Omgevingsdienst Regio Nijmegen OMGEVINGSVERGUNNING. Aanvrager

Transcriptie

1 Omgevingsdienst Regio Nijmegen D D OMGEVINGSVERGUNNING Aanvrager Mts. Dekkers Degen Datum besluit 21 december 2016 Onderwerp Intrekking vergunning van 15 april 2008 Gemeente / locatie Gemeente Druten/ Veldstraat 1 te Puiflijk Zaaknummer W.Z Activiteit(en) Milieu pagina 1 / 10

2 Besluit Omgevingsvergunning verlenen Onderwerp Op 28 juli 2016 hebben Burgemeester en Wethouders van Druten een verzoek ontvangen van Mts. Dekkers Degen, Veldstraat 1 te Puiflijk, voor het gedeeltelijk intrekken van de omgevingsvergunning Mi1007/36, d.d. 15 april Verzocht wordt om de vergunning met kenmerk Mi1007/36, d.d. 15 april 2008 in te trekken voor wat betreft legkippen (Ravcode E 2.5.1) ten behoeve van een externe saldering in het kader van de aanvraag vergunning Natuurbeschermingswet Duifhuisstraat 5 te Schaijk. De aanvraag is geregistreerd onder nummer W.Z Besluit Op grond van artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn wij het bevoegd gezag dat op deze aanvraag om omgevingsvergunning beslist. Wij besluiten, gelet op de overwegingen die zijn opgenomen in deze vergunning en gelet op artikel 2.1, eerste lid onder e, artikel 2.33 lid 2 onder b en artikel 2.33 lid 3 van de Wabo: - de omgevingsvergunning met kenmerk Mil007/36, d.d. 15 april 2008 in te trekken voor wat betreft legkippen (Ravcode E 2.5.1). Ondertekening Het College van Burgemeester en Wethouders van Druten, namens deze: Mevrouw drs. N.A. Molenveld-Hegeman, Hoofd Afdeling Vergunningverlening Omgevingsdienst Regio Nijmegen W.Z pagina 2 / 10

3 RECHTSBESCHERMING Wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbesluit Tegen het ontwerpbesluit zijn geen adviezen en/of zienswijzen ingebracht. Ten opzichte van het ontwerpbesluit is het besluit niet gewijzigd Inwerking treden besluit Dit besluit treedt in werking op de dag ná de dag, waarop de beroepstermijn is verstreken. Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit een beroepschrift indienen. Alleen wanneer binnen deze termijn een verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan, wordt de inwerkingtreding van het besluit opgeschort. Publicatie Dit besluit wordt bekendgemaakt door de Gemeente Druten via organisatie/gemeente/druten. Deze landelijke website is onderdeel van Overheid.nl. Mogelijkheid van inzien Het definitieve besluit met de daarbij behorende stukken ligt met ingang van 29 december 2016 gedurende een periode van zes weken ter inzage in het gemeentehuis van de gemeente Druten, De Heuvel 1 te Druten. Wilt u de stukken bekijken? Belt u dan voor een afspraak met de gemeente Druten via telefoonnummer Beroep en mogelijkheid van voorlopige voorziening Belanghebbenden kunnen een beroepschrift indienen bij de rechtbank Gelderland, afdeling Bestuursrecht (Postbus 9030, 6800 EM Arnhem). Het beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken vanaf de dag na de dag waarop het besluit ter inzage is gelegd. Wanneer een beroepschrift wordt ingediend kan tevens een verzoek om een voorlopige voorziening worden ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland (Postbus 9030, 6800 EM Arnhem). Voor individuele burgers (niet voor advocaten en ook niet voor gemachtigden namens een bedrijf of een organisatie) bestaat de mogelijkheid digitaal beroep of een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen. Meer informatie kunt u vinden op Het beroepschrift moet zijn ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht, waaronder het zaaknummer en datum van het besluit; d. de gronden van het beroep. Voor het behandelen van een verzoek om een voorlopige voorziening wordt griffierecht geheven. Over de hoogte en de wijze van betaling van het griffierecht kunt u informatie verkrijgen bij de rechtbank Gelderland, telefoonnummer (026) of op W.Z pagina 3 / 10

