Vzw Limburgs Gezondheidsoverleg

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Vzw Limburgs Gezondheidsoverleg"

Transcriptie

1 - Market Analysis & Synthesis Brusselsesteenweg 46 a 3000 Leuven Tel: Fax: info@masresearch.be Vzw Limburgs Gezondheidsoverleg Milieugezondheidsenquête Eindrapport april 2012

2 Colofon Opdrachtgever Auteur vzw Limburgs Gezondheidsoverleg Joris Smet, projectleider Datum April 2011 Status document Eindrapport 2

3 Inhoud GRAFIEKEN 5 TABELLEN 7 1. INLEIDING Opbouw van het onderzoeksrapport Situering van het onderzoek Algemene situering Motivering Doelstellingen Opdrachtgever Begeleiding van het onderzoek METHODOLOGIE Postaal onderzoek Populatie Steekproef Steekproeftrekking en bruto steekproef Netto steekproef Responsgraad Vergelijking met andere gegevens en resultaten uit andere studies Verwerking van de gegevens Data cleaning Kwaliteit van de interviews Statistische weging Statistische significantie Verstorende variabelen Leeswijzer: interpretatie resultaten RESULTATEN Steekproefbeschrijving Herkomst Opleiding, beroep, sociale klasse, inkomen, eigenaar / huurder woning Gezinssamenstelling: aantal personen (kinderen + leeftijd & volwassenen), gehuwd Woonomgeving Resultaten in verband met gezondheid Levensstijl Fysieke activiteit Alcoholgebruik Rookgedrag 44 3

4 BMI Voedingsgewoonten Gebruik bepaalde producten Resultaten levensstijl vergeleken Algemene gezondheidstoestand Gezondheidsproblemen Ziekten EN aandoeningen Stress Bezoek hulpverlening Gebruik geneesmiddelen Impact gezondheidsproblemen op budget Resultaten gezondheid vergeleken Resultaten in verband met milieu Woning Type woning Type verwarming Warmwatervoorzieningen Verluchting Schimmel- en vochtproblemen Resultaten woningkenmerken vergeleken Buurt (On)veiligheid Samenhorigheid Bezorgdheid over de gezondheid Resultaten buurtkenmerken vergeleken Milieu Milieuhinder algemeen Hinderbronnen Resultaten milieuhinder vergeleken Algemene leefkwaliteit in uw buurt Resultaten algemene leefkwaliteit vergeleken BESLUIT - BELEIDSAANBEVELINGEN Algemeen besluit Beleidsaanbevelingen ANNEX - VRAGENLIJST 120 4

5 Grafieken GRAFIEK 1: STEEKPROEFVERDELING VOLGENS HERKOMST RESPONDENT GRAFIEK 2: STEEKPROEFVERDELING VOLGENS HERKOMST MOEDER RESPONDENT GRAFIEK 3: STEEKPROEFVERDELING VOLGENS HERKOMST VADER RESPONDENT GRAFIEK 4: STEEKPROEFVERDELING VOLGENS OPLEIDING GRAFIEK 5: STEEKPROEFVERDELING VOLGENS HET AL DAN NIET HEBBEN VAN BETAALD WERK GRAFIEK 6: STEEKPROEFVERDELING VOLGENS HUIDIG BEROEP GRAFIEK 7: STEEKPROEFVERDELING VOLGENS REDENEN WAAROM MEN GEEN BETAALD WERK HEEFT GRAFIEK 8: STEEKPROEFVERDELING VOLGENS SOCIALE KLASSE GRAFIEK 9: STEEKPROEFVERDELING VOLGENS NETTO MAANDELIJKS INKOMEN PER HUISHOUDEN GRAFIEK 10: STEEKPROEFVERDELING VOLGENS FINANCIËLE SITUATIE GRAFIEK 11: STEEKPROEFVERDELING VOLGENS EIGENDOM WONING GRAFIEK 12: STEEKPROEFVERDELING VOLGENS BURGERLIJKE STAAT GRAFIEK 13: STEEKPROEFVERDELING VOLGENS AANTAL KINDEREN IN HET GEZIN GRAFIEK 14: STEEKPROEFVERDELING VOLGENS AANTAL VOLWASSENEN IN GEZIN GRAFIEK 15: STEEKPROEFVERDELING VOLGENS AANTAL JAAR IN DE BUURT GRAFIEK 16: FYSIEKE ACTIVITEIT GRAFIEK 17: ALCOHOLGEBRUIK GRAFIEK 18: AANTAL GLAZEN ALCOHOL GRAFIEK 19: ACTIEF ROOKGEDRAG GRAFIEK 20: AANDEEL EX-ROKERS GRAFIEK 21: PASSIEF ROOKGEDRAG GRAFIEK 22: GEWICHTSTOESTAND GRAFIEK 23: ONTBIJT GRAFIEK 24: MIDDAGMAAL GRAFIEK 25: AVONDMAAL GRAFIEK 26: GROENTEN GRAFIEK 27: FRUIT GRAFIEK 28: AANTAL STUKKEN FRUIT GRAFIEK 29: VIS OF SCHELP- OF SCHAALDIEREN GRAFIEK 30: GRIJS OF BRUIN BROOD GRAFIEK 31: GEBRUIK LUCHTVERFRISSERS IN DE WINTER GRAFIEK 32: GEBRUIK INSECTENVERDELGERS IN DE WINTER GRAFIEK 33: GEBRUIK GEURKAARSJES OF WIEROOKSTOKJES IN DE WINTER GRAFIEK 34: GEBRUIK LUCHTVERFRISSERS IN DE ZOMER GRAFIEK 35: GEBRUIK INSECTENVERDELGER IN DE ZOMER GRAFIEK 36: GEBRUIK GEURKAARSJES OF WIEROOKSTOKJES IN DE ZOMER GRAFIEK 37: ALGEMENE GEZONDHEIDSTOESTAND GRAFIEK 38: BEPERKING ACTIVITEITEN DOOR GEZONDHEIDSPROBLEMEN GRAFIEK 39: STRESS-SCORE GRAFIEK 40: GEBRUIK PIJNSTILLENDE MIDDELEN GRAFIEK 41: GEBRUIK SLAAP- EN KALMERINGSMIDDELEN GRAFIEK 42: GEBRUIK ANTIDEPRESSIVA GRAFIEK 43: GEBRUIK ANDERE MEDICATIE GRAFIEK 44: IMPACT PERSOONLIJKE BIJDRAGE GEZONDHEIDSKOSTEN OP BUDGET GRAFIEK 45: UITSTELLEN VAN MEDISCHE ZORGEN OMWILLE VAN FINANCIËLE PROBLEMEN GRAFIEK 46: TYPE WONING GRAFIEK 47: FREQUENTIE VERLUCHTEN ZOMER GRAFIEK 48: FREQUENTIE VERLUCHTEN WINTER GRAFIEK 49: ONVEILIGHEIDSGEVOEL OVERDAG GRAFIEK 50: ONVEILIGHEIDSGEVOEL S AVONDS OF S NACHTS GRAFIEK 51: SAMENHORIGHEID (1) GRAFIEK 52: SAMENHORIGHEID (2) GRAFIEK 53: AANWEZIGHEID STOORFACTOR IN BUURT GRAFIEK 54: BEZORGDHEID GEZONDHEID DOOR STOORFACTOREN

6 GRAFIEK 55: LAST MILIEUPROBLEMEN (1) GRAFIEK 56: LAST MILIEUPROBLEMEN (2) GRAFIEK 57: HINDERBRONNEN VAN GELUID ALS MEN THUIS IS GRAFIEK 58: HINDERBRONNEN VAN GELUID DIE SLAAP VERSTOREN GRAFIEK 59: HINDERBRONNEN VAN GEUR GRAFIEK 60: HINDERBRONNEN VAN ROET EN STOF GRAFIEK 61: HINDERBRONNEN VAN TRILLINGEN GRAFIEK 62: ALGEMENE LEEFKWALITEIT BUURT (1) GRAFIEK 63: ALGEMENE LEEFKWALITEIT BUURT (2)

7 Tabellen TABEL 1: POPULATIE ZUID-LIMBURG NAAR LEEFTIJD EN GESLACHT TABEL 2: STEEKPROEFTREKKING TABEL 3: NETTO STEEKPROEFVERDELING NAAR LEEFTIJD EN GESLACHT TABEL 4: RESPONSGRAAD TABEL 5: RESPONSGRAAD NAAR LEEFTIJD EN GESLACHT TABEL 6: ALGEMENE GEZONDHEIDSTOESTAND NAAR LEEFTIJD, ROOKGEDRAG EN SOCIAAL-ECONOMISCHE STATUS (GESTANDAARDISEERDE CIJFERS) TABEL 7: ZIEKTEN EN AANDOENINGEN TABEL 8: ZIEKTEN EN AANDOENINGEN NAAR GESLACHT, LEEFTIJD, ROOKGEDRAG EN SOCIAAL- ECONOMISCHE STATUS (GESTANDAARDISEERDE CIJFERS) TABEL 9: AANTAL KEREN BEZOEK HULPVERLENING TABEL 10: BEZOEK HULPVERLENING TABEL 11: BEZOEK HULPVERLENING NAAR GESLACHT, LEEFTIJD, ROOKGEDRAG EN SOCIAAL- ECONOMISCHE STATUS (GESTANDAARDISEERDE CIJFERS) TABEL 12: GEBRUIK GENEESMIDDELEN NAAR GESLACHT, LEEFTIJD, ROOKGEDRAG EN SOCIAAL- ECONOMISCHE STATUS (GESTANDAARDISEERDE CIJFERS) TABEL 13: TYPE VERWARMING TABEL 14: WARMWATERVOORZIENING TABEL 15: AANWEZIGHEID SCHIMMEL- OF VOCHTPLEKKEN TABEL 16: ONVEILIGHEIDSGEVOEL NAAR LEEFTIJD, ROOKGEDRAG EN SOCIAAL-ECONOMISCHE STATUS (GESTANDAARDISEERDE CIJFERS) TABEL 17: SAMENHORIGHEID BUURT NAAR LEEFTIJD, ROOKGEDRAG EN SOCIAAL-ECONOMISCHE STATUS (GESTANDAARDISEERDE CIJFERS) TABEL 18: AANWEZIGHEID MOGELIJKE STOORFACTOREN TABEL 19: BEZORGDHEID GEZONDHEID DOOR STOORFACTOREN NAAR LEEFTIJD, ROOKGEDRAG EN SOCIAAL-ECONOMISCHE STATUS (GESTANDAARDISEERDE CIJFERS) TABEL 20: LAST MILIEUPROBLEMEN NAAR ONDERZOEKSGEBIED TABEL 21: LAST MILIEUPROBLEMEN NAAR LEEFTIJD, ROOKGEDRAG EN SOCIAAL-ECONOMISCHE STATUS (GESTANDAARDISEERDE CIJFERS) TABEL 22: HINDER VAN GELUID THUIS NAAR ONDERZOEKSGEBIED TABEL 23: HINDERBRONNEN VAN GELUID DIE SLAAP VERSTOREN NAAR ONDERZOEKSGEBIED TABEL 24: HINDERBRONNEN VAN GEUR NAAR ONDERZOEKSGEBIED TABEL 25: HINDERBRONNEN VAN ROET EN STOF NAAR ONDERZOEKSGEBIED TABEL 26: HINDERBRONNEN VAN TRILLINGEN NAAR ONDERZOEKSGEBIED

8 1. Inleiding 1.1 Opbouw van het onderzoeksrapport In dit inleidend hoofdstuk wordt het onderzoek gesitueerd in zijn context. In het tweede hoofdstuk wordt de gehanteerde methodologie van het onderzoek uiteengezet. Dit omvat de samenstelling en trekking van de steekproef, de organisatie en het verloop van het veldwerk en de respons. In het derde en belangrijkste hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek gerapporteerd. Tenslotte worden de resultaten van dit onderzoek samengevat in een algemeen besluit en trachten we een aantal beleidsaanbevelingen te formuleren. 8

9 1.2 Situering van het onderzoek Algemene situering Het provinciebestuur wil de milieugezondheidsenquête die in 2007 gehouden werd in de gemeenten rond het industriegebied Genk-Zuid, uitbreiden naar de rest van Limburg. De bedoeling is om beleidsinformatie te verzamelen op het vlak van welzijn, gezondheid en milieuhinder voor elke stad en gemeente in Limburg. Dit is niet enkel nuttig voor het provinciebestuur, maar ook voor elk afzonderlijke gemeente- of stadsbestuur. Het project is een gezamenlijk initiatief van de Provinciale Directie Mens (dienst Gezondheid) en van de Provinciale Directie Ruimte, in samenwerking met de steden en gemeenten. Het onderzoek wordt bovendien mogelijk gemaakt met de steun van de Vlaamse Overheid. Deze Limburgse enquête wordt uitgevoerd in drie fasen over de periode In 2009 werd gestart met de gemeenten in. In 2010 volgden twaalf gemeenten plus vier casegebieden in het noorden en oosten van de provincie Limburg ( Noord-Limburg en Maasland ). Dit onderzoeksrapport heeft betrekking op de derde fase, die van start ging in 2011 en werd uitgevoerd in. 9

10 1.2.2 Motivering Eén van de kerntaken van het provinciebestuur is het ondersteunen van het lokale beleid. Dit gebeurt op verschillende manieren, bijvoorbeeld door het organiseren van vormingen voor ambtenaren, het subsidiëren van initiatieven en ook door het ondersteunen bij het verzamelen en bundelen van beleidsrelevante informatie op lokaal niveau. Over gezondheid en gezondheidsbeïnvloedend gedrag bestaan er weinig cijfers op het niveau van de individuele steden en gemeenten. Ook over (cumulatieve) hinder bestaan er in de Limburgse steden en gemeenten weinig cijfers die op een uniforme manier worden verzameld en daardoor statistisch kunnen vergeleken worden met cijfers van een groter gebied. De Milieugezondheidsenquête biedt hier duidelijk mogelijkheden. In de Samenwerkingsovereenkomst Milieu als opstap naar een Duurzame Samenleving thema hinder, die de provincie Limburg afsloot met de Vlaamse overheid, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, wordt het Opzetten van beleidsonderbouwend onderzoek inzake milieuhinder, vb. via enquêtering genoemd als een mogelijke actie. Andere acties die in de Samenwerkings-overeenkomst genoemd worden, zijn het in kaart brengen van gemeentegrensoverschrijdende hinderbronnen en industriecomplexen en het ondersteunen van gemeenten bij het inventariseren van milieuhinder. De enquête peilt uitgebreid naar de milieuhinder die de bewoners vandaag in hun onmiddellijke omgeving ervaren. Het gaat daarbij zowel over de aard, de intensiteit als de bron van de hinder. Maar evenzeer wordt gepolst naar de gezondheidstoestand van de bewoners. Voelt hij of zij zich gezond? Wat doet hij of zij om gezond te blijven? Zijn er in de buurt hinderlijke factoren die een negatieve invloed hebben op zijn of haar gezondheid? Het gaat over milieuhinder in de breedst mogelijke zin: van de aanwezigheid van industriële activiteiten tot mogelijke geurhinder door sluikstoken in de buurt of geluidsoverlast door het verkeer. Daarnaast leveren de resultaten de verschillende gemeenten bruikbare informatie voor de verdere ontwikkeling van hun industriegebieden. Het optimaal samengaan van industriële activiteiten en het wonen is hierbij de doelstelling. Het provinciebestuur dropt deze bevraging uiteraard niet zomaar onvoorbereid in een Limburgse gemeente. Het ganse bevragingsproces - van opzet over bekendmaking tot uitvoering - gebeurt in samenspraak met de lokale milieu- en gezondheidsambtenaren. Aangezien deze veldwerkers het best op de hoogte zijn van de plaatselijke situatie kunnen zij de lokale bevolking optimaal warm maken om te participeren aan het onderzoek. Dit vergroot bovendien het draagvlak voor het opmaken van een milieu en gezondheidsbeleid. 10

11 1.2.3 Doelstellingen De resultaten van de enquête geven een beschrijving van de huidige toestand in de regio inzake hinderbeleving en gezondheidstoestand. De cijfers voor heel de regio zullen worden opgenomen in dit globaal rapport. Hierin worden ook de resultaten genoteerd voor de regio s die eerder bevraagd werden: (2009) en Noord-Limburg en Maasland (2010). De cijfers voor deze 3 regio s worden onderling statistisch vergeleken. De enquête werd in 2007 als pilootproject uitgevoerd in 4 gemeenten in de omgeving van Genk-Zuid. De resultaten van Genk-Zuid worden vermeld, en gekaderd tov de andere regio s, evenwel zonder statistische toets. In twee gemeenten, waar er aanwijzingen zijn dat de hinderbeleving verschillend is of zou kunnen zijn tussen verschillende delen van de gemeente, wordt er een casegebied afgebakend. Een case-gebied is een gebied dat ligt in de buurt van industrieterreinen en waar mogelijk cumulatieve milieudruk is voor de omwonenden. Dit wil zeggen milieudruk ten gevolge van de aanwezigheid van meerdere bedrijven en/of verkeer. Ze zijn voldoende klein om de invloed van de milieubelasting zo zuiver mogelijk te houden, en toch voldoende groot om een voldoende aantal bewoners te hebben om het vereiste aantal respondenten te behalen. De bedoeling is in deze casegebieden een beschrijving te geven van de huidige milieudruk. Problemen en klachten worden geobjectiveerd. Potentiële knelpuntlocaties kunnen vroegtijdig worden gedetecteerd. Hieruit kan bijvoorbeeld blijken dat er voor bepaalde gebieden nood is aan meer alertheid of dat er bijkomende actie nodig is. De resultaten van de enquête kunnen niet gebruikt worden voor het beoordelen van bestaande individuele bedrijven, of voor het bepalen van te treffen maatregelen op een industrieterrein. De cijfers kunnen wel, een onderbouwing vormen voor een ruimer beleidskader voor de verdere ontwikkeling van industriegebieden, als zou blijken dat daar nood aan is. De ultieme doelstelling hier is het streven naar een optimaal laten samengaan van industrie en wonen. Uiteraard gebeurt dit in samenspraak met de gemeentebesturen. De cijfers van deze casegebieden worden statistisch vergeleken met de resultaten voor heel de regio samen en enkel besproken en getoond in de afzonderlijke rapporten van de twee betreffende gemeenten. Dergelijke enquête heeft ook zijn beperkingen. Van bij de aanvang van het project moet er voldoende rekening gehouden worden met deze beperkingen en vooral met de perceptie en verwachtingen die betrokken partners of de inwoners van de gemeenten hebben. Eén voorbeeld van wat niet de bedoeling is, is het aantonen van oorzaak-gevolg relaties ten gevolge van bijvoorbeeld blootstelling aan de industrie. Uit de evaluatie van de Milieugezondheidsenquête Genk-Zuid en omgeving blijkt dat dergelijke enquête ook andere effecten met zich meebrengt. Het instrument moet niet enkel gezien worden als een informatie-instrument. Het proces dat gepaard gaat met de opzet, uitvoering en bekendmaking heeft een sterk sensibiliserende werking voor 11

12 de alle betrokken intermediairen. Lokale samenwerking tussen verschillende beleidsdomeinen wordt gestimuleerd. De voordelen hiervan zijn dat er op lokaal beleidsniveau meer draagvlak is om na afloop initiatieven te koppelen aan de resultaten. Bovendien is het nodig dat er vanuit de verschillende lokale domeinen acties genomen worden om de bevolking te sensibiliseren om deel te nemen aan de enquête. Door de opdrachtgever wordt op geregelde tijdstippen gecommuniceerd naar de lokale ambtenaren en schepenen, om een stand van zaken door te geven en hun betrokkenheid bij het project te versterken Opdrachtgever De opdracht voor het onderzoek wordt gegeven door de vzw Limburgs Gezondheidsoverleg. Deze vzw voert het onderzoek uit in opdracht het Provinciebestuur Limburg en de gemeenten en steden Riemst, Voeren, Tongeren, Heers, Borgloon, Sint-Truiden, Gingelom, Nieuwerkerken, Wellen en Kortessem Begeleiding van het onderzoek De opdracht wordt begeleid door de Stuurgroep Milieugezondheidsenquête Limburg. Deze stuurgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van: Gedeputeerde voor Leefmilieu Gedeputeerde voor Gezondheid Limburgse LOGO s Provinciebestuur Limburg (Directie Ruimte Milieuvergunningen) Provinciebestuur Limburg (Directie Ruimte Milieu en Natuur - Planning en beleid) Provinciebestuur Limburg (Directie Mens Preventieve Gezondheid) Provinciebestuur Limburg (Directie Mens Beleidscel Welzijn en Onderwijs Steunpunt Sociale Planning) Provinciebestuur Limburg (Directie Ruimte Infrastructuur - Mobiliteit) Provinciaal Instituut voor Hygiëne Antwerpen Departement LNE, afdeling Lucht, Hinder, Milieu en Gezondheid Agentschap Zorg en Gezondheid, afdeling Toezicht Volksgezondheid Vertegenwoordiging van de deelnemende gemeentebesturen Universiteit Hasselt, Center for Statistics (MSc. L. Bruckers) De Stuurgroep staat in voor de wetenschappelijke begeleiding van het onderzoek, maar ook de begeleiding op vlak van het formuleren van beleidsaanbevelingen en alle vormen van communicatie. 12

13 2. Methodologie Het onderzoek werd uitgevoerd in overeenstemming met het onderzoeksproject Gezondheid en Milieu, deelonderzoek Gezondheid en milieu -enquête 1994 Limburgse Gezondheidsenquête 1998 (inclusief pluspakket) Limburgse Gezondheidsenquête 2003, in opdracht van de GGD Zuidelijk (NI) Milieugezondheidsenquête Genk-Zuid 2007 (Provinciaal Instituut voor Hygiëne Antwerpen en Universiteit Hasselt, in opdracht van Provincie Limburg dienst Gezondheid, Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, stad Genk, stad Bilzen, gemeente Diepenbeek, gemeente Zutendaal) Milieugezondheidsenquête West- Limburg 2009, in opdracht van Provinciale Dienst Gezondheid, Limburgse LOGO s en de Provinciale afdeling Milieu en Natuur, in samenwerking met de deelnemende steden en gemeenten. 2.1 Postaal onderzoek Dit onderzoek werd gerealiseerd aan de hand van een gestandaardiseerde schriftelijke enquête waarin zowel de formulering als de volgorde van de vragen vastliggen, met de bedoeling een uniforme manier van bevraging van de respondenten te verkrijgen. Analoog aan de milieugezondheidsenquêtes en Noord-Limburg en Maasland werd deze enquête uitgevoerd aan de hand van een postaal onderzoek. Door de verschillende voordelen van deze bevragingsmethode is postaal onderzoek de meest aangewezen manier om burgers te bevragen over milieu en gezondheid. De voordelen van postaal onderzoek zijn de volgende: Daar alle burgers beschikken over een domicilie kan de gehele doelgroep via deze methode worden bereikt; De respondent kan de vragenlijst invullen op een voor hem/haar gepast moment; Postaal onderzoek is redelijk goedkoop. Een mogelijk nadeel van postaal onderzoek is de soms lagere respons. Om toch een goede respons te behalen werden enkele responsverhogende maatregelen genomen zoals een visueel aantrekkelijke vragenlijst, een kans op het winnen van een bongobon en het werken met begeleidend schrijven en herinneringsmail. Aan de hand van de identificatiecode die wordt weergegeven in het begeleidend schrijven, kon de vragenlijst ook online worden ingevuld. 13

14 2.2 Populatie De populatie bestaat uit alle personen tussen 20 en 70 jaar wonend in de steden en gemeenten Riemst, Voeren, Tongeren, Heers, Borgloon, Sint-Truiden, Gingelom, Nieuwerkerken, Wellen en Kortessem. Deze inwoners vormen de populatie Zuid- Limburg. Het volledige onderzoeksgebied of de populatie telt inwoners. Onderstaande tabel geeft de populatie weer voor de regio naar leeftijd en geslacht. Tabel 1: Populatie naar leeftijd en geslacht Leeftijd en geslacht AANTAL % MANNEN jaar , jaar , jaar ,1 TOTAAL MANNEN ,6 VROUWEN jaar , jaar , jaar ,9 TOTAAL VROUWEN ,4 TOTAAL jaar , jaar , jaar ,0 TOTAAL ,0 Ter vergelijking, op 1 januari 2011 bestond de Belgische bevolking voor 29% uit 20 tot 35-jarigen, voor 45% uit 35 tot 54-jarigen en voor 25% uit 55 tot 70-jarigen. Naar geslacht bestaat de Belgische bevolking voor 49% uit mannen en voor 51% uit vrouwen. 14

15 2.3 Steekproef Steekproeftrekking en bruto steekproef De enquête werd verstuurd naar inwoners tussen 20 en 70 jaar. Deze inwoners werden willekeurig geselecteerd uit de adresgegevens die aangeleverd werden door de gemeentelijke diensten. De adresgegevens zijn nodig voor het versturen van de enquêteformulieren, het registreren van de deelnemers en het versturen van een rappel aan de niet-respondenten. Voor de gebieden gemeenten werd deze selectie gemaakt uit alle inwoners tussen 20 en 70 jaar die wonen op het grondgebied van de gemeente. Voor de casegebieden werd er een selectie gemaakt van (delen van) straten die toegekend worden aan een bepaald casegebied. De gemeentebesturen geven input bij deze afbakening. De uiteindelijke keuze van de straten gebeurt door de Stuurgroep Milieugezondheidsenquête Limburg. Deze gebieden kunnen straten bevatten van meer dan 1 gemeente. Voor de afbakening van elk casegebied maken we gebruik van een lijst met straten. Op basis van deze stratenlijst, hebben we een steekproef getrokken uit de volledige bevolkingsregisters van de gemeenten om zo de inwoners van de casegebieden te selecteren. De deelnemers die geselecteerd zijn werden NIET op voorhand telefonisch gevraagd naar hun bereidheid tot deelname. Om te vermijden dat : De gerealiseerde steekproef niet voor 100% het te realiseren aantal enquêtes omvat; De gerealiseerde steekproef scheefgetrokken (gebiased) is door een ondervertegenwoordiging van bepaalde leeftijdsgroepen (al dan niet in combinatie met geslacht); hebben we gewerkt met een tweetrapssteekproef. In concreto betekende dit dat op basis van de responscijfers van de studies en Noord-Limburg en Maasland een eerste steekproef werd getrokken voor elke combinatie leeftijd x geslacht en dit voor elk van de 12 gebieden (10 gemeenten en 2 casegebieden). Vervolgens werd voor elk van de 12 gebieden nagegaan wat de respons was, alsook wat de totale respons was voor elke combinatie van leeftijd x geslacht. Op basis van deze responscijfers hebben we een tweede steekproef getrokken worden. We controleren dus met name drie parameters (gebied (N=12), en leeftijd (N=3) x geslacht (N=2)). Deze manier van werken is wetenschappelijk gezien superieur aan een klassieke steekproeftrekking. Deze noemt men een gestratifieerde toevalstrekking met gekend steekproefkader. 15

16 Onderstaande tabel toont het aantal respondenten dat we hebben moeten aanschrijven om aan de vooropgestelde doelen van 250 enquêtes per gemeente en 500 enquêtes per casegebied te behalen. Onder bruto steekproef of theoretische steekproef verstaan we de elementen die voor het onderzoek zijn geselecteerd. Met andere woorden bestaat de bruto steekproef uit alle inwoners uit die een vragenlijst in de bus hebben gekregen. In totaal werden inwoners uit uitgenodigd om deel te nemen aan de gezondheidsenquête. Tabel 2: Steekproeftrekking Populatie (aantal inwoners jaar) Bruto steekproef ZUID-LIMBURG AANTAL AANTAL Gemeente Borgloon Gingelom Heers Kortessem Nieuwerkerken Riemst exclusief casegebied Riemst Sint-Truiden exclusief casegebied Sint-Truiden Tongeren Voeren Wellen Totaal (excl. casegebieden) Casegebied Casegebied Riemst Casegebied Sint-Truiden Totaal casegebieden

17 2.3.2 Netto steekproef Onder de netto steekproef verstaan we steeds de gerapporteerde basis. Deze gerapporteerde basis is het aantal valide interviews op het einde van de rit, i.c. het aantal interviews dat verwerkt en gerapporteerd zal worden. Het zijn enkel deze geldige enquêtes die deel uitmaken van de gerapporteerde basis. Voor dit onderzoek bedraagt de gerapporteerde basis geldige enquêtes. Aan de hand van onderstaande tabel bekijken we hoe de netto steekproef is verdeeld naar leeftijd en geslacht. Tabel 3: Netto steekproefverdeling naar leeftijd en geslacht Leeftijd en geslacht AANTAL % MANNEN jaar , jaar , jaar ,8 TOTAAL MANNEN ,7 VROUWEN jaar , jaar , jaar ,7 TOTAAL VROUWEN ,3 TOTAAL jaar , jaar , jaar ,6 TOTAAL ,0 De steekproef werd onder andere afgebakend op basis van leeftijd met 20 jaar als ondergrens en 70 jaar als bovengrens. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers aan het onderzoek bedraagt 47,0 jaar. De grootste groep (43,3%) wordt gevormd door de 36 tot 54-jarigen. Drie respondenten op tien (29,6%) zijn 55 jaar of ouder, de resterende 27,1% is jonger dan 36 jaar. We merken op dat voor de sociodemografische beschrijving van de respondenten gebruik is gemaakt van de ongewogen data. 17

18 2.4 Responsgraad De verhouding tussen de netto steekproef en de bruto steekproef geeft de responsgraad weer. De totale responsgraad voor de milieugezondheidsenquête Zuid- Limburg bedraagt 33,5%. De volgende tabel geeft de resultaten weer voor alle gemeenten en de casegebieden. De hoogste respons werd behaald in Gingelom (36,2%), terwijl de medewerking onder de inwoners uit Sint-Truiden (29,2%) het laagst was. Tabel 4: Responsgraad Bruto steekproef Netto steekproef Responsgraad ZUID-LIMBURG AANTAL AANTAL % Gemeente Borgloon ,5 Gingelom ,2 Heers ,6 Kortessem ,9 Nieuwerkerken ,4 Riemst exclusief casegebied Riemst ,1 Sint-Truiden exclusief casegebied Sint-Truiden ,2 Tongeren ,7 Voeren ,8 Wellen ,5 Totaal (excl. casegebieden) ,3 Casegebied Casegebied Riemst ,0 Casegebied Sint-Truiden ,8 Totaal casegebieden ,9 Zoals blijkt uit onderstaande grafiek neemt de respons toe naarmate men ouder wordt en werken vrouwen over het algemeen beter mee dan mannen. 18

19 Tabel 5: Responsgraad naar leeftijd en geslacht Bruto steekproef Netto steekproef Responsgraad ZUID-LIMBURG AANTAL AANTAL % MANNEN jaar , jaar , jaar ,7 TOTAAL MANNEN ,7 VROUWEN jaar , jaar , jaar ,2 TOTAAL VROUWEN ,1 TOTAAL jaar , jaar , jaar ,4 TOTAAL ,5 19

