, Geur gevoelige locaties: Volgnummer GGLID Xcoordinaat Ycoordinaat Geurnorm Geurbelasting 3 Bloemenkamp ,0 8,3 4 Bloemenkamp ,0 8,4 5 Bloemenkamp ,0 4,5 6 Werler ,0 2,6 De volledige geurberekening (met alle woningen binnen een straal van 2 km van de inrichting) treft u als bijlage 1 bij deze toelichting. 6

7 Minimaal aan te houden afstand tot andere (evt. voormalige) veehouderijen Voor geurgevoelige objecten die onderdeel uitmaken van een andere veehouderij, of dat op of na 19 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van een andere veehouderij, gelden de volgende vaste afstanden (conform artikel 3, lid 2 van de Wgv): Ligging geurgevoelig object Afstand in acht te nemen Werkelijke afstanden Binnen de bebouwde kom 100 meter Buiten de invloedssfeer Buiten de bebouwde kom 50 meter Circa 320 meter (Bloemenkamp 4) Minimaal aan te houden gevel-gevel afstand Volgens de Wet geurhinder en veehouderij geldt een minimaal in acht te nemen afstand tussen de dichtstbijzijnde gevel van een stal waarin dieren worden gehouden en de gevel van het dichtstbijzijnde voor stank gevoelige object. Deze afstanden zijn als volgt (conform artikel 5, lid 1 van de Wgv): Ligging geurgevoelig object Afstand in acht te nemen Werkelijke afstanden Binnen de bebouwde kom 50 meter Niet binnen invloedssfeer aanwezig Buiten de bebouwde kom 25 meter Ca. 240 meter (Bloemenkamp 6) Conclusie Aan het gestelde in de Wet geurhinder en veehouderij inclusief bijbehorende regeling wordt in de gewenste bedrijfsopzet voldaan. 8. Luchtkwaliteit Binnen de inrichting kan stof vrijkomen bij met name het afleveren van veevoeder en door het ventileren van de stallen. De Wet luchtkwaliteit (opgenomen in de Wm) stelt grenswaarden voor de concentratie van fijn stof ter hoogte van beoordelingslocaties (woningen van derden). Niet In Betekenende Mate Onderstaande tekst komt rechtstreeks uit de Handreiking fijn stof en veehouderijen, welke is opgesteld door Infomil in samenwerking met het ministerie van VROM, versie mei De inhoud is toegepast op de aan te vragen situatie. Als sprake is van een beperkte toename van luchtverontreiniging die niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie PM 10 in de buitenlucht (NIBM), hoeft een project niet langer meer getoetst te worden. Dit volgt uit artikel 5.16, lid 1, sub c, van de Wet milieubeheer. Het besluit NIBM legt vast wat geldt als niet in betekenende mate bijdragen. Na inwerkingtreding van het NSL op 1 augustus 2009 is de definitie NIBM 3% van de grenswaarde, dat is 1,2 µg/m 3 (artikel 2, lid 1, Besluit NIBM in samenhang met Bijlage 1A van de Regeling NIBM). Veehouderijen zijn niet opgenomen in de Regeling NIBM. Toch is niet altijd noodzakelijk om met behulp van een berekening vast te stellen of er sprake is van NIBM. Dit kan ook gedaan worden met een motivering, bijvoorbeeld op basis van ervaring. Er zijn genoeg projecten die namelijk overduidelijk NIBM zijn en waar een berekening niets toevoegt aan de conclusie. Als hulpmiddel bij de motivering is een 7