4 Procedurele overwegingen Aanvraag Wij hebben op 28 juli 2016, een verzoek ontvangen van Mts. Dekkers Degen, Veldstraat 1 te Puiflijk, voor het gedeeltelijk intrekken van de omgevingsvergunning Mi1007/36, d.d. 15 april Verzocht wordt om de vergunning met kenmerk Mi1007/36, d.d. 15 april 2008 in te trekken voor wat betreft legkippen (Ravcode E 2.5.1). De volgende stukken maken onderdeel uit van de verzoek: - verzoek 'intrekken milieuvergunningrechten Veldstraat 1 Puiflijk', kenmerk E , d.d. 26 juli 2016, ontvangen op 28 juli Projectbeschrijving Het verzoek heeft betrekking op het beëindigen van het houden legkippen (Ravcode E 2.5.1) binnen de inrichting. In de bijlage is hiervan een overzicht opgenomen. Het bedrijf valt na de intrekking nog onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit, en betreft een type B inrichting met OBM plicht. Europese richtlijn Integrated Pollution Prevention and Control (IPPC) De Europese richtlijn industriële emissies (RIE) is in de Nederlandse milieuwetgeving geïmplementeerd (richtlijn 2010/75/EU, PbEU L334). De RIE geeft milieueisen voor de installaties die genoemd staan in de bij de richtlijn behorende bijlage I. Wanneer een installatie daar genoemd is, spreken we van een IPPC-installatie. De vergunningaanvraag betreft het veranderen van een inrichting of de werking daarvan, waardoor een IPPC-installatie ontstaat binnen de inrichting: meer dan plaatsen voor pluimvee; meer dan plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 30 kg) meer dan 750 plaatsen voor zeugen De inrichting valt met legkippen onder categorie 6.6 onder c van bijlage 1 van de RIE, waardoor wij de gehele inrichting aanmerken als een inrichting waartoe een IPPC-installatie behoort. Bevoegd gezag Gelet op bovenstaande projectbeschrijving zijn wij bevoegd gezag voor de inrichting. Dit volgt uit artikel 2.4 van de Wabo. Gelet op artikel 2.33 lid 2 onder b van de Wabo kunnen wij de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken op verzoek van de vergunninghouder. Ingevolge artikel 2.1 van het Bor geven wij hier een opsomming van de categorieën inrichtingen die als zodanig zijn aangewezen in bijlage I, onderdeel C. Het betreft met name categorie 1.1, 7.1, 8.1, 9.1 van Bijlage I, Onderdeel C van het Bor. Procedure De intrekking gebeurt ingevolge paragraaf 2.6, artikel 2.33, tweede lid, onder b van de Wabo. Het besluit is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. Ontvankelijkheid Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze getoetst op volledigheid. Wij zijn van oordeel dat het verzoek d.d. 28 juli 2016, tezamen met de melding die ontvangen is op 22 februari 2016 voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook in behandeling genomen. W.Z pagina 4/ 10

5 Bestaande rechten Voor de inrichting is eerder de onderstaande vergunning verleend: Type vergunning / melding Datum / nummer Onderwerp Melding opslag propaan 25 januari 1994 Opslag propaan Revisievergunning Wm 9 februari 1999 / MIL98/59 Legkippenhouderij met schapen en rundvee Veranderingsvergunning Wm 8 februari 2000 / 99/41 Veranderingen mestdroogloods (realisatie van nageschakelde techniek en droogzolder, aanpassing ventilatie, verplaatsen dieseltank) Veranderingsvergunning Wm 13 maart 2001 / Ambtshalve aanpassing geluidsvoorschrift Veranderingsvergunning Wm 15 april 2008 / Mil007/36 Wijziging dieraantal Op 1 oktober 2010 is de Wabo in werking getreden. Uit artikel 1.2 lid 1, 2 en 3 van de Invoeringswet Wabo volgt dat een vergunning of ontheffing, die is verleend op grond van het recht zoals dat gold voor inwerkingtreding van de Wabo, gelijkgesteld wordt met een omgevingsvergunning voor de betrokken activiteit. Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) Het Activiteitenbesluit bevat algemene voorschriften voor activiteiten die kunnen plaatsvinden binnen inrichtingen. Sinds het Activiteitenbesluit geldt, zijn veel inrichtingen niet meer vergunningplichtig voor het onderdeel milieu. Op 1 januari 2013 zijn de derde tranche en de inpassing van de agrarische activiteiten in het Activiteitenbesluit in werking getreden, waardoor diverse agrarische besluiten onder het Activiteitenbesluit zijn gebracht. De aanvraag betreft een type-c inrichting, hetgeen betekent dat de inrichting vergunningplichtig is en deels de bepalingen uit het Activiteitenbesluit, alsmede de hierop betrekking hebbende artikelen uit de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (verder: de Activiteitenregeling), rechtstreeks op de inrichting van toepassing zijn. Deze eisen mogen niet in de omgevingsvergunning worden opgenomen. Afwijkingen of aanvullingen op deze eisen zijn alleen mogelijk voor zover dat in het Activiteitenbesluit- of regeling is aangegeven. Zoals blijkt uit de aanvraag vinden binnen de inrichting de volgende, in het Activiteitenbesluit genoemde, activiteiten plaats en zijn de volgende onderdelen van toepassing: Afdeling Omschrijving Het lozen van hemelwater Het in werking hebben van een stookinstallatie, niet zijnde een grote stookinstallatie Opslaan van gasolie in een bovengrondse opslagtank Opslaan van propaan Afleveren van vloeibare brandstof Opslaan en overslaan van goederen Opslaan van agrarische bedrijfsstoffen Opslaan van drijfmest en digistaat Houden van landbouwhuisdieren in dierenverblijven Deze eisen mogen niet in de omgevingsvergunning worden opgenomen. Afwijkingen of aanvullingen op deze eisen zijn alleen mogelijk voor zover dat in het Activiteitenbesluit- of regeling is aangegeven. W.Z pagina 5 / 10