20 2.5 Vergelijking met andere gegevens en resultaten uit andere studies Op het einde van elk hoofdstuk, willen we kort de belangrijkste resultaten kaderen door de vergelijking te maken met andere studies. De andere studies en gegevens waarmee de globale resultaten van de milieugezondheidsenquête Noord-Limburg & Maasland worden vergeleken, zijn de volgende: 1. De milieugezondheidsenquêtes van 2010 en Noord-Limburg en Maasland van 2011: Idem aan de huidige milieugezondheidsenquête, maar dan voor de gebieden West- Limburg en Noord-Limburg en Maasland. Deze studies vertonen de grootste gelijkenissen naar verwerking en rapportering met het huidig onderzoek. 2. De milieugezondheidsenquête Genk-Zuid van 2007: Met deze enquête wilde men nagaan in hoeverre milieuhinder en ervaren gezondheid in de woonomgeving van het industriegebied Genk-Zuid, verbonden zijn aan het wonen in deze regio en dus aan de blootstelling aan de plaatselijke industrie. Zowel milieuhinder, ervaren gezondheid als ongerustheid ten aanzien van de industrie, verschillen tussen de wijken rondom het industriegebied en de controlegebieden. De enquête toont ook verschillen in leefstijlfactoren en sociaal-economische parameters. 3. De Nationale gezondheidsenquête van 2008: In deze enquête wordt gepeild naar een groot aantal thema s dat gekozen werd in functie van de algemene doelstellingen van het volksgezondheidsbeleid en de internationale aanbevelingen. Deze thema s zijn gegroepeerd in vijf hoofdstukken: (1) gezondheidstoestand, (2) leefstijl, (3) preventie, (4) medische consumptie, (5) gezondheid en samenleving. Begin 2008 zijn in 159 Belgische gemeenten huishoudens geloot. In totaal hebben personen de gelegenheid gekregen om hun eventuele gezondheidsproblemen mee te delen. Op vraag van de Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale Zekerheid en het kabinet van het Federale Ministerie voor Volksgezondheid werden bij de organisatie van de Gezondheidsenquête 2008 schikkingen getroffen om meer precieze en meer relevante informatie te bekomen over de gezondheid van de oudere bevolking, dit met het oog op de verdere uitbouw van het beleid inzake de vergrijzingsproblematiek. De resultaten van de gezondheidsenquête moeten in een specifiek kader geplaatst en geïnterpreteerd worden. In de eerste plaats is er steeds een subjectief element aanwezig: het gaat over wat de ondervraagde personen vermelden. Voorts moet er 20

21 op gewezen worden dat de extrapolatie van de resultaten van de onderzochte steekproef op de totale bevolking aan een zekere foutmarge onderhevig is, niet alleen omdat niettegenstaande de inspanningen die geleverd werden om dit te voorkomen de representativiteit van de steekproef nooit 100% kan zijn, maar ook om louter statistische redenen. Het is dan ook belangrijk om te benadrukken dat de resultaten die in dit rapport vermeld worden, schattingen zijn, die enigszins kunnen verschillen van de cijfers die men zou bekomen indien men de totale bevolking zou hebben ondervraagd. Dit is des te meer het geval naarmate het aantal personen waarop de resultaten van toepassing zijn kleiner is: cijfers op het niveau van de gewesten zijn bijvoorbeeld iets minder precies dan deze op het niveau van het ganse land. 4. De SLO2-meting van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) van 2008: Het naast elkaar leggen van deze resultaten heeft als doel te vergelijken met het Vlaamse Gewest en dit op vlak van de ervaren milieuhinder en leefkwaliteit in de buurt. De SLO2-meting had als doelstelling een antwoord te vinden op de vraag naar de mate waarin de burgers van het Vlaamse Gewest hinder ervaren van geluid, geur en licht. In het kader van de milieupolitiek die Het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid voert, is er eind 2000 een referentie-enquête, SLO2, uitgevoerd welke erna tweemaal herhaald werd. De SLO2- meting is de meest recente (2008). De methode van LNE verschilt lichtjes van deze van de Milieugezondheidsenquête. Bij de milieugezondheidsenquête ging het om een volledig postaal onderzoek (met optie om online in te vullen). Bij de SLO2-meting heeft eerst een telefonische rekrutering plaatsgevonden alvorens de enquête postaal uit te sturen en in te vullen (geen optie om online in te vullen). De doelgroep van beide onderzoeken verschilt enerzijds naar regio: Vlaams Gewest versus 10 gemeenten in en anderzijds naar leeftijd: jaar versus jaar. Ook de antwoordschalen in beide onderzoeken zijn verschillend. Daarenboven worden de resultaten van de Milieugezondheisenquête ook naast de resultaten van de SLO2-meting specifiek voor de provincie Limburg - gelegd, met als doel de bevraagde regio s te vergelijken met de resultaten uit deze studie van de provincie Limburg en dit op vlak van de ervaren milieuhinder en leefkwaliteit in de buurt. 21

22 2.6 Verwerking van de gegevens Data cleaning Onder datacleaning wordt verstaan het optimaliseren van de datamatrix zodanig dat deze zo correct en zo volledig mogelijk is. Hierbij wordt het zorgvuldigheidsprincipe gehanteerd dat erin bestaat dat we maximaal proberen te vermijden dat antwoorden geïnterpreteerd moeten worden om te vermijden dat deze verkeerd zouden geïnterpreteerd worden. Eerst en vooral werd de datafile uitgezuiverd. Dit wil zeggen dat de onvoldoende ingevulde enquêtes uit de database geweerd werden. Na deze uitzuivering werd vervolgens ook gekeken naar de coherentie van de antwoorden en de antwoordpatronen. Dit omvat o.a. het nagaan van tegenspraak, het nagaan of de vragen die beantwoord zijn ook effectief moesten beantwoord worden, enz. In deze context dient benadrukt te worden dat ook de data-invoerstructuur met de daarbij horende conditionele vragen, filters en rules een instrument is om er voor te zorgen dat deze coherentie maximaal is. Wat betreft de gesloten vragen en de open vragen met voorgecodeerde antwoordmogelijkheden, deze zijn reeds gecodeerd aan de hand van de corresponderende value labels. De antwoorden op de restcategorieën (als andere ) worden verwerkt in twee fasen. Vooreerst worden de antwoorden als een text-string in het tabellenrapport opgenomen, opgelijst en gefatsoeneerd. Dit laat toe na te gaan wat de respondenten juist antwoorden en hoe ze dit antwoord formuleren. Daarna worden deze antwoorden gehercodeerd en wordt gezocht naar categorieën van antwoorden Kwaliteit van de interviews Een enquête dient aan een aantal criteria te voldoen vooraleer zij als een geldige enquête weerhouden wordt. Het zijn enkel deze geldige enquêtes die deel uitmaken van de gerapporteerde basis. Enkele voorbeelden van deze criteria zijn: minstens 90% van de karakteriserende variabelen moeten volledig en correct zijn; minstens 90% van een batterij van items die normaliter te beantwoorden zijn, moeten ook beantwoord zijn; minstens 90% van de relevante vragen moeten ook beantwoord zijn De afgenomen enquêtes blijken over het algemeen zeer volledig te zijn. Het aantal ontbrekende antwoorden per vraag is dan ook zeer beperkt. 22

23 2.6.3 Statistische weging Omdat op voorhand werd vastgelegd om 250 inwoners per gemeente en 500 inwoners per casegebied daadwerkelijk te bevragen (netto respons) is het aantal bevraagde personen per gemeente niet in verhouding tot het aantal inwoners per gemeente. In het bijzonder zijn de casegebieden oververtegenwoordigd en bepaalde gemeenten (bv. Riemst) ondervertegenwoordigd in de steekproef in verhouding tot de werkelijke populatieaantallen. Om representatieve uitspraken te kunnen formuleren voor gebaseerd op een representatief verdeelde netto steekproef die een perfecte weerspiegeling is van de werkelijke situatie, werd er met wegingsfactoren gewerkt. De bepaling van de wegingsfactoren ging als volgt in zijn werk. Op basis van het adressenbestand waarover we beschikten, werd de populatieverdeling voor de inwoners uit bekomen. Er werd met andere woorden een tabel opgesteld met het aantal inwoners per gebied naar leeftijd en geslacht. Eenzelfde tabel werd opgemaakt m.b.t. de steekproef van dit onderzoek. Deze tweede tabel bevatte aldus per gebied het aantal respondenten dat heeft meegewerkt aan het onderzoek. Door de populatieverdeling te delen door de steekproefverdeling bekomt men de wegingsfactoren die ervoor zorgen dat de resultaten herwogen worden in functie van de populatieverdeling naar leeftijd en geslacht Statistische significantie In dit onderzoek werden volgende cijfers weergegeven: Een cijfer voor Een cijfer voor ; Een cijfer voor Noord-Limburg en Maasland; Verschillen tussen deze drie regio s worden onderling getoetst Men spreekt van een statistisch significant verschil bijvoorbeeld tussen Zuid- Limburg en - indien dit verschil (bijna) niet aan toeval te wijten kan zijn. Significant op het 95% betrouwbaarheidsniveau houdt in dat de kans dat het verschil aan toeval te wijten is, 5% is. Alle significante verschillen worden in de tekst besproken. 23

24 2.6.5 Verstorende variabelen Tal van factoren waaronder leeftijd, geslacht, levensstijlfactoren, beroep, opleiding, inkomen, sociaal-economische status,... hebben een invloed hebben op de gezondheid en gezondheidsbeleving van de deelnemers. Verschillen in gezondheidstoestand tussen bijvoorbeeld het controle en case gebied kunnen overgeïnterpreteerd worden indien de verschillen niet gecorrigeerd worden voor verschillen in populatiesamenstelling van de verschillende gebieden. Hieronder een overzicht van de correcties die gebeurd zijn. De vraag met betrekking tot bezorgdheid om gezondheid (vraag 19) werd gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht Algemene gezondheidstoestand (vraag 20): correctie voor leeftijd en geslacht Beperkingen (Vraag 31): correctie voor leeftijd en geslacht Ziekte/aandoeningen (vraag 32) - Suikerziekte: correctie voor leeftijd, geslacht en bmi - Hart en vaatziekte: correctie voor leeftijd, geslacht, rookgedrag, alcoholgebruik, fysieke activiteit, bmi en suikerziekte - Migraine of hoofdpijn: correctie voor leeftijd en geslacht - Stoflong: correctie voor leeftijd en geslacht - Astma,...: correctie voor leeftijd, geslacht, rookgedrag en vocht/schimmel in slaapkamer - Spastische colon,..: correctie voor leeftijd en geslacht - Allergie: correctie voor leeftijd, geslacht en vocht/schimmel in slaapkamer - Gewrichtsaandoening: correctie voor leeftijd, geslacht, fysieke activiteit en bmi - Depressie: correctie voor leeftijd, geslacht - Andere psychische aandoening: correctie voor leeftijd, geslacht, - Kanker: correctie voor leeftijd, geslacht, rookgedrag, alcoholgebruik en bmi Gebruik van medicatie (vraag 33) - Pijnstillers : correctie voor leeftijd en geslacht - Slaap- en kalmeringsmiddelen: correctie voor leeftijd, geslacht - Antidepressiva: correctie voor leeftijd, geslacht - Andere medicatie: correctie voor leeftijd en geslacht Beroep gedaan op hulpverleners (vraag 34): correctie voor leeftijd en geslacht Stressbeleving (vraag 37): correctie voor leeftijd en geslacht 24

25 2.7 Leeswijzer: interpretatie resultaten Vooraleer we de eigenlijke resultaten van deze milieugezondheidsenquête bespreken, is het nuttig wat meer uitleg te geven bij hoe de resultaten en grafieken geïnterpreteerd / gelezen moeten worden. Vooreerst zullen we enkele algemene opmerkingen met betrekking tot de interpretatie van de resultaten beschrijven. Daarnaast worden de verschillende tabellen en grafieken die worden gebruikt besproken aan de hand van enkele voorbeelden. Algemene opmerkingen 1. Bij single respons-vragen, dus bij vragen waar er slechts één antwoord gegeven kan worden, dient de optelsom van de percentages van de verschillende antwoordmogelijkheden in principe 100% te zijn. Omwille van afrondingen kunnen er lichte afwijkingen zijn, d.w.z. dat de som van de percentages 99% of 101% is. 2. Sommige vragen uit de vragenlijst zijn multiple respons-vragen, bvb. de vraag Had u de laatste 12 maanden schimmel- of vochtplekken in uw woning en zo ja, waar?. Dit betekent dat de respondent meerdere antwoorden kan geven. Daardoor kan het totaalpercentage (dus de som van de percentages van de verschillende antwoordmogelijkheden) meer dan 100% bedragen. 3. Bepaalde vragen werden niet aan iedereen gesteld, bvb. de vraag Heeft u vroeger regelmatig gerookt? die enkel is bestemd voor diegenen die aangaven dat ze op het moment van de bevraging niet rookten. Het aantal respondenten waarop de vraag betrekking heeft, wordt steeds weergegeven onderaan de tabellen en grafieken (bvb. Basis = alle respondenten die op het ogenblik van de bevraging niet rookten (N=2.642). De weergegeven percentages worden dan ook berekend enkel op basis van de weerhouden respondenten, waarvan het aantal steeds onderaan de grafiek staat vermeld. 4. Bij een aantal vragen kon de bevraagde persoon antwoorden aan de hand van een vier- of vijfpuntenschaal, bvb. bij de vraag of men de afgelopen 12 maanden last had van geur van bepaalde bronnen. Om de resultaten van dit soort vragen makkelijker te kunnen interpreteren hebben we de antwoordmogelijkheden gegroepeerd. Meer bepaald nemen we de twee beste scores (de zogenaamde TOP2, bvb. niet merkbaar en merkbaar maar geen last ) en de twee slechtste scores (de zogenaamde BOTTOM2, bvb. tamelijk veel last en heel veel last ). 5. Ten slotte willen we een woordje uitleg plaatsten bij de interpretatie van de significanties. Wanneer bijvoorbeeld het voorkomen van stoflong significant hoger is onder de inwoners uit (0,7%) dan onder de inwoners uit (0,4%), betekent dit dat deze uitkomst in sterke mate de veronderstelling ondersteunt dat er een verband bestaat tussen het voorkomen van stoflong en het gebied waarin men woont. Toch willen we sterk benadrukken dat, ook al is het verschil significant, we nog steeds 25

26 spreken over zéér kleine aantallen. Het zou dus verkeerd zijn deze significantie te interpreteren als zou stoflong veel voorkomen onder de inwoners uit de casegebieden, het gaat immers nog steeds om slechts 0,7%. Het is belangrijk om dit steeds in het achterhoofd te houden bij het lezen van dit onderzoeksrapport. Om deze reden worden de significanties desgevallend niet weergegeven, maar aangeduid met *. Voorstelling grafieken en tabellen Alle verschillende soorten van tabellen en grafieken waarvan in dit rapport gebruik wordt gemaakt, worden aan de hand van een voorbeeld verduidelijkt. Vooreerst zullen de grafieken aan bod komen, waarna we dieper ingaan op de voorstelling van de resultaten in de tabellen. Een eerste soort grafieken vergelijkt de resultaten tussen de drie verschillende onderzoeksgebieden, nl., Noord-Limburg & Maasland en Zuid- Limburg. Vraag 40a. Herkomst respondent 94% 6% Noord-Limburg en Maasland 85% 15% 93% 7% 0% 20% 40% 60% 80% 100% België Buitenland Basis = alle respondenten uit (N=5.373), Noord-Limburg en Maasland (N=4.262) en (N=3.441) Een tweede soort grafieken bestaat uit verticale balken, die enkel de percentages van bepaalde antwoorden weergeven. Zo geeft onderstaande grafiek weer hoeveel respondenten een beetje eens tot helemaal eens zijn (TOP2) met de voorgelegde uitspraak. Welke percentages in de grafiek weergegeven worden staat duidelijk vermeld onder de vraagstelling. Opnieuw vergelijken we de drie verschillende onderzoeksgebied met elkaar. 26

27 Vraag 12B. In hoeverre bent u het eens met de volgende uitspraak? % een beetje eens + helemaal eens 25% 20% 15% 10% 10% 10% 11% 9% 9% 10% Noord-Limburg en Maasland 5% 0% De mensen in mijn buurt kunnen in het algemeen slecht met elkaar opschieten Ik ga liever niet om met de mensen die in mijn buurt w onen Basis = alle respondenten uit (N=5.342), Noord-Limburg en Maasland (N=4.313) en (N=3.431) Daarnaast komen in dit rapport drie verschillende soorten tabellen voor. In een eerste soort tabellen tonen we de resultaten voor de multiple respons-vragen, m.a.w. de vragen waarvoor de som van de percentages van de verschillende antwoordcategorieën meer dan 100% kan zijn. Deze tabellen (zie onderstaand voorbeeld) vergelijken de respondenten op basis van het onderzoeksgebied waarin men woont. Ziekten of aandoeningen afgelopen 12 maanden (1) Noord-Limburg & Maasland (2) (3) % % % Gewrichtsaandoening 26,9 23,8 25,9 Allergie 22,7 20,3 22,5 Migraine, ernstige hoofdpijn 18,9 15,9 18,1 Depressie 9 7,5 8,1 Hart en vaatziekte 8,8 8,1 9 Spastische colon, spastische darm, IBD 8,7 7,1 7,4 Astma, chronische bronchitis, longemfyseem of COPD 5,7 5,5 6,4 Andere psychische aandoening 4,2 2,8 3,1 Suikerziekte 2,4 1,5 1,6 Kanker 1,9 1,3 1,6 Stoflong 0,7 0,3 0,4 Ander langdurige ziekte of aandoening 10,7 9,6 40,0 Totaal 100,0 (N=3.484) 100,0 (N=4.386) 100,0 (N=5.425) Aan de hand van een tweede soort tabellen willen we nagaan of er m.b.t. bepaalde resultaten significante verschillen zijn naargelang het geslacht, de leeftijd, het rookgedrag en de sociaal-economische status van onze respondenten. We doen dit voor de belangrijkste resultaten die betrekking hebben op de gezondheid van de respondenten en de milieuhinder die ze ondervinden. 27

28 In onderstaand voorbeeld wordt de mate waarin men beroep doet op hulpverlening vergeleken naargelang de leeftijd van de respondenten. In de laatste kolom wordt weergegeven welke (leeftijds)groepen significant van elkaar verschillen. Toegepast op het voorbeeld, zien we dat de 20 tot 35-jarigen significant vaker een bezoek brengen aan de tandarts (87,3%) dan de 55 tot 70-jarigen (72,9%). Dit wordt aangeduid in de laatste kolom met 1/3, nl. groep 1 (20-35j) verschilt significant van groep 3 (55-70j) j (1) 36-54j (2) 55-70j (3) Leeftijd Huisarts Tandarts Specialist, na verwijzing arts Spoeddienst, na verwijzing arts Spoeddienst, op eigen initiatief 92,8% 87,3% 25,7% 6,8% 10,9% 91,0% 87,5% 37,3% 5,9% 6,8% 96,0% 72,9% 47,6% 9,4% 4,5% 1/3, 2/3 1/3, 2/3 1/2, 1/3, 2/3 2/3 1/2, 1/3 Een derde soort tabellen laat toe een vergelijking te kunnen maken tussen de resultaten van de huidige studie met gegevens uit andere studies. Daarbij hebben we getracht steeds de cijfers weer te geven waarvoor een vergelijkingsbasis kon worden gevonden met andere resultaten. Wanneer voor een bepaald item of antwoordcategorie geen cijfers beschikbaar zijn uit een andere studie waarmee wordt vergeleken, wordt dit genoteerd als geen cijfers. Daarenboven is het niet altijd mogelijk om eenzelfde thema of onderwerp dat in verschillende enquêtes of gegevens aan bod kwam, te vergelijken omdat de onderliggende vragen en/of bepaalde begripsomschrijvingen niet dezelfde waren en/of omdat de antwoorden op een andere manier werden verwerkt. Wanneer we toch percentages vergelijken waarvan we weten dat ze op afwijkende definities zijn gebaseerd, wordt dit steeds vermeld. Wanneer bijvoorbeeld fysieke activiteit in de Nationale gezondheidsenquête een andere definitie krijgt dan in het huidig onderzoek, vermelden we dit tussen haakjes bij het desbetreffende percentage. Deze tabellen zijn louter beschrijvend, zonder statistische toetsing. Zoals onderstaand voorbeeld duidelijk maakt, moeten de percentages verticaal worden vergeleken. Zo zien we dat 14% van de inwoners uit tamelijk veel last of heel veel last heeft van geluid afkomstig van het wegverkeer ten opzichte van 18% van de inwoners uit Genk-Zuid. Hinder van geluid (als men thuis is) (1) % tamelijk veel last tot heel veel last van geluidsproblemen wegverkeer industrie vliegtuigen treinen horeca ZUID-LIMBURG 14% 1% 4% 2% 2% Noord-Limburg en Maasland 12% 1% 8% 0% 2% 13% 2% 9% 2% 3% Genk-Zuid 18% 5% geen cijfers geen cijfers geen cijfers Nationale enquête geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers SLO 2 meting LNE 11% 4% 2% 1% 2% SLO 2 meting LNE (Limburg) 8% 1% 4% 1% 1% 28

29 3. Resultaten 3.1 Steekproefbeschrijving In een eerste luik van dit onderzoeksrapport, schetsen we een profiel van onze respondenten. Hiermee bieden we een kader waarbinnen later bepaalde resultaten m.b.t. milieu en gezondheid kunnen worden geïnterpreteerd. Achtereenvolgens komen volgende zaken aan bod: een beschrijving in termen van herkomst, een bespreking van de socio-economische situatie van de respondenten en een analyse van de gezinssamenstelling Herkomst Het merendeel van onze respondenten uit (93,6%) is in België geboren. Bekijken we onderstaande grafiek, valt op dat de respondenten binnen de regio Noord-Limburg en Maasland vaker in het buitenland geboren zijn. Zo zien we dat voor het totaal van Noord-Limburg en Maasland 85,4% van de respondenten België als geboorteland opgeeft. Het mag niet verbazen dat een groot deel van de respondenten uit Noord-Limburg en Maasland (12,0%) in Nederland is geboren, aangezien meerdere deelnemende gemeenten grenzen aan Nederland. Het verschil met zowel de respondenten uit als uit, is significant. Grafiek 1: Steekproefverdeling volgens herkomst respondent Vraag 40a. Herkomst respondent 94% 6% Noord-Limburg en Maasland 85% 15% 93% 7% 0% 20% 40% 60% 80% 100% België Buitenland Basis = alle respondenten uit (N=5.373), Noord-Limburg en Maasland (N=4.262) en (N=3.441) De deelnemers aan de milieugezondheidsenquête in beschouwing genomen, stellen we vast dat de grote meerderheid Belgische ouders heeft. 92,1% 29

30 van de respondenten heeft een moeder die in België is geboren, terwijl 92,5% een in België geboren vader heeft. Ook met betrekking tot de herkomst van de moeder en de vader van de respondent zijn er significante verschillen tussen de drie regio s. We stellen vast dat de drie gebieden onderling significant van elkaar verschillen. Onder de inwoners uit Noord- Limburg en Maasland zijn zowel de moeder als de vader van de bevraagde persoon frequenter in het buitenland geboren in vergelijking met de inwoners uit en. Meer bepaald heeft in Noord-Limburg en Maasland ongeveer één respondent op vijf een moeder (19,8%) of vader (19,3%) van buitenlandse afkomst. Grafiek 2: Steekproefverdeling volgens herkomst moeder respondent Vraag 40b. Herkomst moeder respondent 92% 8% Noord-Limburg en Maasland 80% 20% 87% 13% 0% 20% 40% 60% 80% 100% België Buitenland Basis = alle respondenten uit (N=5.257), Noord-Limburg en Maasland (N=4.095) en (N=3.329) Grafiek 3: Steekproefverdeling volgens herkomst vader respondent Vraag 40c. Herkomst vader respondent 93% 7% Noord-Limburg en Maasland 81% 19% 87% 13% 0% 20% 40% 60% 80% 100% België Buitenland Basis = alle respondenten uit (N=5.252), Noord-Limburg en Maasland (N=4.095) en (N=3.323) In onderstaand overzicht worden de significante verschillen tussen de drie bestudeerde regio s met betrekking tot de herkomst van de respondent en diens vader en moeder aangeduid. 30

31 (1) Noord- Limburg en Maasland (2) (3) Significanties Herkomst respondent België Nederland Frankrijk Duitsland Italië Spanje Griekenland Turkije Marokko Ander land 92,9% 1,3% 0,1% 0,9% 0,5% 0,4% 0,2% 2,0% 0,2% 1,6% 85,4% 12,0% 0,1% 0,8% 0,3% 0,1% 0,2% 0,7% 0,0% 0,4% 93,6% 4,2% 0,1% 0,5% 0,2% 0,0% 0,2% 0,0% 0,0% 0,1% 1/2, 2/3 1/2, 1/3, 2/3 NS NS NS 1/3 NS 1/2, 1/3, 2/3 * 1/2, 1/3 (1) Noord- Limburg en Maasland (2) (3) Significanties Herkomst vader en/of moeder België (moeder) België (vader) Nederland Frankrijk Duitsland Italië Spanje Griekenland Turkije Marokko Ander land 87,4% 87,2% 3,0% 0,4% 1,6% 2,5% 0,9% 0,2% 3,7% 0,5% 3,1% 80,2% 80,7% 16,4% 0,2% 2,1% 2,3% 0,6% 0,5% 1,2% 0,0% 0,5% 92,1% 92,5% 5,6% 0,4% 0,8% 0,6% 0,1% 0,2% 0,0% 0,0% 0,1% 1/2, 1/3, 2/3 1/2, 1/3, 2/3 1/2, 1/3, 2/3 NS 1/3, 2/3 1/3, 2/3 1/3, 2/3 NS 1/2, 1/3, 2/3 1/2, 1/3 1/2, 1/3 31

32 3.1.2 Opleiding, beroep, sociale klasse, inkomen, eigenaar / huurder woning Wat opleidingsniveau betreft hebben bijna drie ers op tien (28,3%) lager middelbaar of minder als hoogste opleidingsniveau. Ongeveer één respondent op drie (34,1%) beëindigde het hoger secundair onderwijs zonder daarna verder te studeren. Bijgevolg telt meer dan één op drie (37,5%) hoger geschoolde respondenten. Bekijken we de verschillen tussen de onderzoeksgebieden aan de hand van onderstaande figuur, valt op dat er onder de inwoners uit Noord-Limburg en Maasland minder hoger geschoolde respondenten zijn (34,1% t.o.v. 39,1% in en 37,5% in ). De waargenomen verschillen tussen de drie bestuurde regio s zijn echter niet significant. Grafiek 4: Steekproefverdeling volgens opleiding Vraag 43. Wat is de hoogste schoolopleiding die u voltooide? 8% 21% 34% 30% 6% Noord-Limburg en Maasland 8% 22% 36% 27% 6% 9% 20% 32% 30% 8% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Lager onderw ijs Middelbaar: lager secundair onderw ijs (ASO, TSO of BSO) Middelbaar: hoger secundair onderw ijs (ASO, TSO of BSO) Hoger niet-universitair onderw ijs Universitair onderw ijs Post-universitair onderw ijs Basis = alle respondenten uit (N=5.306), Noord-Limburg en Maasland (N=4.309) en (N=3.416) We stellen vast dat meer dan zes respondenten op tien (62,7%) betaald werk had op het ogenblik van de bevraging. Het al dan niet hebben van betaald werk, verschilt niet significant tussen de onderzoeksgebieden (zijnde, Noord-Limburg & Maasland en Zuid- Limburg). 32

33 Grafiek 5: Steekproefverdeling volgens het al dan niet hebben van betaald werk Vraag 44. Hebt u op dit ogenblik betaald w erk? 63% 37% Noord-Limburg en Maasland 64% 36% 64% 36% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Ja Neen Basis = alle respondenten uit (N=5.315), Noord-Limburg en Maasland (N=4.307) en (N=3.442) Binnen de groep van beroepsactieve deelnemers zijn de bedienden (inclusief ambtenaren) het meest vertegenwoordigd (58,6%). Een tweede grote groep wordt gevormd door de arbeiders. Het aandeel arbeiders bedraagt 25,0%. Daarnaast is telkens een kleine minderheid werkzaam als zelfstandige waarbij hij of zij maximaal 5 werknemers in dienst heeft, als landbouwer, als vrije beroeper of als ondernemingsleider. Beschouwd naar regio, kunnen enkele significante verschillen worden vastgesteld. Ten eerste telt Noord-Limburg en Maasland significant meer arbeiders én significant minder bedienden in vergelijking met en. Ten tweede zijn er in de regio significant minder landbouwers dan in Noord-Limburg en Maasland en (0,2% t.o.v. 0,6% respectievelijk 0,7%). Grafiek 6: Steekproefverdeling volgens huidig beroep Vraag 45. Wat is uw huidig beroep? 25% 59% 7% 3% 3% Noord-Limburg en Maasland 31% 49% 8% 4% 6% 26% 58% 6% 2% 6% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Arbeider Bediende, ambtenaar Kleine zelfstandige Landbouw er Vrij beroep Ondernemingsleider Andere Basis = alle respondenten met betaald werk uit (N=3.323), Noord-Limburg en Maasland (N=2.633) en (N=2.214) 33

34 Aan de deelnemers die op het ogenblik van de bevraging geen betaald werk hadden, stelden we de vraag waarom dit zo was. Uit de resultaten blijkt dat men meestal geen betaald werk had omdat men reeds op (pré)pensioen is gegaan (44,5%). Bekijken we grafiek 7, stellen we vast dat Noord-Limburg en nauwelijks van elkaar verschillen met betrekking tot de redenen waarom men geen betaald werk heeft. Geen van de waargenomen verschillen is dan ook significant. Tussen en de overige regio s zijn er echter meer verschillen, die bovendien significant blijken te zijn. Ten eerste zien we dat in significant meer inwoners op (pré)pensioen zijn. Ten tweede blijkt dat significant meer inwoners telt die niet werken wegens ziekte of invaliditeit. Ten derde stellen we vast dat het aandeel respondenten dat het huishouden doet zonder vergoeding significant kleiner is onder de inwoners uit. Ten slotte verschilt Zuid- Limburg van Noord-Limburg en Maasland in die zin dat de laatstgenoemde regio meer studenten telt. Grafiek 7: Steekproefverdeling volgens redenen waarom men geen betaald werk heeft Vraag 46. Bent u... 45% 19% 14% 9% 13% Noord-Limburg en Maasland 37% 15% 16% 13% 19% 38% 14% 15% 11% 22% 0% 20% 40% 60% 80% 100% (Pre)pensioen Ziekte of invaliditeit Werkloos Student Ik doe het huishouden, zonder vergoeding Basis = alle respondenten uit (N=1.992), Noord-Limburg en Maasland (N=1.674) en (N=1.228) die op het ogenblik van de bevraging geen betaald werk hadden In wat volgt bekijken we tot welke sociale klasse de respondenten uit behoren. De bepaling van de sociale groepen gebeurt aan de hand van een ratio berekend op basis van het beroep van de respondent en zijn opleidingsniveau. Zoals blijkt uit grafiek 8 behoort de grootste groep (41,1%) tot de middenklasse. Drie op tien (29,8%) van de bevraagde inwoners behoort tot de lagere sociale klasse. Het aandeel respondenten dat tot de hoogste sociale klasse behoort bedraagt 29,0%. Een vergelijking tussen de verschillende onderzoeksgebieden leert dat de regio Noord-Limburg en Maasland significant meer inwoners telt die behoren tot de middenklasse in vergelijking met en (45,9% t.o.v. 40,6% respectievelijk 41,1%). Daarnaast wonen er in Noord-Limburg en Maasland significant minder inwoners uit de hoogste sociale klasse (24,1% t.o.v. 28,4% () en 29,0% ()). 34

