Worden etnische verschillen in de toegankelijkheid en het gebruik van de jeugd- GGz minder?
|
|
- Nienke Wauters
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Worden etnische verschillen in de toegankelijkheid en het gebruik van de jeugd- GGz minder? A.I. Wierdsma, 1 G.W. Mies, 1 A.M. Kamperman 1 In Nederland is de organisatie van de jeugdzorg in de afgelopen tien jaar ingrijpend gewijzigd. Nog weinig is bekend over de veranderingen na de invoering van de Wet op de Jeugdzorg per 1 januari 2005 in de toegankelijkheid en continuïteit van de geestelijke gezondheidszorg (GGz) voor patiënten in de leeftijd van 0 tot en met 18 jaar. Met gegevens van het Rotterdamse psychiatrisch casusregister zijn de incidentie en patronen van zorg onderzocht in de perioden en Het jaaraantal patiënten nieuw in zorg was in de jaren hoger dan in de voorafgaande periode. Ten opzichte van de autochtone bevolking kwamen allochtone groepen minder in zorg. Ruim 40% van de nieuwe patiënten bleef korte tijd in zorg. Het aantal maanden in zorg was drie tot vier maanden. De korte behandelduur en meer intensieve begeleiding zijn gestegen, maar dat betrof vooral de autochtone groep. Na de invoering van de Wet op de Jeugdzorg is de toegankelijkheid van de jeugd-ggz voor verschillende groepen allochtonen niet duidelijk verbeterd. Geen etnische verschillen zijn gevonden in korte of lange termijn drop-out, maar nader onderzoek is wenselijk gericht op de afstemming van zorgvraag en aanbod om greep te krijgen op de instroom in de jeugd-ggz. Trefwoorden: etniciteit, sociaaleconomische positie, jeugd-ggz, gezondheidsverschillen 1 Afdeling Psychiatrie, Erasmus MC, Rotterdam Inleiding In de afgelopen jaren volgden beleidsontwikkelingen op het terrein van de jeugdzorg elkaar snel op. Voor een belangrijk deel betreft dit trends in het beleid op het bredere terrein van zorg en welzijn: extramuralisering, intersectoraal werken, schaalvergroting mede onder invloed van de introductie van marktwerking in de zorg, en bestuurlijke decentralisering. 1 Deze algemene trends krijgen in de jeugdhulpverlening specifieke accenten, bijvoorbeeld rond thema s als kindveiligheid en bijzondere diagnostische groepen zoals ADHD en autisme. Ook qua samenstelling heeft de jeugdsector een bijzondere ontwikkeling doorgemaakt. De jeugdhulpverlening kent een groot aantal partijen in de eerste lijn, zoals de huisarts en het schoolmaatschappelijk werk, en gespecialiseerde tweede en derdelijnsvoorzieningen, zoals de ambulante en klinische afdelingen kinder- en jeugdpsychiatrie. Deze gedifferentieerde zorgstructuur vraagt afstemming en intensieve samenwerking om het zorgaanbod goed te laten aansluiten op de hulpvraag. Daartoe is met de invoering van de Wet op de Jeugdzorg met ingang van 1 januari 2005 per regio een Bureau Jeugdzorg ingesteld als centrale toegangspoort tot de gespecialiseerde jeugdzorg, waaronder de geestelijke gezondheidszorg (GGz). De nieuwe wet beoogde er toe bij te dragen dat jeugdigen de zorg krijgen waar zij recht op hebben. In deze lijn past ook het streven van de overheid de gespecialiseerde jeugd-ggz voor alle groeperingen in de samenleving toegankelijk te maken. Nog weinig is bekend over de resultaten van het jeugdbeleid voor de toegankelijkheid van de hulpverlening (hier opgevat als de geregistreerde incidentie) en de continuïteit van zorg (behandelduur, drop-out, en contactfrequentie). Volgens het Sociaal Cultureel Planbureau gebruikt jaarlijks 7,5% van de jeugdigen tussen 0 en 18 jaar één of andere vorm van jeugdzorg. Tick 2 signaleert in de periode een toename in het gebruik van de jeugd-ggz van 3,5% naar 5,9%. De koepelorganisatie GGZ Nederland meldt in het sectorrapport Toenemende zorg dat het aandeel van de jeugd-ggz is toegenomen doordat de drempel naar de gespecialiseerde psychiatrische hulpverlening lager is geworden. GGZ-voorzieningen zijn voor verwijzers beter bereikbaar en door goede behandelmogelijkheden is het normaler geworden om hulp te zoeken voor psychische problemen. 2 Wanneer ouders vaker professionele hulp zoeken bij relatief lichte psychische tsg jaargang 91 / 2013 nummer 7 Worden etnische verschillen in de toegankelijkheid en het gebruik van de jeugd-ggz minder? - pagina 422 / TSG 91 / nummer 7 422
2 problematiek kan het gebruik van de jeugd-ggz in absolute aantallen snel toenemen. Factoren die mogelijk een rol spelen in de groei van de vraag naar jeugd-ggz, zijn de speciale aandacht voor leerproblemen en een toenemend aantal kinderen en jongeren dat in een stressvolle gezinssituatie leeft. 3 De toegang tot de geestelijke gezondheidszorg (GGz) is echter niet voor alle bevolkingsgroepen gelijk. Ook al lijkt er sinds enige jaren sprake van een inhaalslag, nog altijd is in vergelijking tot de autochtone Nederlanders het gebruik van de GGz lager voor etnische minderheden, vooral onder Surinamers, Antillianen, en Marokkaanse vrouwen. 4 In de Trendrapportage GGz 2010 meldt het Trimbos-instituut dat ook kinderen en jongeren van met name Turkse of Marokkaanse herkomst relatief minder vaak gebruik maken van de jeugd-ggz dan de autochtone jeugd. Psychische problemen komen minstens even vaak voor onder jongeren van niet-nederlandse herkomst, maar culturele kenmerken en sociaaleconomische achterstand beperken de toegankelijkheid en het gebruik van de gespecialiseerde jeugdzorg. Ook in combinatie spelen etnische en sociaal-culturele verschillen een rol in de toegang tot de jeugd-ggz: voor de autochtone bevolking geldt dat de instroom van patiënten hoger is in de lagere inkomenscategorieën. 5,6 Om de veranderingen na de invoering van de Wet op de Jeugdzorg te onderzoeken, is informatie verzameld over de ontwikkeling van de aantallen patiënten en het gebruik van de jeugd-ggz in de jaren 2001 tot en met Ofschoon de toegang tot de jeugd-ggz nog veelal via de huisarts verloopt, mag worden verwacht dat de discussie onder professionele hulpverleners over de centrale thema s van de nieuwe wetgeving heeft bijgedragen aan het terugdringen van de bestaande etnische en sociaaleconomische verschillen in de toegankelijkheid en het gebruik van de zorg. Op basis van de registratiegegevens van alle jeugd-ggz instellingen in de regio berekenden wij incidenties en relatieve risico s voor verschillende etnische groepen. Patronen van zorg zijn in kaart gebracht op basis van alle contacten per patiënt over een periode van twaalf maanden na het eerste contact. De vergelijking van de periode met de jaren levert een beeld op van de veranderingen sinds de invoering van de Wet op de Jeugdzorg. Methode Kernpunten. Vergelijking van de perioden voor en na de invoering van de Wet op de Jeugdzorg in 2005 toont dat in de Rotterdamse jeugd-ggz meer patiënten worden bereikt en een deel langer in zorg blijft.. Toegankelijkheid van de zorg is voor verschillende groepen allochtonen niet duidelijk verbeterd.. Geen etnische of sociaaleconomische verschillen zijn gevonden in patronen van zorggebruik.. Onderzoek naar paden in de jeugdzorg en interventiestudies zijn nodig om vat te krijgen op de factoren die samenhangen met gebruik van de jeugd-ggz. Registergegevens Over de periode 2001 tot en met 2010 leverde het Centrum Onderzoek en Statistiek (COS) in Rotterdam informatie over de bevolkingsamenstelling per buurt naar etniciteit, leeftijd, en geslacht. Etniciteit is in het bevolkingsregister geoperationaliseerd als geboorteland van de persoon zelf of één van de ouders (tweede generatie). In totaal telde Rotterdam in de onderzoeksperiode op jaarbasis circa inwoners in de leeftijd van 0 tot en met 18 jaar. Daarvan was ongeveer 38% autochtoon en behoorde 40% tot een van de grotere etnische groepen in Rotterdam (Surinamers 12%, Antillianen 6%, Marokkanen 11%, en Turken 13%). Ruim een derde deel (38%) van de etnische minderheden behoorde tot de tweede generatie. 