6 Op basis van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit moet de wijziging van de inrichting ook worden gemeld. Wij beschouwen de aanvraag als melding. Het betreft na intrekking een type B inrichting, waarbij de resterende vergunning beschouwd wordt als een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM). Zie bijlage. Coördinatie! Samenhangende besluiten Er is geen sprake van een inrichting van waaruit stoffen als bedoeld in artikel 1 van de Waterwet in het oppervlaktewater worden gebracht. Een vergunning ingevolge de Waterwet is derhalve niet nodig. Daarnaast kan er nog sprake zijn van vergunningplicht in het kader van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998). Beide vergunningstelsels moeten, indien deze wetgeving van toepassing is, in principe aanhaken bij de aangevraagde Wabo-vergunning. In onderhavig geval betreft het en intrekking. Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) Het is verboden om zonder vergunning, of in strijd met aan die vergunning verbonden voorschriften of beperkingen projecten of andere handelingen te realiseren onderscheidenlijk te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstelling de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het Natura 2000-gebied is aangewezen. De intrekking is bedoeld voor de externe saldering in het kader van de aanvraag vergunning Natuurbeschermingswet Duifhuisstraat 5 te Schaijk. Dit wordt beoordeeld door Gedeputeerde Staten van Limburg. Milieueffectrapportage / Mer(-beoordeling) In het Besluit milieueffectrapportage (hierna Besluit m.e.r.) is in onderdeel C en D van de bijlage onder categorie 14 opgenomen wanneer voor de activiteit het fokken, mesten of houden van dieren een plicht tot het opstellen van een milieueffectrapport, dan wel milieueffect-beoordelingsrapport geldt. Het verzoek betreft het verminderen van het aantal dieren. Dit is niet opgenomen in Bijlage C noch in Bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage. Voor de voorgenomen activiteit(en) geldt geen m.e.r.-plicht of m.e.r. beoordelingsplicht. W.Z pagina 6 / 10

7 Inhoudelijke overwegingen Toetsingskader milieu Het verzoek heeft betrekking op het gedeeltelijk intrekken van de beschikking als bedoeld in paragraaf 2.6, artikel 2.33, tweede lid, onder b van de Wabo. De Wabo omschrijft in artikel 2.33 derde lid het milieuhygiënische toetsingskader van deze beoordeling. Het (gedeeltelijk) intrekken van een omgevingsvergunning is slechts mogelijk indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet. Wij zijn van mening dat dat in dit geval zo is. Het houden van legkippen (Ravcode E 2.5.1) minder heeft geen (nadelige) gevolgen voor het milieu. In de onderstaande hoofdstukken lichten wij dit nader toe, waarbij wij ons beperken tot die onderdelen van het toetsingskader, die bepalend zijn voor onze beslissing op het verzoek. Beste beschikbare technieken In artikel 2.14, eerste lid, onderdeel c, onder 10 van de Wabo wordt gesteld dat dat in de inrichting "ten minste de voor de inrichting of het mijnbouwwerk in aanmerking komende beste beschikbare technieken moeten worden toegepast". Vanaf januari 2013 moet, op grond van het gestelde in artikel 5.4, eerste lid, van de Bor, bij het bepalen van beste beschikbare technieken (BBT) rekening worden gehouden met BBT-conclusies en bij ministeriele regeling aangewezen informatiedocumenten over BBT. Hierbij wordt verwezen naar artikel 9.2 van de Regeling omgevingsrecht (Mor) en de hierbij behorende bijlage. Bij de beoordeling hebben wij gebruik gemaakt van de volgende BBT-documenten: - Nederlandse richtlijn bodembescherming (NRB 2012); - Oplegnotitie bij de BREF voor de intensieve pluimvee- en varkenshouderij. Hierbij geldt in de Nederlandse situatie dat ten aanzien van een aantal van de genoemde BBTdocumenten inhoudelijk geen voorschriften gesteld kunnen worden, aangezien het Activiteitenbesluit reeds voorschriften stelt, die van rechtswege van toepassing zijn geworden. Ten aanzien van de hierboven genoemde BBT- documenten geldt het volgende ten aanzien van voldoen aan het BBTcriterium: Nederlandse richtlijn bodembescherming In de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) is een lijst opgenomen met activiteiten die als bodembedreigend worden beschouwd. In de inrichting worden een aantal activiteiten uitgevoerd die volgens deze richtlijn bodembedreigend zijn. Bijvoorbeeld de opslag van dierlijke meststoffen in een put/bassin is, op grond van lijst 2 en tabel 3.2 van de NRB, een bodembedreigende activiteit. Het minder houden van dieren heeft geen gevolgen voor het bodemrisico. Besluit emissiearme huisvesting Het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (Besluit huisvesting) is op 1 augustus 2015 vervangen door het Besluit emissiearme huisvestingssystemen landbouwdieren (Besluit emissiearme huisvesting). Een belangrijke wijziging is uitbreiding en aanscherping van de maximale emissiewaarden voor ammoniak. Een andere belangrijke wijziging is de opname van maximale emissiewaarden voor fijn stof voor pluimvee. Veehouderijen moeten naast de voorschriften en eisen van het Activiteitenbesluit ook aan de criteria van het Besluit emissiearme huisvesting voldoen. Ook na deze gedeeltelijke intrekking voldoet de inrichting hieraan. Deze toetsing is hieronder uitgewerkt. W.Z pagina 7 / 10