35 Grafiek 8: Steekproefverdeling volgens sociale klasse Sociale klasse [SES] 30% 41% 29% Noord-Limburg en Maasland 30% 46% 24% 31% 41% 28% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Laag Midden Hoog Basis = alle respondenten uit (N=5.172), Noord-Limburg en Maasland (N=4.204) en (N=3.379) In het kader van de bespreking van de socio-economische situatie van de respondenten, bekijken we enerzijds het maandelijkse netto inkomen van het huishouden waartoe men behoort 1 en anderzijds de mate waarin men hiermee toekomt. In wordt de grootste groep (28,0%) gevormd door de deelnemers die maandelijks over een gezamenlijk netto-inkomen van minimaal 1250 maar minder dan 2000 beschikken. Slechts een fractie van onze respondenten (3,8%) heeft een totale te besteden inkomen van 5000 of meer per maand. Uit een vergelijking tussen de verschillende onderzoeksgebieden blijkt dat de resultaten voor significant verschillen van de resultaten voor Noord- Limburg en Maasland. 1 Met het netto-inkomen van het huishouden per maand wordt het totale te besteden inkomen bedoeld, dus inclusief loon, vervangingsinkomens, kinderbijslag, enz. De inkomens van alle personen in het huishouden worden samengeteld, dus ook de bijdragen van de inwonende kinderen. 35

36 Grafiek 9: Steekproefverdeling volgens netto maandelijks inkomen per huishouden Vraag 47. Wat is het netto inkomen van uw huishouden per maand? 2% 12% 28% 22% 18% 15% 3% Noord-Limburg en Maasland 2% 12% 30% 20% 20% 13% 3% 3% 11% 27% 21% 19% 15% 3% 0% 20% 40% 60% 80% 100% < < < < < < <7500 >7500 Basis = alle respondenten uit (N=5.046), Noord-Limburg en Maasland (N=3.972) en (N=3.191) We stelden de vraag in hoeverre men erin slaagt rond te komen met het maandelijkse netto-inkomen. Uit de resultaten blijkt dat 35,8% van de respondenten uit Zuid- Limburg gemakkelijk kan toekomen met hetgeen ze maandelijks aan inkomsten genereren. Bijna de helft van de ondervraagden (44,6%) heeft maar net voldoende aan het bedrag waarover zijn of haar huishouden maandelijks kan beschikken. Voor 19,7% van de deelnemers is het moeilijk tot zeer moeilijk om maandelijks rond te komen. Beschouwd naar regio, stellen we vast dat de inwoners uit Noord-Limburg en Maasland vaker gemakkelijk rondkomen met het maandelijkse netto inkomen en het minder vaak moeilijk tot zeer moeilijk hebben om toe te komen. De verschillen met en zijn significant. We stellen dus enerzijds vast dat binnen de regio Noord-Limburg en Maasland significant minder inwoners uit de hoogste sociale klasse komen, maar dat anderzijds de inwoners uit Noord-Limburg en Maasland significant vaker gemakkelijk en significant minder vaak moeilijk toekomen met het maandelijkse netto inkomen. 36

37 Grafiek 10: Steekproefverdeling volgens financiële situatie Vraag 48. Hoe komt uw huishouden toe met het maandelijkse netto inkomen? 36% 45% 15% 4% Noord-Limburg en Maasland 42% 43% 11% 4% 37% 46% 14% 3% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Gemakkelijk Juist Moeilijk Zeer moeilijk Basis = alle respondenten uit (N=5.248), Noord-Limburg en Maasland (N=4.247) en (N=3.393) Een derde aspect waarmee we de sociaal-economische situatie van de respondenten in kaart willen brengen, heeft betrekking op de vraag of men al dan niet eigenaar is van een (gezins)woning. Algemeen beschouwd, zien we dat de grote meerderheid van de gezinnen in (84,0%) over een eigen woning beschikt. Ongeveer één respondent op acht (12,1%) is huurder van een privé-woning, 4,0% is huurder van een sociale woning. Er kunnen geen significante verschillen worden vastgesteld naargelang de bevraagde regio. Grafiek 11: Steekproefverdeling volgens eigendom woning Vraag 2. Is uw gezin eigenaar of huurder van de w oning? 84% 12% 4% Noord-Limburg en Maasland 85% 11% 4% 85% 11% 3% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Eigenaar Huurder van een privé-w oning Huurder van een sociale w oning Basis = alle respondenten uit (N=5.358), Noord-Limburg en Maasland (N=4.275) en (N=3.445) 37

38 3.1.3 Gezinssamenstelling: aantal personen (kinderen + leeftijd & volwassenen), gehuwd Voor de regio geldt dat meer dan twee derde van de inwoners samenwoonde op het moment dat hij/zij de vragenlijst invulde, hetzij gehuwd (53,1%) hetzij ongehuwd (15,1%). Ongeveer één deelnemer op vijf (17,9%) is nooit gehuwd geweest, 11,1% is gescheiden en slechts een fractie van de respondenten (2,8%) is weduwe of weduwnaar. Er kunnen meerdere significante verschillen tussen de drie regio s worden vastgesteld. Ten eerste blijkt dat meer gehuwden telt in vergelijking met Noord-Limburg en (59,9% t.o.v. 55,6% respectievelijk 53,1%). Ten tweede stellen we vast dat het aandeel ongehuwden groter is in Noord-Limburg en Maasland vergeleken met de overige regio s (20,7% t.o.v. telkens 17,9%). Ten derde ligt het aandeel gescheiden respondenten hoger in (11,1% t.o.v. 6,9% () en 7,2% (Noord-Limburg en Maasland)). Tot slot zijn er meer respondenten die weduwe of weduwnaar zijn in Noord-Limburg en Maasland vergeleken met (3,1% t.o.v. 1,9%). Grafiek 12: Steekproefverdeling volgens burgerlijke staat Vraag 41. Bent u? 53% 15% 18% 11% 3% Noord-Limburg en Maasland 56% 13% 21% 7% 3% 60% 13% 18% 7% 2% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Gehuw d Ongehuw d (nooit gehuw d gew eest) Weduw e, w eduw naar Samenw onend Gescheiden, gescheiden levend Basis = alle respondenten uit (N=5.353), Noord-Limburg en Maasland (N=4.334) en (N=3.429) In navolging van de verdeling naargelang de burgerlijke staat, zullen we de gezinsgrootte van de bevraagde inwoners in kaart brengen. Uit de resultaten blijkt dat bijna twee derde van de respondenten (65,3%) geen inwonende minderjarige kinderen heeft. verschilt significant van de regio s en met betrekking tot het aantal minderjarige kinderen binnen het gezin van de respondent. 38

39 Grafiek 13: Steekproefverdeling volgens aantal kinderen in het gezin Vraag 42A. Met welke personen w oont u momenteel samen? Aantal minderjarige kinderen 65% 16% 13% 4% Noord-Limburg en Maasland 66% 14% 14% 4% 58% 19% 18% 4% 0% 20% 40% 60% 80% 100% geen of meer Basis = alle respondenten uit (N=5.353), Noord-Limburg en Maasland (N=4.334) en (N=3.429) Bekijken we het aantal volwassenen (de respondent inbegrepen) waarmee de ondervraagde deelnemers samenwonen, zien we dat het merendeel van de gezinnen uit (56,8%) uit 2 volwassenen bestaat. Bekijken we grafiek 14, zien we dat er grote (en bijgevolg significante) verschillen zijn tussen de regio s onderling met betrekking tot het aantal volwassenen waarmee de respondenten een gezin vormen. Het meest in het oog springende resultaat is het feit dat vergeleken met meer dan dubbel zoveel inwoners uit alleen (zonder volwassenen) wonen. Het mag duidelijk zijn dat meer grote gezinnen telt in vergelijking met de overige regio s. Grafiek 14: Steekproefverdeling volgens aantal volwassenen in gezin Vraag 42B. Met w elke personen w oont u momenteel samen? Aantal volw assenen, uzelf inbegrepen 25% 57% 13% 5% Noord-Limburg en Maasland 16% 59% 15% 8% 11% 57% 19% 11% 0% 20% 40% 60% 80% 100% meer dan 6 Basis = alle respondenten uit (N=5.189), Noord-Limburg en Maasland (N=4.131) en (N=3.421) 39

40 3.1.4 Woonomgeving Met betrekking tot de woonomgeving van de respondenten, gaan we na hoe lang men al op zijn huidige adres woont. Bijna de helft van de ers (43,2%) woont reeds langer dan 19 jaar in dezelfde wijk. Ongeveer één deelnemer op vijf (19,5%) woont 10 tot 19 jaar op het huidige adres. Bijna één inwoner op vier (23,8%) uit woont maximaal 4 jaar in de wijk. De overige inwoners (13,6%) wonen 5 tot 9 jaar op het adres waar ze nu wonen. De zeer kleine verschillen tussen de inwoners uit de verschillende onderzoeksgebieden doorstaan de significantietoets niet. Grafiek 15: Steekproefverdeling volgens aantal jaar in de buurt Vraag 10a. Hoe lang woont u in deze w ijk? 24% 14% 19% 43% Noord-Limburg en Maasland 22% 14% 20% 44% 21% 13% 23% 43% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 0-4 jaar 5-9 jaar jaar > 19 jaar Basis = alle respondenten uit (N=5.276), Noord-Limburg en Maasland (N=4.318) en (N=3.325) 40

41 3.2 Resultaten in verband met gezondheid In dit eindrapport van de milieugezondheidsenquête willen we uitgebreid aandacht schenken aan de gezondheidstoestand van de bevraagde personen. De resultaten met betrekking tot de vragen over de gezondheid van onze deelnemers zullen in dit deel worden behandeld. Achtereenvolgens komen de volgende aspecten aan bod: de levensstijl van de respondent, zijn gezondheidstoestand en hoe hij deze evalueert Levensstijl Menig onderzoek heeft reeds de gezondheidsconsequenties van bepaald gedrag zoals alcoholgebruik en roken in kaart kunnen brengen. Gezondheid en levensstijl houden dan ook duidelijk verband met elkaar. De levensstijl van een persoon omvat veel uiteenlopende aspecten, waarvan we de volgende zullen bespreken: de hoeveelheid fysieke activiteit die men uitoefent, mate van alcoholgebruik, rookgedrag, gewicht, voedingsgewoonten en het gebruik van zaken zoals luchtverfrissers en geurkaarsjes F Y S I E K E AC T I V I T E I T Fysieke activiteit krijgt in deze studie een ruime opvatting. Onder matige fysieke inspanning verstaan we onder andere het beoefenen van recreatiesporten, wandelen, tuinieren of dweilen. Een harde training, zwaar werk in de tuin of het uitoefenen van een fysiek zware job worden als intensieve fysieke activiteiten beschouwd. Algemeen beschouwd stellen we vast dat de meerderheid van de deelnemers uit (61,0%) op zijn minst vier uur per week matige fysieke inspanningen leveren. Ongeveer één deelnemer op vijf (19,1%) beweegt zelfs meerdere keren per week intensief. Dit betekent ook dat een groot deel van de respondenten de wenselijke gezondheidsnorm, zijnde vier uur per week matige fysieke activiteit, niet haalt. Het percentage inwoners dat de wenselijke gezondheidsnorm niet haalt bedraagt 35,2% in, 32,9% in Noord-Limburg en Maasland en 39,0% in Zuid- Limburg. Daarmee verschilt significant van de overige regio s. 41

42 Grafiek 16: Fysieke activiteit Vraag 21. Beschrijf uw fysieke activiteit in de afgelopen 12 maanden? 10% 29% 42% 19% Noord-Limburg en Maasland 8% 25% 47% 21% 8% 27% 47% 18% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Geen fysieke activiteit >4u/w eek matige fysieke activiteit <4u/w eek matige fysieke activiteit Meerdere keren per w eek intensief bew egen Basis = alle respondenten uit (N=5.362), Noord-Limburg en Maasland (N=4.332) en (N=3.438) A L C O H O L G E B R U I K Iets minder dan acht respondenten op tien uit (78,6%) hebben het voorbije jaar alcohol gedronken. De grootste groep (49,1%) wordt gevormd door de deelnemers die de afgelopen 12 maanden op 1 tot 4 dagen per maand alcohol hebben gedronken. Ongeveer drie deelnemers op tien (29,5%) dronken het voorbije jaar minstens twee dagen per week alcohol, een minderheid van 7,0% deed dit (bijna) dagelijks. De mate van alcoholgebruik varieert niet significant tussen de inwoners uit West- Limburg, Noord-Limburg en Maasland en. Grafiek 17: Alcoholgebruik Vraag 22. Hoe vaak hebt u de afgelopen 12 maanden eender w elke alcoholische drank gedronken? 21% 49% 22% 7% Noord-Limburg en Maasland 22% 47% 26% 5% 22% 48% 23% 7% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Nooit Op 1 tot 4 dagen per maand Op 2 tot 5 dagen per w eek Op 6 tot 7 dagen per w eek Basis = alle respondenten uit (N=5.390), Noord-Limburg en Maasland (N=4.351) en (N=3.468) 42

43 Bekijken we de hoeveelheid glazen alcohol die doorgaans in een week worden genuttigd, zien we dat meer dan één derde van de deelnemers uit (34,4%) in een gewone week geen enkel glas alcohol drinkt. De helft van onze ondervraagde personen (51,2%) drinkt gemiddeld 1 tot 10 glazen alcohol per week. Als norm voor schadelijk alcoholgebruik wordt vaak 21 glazen per week genomen. Wanneer we dit criterium hanteren, kan 3,1% van onze deelnemers als problematische drinker worden beschouwd. Ook met betrekking tot het aantal glazen alcohol dat men consumeert op een doorsnee week, kunnen geen significante verschillen worden vastgesteld naargelang het bestudeerde onderzoeksgebied. Grafiek 18: Aantal glazen alcohol Vraag 23. Hoeveel glazen alcohol drinkt u in een doorsnee w eek? 34% 51% 11% 2% Noord-Limburg en Maasland 35% 51% 11% 2% 37% 51% 10% 1% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Geen Minder dan 10 glazen 10 tot en met 20 glazen 21 tot en met 30 glazen 31 glazen of meer Basis = alle respondenten uit (N=5.390), Noord-Limburg en Maasland (N=4.356) en (N=3.466) 43

44 R O O K G E D R AG Ongeveer één vierde (25,1%) van de ondervraagde inwoners uit is een roker. 20,4% van de respondenten rookt minder dan 20 sigaretten per dag, terwijl 4,7% meer dan 20 sigaretten per dag rookt. Wanneer enkel de rokers worden weerhouden, zien we dat 34,9% minder dan 10 sigaretten rookt per dag, 46,3% 11 tot 20 sigaretten rookt per dag en bijgevolg 18,7% meer dan 20 sigaretten rookt per dag. De verschillen in rookgedrag tussen de inwoners uit enerzijds en de inwoners uit en Noord-Limburg en Maasland anderzijds zijn significant. Grafiek 19: Actief rookgedrag Vraag 24. Rookt u nu? En zo ja, hoeveel sigaretten rookt u gemiddeld per dag? 75% 9% 12% 4% Noord-Limburg en Maasland 78% 8% 10% 4% 78% 9% 10% 3% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Nee Ja, <10 sigaretten/dag Ja, sigaretten/dag Ja, sigaretten/dag Ja, >31 sigaretten/dag Basis = alle respondenten uit (N=5.403), Noord-Limburg en Maasland (N=4.358) en (N=3.468) Aan diegenen die antwoordden geen roker te zijn, stelden we de vraag of men vroeger regelmatig heeft gerookt. Dit blijkt voor meer dan een derde van de weerhouden ers (34,2%) het geval te zijn. Het aandeel ex-rokers verschilt niet significant tussen de drie bestudeerde regio s. 44

45 Grafiek 20: Aandeel ex-rokers Vraag 25. Indien u nu niet rookt, heeft u vroeger regelmatig gerookt? 34% 66% Noord-Limburg en Maasland 33% 67% 33% 67% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Ja Neen Basis = alle respondenten uit (N=3.328), Noord-Limburg en Maasland (N=4.180) en (N=2.642) die op het ogenblik van de bevraging niet rookten De populatie van bestaat dus voor 25,1% uit rokers en voor 23,8% 2 uit ex-rokers. Dit betekent dat bijna de helft van de bevraagde deelnemers (48,9%) rookt of ooit heeft gerookt. Volgend op de vraag of men al dan niet rookt of heeft gerookt, gingen we na of er bij onze respondenten dagelijks binnenshuis wordt gerookt. Grafiek 21 toont aan dat 18,5% van de ondervraagde deelnemers uit binnenshuis wordt blootgesteld aan rook. Wanneer enkel de niet-rokers worden weerhouden, bedraagt dit percentage 7,9%. Deze deelnemers kunnen als louter passieve rokers worden beschouwd. Een vergelijking tussen de verschillende onderzoeksgebieden toont aan dat de waargenomen verschillen niet significant zijn. Grafiek 21: Passief rookgedrag Vraag 26. Wordt er elke dag in uw w oning gerookt? 19% 81% Noord-Limburg en Maasland 18% 82% 18% 82% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Ja Neen Basis = alle respondenten uit (N=5.392), Noord-Limburg en Maasland (N=4.278) en (N=3.431) 2 % berekend op basis van de volledige steekproef en niet enkel op basis van de respondenten die op het ogenblik van de bevraging niet roken. 45

46 B M I Een vierde aspect binnen de gezondheidstoestand van de respondenten betreft zijn of haar gewichtstoestand. Deze wordt bepaald op basis van de BMI, zijnde de Body Mass Index. De BMI wordt berekend door het gewicht in kilogram te delen door het kwadraat van de lengte in meter (kg/m²) en geeft een indicatie of men aan overgewicht of aan ondergewicht lijdt. Een normale BMI ligt tussen 20 en 25, vanaf 25 spreekt men van overgewicht. Iemand met een BMI van 30 of meer lijdt aan zwaarlijvigheid of obesitas. Er is sprake van ondergewicht wanneer men een BMI heeft die lager is dan 20. De gemiddelde inwoner uit weegt 74 kilogram en is 1,72 meter lang. Dit komt neer op een BMI van 25,2 wat dus betekent dat de gemiddelde deelnemer aan de milieugezondheidsenquête (licht) overgewicht heeft. Zoals blijkt uit grafiek 22 heeft iets meer dan de helft van de ondervraagde respondenten (50,6%) een normale gewichtstoestand. Meer dan één deelnemer op drie (34,8%) lijdt aan licht tot matig overgewicht, één deelnemer op acht (12,1%) heeft een problematische gewichtstoestand die als zwaarlijvigheid kan worden beschouwd. Dit betekent dat bijna de helft van de inwoners uit (45,2%) kampt met overgewicht en dus een gewichtstoestand kent die schadelijk kan zijn voor de gezondheid. Een zeer kleine minderheid (2,4%) van de respondenten heeft een BMI kleiner dan 20 en weegt dus minder dan normaal is voor zijn lengte. De inwoners uit hebben een significant gezondere gewichtstoestand in vergelijking met de inwoners uit Noord-Limburg en Maasland en. Onder de deelnemers uit kampt 43,1% met overgewicht. In Noord-Limburg en Maasland en bedraagt dit percentage 45,2% respectievelijk 46,9%. Grafiek 22: Gewichtstoestand BMI 2% 51% 35% 12% Noord-Limburg en Maasland 2% 53% 33% 12% 3% 54% 33% 11% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Ondergew icht Normaal gew icht Licht en matig overgew icht Ernstig en ziekelijk overgew icht Basis = alle respondenten uit (N=5.255), Noord-Limburg en Maasland (N=4.026) en (N=3.271) 46

47 V O E D I N G S G E W O O N T E N Een gezonde voeding en dito voedingsgewoonten kunnen bijdragen aan een goede gezondheid. Daarom wordt ook aan dit aspect de nodige aandacht geschonken in deze milieugezondheidsenquête. Enerzijds gaan we na hoe vaak men een ontbijt, middagmaal en avondmaal nuttigt. Anderzijds willen we weten in welke mate men voedingsmiddelen zoals groenten, fruit en brood eet. Algemeen beschouwd is het avondmaal de maaltijd die men zowel in als binnen de andere regio s het vaakst dagelijks neemt. Daarna volgen het middagmaal en het ontbijt. Uit de resultaten blijkt immers dat negen deelnemers op tien uit (88,1%) dagelijks een avondmaal nuttigt, terwijl deze percentages voor middagmaal en ontbijt 79,4% respectievelijk 71,6% bedragen. Bekijken we grafiek 23, stellen we bovendien vast dat een aanzienlijk deel van de ondervraagde ers (14,6%) minder dan wekelijks een ontbijt neemt. Uit de statistische significantie-analyses blijkt dat de deelnemers uit verschillen van de deelnemers uit Noord-Limburg en Maasland voor wat betreft de vraag hoe vaak men ontbijt. De mate waarin men gebruik maakt van middagmaal of avondmaal verschilt niet significant naargelang het onderzoeksgebied. Grafiek 23: Ontbijt Vraag 29A. Hoe vaak eet u de volgende maaltijden of voedingsmiddelen? Ontbijt 11% 5% 8% 5% 72% Noord-Limburg en Maasland 11% 3% 8% 6% 71% 9% 5% 8% 7% 71% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Nooit of bijna nooit 1 tot 4 keer per maand 2 tot 4 keer per w eek 5 tot 6 keer per w eek elke dag Basis = alle respondenten uit (N=5.383), Noord-Limburg en Maasland (N=4.309) en (N=3.425) 47

48 Grafiek 24: Middagmaal Vraag 29B. Hoe vaak eet u de volgende maaltijden of voedingsmiddelen? Middagmaal 7% 9% 79% Noord-Limburg en Maasland 6% 11% 80% 7% 11% 80% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Nooit of bijna nooit 1 tot 4 keer per maand 2 tot 4 keer per w eek 5 tot 6 keer per w eek elke dag Basis = alle respondenten uit (N=5.367), Noord-Limburg en Maasland (N=4.310) en (N=3.415) Grafiek 25: Avondmaal Vraag 29C. Hoe vaak eet u de volgende maaltijden of voedingsmiddelen? Avondmaal 3% 6% 88% Noord-Limburg en Maasland 3% 6% 90% 3% 7% 89% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Nooit of bijna nooit 1 tot 4 keer per maand 2 tot 4 keer per w eek 5 tot 6 keer per w eek elke dag Basis = alle respondenten uit (N=5.381), Noord-Limburg en Maasland (N=4.315) en (N=3.421) Aan de hand van de grafieken die volgen, nemen we de voedingsgewoonten van de respondenten onder de loep door na te gaan welke voedingsmiddelen men consumeert. Alle voedingsgroepen in beschouwing genomen zien we dat brood het vaakst dagelijks wordt gegeten, gevolgd door groenten en fruit. Vis of schelp- of schaaldieren worden veel minder vaak genuttigd. De grote meerderheid van de ondervraagde ers (81,4%) eet minstens 5 keer per week groenten. Bijna twee derde van de deelnemers (64,5%) eet dagelijks een portie groenten. Slechts een zeer kleine minderheid (3,4%) eet maximaal 4 keer per maand groenten. De gewoonte om groenten te eten verschilt significant tussen de inwoners uit Zuid- Limburg enerzijds en de inwoners uit en Noord-Limburg en Maasland anderzijds. Afgaande op grafiek 26, wijzen de resultaten in de richting van minder groentenconsumptie in t.o.v. de andere regio s. 48

49 Grafiek 26: Groenten Vraag 29D. Hoe vaak eet u de volgende maaltijden of voedingsmiddelen? Groenten 3% 15% 17% 64% Noord-Limburg en Maasland 2% 12% 17% 68% 1% 11% 19% 67% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Nooit of bijna nooit 1 tot 4 keer per maand 2 tot 4 keer per w eek 5 tot 6 keer per w eek elke dag Basis = alle respondenten uit (N=5.388), Noord-Limburg en Maasland (N=4.299) en (N=3.417) Bijna de helft van de inwoners uit (44,8%) eet elke dag minstens één stuk fruit. 12,3% eet slechts 1 tot 4 keer per maand fruit, 5,3% eet zelfs nooit of bijna nooit fruit. Op de dagen dat er fruit wordt gegeten, eet de meerderheid (55,7%) één stuk fruit (zie grafiek 27). Er zijn geen significante regionale verschillen met betrekking tot de mate waarin men fruit eet. Grafiek 27: Fruit Vraag 29E. Hoe vaak eet u de volgende maaltijden of voedingsmiddelen? Fruit 5% 12% 25% 13% 45% Noord-Limburg en Maasland 4% 11% 24% 13% 48% 4% 11% 24% 14% 46% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Nooit of bijna nooit 1 tot 4 keer per maand 2 tot 4 keer per w eek 5 tot 6 keer per w eek elke dag Basis = alle respondenten uit (N=5.364), Noord-Limburg en Maasland (N=4.291) en (N=3.393) 49

50 Grafiek 28: Aantal stukken fruit Vraag 30. Op de dagen dat u fruit eet, hoeveel fruit eet u dan ongeveer per dag? 56% 44% Noord-Limburg en Maasland 54% 46% 57% 43% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Eén stuk fruit Tw ee stuks of meer Basis = alle respondenten uit (N=5.191), Noord-Limburg en Maasland (N=3.818) en (N=3.018) die ooit een stuk fruit eten De meerderheid van de deelnemers aan de milieugezondheidsenquête (59,4%) eet 1 tot 4 keer per maand vis of schelp- of schaaldieren. Meer dan drie respondenten op tien (31,2%) eten meerdere keren per week vis of schelp- of schaaldieren. 2,4% doet dit zelfs dagelijks. Ongeveer één deelnemer op tien (9,4%) eet daarentegen nooit of bijna nooit vis of schelp- of schaaldieren. De mate waarin met vis of schelp- of schaaldieren eet, verschilt niet significant naargelang de bestudeerde regio. Grafiek 29: Vis of schelp- of schaaldieren Vraag 29F. Hoe vaak eet u de volgende maaltijden of voedingsmiddelen? Vis of schelp- of schaaldieren 9% 59% 27% 2% Noord-Limburg en Maasland 12% 57% 26% 2% 11% 57% 28% 2% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Nooit of bijna nooit 1 tot 4 keer per maand 2 tot 4 keer per w eek 5 tot 6 keer per w eek elke dag Basis = alle respondenten uit (N=5.351), Noord-Limburg en Maasland (N=4.286) en (N=3.408) die ooit een stuk fruit eten Zeven ondervraagden op tien uit (69,6%) eten dagelijks grijs of bruin brood. Een minderheid van 11,7% eet slechts 1 keer per week of minder grijs of bruin brood. Er wordt niet significant meer of minder grijs of bruin brood gegeten binnen de een of andere onderzoeksregio. 50

51 Grafiek 30: Grijs of bruin brood Vraag 29G. Hoe vaak eet u de volgende maaltijden of voedingsmiddelen? Grijs of bruin brood 7% 5% 10% 9% 70% Noord-Limburg en Maasland 5% 3% 9% 12% 71% 5% 5% 10% 11% 70% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Nooit of bijna nooit 1 tot 4 keer per maand 2 tot 4 keer per w eek 5 tot 6 keer per w eek elke dag Basis = alle respondenten uit (N=5.390), Noord-Limburg en Maasland (N=4.309) en (N=3.412) die ooit een stuk fruit eten G E B R U I K B E P A A L D E P R O D U C T E N Overmatig gebruik van producten zoals luchtverfrissers of insectenverdelgers kunnen een schadelijk effect hebben op de gezondheid. In dit deel wordt daarom nagegaan in welke mate de respondenten dergelijke producten gebruikten. Aangezien het gebruik van deze producten sterk kan variëren naargelang het seizoen, werd er een onderscheid gemaakt tussen zomer en winter. Tijdens de wintermaanden gebruikt bijna één er op vier (28,0%) minstens enkele keren per maand luchtverfrissers in de woonkamer, keuken of slaapkamer. 8,0% van de respondenten doet dit dagelijks. Er is een significant verschil tussen de inwoners uit enerzijds en de inwoners uit en Noord-Limburg en Maasland anderzijds met betrekking tot het gebruik van luchtverfrissers in de winter. Zoals blijkt uit grafiek 31, maken de inwoners uit s winters vaker gebruik van luchtverfrissers. Grafiek 31: Gebruik luchtverfrissers in de winter Vraag 7A. Hoe vaak gebruikt u "luchtverfrissers" in de w inter in uw w oonkamer, keuken of slaapkamer? 72% 12% 8% 8% Noord-Limburg en Maasland 77% 10% 5% 7% 77% 11% 7% 6% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Nooit of bijna nooit Enkele keren per maand Enkele keren per w eek Elke dag Basis = alle respondenten uit (N=5.303), Noord-Limburg en Maasland (N=4.238) en (N=3.418) 51

52 Het gebruik van insectenverdelgers tijdens de wintermaanden blijft uiterst beperkt. Zoals blijkt uit grafiek 32 maken negen ondervraagden op tien (90,1%) s winters nooit of bijna nooit gebruik van insectenverdelgers. De overige deelnemers die dit wel doen, doen dit meestal slechts enkele keren per maand. Met betrekking tot het gebruik van insectenverdelgers in de winter stellen we vast dat de deelnemers uit Noord-Limburg en Maasland significant verschillen van zowel de deelnemers uit als de deelnemers uit. Binnen deze laatstgenoemde regio s wordt s winters frequenter gebruik gemaakt van insectenverdelgers. Grafiek 32: Gebruik insectenverdelgers in de winter Vraag 7B. Hoe vaak gebruikt u "insectenverdelger" in de w inter in uw w oonkamer, keuken of slaapkamer? 90% 8% Noord-Limburg en Maasland 94% 5% 92% 6% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Nooit of bijna nooit Enkele keren per maand Enkele keren per w eek Elke dag Basis = alle respondenten uit (N=5.180), Noord-Limburg en Maasland (N=4.146) en (N=3.351) Meer dan één deelnemer op drie uit (36,2%) steekt in de winter soms geurkaarsjes of wierookstokjes aan. 12,9% van onze respondenten doet dit minstens enkele keren per week. Een vergelijking tussen de verschillende onderzoeksgebieden brengt geen significante verschillen aan het licht. 52

53 Grafiek 33: Gebruik geurkaarsjes of wierookstokjes in de winter Vraag 7C. Hoe vaak gebruikt u "geurkaarsjes of w ierookstojes" in de w inter in uw w oonkamer, keuken of slaapkamer? 64% 23% 10% 3% Noord-Limburg en Maasland 67% 23% 8% 2% 65% 23% 9% 2% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Nooit of bijna nooit Enkele keren per maand Enkele keren per w eek Elke dag Basis = alle respondenten uit (N=5.272), Noord-Limburg en Maasland (N=4.201) en (N=3.375) Bijna drie ers op tien (27,7%) verfrissen hun woonkamer, keuken of slaapkamer minstens enkele keren per maand met een chemisch product. 8,1% gebruikt elke zomerdag een luchtverfrisser. Deze resultaten verschillen nauwelijks met de cijfers voor de wintermaanden, wat betekent dat luchtverfrissers gedurende het hele jaar in ongeveer dezelfde mate gebruikt worden. Net zoals de resultaten met betrekking tot het gebruik van luchtverfrissers in de winter, stellen we vast dat er een significant verschil is tussen de inwoners uit Zuid- Limburg enerzijds en de inwoners uit en Noord-Limburg en Maasland anderzijds. Opnieuw leren we dat de ers vaker gebruik maken van luchtverfrissers. Grafiek 34: Gebruik luchtverfrissers in de zomer Vraag 8A. Hoe vaak gebruikt u "luchtverfrissers" in de zomer in uw w oonkamer, keuken of slaapkamer? 72% 12% 7% 8% Noord-Limburg en Maasland 77% 10% 6% 7% 77% 11% 6% 6% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Nooit of bijna nooit Enkele keren per maand Enkele keren per w eek Elke dag Basis = alle respondenten uit (N=5.251), Noord-Limburg en Maasland (N=4.212) en (N=3.403) Dat het gebruik van bepaalde producten sterk varieert naargelang het seizoen, blijkt wanneer we de resultaten inzake het gebruik van insectenverdelgers bekijken. Dit 53

