Aan: Maatschap Rienks t.a.v. de heer A. J. Rie: Dongjumerweg HW Boer \... VERZONDEN 1 8 APR Omgevingsvergunning

Transcriptie

1 Aan: Maatschap Rienks t.a.v. de heer A. J. Rie: Dongjumerweg HW Boer \... VERZONDEN 1 8 APR 2012 Franekeradeel Omgevingsvergunning Burgemeester en Wethouders hebben op 17 november 2011 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het aanpassen van het stalsysteem aan het Besluit huisvesting. De aanvraag gaat over Dongjumerweg 1 in Boer. De aanvraag is geregistreerd onder nummer O Besluit Burgemeester en wethouders besluiten, gelet op artikel 2.1 en 2.14 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de omgevingsvergunning te verlenen. De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de bijgevoegde gewaarmerkte stukken en bijlagen deel uitmaken van de vergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend voor de volgende activiteiten: Het wijzigen van de twee stalsystemen in Wesselmann heater Rav-code E 5.10; het bijplaatsen van 4 cv-ketels in de aardappelloods; het plaatsen van een nieuwe koelinstallatie; het vervangen en verplaatsen van het noodstroomaggregaat; het verplaatsen van de voersilo's. Onderdeel van het besluit vormen: Het veranderen van een inrichting (milieu). Procedure De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De aanvraag is getoetst aan artikel 2.14 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Voorts is de aanvraag getoetst aan het Besluit omgevingsrecht en de Ministeriele regeling omgevingsrecht. Gebleken is dat uw aanvraag voldoet en daarom verlenen wij u de gevraagde omgevingsvergunning. Zienswijzen en adviezen De aanvraag en de ontwerpbeschikking met bijbehorende stukken zijn op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met ingang van 23 februari 20124er inzage gelegd. Gedurende de inzageperiode van zes weken bestond voor belanghebbenden de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Bijgevoegde documenten De volgende documenten worden meegezonden met het besluit en zijn als gewaarmerkte stuk bijgevoegd: - Aanvraagformulier omgevingsvergunning d.d. 17 november 2011( ) - Situatietekening nummer d.d. 22 november 2011 ( ) Document beschrijving milieugevolgen d.d. 17 november 2011 ( ) 1

2 Voorwaarden/voorschriften Wij hebben besloten om voorschriften te verbinden aan deze vergunning. De voorschriften zijn als bijlage bijgevoegd bij dit besluit. U dient deze voorschriften nä te leven. Inwerkingtreding van de vergunning De vergunning wordt van kracht als de beroepstermijn is verstreken, tenzij gedurende die termijn beroep is ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan. De beschikking wordt niet van kracht voordat op dat verzoek is beslist. Rechtsbescherming Tegen de beschikking kan beroep worden ingesteld door: degenen die zienswijzen hebben ingebracht tegen de ontwerpbeschikking; de adviseurs die gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid advies uit te brengen over de ontwerpbeschikking; belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijzen te hebben ingebracht tegen de ontwerpbeschikking. Een beroepschrift (en eventueel een verzoek om voorlopige voorziening) kan worden ingediend bij de Rechtbank Leeuwarden (sector Bestuursrecht, postbus 1702^ 8901 CA Leeuwarden) binnen zes weken na de dag van bekendmaking van het besluit. Het beroepschrift moet worden ondertekend en bevat ten minste: a. naam en adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht; d. de gronden van het beroep. Ook dient u, indien mogelijk, een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft te overleggen. De indiener van een beroepschrift is tevens griffierecht verschuldigd. Franeker, 10 april 2012 Hoogachtend, namens burgemeester en wethouders van Franekeradeel, g Bouwen en Milieu

3 Inhoudsopgave De volgende onderdelen horen bij en maken deel uit van de omgevingsvergunning, verleend op 10 april 2012 aan Maatschap Rienks voor het proj eet het aanpassen van het stalsysteem aan het Besluit huisvesting, op het adres Dongjumerweg 1 in Boer. 4. Veranderen (van de werking) van een inrichting (milieu) Bijlage: Voorschriften