7 Contact met de jeugd-ggz werd vastgesteld met gegevens van het Psychiatrisch Casusregister Rotterdam- Rijnmond. Een casusregister omvat alle GGz contacten van patiënten uit een omschreven geografisch gebied en koppelt deze informatie longitudinaal per patiënt zodat dubbeltellingen worden voorkomen. In het Rotterdamse casusregister participeren alle instellingen voor kinderen jeugdpsychiatrie en ook worden de gegevens verzameldvandecontactenvanjongerenmetalgemeneggzvoorzieningen. 8 De dataset van het Rotterdamse casusregister is afgestemd op het Zorg Informatie Systeem (Zorgis), de landelijke registratie onder beheer van GGz-Nederland. Daarin werd het land van herkomst (geboorteland) geregistreerd van de patiënt en van de ouders. In 2007 is dit systeem echter stopgezet omdat de registratie van de Diagnose Behandeling Combinaties (DBC) verplicht werd. Voor de aanlevering van gegevens aan het DBC Informatie Systeem (DIS) is door het Ministerie van VWS, GGz- Nederland en de andere partijen in de gezondheidszorg de Minimale Data Set GGZ vastgesteld. In deze dataset is echter het geboorteland aanvankelijk niet meegenomen. Als gevolg daarvan heeft bij verschillende instellingen de registratie van etniciteit na 2007 minder aandacht gekregen. In het bijzonder voor autochtonen en voor de kleinere etnische groepen is door enkele instellingen het geboorteland van de patiënt niet vastgelegd. Daardoor is de groep overig (onbekend), waaronder patiënten uit Europese en andere westerse landen, niet vergelijkbaar over de jaren en wordt het aandeel van de autochtonen iets overschat. Ook kon in verband met de veranderingen in de registratie niet verder worden ingegaan op verschillen tussen eerste en tweede generatie migranten. Incidentie en zorggebruik De ontwikkeling van de toegankelijkheid en het gebruik van de jeugd-ggz is beschreven op basis van het aantal tsg jaargang 91 / 2013 nummer 7 Worden etnische verschillen in de toegankelijkheid en het gebruik van de jeugd-ggz minder? - pagina 423 / TSG 91 / nummer 7 423
3 patiënten nieuw in zorg en kenmerken van het zorggebruik. Incidenties werden berekend waarbij nieuwe patiënt is geoperationaliseerd als niet-in-zorg-geweest twaalf maanden voorafgaand aan het eerste GGz-contact in de observatieperiode. Om toevalswaarden als gevolg van kleine aantallen te voorkomen, zijn patiënten uit postcodegebieden met minder dan 300 jongeren buiten beschouwing gelaten (voornamelijk havengebieden en industrieterreinen). In de resterende buurten woonde 98% van de Rotterdamse jeugd (0-18 jaar). De relatieve risico s zijn berekend naar etniciteit, geslacht, leeftijdscategorieën (0-11, en jarigen), en sociaaleconomische positie. Op patiëntniveau ontbrak sociaaleconomische informatie, zodat als proxy is gekozen voor het gemiddeld besteedbaar huishoudeninkomen per buurt in 2002 volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het gemiddelde inkomen op buurtniveau varieerde in Rotterdam van tot euro en deze verschillen tussen buurten zijn stabiel over de jaren. Van de nieuwe patiënten zijn alle face-to-face zorgcontacten geselecteerd over een periode van twaalf maanden na het eerste contact in de observatieperiode. Een beperkt aantal patiënten is zowel in de periode als in de jeugd-ggz gezien. Voor deze patiënten zijn de indicatoren voor zorggebruik gecorreleerd, maar hiermee is verder geen rekening gehouden gelet op de kleine aantallen patiënten. Op basis van de patiëntcontacten is gekeken naar etnische verschillen en veranderingen in de tijd naar niveau van zorg (opname versus alleen ambulante contacten), drop-out of duur van de zorg (in maanden), en intensiteit van de zorg (contactfrequentie per maand). Statistische analyses Relatieve risico s werden geschat op basis van poisson regressie modellen met aantallen nieuwe patiënten gesommeerd over drie jaar als afhankelijk variabele en bevolkingsaantallen (persoonsjaren over drie jaar) als offset-waarden, opgesplitst naar buurt, leeftijdsgroep, geslacht, etniciteit, en observatieperiode. Patronen van zorggebruik zijn geanalyseerd met generalized linear models voor aantallen en logistische of cox regressie modellen voor dichotome afhankelijke variabelen. Etniciteit en periode, en het gecombineerde effect, vormden de belangrijkste voorspellende factoren, gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht en sociaaleconomische positie. Modelselectie is gebaseerd op Chi-2 toetsen van de verandering in de log-likelihood (deviance) en Akaike s Information Criterium (AIC). Model fit werd beoordeeld aan de hand van diagnostische scatterplots. Voor alle databewerking en de analyses van generalized linear models is gebruik gemaakt van SPSS (versie 17.0). Resultaten Jaarprevalentie en -incidentie Op jaarbasis werden in de Rotterdamse jeugd-ggz in de periode ruim 4000 patiënten gezien (totaal, inclusief de kleine buurten en haven- en industriegebieden). Ongeveer tweederde deel van deze patiënten kwam voor het eerst in contact met de jeugd-ggz of had geen contact in het voorafgaande jaar. In tabel 1 is de ontwikkeling van de jaarprevalentie- en incidentie in Rotterdam samengevat. De jaarprevalentie lag in 2001 op ruim 27 per 1000 inwoners in de leeftijd van 0 tot en met 18 jaar. In tien jaar groeide dit cijfer met 33% tot ruim 36 per 1000 van de bevolking. De prevalentie nam in het eerste deel van de onderzoeksperiode toe waarbij patiënten die nieuw in zorg kwamen een groot aandeel hadden. In de latere groei van het jaaraantal patiënten in zorg is het percentage van de patïenten-nieuw-in-zorg lager. In de perioden en werden respectievelijk 6856 en 7712 patiënten geïdentificeerd in de leeftijdscategorie 0-18 jaar bij het eerste GGz-contact en wonend in Rotterdam (buurten en haven- en industriegebieden met minder dan 300 jongeren werden buiten beschouwing gelaten). Gerekend over alle leeftijdsgroepen was het jaaraantal nieuwe patiënten in zorg van de autochtone bevolking in Rotterdam met 35,8 per 1000 duidelijk hoger dan het incidentiecijfer voor migrantengroepen. De incidentie varieerde van 4,3 voor het Marokkaanse bevolkingsdeel tot 10,6 voor de Antillianen. De toename van de incidentie deed zich zowel bij de autochtonen als de Antillianen vooral voor bij de jongens. In figuur 1 zijn de aantallen uitgedrukt per 1000 persoonsjaren en onderverdeeld naar leeftijdscategorie en etnische groep. De grootste verschillen in aantallen patiënten nieuw in zorg vonden we in de leeftijdsgroep vanaf 12 jaar. Tabel 1. Aantal patiënten in zorg per jaar, in de leeftijd van 0 tot en met 18 jaar, woonachtig in Rotterdam; absolute aantallen, percentageverschil van indexjaar, en per 1000 van de bevolking. Jaar In zorg Index Prevalentie per 1000 Nieuw* Index % van in zorg Incidentie per , ,0 17, , ,6 17, , ,0 20, , ,0 19, , ,8 22, , ,9 22, , ,6 22, , ,1 22, , ,9 22, , ,2 21,70 * Langer dan twaalf maanden geen GGz-contact gehad vóór het eerste contact in het betreffende jaar tsg jaargang 91 / 2013 nummer 7 Worden etnische verschillen in de toegankelijkheid en het gebruik van de jeugd-ggz minder? - pagina 424 / TSG 91 / nummer 7 424