54 mag echter niet verbazen aangezien er in de zomer meer insecten zijn dan tijdens de winter. Zo zien we dat tijdens de zomermaanden 26,0% van de ers minstens enkele keren per maand gebruik maakt van insectenverdelgers, terwijl 90,1% van de respondenten nooit of bijna nooit insectenverdelgers gebruikt tijdens de wintermaanden. Bijna één tiende van de se deelnemers aan de milieugezondheidsenquête (8,4%) maakt s zomers minstens enkele keren per week gebruik van een insectenverdelger. De inwoners uit maken tijdens de zomermaanden vaker gebruik van een insectenverdelger in vergelijking met de inwoners uit Noord-Limburg en Maasland en (65,6% gebruikt nooit of bijna nooit insectenverdelgers t.o.v. 71,6% respectievelijk 74,0%). Daarmee verschillen de ers significant van de inwoners uit de overige regio s. Grafiek 35: Gebruik insectenverdelger in de zomer Vraag 8B. Hoe vaak gebruikt u "insectenverdelger" in de zomer in uw w oonkamer, keuken of slaapkamer? 74% 18% 6% 2% Noord-Limburg en Maasland 72% 18% 8% 3% 66% 20% 10% 4% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Nooit of bijna nooit Enkele keren per maand Enkele keren per w eek Elke dag Basis = alle respondenten uit (N=5.237), Noord-Limburg en Maasland (N=4.176) en (N=3.356) We zagen reeds dat tijdens de winter ongeveer één deelnemer op drie uit Zuid- Limburg (36,2%) wel eens geurkaarsjes of wierookstokjes aansteekt. Uit grafiek 36 blijkt dat men dit tijdens de zomer minder vaak doet. We stellen immers vast dat 28,2% van onze respondenten tijdens de zomer wel eens geurkaarsjes of wierookstokjes gebruikt. De waargenomen verschillen tussen de inwoners uit Noord-Limburg en Maasland enerzijds en de inwoners uit en anderzijds zijn significant. 54

55 Grafiek 36: Gebruik geurkaarsjes of wierookstokjes in de zomer Vraag 8C. Hoe vaak gebruikt u "geurkaarsjes of w ierookstojes" in de zomer in uw w oonkamer, keuken of slaapkamer? 72% 19% 7% 2% Noord-Limburg en Maasland 75% 18% 6% 1% 72% 19% 7% 2% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Nooit of bijna nooit Enkele keren per maand Enkele keren per w eek Elke dag Basis = alle respondenten uit (N=5.239), Noord-Limburg en Maasland (N=4.180) en (N=3.367) 55

56 R E S U L T A T E N L E V E N S S T I J L V E R G E L E K E N Fysieke activiteit % dat gezondheidsnorm haalt (>4u/week matige fysieke activiteit) ZUID-LIMBURG 61% Noord-Limburg en Maasland 67% 65% Genk-Zuid 69% Nationale enquête SLO 2 meting LNE 58% (hetzij minder <4u/week sport, hetzij matige fysieke activiteit) 74% (niet enkel sedentaire activiteiten en dus geen gezondheidsrisico) geen cijfers Alcoholgebruik % dat alcohol drinkt % dagelijkse drinkers % >20 glazen alcohol/week ZUID-LIMBURG 79% 7% 3% Noord-Limburg en Maasland 78% 5% 3% 78% 7% 2% Genk-Zuid 70% geen cijfers geen cijfers Nationale enquête 81% 12% 8% SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers geen cijfers Rookgedrag % roker % ex-rokers % nooit gerookt % binnenshuis roken (actief of passief) ZUID-LIMBURG 25% 24% 51% 19% Noord-Limburg en Maasland 22% 25% 53% 18% 22% 27% 51% 18% Genk-Zuid 23% 35% 42% 21% Nationale enquête 25% 22% 54% 27% SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers Gewichtstoestand - BMI Gemiddeld BMI % BMI > 25 (overgewicht) ZUID-LIMBURG 25,2 (licht overgewicht) 45% Noord-Limburg en Maasland 25,4 (licht overgewicht) 45% 24,9 (normaal gewicht) 44% Genk-Zuid 25,2 (licht overgewicht) 45% Nationale enquête 25,3 (licht overgewicht) 47% SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers 56

57 Voedingsgewoonten % dat dagelijks eet avondmaal ontbijt groenten fruit bruin brood ZUID-LIMBURG 88% 72% 64% 45% 70% Noord-Limburg en Maasland 90% 71% 68% 48% 71% 89% 71% 67% 46% 70% Genk-Zuid 86% 74% 45% 42% geen cijfers Nationale enquête geen cijfers geen cijfers 85% 64% 54% SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers 57

58 3.2.2 Algemene gezondheidstoestand Alvorens in te gaan op de gezondheidsproblemen waarmee de inwoners uit de onderzoeksregio s eventueel worden geconfronteerd, bekijken we hoe zij hun algemene gezondheidstoestand inschatten. Ongeveer driekwart van de ers (76,3%) beweert in een goede tot zeer goede gezondheid te verkeren. Een beperkt aantal deelnemers (5,0%) beschouwen hun algemene gezondheidstoestand als slecht tot zeer slecht. Uit een vergelijking tussen de verschillende onderzoeksgebieden blijkt dat de algemene gezondheidstoestand van de inwoners uit significant verschilt (ook na correctie voor confounders en sociaal-economische status) van de gezondheidstoestand van de overige deelnemers aan de milieugezondheidsenquêtes. telt enerzijds minder inwoners die een goede tot zeer goede gezondheid verkeren (76,3% t.o.v. telkens 81%) en anderzijds meer inwoners die in een slechte tot zeer slechte gezondheid verkeren (5,0% t.o.v. telkens 3%). Grafiek 37: Algemene gezondheidstoestand Vraag 20. Hoe is uw algemene gezondheidstoestand? 76% 19% 5% Noord-Limburg en Maasland 81% 16% 3% 81% 16% 3% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Goed tot zeer goed Gaat w el (redelijk) Slecht tot zeer slecht Basis = alle respondenten uit (N=5.388), Noord-Limburg en Maasland (N=4.348) en (N=3.465) Onder de inwoners uit kunnen significante verschillen worden vastgesteld naar leeftijd, rookgedrag en sociaal-economische status van de ondervraagden. Het aandeel respondenten met een goede tot zeer goede algemene gezondheidstoestand neemt significant af naarmate men ouder wordt. Zo varieert het percentage respondenten met een goede tot zeer goede gezondheid van 63,1% (55 tot 70-jarigen) tot 84,3% (25 tot 34-jarigen). Zeer grote verschillen vinden we tussen rokers en niet-rokers. 66,4% van zij die roken ten opzichte van 80,9% onder de niet-rokers zegt in een goede tot zeer goede gezondheid te verkeren. Verder verschilt de subjectieve gezondheidstoestand van de respondenten significant naargelang de sociaal-economische status waartoe men behoort (lage sociale klasse 58

59 of hoge sociale klasse). We noteren de volgende percentages van respondenten met een goede tot zeer goede gezondheid: 59,7% (lage sociale klasse), 83,2% (middenklasse) en 87,7% (hoge sociale klasse). Het verschil tussen de inwoners uit de laagste sociale klassen en de inwoners uit de hoogste sociale klasse die in een goede tot zeer goede gezondheid verkeren bedraagt dus maar liefst 28 procentpunten. Bovendien stellen we vast dat 15,0% van de inwoners uit de lage sociale klasse in een slechte tot zeer klasse gezondheid verkeren. Tabel 6: Algemene gezondheidstoestand naar leeftijd, rookgedrag en sociaaleconomische status (gestandaardiseerde cijfers) Algemene gezondheidstoestand Percentages Significante verschillen Mannen (1) Vrouwen (2) Geslacht Goed tot zeer goed Slecht tot zeer slecht 78,2% 5,2% 76,4% 4,4% NS NS 20-35j (1) 36-54j (2) 55-70j (3) Leeftijd Goed tot zeer goed Slecht tot zeer slecht 84,3% 3,3% 80,4% 4,7% 63,1% 6,9% 1/3, 2/3 NS Niet-roker (1) Roker (2) Rookgedrag Goed tot zeer goed Slecht tot zeer slecht 80,9% 3,3% 66,4% 9,1% 1/2 1/2 Laag (1) Midden (2) Hoog (3) SES Goed tot zeer goed Slecht tot zeer slecht 59,7% 15,0% 83,2% 1,1% 87,7% 0,6% 1/2, 1/3, 1/3 1/2, 1/3 59

60 3.2.3 Gezondheidsproblemen In dit deel onderzoeken we welke ziekten en aandoeningen de inwoners uit Zuid- Limburg het afgelopen jaar gehad hebben, in welke mate zij stress ervaren, hoe vaak ze beroep hebben gedaan op een of andere zorgverlener, hoe vaak ze de afgelopen twee weken geneesmiddelen gebruikt hebben en hoe groot de impact van hun (eventuele) gezondheidsproblemen is op hun budget Z I E K T E N E N A A N D O E N I N G E N We stelden de volgende vraag: Bent u, vanwege een gezondheidsprobleem, sinds 6 maanden of langer beperkt geweest in activiteiten die mensen gewoonlijk doen? Uit de resultaten blijkt dat meer dan een vijfde van de ondervraagden (21,8%) beperkt werd in zijn activiteiten, meestal echter in geringe mate (15,4%). Daaruit volgt dat 6,4% van onze respondenten het laatste half jaar erg beperkt is geweest. Beschouwd naar onderzoeksgebied, stellen we vast dat de inwoners uit vaker beperkt zijn in hun dagelijkse activiteiten in vergelijking met de inwoners uit de overige regio s (21,8% van de ondervraagden is beperkt t.o.v. 18,7% (Noord-Limburg en Maasland) en 17,8% ()). De significanties blijven overeind na correctie voor confounders en sociaal-economische status van de respondent. Naarmate men ouder wordt, nemen de beperkingen vanwege gezondheidsproblemen significant toe. Een derde van de personen behorende tot de leeftijdscategorie van de 55 tot 70-jarigen (33,1%) geven aan beperkt tot erg beperkt te zijn in de dagdagelijkse activiteiten. Voor de leeftijdscategorieën 25 tot 34 jaar en 35 tot 55 jaar noteren we de volgende percentages: 12,6% respectievelijk 19,9%. Verder stellen we vast dat ook het rookgedrag verband houdt met de mate waarin men wordt beperkt door gezondheidsproblemen. Onder de rokers is 28,9% van de deelnemers sinds zes maanden of langer beperkt geweest in activiteiten die mensen gewoonlijk doen, terwijl het onder de niet-rokers om 18,1% van de deelnemers gaat. Ten slotte blijkt dat er in de lage sociale klasse (40,7%) significant meer personen zijn die positief antwoordden op de vraag of men beperkt is geweest wegens gezondheidsproblemen in vergelijking met de middenklasse (13,5%) en de hoge sociale klasse (9,6%). 60

61 Grafiek 38: Beperking activiteiten door gezondheidsproblemen Vraag 31. Bent u, vanwege een gezondheidsprobleem, sinds 6 maanden of langer beperkt geweest in activiteiten die mensen gew oonlijk doen? 6% 15% 78% Noord-Limburg en Maasland 6% 13% 81% 6% 12% 82% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Ja, erg beperkt Ja, beperkt Neen, niet beperkt Basis = alle respondenten uit (N=5.310), Noord-Limburg en Maasland (N=4.290) en (N=3.401) We gingen na of de deelnemers aan de milieugezondheidsenquête het afgelopen jaar één of meerdere ziekten of aandoeningen hebben gehad. In totaal werden 11 specifieke aandoeningen bevraagd die verder onderverdeeld kunnen worden in de volgende hoofdcategorieën: cardiovasculaire aandoeningen, kanker, luchtwegaandoeningen, huidziekten en aandoeningen van het bewegingsstelsel. Ongeveer twee ers op drie (66,2%) lijden aan tenminste één ziekte of aandoening. Alle aandoeningen of ziekten in beschouwing genomen, komen gewrichtsaandoeningen, ernstige hoofdpijn of migraine en allergieën het meest voor. Onderstaande tabel geeft per aandoening of ziekte het percentage respondenten weer dat er het afgelopen jaar mee werd geconfronteerd. Zo blijkt dat bijna drie deelnemers op tien (26,9%) een gewrichtsaandoening heeft. Een tweede grote groep (22,7%) wordt gevormd door zij die een allergische aandoening hebben zoals hooikoorts of chronische eczeem. Een derde grote groep (18,9%) bestaat uit de deelnemers die lijden aan migraine of regelmatig ernstige hoofdpijn hebben. 61

62 Tabel 7: Ziekten en aandoeningen Ziekten of aandoeningen afgelopen 12 maanden Zuid- Limburg (1) Noord-Limburg & Maasland (2) West- Limburg (3) % % % Significant na correctie voor confounders en SES Gewrichtsaandoening 26,9 23,8 25,9 NS Allergie 22,7 20,3 22,5 NS Migraine, ernstige hoofdpijn 18,9 15,9 18,1 1/2 Depressie 9 7,5 8,1 NS Hart en vaatziekte 8,8 8,1 9 NS Spastische colon, spastische darm, IBD 8,7 7,1 7,4 NS Astma, chronische bronchitis, longemfyseem of COPD 5,7 5,5 6,4 NS Andere psychische aandoening 4,2 2,8 3,1 1/2 Suikerziekte 2,4 1,5 1,6 NS Kanker 1,9 1,3 1,6 NS Stoflong 0,7 0,3 0,4 * Ander langdurige ziekte of aandoening 10,7 9,6 40,0 1/3, 2/3 100,0 100,0 Totaal 100,0 (N=4.386) (N=3.484) (N=5.425) Bekijken we de vraag of het wonen in een bepaalde regio in relatie staat tot het voorkomen van bepaalde ziekten of aandoeningen, stellen we het volgende vast: We zien dat zowel migraine als andere psychische aandoeningen significant vaker voorkomen onder de inwoners uit in vergelijking met de inwoners uit het Noord-Limburg en Maasland. Bovendien merken we op dat deze verschillen significant blijken te zijn na controle voor confounders én na controle voor sociaaleconomische status. Aan de hand van onderstaande tabel bekijken we de significante verschillen naargelang het geslacht, de leeftijd, het rookgedrag en de sociaal-economische status van onze respondenten. Daarbij vallen enkele zaken op. Ten eerste zien we dat er tal van ziekten en aandoeningen zijn waarmee vrouwen significant vaker mee worden geconfronteerd dan mannen: Migraine of ernstige hoofdpijn, spastische colon, spastische darm of IBD, allergie en gewrichtsaandoeningen. Ten tweede stellen we vast dat zoals men verwacht er vaak grote verschillen zijn (met betrekking tot de mate waarin bepaalde ziekten of aandoeningen voorkomen) naargelang de leeftijd van de respondenten. Ten derde blijken rokers significant vaker te lijden aan depressies of andere psychische aandoeningen. Ook gewrichtsaandoeningen en stoflong komen significant vaker voor onder de rokers. Ten slotte maken onderstaande cijfers duidelijk dat onder de deelnemers uit de lage sociale klasse bepaalde ziekten en aandoeningen significant vaker voorkomen. Let op: de beschreven analyses hebben betrekking op de resultaten voor de regio. 62

63 Tabel 8: Ziekten en aandoeningen naar geslacht, leeftijd, rookgedrag en sociaal-economische status (gestandaardiseerde cijfers) Ziekten of aandoeningen Percentages (Afgelopen 12 maanden gehad) Significante verschillen Mannen (1) Vrouwen (2) Geslacht Migraine, ernstige hoofdpijn Spastische colon, spastische darm, IBD Allergie Gewrichtsaandoening 13,0% 6,4% 20,2% 21,4% 26,1% 11,2% 25,4% 31,7% 1/2 1/2 1/2 1/ j (1) 36-54j (2) 55-70j (3) Leeftijd Suikerziekte Hart- en vaatziekte Migraine, ernstige hoofdpijn Astma, chronische bronchitis, longemfyseem, COPD Allergie Gewrichtsaandoening Depressie Kanker Ander langdurige ziekte of aandoening 0,7% 3,5% 25,5% 3,8% 29,1% 11,0% 5,3% 0,6% 6,0% 2,1% 7,5% 20,7% 4,8% 23,9% 26,7% 10,2% 2,0% 10,9% 7,8% 22,8% 11,4% 10,1% 16,3% 47,6% 11,1% 4,0% 16,0% 1/2, 1/3, 2/3 1/2, 1/3, 2/3 1/3, 2/3 1/3, 2/3 1/3, 2/3 1/2, 1/3, 2/3 1/2, 1/3 1/2, 1/3, 2/3 1/2, 1/3, 2/3 Niet-roker (1) Roker (2) Rookgedrag Stoflong Gewrichtsaandoening Depressie Andere psychische aandoening 0,4% 24,6% 7,3% 3,1% 1,7% 30,8% 13,3% 7,4% 1/2 1/2 1/2 1/2 Laag (1) Midden (2) Hoog (3) SES Suikerziekte Hart- en vaatziekte Stoflong Astma, chronische bronchitis, longemfyseem, COPD Spastische colon, spastische darm, IBD Allergie Gewrichtsaandoening Depressie Andere psychische aandoening Kanker Ander langdurige ziekte of aandoening 3,5% 11,3% 1,4% 8,5% 11,2% 25,0% 31,2% 16,2% 9,1% 3,6% 16,0% 2,0% 8,2% 0,3% 4,0% 7,7% 19,4% 28,6% 6,2% 2,4% 1,1% 8,0% 1,1% 6,5% 0,1% 4,3% 6,7% 25,4% 16,5% 5,1% 2,3% 1,3% 8,0% 1/3 1/3 * 1/2, 1/3 1/3 1/2, 2/3 1/3, 2/3 1/2, 1/3 1/2, 1/3 1/2 1/2, 1/3 63

64 S T R E S S Naast de reeds besproken ziekten of aandoeningen, kan ook stress als een belangrijk gezondheidsprobleem worden beschouwd. Aan de hand van 14 vragen over de afgelopen maand (bvb. sprekend over de laatste maand, hoe vaak had u het gevoel dat alles naar wens verliep?) gingen we na in welke mate onze respondenten te kampen hebben met stress. Op basis van de antwoorden op deze vragen werd een stress-score berekend, de Perceived Stress Scale. Hoe hoger de stress-score, hoe meer stress men ervaart. Deze stress-score bestaat uit de som van alle gehercodeerde scores per bevraagd item. Het hercoderen hield in dat voor elke vraag een score werd bekomen die steeds tussen 0 en 3 lag. Bijgevolg kan de totale stress-score minimaal 0 (14x0) en maximaal 42 (14x3) bedragen. De gemiddelde stress-score voor bedraagt 14,4. De mate waarin de deelnemers aan de enquête stress ervaren is dus beperkt. Wanneer wordt gecorrigeerd voor confounders én sociaal-economische status, blijkt dat de gemiddelde score voor de inwoners uit (14,4), Noord-Limburg en Maasland (14,0) en (14,3) niet significant van elkaar verschillen. Grafiek 39: Stress-score Noord-Limburg en Maasland Basis = alle respondenten (N=5.318) Basis = alle respondenten (N=4.340) Basis = alle respondenten (N=3.385) Bekijken we de resultaten in functie van geslacht, rookgedrag en sociaaleconomische status, kunnen meerdere significante verschillen worden vastgesteld. Naar leeftijd zien we geen verschillen. Ten eerste blijkt dat mannen (13,7) een significant lagere stress-score laten optekenen dan vrouwen (15,2). Ten tweede blijken rokers (15,7) significant vaker gevoelens van stress te hebben dan niet-rokers (14,0). Ten slotte wijzen de resultaten uit dat de sociaal-economische status van de respondenten in relatie staat tot de mate van stress die wordt ervaren, in die zin dat men minder stress ervaart naarmate de sociaal-economische status hoger is. Zo zien 64

65 we dat de gemiddelde stress-scores voor de deelnemers met een lage, midden en hoge sociaal-economische status respectievelijk 16,4, 14,0 en 12,7 bedragen B E Z O E K H U L P V E R L E N I N G Meer dan negen deelnemers op tien uit (93,3%) hebben in de afgelopen 12 maanden een bezoek gebracht aan zijn huisarts en meer dan acht respondenten op tien (83,9%) consulteerden het afgelopen jaar een tandarts. Gemiddeld gaat men ongeveer 4 keer per jaar naar de huisarts, terwijl men doorgaans 1 à 2 keer per jaar een bezoek brengt aan een tandarts. Meer dan drie deelnemers op tien (36,7%) zijn het afgelopen jaar door hun huisarts doorverwezen naar een specialist. Alle inwoners uit in beschouwing genomen, bezocht men gemiddeld ongeveer 1 keer per jaar een specialist op advies van de huisarts. Een vijfde van de ondervraagden (20,2%) bezocht het afgelopen jaar op eigen initiatief een specialist. Slechts een zeer kleine minderheid heeft tijdens de voorbije 12 maanden beroep gedaan op de spoeddienst van een ziekenhuis, hetzij na doorverwijzing door de huisarts (7,0%), hetzij op eigen houtje (6,9%). Het bezoek aan een hulpverlener verschilt significant tussen de verschillende gebieden, zowel voor wat betreft het aantal keren dat men op een hulpverlener beroep heeft gedaan als met betrekking tot de vraag of men al dan niet beroep heeft gedaan op een hulpverlener. Zoals blijkt uit onderstaande tabellen ligt de mate waarin men een hulpverlener bezoekt vooral hoger onder de inwoners uit. Tabel 9: Aantal keren bezoek hulpverlening Gemiddeld aantal keer beroep gedaan op voorbije 12 maanden (1) Noord-Limburg & Maasland (2) (3) Gemiddelde Gemiddelde Gemiddelde Significant na correctie voor confounders en SES Huisarts 4,2 3,7 4,3 1/2, 2/3 Tandarts 1,4 1,4 1,4 NS Specialist, na verwijzing huisarts 0,8 0,9 1,2 1/3, 2/3 Specialist, op eigen initiatief 0,5 0,3 0,6 1/2, 1/3, 2/3 Spoed, na verwijzing huisarts 0,1 0,1 0,1 * Spoed, op eigen initiatief 0,1 0,1 0,1 * Totaal 100,0 (N=3.336) 100,0 (N=4.293) 100,0 (N=5.203) 65

66 Tabel 10: Bezoek hulpverlening % beroep gedaan op voorbije 12 maanden (1) Noord-Limburg & Maasland (2) (3) % % % Significant na correctie voor confounders en SES Huisarts 93,4 91,0 94,5 1/2, 2/3 Tandarts 84,1 80,2 88,2 1/2, 1/3, 2/3 Specialist, na verwijzing huisarts 37,3 38,2 47,9 1/3, 2/3 Specialist, op eigen initiatief 20,6 16,6 31,9 1/2, 1/3, 2/3 Spoed, na verwijzing huisarts 7,1 6,5 10,0 1/3, 2/3 Spoed, op eigen initiatief 6,7 6,1 9,2 1/3, 2/3 Totaal 100,0 (N=3.336) 100,0 (N=4.293) 100,0 (N=5.203) Ten slotte gaan we na of het bezoek aan een of andere hulpverlener significant verschilt naargelang het geslacht, de leeftijd, het rookgedrag en de sociaaleconomische status van onze respondenten (zie tabel 11). Beschouwd naar geslacht, wijzen de resultaten uit dat vrouwen frequenter beroep doen op een tandarts en een specialist, hetzij na verwijzing door de huisarts hetzij op eigen initiatief. Naar leeftijd valt vooral op dat de oudere deelnemers (55 tot 70 jaar) minder vaak een bezoek brengen aan de tandarts en de spoeddienst (op eigen initiatief), terwijl ze significant vaker een huisarts raadplegen of een specialist op advies van een huisarts. Verder stellen we vast dat rokers minder vaak een tandarts bezoeken. Ten slotte blijkt dat voor de meeste vormen van hulpverlening (behalve de huisarts en de spoeddienst op eigen initiatief) een significant verschil kan worden opgetekend naargelang de sociaal-economische status van de respondenten. Hoe hoger de sociale klasse waartoe men behoort, hoe vaker men een bezoek brengt aan een tandarts. Hoe lager de sociale klasse waartoe men behoort, hoe vaker men een specialist of de spoeddienst raadpleegt nadat men is doorverwezen door de huisarts. Tabel 11: Bezoek hulpverlening naar geslacht, leeftijd, rookgedrag en sociaaleconomische status (gestandaardiseerde cijfers) Geslacht Leeftijd Rookgedrag SES Hulpverlening Tandarts Specialist, op eigen initiatief Specialist, na verwijzing arts Huisarts Tandarts Specialist, na verwijzing arts Spoeddienst, na verwijzing arts Spoeddienst, op eigen initiatief Percentages (Afgelopen jaar contact gehad) Mannen (1) Vrouwen (2) 80,0% 34,2% 16,5% 87,4% 39,4% 24,6% 20-35j (1) 36-54j (2) 55-70j (3) 92,8% 87,3% 25,7% 6,8% 10,9% 91,0% 87,5% 37,3% 5,9% 6,8% 96,0% 72,9% 47,6% 9,4% 4,5% Niet-roker (1) Roker (2) Significante verschillen 1/2 1/2 1/3, 2/3 1/3, 2/3 1/2, 1/3, 2/3 2/3 1/2, 1/3 Tandarts 85,1% 80,3% 1/2 Laag (1) Midden (2) Hoog (3) Tandarts Specialist, na verwijzing arts Specialist, op eigen initiatief Spoeddienst, na verwijzing arts 78,7% 41,0% 21,9% 10,0% 86,6% 35,4% 16,6% 7,5% 86,1% 33,5% 22,9% 3,9% 1/2, 1/3 1/3 1/2, 2/3 1/3, 2/3 66

67 G E B R U I K G E N E E S M I D D E L E N De mate waarin men geneesmiddelen gebruikt, kan een indicatie zijn voor de gezondheidstoestand van iemand. In wat volgt gaan we na welke geneesmiddelen de inwoners uit nemen en hoe vaak men dit doet. Algemeen beschouwd worden pijnstillers het vaakst genomen. Meer dan een derde van de deelnemers uit (36,0%) heeft tijdens de twee weken voorafgaand aan de bevraging pijnstillende middelen genomen, waarvan meer dan de helft (18,8%) dit deed zonder voorschrift van een arts. Inwoners uit Noord-Limburg en Maasland hebben in de twee weken voorafgaand aan de bevraging significant minder pijnstillende middelen genomen in vergelijking met de inwoners uit en (31,2% t.o.v. 34,4% respectievelijk 36,0%). Grafiek 40: Gebruik pijnstillende middelen Vraag 33A. Gebruikte u de afgelopen 2 weken een geneesmiddel: pijnstillende middelen? 62% 3% 19% 17% Noord-Limburg en Maasland 68% 1% 16% 15% 65% 1% 19% 15% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Niet genomen Voorgeschreven, maar niet genomen Genomen zonder voorschrift Genomen op voorschrift Basis = alle respondenten uit (N=5.109), Noord-Limburg en Maasland (N=4.336) en (N=3.227) Meer dan één tiende van onze respondenten (12,3%) nam slaap- en kalmeringsmiddelen. Dit deed men bijna uitsluitend op voorschrift van een arts. ers gebruikten tijdens de twee weken die aan het invullen van de vragenlijst voorafgingen significant vaker slaap- en kalmeringsmiddelen in vergelijking met de inwoners uit de overige regio s. Het percentage respondenten dat gedurende deze periode slaap- en kalmeringsmiddelen nam bedraagt 7,6% in Noord-Limburg en Maasland, 8,7% in en 12,3% in. 67

68 Grafiek 41: Gebruik slaap- en kalmeringsmiddelen Vraag 33B. Gebruikte u de afgelopen 2 w eken een geneesmiddel: slaap- en kalmeringsmiddelen? 83% 3% 12% Noord-Limburg en Maasland 91% 8% 90% 8% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Niet genomen Voorgeschreven, maar niet genomen Genomen zonder voorschrift Genomen op voorschrift Basis = alle respondenten uit (N=5.042), Noord-Limburg en Maasland (N=4.336) en (N=3.171) Een kleine minderheid (7,9%) gebruikte antidepressiva, ook bijna steeds op advies van een arts. Het gebruik van antidepressiva ligt significant hoger in dan in Noord- Limburg en Maasland en. 7,9% van de ers gebruikte antidepressiva tijdens de twee weken voor de bevraging. In Noord-Limburg en Maasland en gaat het om 5,5% respectievelijk 5,4% van de inwoners. Grafiek 42: Gebruik antidepressiva Vraag 33C. Gebruikte u de afgelopen 2 w eken een geneesmiddel: antidepressiva? 90% 7% Noord-Limburg en Maasland 94% 5% 94% 5% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Niet genomen Voorgeschreven, maar niet genomen Genomen zonder voorschrift Genomen op voorschrift Basis = alle respondenten uit (N=4.992), Noord-Limburg en Maasland (N=4.336) en (N=3.133) Naast pijnstillers, slaap-en kalmeringsmiddelen en antidepressiva gaven nog iets meer dan vier op tien respondenten (42,1%) aan dat ze de voorbije twee weken nog andere medicatie hadden genomen. Ook deze andere medicatie wordt hoofdzakelijk genomen op voorschrift van een arts. De inwoners uit en namen significant vaker nog andere medicatie vergeleken met de inwoners uit Noord-Limburg en Maasland (42,1% respectievelijk 41,1% t.o.v. 35,3%). 68

69 Ten slotte stellen we vast dat bijna niemand van de ondervraagden het advies van een arts negeert door een voorgeschreven geneesmiddel niet te nemen. Grafiek 43: Gebruik andere medicatie Vraag 33D. Gebruikte u de afgelopen 2 w eken een geneesmiddel: andere medicatie? 57% 3% 38% Noord-Limburg en Maasland 64% 2% 33% 59% 3% 37% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Niet genomen Voorgeschreven, maar niet genomen Genomen zonder voorschrift Genomen op voorschrift Basis = alle respondenten uit (N=5.212), Noord-Limburg en Maasland (N=4.336) en (N=3.317) Er is een opmerkelijk verschil tussen mannen en vrouwen, in die zin dat vrouwen in de twee weken die aan de bevraging voorafgingen vaker pijnstillende middelen en slaap- of kalmeringsmiddelen namen dan mannen. Zo zien we dat onder de vrouwelijke deelnemers 42,8% pijnstillende middelen (t.o.v. 28,6%) en 15,6% slaapen kalmeringsmiddelen (t.o.v. 8,8%) heeft genomen. Het mag niet verbazen dat deze verschillen significant zijn. Daarnaast blijkt dat het gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen en antidepressiva significant toeneemt naarmate men ouder wordt. Binnen de leeftijdsgroep 25 tot 34 jaar neemt 3,6% respectievelijk 2,6% slaap- en kalmeringsmiddelen en antidepressiva. Voor de oudere deelnemers bedragen deze percentages 7,1% respectievelijk 5,9% (35 tot 54-jarigen) en 14,2% respectievelijk 7,4% (55 tot 70- jarigen). Personen uit de lage sociale klasse gebruiken significant vaker pijnstillende middelen (35,7%), slaap-en kalmeringsmiddelen (11,8%) en antidepressiva (7,2%) dan personen uit de middenklasse (29,9% ; 5,8% ; 4,2%) en de hoge sociale klasse (25,4% ; 4,2% ; 3,6%). De beschreven resultaten worden weergegeven in onderstaande tabel. 69