4 Verandering (van de werking) van een inrichting (milieu) Aanvraag De aanvraag om omgevingsvergunning betreft een aanvraag voor: een vergunning voor het veranderen van een pluimveehouderij annex akkerbouwbedrijf waarvoor al een vergunning is verleend (veranderings- of uitbreidingsvergunning). Het betreft hier een bestaand bedrijf met akkerbouwactiviteiten en een vleeskuikenhouderij. Binnen de inrichting worden in totaal stuks vleeskuikens in twee pluimveestallen gehouden. De reden van de aanvraag is het wijzigen van beide stalsystemen om te voldoen aan het Besluit huisvesting. Aard van de inrichting Categorie inrichting Bor De activiteiten van deze inrichting zijn omschreven in categorieën 7.1 en 8.1 van bijlage I, onderdeel C van het Bor. Voor deze inrichting is het college het bevoegd gezag. NAW-gegevens De vergunning is aangevraagd door: Naam aanvrager: Mts. J. en A.J. Rienks Straat en huisnummer: Dongjumerweg 1 Pc en woonplaats: 8809 HW Boer Voor een inrichting op het adres: Straat en huisnummer: Dongjumerweg 1 Pc en woonplaats: 8809 HW Boer Kadastraal bekend: Gemeente Franeker, sectie E5, nummer(s) 374, 375, 377 Huidige vergunningsituatie Nieuw of bestaand bedrijf Voor de inrichting zijn eerder de volgende milieuvergunning verleend: Revisievergunning d.d. 26 augustus 2008 voor het in werking hebben van een akkerbouwbedrijf annex vleeskuikenhouderij voor het houden van stuks vleeskuikens. Op grond van het overgangsrecht (artikelen 1.2 tot en met 1.10 van de Invoeringswet Wabo) worden onherroepelijke milieuvergunningen, gelijkgesteld met een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder e van de Wäbo.

5 Ontvankelijkheid aanvraag Artikel 2.8 van de Wabo biedt de grondslag voor een geharmoniseerde regeling van de indieningvereisten. Dit betreft de gegevens en bescheiden die bij een aanvraag om een omgevingsvergunning moeten worden beschikbaar gesteld. De regeling is uitgewerkt in paragraaf 4.2 van het Bor, met een nadere uitwerking in de Mor. Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze aan de hand van de Mor getoetst op ontvankelijkheid. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook in behandeling genomen. Besluiten artikel 8.40 Wet milieubeheer Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) De genoemde inrichting heeft een Gpbv-installatie (IPPC-bedrijf). Op grond van artikel 2.1, lid 2 van het Bor is de inrichting vergunningplichtig. Het Activiteitenbesluit is niet van toepassing op deze inrichting. Overige AMvB's Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (Besluit huisvesting) Met het Besluit huisvesting wordt invulling gegeven aan het algemene emissiebeleid voor heel Nederland. Het besluit bepaalt dat dierenverblijven waar emissiearme huisvestingssystemen voor beschikbaar zijn, emissiearm moeten zijn uitgevoerd. Hiertoe bevat het besluit zogenaamde maximale emissiewaarden. Op grond van het besluit mogen alleen nog huisvestingssystemen met een emissiefactor die lager of gelijk is aan de maximale emissiewaarde, toegepast worden. Ten aanzien van de categorie vleeskuikens is de maximale emissiewaarde gesteld op 0,045 kg ammoniak per dierplaats per jaar. De pluimveestallen 1 en 2 worden voorzien van een Wesselmann heater. Stal 1 en 2 geven een emissiewaarde per dierplaats per jaar van 0,035 kg ammoniak. Er is voor de onderhavige gpbv-installatie geen reden om strengere emissiewaarden vast te stellen, op grond van artikel 2a, eerste lid van het Besluit huisvesting. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de aanvraag voldoet aan het Besluit huisvesting. Uitvoeringsbesluit EG-verordening ozonlaagafbrekende stoffen en Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer Op de in de inrichting aanwezige koelinstallatie is het Uitvoeringsbesluit EG-verordening ozonlaagafbrekende stoffen en het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer van toepassing.