4 Leeftijd: 0 tot en met 11 jaar Nld Sur Ant Trk Mar Leeftijd: 12 tot en met 18 jaar Nld Sur Ant Trk Mar Figuur 1. Driejaars incidentie in de jeugd-ggz over de perioden en , patiënten per 1000 inwoners naar etniciteit in de leeftijd van 0 tot en met 18 jaar, woonachtig in Rotterdam Etnische en sociaaleconomische verschillen Tabel 2 toont de samenhang van de voor leeftijd en geslacht gecorrigeerde incidentie in de jeugd-ggz in relatie tot etniciteit, inkomen, en periode. De positieve periodecoëfficiënt geeft aan dat ook wanneer met de andere factoren rekening wordt gehouden, de incidentie in de jaren hoger was dan in de periode De negatieve coëfficiënt voor inkomen betekent dat in buurten met lagere huishoudeninkomens dan gemiddeld de instroom in de jeugd-ggz hoger lag. Een significant gecombineerd effect van buurtinkomen en periode geeft aan dat in de jaren de economisch sterkere buurten iets meer gebruik zijn gaan maken van de gespecialiseerde psychiatrische hulpverlening. De resultaten met betrekking tot etniciteit bevestigen het beeld van figuur 1: ten opzichte van de autochtone bevolking kwamen etnische groepen minder in zorg en de verschillen blijven groot. Alleen voor de Antilliaanse bevolking lijkt er sprake van een relatief grotere toename van de incidentie in de jeugd-ggz. Patronen van zorggebruik Een klein deel van de nieuwe patiënten kwam in het eerste jaar in deeltijd of klinische zorg (2,6%). Op basis van logistische regressie analyses werden geen significante verschillen gevonden tussen de bevolkingsgroepen in de percentages deeltijd of klinische zorg. Het aantal maanden in zorg was in het algemeen drie tot vier maanden (Mediaan: 3, 25 e -75 e percentiel: 1-8) en de contactfrequentie lag op ongeveer één face-to-face contact per twee à drie weken. Uit tabel 3 kan worden opgemaakt dat de contactfrequentie in de periode is toegenomen, vooral voor de lagere inkomens. Het aantal contacten per behandeling episode, gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht, was significant lager voor de etnische groepen. Een kanttekening hierbij is dat voor de tsg jaargang 91 / 2013 nummer 7 Worden etnische verschillen in de toegankelijkheid en het gebruik van de jeugd-ggz minder? - pagina 425 / TSG 91 / nummer 7 425
5 Tabel 2. Relatieve risico s van incidentie in de jeugd-ggz (IRR) naar etniciteit en inkomen, patiënten in de leeftijd van 0 tot 18 jaar, Rotterdam a Coëfficiënt d IRR 95% CI p-waarde Intercept -3,186 Periode ,331 1,39 1,341-1,445 0,000 Inkomen b -0,092 0,91 0,906-0,919 0,000 Etniciteit c - Surinaams -1,802 0,17 0,148-0,184 0,000 - Antilliaans -1,752 0,17 0,148-0,203 0,000 - Turks -2,472 0,08 0,073-0,098 0,000 - Marokkaans -2,145 0,12 0,104-0,132 0,000 Inkomen * Periode 0,013 1,01 1,004 1,022 0,003 Etniciteit * Periode - Surinaams 0,044 1,05 0,899 1,215 0,566 - Antilliaans 0,332 1,39 1,145 1,678 0,001 - Turks -0,071 0,93 0,762 1,138 0,488 - Marokkaans -0,056 0,95 0,801 1,117 0,511 a Gecorrigeerd voor geslacht (coëfficiënt voor jongens 0,302) en leeftijd (0-11 jaar -0,477); b Gecentreerd op gemiddeld inkomen; c Referentiecategorie: autochtonen; d Model I (etniciteit, inkomen, leeftijd en geslacht):aic=13995; Model II (+ periode*etniciteit + periode*inkomen): AIC=13624 patiënteninstroom in het laatste jaar de observatieperiode niet twaalf maanden omvat. De coëfficiënten zijn significant, maar inspectie van de residuen laat zien dat de modelfit gering is. Andere variabelen zijn dus blijkbaar meer van invloed op de contactfrequentie; ernst van de problematiek is een voor de hand liggende factor. Ruim 40% van de patiënten bleef één maand in zorg en deze korte behandelduur of drop-out kwam vaker voor in de periode en bij kinderen uit buurten met hogere inkomens. Ongeveer 10% van de nieuw in zorg gekomen patiënten was na één jaar nog in behandeling. Cox-regressie analyse gaf aan dat de duur van de zorg in de periode iets is toegenomen. Maar geen significante verschillen werden gevonden met betrekking tot sociaaleconomische verschillen of tussen etnische groepen in korte behandelduur of in zogenoemde langzame drop-out (tijdsduur korter dan zes maanden). Discussie Resultaten zijn onderzocht van het jeugdbeleid in Rotterdam sinds de invoering van de Wet op de Jeugdzorg in Wij brachten verschillen in kaart tussen etnische groepen in de toegankelijkheid en het gebruik van gespecialiseerde GGz-voorzieningen. Op de eerste plaats is gekeken naar het aantal jongeren nieuw in zorg: tot de incidentiegroep zijn patiënten gerekend die in het jaar voorafgaand aan het contact in de observatieperiode geen contact hadden met de kinder- en jeugdpsychiatrische voorzieningen. De incidentie gerekend over een periode van drie jaar kwam uit op ongeveer 18 patiënten per 1000 persoonsjaren. Dit cijfer komt ongeveer overeen met schattingen van de landelijke incidentie in de kinder- en jeugdpsychiatrie, dat in lag op dertien patiënten per Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat in het landelijke cijfer de incidentie is geoperationaliseerd als: niet in zorg in twee voorafgaande jaren. 9 Ook de verhouding tussen het jaaraantal patiënten in zorg en patiënten-nieuw-in-zorg past in het landelijke beeld. Ongeveer tweederde deel van de patiënten in de Rotterdamse jeugd-ggz was nieuw in zorg. Van de patiënten die volgens het landelijke informatiesysteem van de koepelorganisatie in 2006 zijn ingeschreven, kwam 68% voor de eerste keer in behandeling. 10 Vergelijking van de perioden voor en na de invoering van de nieuwe wet liet zien dat het incidentiecijfer over een periode van tien jaar is gestegen (23%), maar dat het totaal aantal patiënten in zorg nog sterker is toegenomen (33%). Dat betekent dat op jaarbasis meer patiënten worden bereikt en een deel ook langere tijd in zorg blijft. Vervolgens zijn de verschillen in de toegang tot zorg onderzocht tussen autochtone Nederlanders en jongeren van niet-nederlandse herkomst. De resultaten bevestigen eerdere studies die aangeven dat ten opzichte van de Tabel 3. Aantal contacten per behandeling episode in de jeugd-ggz naar periode, etniciteit en inkomen, patiënten in de leeftijd van 0 tot 18 jaar, Rotterdam a Coëfficiënt SE 95% CI Exp(B) p Intercept 2,056 0,0176 2,022-2,090 7,81 Periode ,066 0,0199 0,027-0,105 1,07 0,001 Inkomen b 0,004 0,0030-0,002-0,010 1,004 0,153 Inkomen * Periode -0,011 0,0012-0,018-0,003 0,99 0,006 Etniciteit c - Surinaams -0,098 0,0434-0, ,013 0,91 0,024 - Antilliaans -0,165 0,0550-0, ,057 0,85 0,003 - Turks -0,110 0,0468-0, ,019 0,90 0,018 - Marokkaans -0,199 0,0587-0, ,084 0,82 0,001 a GLM (linkfunctie: negative binomial) van aantal contacten in twaalf maanden na het eerste contact, gecorrigeerd voor geslacht (coëfficiënt 0,018) en leeftijd (gecentreerd op 12 jaar, coëfficiënt=0,021); b Gecentreerd op gemiddeld inkomen; c Referentiecategorie: autochtonen tsg jaargang 91 / 2013 nummer 7 Worden etnische verschillen in de toegankelijkheid en het gebruik van de jeugd-ggz minder? - pagina 426 / TSG 91 / nummer 7 426