70 Tabel 12: Gebruik geneesmiddelen naar geslacht, leeftijd, rookgedrag en sociaaleconomische status (gestandaardiseerde cijfers) Medicatie Percentages (Genomen afgelopen twee weken) Significante verschillen Mannen (1) Vrouwen (2) Geslacht Pijnstillende middelen Slaap- en kalmeringsmiddelen 28,6% 8,8% 42,8% 15,6% 1/2 1/ j (1) 36-54j (2) 55-70j (3) Leeftijd Pijnstillende middelen Slaap- en kalmeringsmiddelen Antidepressiva Andere medicatie 30,5% 5,2% 5,0% 24,6% 35,5% 10,9% 7,9% 35,1% 39,6% 25,4% 10,9% 67,7% 1/3, 1/2, 1/3, 2/3 1/3 1/2, 1/3, 2/3 Niet-roker (1) Roker (2) Rookgedrag Pijnstillende middelen Slaap- en kalmeringsmiddelen Antidepressiva 33,3% 10,2% 5,8% 41,0% 16,4% 13,4% 1/2 1/2 1/2 Laag (1) Midden (2) Hoog (3) SES Pijnstillende middelen Slaap- en kalmeringsmiddelen Antidepressiva Andere medicatie 42,8% 20,1% 16,1% 52,4% 32,4% 8,7% 4,9% 37,2% 30,7% 8,4% 3,4% 34,2% 1/2, 1/3 1/2, 1/3 1/2, 1/3 1/2, 1/ I M P A C T G E Z O N D H E I D S P R O B L E M E N O P B U D G E T Naast de dagelijkse uitgaven kunnen gezondheidskosten zwaar doorwegen op het budget van mensen die (langdurig) ziek zijn, zeker wanneer ze nog één of meerdere personen ten laste hebben. Daarom besteden we in de milieugezondheidsenquête de nodige aandacht aan de impact die (eventuele) gezondheidsproblemen hebben op het gezinsbudget. Uit de resultaten blijkt dat bijna zeven van de tien respondenten (69,1%) antwoorden dat de persoonlijke bijdrage voor de gezondheidskosten makkelijk in het budget past. Dit betekent dat voor een aanzienlijke groep (30,9%) van de ondervraagden de persoonlijke bijdrage van de gezondheidskosten moeilijk in hun budget past. Het aandeel deelnemers voor wie de persoonlijke bijdrage onmogelijk in het gezinsbudget past bedraagt 1,8%. We stellen vast dat er een significant verschil is tussen de inwoners uit Noord- Limburg en Maasland en de inwoners uit met betrekking tot de impact van de persoonlijke bijdrage voor de gezondheidskosten op het gezinsbudget. 70

71 Grafiek 44: Impact persoonlijke bijdrage gezondheidskosten op budget Vraag 35. Vindt u dat uw persoonlijke bijdrage voor gezondheidskosten (het geld dat u zelf moet betalen)? 69% 29% 2% Noord-Limburg en Maasland 73% 25% 2% 70% 28% 2% 0% 20% 40% 60% 80% 100% makkelijk in uw budget past moeilijk in uw budget past onmogelijk in uw budget past Basis = alle respondenten uit (N=5.340), Noord-Limburg en Maasland (N=4.241) en (N=3.403) In het kader van de impact van gezondheidsproblemen op het gezinsbudget, stelden we bijkomend de vraag of men het afgelopen jaar omwille van financiële problemen medische zorgen heeft moeten uitstellen. Voor 10,2% van de bevraagde inwoners uit bleek dit het geval. Als we kijken welke medische zorgen werden uitgesteld, zien we dat 5,4% van de respondenten een operatie heeft uitgesteld, 4,5% van de deelnemers gewacht heeft met de aankoop van geneesmiddelen en 1,9% van de ondervraagden mentale hulpverlening op de lange baan schoof als gevolg van financiële problemen. Grafiek 45: Uitstellen van medische zorgen omwille van financiële problemen Vraag 36. Is het in de laatste 12 maanden voorgekomen dat u of iemand van uw gezin zorgen uitstelde of niet toediende omdat u er op dat ogenblik niet het geld voor had? 90% 5% 4% Noord-Limburg en Maasland 94% 3% 2% 91% 4% 4% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Nee Ja, medische zorgen of een operatie Ja, voorgeschreven geneesmiddelen Ja, mentale zorgen Basis = alle respondenten uit (N=5.362), Noord-Limburg en Maasland (N=4.317) en (N=3.444) 71

72 Uit de significantieanalyses blijkt dat de inwoners uit Noord-Limburg en Maasland minder vaak medische zorgen hebben moeten uitstellen in vergelijking met de inwoners uit en (6,2% van de ondervraagden heeft in het jaar voorafgaand aan de bevraging medische zorgen moeten uitstellen t.o.v. 8,6% () en 10,2% ()). 72

73 R E S U L T A T E N G E Z O N D H E I D V E R G E L E K E N Subjectieve ervaring algemene gezondheidstoestand % in slechte tot zeer slechte gezondheid % in goede tot zeer goede gezondheid ZUID-LIMBURG 5% 77% Noord-Limburg en Maasland 3% 82% 3% 81% Genk-Zuid 5% 75% Nationale enquête 4% 77% SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers Ziekten en aandoeningen (1) % beperkt in activiteiten % ernstig beperkt in activiteiten ZUID-LIMBURG 21% 6% Noord-Limburg en Maasland 19% 6% 18% 6% Genk-Zuid geen cijfers geen cijfers Nationale enquête 16% ( af en toe tot voortdurend beperkt) 9% (voortdurend beperkt) SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers Ziekten en aandoeningen (2) % dat afgelopen 12 maanden leed aan aandoening gewrichten allergie ernstige hoofdpijn hart en vaatziekte depressie ZUID-LIMBURG 26% 23% 19% 9% 9% Noord-Limburg en Maasland 23% 21% 16% 8% 7% 26% 23% 19% 9% 8% Genk-Zuid 44% (aandoening bewegingsstelsel) geen cijfers geen cijfers 20% (cardiovasculaire aandoeningen) geen cijfers Nationale enquête 13% (artrose) 6% (reuma) 13% 8% 2% (coronaire hartziekte) 6% SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers Ziekten en aandoeningen (3) % dat afgelopen 12 maanden leed aan astma diabetes kanker stoflong darmstoornissen ZUID-LIMBURG 6% 2% 2% 1% 9% Noord-Limburg en Maasland 5% 1% 1% 0% 7% 7% 3% 2% 0% 8% Genk-Zuid geen cijfers geen cijfers 2% geen cijfers geen cijfers Nationale enquête 4% 3% 2% geen cijfers 3% SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers 73

74 Stress Perceived stress scale (PSS-score) ZUID-LIMBURG 14,4 Noord-Limburg en Maasland 14,0 14,3 Genk-Zuid +/- 14 Nationale enquête SLO 2 meting LNE Amerikaans onderzoek 3 geen cijfers geen cijfers 12,1 (mannen) en 13,7 (vrouwen) % dat afgelopen jaar beroep deed op ZUID-LIMBURG 93% 84% Bezoek hulpverlening (1) huisarts tandarts specialist spoeddienst 37% (na verwijzing arts) 20% (op eigen initiatief) 7% (na verwijzing arts) 7% (op eigen initiatief) Noord-Limburg en Maasland 91% 80% 94% 88% 37% (na verwijzing arts) 17% (op eigen initiatief) 47% (na verwijzing arts) 31% (op eigen initiatief) 6% (na verwijzing arts) 6% (op eigen initiatief) 10% (na verwijzing arts) 10% (op eigen initiatief) Genk-Zuid geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers Nationale enquête 79% 58% 48% 14% SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers Bezoek hulpverlening (2) gemiddeld aantal bezoek tijdens afgelopen jaar aan ZUID-LIMBURG 4,1 1,4 huisarts tandarts specialist spoeddienst 0,8 (na verwijzing arts) 0,5 (op eigen initiatief) 0,1 Noord-Limburg en Maasland 3,7 1,4 4,3 1,5 0,9 (na verwijzing arts) 0,3 (op eigen initiatief) 1,2 (na verwijzing arts) 0,6 (op eigen initiatief) 0,1 0,1 Genk-Zuid 4 à 5 1 à 2 geen cijfers geen cijfers Nationale enquête 4,6 1,3 2,3 0,2 SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers 3 Amerikaans onderzoek bij respondenten ( 74

75 % dat afgelopen 2 weken nam pijnstillers Gebruik geneesmiddelen slaap- en kalmeringsmiddelen anti-depressiva ZUID-LIMBURG 35% 12% 8% Noord-Limburg en Maasland 30% 7% 5% 34% 10% 6% Genk-Zuid geen cijfers geen cijfers geen cijfers Nationale enquête 6% (afgelopen 24u) 9% (slaapmiddelen) 7% (kalmeringsmiddelen) 6% SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers geen cijfers Impact gezondheidsproblemen op budget % voor wie gezondheidskosten makkelijk in budget past % voor wie gezondheidskosten moeilijk tot onmogelijk in budget past % dat afgelopen jaar medische zorgen heeft moeten uitstellen o.w.v. financiële redenen ZUID-LIMBURG 69% 31% 10% Noord-Limburg en Maasland 73% 27% 6% 70% 30% 10% Genk-Zuid geen cijfers geen cijfers geen cijfers Nationale enquête 71% 29% 10% SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers geen cijfers 75

76 3.3 Resultaten in verband met milieu In dit derde deel van de bespreking van de resultaten van de milieugezondheidsenquête die we in hebben uitgevoerd, gaan we specifiek in op milieugerelateerde aspecten zoals geluidsproblemen, geurhinder of trillingen. De opbouw van dit deel is als volgt: Ten eerste bekijken we in wat voor soort woning onze respondenten wonen. Ten tweede gaan we na of men tevreden is over de buurt waarin men woont. Ten derde willen we weten in welke mate men hinder ondervindt van het milieu. Ten slotte komt aan bod hoe de deelnemers de algemene leefkwaliteit in hun buurt evalueren. Net zoals in de vorige hoofdstukken zullen de resultaten voor statistisch worden vergeleken met de regio s en Noord-Limburg en Maasland Woning Met betrekking tot de kenmerken van de woning van de bevraagde persoon werden volgende zaken onderzocht: type woning, type verwarming in de woning, warmwatervoorziening, de mate waarin men de woning verlucht en de mate waarin men te kampen heeft met schimmel- en vochtproblemen T Y P E W O N I N G De grote meerderheid van onze se deelnemers (86,3%) heeft een eengezinswoning. Bijna alle andere respondenten (12,1%) wonen op een appartement. Slechts 17 respondenten (0,5%) wonen op een gemeubelde kamer of studio, 3 respondenten (0,0%) in een home of rusthuis en 2 respondenten (0,0%) in een serviceflat voor ouderen. 76

77 Grafiek 46: Type woning Vraag 1. Hoe zou u uw woning omschrijven? 86% 12% Noord-Limburg en Maasland 85% 13% 84% 14% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Eensgezinsw oning Appartement Gemeubelde kamer/studio Home, rusthuis Serviceflat voor ouderen Andere Basis = alle respondenten uit (N=5.358), Noord-Limburg en Maasland (N=4.275) en (N=3.445) Het soort woning dat men betrekt is niet afhankelijk van de omgeving waarin de woning is gevestigd. Er is m.a.w. geen sprake van significante verschillen tussen de verschillende onderzoeksregio s met betrekking tot het type woning T Y P E V E R W AR M I N G Een volgend woonkenmerk dat we bespreken is het type verwarming. We merken op dat men meerdere antwoorden kon geven op deze vraag, aangezien men een woning op meerdere manieren kan verwarmen. Bijgevolg kan de som van de percentages groter dan 100% zijn. De grote meerderheid van de deelnemers uit (85,7%) hebben een woning die wordt verwarmd door centrale verwarming. Daarnaast wordt ongeveer één woning op zeven (14,9%) verwarmd door een houtkachel. Verder maakt telkens een kleine minderheid gebruik van een gaskachel (6,3%) en/of elektrische verwarming (6,1%). Slechts een fractie van de ondervraagden heeft thuis een open haard (3,7%) of kolenkachel (3,1%). Beschouwd naar de woonomgeving van onze respondenten, kunnen verschillende significante verschillen worden vastgesteld met betrekking tot het type verwarming waarover men thuis beschikt. Zo stellen we vast dat de inwoners uit de drie regio s onderling van elkaar verschillen voor wat betreft het gebruik van centrale verwarming en gaskachel. ers verwarmen hun woning vaker met behulp van een kolenkachel in vergelijking met de inwoners uit de overige regio s. In Noord-Limburg en Maasland wordt significant vaker gebruik gemaakt van een houtkachel in vergelijking met. Voor een gedetailleerde lezing van de resultaten verwijzen we naar tabel

78 Tabel 13: Type verwarming Type verwarming (1) Noord-Limburg & Maasland (2) (3) % % % Significante verschillen Centrale verwarming 85,7 91,8 89,9 1/2, 1/3, 2/3 Gaskachel 6,3 2,9 4,6 1/2, 1/3, 2/3 Houtkachel 14,9 16,2 14,2 2/3 Kolenkachel 3,1 1,4 1,5 1/2, 1/3 Open haard 3,7 4,3 4,2 NS Elektrische verwarming 6,1 5,4 6,4 NS Andere 4,6 2,7 2,5 1/2, 1/3 Totaal 100,0 (N=3.454) 100,0 (N=4.298) 100,0 (N=5.381) W AR M W AT E R V O O R Z I E N I N G E N Er werd verder aan de respondenten ook gevraagd hoe zijn woning van warm water wordt voorzien. Opnieuw had men de mogelijkheid om meerdere antwoorden te geven waardoor de som van de percentages groter dan 100% kan zijn. Alle deelnemers uit in beschouwing genomen, voorziet meer dan de helft (58,8%) zijn woning van warm water via een centrale verwarmingsketel. Bijna een kwart van de ers maakt gebruik van een elektrische boiler, terwijl iets meer dan één deelnemer op vijf (20,3%) zijn water verwarmt via een gasboiler. Een zeer kleine minderheid van de ondervraagden (2,1%) maakt gebruik van zonnepanelen. Wanneer de onderlinge verschillen op significanties worden getest, stellen we vast dat het gebruik van een elektrische boiler verschilt tussen elk onderzoeksgebied. Daarnaast blijkt dat de inwoners uit minder vaak gebruik maken van een centrale verwarmingsketel als warmwatervoorziening in vergelijking met de inwoners uit Noord-Limburg en Maasland (58,8% t.o.v. 63,6%). Tabel 14: Warmwatervoorziening Warmwatervoorziening via (1) Noord-Limburg & Maasland (2) (3) % % % Significante verschillen Gasboiler 20,3 20,9 21,9 NS Centrale verwarmingsketel 58,8 63,6 61,4 1/2 Elektrische boiler 23,3 17,6 20,5 1/2, 1/3, 2/3 Zonnepanelen 2,1 1,9 1,5 NS Andere 1,3 1,6 1,2 NS Totaal 100,0 (N=3.448) 100,0 (N=4.279) 100,0 (N=5.368) 78

79 V E R L U C H T I N G Een volgend aspect dat we zullen behandelen met betrekking tot de woning van de respondenten, betreft de vraag hoe vaak men zijn slaapkamer(s) verlucht door het openen van de ramen. Aangezien de weersomstandigheden of temperatuur een invloed kunnen hebben op het al dan niet openen van de ramen maken we een onderscheid tussen zomer en winter. Bijna negen ers op tien (89,0%) openen dagelijks de ramen van hun slaapkamer(s) om deze te verluchten. 6,5% van de ondervraagden doet dit enkele keren per week. Dit betekent dat s zomers de overgrote meerderheid van de respondenten (95,5%) minstens enkele keren per week zijn ramen opent om de slaapkamer(s) te kunnen verlichten. 2,1% beweert dat ze dit nooit of bijna nooit doen. Er is een significant verschil tussen de inwoners uit en de inwoners uit de overige regio s met betrekking tot de mate waarin tijdens de zomer de slaapkamer(s) worden verlucht. Grafiek 47: Frequentie verluchten zomer Vraag 3A. Hoe vaak opent u de ramen van de slaapkamer(s) in de zomer om te verluchten? 2% 7% 89% Noord-Limburg en Maasland 1% 5% 94% 1% 6% 93% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Nooit of bijna nooit Enkele keren per maand Enkele keren per w eek Elke dag Basis = alle respondenten uit (N=5.369), Noord-Limburg en Maasland (N=4.291) en (N=3.449) Tijdens de (koude) wintermaanden wordt de slaapkamer minder vaak verlucht. Hieruit blijkt dus dat de frequentie waarmee men de ramen van de slaapkamer(s) opent om te verluchten verschilt naargelang het seizoen. Tweederde van de respondenten (66,6%) opent s winters dagelijks de ramen van de slaapkamer(s) om deze te verluchten. Iets meer dan één op vijf (22,6%) doet dit enkele keren per week. De overige 10,8% verlucht zijn slaapkamer(s) niet meer dan enkele keren per maand, waarvan 3,5% beweert dit tijdens de winter nooit of bijna nooit te doen. De drie onderzoeksregio s verschillen onderling significant met betrekking tot de mate waarin men tijdens de winter de slaapkamer(s) verlucht. 79

80 Grafiek 48: Frequentie verluchten winter Vraag 3B. Hoe vaak opent u de ramen van de slaapkamer(s) in de winter om te verluchten? 3% 7% 23% 67% Noord-Limburg en Maasland 2% 5% 18% 75% 2% 5% 22% 71% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Nooit of bijna nooit Enkele keren per maand Enkele keren per w eek Elke dag Basis = alle respondenten uit (N=5.369), Noord-Limburg en Maasland (N=4.291) en (N=3.449) 80

81 S C H I M M E L - E N V O C H T P R O B L E M E N Het al dan niet hebben van schimmel- en vochtproblemen vormt het laatste onderdeel in de bespreking van de woning van onze respondenten. Aangezien schimmel- of vochtplekken op meerdere plaatsen in de woning kunnen voorkomen, kunnen meerdere antwoorden worden aangeduid waardoor ook hier de som van de percentages hoger dan 100% kan zijn. Ongeveer drie deelnemers op tien uit (29,6%) hadden het afgelopen jaar schimmel- of vochtplekken in de woning. Bekijken we op welke plaatsen in de woning men schimmel- of vochtplekken heeft, stellen we vast dat dit probleem zich in de eerste plaats voordoet in de badkamer of in de douche (bij 10,2% van de deelnemers). Daarna volgen de kelder (8,5%) en de slaapkamer (6,4%) als plekken waar schimmel- of vochtplekken het vaakst voorkomen. Algemeen beschouwd, stellen we vast dat de inwoners uit Noord-Limburg en Maasland minder vaak geconfronteerd worden met schimmel- of vochtplekken in hun woning. Daarmee verschillen ze significant van de inwoners uit en. Voor de significante verschillen met betrekking tot de plaats waar schimmel voorkomt, verwijzen we naar tabel 15. Tabel 15: Aanwezigheid schimmel- of vochtplekken Had u de laatste 12 maanden schimmel- of vochtplekken in uw woning en zo ja, waar? (1) Noord-Limburg & Maasland (2) (3) % % % Significante verschillen Nee 70,4 75,3 72,4 1/2, 2/3 Ja, in de badkamer / douche 10,2 11,0 12,2 NS Ja, in de kelder 8,5 6,9 6,2 1/2, 1/3 Ja, in de woonkamer 5,6 2,7 4,0 1/2, 1/3, 2/3 Ja, in de slaapkamer 6,4 5,0 8,0 2/3 Ja, in de keuken 2,8 1,6 2,4 1/2 Ja, op andere plekken 5,5 3,7 4,0 1/2, 1/3 Totaal 100,0 (N=5.344) 100,0 (N=4.279) 100,0 (N=3.444) 81

82 R E S U L T A T E N W O N I N G K E N M E R K E N V E R G E L E K E N Type woning % eengezinswoning % appartement % eigenaar ZUID-LIMBURG 86% 12% 84% Noord-Limburg en Maasland 85% 13% 85% 84% 14% 85% Genk-Zuid 85% 14% 81% Nationale enquête geen cijfers geen cijfers geen cijfers SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers geen cijfers Type verwarming % centrale verwarming % houtkachel ZUID-LIMBURG 86% 15% Noord-Limburg en Maasland 92% 16% 90% 14% Genk-Zuid 87% 13% Nationale enquête geen cijfers geen cijfers SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers Warmwatervoorziening centrale verwarmingsketel gasboiler elektrische boiler ZUID-LIMBURG 59% 20% 23% Noord-Limburg en Maasland 64% 21% 18% 61% 22% 21% Genk-Zuid 56% 14% 33% Nationale enquête geen cijfers geen cijfers geen cijfers SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers geen cijfers % met schimmel- of vochtplekken in de woning % met in badkamer/ douche Schimmel- en vochtplekken % met in slaapkamer % met in kelder % met in woonkamer ZUID-LIMBURG 30% 10% 6% 9% 6% Noord-Limburg en Maasland 25% 11% 5% 7% 3% 28% 12% 8% 6% 4% Genk-Zuid geen cijfers geen cijfers 12% geen cijfers geen cijfers Nationale enquête geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers 82

83 3.3.2 Buurt Met betrekking tot de kenmerken van de buurt waarin de respondenten wonen, komen achtereenvolgens de volgende zaken aan bod: het (on)veiligheidsgevoel van onze respondenten, de samenhorigheid in de buurt en de bezorgdheid van de deelnemers over de invloed van de woonomgeving op de gezondheid ( O N ) V E I L I G H E I D De overgrote meerderheid van de inwoners uit (93,1%) voelt zich overdag nooit of bijna nooit onveilig in zijn buurt. s Avonds of s nachts voelt men zich vaker onveilig. Bijna één er op vijf (18,4%) voelt zich tijdens de late uren minstens enkele keren per maand onveilig in zijn buurt. Daaruit volgt dat 81,6% van de respondenten zich s avonds of s nachts nooit of bijna nooit onveilig voelt. Zowel wat betreft het onveiligheidsgevoel overdag als s nachts is er sprake van een significant verschil tussen de inwoners uit Noord-Limburg en Maasland enerzijds en de inwoners uit en anderzijds. Grafiek 49: Onveiligheidsgevoel overdag Vraag 11A. Voelt u zich wel eens onveilig in uw buurt, overdag? 93% 4% Noord-Limburg en Maasland 96% 2% 94% 3% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Nooit of bijna nooit Enkele keren per maand Enkele keren per w eek Elke dag Basis = alle respondenten uit (N=5.319), Noord-Limburg en Maasland (N=4.273) en (N=3.403) 83

84 Grafiek 50: Onveiligheidsgevoel s avonds of s nachts Vraag 11B. Voelt u zich wel eens onveilig in uw buurt, 's avonds of 's nachts? 82% 13% 2% 3% Noord-Limburg en Maasland 86% 11% 2% 2% 80% 13% 3% 3% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Nooit of bijna nooit Enkele keren per maand Enkele keren per w eek Elke dag Basis = alle respondenten uit (N=5.342), Noord-Limburg en Maasland (N=4.313) en (N=3.431) Zoals blijkt uit onderstaande tabel, verschilt het onveiligheidsgevoel van de inwoners uit naargelang hun sociaal-economische status. Tabel 16: Onveiligheidsgevoel naar leeftijd, rookgedrag en sociaal-economische status (gestandaardiseerde cijfers) Stelling Percentages (minstens enkele keren per week) Significante verschillen Laag (1) Midden (2) Hoog (3) SES Overdag onveilig voelen s Avonds / s nachts onveilig voelen 4,9% 7,2% 2,3% 4,6% 2,1% 3,6% 1/2 1/ S AM E N H O R I G H E I D Aan de hand van een aantal uitspraken over mensen in de buurt, peilden we naar de mate van samenhorigheid. We willen erop wijzen dat de eerste drie uitspraken (grafiek 51) positief werden geformuleerd, terwijl de laatste twee uitspraken (grafiek 52) negatief werden geformuleerd. Daarom wordt in de eerste grafiek het percentage respondenten weergegeven dat het een beetje tot helemaal oneens is met de desbetreffende uitspraken, terwijl de tweede grafiek het aandeel respondenten toont die het een beetje tot helemaal eens zijn met de voorgelegde uitspraken. Op deze manier kunnen de resultaten voor de verschillende uitspraken visueel worden vergeleken. Alle uitspraken in beschouwing genomen, wordt de uitspraak dat de mensen in de buurt te vertrouwen zijn het meest positief beoordeeld. We zien immers dat slechts 9,7% van de deelnemers aan de milieugezondheidsenquête voor de regio Zuid- Limburg het oneens zijn met deze uitspraak. De stelling dat de mensen uit de buurt zich met elkaar verbonden voelen wordt het meest negatief beoordeeld, aangezien 20,0% het hiermee oneens is. Verder stellen we vast dat 14,2% van de ondervraagden het er helemaal of een beetje mee oneens zijn dat de mensen in de buurt elkaar helpen. Daarnaast is telkens ongeveer één op tien het er een beetje tot helemaal mee eens dat men liever 84

85 niet met de mensen in de buurt omgaat (9,8%) en dat de mensen in de buurt in het algemeen slecht met elkaar kunnen opschieten (11,4%). Grafiek 51: Samenhorigheid (1) Vraag 12A. In hoeverre bent u het eens met de volgende uitspraak: 'De mensen in mijn buurt...'? % een beetje oneens + helemaal oneens 25% 20% 15% 10% 19% 19% 20% 14% 14% 12% 10% 9% 10% Noord-Limburg en Maasland 5% 0% voelen zich verbonden met elkaar helpen elkaar zijn te vertrouw en Basis = alle respondenten uit (N=5.342), Noord-Limburg en Maasland (N=4.313) en (N=3.431) Grafiek 52: Samenhorigheid (2) 25% Vraag 12B. In hoeverre bent u het eens met de volgende uitspraak? % een beetje eens + helemaal eens 20% 15% 10% 10% 10% 11% 9% 9% 10% Noord-Limburg en Maasland 5% 0% De mensen in mijn buurt kunnen in het algemeen slecht met elkaar opschieten Ik ga liever niet om met de mensen die in mijn buurt w onen Basis = alle respondenten uit (N=5.342), Noord-Limburg en Maasland (N=4.313) en (N=3.431) Het gevoel van samenhorigheid in de buurt wordt niet beïnvloed door de woonomgeving van de respondenten (, Noord-Limburg en Maasland of ). De significante verschillen naar leeftijd, rookgedrag en sociaal-economische status van de ers worden weergegeven in tabel

86 Tabel 17: Samenhorigheid buurt naar leeftijd, rookgedrag en sociaal-economische status (gestandaardiseerde cijfers) Stelling Percentages (beetje eens tot helemaal eens) Significante verschillen 20-35j (1) 36-54j (2) 55-70j (3) Leeftijd Mensen zijn te vertrouwen Mensen kunnen niet goed met elkaar opschieten Ik ga liever niet om met de mensen uit mijn buurt 68,9% 8,0% 7,2% 75,5% 11,1% 9,4% 80,3% 15,3% 12,7% 1/2, 1/3 1/3, 2/3 1/3 Niet-roker (1) Roker (2) Rookgedrag Mensen helpen elkaar Mensen voelen zich verbonden Mensen zijn te vertrouwen 77,3% 64,9% 79,6% 60,1% 51,8% 62,9% 1/2 1/2 1/2 Laag (1) Midden (2) Hoog (3) SES Mensen helpen elkaar Mensen zijn te vertrouwen Mensen kunnen niet goed met elkaar opschieten Ik ga liever niet om met de mensen uit mijn buurt 65,4% 66,6% 17,5% 12,6% 76,2% 78,4% 10,5% 8,1% 78,0% 81,1% 5,3% 7,2% 1/2, 1/3 1/2, 1/3 1/2, 1/3, 2/3 1/2, 1/ B E Z O R G D H E I D O V E R D E G E Z O N D H E I D Een volgend deel willen we wijden aan de vraag of men door het voorkomen van bepaalde situaties in de buurt waar men woont bezorgd is over zijn gezondheid. Ten eerste zullen we nagaan in hoeverre deze situaties of stoorfactoren (bv. drukke straat, verontreinigde grond, zendmasten, ) van toepassing zijn op de respondenten. Ten tweede bekijken we in welke mate men zich hierover zorgen maakt voor zijn gezondheid. Opnieuw geven we een beschrijving van de cijfers voor, die we vervolgens statistisch zullen vergelijken met de cijfers voor en Noord-Limburg en Maasland. In totaal werden acht mogelijke stoorfactoren bevraagd. De drie factoren die het meest voorkomen in de buurt waar de deelnemers wonen zijn: een land- of tuinbouwgebied (56,3%), een drukke straat (40,8%) en zendmasten voor radio en TV of GSM (11,9%). Tabel 18 toont voor de drie onderzoeksgebieden de verschillende (mogelijke) stoorfactoren volgens de frequentie waarin ze voorkomen in de buurt van onze respondenten. Daaruit blijkt dat er een aantal grote regionale verschillen zijn met betrekking tot de aanwezigheid van bepaalde stoorfactoren. Het is zeer duidelijk dat de regio eerder een landbouwgebied is, terwijl de regio meer industrie bevat. Daarnaast stellen we vast dat de inwoners uit vaker in de buurt wonen van een drukke straat, maar minder vaak in de buurt van een tankstation of hoogspanningslijnen. Inwoners uit Noord-Limburg en Maasland wonen vaker op verontreinigde grond. 86

87 Tabel 18: Aanwezigheid mogelijke stoorfactoren Woont u Zuid- Limburg (1) Noord-Limburg & Maasland (2) West- Limburg (3) Significante verschillen % % % % In een landbouw- of tuinbouwgebied 56,3 35,2 21,1 1/2, 1/3, 2/3 In een drukke straat 40,8 34,6 34,4 1/2, 1/3 In de buurt van zendmasten voor radio en TV of GSM 11,9 11,4 12,5 NS In de buurt van een industriegebied 10,3 13,8 21,7 1/2, 1/3, 2/3 In de buurt van een tankstation 9,1 12,7 10,9 1/2, 1/3 In de buurt van een uitgaansbuurt 8,0 9,0 7,9 NS In de buurt van hoogspanningslijnen 7,6 12,7 14,2 1/2, 1/3 Op verontreinigde grond 1,6 4,1 1,6 1/2, 2/3 Totaal 100,0 (N=3.450) 100,0 (N=4.346) 100,0 (N=5.385) Hierboven beschreven we in welke mate bepaalde stoorfactoren voorkomen in de buurt waar men woont. In wat volgt zullen we nagaan in hoeverre de aanwezigheid van deze factoren in aanleiding geeft tot bezorgdheid over de gezondheid. Om de interpretatie van de resultaten wat te vereenvoudigen, zullen we ons in de bespreking en de grafieken concentreren op de personen die tamelijk tot heel erg bezorgd zijn. Het meest bezorgd zijn de inwoners uit over het wonen in de buurt van een zendmast. Een kwart (24,4%) van de 415 respondenten die in de buurt wonen van een zendmast maken zich hierover zorgen. Verder zien we dat hoewel slechts een beperkt aantal respondenten (N=88 ; 1,6%) op verontreinigde grond wonen, bijna één deelnemer op vier die op verontreinigde grond woont (23,8%) tamelijk bezorgd tot heel erg bezorgd is over de gevolgen hiervan op de gezondheid. Daarna volgen het wonen in een drukke straat en de nabijheid van hoogspanningslijnen als meest onrustwekkende stoorfactoren. 23,1% respectievelijk 16,7% van de deelnemers die hiermee worden geconfronteerd, maken zich hierdoor zorgen over hun gezondheid. Men is het minst bezorgd over het wonen in de buurt van land- of tuinbouwgebied en het wonen in de buurt van een tankstation. Respectievelijk 10,4% en 6,7% van de ondervraagden die in de buurt hiervan wonen maken zich daardoor zorgen over hun gezondheid. Na correctie voor confounders én sociaal-economische status van de respondenten kunnen de volgende significante verschillen worden opgemerkt: Ten eerste is men frequenter tamelijk tot heel erg bezorgd over het effect op zijn gezondheid van het wonen nabij industriegebied indien men in woont dan wanneer men in woont (20,5% respectievelijk 13,9% van de inwoners maakt zich hierover zorgen). Ten tweede verschillen de regio s onderling met betrekking tot de bezorgdheid over het wonen in een landbouw- of tuinbouwgebied. Het aandeel inwoners dat zich hierover zorgen maakt bedraagt 3,3% in Noord-Limburg en Maasland, 6,2% in en 10,4% in. 87