6 Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer (Berns) Binnen de inrichting is een cv installatie (Wesselmann-heater indirect gestookte heater door middel een cv-installatie) aanwezig met een vermogen van 115 kw per stuk aanwezig. Voor een ketelinstallatie geldt dat op basis van het vermogen of de installatie deze onder de werkingssfeer van het Berns kan vallen. De ondergrens is gesteld op 1 MW Nominaal vermogen voor ketelinstallaties. In de onderhavige situatie zijn vier kleine stooktoestellen onderdeel van een installatie (cascade-opstelling). Bij deze toestellen dienen de vermogens van de afzonderlijke toestellen te worden opgeteld (zie brief VROM "keuring van verbrandingstoestellen in cascadeopstelling", 8 januari 2010) om vast te stellen of de installatie de keuring moet ondergaan. Het nominaal vermogen voor ketelinstallaties blijft onder de 1 MW. De cv-installatie valt dus niet onder de werkingssfeer van het Berns. Voor keuring en onderhoud geldt een afwijkende werkingssfeer. De voorschriften voor inspectie en onderhoud zijn vantoepassing bij een nominaal vermogen van > 100 kw voor een gasgestookte installatie. Op de in inrichting aanwezige cv-installatie zijn de voorschriften met betrekking tot keuring en onderhoud uit het Berns van toepassing. Milieueffectbeoordeling (m.e.r.-beoordeling) Onder de oprichting van een inrichting wordt in het kader van Hoofdstuk 7 van de Wet Milieubeheer mede verstaan de oprichting van een nieuwe installatie. Dit kan bijvoorbeeld de aanleg van een nieuwe stal voor intensieve veehouderij zijn. Er kan ook sprake zijn van oprichting van een nieuwe installatie (RvS van 27 mei /2/m2) wanneer een bestaande stal zo grondig wordt verbouwd dan wel uitgebreid dat het, wordt gezien als een nieuwe stal. De onderhavige inrichting heeft bestaande stallen (installaties) die als bouwwerk ongewijzigd blijven. Weliswaar wijzigen deze stallen door het toepassen van een Wesselmann heater, maar dit betekent niet dat de bestaande stallen als nieuwe installaties moeten worden aangemerkt. Het gaat hier niet om een grondige verbouwing waardoor gesproken moet worden van een nieuwe installatie. De aangevraagde activiteit is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (categorie 14). De drempelwaarde opgenomen in kolom 2 wordt niet overschreden, zodat in beginsel geen m.e.r.-beoordeling hoeft plaats te vinden. Op grond van artikel 2, vijfde lid van het Besluit milieueffectrapportage dienen wij hier te beoordelen of op grond van selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft, waardoor een m.e.r.-beoordeling vereist is. Er is niet gebleken van andere selectiecriteria als bedoeld in bijlage III van de richtlijn die leiden tot een m.e.r.-beoordelingsplicht.

7 Aspecten die bij deze beschikking worden betrokken Huidige toestand milieu Het betreft hier een bestaand bedrijf. Het bedrijfis gelegen in het buitengebied van het dorp Boer. Milieuthema's Aan de hand van de relevante milieuthema's worden mogelijke nadelige milieugevolgen omschreven, evenals de wijze waarop deze zoveel mogelijk worden beperkt. GPBV-Installatie(IPPC-Richtlijn) De activiteit waarvoor de vergunning wordt aangevraagd heeft betrekking op het houden van stuks vleeskuikens. Hiermee wordt de in Bijlage I van de IPPC-richtlijn opgenomen ondergrenswaarde van dierplaatsen voor pluimvee overschreden, waardoor de installatie moet worden aangemerkt als een gpbv-installatie. Het toetsingskader wordt gevormd door de betreffende artikelen van de Wet milieubeheer, waarin de IPPC-richtlijn is geïmplementeerd. Dit toetsingskader houdt in dat alle dierverblijven moeten voldoen aan de eis van het toepassen van de BBT. Rekening houdend met de technische kenmerken, de geografische ligging van de inrichting en de plaatselijke milieuomstandigheden kan het nodig zijn om voorschriften te stellen die niet met toepassing van BBT kunnen worden gerealiseerd. Als dit het geval is, moeten emissiereducerende technieken worden toegepast die verder gaan dan BBT. Bij de vaststelling dat binnen de inrichting de beste beschikbare technieken voor de huisvesting van dieren worden toegepast, is de ammoniakemissie als overheersende factor gehanteerd. Daarnaast is er rekening gehouden met geuremissie, stofemissie en energieverbruik, voor zover deze zijn gerelateerd aan het huisvestingssysteem. Energie Binnen de inrichting wordt energie gebruikt in de vorm van elektriciteit en aardgas. Bij vergunningplichtige inrichtingen kan de mate waarin aandacht wordt besteed aan zuinig gebruik van energie afhankelijk worden gesteld van het totale energieverbruik. De ondergrens is gezet bij een jaarlijks energieverbruik van kwh elektriciteit of m 3 aardgas. Het elektriciteitsverbruik en het gasverbruik van de inrichting blijft ongewijzigd ten opzichte van de vergunde situatie. Omdat de isolatiewaarde moet voldoen aan de k-waarde (0,4 W/m. C) hetgeen overeenkomt met een R-waarde (warmteweerstand) van 2,5 m 2. C /W. wordt onnodig gasverbruik voorkomen. Bij alle activiteiten die zijn aangevraagd is uitgegaan van de Best Beschikbare Techniek (BBT). Wij zijn dan ook van mening dat er, behoudens een meet- en registratieverplichting, geen energievoorschriften in deze vergunning hoeven te worden opgenomen. Omdat in de onderliggende vergunning al een meet- en registratieverplichting is opgenomen wordt in de voorschriften opgenomen dat dit voorschrift ook van toepassing is op de uitbreiding. Door het opnemen van deze voorschriften wordt tevens voldaan aan de IPPC-regelgeving.