6 autochtone bevolking de etnische groepen minder in zorg komen. 5 Uit onze registergegevens blijkt dat in Rotterdam deze ongelijkheid na de invoering van de Wet op de Jeugdzorg niet is gewijzigd. Alleen voor de Antilliaanse bevolking vonden we een relatief grotere toename van de incidentie in de jeugd-ggz. Maar van een inhaalslag in het gebruik van de kinder- en jeugdpsychiatrie door etnische groepen lijkt geen sprake. Ook sociaaleconomische verschillen in zorggebruik zijn nog weinig veranderd. Weliswaar zijn in de jaren inwoners uit de economisch sterkere buurten iets meer gebruik gaan maken van de gespecialiseerde psychiatrische hulpverlening, maar in buurten met lagere huishoudeninkomens dan gemiddeld was de instroom in de jeugd-ggz ook na de invoering van de Wet op de Jeugdzorg hoger. Uit onze resultaten blijkt dat de toestroom naar de jeugd-ggz vooral hoog is onder autochtonen in de zogenoemde achterstandsgebieden. 6 De instroom in de hulpverlening is verschillend voor etnische groepen, maar dat betreft mogelijk alleen een eerste screening en niet de reguliere behandeling. De vraag is of na de intake de uitvoering van behandelplannen overeenkomt. Daarom onderzochten wij naast etnische verschillen in incidentiecijfers ook de aard en intensiteit van het zorggebruik. Daaruit blijkt dat zowel de kortdurende zorg als de meer intensieve begeleiding in de loop der jaren zijn toegenomen. Dit strookt met de gedachte dat ouders vaker hulp zoeken voor hun kind bij lichtere psychische problematiek en ook verwijzers beter de weg naar de gespecialiseerde zorg weten te vinden. 3 Deze parallelle ontwikkeling lijkt gerelateerd aan sociaaleconomische verschillen. De rijkere ( witte ) buurten laten een toename zien van het percentage patiënten met korte behandelduur, terwijl in de armere ( zwarte ) gebieden de intensiteit van de begeleiding meer is toegenomen. De hogere contactfrequentie na de invoering van de Wet op de Jeugdzorg betreft echter vooral de autochtone bevolking. Het aantal face-to-face contacten per maand was lager voor de allochtone patiëntgroepen. Misschien is dit verschil in de uitvoering van het behandelplan een indicator voor de onbalans tussen vraag en aanbod van de psychiatrische hulpverlening voor etnische groepen. Over de duur van de zorg, of de drop-out, onder allochtone GGz-patiënten is nog weinig bekend. Mogelijk spelen hierbij verschillende factoren een rol: etnischspecifieke verwachtingen van de zorg, de communicatie tussen patiënt en hulpverlener, en het ontbreken van een passend zorgaanbod. 11 Wij vonden weliswaar een groot aandeel van kortdurende zorgepisoden bij patiënten die nieuw in zorg komen, maar dit varieerde niet significant tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Ook ten aanzien van de langzame drop-out lijkt er geen verschil te zijn tussen de autochtone en allochtone patiënten in de jeugd-ggz. Blijkbaar is drop-out van allochtone patiënten niet zozeer het probleem, als wel de instroom en afstemming van zorgvraag en -aanbod. Een verklaring voor etnische en sociaaleconomische verschillen met betrekking tot incidentie en intensiteit van de zorg in de jeugd-ggz kan ook worden gezocht in de verwachtingen die patiënten hebben van de GGZ, communicatieproblemen, en de samenstelling van het zorgaanbod. In de afgelopen decennia is het gebruik van de ambulante GGz sterk toegenomen, vermoedelijk doordat onder andere het ziektebesef en het vertrouwen in de effectiviteit van de behandeling zijn toegenomen. Verder heeft betere communicatie hieraan bijgedragen, niet alleen tussen patiënt en behandelaar, maar ook tussen gespecialiseerde voorzieningen en aangrenzende zorgsectoren. Bovendien is aannemelijk dat het zorggebruik is toegenomen door een uitgebreider, meer gedifferentieerd zorgaanbod waarmee laagdrempelige zorgop-maat kan worden geboden. De psychiatrische verpleegkundige in de huisartsenpraktijk is daar een voorbeeld van, maar ook de groei van de sociaal medische kinderdagverblijven waar kinderen worden opgevangen die zijn achtergeraakt in hun ontwikkeling. Sociaaleconomische en cultuurspecifieke factoren kunnen in wisselende combinaties bijdragen aan de ontwikkeling van het gebruik van de jeugd-ggz. Registerinformatie over het zorggebruik is de uitkomst van een optelsom van deze factoren die elkaar kunnen versterken maar ook tegengestelde effecten kunnen zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor de verhoogde incidentie van de Antilliaanse jongeren in de jeugd-ggz. Daarin zien we de bijzondere aandacht terug die vooral in Rotterdam is uitgegaan naar de problematiek van deze doelgroep. In het Actieprogramma Aanpak risicogroepen van Marokkaanse en Antilliaanse afkomst zijn de ervaringen opgetekend die zijn opgedaan met verschillende programma s in de periode Onder andere is ingezet op betere bekendheid met het aanbod van (gemeentelijke) voorzieningen en meer deskundigheid onder hulpverleners die betrokken zijn bij de aanpak van de problematiek. Voor de Antilliaanse bevolkingsgroep vonden we in de periode een betere toegankelijkheid van de jeugd-ggz, maar geen duidelijke inhaalslag. Voor de Marokkaanse groep vonden we geen significante verbetering van de zorg. Gericht onderzoek naar paden in de jeugdzorg en specifieke interventiestudies zijn nodig om vat te krijgen op de uiteenlopende effecten van de factoren die samenhangen met het gebruik van de jeugd-ggz. Sterke en zwakke punten van het onderzoek Op basis van gegevens van het Rotterdamse casusregister was het mogelijk om voor een langere periode de zorgcontacten over alle gespecialiseerde instellingen op het terrein van de kinder- en jeugdpsychiatrie in beeld te brengen. Daar staat tegenover dat het casusregister slechts een deel beslaat van de voorzieningen in het brede domein van de Jeugdzorg. Denkbaar is dat verschillen in zorgconsumptie tussen etnische groepen voor een deel worden gecompenseerd door veranderingen in de eerstelijns zorg en andere zorgsectoren. Een belangrijke beperking van registratiegegevens is dat de definitie van items niet vanuit onderzoeksvragen tot stand zijn gekomen. Bijvoorbeeld contacten gericht op begeleiding van de ouders waarbij het kind als primaire patiënt niet aanwezig is, vallen buiten de definitie van het zorgcontact zoals dat in het casusregister wordt tsg jaargang 91 / 2013 nummer 7 Worden etnische verschillen in de toegankelijkheid en het gebruik van de jeugd-ggz minder? - pagina 427 / TSG 91 / nummer 7 427