88 Grafiek 53: Aanwezigheid stoorfactor in buurt 60% 57% Vraag 19A. Woont u in de buurt van? 40% 35% 41% 34% 35% 20% 0% drukke straat 21% landbouw/tuinbouwgebied 14% 13% 8% hoogspanningslijnen 13% 11% 12% zendmasten 4% 2% 2% verontreinigde grond 13% 11% 9% 8% 9% 8% tankstation uitgaansbuurt 22% 14% 10% industriegebied Noord-Limburg en Maasland Basis = alle respondenten uit (N=5.385), Noord-Limburg en Maasland (N=4.346) en (N=3.450) Grafiek 54: Bezorgdheid gezondheid door stoorfactoren 60% 40% 20% 0% 20% 23% 21% drukke straat Vraag 19B. In w elke mate bent u hierdoor bezorgd over uw gezondheid? % tamelijk bezorgd + heel erg bezorgd 19% 19% 20% 10% 6% 3% landbouw/tuinbouwgebied hoogspanningslijnen 39% 34% 24% 22% 24% zendmasten verontreinigde grond 22% 21% 18% 18% 13% 15% 5% 14% 8% 4% tankstation uitgaansbuurt industriegebied Noord-Limburg en Maasland Basis = alle respondenten uit (N=4.253), Noord-Limburg en Maasland (N=3.433) en (N=2.691) die een mogelijke stoorfactor in hun buurt hebben 88

89 Aan de hand van de volgende tabel gaan we na of er significante verschillen zijn met betrekking tot de bezorgdheid omwille van bepaalde stoorfactoren voor de gezondheid naargelang de leeftijd, het rookgedrag en de sociaal-economische status van de respondenten. Zo merken we bijvoorbeeld op dat de oudste respondenten (55 tot 70 jaar) zich significant meer zorgen maken over de invloed van het wonen in een uitgaansbuurt op de gezondheid. Of we zien dat er binnen de hoge sociale klasse significant meer respondenten zijn die zich zorgen maken over het wonen op verontreinigde grond. Voor een volledig overzicht, verwijzen we naar tabel 19. Tabel 19: Bezorgdheid gezondheid door stoorfactoren naar leeftijd, rookgedrag en sociaal-economische status (gestandaardiseerde cijfers) Leeftijd Rookgedrag SES Stoorfactoren Hoogspanningslijnen Verontreinigde grond Tankstation Percentages (tamelijk tot heel erg bezorgd) 20-35j (1) 36-54j (2) 55-70j (3) 11,5% 25,6% 1,6% 29,2% 44,0% 10,0% 9,8% 7,3% 13,5% Niet-roker (1) Roker (2) Significant 1/2, 2/3 2/3 1/2, 1/3 Zendmasten 29,0% 11,3% 1/2 Landbouw / tuinbouwgebied Zendmasten Verontreinigde grond Laag (1) Midden (2) Hoog (3) 15,9% 27,8% 10,3% 8,5% 33,3% 16,9% 11,6% 14,9% 59,8% 1/2 2/3 1/3, 2/3 89

90 R E S U L T A T E N B U U R T K E N M E R K E N V E R G E L E K E N (On)veiligheid % dat zich soms onveilig voelt overdag s nachts ZUID-LIMBURG 3% 5% Noord-Limburg & Maasland 4% 4% 6% 6% Genk-Zuid 3% (vaak onveilig) 7% (vaak onveilig) Nationale enquête geen cijfers geen cijfers SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers % een beetje eens tot helemaal eens mensen in de buurt helpen elkaar mensen in de buurt zijn te vertrouwen Samenhorigheid mensen in de buurt voelen zich met elkaar verbonden mensen in mijn buurt kunnen in het algemeen goed met elkaar opschieten mensen in mijn buurt, daar ga ik graag mee om ZUID-LIMBURG 73% 75% 62% 71% 76% Noord-Limburg & Maasland 75% 78% 62% 72% 77% 71% 73% 58% 71% 76% Genk-Zuid 76% 75% 62% 66% 72% Nationale enquête geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers Bezorgdheid over de gezondheid TOP 3 meest voorkomende stoorfactoren (%) Meest voorkomend Tweede meest voorkomend Derde meest voorkomend ZUID-LIMBURG landbouwgebied (56%) drukke straat (41%) zendmasten (12%) Noord-Limburg & Maasland landbouwgebied (36%) drukke straat (34%) industriegebied (14%) drukke straat (34%) industriegebied (22%) landbouwgebied (21%) Genk-Zuid geen cijfers geen cijfers geen cijfers Nationale enquête geen cijfers geen cijfers geen cijfers SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers geen cijfers 90

91 3.3.3 Milieu In een laatste deel van dit onderzoeksrapport zullen we nagaan in welke mate de inwoners uit hinder ondervinden van het milieu. Vooreerst bekijken we met welke milieuproblemen de ondervraagde Limburgers in hun omgeving worden geconfronteerd. Vervolgens gaan we voor een aantal specifieke hindervormen (bvb. hinder door geluid) na van welke bronnen deze hinder afkomstig is M I L I E U H I N D E R AL G E M E E N Voor 17 (milieu)problemen werd gevraagd aan te geven in welke mate men last had van dit probleem in zijn of haar buurt: gaande van geen last, een beetje last, tamelijk veel last, tot heel veel last. In de grafieken die volgen wordt steeds het percentage respondenten weergegeven dat aangeeft tamelijk veel last tot heel veel last te hebben van het betreffende probleem. Algemeen beschouwd komen in de regio de volgende problemen het vaakst voor: druk wegverkeer (22,8%) en slecht onderhoud van fietspaden (17,6%) Daarnaast ondervindt telkens meer dan één op zeven hinder ten gevolge van geluidsoverlast (14,9%), hondenpoep (14,2%), slecht onderhouden wegen (13,7%) en sluikstorten (13,6%). Grafiek 55: Last milieuproblemen (1) 30% Vraag 13. In w elke mate heeft u last van volgende (milieu)problemen in uw buurt? % tamelijk veel + heel veel last 23% 20% 10% 20% 18% 18% 18% 15% 14% 15% 15% 13% 13% 14% 13% 14% 13% 14% 11% 10% 6% 9% 6% 9% 9% 8% 10% 8% 8% Noord-Limburg en Maasland 0% Druk wegverkeer Slecht onderhoud fietspaden Geluidsoverlast Hondenpoep Slecht onderhoud wegen Sluikstorten Ratten Geuroverlast Luchtvervuiling Basis = alle respondenten uit (N=5.305), Noord-Limburg en Maasland (N=4.346) en (N=3.465) 91

92 Grafiek 56: Last milieuproblemen (2) 30% Vraag 13. In w elke mate heeft u last van volgende (milieu)problemen in uw buurt? % tamelijk veel + heel veel last 20% 12% 10% 0% 7% 7% 5% 1% 2% 7% 9% 7% 3% 4% 4% 4% 3% 4% 4% 3% 2% 2% 2% 5% 2% 2% 1% 3% 2% 1% Noord-Limburg en Maasland Verbranden van afval Gebruik bestrijdingsmiddelen Te weinig groen Lichtoverlast Veiligheidsrisico door industriele bedrijven Watervervuiling Bodemvervuiling Eikenprocessierups Andere Basis = alle respondenten uit (N=5.305), Noord-Limburg en Maasland (N=4.346) en (N=3.465) Zonder in detail alle significante verschillen tussen de drie onderzoeksgebieden tekstueel te beschrijven, toont onderstaande tabel een overzicht van de verschillen tussen de bestudeerde regio s. De significanties werden bepaald na correctie voor confounders en sociaal-economische status. Tabel 20: Last milieuproblemen naar onderzoeksgebied In welke mate heeft u last van volgende (milieu)problemen in uw buurt (% tamelijk veel + heel veel last) (1) Noord- Limburg & Maasland (2) West- Limburg (3) Significante verschillen % % % % Bodemvervuiling 1,2 1,7 1,8 NS Watervervuiling 1,8 1,5 2,3 NS Luchtvervuiling 7,8 8,0 10,4 2/3 Lichtoverlast 3,5 2,7 4,0 2/3 Geluidsoverlast 14,9 15,4 18,1 1/3, 2/3 Geuroverlast 8,1 8,5 8,9 NS Druk wegverkeer 22,8 18,1 19,5 1/2, 1/3 Veiligheidsrisico door industriële bedrijven 2,3 2,6 4,4 1/3, 2/3 Gebruik bestrijdingsmiddelen 7,0 1,2 1,5 1/2, 1/3 Te weinig groen 3,9 3,3 3,5 NS Slecht onderhoud wegen 13,7 12,8 10,1 1/3, 2/3 Slecht onderhoud fietspaden 17,6 13,8 14,5 1/2, 1/3 Hondenpoep 14,2 12,8 11,3 1/3, 2/3 Sluikstorten 13,6 13,1 13,2 NS Verbranden van afval 7,1 6,5 4,8 1/3, 2/3 Eikenprocessierups 0,7 12,4 3,1 1/2, 1/3, 2/3 Ratten 8,7 5,9 5,6 1/2, 1/3 Andere 6,5 5,1 9,3 1/3, 2/3 Totaal 100,0 (N=3.465) 100,0 (N=4.346) 100,0 (N=5.305) 92

93 Verder kunnen meerdere significante verschillen worden vastgesteld naargelang leeftijd, rookgedrag en sociaal-economische status van de respondenten. Zo stellen we vast dat mannen significant vaker dan vrouw hinder ondervinden van slecht onderhouden wegen en fietspaden. Problemen zoals luchtvervuiling, geluidshinder en druk wegverkeer worden vaker gesignaleerd door de oudere respondenten. Deze en andere verschillen worden in de volgende tabel weergegeven. Tabel 21: Last milieuproblemen naar leeftijd, rookgedrag en sociaal-economische status (gestandaardiseerde cijfers) Milieuproblemen Percentages (tamelijk tot heel veel last) Mannen (1) Vrouwen (2) Significant Geslacht Slecht onderhoud wegen Slecht onderhoud fietspaden 17,0% 21,2% 10,9% 14,3% 1/2 1/ j (1) 36-54j (2) 55-70j (3) Leeftijd Luchtvervuiling Geluidsoverlast Druk wegverkeer Risico industriële bedrijven 4,5% 11,9% 20,3% 1,4% 8,6% 14,4% 21,8% 3,1% 11,2% 19,2% 27,0% 2,3% 1/2, 1/3 1/3, 2/3 1/3 1/2 Niet-roker (1) Roker (2) Rookgedrag Luchtvervuiling Lichtoverlast Risico industriële bedrijven Slecht onderhoud fietspaden Sluikstorten 8,7% 2,9% 1,8% 18,8% 14,7% 5,2% 5,5% 3,6% 14,1% 10,2% 1/2 1/2 1/2 1/2 1/2 Laag (1) Midden (2) Hoog (3) SES Bodemvervuiling Gebruik bestrijdingsmiddelen Slecht onderhoud fietspaden Ratten 2,4% 8,1% 14,2% 9,9% 0,9% 4,9% 16,8% 10,0% 0,6% 9,0% 21,5% 5,7% 1/3 1/2, 2/3 1/3 1/3, 2/3 93

94 H I N D E R B R O N N E N Voor een aantal specifieke hinderbronnen zoals geluidsoverlast, hinder van trillingen of geurhinder onderzoeken we van welke bronnen deze hinder afkomstig is. Voor elke bron afzonderlijk werd gevraagd aan te geven in welke mate men er de afgelopen twaalf maanden last van had. Om een duidelijke interpretatie mogelijk te maken, worden opnieuw de personen besproken die tamelijk veel tot heel veel last ondervinden. A. Hinder van geluid: thuis en tijdens slaap Inzake geluidshinder, maakten we een onderscheid tussen geluidsoverlast wanneer men thuis is en hinder van geluid waardoor de slaap wordt verstoord. Geluid veroorzaakt door het wegverkeer is met voorsprong de belangrijkste hinderbron waarmee onze deelnemers uit worden geconfronteerd. Zo zien we dat 14,3% van de ondervraagden tamelijk veel tot heel veel last ondervindt van het geluid dat door het drukke verkeer wordt veroorzaakt. De top drie van meest hinderlijke geluidsbronnen wordt verder vervolledigd door geluid van dieren (5,1%) en lawaaierige buren (4,5%). Grafiek 57: Hinderbronnen van geluid als men thuis is Vraag 14. In w elke mate had u de afgelopen 12 maanden last van volgende geluidsproblemen als u thuis w as? % tamelijk veel + heel veel last 25% 20% 15% 10% 5% 0% 12% 14% 13% 9% 8% 5% 5% 3% 4% 4% 2% 4% 4% 5% 6% 1% 1% 2% 2% 2% 2% 3% 2% 1% Wegverkeer Industrie Vliegtuigen Treinen Horeca Evenementen Sportvelden Buren Dieren Noord-Limburg en Maasland Basis = alle respondenten uit (N=5.338), Noord-Limburg en Maasland (N=4.350) en (N=3.412) Aan de hand van onderstaande tabel kunnen de significante verschillen tussen de drie bestudeerde gebieden in worden nagelezen. 94

95 Tabel 22: Hinder van geluid thuis naar onderzoeksgebied In welke mate had u de afgelopen 12 maanden last van volgende geluidsproblemen als u thuis was (% tamelijk veel + heel veel last) (1) Noord- Limburg & Maasland (2) West- Limburg (3) Significante verschillen % % % % Wegverkeer 14,3 12,0 13,2 1/2 Industrie 1,2 1,4 1,7 NS Vliegtuigen 4,4 7,9 8,7 1/2, 1/3 Treinen 1,8 0,3 1,9 1/2, 2/3 Horeca 2,4 2,1 2,8 NS Evenementen 2,3 3,3 3,8 * Sportvelden 0,3 0,3 0,5 NS Buren 4,5 3,8 4,4 NS Dieren 5,1 5,6 5,2 NS Totaal 100,0 (N=3.412) 100,0 (N=4.350) 100,0 (N=5.338) Aan de hand van grafiek 58 gaan we na welke invloed het geluid van bepaalde bronnen heeft op de slaap. Algemeen beschouwd, stellen we vast dat de percentages voor deze vraag ( werd uw slaap thuis de afgelopen 12 maanden verstoord door het geluid van volgende bronnen? ) nooit hoger zijn dan het percentage respondenten dat tamelijk veel tot heel veel hinder ondervindt van de desbetreffende geluidsbron. Er zijn met andere woorden voor elke hinderbron meer mensen die er tamelijk veel tot heel veel last van onderhinden dan mensen voor wie de slaap erdoor wordt verstoord. Als de slaap van onze se deelnemers verstoord wordt door het geluid van buitenaf, dan is de bron het vaakst het wegverkeer (8,1%). Daarnaast heeft 4,4% van de respondenten het afgelopen jaar moeilijk de slaap kunnen vatten door lawaai veroorzaakt door buren. Het geluid van dieren is voor 3,6% van de ondervraagden een hinderbron tijdens de slaap. 95

96 Grafiek 58: Hinderbronnen van geluid die slaap verstoren Vraag 15. Werd uw slaap thuis de afgelopen 12 maanden verstoord door het geluid van volgende bronnen? % tamelijk veel + heel veel last 25% 20% 15% 10% 5% 0% 7% 8% 7% 4% 3% 1% 3% 0% 1% 0% 1% 1% 3% 4% 4% 2% 4% 3% 2% 4% 4% 5% 3% 2% 0% 0% 0% Noord-Limburg en Maasland Wegverkeer Industrie Vliegtuigen Treinen Horeca Evenementen Sportvelden Buren Dieren Basis = alle respondenten uit (N=5.320), Noord-Limburg en Maasland (N=4.334) en (N=3.370) Tabel 23 toont de significante verschillen tussen de inwoners uit, Noord-Limburg en Maasland en. Tabel 23: Hinderbronnen van geluid die slaap verstoren naar onderzoeksgebied Werd uw slaap de afgelopen 12 maanden verstoord? (% tamelijk veel + heel veel last) (1) Noord- Limburg & Maasland (2) West- Limburg (3) Significante verschillen % % % % Wegverkeer 8,1 6,8 7,3 NS Industrie 0,4 0,9 0,9 * Vliegtuigen 2,5 3,0 3,9 1/3 Treinen 0,5 0,1 0,8 * Horeca 1,8 1,8 2,7 NS Evenementen 2,1 3,1 3,5 1/2, 1/3 Sportvelden 0,1 0,2 0,3 * Buren 3,6 2,7 3,5 NS Dieren 4,4 4,6 4,3 NS Totaal 100,0 (N=3.370) 100,0 (N=4.334) 100,0 (N=5.320) 96

97 B. Hinder van geur Een tweede mogelijke hinderbron die we bespreken is geur. De meest hinderlijke geurbronnen voor de inwoners uit zijn rook uit schoorstenen, rook van verbranding en geur afkomstig van landbouw of veeteelt. Respectievelijk 4,5%, 4,0% en 3,6% van de bevraagde ers heeft hier de afgelopen twaalf maanden geurhinder van ondervinden. Grafiek 59: Hinderbronnen van geur Vraag 16. Had u de afgelopen 12 maanden last van geur van onderstaande bronnen als u thuis w as? % tamelijk veel + heel veel last 25% 20% 15% 10% 5% 0% 2% 2% 3% 2% 2% 1% 0% 1% 0% 7% 6% 4% 3% 4% 5% 4% 2% 2% 3% 2% 3% Noord-Limburg en Maasland Wegverkeer Industrie Horeca Landbouw/veeteelt Rook uit de schoorsteen Rook van het verbranden Riolering Basis = alle respondenten uit (N=5.311), Noord-Limburg en Maasland (N=4.332) en (N=3.356) Tussen de inwoners uit de drie onderzoeksgebieden kunnen meerdere significante verschillen worden vastgesteld. We stellen bijvoorbeeld vast dat de inwoners uit Zuid- Limburg minder vaak geurhinder ondervinden als gevolg van industrie, maar vaker worden geconfronteerd met de geurhinder die landbouw en veeteelt met zich meebrengen. Dit en andere significante verschillen worden weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 24: Hinderbronnen van geur naar onderzoeksgebied Had u de afgelopen 12 maanden last van geur van onderstaande bronnen als u thuis was? (% tamelijk veel + heel veel last) (1) Noord- Limburg & Maasland (2) West- Limburg (3) Significante verschillen % % % % Wegverkeer 3,0 2,0 2,2 NS Industrie 0,6 1,9 2,4 1/2, 1/3 Horeca 0,1 0,3 0,5 NS Landbouw/veeteelt 3,6 2,7 2,1 1/2, 1/3 Rook uit de schoorsteen 4,5 6,6 5,7 1/2 Rook van het verbranden 4,0 3,8 2,3 1/3, 2/3 Riolering 3,3 2,0 3,4 1/2, 2/3 100,0 100,0 100,0 Totaal (N=3.356) (N=4.332) (N=5.311) 97

98 C. Hinder van roet en stof De meeste roet- of stofhinder wordt veroorzaakt door het wegverkeer. 6,0% van de respondenten uit zegt hier de afgelopen twaalf maanden last van te hebben ondervonden. Daarnaast hebben telkens een kleine fractie van de deelnemers hinder van roet en stof ondervonden door verbranding in open lucht (2,7%), verbranding uit schoorstenen (2,4%) en industrie (0,7%). Grafiek 60: Hinderbronnen van roet en stof 25% 20% Vraag 17. Had u de afgelopen 12 maanden last van roet of stof van onderstaande bronnen als u thuis w as? % tamelijk veel + heel veel last 15% 10% 5% 0% 4% 6% 4% 3% 4% 1% 4% 2% 1% 1% 1% Wegverkeer Industrie Verbranding uit schoorsteen 3% Verbranding in open lucht Noord-Limburg en Maasland Basis = alle respondenten uit (N=5.326), Noord-Limburg en Maasland (N=4.328) en (N=3.372) Op basis van een statistische vergelijking tussen de drie onderzoeksregio s, is de meest opmerkelijke vaststelling dat de inwoners uit significant vaker hinder ondervinden van roet of stof veroorzaakt door het wegverkeer. 6,0% van de inwoners uit heeft de afgelopen 12 maanden last gehad t.o.v. 3,7% in Noord-Limburg en Maasland en 4,1% in. Tabel 25: Hinderbronnen van roet en stof naar onderzoeksgebied Had u de afgelopen 12 maanden last van roet of stof van onderstaande bronnen als u thuis was? (% tamelijk veel + heel veel last) (1) Noord- Limburg & Maasland (2) West- Limburg (3) Significante verschillen % % % % Wegverkeer 6,0 3,7 4,1 1/2, 1/3 Industrie 0,7 0,7 1,0 NS Verbranding uit schoorsteen 2,4 4,1 3,5 1/2 Verbranding in open lucht 2,7 2,8 1,3 1/3, 2/3 100,0 100,0 100,0 Totaal (N=3.372) (N=4.328) (N=5.326) 98

99 D. Hinder van trillingen We bespraken hierboven hinderbronnen van geluid zoals vliegtuiglawaai of het geluid van wegverkeer. Een andere vorm van geluid is contactgeluid, oftewel trillingen. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat trillingen voornamelijk worden veroorzaakt door wegverkeer. Deze trillingen kunnen bijvoorbeeld worden ervaren door omwonenden van een verkeersdrempel. Alle deelnemers uit in beschouwing genomen, ondervindt 11,4% hinder van trillingen door het verkeer. Daarnaast ervaart respectievelijk 2,5%, 0,7% en 0,5% hinder van trillingen die worden veroorzaakt door bouw- of sloopactiviteiten, treinen en industrie. Grafiek 61: Hinderbronnen van trillingen 25% Vraag 18. Had u de afgelopen 12 maanden last van trillingen van onderstaande bronnen als u thuis w as? % tamelijk veel + heel veel last 20% 15% 10% 5% 0% 6% 5% 11% 1% 1% 1% Wegverkeer Industrie Treinen Bouw - of sloopactiviteiten 1% 0% 1% 2% 1% 3% Noord-Limburg en Maasland Basis = alle respondenten uit (N=5.333), Noord-Limburg en Maasland (N=4.329) en (N=3.388) In vergelijking met de inwoners uit Noord-Limburg en Maasland en met de personen die in wonen ondervinden de deelnemers uit significant meer hinder van trillingen die worden veroorzaakt door wegverkeer (5,4% respectievelijk 6,0% t.o.v. 11,4% ondervindt tamelijk veel tot heel veel last). Tabel 26: Hinderbronnen van trillingen naar onderzoeksgebied Had u de afgelopen 12 maanden last van trillingen van onderstaande bronnen als u thuis was? (% tamelijk veel + heel veel last) (1) Noord- Limburg & Maasland (2) West- Limburg (3) Significante verschillen % % % % Wegverkeer 11,4 5,4 6,0 1/2, 1/3 Industrie 0,5 0,5 0,7 NS Treinen 0,7 0,2 1,2 * Bouw- of sloopactiviteiten 2,5 1,4 1,7 1/2 100,0 100,0 100,0 Totaal (N=3.388) (N=4.329) (N=5.333) 99

100 R E S U L T A T E N M I L I E U H I N D E R V E R G E L E K E N Milieuhinder algemeen (1) % tamelijk veel last tot heel veel last van in de buurt waar men woont druk wegverkeer geluidsoverlast slecht onderhoud fietspaden sluikstorten slecht onderhoud wegen ZUID-LIMBURG 23% 15% 18% 14% 14% Noord-Limburg en Maasland 18% 15% 14% 13% 13% 19% 19% 14% 13% 10% Genk-Zuid 24% 22% geen cijfers geen cijfers geen cijfers Nationale enquête 9% (autoverkeer) 6% (burenlawaai) geen cijfers geen cijfers geen cijfers SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers Milieuhinder algemeen TOP 10 (2) % tamelijk veel last tot heel veel last van in de buurt waar men woont hondenpoep eikenprocessierupsen Geuroverlast Luchtvervuiling verbranden van afval ZUID-LIMBURG 14% 1% 8% 8% 7% Noord-Limburg en Maasland 13% 13% 8% 8% 6% 11% 3% 9% 11% 5% Genk-Zuid geen cijfers geen cijfers 17% 17% geen cijfers Nationale enquête geen cijfers geen cijfers 6% (andere geurhinder dan verkeer ) geen cijfers geen cijfers SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers Hinder van geluid (als men thuis is) (1) % tamelijk veel last tot heel veel last van geluidsproblemen wegverkeer industrie vliegtuigen treinen horeca ZUID-LIMBURG 14% 1% 4% 2% 2% Noord-Limburg en Maasland 12% 1% 8% 0% 2% 13% 2% 9% 2% 3% Genk-Zuid 18% 5% geen cijfers geen cijfers geen cijfers Nationale enquête geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers SLO 2 meting LNE 11% 4% 2% 1% 2% SLO 2 meting LNE (Limburg) 8% 1% 4% 1% 1% 100

101 Hinder van geluid (als men thuis is) (2) % tamelijk veel last tot heel veel last van geluidsproblemen evenementen sportvelden buren dieren ZUID-LIMBURG 2% 0% 5% 5% Noord-Limburg en Maasland 3% 0% 4% 6% 4% 1% 5% 5% Genk-Zuid geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers Nationale enquête geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers SLO 2 meting LNE 1% 1% geen cijfers 3% SLO 2 meting LNE (Limburg) 1% 1% geen cijfers 4% Hinderbronnen van geur (1) % tamelijk veel last tot heel veel last van geurhinder wegverkeer industrie horeca rook uit schoorsteen ZUID-LIMBURG 3% 1% 0% 4% Noord-Limburg en Maasland 2% 2% 0% 7% 2% 2% 1% 6% Genk-Zuid 4% 6% geen cijfers geen cijfers Nationale enquête geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers SLO 2 meting LNE 4% 2% 0% 2% SLO 2 meting LNE (Limburg) 3% 2% 0% 3% Hinderbronnen van geur (2) % tamelijk veel last tot heel veel last van geurhinder landbouw/veeteelt rook van het verbranden riolering ZUID-LIMBURG 5% 4% 3% Noord-Limburg en Maasland 3% 4% 2% 2% 2% 3% Genk-Zuid geen cijfers geen cijfers geen cijfers Nationale enquête geen cijfers geen cijfers geen cijfers SLO 2 meting LNE geen cijfers 2% 1% SLO 2 meting LNE (Limburg) geen cijfers 2% 1% 101

102 Hinderbronnen van roet en stof % tamelijk veel last tot heel veel last van roet / stof wegverkeer industrie verbranding uit schoorsteen verbranding in open lucht ZUID-LIMBURG 6% 1% 2% 3% Noord-Limburg en Maasland 4% 1% 4% 3% 4% 1% 4% 1% Genk-Zuid 8% 6% geen cijfers geen cijfers Nationale enquête geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers Hinder van trillingen % tamelijk veel last tot heel veel last van trillingen wegverkeer industrie treinen bouw- of sloopactiviteiten ZUID-LIMBURG 11% 1% 1% 3% Noord-Limburg en Maasland 6% 1% 0% 1% 6% 1% 1% 2% Genk-Zuid 8% 2% geen cijfers geen cijfers Nationale enquête geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers SLO 2 meting LNE geen cijfers geen cijfers geen cijfers geen cijfers 102

103 3.3.4 Algemene leefkwaliteit in uw buurt Ten slotte bekijken we hoe onze respondenten uit de algemene leefkwaliteit van hun buurt evalueren. De term leefkwaliteit omvat meerdere aspecten, waaronder veiligheid, kindvriendelijkheid, leefmilieu, enz. Algemeen beschouwd, stellen we vast dat slechts een kleine minderheid van de deelnemers aan de milieugezondheidsenquête voor Noord-Limburg & Maasland (7,1%) niet tevreden of helemaal niet tevreden is over de leefkwaliteit in de buurt waar men woont. De inwoners uit verschillen significant van de inwoners uit Noord- Limburg en Maasland. Deze laatste zijn enerzijds minder vaak (helemaal) niet tevreden en anderzijds vaker tevreden tot zeer tevreden. Daarnaast stellen we vast dat de inwoners uit Noord-Limburg en Maasland vaker tevreden tot zeer tevreden zijn in vergelijking met de ers. De woonomgeving van de respondenten heeft dus een significante invloed op de manier waarop de leefkwaliteit van de buurt wordt gepercipieerd. Grafiek 62: Algemene leefkwaliteit buurt (1) 20% 15% Vraag 9. Hoe tevreden bent u in het algemeen over de leefkw aliteit (veiligheid, kindvriendelijkheid, leefmilieu, ) in uw buurt? % (helem aal) niet tevreden 10% 5% 0% 6% 5% 7% Noord-Limburg en Maasland Basis = alle respondenten uit (N=5.369), Noord-Limburg en Maasland (N=4.321) en (N=3.446) Grafiek 63: Algemene leefkwaliteit buurt (2) 100% 80% 60% 40% 20% 0% Vraag 9. Hoe tevreden bent u in het algemeen over de leefkw aliteit (veiligheid, kindvriendelijkheid, leefmilieu, ) in uw buurt? % tevreden + zeer tevreden 72% 75% 71% Noord-Limburg en Maasland Basis = alle respondenten uit (N=5.369), Noord-Limburg en Maasland (N=4.321) en (N=3.446) 103

104 R E S U L T A T E N AL G E M E N E L E E F K W AL I T E I T V E R G E L E K E N Algemene leefkwaliteit buurt % niet tevreden tot helemaal niet tevreden over de algemene leefkwaliteit in de buurt ZUID-LIMBURG 7% Noord-Limburg en Maasland 5% 6% Genk-Zuid geen cijfers Nationale enquête geen cijfers SLO 2 meting LNE 6% SLO 2 meting LNE (Limburg) 8% 104