8 vuistregel opgesteld waarmee aangetoond kan worden dat een uitbreiding NIBM is. Deze staan in onderstaande tabel, die gebaseerd is op de 3% NIBM grens, dus van na de inwerkingtreding van het NSL. In de tabel kan bij de betreffende afstand de hoeveelheid emissie worden afgelezen waarmee de veehouderij nog kan uitbreiden om niet in betekenende mate bij te dragen. Met behulp van de emissiefactorenlijst op (versie maart 2015) kan worden uitgerekend of de totale toename in de emissie onder de NIBM grens blijft. De getallen in de tabel zijn worst-case genomen inclusief een veiligheidsmarge. Indien bij een bepaalde afstand niet méér wordt geëmitteerd dan is opgenomen in de tabel dan is de uitbreiding zeker NIBM. Wanneer de toename in emissie in grammen hoger is dan in de tabel opgenomen is het project mogelijk IBM. Afstand tot te toetsen plaatsen 70 m 80 m 90 m 100 m 120 m 140 m 160 m Totale emissie in g/jr van uitbreiding/oprichting De toename van fijn stof op onderhavige inrichting is gram. Gelet op bovenstaande tabel en de ligging van het bedrijf ten opzichte van omwonenden is de voorgenomen uitbreiding ruimschoots NIBM. Voor de volledigheid is ook nog een ISL3a berekening gemaakt, hieronder wordt ingegaan op de toetsingsmethodiek. Toetsing aan grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit De luchtkwaliteit wordt in hoge mate bepaald door de achtergrondconcentraties. Lokale bronnen kunnen zorgen voor een extra bijdrage aan de (verslechtering van de) luchtkwaliteit. De belangrijkste lokale bronnen voor de emissie van fijn stof (PM 10 ) zijn het wegverkeer, het scheepvaartverkeer en lokale puntbronnen. De grenswaarde voor de in de lucht ter hoogte van blootstellinglocaties is 40 µg/m 3. De dagnorm voor PM 10 bedraagt 50 µg/m 3. Deze norm mag niet meer dan 35 keer per jaar worden overschreden. In het kader van deze aanmeldingsnotitie is voor de gewenste situatie, met behulp van het ISL3a-model, de PM 10 -concentratie berekend. Voordat toetsing aan de luchtkwaliteitseisen plaatsvindt moet de berekende fijn stof concentratie handmatig worden gecorrigeerd voor de natuurlijke aanwezigheid van fijne zeezoutdeeltjes in de lucht. Door het ministerie van VROM zijn er lijsten opgesteld waarin per gemeente is bepaald met hoeveel microgram de jaargemiddelde PM 10 concentratie mag worden verlaagd. Aan de kust is de zeezoutbijdrage hoger dan verder landinwaarts, zodat ook de zeezoutcorrectie verloopt). Blijkens bijlage 5 van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit bedraagt de zeezoutcorrectie voor gemeente Apeldoorn 2 µg/m 3. Omdat de natuurlijk aanwezigheid van zeezout eveneens een bijdrage vormt voor het aantal overschrijdingsdagen mogen de berekende aantallen overschrijdingsdagen altijd met 2 dagen worden gereduceerd. Op de volgende pagina treft u de uitslag van de berekening EXCLUSIEF bovengenoemde correctie. 8

9 De volledige berekening, gemaakt in ISL3a , rekenjaar 2016, is als bijlage 2 bij deze notitie gevoegd. De fijn stof concentratie, noch het aantal overschrijdingsdagen gaat de maximaal toegestane hoeveelheid te boven. 9. Geluid Ten behoeve van deze aanvraag is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. U treft deze als losse bijlage in het omgevingsloket. 10. Aanwezige stoffen Opslag vloeibare stoffen Soort Type opslag Inhoud / Hoeveelheid Nummer op tekening Dieselolie Dubbelwandige tank liter 10 Verf Blikken in kast 15 liter 23 Opslag overige stoffen Soort Type opslag Inhoud / Hoeveelheid Nummer op tekening Veevoer Silo s en zakgoed 112,5 ton Silosymbolen en nummer 6 Reinigingsmiddelen Jerrycans 60 kg/ liter 8 Medicijnen Originele verpakkingen in kast 20 kg / liter 7 Bestrijdingsmiddelen Originele verpakkingen in kast 30 kg/liter 9 9

10 11. Afvalstoffen Soort afval Hoeveelheid per jaar Wijze van opslag Afvoerfrequentie Inzamelaar / verwerker Kadavers onbekend Kadaverkoeling Op afroep Rendac Papier 500 kg Dozen / bundels 1 x maand Vereniging Overig restafval kg Container 1 x 2 weken Erkend verwerker KCA 5 kg / liter chemobox 2 x jaar Gemeentedepot 10