7 gehanteerd. Mogelijk betreffen dergelijke contacten vooral kinderen in de jongste leeftijdscategorieën en zijn er geen systematische verschillen tussen de verschillende etnische patiëntgroepen. Dan is het effect op het totale zorggebruik beperkt en geven de verschillen tussen etnische groepen geen vertekend beeld. Een andere beperking is de onvolledigheid van de registratie van het geboorteland van de ouders waardoor de tweede generatie problematiek niet betrouwbaar in beeld kan worden gebracht. De derde generatie allochtonen valt geheel buiten het bereik van het casusregister. Deze groep is echter nog klein in omvang en grotendeels nog te jong om in aanmerking te komen voor de jeugd- GGz. Ook wanneer de kwaliteit van de informatievoorziening belangrijk zou worden verbeterd, kunnen etnische verschillen op den duur alleen goed worden onderzocht in survey-onderzoek. Ook worden in registratiesystemen mogelijke relevante factoren niet meegenomen. Informatie ontbreekt onder andere over de ernst van de symptomen of beperkingen in functioneren omdat Routine Outcome Assessment (ROA) in de jeugd-ggz nog geen standaard praktijk is. Door het ontbreken van dergelijke informatie kan voorbij zijn gegaan aan belangrijke verschillen tussen etnische groepen die in de behandeling een rol spelen. Voor betere monitoring en aanvullend survey-onderzoek is een meerjarig stimuleringsprogramma nodig om te komen tot een bruikbare basis voor de periodieke evaluatie die in de Wet op de Jeugdzorg is opgenomen. 12 Conclusie Toegankelijkheid van de geestelijke gezondheidzorg en gelijke behandeling voor alle bevolkingsgroepen is een belangrijke beleidsdoelstelling van de Nederlandse overheid. Uit ons onderzoek blijkt dat het gebruik van de jeugd-ggz de laatste jaren sterk is toegenomen, maar de invoering van de Wet op de Jeugdzorg nog niet heeft geresulteerd in een betere instroom van verschillende groepen allochtonen. Naar korte of lange termijn dropout zijn geen etnische verschillen gevonden, maar nader onderzoek is gewenst vooral gericht op de afstemming van zorgvraag en -aanbod om meer greep te krijgen op de verschillen in de toegankelijkheid van de zorg. Abstract Are ethnic group differences in accessibility and patterns of care in child and youth mental healthcare declining? The organisation of childcare in the Netherlands was changed radically in the past ten years. Very little is known about the changes in accessibility and continuity of mental healthcare for patients aged 0 to 18 years after the new Childcare Act passed into law on 11 January Data from the Rotterdam psychiatric case register were used to investigate changes in incidence rates and patterns of care in the years and The number of new patients in child and youth mental healthcare was higher in the years then in the previous period. Child and youth mental healthcare reaches fewer patients from ethnic groups as compared to the native population. Over 40% of new patients stayed in care for a brief period. Treatment episodes in mental health care were 3 to 4 months. The number of short treatments and the number of more intensive care have increased, but this concerned mainly the native population. Since the new Childcare Act passed into law, accessibility of mental healthcare for ethnic groups has not improved much. No differences between ethnic groups in short- or long-term dropout were found, but more research is needed into changes in health care demand and service delivery. Keywords: etniciteit, socialeconomic position, child and youth mental healthcare Literatuur 1. Laan G van der. Van turbulentie tot stroomlijning. Enige beschouwingen over de interventiemix in de zorgsector. Sociale Interventie 1994;3: GGZ Nederland. Toenemende zorg. Sectorrapport ggz Amersfoort: GGZ Nederland, Tick NT. Time trends in Dutch children s mental health. Rotterdam: Erasmus Universiteit, Dieperink CJ, Dijk RCJ van, Vries SC de. Allochtonen in de GGZ : groei en diversiteit. MGv 2007;62: Boon AE, Haan AM de, Boer SBB de. Cliënten Haagse jeugd-ggz geen etnische afspiegeling van de jeugd van de stad; niet door sociaaleconomische status, maar door etnische herkomst. Tijdschr Psychiatr. 2010;52: Wierdsma AI, Kamperman AM. Contact met de jeugd-ggz is een zaak van culturele én sociaaleconomische verschillen. Tijdschr Psychiatr. 2011;53: ISEO & COS. Minderhedenmonitor Etnische minderheden in Rotterdam. Rotterdam: ISEO & COS, Wierdsma AI, Dieperink CJ. Regionale GGz-informatie: het psychiatrisch casusregister Rotterdam e.o. Ned Tijdschr Med Administratie 1995;24: Sytema S, Gunther N, Reelick F, Drukker M, Pijl B, Land H van t. Verkenningen in de Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Een bijdrage uit de Psychiatrische Casusregisters Rijnmond, Zuid- Limburg en Noord-Nederland. Utrecht: Trimbos-instituut, GGZ Nederland. Zorg op waarde geschat, Sectorrapport GGZ Amersfoort: GGZ Nederland, Hilderink I, Land H van t, Smits C. Drop-out onder allochtone GGZ-cliënten, Trendrapportage GGZ. Utrecht: Trimbos Instituut; Wierdsma AI. Continuiteit van zorg: indicatoren voor lange termijn zorg en zekerheid in de GGz. In: Bakker BFM, Kuijevenhoven L (red). Registers in sociaalwetenschappelijk onderzoek: mogelijkheden en valkuilen. Den Haag: CBS, 2010, p Correspondentieadres Dr. André I. Wierdsma, Afdeling Psychiatrie (Dp-0452), Erasmus MC, Postbus 2040, 3000 CA Rotterdam, tel , a.wierdsma@erasmusmc.nl tsg jaargang 91 / 2013 nummer 7 Worden etnische verschillen in de toegankelijkheid en het gebruik van de jeugd-ggz minder? - pagina 428 / TSG 91 / nummer 7 428
Contact met de jeugd-ggz is een zaak van culturele én sociaaleconomische verschillen
korte bijdrage Contact met de jeugd-ggz is een zaak van culturele én sociaaleconomische verschillen a.i. wierdsma, a.m. kamperman achtergrond In Nederland is de toegang tot de ggz niet voor alle etnische
Nadere informatieCover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/28630 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Haan, Anna Marte de Title: Ethnic minority youth in youth mental health care :
Nadere informatieSteeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs
Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Esther van Kralingen Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/ 2 is het aandeel van de niet-westerse allochtonen dat in het hoger onderwijs
Nadere informatieMeinou H.C. Theunissen, 1,2 Gaby P.A. de Lijster, 1,2 Jeroen A. de Wilde, 1,2,3 Paul L. Kocken 1,2, 4
Signaleren in de JGZ: Ontwikkeling en bruikbaarheid van een standaard vragenlijst ten behoeve van het preventief gezondheidsonderzoek 5-6 en 10-11 jarigen Meinou H.C. Theunissen, 1,2 Gaby P.A. de Lijster,
Nadere informatieFlevomonitor Annemieke Benschop & Dirk J Korf. Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Bonger Reeks
Annemieke Benschop & Dirk J Korf Flevomonitor 2012 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld 26 Bonger Reeks FLEVOMONITOR 2012 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld Annemieke Benschop & Dirk J. Korf Dit onderzoek
Nadere informatieFLEVOMONITOR 2010 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop & Dirk J. Korf m.m.v. Bobby Steiner
FLEVOMONITOR 2010 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld Annemieke Benschop & Dirk J. Korf m.m.v. Bobby Steiner Dit onderzoek is uitgevoerd door het Bonger Instituut voor Criminologie van de Universiteit
Nadere informatieWelke allochtonen komen er in de Jeugd-GGZ: toegankelijkheid en diagnostiek. Albert Boon & Anna de Haan
Welke allochtonen komen er in de Jeugd-GGZ: toegankelijkheid en diagnostiek. Albert Boon & Anna de Haan Iedereen met psychiatrische problemen Filter 1 Hulpzoekenden Filter 2 Herkende problemen Filter 3
Nadere informatie2. De niet-westerse derde generatie
2. De niet-westerse derde generatie Op 1 januari 23 woonden in Nederland tussen de 34 duizend en 36 duizend personen met ten minste één grootouder die in een niet-westers land is geboren. Dit is ruim eenderde
Nadere informatieArbeidsdeelname van paren
Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24
Nadere informatieCULTURELE HERKOMST VAN CLIËNTEN IN DE GGZ EN VERSLAVINGSZORG
CULTURELE HERKOMST VAN CLIËNTEN IN DE GGZ EN VERSLAVINGSZORG 1 Culturele herkomst van cliënten in de ggz en verslavingszorg Aantal cliënten in de GGZ naar land van herkomst Aantal cliënten in 2006 Aantal
Nadere informatieLangdurige werkloosheid in Nederland
Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.