105 4. Besluit - beleidsaanbevelingen In dit laatste hoofdstuk zetten we de belangrijkste resultaten van het huidige onderzoek op een rijtje. We ronden af met enkele aanbevelingen. 4.1 Algemeen besluit Dit onderzoek is opgebouwd uit twee grote onderdelen, met name (1) de gezondheid van de inwoners uit en (2) de milieuhinder die de inwoners uit Zuid- Limburg in hun buurt ervaren. Als rode draad doorheen dit onderzoeksrapport loopt de vergelijking tussen de drie verschillende onderzoeksgebieden, namelijk, Noord-Limburg en Maasland en. De regio s en Noord-Limburg en Maasland werden bevraagd in 2009 respectievelijk Dit onderzoek in de regio werd uitgevoerd middels een schriftelijke bevraging bij huishoudens, waarbij werd gepoogd om per deelnemende gemeente het demografisch profiel van de respondenten zo nauwkeurig mogelijk te laten aansluiten aan dit van de populatie. In totaal namen inwoners uit Zuid- Limburg deel aan deze milieugezondheidsenquête, wat neerkomt op een respons van 33,5%. Wanneer de drie onderzoeksregio s samen worden bekeken, spreken we van deelnemers aan de milieugezondheidsenquêtes waarvan sprake in dit rapport. Wanneer we het profiel van onze respondenten uit bekijken, stellen we vast dat (1) men voornamelijk in België is geboren (94%) (2) telkens meer dan één op drie na het beëindigen van het secundair onderwijs geen verdere opleiding voltooide (34%) en hoger geschoold is (37%) (3) de meerderheid (63%) betaald werk heeft, meestal als bediende (59%) en (4) ongeveer vier op tien (41%) tot de sociale middenklasse behoort, terwijl drie respondenten op tien (30%) tot de lage sociale klasse behoort. Wanneer het socio-demografisch profiel wordt vergeleken tussen de regio s onderling, stellen we vast dat (1) het aantal in België geboren respondenten door de talrijke aanwezigheid van Nederlanders significant lager is in Noord-Limburg en Maasland (2) Noord-Limburg en Maasland minder hoger geschoolde respondenten en meer arbeiders telt en (3) in vergelijking met de andere regio s meer inwoners heeft die niet werken wegens ziekte of invaliditeit of omdat ze gepensioneerd zijn. Verder tonen de resultaten dat het voor 20% van de se deelnemers aan de enquête moeilijk tot zeer moeilijk is om maandelijks rond te komen. Daarmee verschillen zij samen met de inwoners uit significant van de inwoners uit Noord-Limburg en Maasland, waar 15% van de inwoners moeilijk tot zeer moeilijk rondkomen. 105

106 De grote meerderheid van de gezinnen (84%) beschikt over een eigen woning. Met betrekking tot de gezinssamenstelling van de bevraagde personen, zien we dat meer dan twee deelnemers op drie uit (68%) samenwoonde op het openblik van de bevraging, meestal gehuwd. Tweederde van de respondenten (65%) heeft geen inwonende kinderen van jonger dan 18 jaar, terwijl 16% van de gezinnen een éénpersoonsgezin is. Bekijken we de woonomgeving van de respondenten, stellen we vast dat bijna de helft (43%) langer dan 19 jaar in dezelfde wijk woont. Bijna één deelnemer op vier (24%) woont maximaal vier jaar op het huidige adres. Binnen de resultaten die verband houden met de gezondheid van de respondenten, hebben we een ruim hoofdstuk besteed aan de levensstijl die de inwoners uit Zuid- Limburg er op nahouden. De inwoners uit de drie onderzoeksregio s bewegen te weinig Ongeveer één respondent op vijf uit (19%), beweegt meerdere keren per week intensief. Meer dan één deelnemer op drie (39%) haalt echter de wenselijke gezondheidsnorm niet, zijnde vier uur per week matige fysieke activiteit zoals wandelen, tuinieren of dweilen. Daarmee doen de inwoners uit het significant minder goed in vergelijking met de inwoners uit en Noord- Limburg en Maasland waar 33% respectievelijk 35% de wenselijke gezondheidsnorm niet haalt. Hoewel het gebruik van alcohol sterk is ingeburgerd in onze samenleving, heeft het zelfs bij matig gebruik een negatief effect op de gezondheid. De grote meerderheid van de inwoners (79%) heeft het voorbije jaar alcohol gedronken. Als norm voor schadelijk alcoholgebruik wordt vaak 21 glazen per week genomen. Wanneer we dit criterium hanteren, kan 3% van onze deelnemers als problematische drinker worden beschouwd. Met betrekking tot het alcoholgebruik van de respondenten kunnen geen significante verschillen worden vastgesteld tussen de inwoners uit de drie bevraagde regio s. De helft van de bevraagde deelnemers rookt óf heeft ooit gerookt Naast het gebruik van alcohol, is ook roken een belangrijke risicofactor met gevolgen voor de gezondheid. Eén vierde (25%) van de ondervraagde inwoners uit Zuid- Limburg is een roker. Dit zijn er significant meer in vergelijking met de andere regio s. Onder de rokers, rookt bijna één op vijf (19%) meer dan 20 sigaretten per dag. Bovendien blijkt dat één op vier (24%) een ex-roker is. Ten slotte stellen we vast dat binnen elke onderzoeksregio bijna één deelnemer op vijf binnenshuis aan rook worden blootgesteld. 106

107 De gemiddelde inwoner uit heeft (licht) overgewicht De gemiddelde inwoner uit heeft een BMI van 25,2, wat overeenkomt met licht overgewicht. Meer dan één deelnemer op drie (35%) lijdt aan licht tot matig overgewicht, terwijl bijna één deelnemer op acht (12%) een problematische gewichtstoestand heeft die als zwaarlijvigheid kan worden beschouwd. De resultaten voor de drie onderzoeksregio s zijn vergelijkbaar al scoren de inwoners uit West- Limburg lichtjes beter voor wat betreft de gewichtstoestand. Inzake voedingsgewoonten van de inwoners uit komen volgende bevindingen aan het licht: Zeven inwoners op tien (72%) ontbijten elke dag, acht op tien nuttigen (79,4%) dagelijks een middagmaal en negen op tien (88%) nemen elke dag een avondmaal. Wanneer er naar de voedingsgroepen wordt gekeken, zien we dat brood het vaakst dagelijks wordt gegeten (70%), gevolgd door groenten (64%) en fruit (45%). Meer dan drie respondenten op tien (31%) eten meerdere keren per week vis of schelp- of schaaldieren. Het is algemeen aanvaard dat gezond eten samen met voldoende bewegen de basis vormt voor een gezond gewicht en lichaam. Dat zorgt weer voor een kleinere kans op chronische ziekten, zoals hart- en vaatziekten, diabetes en een aantal vormen van kanker. Het strekt tot aanbeveling dagelijks een portie groeten en fruit te consumeren, maar zoals blijkt uit de resultaten voor eten 42% respectievelijk 19% van de inwoners minder dan 5 keer per week fruit en groenten. Overmatig gebruik van producten zoals luchtverfrissers of insectenverdelgers kunnen een schadelijk effect hebben op de gezondheid. Tijdens de winter maakt meer dan één deelnemer op vier uit (28%) minstens enkele keren per maand gebruik van luchtverfrissers, wat meer is dan binnen de regio s en Noord-Limburg en Maasland (telkens 23%). Ook tijdens de zomermaanden wordt in meer gebruik gemaakt van luchtverfrissers in vergelijking met de andere regio s (28% t.o.v. telkens 23%). Insectenverdelgers worden logischerwijze voornamelijk tijdens de zomermaanden gebruikt. We stelden vast dat in s zomers 26% minstens enkele keren per maand hiervan gebruik maakt. In wat volgt gaat de aandacht uit naar de gezondheidstoestand van de inwoners uit, de gezondheidsproblemen waarmee men wordt geconfronteerd en de gevolgen hiervan op het functioneren. De grote meerderheid van de inwoners beoordeelt zijn algemene gezondheidstoestand als goed tot zeer goed De subjectieve inschatting die individuen maken van hun eigen gezondheid geeft een goed idee van de gezondheidstoestand van een bevolking. De grote meerderheid van onze respondenten uit (76%) beweert in een goede tot zeer goede gezondheid te verkeren. Een beperkt aantal deelnemers (5%) beschouwt zijn algemene gezondheidstoestand als slecht tot zeer slecht. 107

108 De gezondheidstoestand wordt minder goed beoordeeld onder de inwoners uit Na correctie van confounders en sociaal-economische status blijkt dat de inwoners uit hun gezondheidstoestand minder goed beoordelen in vergelijking met de inwoners uit de andere regio s. De gezondheidstoestand is sociaal bepaald Met betrekking tot de subjectieve gezondheid van de respondenten kan een zeer duidelijke socio-economische gradiënt vastgesteld worden: personen die tot de lage sociale klasse behoren geven relatief meer aan in een slechte tot zeer slechte gezondheid te verkeren. Daarnaast blijkt dat ook de leeftijd een cruciaal effect heeft op de gezondheidstoestand, namelijk dat het aandeel personen met een goede tot zeer goede gezondheid afneemt naarmate men ouder wordt. Ten slotte stellen we vast dat ook rokers hun algemene gezondheidstoestand minder gunstig evalueren in vergelijking met niet-rokers. Uit de resultaten blijkt dat meer dan een vijfde van de ondervraagden (22%) tijdens het afgelopen half jaar beperkt werd in dagdagelijkse activiteiten die mensen gewoonlijk doen. Opnieuw stellen we vast dat de inwoners uit en verder rokers, ouderen en personen die tot de lage sociale klasse behoren meer hinder ondervinden van gezondheidsproblemen. Meer dan zes op tien lijdt aan tenminste één ziekte of aandoening Chronische gezondheidsproblemen brengen specifieke gevolgen met zich mee voor de gezondheidsbeleving, het dagelijkse functioneren en het gebruik van de gezondheidszorg. Voor een gezondheidsbeleid is het dus belangrijk om de prevalentie van deze aandoeningen te kennen en te weten welke aandoeningen het meest voorkomen. Ongeveer twee inwoners op drie (66%) kampen met tenminste één ziekte of aandoening. Algemeen beschouwd, komen gewrichtsaandoeningen (27%), allergie (23%) en migraine of regelmatig ernstige hoofdpijn (19%) het vaakst voor. Migraine of ernstige hoofdpijn komt vaker voor onder de inwoners Zuid- Limburg vergeleken met de inwoners uit Noord-Limburg en Maasland Bekijken we de vraag of het feit dat men in een bepaalde regio woont een invloed heeft op het voorkomen van bepaalde ziekten of aandoeningen, stellen we vast dat er geen noemenswaardige verschillen kunnen worden vastgesteld tussen de inwoners uit de drie te onderscheiden onderzoeksregio s. Enkel migraine komt significant vaker voorkomen onder de inwoners uit (19%) in vergelijking met de inwoners uit Noord-Limburg en Maasland (16%) (en niet ). 108

109 De prevalentie van heel wat ziekten en aandoeningen ligt hoger bij vrouwen Het valt op dat bepaalde ziekten of aandoeningen frequenter voorkomen bij vrouwen dan bij mannen. Zo zien we zelfs dat we meer dan dubbel zoveel vrouwen tellen die lijden aan migraine (26%) en spastische colon, spastische darm of irritable bowel disease (11%). Ook allergie (25%) en gewrichtsaandoeningen (32%) komen vaker voor onder vrouwen. De prevalentie van heel wat ziekten en aandoeningen is sociaal bepaald Het mag verder niet verbazen dat het voorkomen van ziekten en aandoeningen toeneemt met de leeftijd. Daarnaast zijn er ook grote verschillen naargelang de sociaal-economische status van de inwoners. Respondenten uit de lage sociale klasse worden immers vaker geconfronteerd met gewrichtsaandoeningen (31%), harten vaatziekten (11%), astma (9%), depressies (16%), andere psychische aandoeningen (9%), suikerziekte (4%), spastische colon (11%) en andere langdurige ziekten of aandoeningen (16%). Meer dan negen deelnemers op tien uit (93%) hebben in de afgelopen twaalf maanden een bezoek gebracht aan een huisarts, gemiddeld ongeveer vier keer per jaar. Daarmee blijft deze hulpverlener een belangrijke sleutelfiguur in onze gezondheidszorg. Meer dan acht respondenten op tien (84%) consulteerden het afgelopen jaar een tandarts. Verder wijzen de resultaten uit dat bijna vier op tien (37%) het afgelopen jaar door de huisarts is doorverwezen naar een specialist. 21% nam zelf het initiatief om naar een specialist te gaan. Meer dan een derde van de respondenten uit hebben de afgelopen twee weken pijnstillers genomen De mate waarin men geneesmiddelen gebruikt, kan een indicatie zijn voor de gezondheidstoestand van iemand. Algemeen beschouwd worden pijnstillers het vaakst genomen (36%), gevolgd door slaap- en kalmeringsmiddelen (12%) en antidepressiva (8%). Eén op drie (42%) nam in de twee weken die aan de bevraging voorafgingen nog andere medicatie. Opnieuw stellen we vast dat het gebruik van medicijnen vaker voorkomt bij vrouwen en respondenten uit de lage sociale klasse. Het gebruik van medicijnen ligt hoger in de regio Inwoners uit hebben in de twee weken voorafgaand aan de bevraging significant meer pijnstillers genomen in vergelijking met de inwoners uit Noord- Limburg en Maasland. Voor alle overige soorten van geneesmiddelen geldt dat de mate van gebruik hoger ligt in de regio dan in de regio s Noord-Limburg en Maasland én. 109

110 Bijna één er op drie vindt dat de persoonlijke bijdrage voor gezondheidskosten moeilijk tot onmogelijk in het budget past We bekeken de impact die (eventuele) gezondheidsproblemen hebben op het gezinsbudget. Uit de resultaten blijkt dat bijna driekwart van alle deelnemers (69%) antwoordt dat de persoonlijke bijdrage voor de gezondheidskosten makkelijk in het budget past. Dit betekent dat voor een aanzienlijke groep (31%) van de ondervraagden de persoonlijke bijdrage moeilijk tot onmogelijk in hun budget past. 10% van de inwoners uit heeft het afgelopen jaar medische zorgen moeten uitstellen omwille van financiële problemen. Wanneer we het gezondheidsluik globaal beschouwen, kunnen eerder kleine verschillen worden vastgesteld tussen de inwoners uit de verschillende onderzoeksregio s (, Noord-Limburg en Maasland en ). Het mag echter duidelijk zijn dat de inwoners uit voor een aantal gezondheidskenmerken minder goed scoren, in de eerste plaats in vergelijking met Noord-Limburg en Maasland. Het luik milieu(hinder) hebben we opgebouwd rond vier thema s, zijnde (1) de woonkenmerken van de inwoners (2) de tevredenheid over de buurt waarin men woont (3) de mate waarin men hinder ondervindt van het milieu en (4) een evaluatie van de algemene leefkwaliteit in de buurt. De grote meerderheid van de deelnemers (86%) heeft een ééngezinswoning. Bijna alle andere respondenten (12%) wonen op een appartement. Het soort woning dat men betrekt is niet afhankelijk van de regio waarin de woning is gevestigd. In het kader van de woningkenmerken van de inwoners, gingen we na hoe men de woning verwarmt en op welke manier men zich van warm water voorziet. De grote meerderheid van de inwoners uit (86%) heeft een woning die verwarmd wordt door centrale verwarming. De drie meest gebruikte warmwatervoorzieningen zijn een centrale verwarmingsketel (59%), een elektrische boiler (23%) en een gasboiler (20%). Inwoners uit openen zowel tijdens de winter als tijdens de zomer minder vaak de ramen om te verluchten Tijdens de zomer opent de grote meerderheid van de ers (89%) dagelijks de ramen van hun slaapkamer(s) om te verluchten, al ligt dit cijfer significant lager in vergelijking met de andere regio s. Tijdens de (koude) wintermaanden opent tweederde (67%) van de respondenten dagelijks de ramen. Ook de frequentie waarmee men tijdens de winter de slaapkamer(s) verlucht is lager onder inwoners uit. Het verluchten van de woning is echter belangrijk met het oog op het voorkomen van schimmel- en vochtproblemen. We stellen immers vast dat meer deelnemers uit (30%) het afgelopen jaar schimmel- of vochtplekken hadden in de woning. 110

111 Bijna één deelnemer op vijf uit voelt zich s avonds of s nachts wel eens onveilig in zijn buurt Een eerste aspect met betrekking tot de buurt waarin men woont, heeft betrekking tot het (on)veiligheidsgevoel van de inwoners. De overgrote meerderheid van de inwoners uit (93%) voelt zich overdag nooit of bijna nooit onveilig in zijn buurt. Daarentegen zien we dat bijna één deelnemer op vijf (18%) zich tijdens de late uren minstens enkele keren per maand onveilig voelt in zijn buurt. Zowel overdag als s nachts voelt de inwoner uit Noord-Limburg en Maasland zich minder vaak onveilig in vergelijking met de inwoners uit en. Wat het samenhorigheidsgevoel van de inwoners uit betreft, stellen we vast dat telkens ongeveer één op tien (1) liever niet omgaat met de mensen uit de buurt (2) vindt dat de mensen in de buurt slecht met elkaar opschieten (3) zegt dat de mensen uit de buurt niet te vertrouwen zijn en (4) vindt dat de mensen in de buurt elkaar niet helpen. Verder vindt één op vijf (20%) dat de mensen in de buurt zich niet met elkaar verbonden voelen. Het gevoel van samenhorigheid in de buurt wordt niet beïnvloed door de woonomgeving van de respondenten. De meest frequent aanwezige (mogelijke) stoorfactoren in zijn landbouw- of tuinbouwgebied en een drukke straat Een belangrijk deel in dit onderzoeksrapport hebben we gewijd aan de vraag of men door het voorkomen van bepaalde situaties in de buurt waar men woont bezorgd is over de gezondheid. In totaal werden acht mogelijke stoorfactoren bevraagd. De inwoners uit Limburg wonen het vaakst in de buurt van landbouw- of tuinbouwgebied (56%) of een drukke straat (40%). Daarnaast woont telkens meer dan één op tien in de buurt van zendmasten voor radio en TV of GSM (12%), industriegebied (10%), een tankstation (9%) of hoogspanningslijnen (8%). is de landbouwregio bij uitstek Vergelijken we de aanwezigheid van mogelijke stoorfactoren tussen de drie onderzoeksregio s, valt op dat het aantal inwoners dat in de buurt woont van een landbouw- of tuinbouwgebied beduidend hoger ligt in de regio. Daarmee is deze regio de landbouwregio bij uitstek, in tegenstelling tot waar we in vergelijking met meer dan dubbel zoveel inwoners tellen die in de buurt wonen van een industriegebied (22% t.o.v. 10%). ers wonen vaker in de buurt van een drukke straat Hoewel het verschil klein is, wonen in (41%) significant meer inwoners in de buurt van een drukke straat vergeleken met Noord-Limburg en Maasland (35%) en (34%). De aanwezigheid van een drukke straat kan een bron zijn van milieuhinder zoals geluid, roet en stof of luchtvervuiling. 111

112 De nabijheid van een landbouw- en tuinbouwgebied in leidt tot meer bezorgdheid over de gezondheid Wanneer we nagaan in hoeverre de aanwezigheid van mogelijke stoorfactoren leidt tot bezorgdheid over de gezondheid, stellen we vast dat men het meest bezorgd is indien men op verontreinigde grond woont. Bijna één inwoners op vier uit Zuid- Limburg die in de buurt woont van een zendmast (24%) maakt zich hierover tamelijk veel tot heel veel zorgen. Daarna volgen het wonen in een drukke straat (23%) en het wonen op verontreinigde grond (22%) als meest onrustwekkende stoorfactoren. Vergelijken we de verschillende onderzoeksgebieden, zien we dat de inwoners uit zich meer zorgen maken over het wonen in de nabijheid van een landbouw- of tuinbouwgebied. We weten immers dat bij besproeiing gebruik wordt gemaakt van producten die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid. Druk wegverkeer, slecht onderhouden fietspaden en geluidsoverlast zijn de drie meest voorkomende (milieu)problemen in Voor 17 (milieu)problemen werd gevraagd aan te gaan in welke mate men hiervan last ondervindt. Algemeen beschouwd zijn druk wegverkeer (23%), slecht onderhoud van fietspaden (18%) en geluidsoverlast (15%) de meest voorkomende (milieu)problemen. Daarnaast ondervindt telkens 14% hinder ten gevolge van slecht onderhouden wegen, sluikstorten en hondenpoep. In worden een aantal milieuproblemen zoals druk wegverkeer, slecht onderhouden fietspaden en het gebruik van bestrijdingsmiddelen als meer hinderlijk aangegeven Van de volgende bevraagde items ondervinden de inwoners uit significant meer hinder in vergelijking met de andere regio s: druk wegverkeer (23%), slecht onderhoud van fietspaden (18%), ratten (9%) en gebruik van bestrijdingsmiddelen (7%). Eikenprocessierupsen vormen nauwelijks een hinderbron in (1%), wat in schril contrast staat met de cijfers voor Noord-Limburg en Maasland waar 12% van de inwoners hiervan hinder ondervinden. Voor een aantal specifieke hinderbronnen zoals geluidsoverlast, hinder van trillingen of geurhinder hebben we onderzocht van welke bronnen deze hinder afkomstig is. Inzake geluidshinder, zien we dat geluidshinder veroorzaakt door het wegverkeer met voorsprong de belangrijkste hinderbron is waarmee de inwoners uit en de andere regio s worden geconfronteerd. Immers 12% (Noord-Limburg en Maasland) tot 14% () van de deelnemers geeft aan tamelijk veel tot heel veel last te ondervinden. 112

113 Een tweede mogelijke hinderbron die we bespraken is geur. De meest hinderlijke geurbronnen zijn rook uit schoorstenen (5%), rook van verbranding (4%) en geur afkomstig van landbouw of veeteelt (4%). De geurhinder die men ondervindt verschilt niet of nauwelijks tussen de drie onderzoeksregio s, al stellen we vast dat de West- Limburgers meer geurhinder ondervinden afkomstig van industrie terwijl de Zuid- Limburgers vaker worden geconfronteerd met geurhinder als gevolg van de nabijheid van landbouw of veeteelt. In wordt meer hinder ondervonden van roet, stof en trillingen als gevolg van het wegverkeer Roet of stof is een derde mogelijke hinderbron. In zien we dat 6% van de inwoners roet- of stofhinder ervaart als gevolg van het wegverkeer. Dit cijfer ligt significant hoger in vergelijking met en Noord-Limburg en Maasland (telkens 4%). Ten slotte gingen we gingen we na welke hinderbronnen van trillingen men kent. Uit de resultaten blijkt dat trillingen voornamelijk worden veroorzaakt door wegverkeer (11%). Onder de inwoners uit ondervindt men significant meer hinder dan in (6%) en Noord-Limburg en Maasland (5%). De inwoners van zijn over het algemeen tevreden over de leefkwaliteit in de buurt We eindigden dit onderzoeksrapport met de vraag hoe de inwoners uit de algemene leefkwaliteit van hun buurt evalueren. Algemeen beschouwd, stellen we vast dat slechts een zeer kleine minderheid van de deelnemers (7%) niet tevreden of helemaal niet tevreden is over de leefkwaliteit in de buurt waar men woont. Omgekeerd zien we dat 71% van de respondenten tevreden tot zeer tevreden is over de leefkwaliteit. 113

114 4.2 Beleidsaanbevelingen De milieugezondheidsenquête vormt het slot in een reeks van vier waarbij verschillende Limburgse regio s werden bevraagd. Wanneer op het einde van de rit het globale plaatje wordt bekeken, kan met zekerheid worden gezegd dat met de verschillende milieugezondheidsenquêtes een positief verhaal werd geschreven. De inwoners zijn tevreden over de leefkwaliteit in hun buurt en beoordelen hun gezondheid over het algemeen als goed tot zeer goed. Dit neemt echter niet weg dat een aantal zaken een bijzondere aandacht verdienen. Een blik op de levensstijl van de bevraagde inwoners maakt duidelijk dat (1) een relatief grote groep minder groenten en fruit eet dan de aanbevolen hoeveelheid (2) één inwoner op vier rookt (3) meer dan één deelnemer op drie lijdt aan (licht) overgewicht op basis van BMI en (4) meer dan één op drie de wenselijke gezondheidsnorm van vier uur beweging per week niet haalt. Verder ligt de consumptie van (1) slaap- en kalmeringsmiddelen en (2) antidepressiva hoger in de regio. Bovendien nam meer dan één inwoners op drie in de twee weken die aan de bevraging voorafgingen pijnstillende middelen, meestal zonder voorschrift. Hoewel pijnstillende middelen vrij verkrijgbaar zijn bij de apotheker is altijd enige voorzichtigheid geboden. Overmatig of onnodig gebruik kan immers een negatief effect hebben op de gezondheid. Als het over het leefmilieu gaat en over de risico's die eraan verbonden zijn, gaat nog steeds de meeste aandacht uit naar het externe leefmilieu. Er bestaat veel minder interesse voor de leefomgeving binnenshuis, terwijl de impact ervan niet mag onderschat worden. De voornaamste bron van vervuiling binnenshuis is passief roken. Dat is niet alleen hinderlijk, maar vormt ook een risico voor de gezondheid van volwassenen en kinderen. Toch blijkt dat binnen elke onderzoeksregio bijna een vijfde van de inwoners binnenshuis aan rook wordt blootgesteld. Vocht en schimmel vormen een tweede problematiek met betrekking tot de leefomgeving binnenshuis. Voor ongeveer drie deelnemers op tien vormt dit een probleem. Ten derde kwam de mate waarin gebruik wordt gemaakt van chemische producten, geurkaarsjes en wierookstokjes in de milieugezondheidsenquête aan bod. Ongeveer drie respondenten op tien verfrissen regelmatig hun woning met een chemisch product, meer dan één op drie steekt wel eens een geurkaarsje of wierookstokje aan. Een eenvoudige en doeltreffende maatregel om de concentratie van vervuilende stoffen zoals rook of chemische producten te beperken en schimmel- en vochtplekken te voorkomen is het dagelijks verluchten van de woning. Toch zien we dat tijdens de wintermaanden één inwoner op drie de woning onvoldoende verlucht. In het kader van bovenstaande aandachtspunten zien we een rol weggelegd voor zowel de Limburgse Logo s, de lokale besturen als de provincie Limburg. Samen kunnen er heel wat acties en maatregelen genomen worden. 114

115 Vergelijkingen met de resultaten uit andere onderzoeken zoals de SLO-metingen van de Vlaamse Overheid, wijzen uit dat de bevraagde regio s in Limburg niet aan meer milieuhinder worden blootgesteld. Dit neemt echter niet weg dat ook in het kader hiervan enkele aandachtspunten kunnen worden opgetekend. Ten eerste vormt het wegverkeer in meerdere opzichten voor meer hinder in de regio. Bijna één inwoner op vier ondervindt tamelijk veel tot heel veel last als gevolg van het wegverkeer. Bovendien zorgt het wegverkeer vaker voor geluidshinder, roet en stof en trillingen. Ten tweede wordt een slecht onderhoud van de fietspaden als meer hinderlijk ervaren binnen de regio. Hier kan de aandacht op gevestigd worden binnen een dubbele doelstelling die enerzijds een verhoogde veiligheid beoogd en anderzijds kadert binnen een ecologische doelstelling. Ten slotte maakten de vorige onderzoeksrapporten waarin de regio s werden vergeleken met de gebieden waar meer industrie aanwezig is duidelijk dat het al dan niet wonen in deze gebieden een belangrijke invloed uitoefent op de mate waarin men hinder ondervindt ten gevolge van het milieu. Hoe meer industrie, hoe meer milieuhinder. Deze verhoogde milieudruk manifesteert zich op meerdere vlakken zoals geurhinder, geluidshinder, luchtvervuiling, Deze aandachtspunten kunnen een aanzet geven tot overleg met de betrokken instanties op verschillende niveaus teneinde de beschreven pijnpunten inzake milieuhinder te beperken. In navolging van deze conclusies trachten we hier enkele beleidsaanbevelingen te formuleren. We vertrekken hierbij vanuit enkele algemene beleidsaanbevelingen, gericht naar alle actoren en besturen die met de resultaten van de milieugezondheidsenquête worden aangesproken. De uitwerking van concrete maatregelen die deze beleidsaanbevelingen ondersteunen, gaat echter voorbij aan de doelstellingen van dit onderzoeksrapport en kan als een volgende fase volgend op dit onderzoek worden beschouwd. Algemene beleidsaanbevelingen Als lokale bestuur sta je het kortst bij de burger en kan je hen ook het best bereiken. Zorg voor een gedragen lokaal, integraal gezondheidsbeleid waarbij er aandacht is voor samenwerking en overleg tussen verschillende diensten, organisaties en domeinen om deze problemen aan te pakken. Werk samen en creëer een omgeving waarin iedereen graag vertoeft en waarbij een gezonde levensstijl gestimuleerd wordt. Zo wordt niet alleen de boodschap versterkt, maar kan er ook door het nemen van structurele maatregelen een gezonde levensstijl bevorderd worden. Zorg voor voldoende financiering in de gemeentebegroting om structurele maatregelen en acties uit te werken. Zorg voor een gemotiveerde, lokale trekker (ambtenaar) die mensen samenbrengt en de projecten mee op touw kan zetten. Denk niet alleen op korte termijn, maar ga voor langdurende processen en maatregelen. 115

116 Stel prioriteiten vast op basis van de milieugezondheidsenquête en in overleg met de lokale partners en organisaties. Betrek hen bij de verdere uitwerking. Geef zelf als lokale bestuur en werkgever het goede voorbeeld. Beleidsaanbeveling 1 : De inwoners moeten worden aangezet tot meer bewegen en het eten van gezonde voeding om een gezondere gewichtstoestand te bereiken De gemiddelde inwoner uit de bevraagde regio s leeft niet ongezonder in vergelijking met de gemiddelde Vlaming of Belg, maar toch wijzen de resultaten uit dat deze gemiddelde inwoner te weinig lichaamsbeweging heeft en met (licht) overgewicht kampt. Toekomstig beleid mag zich dan ook richten op het aanzetten tot meer bewegen en het nastreven van een gezonde gewichtstoestand. Uiteraard houden deze doelstellingen nauw verband met elkaar, in die zin dat voldoende lichaamsbeweging een gunstig effect heeft op de gewichtstoestand. Toch moeten we dit in een breder perspectief zien, waarbij ook het meer en beter promoten van een gezond voedingspatroon erg belangrijk is. Met het oog op deze doelstelling, zien we een specifieke rol weggelegd voor het Limburgs Gezondheidsoverleg. We denken daarbij een aan dubbele rol op twee verschillende niveaus, telkens gericht op preventie en voorlichting. Ten eerste kan men zich inschrijven in algemene campagnes van bijvoorbeeld de Vlaamse Gemeenschap. Acties rond zaken zoals het promoten van gezonde voeding, meer bewegen of minder roken kunnen op deze manier extra worden ondersteund. Ten tweede kan men zelf ook een actieve rol spelen als provincie door het verspreiden van informatie via folders of andere kanalen om de bevolking te sensibiliseren rond levensstijl en gezondheid. De huisarts, die een zeer belangrijke sleutelfiguur blijft in onze gezondheidszorg, kan in dit verband een bevoorrechte partner zijn. Enerzijds kunnen zij patiënten actief stimuleren om een gezonde levensstijl na te streven. Anderzijds kunnen zij ook fungeren als een kanaal waarlangs informatie kan worden verspreid. Naast de eerstelijnsgezondheidszorg kunnen ook de mutualiteiten betrokken worden. Daarnaast kan ook in de richting van sportverenigingen worden gekeken als plaats waar informatiefolders kunnen worden verspreid. Toch moeten we dit in een breder perspectief zien, waarbij ook het ondersteunen en stimuleren van een gezond voedings- en bewegingsbeleid belangrijk is. En waarbij er een structureel aanbod aangeboden wordt. Het lokale bestuur kan met ondersteuning van de Limburgse Logo s en lokale partners werk maken van een integraal voedings- en bewegingsbeleid voor hun inwoners en voor het eigen personeel. Dit gaat breder dan het verspreiden van folders alleen: moedig via structurele maatregelen inwoners aan om te voet of met de fiets te gaan: zorg voor veilige, toegankelijke voetpaden, bied een betaalbaar, gevarieerd sportaanbod aan, zorg voor speeltuintjes voor kinderen, maak afspraken met winkels om gezonde voeding in de kijker te zetten, organiseer gezonde kooksessies, richt een stappenroute in, 116