8 Geluid Invloed van de gevraagde vergunning op het milieu De cv-installatie en de heaters zijn inpandig opgesteld en zijn akoestisch niet relevant. Het noodstroom aggregaat is vervangen door een stationair aggregaat welke inpandig is opgesteld. In de vergunde situatie was het aggregaat buiten opgesteld. Het inpandig opstellen van het noodaggregaat heeft een positieve invloed op de geluidsuitstraling van de inrichting. De verandering past daarmee binnen de vergunde geluidsruimte. De voorschriften van de revisievergunning 26 augustus 2008 zijn dan ook tevens van toepassing op de verandering. Bodem Met betrekking tot de bodembescherming is aansluiting gezocht bij de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB). In de vergunningvoorschriften is geëist dat op al die plaatsen waar bodembedreigende activiteiten plaatsvinden, er voorzieningen moeten worden getroffen die ertoe leiden dat het risico van bodemverontreiniging wordt gereduceerd tot een 'verwaarloosbaar risico op bodemverontreiniging (bodemrisico-categorie A), zoals bepaald in de NRB'. Noodstroomaggregaat Het noodstroomaggregaat wordt geplaatst onder een afdak. Op grond van de NRB en de wijze van opslag is de basisemissiescore 3 (B) op de aangevraagde activiteit van toepassing. Om tot een verwaarloosbaar bodemrisico A conform de NRB te komen moet het noodstroomaggregaat zijn geplaatst boven kerende voorziening en moet er visuele controle plaatsvinden in combinatie met incidentenmanagement. Hiervoor zijn aan de vergunning voorschriften verbonden. Ammoniak De uitstoot van ammoniak zal door het toepassen van Wesselmann heaters aanzienlijk afnemen. Voor een nadere toelichting verwijzen wij u naar pagina 4 onder het kopje "Besluit huisvesting", van dit besluit. Lucht Wet geurhinder en veehouderij De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). De geurbelas-ting wordt berekend en getoetst met het verspreidingsmodel V-Stacks vergunning. Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv). Voor veehouderijen met dieren waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld gelden wettelijk vastgestelde afstanden tussen veehouderij en geurgevoelig object. In de onderhavige situatie wordt alleen het verwarmingssysteem aangepast. Het ventilatiesysteem blijft ongewijzigd ten opzichte van de vergunde situatie. Omdat het ventilatiesysteem ongewijzigd blijft ten opzichte van de vergunde situatie treedt er geen verandering op in de emissie en beleving van geur.

9 Toekomstige ontwikkelingen Er zijn geen toekomstige wijzigen bekend Convenanten Het betreft hier een bedrijf dat niet behoort tot een branche waarvoor een product- dan wel een bedrijfsgericht convenant is afgesloten. Aspecten waarmee rekening is gehouden Milieubeleidsplan Er is geen milieubeleidsplan aanwezig. Landelijk Afvalbeheersplan Er is geen strijdigheid met het Landelijk Afvalbeheersplan Richtwaarden Er zijn geen relevante richtwaarden van toepassing Aspecten die in acht zijn genomen Grenswaarden Luchtkwaliteit Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer stelt (de toename van) de concentraties van N02 en fijnstof centraal. Op basis van dat hoofdstuk moet worden beoordeeld of de activiteiten die zijn aangevraagd van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Hierbij moeten de grenswaarden voor stikstofdioxide, stikstofoxiden en zwevende deeltjes (PM 10) in acht worden genomen. In de bestaande situatie werd voldaan aan de grenswaarden. Omdat het aantal dieren niet wijzigt ten opzichte van de vergunde situatie en omdat het aantal vervoersbewegingen gelijk blijft, heeft de verandering geen gevolgen voor de luchtkwaliteit en kan de vergunning verleend worden. Instructieregels Er zijn geen instructieregels van toepassing. Instructieregels Provinciale milieuverordening Er zijn geen instructieregels op grond van de provinciale milieuverordening van toepassing. Ministeriële aanwijzing Er zijn geen ministeriële aanwijzingen gegeven.