Nadere informatieAllochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010
FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage
Nadere informatieszw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding
szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding Naar aanleiding van vragen over de hoge arbeidsongeschiktheidspercentages
Nadere informatieMonitor. alcohol en middelen
Gemeente Utrecht, Volksgezondheid Monitor www.utrecht.nl/gggd alcohol en middelen www.utrecht.nl/volksgezondheid Thema 3 Gebruik van de verslavingszorg in Utrecht - 2012 1 Colofon Uitgave Gemeente Utrecht,
Nadere informatieFLEVOMONITOR 2006 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop, Susan Place, Marije Wouters & Dirk J. Korf
FLEVOMONITOR 2006 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld Annemieke Benschop, Susan Place, Marije Wouters & Dirk J. Korf Dit onderzoek is uitgevoerd door het Bonger Instituut voor Criminologie van de Universiteit
Nadere informatieFLEVOMONITOR 2007 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop, Marije Wouters & Dirk J. Korf
FLEVOMONITOR 2007 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld Annemieke Benschop, Marije Wouters & Dirk J. Korf Dit onderzoek is uitgevoerd door het Bonger Instituut voor Criminologie van de Universiteit van
Nadere informatieZuid-Limburgse Jeugd-GGZ
Zuid-Limburgse Jeugd-GGZ Contactgegevens Dr. Daan Westra Duboisdomein 30, 6229 GT, Maastricht Tel.nr: 043-388 17 31 Email: d.westra@maastrichtuniversity.nl https://hsr.mumc.maastrichtuniversity.nl/ Onderzoeksteam
Nadere informatie7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs
7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs Vergeleken met autochtonen is de participatie in het hoger onderwijs van niet-westerse allochtonen ruim twee keer zo laag. Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/
Nadere informatieGemengd Amsterdam * in cijfers*
Gemengd Amsterdam * in cijfers* Tekst: Leen Sterckx voor LovingDay.NL Gegevens: O + S Amsterdam, bewerking Annika Smits Voor de viering van Loving Day 2014 op 12 juni a.s. in de Balie in Amsterdam, dat
Nadere informatieCBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970
CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 Lian Kösters, Paul den Boer en Bob Lodder* Inleiding In dit artikel wordt de arbeidsparticipatie in Nederland tussen 1970
Nadere informatieHuiselijk geweld in Limburg
Huiselijk geweld in Limburg De Limburgse Gezondheidsenquête Inleiding In het kader van het landelijke pilot-project Vrouwenveiligheidsindex (VVI) hebben de gezamenlijke Limburgse GGD en een extra rapportage
Nadere informatieCohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen
Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Mila van Huis De vruchtbaarheid van vrouwen van niet-westerse herkomst blijft convergeren naar het niveau van autochtone vrouwen. Het kindertal
Nadere informatieConcentratie allochtonen toegenomen
Jan Latten 1), Han Nicolaas 2) en Karin Wittebrood 3) Niet-westerse wonen vanouds geconcentreerd in het westen van Nederland. Daarbinnen zijn ze geconcentreerd in de vier grote steden. In 4 bestond procent
Nadere informatie8. Werken en werkloos zijn
8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,
Nadere informatieANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN
ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...
Nadere informatieCentraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005
Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB06-015 13 februari 2006 9.30 uur Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005 In 2005 is de werkloosheid onder niet-westerse allochtonen
Nadere informatieSamenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid
1 Samenvatting van de IMA-studie Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid Het aantal arbeidsongeschikten alsook de betaalde uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid
Nadere informatieFORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009
FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)
Nadere informatieN. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen.
ADHD Wachtkamerspecial Onderbehandeling van ADHD bij allochtonen: kinderen en volwassenen N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen. Inleiding
Nadere informatieMonitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016
1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren
Nadere informatieAlleenstaande moeders op de arbeidsmarkt
s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging
Nadere informatieNiet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald
7. Vaker werkloos In is de arbeidsdeelname van niet-westerse allochtonen gedaald. De arbeidsdeelname onder rs is relatief hoog, zes van de tien hebben een baan. Daarentegen werkten in slechts vier van
Nadere informatieMeerdere keren zonder werk
Meerdere keren zonder werk Antoinette van Poeijer Ontvangers van een - of bijstandsuikering en ers worden gestimuleerd (weer) aan de slag te gaan. In veel gevallen is dat succesvol. Er zijn echter ook
Nadere informatieDiversiteit en Gezondheid: Geslacht, SES, Etniciteit
Diversiteit en Gezondheid: Geslacht, SES, Etniciteit Prof. Dr. Walter Devillé Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg UvA Vluchtelingen en Gezondheid OMGEVING POPULATIE KENMERKEN GEZONDHEIDS-
Nadere informatiePersonen met een uitkering naar huishoudsituatie
Personen met een uitkering naar huishoudsituatie Ton Ferber Ruim 1 miljoen personen van 15 tot 65 jaar ontvingen eind 29 een werkloosheids-, bijstands- of arbeidsongeschiktheidsuitkering. Gehuwden zonder
Nadere informatieThuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen
Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen Jeroen Nieuweboer Allochtonen in, en voelen zich minder thuis in Nederland dan allochtonen elders in Nederland. Marokkanen, Antillianen
Nadere informatieDe psychische en sociale hulpvraag van volwassenen in de huisartsenpraktijk van
Dit factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Beurs, D. de, Magnée, T., Bakker, D. de, Verhaak, P. De psychische en sociale hulpvraag van volwassenen in de huisartsenpraktijk
Nadere informatieGHB hulpvraag in Nederland
GHB hulpvraag in Nederland Belangrijkste ontwikkelingen van de hulpvraag voor GHB problematiek in de verslavingszorg 2007-2012 Houten, mei 2013 Stichting IVZ GHB hulpvraag in Nederland Belangrijkste ontwikkelingen
Nadere informatieRol onderzoek voor cluster Maatschappelijke Ontwikkeling, Gemeente Rotterdam
Rol onderzoek voor cluster Maatschappelijke Ontwikkeling, Gemeente Rotterdam Wilma Jansen Kenniscoördinator Jeugd Gemeente Rotterdam Inhoud presentatie Cluster Maatschappelijke Ontwikkeling Rol onderzoek
Nadere informatierespondenten in vergelijking met autochtone respondenten.
220 I n het algemeen wordt veel waarde gehecht aan een goede toegankelijkheid en kwaliteit van zorg, zonder dat deze belemmerd worden door patiëntkenmerken als culturele of etnische achtergrond. Daarvoor
Nadere informatieFactsheet gemeente Westland
In deze factsheet wordt ingegaan op verschillende indicatoren voor het aantal jeugdigen uit uw gemeente dat in de afgelopen jaren gebruik heeft gemaakt van ondersteuning en zorg voor jeugd. Dit wordt per
Nadere informatieAllochtonen, 2012 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (http://www.clo.nl)
Indicator 13 februari 2013 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In 2012 woonden er in Nederland
Nadere informatie12. Vaak een uitkering
12. Vaak een uitkering Eind 2001 hadden niet-westerse allochtonen naar verhouding 2,5 maal zo vaak een uitkering als autochtonen. De toename van de WW-uitkeringen in 2002 was bij niet-westerse allochtonen
Nadere informatieAnalyse van de inzet van de POH-GGZ in de huisartsenpraktijk over de periode
Dit factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Beurs, D. de, Magnée, T., Bakker, D. de, Verhaak, P. Analyse van de inzet van de POH-GGZ in de huisartsenpraktijk over
Nadere informatieEtnische verschillen in vallen en valangst onder zelfstandig wonende ouderen in de grote steden
Etnische verschillen in vallen en valangst onder zelfstandig wonende ouderen in de grote steden 4 e Landelijk Valsymposium 2 December 2016 Aantal 65-plussers en prognose (G4) 500000 400000 300000 200000
Nadere informatieWonen met Zorg in de anticipeerregio s
Wonen met Zorg in de anticipeerregio s Inleiding In de komende decennia zal de bevolkingssamenstelling veranderen en zal het aandeel ouderen in de bevolking toenemen. Indien nu al bekend is hoeveel ouderen
Nadere informatieArtikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst
Artikelen Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Martijn Souren en Jannes de Vries Onder laagopgeleide vrouwen is de bruto arbeidsparticipatie aanzienlijk
Nadere informatieWie krijgt welke zorg?