8 Tabel 1. Aangevraagde veebezetting ten opzichte van Besluit emissiearme huisvesting Diercategorie Vergunningsituatie Besluit huisvesting e.f Aantal NH3 max. e.f. NH3 legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen, mestbandbatterij voor droge mest met geforceerde mestdroging, voormalig Groen Label BB (E 2.5.1) additionele technieken voor mestbewerking en mestopslag, mestdroogsystemen met geperforeerde doek, BWL V1 (E 6.1) Zoogkoeien ouder dan 2 jaar, overige huisvestingsystemen (A 2.100) Schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg, overige huisvestingsystemen (B 1.100) 0, ,8 0, ,125 0, ,0 0, ,015 4, ,5 4,1 61,5 0,7 10 7,0 0,7 7 TOTAAL , Aangevraagd is een emissie van 1.060,4 kg ammoniak per jaar. BBT-niveau is, zoals hiervoor berekend, kg ammoniak per jaar. Ook na de intrekking voldoet het bedrijf aan het gestelde in het Besluit emissiearme huisvesting. Conclusie De voorgenomen gedeeltelijke intrekking is niet in strijd met het belang van de bescherming van het milieu. Na deze gedeeltelijke intrekking van de omgevingsvergunning van 15 april 2008 (kenmerk Mi1007/36) valt Mts. Dekkers Degen geheel onder het Activiteitenbesluit. De inrichting blijft voldoen aan het Besluit emissiearme huisvesting. W.Z pagina 8 / 10

9 Bijlage: Begrippen AMMONIAKEMISSIE De emissie van ammoniak, uitgedrukt in kg NH3 per jaar. DIERENVERBLIJF Een al dan niet overdekte ruimte voor het houden van landbouwhuisdieren; SALDERING Saldering is het compenseren van de toename van ammoniakdepositie door de uitbreiding of wijziging van een agrarisch bedrijf gecompenseerd met de afname van de ammoniakdepositie binnen dat zelfde bedrijf (interne saldering) of met de afname van de ammoniakdepositie door een stoppend agrarisch bedrijf waarvan de milieuvergunning wordt ingetrokken (externe saldering). VERKLARING VAN GEEN BEDENKINGEN Een verklaring van geen bedenkingen is een instemming van een ander bestuursorgaan dan het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning met het verlenen van die vergunning. Zonder de verklaring van geen bedenkingen kan de omgevingsvergunning niet worden verleend. W.Z pagina 9/ 10

10 Bijlage: diertabei DIERTABEL VERGUNNINGVERLENING Stal Diercategorie Omrekenfactor Vergunningsituatie Aanvraag / Beoogde situatie (Rav/Rgv , fijn stof maart 2015) legkippen en (groot- )ouderdieren van legrassen, mestbandbatterij voor droge mest met geforceerde mestdroging, voormalig Groen Label BB (E 2.5.1) oue/dier/sec kg NH3/dier/jaar g/dier /jaar Aantal dieren oue/sec kg NH3/jaar g/jaar Aantal dieren oue/sec kg NH3/jaar 0,35 0, , , , ,4 730, ,0 g/jaar additionele technieken voor mestbewerking en mestopslag, mestdroogsystemen met geperforeerde doek, BWL V1 (E 6.1) 0 0, ,0 949,9 0, ,0 261,0 0,0 Zoogkoeien ouder dan 2 jaar, overige huisvestingsystemen (A 2.100) 0 4, ,0 61, ,0 15 0,0 61, ,0 Schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg, overige huisvestingsystemen 7,8 0, ,0 7,0 0, ,0 7,0 0,0 TOTAAL , , , , , ,0 W.Z pagina 10 / 10