Ellen Visser Stelling 1 Het aantal mensen dat gebruikt maakt van gespecialiseerde GGz is tussen 2006 en 2011 met 30 procent gestegen Ellen Visser Stelling 2 In het verleden (2002 vergeleken met 2009) waren
Nadere informatieCentraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald
Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-013 17 februari 2009 9.30 uur Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Minder sterke daling werkloosheid niet-westerse allochtonen
Nadere informatieKerncijfers Brijder Jeugd 2016
Kerncijfers Brijder Jeugd 2016 Parnassia Addiction Research Centre (PARC) Brijder Parnassia Groep Renske Rigter Peter Blanken Den Haag, oktober 2017 IHOUDSOPGAVE BEKOPTE SAMEVATTIG 3 DEMOGRAFISCHE KEMERKE
Nadere informatieDenken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten
Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten met diabetes mellitus type 2 in de huisartsenpraktijk Thinking
Nadere informatiePensioenaanspraken in beeld
Pensioenaanspraken in beeld Deel 2: aanspraken naar herkomst, sociaaleconomische categorie en type Deel 2: huishouden Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije van de Grift De pensioenopbouw
Nadere informatie10. Veel ouderen in de bijstand
10. Veel ouderen in de bijstand Niet-westerse allochtonen ontvangen 2,5 keer zo vaak een uitkering als autochtonen. Ze hebben het vaakst een bijstandsuitkering. Verder was eind 2002 bijna de helft van
Nadere informatieTrends in Mantelzorg. November Trends in Mantelzorg
Een onderzoek naar de ontwikkeling in omvang, kenmerken en ervaren belasting van mantelzorgers in Limburg tussen 2008/2009, 2012 en 2016. November 2018 www.ggdlimburgnoord.nl www.ggdzl.nl AANLEIDING Mantelzorg
Nadere informatieJeugdwerkloosheid Amsterdam
Jeugdwerkloosheid Amsterdam 201-201 Factsheet maart 201 De afgelopen jaren heeft de gemeente Amsterdam fors ingezet op het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Nu de aanpak jeugdwerkloosheid is afgelopen
Nadere informatieWachttijden. in ggz-instellingen. GGZ Nederland Amersfoort Publicatienummer: juni 2009
Wachttijden in ggz-instellingen 2008 GGZ Nederland Amersfoort Publicatienummer: 2009-353 juni 2009 Inhoudsopgave 1. SAMENVATTING EN CONCLUSIES...3 2 INVENTARISATIE WACHTLIJSTEN GGZ-INSTELLINGEN...4 2.1
Nadere informatieSeminar Oudere migranten in Nederland Gezondheid en welbevinden. Fatima El Fakiri onderzoeker
Seminar Oudere migranten in Nederland Gezondheid en welbevinden Fatima El Fakiri onderzoeker Over wie hebben we het? 3 grote groepen migranten: Migratie uit voormalige koloniën Arbeidsmigratie Asielmigratie
Nadere informatieConsulten bij de huisarts en de POH-GGZ in verband met psychosociale problematiek. Een analyse van NIVEL Zorgregistraties gegevens van 2010-2014
Dit factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Magnée, T., Beurs, D.P. de, Verhaak. P.F.M. Consulten bij de huisarts en de POH-GGZ in verband met psychosociale problematiek.
Nadere informatieVeranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders
Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Suzanne Peek Gescheiden moeders stoppen twee keer zo vaak met werken dan niet gescheiden moeders. Ook beginnen ze vaker met werken. Wanneer er
Nadere informatieWachttijden. in ggz-instellingen. GGZ Nederland Amersfoort Publicatienummer: juli 2010
Wachttijden in ggz-instellingen 2009 GGZ Nederland Amersfoort Publicatienummer: 2010-365 juli 2010 Inhoudsopgave 1. SAMENVATTING EN CONCLUSIES...3 2 INVENTARISATIE WACHTLIJSTEN GGZ-INSTELLINGEN...4 2.1
Nadere informatieFact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft
Dienst Wonen, Zorg en Samenleven Fact sheet nummer 1 januari 211 Eigen woningbezit 1e en Aandeel stijgt, maar afstand blijft Het eigen woningbezit in Amsterdam is de laatste jaren sterk toegenomen. De
Nadere informatieSchatting van de verhouding van het aantal suïcides binnen de GGZ en de resterende populatie? Een verkennende studie.
Schatting van de verhouding van het aantal suïcides binnen de GGZ en de resterende populatie? Een verkennende studie. Dr. Remco de Winter, psychiater Parnassia Groep VU Amsterdam www. suicidaliteit.nl
Nadere informatieBijlagen. Bijlage B Tabellen en figuren behorend bij hoofdstuk Bijlage C Tabellen en figuren behorend bij hoofdstuk
Gerda Jehoel-Gijsbers (red.), Beter aan het werk. Trendrapportage ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en werkhervatting. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, september 2007. Bijlagen Bijlage B Tabellen
Nadere informatieBijsluiter gebruik astma (kinderen) indicatoren in de huisartsenpraktijk. Fenna Schouten Versie 3
Bijsluiter gebruik astma (kinderen) indicatoren in de huisartsenpraktijk Fenna Schouten f.schouten@nhg.org 09-02-2017 Versie 3 Inhoud Overzicht van de indicatoren... 2 Populatie... 2 Monitoring... 2 Beschrijving
Nadere informatieValgerelateerde ziekenhuisopnamen bij ouderen in Nederland. [Trends in Fall-Related Hospital Admissions in Older Persons in the Netherlands]
Valgerelateerde ziekenhuisopnamen bij ouderen in Nederland [Trends in Fall-Related Hospital Admissions in Older Persons in the Netherlands] Klaas A. Hartholt; Nathalie van der Velde; Casper W.N. Looman;
Nadere informatieEen onderzoek naar de ontwikkeling in omvang, kenmerken en ervaren belasting van mantelzorgers in Limburg tussen 2008/2009, 2012 en 2016
Trends in Mantelzorg Een onderzoek naar de ontwikkeling in omvang, kenmerken en ervaren belasting van mantelzorgers in Limburg tussen 2008/2009, 2012 en 2016 Aanleiding Mantelzorg in de participatiemaatschappij
Nadere informatiemonitor Marokkaanse Nederlanders in Maassluis bijlage(n)
Raadsinformatiebrief (openbaar) gemeente Maassluis Aan de leden van de gemeenteraad in Maassluis Postbus 55 3140 AB Maassluis T 010-593 1931 E gemeente@maassluis.nl I www.maassluis.nl ons kenmerk 2010-4748
Nadere informatieJeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017
Gemeente Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 201 Factsheet maart 201 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald ten opzichte van 201. Van de.000 Amsterdamse
Nadere informatieDemografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan
Carel Harmsen en Liesbeth Steenhof In dit artikel wordt de levensloop gevolgd van jongeren die in 1995 het ouderlijk huis hebben verlaten. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de verschillen tussen herkomstgroeperingen.
Nadere informatieKinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging
Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Respons thuiszorgorganisaties en GGD en In deden er tien thuiszorgorganisaties mee aan het, verspreid over heel Nederland. Uit de
Nadere informatieTOENAME SPANNINGEN TUSSEN BEVOLKINGSGROEPEN IN AMSTERDAMSE BUURTEN
TOENAME SPANNINGEN TUSSEN BEVOLKINGSGROEPEN IN AMSTERDAMSE BUURTEN 22 oktober Sinds 2011 meet Bureau O+S met een signaleringsinstrument de spanningen tussen bevolkingsgroepen in Amsterdamse buurten. De
Nadere informatieMantelzorgers op de arbeidsmarkt
ers op de arbeidsmarkt Jannes de Vries en Francis van der Mooren Een op de tien 25- tot 65-jarigen verleent zorg aan hun partner, een kind of een ouder. Vrouwen en 45- tot 55-jarigen zorgen vaker voor
Nadere informatieLeeswijzer Psychiatrisch Casusregister tabellen
Leeswijzer Psychiatrisch Casusregister tabellen In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie. De gegevens
Nadere informatieFact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren,
Fact sheet nummer 1 maart 2004 Concentraties van allochtone ouderen en jongeren, 1994-2003 Waar in Amsterdam wonen allochtone jongeren en ouderen? Allochtonen wonen vaker dan autochtonen in gezinsverband
Nadere informatieDE ETNISCHE SAMENSTELLING VAN DE BEVOLKING
DEMOGRAFISCH PROFIEL SURINAMERS IN NEDERLAND Op een studiedag voor het Surinaams Inspraak Orgaan in juni 2011 heeft Prof. dr. Chan Choenni een inleiding verzorgd over de demografie van de Surinaamse gemeenschap
Nadere informatieNieuwe dadergroep vraagt aandacht
Er is een nieuwe groep van jonge, zeer actieve veelplegers die steeds vaker met de politie in aanraking komt / foto: Pallieter de Boer. Nieuwe dadergroep vraagt aandacht Jongere veelplegers roeren zich
Nadere informatieLeeswijzer Achmea Health Database tabellen
Leeswijzer Achmea Health Database tabellen In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie. De gegevens
Nadere informatieDe Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen
Voorschoolse vorming en de ontwikkeling van kinderen 1 De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van Kinderen The Relationship between Early Child Care, Preschool Education and Child Development
Nadere informatierapport Zelf toegebracht letsel Kerncijfers 2014
rapport Zelf toegebracht letsel Kerncijfers 2014 Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid
Nadere informatieFactsheet Indicatie zorgvraag Amsterdam 2030 Prognoses van functioneren en chronische aandoeningen 1
Factsheet Indicatie zorgvraag Amsterdam 2030 Prognoses van functioneren en chronische aandoeningen 1 Inleiding Hoe functioneren mensen en welke chronische aandoeningen hebben ze? Wat willen ze? Wat kunnen
Nadere informatieParallellen tussen België en Nederland
Parallellen tussen België en Nederland Integratie in Nederland Beleidstheorie, beleidsinformatie en beleidsimplicaties Mechelen 8 mei 2018 Arjen Verweij Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Nadere informatieFeiten en cijfers. Beroerte. Aantal nieuwe patiënten met een beroerte. Definitie. Uitgave van de Nederlandse Hartstichting.
Feiten en cijfers Uitgave van de Nederlandse Hartstichting November 211 Beroerte Definitie Beroerte (in het Engels Stroke ), ook wel aangeduid met cerebrovasculaire aandoeningen/accidenten/ziekte (CVA),
Nadere informatieAchterblijvers in de bijstand
Achterblijvers in de Paula van der Brug, Mathilda Copinga en Maartje Rienstra Van de mensen die in 2001 in de kwamen, was 37 procent eind 2003 nog steeds afhankelijk van een suitkering. De helft van deze
Nadere informatieJeugdhulp in Zoetermeer
Jeugdhulp in Zoetermeer 2015-2017 Een verkenning op wijkniveau (concept) Zoetermeer, 28 november 2018 Gemeente Zoetermeer Afdeling Juridische Aangelegenheden & Bestuursondersteuning (JABO) Onderzoek &
Nadere informatieStudenten aan lerarenopleidingen
Studenten aan lerarenopleidingen Factsheet januari 219 In de afgelopen vijf jaar is het aantal Amsterdamse studenten dat een lerarenopleiding volgt met ruim 9% afgenomen. Deze daling is het sterkst voor
Nadere informatieZijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners?
Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun? Martijn Souren en Harry Bierings Autochtonen voelen zich veel meer thuis bij de mensen in een autochtone buurt dan in een buurt met 5 procent of meer niet-westerse
Nadere informatieSamenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders
Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder autochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder autochtonen 1) Integratiecampagne
Nadere informatiePsychische en sociale problematiek in de huisartsenpraktijk in de periode
Psychische en sociale problematiek in de huisartsenpraktijk in de periode 2011 2017 Psychische en sociale problematiek in de huisartsenpraktijk in de periode 2011 2017 Derek de Beurs Annemarie Prins Mark
Nadere informatieScholierenonderzoek Kindermishandeling 2016
Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting Roelof Schellingerhout Clarie Ramakers Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting
Nadere informatieBijlagen bij hoofdstuk 4 Opleidingsniveau en taalvaardigheid
Jaarrapport Integratie Sociaal en Cultureel Planbureau / Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum / Centraal Bureau voor de Statistiek september, 2005 Bijlagen bij hoofdstuk 4 Opleidingsniveau
Nadere informatieSamenvatting. Wat is de kern van de Integratiekaart?
Samenvatting Wat is de kern van de Integratiekaart? In 2004 is een begin gemaakt met de ontwikkeling van een Integratiekaart. De Integratiekaart is een project van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie
Nadere informatieRoutebeschrijving Auto Als u met de auto komt, neem dan vanaf de A28 afslag Assen- Zuid en volg de borden Wilhelminaziekenhuis of GGZ Drenthe.
Doelgroep Dit symposium is bedoeld voor psychiaters, arts-assistenten, onderzoekers, psychologen, verpleegkundigen, managers, beleidsmedewerkers en cliëntenraden van de noordelijke ggz-instellingen en
Nadere informatieBeleidsinformatie Jeugdwet
Beleidsinformatie Jeugdwet Inleiding Sinds de Jeugdwet op 1 januari 2015 in werking is getreden, zijn gemeenten verantwoordelijk voor het hele jeugdveld. Daarom is het belangrijk dat zij beschikken over
Nadere informatieOnderzoeksvraag zoals geformuleerd door SZW
aan SZW van Peter-Paul de Wolf en Sander Scholtus (Senior) methodoloog onderwerp Aandeel 0-jarigen onder aanvragen toeslag kinderdagopvang datum 5 september 2018 Inleiding Naar aanleiding van een voorgestelde
Nadere informatieMonitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015
1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 Fact sheet juni 20 De werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald. Van de 3.00 Amsterdamse jongeren in de leeftijd van 15
Nadere informatieThe relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope
The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope Een onderzoek naar de relatie tussen sociale steun en depressieve-
Nadere informatieGebruik jeugdhulp in Drenthe: 2016 vergeleken met 2015
Gebruik jeugdhulp in Drenthe: 2016 vergeleken met 2015 In 2015 is de jeugdhulp overgegaan naar de gemeenten. Om deze transitie goed te kunnen monitoren verstrekken gemeenten en jeugdhulp aanbieders gegevens
Nadere informatieOnderzoek naar luchtwegklachten bij omwonenden van veehouderijen
Onderzoek naar luchtwegklachten bij omwonenden van veehouderijen Floor Borlée, Joris IJzermans, Christel van Dijk, Dick Heederik, Lidwien Smit Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS), Universiteit
Nadere informatieCentraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038
Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB08-085 18 december 2008 9.30 uur Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038 Nog 1 miljoen inwoners erbij, inwonertal zal harder groeien dan eerder gedacht
Nadere informatiePraktische opdracht Aardrijkskunde Criminaliteit in Nederland
Praktische opdracht Aardrijkskunde Criminaliteit in Nederland Praktische-opdracht door een scholier 1950 woorden 16 april 2002 6,3 166 keer beoordeeld Vak Aardrijkskunde Inleiding: Nederland is de afgelopen
Nadere informatie