117 Zorg zelf eerst voor het goede voorbeeld en bied gezonde tussendoortjes op het werk aan zoals een fruitmand, geef een fietsvergoeding, Ook het werken naar specifieke doelgroepen wordt aangeraden: organiseer kansengroepen, senioren, Beleidsaanbeveling 2 : Preventie gericht op roken Uit de rapporten van de Wereldgezondheidsorganisatie blijkt dat roken wereldwijd de op één na belangrijkste doodsoorzaak is. Cijfers voor België wijzen uit dat naar schatting jaarlijks mensen sterven aan de gevolgen van roken. Aangezien uit de resultaten van de milieugezondheidsenquête blijkt dat één inwoner op vier (25%) uit een roker is, blijft het belangrijk een antirookbeleid te voeren waarbij het terugdringen van het aantal rokers voorop staat. Dit kan worden bereikt als minder jongeren beginnen met roken en meer rokers stoppen. Een preventiebeleid bij jongeren gericht op communicatie en voorlichting kan daarom nog steeds als een belangrijke prioriteit worden beschouwd. Werk samen met onderwijs en de jeugdsector om jongeren te informeren en te sensibiliseren. Daarnaast blijft het beschermen van de niet-roker tegen tabaksrook van groot belang. Passief roken blijkt immers ook zeer schadelijk te zijn voor de gezondheid. Bijna één op tien van de niet-rokende inwoners uit worden binnenshuis aan rook blootgesteld. Vanwege de gevolgen voor de gezondheid van deze personen, is het voor de overheid van uitermate groot belang dit cijfer terug te dringen. Opnieuw denken we naar beleid toe in de eerste plaats aan preventie en voorlichting zodat de bevolking is ingelicht over de gevaren van passief roken. Beleidsaanbeveling 3 : Verklein de gezondheidskloof Een belangrijk besluit van de huidige milieugezondheidsenquête is dat zowel de levensstijl als de gezondheid waarin men verkeert sterk sociaal bepaald is. Toekomstig gezondheidsbeleid zou dan ook steeds vanuit deze vaststelling moeten vertrekken en zich tot doel mogen stellen deze gezondheidskloof in relatie tot de sociale achtergrond van de inwoners te verkleinen. Beleidsaanbeveling 4 : Naar een verantwoord medicijngebruik Het vele gebruik van pijnstillende middelen enerzijds en het frequentere gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen en antidepressiva anderzijds maken van het geneesmiddelengebruik een belangrijk aandachtspunt in. Wat het gebruik van pijnstillers betreft geldt dat vooral het gebruik van de juiste middelen belangrijk is. Bovendien kunnen bepaalde vaak voorkomende aandoeningen zoals artrose in een vroeg stadium behandeld worden zonder geneesmiddelen door bijvoorbeeld de beoefening van gewichtsvriendelijke sporten zoals zwemmen en fietsen. Ook hier zien we enkele mogelijkheden tot acties rond preventie of informatiecampagnes. Werk samen met artsen en apothekers om 117

118 inwoners bewust te maken rond een verantwoord medicatiegebruik. Organiseer cursussen en infosessies rond Fit in je hoofd, het omgaan met stress, Beleidsaanbeveling 5 : Verminder de geluidshinder als gevolg van het wegverkeer Ernstige geluidshinder kan een zeer negatieve invloed uitoefenen op de leefbaarheid van de woonomgeving en kan schadelijk zijn voor de gezondheid. Bovendien bestaat er bij de inwoners een zekere bezorgdheid over de aanwezigheid van drukke straten. Het ontbreken van geluidshinder is dan ook een noodzakelijke voorwaarde om van een kwaliteitsvolle leefomgeving te kunnen spreken. Het verminderen van de geluidshinder vereist naast een louter infrastructureel optreden ook meer structurele maatregelen. Met betrekking tot de infrastructuur van de wegen kan worden gedacht aan de plaatsing van snelheidsbeperkers zoals bermen. Het is immers zo dat geluidshinder van verkeer kan worden gereduceerd wanneer trager wordt gereden en minder vaak wordt afgeremd en opgetrokken. Beleidsaanbeveling 6 : Schenk voldoende aandacht aan een goed onderhoud van wegen en fietspaden In ondervindt bijna één inwoner op vijf hinder als gevolg van een slecht onderhoud fietspaden. Er bestaat echter een zorgplicht die inhoudt dat fietspaden tijdig worden gerepareerd. Daarom is het van belang om een beleidsplan op te stellen waarbij een eenduidige visie wordt geformuleerd met betrekking tot de onderhoudskwaliteit fietspaden. Goed onderhouden fietspaden verhogen immers de veiligheid en bovendien kan het verbeteren van het fietswegennet worden gekaderd binnen een ecologische doelstelling waarbij de fiets als transportmiddel voor woon-werk of andere verplaatsingen wordt gepromoot. Het kan daarom wenselijk zijn werk te maken van een grondige inventaris van alle fietspaden. Bovendien ondervindt meer dan één inwoner op tien hinder ten gevolge van trillingen die worden veroorzaakt door het wegverkeer. Dit aantal is een verdubbeling ten opzichte van en Noord-Limburg en Maasland. Zonder uitspraken te doen over causaliteit, weten we dat een goed onderhouden wegennet trillingen kunnen beperken. We willen in dit verband wijzen op de verschillende overheidsinstanties die hierin verantwoordelijkheid dragen. Elke beleidsactie die erop gericht is om verbeteringen aan te brengen aan het wegennet dient bijgevolg te gebeuren in overleg met alle betrokken bestuursniveaus. 118

119 Beleidsaanbeveling 7 : Verminder het aantal gehinderden door geur afkomstig van schoorstenen van buren Geurhinder afkomstig van schoorstenen van buren blijkt voor de inwoners uit de belangrijkste hinderbron van geur te zijn. Het is daarom belangrijk deze (vermijdbare) geurhinder zo veel mogelijk te beperken. Bovendien is deze vorm van geurhinder mogelijk meer schadelijk voor de gezondheid, aangezien het gaat om verbranding en dus kunnen schadelijke stoffen vrijkomen. Informeer inwoners over stoken en de gevolgen ervan. Geef hen praktische tips om correct te stoken en maak afspraken met de politie bij overtredingen. Beleidsaanbeveling 8 : Stimuleer de inwoners om voldoende te verluchten Met betrekking tot het voorkomen van schimmel- en vochtplekken in de woning, is het belangrijk om te zorgen voor een voldoende verluchting. Uit de resultaten bleek dat de inwoners uit ramen en deuren minder vaak openzetten. We willen echter wijzen op het belang hiervan zowel ter preventie van schimmel- en vochtplekken als om schadelijke stoffen binnenshuis te beperken. Bronnen van binnenhuisvervuiling kunnen verband houden met verwarmingsinstallaties met brandstoffen als hout, kolen, stookolie of gas of rook van sigaretten. Het organiseren van een Demowoning is een goede methodiek om inwoners te informeren en parktische tips te geven over een gezond binnenmilieu. Beleidsaanbeveling 9 : Een aanpak tegen sluikstorten Meer dan 10% van de inwoners uit ondervindt tamelijk veel tot heel veel hinder als gevolg van sluikstorten. Het illegaal verwijderen van afval vormt dan ook een belangrijk pijnpunt. Bovendien veroorzaken deze activiteiten grote kosten voor een gemeente. Om op te treden tegen deze praktijken en de kosten te verhalen op de vervuilers is een juridische basis onontbeerlijk. Daarnaast kan een omvattend en preventief antisluikstort plan worden uitgewerkt gericht op sensibilisering, opruiming en handhaving. 119

120 5. ANNEX - vragenlijst Geachte mevrouw, mijnheer, Hartelijk bedankt dat u de milieugezondheidsenquête wilt invullen. Dit duurt ongeveer 10 minuten. Het is de bedoeling dat de persoon die op de omslag vermeld staat, de vragen beantwoordt. De antwoorden gaan enkel over haar of hem, niet over het hele gezin. Bij deze vragen is er geen juist of fout antwoord, ze gaan over wat u persoonlijk denkt. Op het einde van de vragenlijst worden vragen gesteld over uw leeftijd, opleiding, beroep, enzovoort. Het is voor ons zeer belangrijk dat u probeert deze vragen zo volledig en juist mogelijk te beantwoorden. De vragenlijst heeft een codenummer. Door dit codenummer weet het onderzoeksbureau wie zijn vragenlijst teruggestuurd heeft en kunnen er onder de deelnemers in de verschillende gemeenten meerdere prijzen verloot worden. Al uw antwoorden zijn strikt vertrouwelijk en worden anoniem verwerkt door het onderzoeksbureau De antwoorden van alle geïnterviewden worden samen in tabellen verwerkt zodat achteraf niemand, buiten uzelf, kan weten wat u hebt geantwoord. Specialisten zullen de resultaten ontleden en interpreteren. Mogen wij u vragen om de milieugezondheidsenquête volledig in te vullen. U kan deze terugsturen door bijgevoegde enveloppe te gebruiken (u hoeft geen postzegel meer te kleven) of u kan deze vragenlijst met behulp van uw persoonlijke code (zie begeleidende brief) online invullen op de website Mogen wij u nogmaals danken voor uw medewerking want zonder u is dit onderzoek onmogelijk. Joris Smet, Projectverantwoordelijke Indien u vragen heeft of hulp nodig heeft met het invullen van de vragenlijst, kan u steeds terecht bij Joris Smet van het studiebureau op het nummer 016/

Vzw Limburgs Gezondheidsoverleg

Vzw Limburgs Gezondheidsoverleg - Market Analysis & Synthesis Brusselsesteenweg 46 a 3000 Leuven Tel: +32 16 22 69 67 Fax: +32 16 20 50 52 http://www.masresearch.be info@masresearch.be Vzw Limburgs Gezondheidsoverleg Milieugezondheidsenquête

Nadere informatie

Milieugezondheidsenquête West-Limburg

Milieugezondheidsenquête West-Limburg Milieugezondheidsenquête West-Limburg Beringen - Halen - Ham - Hasselt - Hechtel Eksel - Herk-de- Stad - Heusden-Zolder - Houthalen-Helchteren - Leopoldsburg - Lummen - Tessenderlo - Zonhoven Leverancier

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Inleiding Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Inleiding 1. Context De vergrijzing van de bevolking in onze samenleving is een heuse uitdaging op het gebied van

Nadere informatie

Genk-Zuid Werkgroep Gezondheid. Stand van zaken 6 februari 2007

Genk-Zuid Werkgroep Gezondheid. Stand van zaken 6 februari 2007 Genk-Zuid Werkgroep Gezondheid Stand van zaken 6 februari 2007 Aanleiding Meetwaarden VMM 2004: hoge waarden voor nikkel en chroom in Genk December 2005: Persbelangstelling ongerustheid Info-vergaderingen

Nadere informatie

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. 4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes 4.2.1. Algemeen In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. Instellingsniveau (vragenlijst coördinator) provincie,

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN Johan Van Der Heyden, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Inleiding. Johan Van der Heyden

Inleiding. Johan Van der Heyden Inleiding Johan Van der Heyden Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 26 E-mail : johan.vanderheyden@iph.fgov.be

Nadere informatie

M.A.S. VEILIGHEID IN CIJFERS HOE KIJKT EEN MARKTONDERZOEKSBUREAU NAAR CRIMINALITEITSCIJFERS? 16 februari Marktstudies op maat

M.A.S. VEILIGHEID IN CIJFERS HOE KIJKT EEN MARKTONDERZOEKSBUREAU NAAR CRIMINALITEITSCIJFERS? 16 februari Marktstudies op maat VEILIGHEID IN CIJFERS HOE KIJKT EEN MARKTONDERZOEKSBUREAU NAAR CRIMINALITEITSCIJFERS? 16 februari 2017,Brusselsesteenweg 46 a, B- 3000 Leuven Tel. +32/(0)16.22.69.67- info@masresearch.be www.masresearch.be

Nadere informatie

Inleiding. Bespreking pagina 1

Inleiding. Bespreking pagina 1 6.3.1. Inleiding Recente onderzoeken hebben toegelaten aan te tonen dat lichamelijke activiteiten een wezenlijke impact hebben op de gezondheidstoestand en dat ze van groot belang zijn op het vlak van

Nadere informatie

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken 1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken 1.1 Opzet tabellenboek Dit tabellenboek geeft een uitgebreid overzicht van de uitkomsten van de Leefbaarheidsmonitor 2004. Het algemene rapport,

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997 6.3.1. Inleiding Recente onderzoeken hebben toegelaten aan te tonen dat lichamelijke activiteiten een wezenlijke impact hebben op de gezondheidstoestand en dat ze van groot belang zijn op het vlak van

Nadere informatie

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.3 (2010-2011)

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.3 (2010-2011) Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.3 (2010-2011) Verkeerskundige interpretatie van de belangrijkste tabellen (Analyserapport) D. Janssens, S. Reumers, K. Declercq, G. Wets Contact: Prof. dr. Davy

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Beperkingen Gezondheidsenquëte, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Beperkingen Gezondheidsenquëte, België, 1997 5.3.1. Inleiding. Er is een duidelijke verschuiving gekomen in het ervaren van de gezondheid door de bevolking. Dit is mede een gevolg van de relatie tussen de demografische en de epidemiologische transitie

Nadere informatie

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.4.1. Inleiding. Het belang van vaccinatie programma s is ruimschoots aangetoond geweest. De vragen werden slechts gesteld aan personen van 15 jaar en ouder, aangezien de vaccinale dekking bij kinderen

Nadere informatie

Gezondheidsenquête Genk-Zuid 2007 Bilzen, Diepenbeek, Genk, Zutendaal,

Gezondheidsenquête Genk-Zuid 2007 Bilzen, Diepenbeek, Genk, Zutendaal, Gezondheidsenquête Genk-Zuid 27 Bilzen, Diepenbeek, Genk, Zutendaal, Eindrapport Vera Nelen Liesbeth Bruckers Els Van De Mieroop Guy Thys 1 Inhoudstafel 1. Situering 3 2. Motivering 4 3. Gedetailleerde

Nadere informatie

Wat wil jij dat er echt verandert? onderzoek naar verandering

Wat wil jij dat er echt verandert? onderzoek naar verandering Wat wil jij dat er echt verandert? onderzoek naar verandering voor BNP Paribas B12115, mei 2010 BNP Paribas Wat wil jij dat er echt verandert? 1/ pag. Politiek Nederlanders willen online kunnen stemmen

Nadere informatie

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming incijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming Uitkomsten GGD-gezondheidspeiling 2016 Gezondheid van aren BELEIDSONDERZOEK 071-516 5123 I info@leidenincijfers.nl I

Nadere informatie

Gedrag & ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG 13/09/2012

Gedrag & ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG 13/09/2012 Gedrag & ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG 13/09/2012 VREG - Technisch rapport nr. I109 (ATec1428_I109_D) Dimarso N.V., opererend onder de commerciële

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Federale overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Eindrapport. Klimaatenquête 2017.

Federale overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Eindrapport. Klimaatenquête 2017. M.A.S. Market Analysis & Synthesis Brusselsesteenweg 46 a 3000 Leuven Tel: +32 16 22 69 67 Fax: +32 16 20 50 52 www.masresearch.be info@masresearch.be Federale overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid, Veiligheid

Nadere informatie

Analyse: maatschappelijke kwetsbaarheid bij kinderen en jongeren in relatie tot het bereik van de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp in Limburg

Analyse: maatschappelijke kwetsbaarheid bij kinderen en jongeren in relatie tot het bereik van de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp in Limburg Analyse: maatschappelijke kwetsbaarheid bij kinderen en jongeren in relatie tot het bereik van de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp in Limburg Analyse en redactie: Koen Snyers / Steunpunt Sociale Planning,

Nadere informatie

Gedrag en ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT

Gedrag en ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT Gedrag en ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT 10 september 2014 INHOUDSOPGAVE 1. TECHNISCH RAPPORT...3 1.1. Universum en steekproef...

Nadere informatie

Werkbelevingsonderzoek 2013

Werkbelevingsonderzoek 2013 Werkbelevingsonderzoek 2013 voorbeeldrapport Den Haag, 17 september 2014 Ipso Facto beleidsonderzoek Raamweg 21, Postbus 82042, 2508EA Den Haag. Telefoon 070-3260456. Reg.K.v.K. Den Haag: 546.221.31. BTW-nummer:

Nadere informatie

Ervaren hinder omwonenden Rotterdam The Hague Airport

Ervaren hinder omwonenden Rotterdam The Hague Airport Ervaren hinder omwonenden Rotterdam The Hague Airport Gezondheidsmonitor Aanleiding De GGD Rotterdam-Rijnmond heeft in februari 2017 een advies opgesteld over gezondheidseffecten van vliegverkeer van de

Nadere informatie

Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest

Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest Analyse indicatoren Gezond leven Analyse van de gezondheidsenquête in opdracht van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Door Sabine

Nadere informatie

Onderzoektechnische verantwoording. Opinieonderzoek Solidariteit

Onderzoektechnische verantwoording. Opinieonderzoek Solidariteit Onderzoektechnische verantwoording Opinieonderzoek Solidariteit Project 18917 / mei 2013 Een onderzoek in opdracht van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, te Den Haag. AUTEURSRECHT MARKETRESPONSE

Nadere informatie

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Rookprevalentie

Rookprevalentie Grote Bickersstraat 74 1013 KS Amsterdam Postbus 247 1000 AE Amsterdam t 020 522 54 44 f 020 522 53 33 e info@tns-nipo.com www.tns-nipo.com Consumer & Media Rapport Rookprevalentie -2008 Continu onderzoek

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Risicofactoren voor wiegendood Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Risicofactoren voor wiegendood Gezondheidsenquête, België, 1997 6.7.4.1. Inleiding Er werd reeds vroeger bewezen dat een prematuur respiratoir systeem een oorzaak was voor wiegendood. Het gevaar bestond vooral tijdens de slaap. Met de huidige kennis van zaken zijn

Nadere informatie

Enquête op weg naar herstel

Enquête op weg naar herstel 21179801 Enquête op weg naar herstel - Beschrijving belangrijkste uitkomsten - Uitgevoerd in opdracht van VOORWOORD In opdracht van de gemeente Voorschoten is aan RenM Matrix opdracht gegeven voor het

Nadere informatie

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Respons thuiszorgorganisaties en GGD en In deden er tien thuiszorgorganisaties mee aan het, verspreid over heel Nederland. Uit de

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997 6.3.1. Inleiding Recente onderzoeken hebben toegelaten aan te tonen dat lichamelijke activiteiten een wezenlijke impact hebben op de gezondheidstoestand en dat ze van groot belang zijn op het vlak van

Nadere informatie

6.1.1. De gezondheidstoestand

6.1.1. De gezondheidstoestand 6.1. Kernboodschap 6.1.1. De gezondheidstoestand Er is een verschuiving in het morbiditeitsprofiel in vergelijking met de gegevens over overlijden. In vergelijking met de voornaamste oorzaken van overlijden

Nadere informatie

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaringsonderzoek Wmo RAPPORTAGE Cliëntervaringsonderzoek Wmo Gemeente Stichtse Vecht november 2018 RESULTAAT KWALITEIT CONTACT Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2017 Gemeente Stichtse Vecht Deze samenvatting presenteert de belangrijkste

Nadere informatie

Resultaten voor België Risicofactoren voor wiegendood Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Risicofactoren voor wiegendood Gezondheidsenquête, België, 1997 6.7.4.1. Inleiding Er werd reeds vroeger bewezen dat een prematuur respiratoir systeem een oorzaak was voor wiegendood. Het gevaar bestond vooral tijdens de slaap. Met de huidige kennis van zaken zijn

Nadere informatie

Bespreking pagina 1

Bespreking pagina 1 Ziekten en langdurige aandoeningen (verder kortweg aandoeningen genoemd) brengen specifieke gevolgen met zich mee voor de gezondheidsbeleving, het dagelijks functioneren en het gebruik van de gezondheidszorg.

Nadere informatie

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden 4.2. Participatiegraad Om de vooropgestelde steekproef van 10.000 personen te realiseren, werden 35.023 huishoudens geselecteerd op basis van het Nationaal Register. Met 11.568 huishoudens werd gepoogd

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Beperkingen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Beperkingen Gezondheidsenquête, België, 1997 5.3.1. Inleiding. Er is een duidelijke verschuiving gekomen in het ervaren van de gezondheid door de bevolking. Dit is mede een gevolg van de relatie tussen de demografische en de epidemiologische transitie

Nadere informatie

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting Verschillende internationale studies toonden socio-economische verschillen in gezondheid aan, zowel in mortaliteit als morbiditeit. In bepaalde westerse landen bleek dat, ondanks de toegenomen welvaart,

Nadere informatie

1.1 Achtergrond. 1.2 Doelstelling van het onderzoek

1.1 Achtergrond. 1.2 Doelstelling van het onderzoek 1.1 Achtergrond Sinds 1994 voert de Vlaamse Overheid onderzoek uit naar het verplaatsingsgedrag van Vlamingen. Dit onderzoek wordt het Onderzoek VerplaatsingsGedrag of OVG genoemd. In het OVG worden een

Nadere informatie

Inleiding. Belgian Ageing Studies

Inleiding. Belgian Ageing Studies 1 Inhoud Inleiding... 3 1. Analyse van de respons... 4 2. Kenmerken van de respondenten... 5 2.1 Geslacht... 5 2.2 Leeftijd... 5 2.3 Huishoudtype... 6 2.4 Type woning... 6 3. Kwetsbaarheidsscore... 7 2.1

Nadere informatie

OPINIEONDERZOEK VLAANDEREN: ACTUELE MAATSCHAPPELIJKE THEMA S OKTOBER 2013 TECHNISCH-STATISTISCH RAPPORT

OPINIEONDERZOEK VLAANDEREN: ACTUELE MAATSCHAPPELIJKE THEMA S OKTOBER 2013 TECHNISCH-STATISTISCH RAPPORT OPINIEONDERZOEK VLAANDEREN: ACTUELE MAATSCHAPPELIJKE THEMA S OKTOBER 2013 TECHNISCH-STATISTISCH RAPPORT Dit technisch-statistisch rapport omvat de technische specificaties, conform de aanbevelingen van

Nadere informatie

Bespreking 5.2.2.2. page 1

Bespreking 5.2.2.2. page 1 Ziekten en langdurige aandoeningen (verder kortweg aandoeningen genoemd) brengen specifieke gevolgen met zich mee voor de gezondheidsbeleving, het dagelijks functioneren en het gebruik van de gezondheidszorg.

Nadere informatie

Internetpeiling ombuigingen

Internetpeiling ombuigingen Internetpeiling ombuigingen In opdracht van: Gemeente Sittard-Geleen januari 2012 Flycatcher Internet Research, 2004 Dit materiaal is auteursrechtelijk beschermd en kopiëren zonder schriftelijke toestemming

Nadere informatie

Bijlage nr 10 aan ZVP 2014-2017 BIJLAGE 10 LOKALE VEILIGHEIDS- BEVRAGING 2011

Bijlage nr 10 aan ZVP 2014-2017 BIJLAGE 10 LOKALE VEILIGHEIDS- BEVRAGING 2011 BIJLAGE 10 LOKALE VEILIGHEIDS- BEVRAGING 2011 Lokale veiligheidsbevraging 2011 Synthese van het tabellenrapport Pz Blankenberge - Zuienkerke Inleiding De lokale veiligheidsbevraging 2011 is een bevolkingsenquête

Nadere informatie

Meting stoppers-met-roken juni 2008

Meting stoppers-met-roken juni 2008 Grote Bickersstraat 74 1013 KS Amsterdam Postbus 247 1000 AE Amsterdam t 020 522 54 44 f 020 522 53 33 e info@tns-nipo.com www.tns-nipo.com Consumer & Media Rapport Meting stoppers-met-roken juni 2008

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Methoden IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Burgerpanel Wijdemeren

Burgerpanel Wijdemeren BURGERPANEL WIJDEMEREN PEILING 3 2019 DORPENBELEID Gemeente April-mei 2019 Colofon Uitgave: Research 2Evolve Tesselschadelaan 15A 1217 LG Hilversum Tel: (035) 623 27 89 info@research2evolve.nl www.research2evolve.nl

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Praktische tips voor succesvol marktonderzoek in de land- en tuinbouwsector

Praktische tips voor succesvol marktonderzoek in de land- en tuinbouwsector marktonderzoek in de land- en tuinbouwsector Marktonderzoek kunt u prima inzetten om informatie te verzamelen over (mogelijke) markten, klanten of producten, maar bijvoorbeeld ook om de effectiviteit van

Nadere informatie

Resultaten voor België Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 5.7.1. Inleiding. Psychische gezondheidsproblemen, ook niet ernstige vormen, hebben een hoge belasting op het welzijn van een bevolking en op de kwaliteit van het leven. Echt psychiatrische condities zijn

Nadere informatie

Rookgedrag in België

Rookgedrag in België Rookgedrag in België - 2017 Een rapport voor Stichting tegen Kanker Uitgevoerd door GFK Met steun van de overheden 1 Context en methodologie Stichting tegen Kanker is een Belgische stichting met als missie

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 5.8.1. Inleiding De WHO heeft in haar omschrijving het begrip gezondheid uitgebreid met de dimensie sociale gezondheid en deze op één lijn gesteld met de lichamelijke en psychische gezondheid. Zowel de

Nadere informatie

Onderzoek over het spreken van het Frans door de inwoners van Vlaanderen

Onderzoek over het spreken van het Frans door de inwoners van Vlaanderen Onderzoek over het spreken van het Frans door de inwoners van Vlaanderen Onderzoek uitgevoerd voor de vzw: Association pour la Promotion de la Francophonie en Flandre September 2009 Dedicated Research

Nadere informatie

Rapportage Dagbesteding en Vervoer. www.triqs.nl

Rapportage Dagbesteding en Vervoer. www.triqs.nl Rapportage Dagbesteding en Vervoer Versie 1.0.0 Juli 2012 Drs. J.J. Laninga DBV2.0 www.triqs.nl VOORWOORD Met genoegen bieden wij u hierbij de rapportage aan over de uitgevoerde meting. Deze rapportage

Nadere informatie

Resultaten voor België Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997 5.4.1. Inleiding De meerwaarde van een gezondheidsenquête in vergelijking met de traditioneel verzamelde gezondheidsinformatie bestaat er o.a. uit dat ook gepeild wordt naar klachten waarvoor niet persé

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Chronische Ziekten Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Chronische Ziekten Gezondheidsenquête, België, 1997 Ziekten en langdurige aandoeningen (verder kortweg aandoeningen genoemd) brengen specifieke gevolgen met zich mee voor de gezondheidsbeleving, het dagelijks functioneren en het gebruik van de gezondheidszorg.

Nadere informatie

Cijfers gezondheidssituatie gemeente Leeuwarderadeel

Cijfers gezondheidssituatie gemeente Leeuwarderadeel Cijfers gezondheidssituatie gemeente Leeuwarderadeel In onderstaande tabellen zijn cijfers weergegeven met betrekking tot de gezondheid van Friezen in de gemeente Leeuwarderadeel. Daarnaast vindt u ook

Nadere informatie

Voorlopig tabellenboek Volwassenen- en seniorenenquête 2012 Flevoland

Voorlopig tabellenboek Volwassenen- en seniorenenquête 2012 Flevoland Voorlopig tabellenboek Volwassenen- en seniorenenquête 2012 Flevoland 1 Dit is een voorlopige uitgave. Na de zomer 2013 komen definitieve tabellen beschikbaar. Gezondheidsenquête: volwassenen en senioren

Nadere informatie

VEA - Draagvlak windenergie

VEA - Draagvlak windenergie Elke Van Hamme Significant GfK Februari 2011 VEA - Draagvlak windenergie Inhoud Achtergrond & doelstelling van het onderzoek 2 Is er anno 2011 een draagvlak voor windenergie? Attitude tov windenergie:

Nadere informatie

IWT KLANTENTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2013 Executive summary redactie door IWT. Uitgevoerd door: GfK Belgium Opgesteld voor:

IWT KLANTENTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2013 Executive summary redactie door IWT. Uitgevoerd door: GfK Belgium Opgesteld voor: IWT KLANTENTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2013 Executive summary redactie door IWT Uitgevoerd door: GfK Belgium Opgesteld voor: 1 Onderzoeksopzet Om bij de verdere ontwikkeling van zijn werking beter rekening

Nadere informatie

Gezondheidsenquête Methode en respons

Gezondheidsenquête Methode en respons Gezondheidsenquête 2016 1. Methode en respons Gezondheidsenquête Haaglanden 2016 1. Methode en respons 1 Mei 2017 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Achtergrond... 3 Doel van het onderzoek... 4 Onderzoeksopzet...

Nadere informatie

Voor deze enquête bevragen jullie minstens 25 personen

Voor deze enquête bevragen jullie minstens 25 personen TIPS VOOR ENQUÊTES 1. Opstellen van de enquête 1.1 Bepalen van het doel van de enquête Voor je een enquête opstelt denk je eerst na over wat je wil weten en waarom. Vermijd een te ruime omschrijving van

Nadere informatie

FAQs Ik heb een brief van Statbel ontvangen aangaande de Gezondheidsenquête. Over wat gaat het? Wat is het doel van een Gezondheidsenquête?

FAQs Ik heb een brief van Statbel ontvangen aangaande de Gezondheidsenquête. Over wat gaat het? Wat is het doel van een Gezondheidsenquête? FAQs Ik heb een brief van Statbel ontvangen aangaande de Gezondheidsenquête. Over wat gaat het? Het gaat om een enquête die georganiseerd wordt door het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid die verantwoordelijk

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende

Nadere informatie

Belg tevreden over arts Transparantie en kostprijs blijven pijnpunt

Belg tevreden over arts Transparantie en kostprijs blijven pijnpunt Belg tevreden over arts Transparantie en kostprijs blijven pijnpunt Bijlage Naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan van de ziekte- en invaliditeitsverzekering heeft CM de tevredenheid van de Belgen

Nadere informatie

Samenvattend rapport. Het management over het functioneren van de Vlaamse overheid

Samenvattend rapport. Het management over het functioneren van de Vlaamse overheid Samenvattend rapport Het management over het functioneren van de Vlaamse overheid Samenvattend Het rapport 1. Inleiding p. 3 2. Responsgegevens p. 8 3. De resultaten per vraag p. 9 4. Informatie open vragen

Nadere informatie

Technisch rapport kiesintentiemetingen

Technisch rapport kiesintentiemetingen Technisch rapport kiesintentiemetingen (In te vullen door het betrokken instituut en terug te sturen naar het secretariaat Febelmar, ter publicatie op de Febelmar website.) Dit rapport omvat een geheel

Nadere informatie

Seksuele oriëntatie uitgesplitst per sekse, bevolking 18 jaar en ouder, 2016/2017 (in gewogen percentages)

Seksuele oriëntatie uitgesplitst per sekse, bevolking 18 jaar en ouder, 2016/2017 (in gewogen percentages) Seksuele oriëntatie uitgesplitst per sekse, bevolking 18 jaar en ouder, 2016/2017 (in gewogen percentages) totaal man vrouw seksuele aantrekking alleen eigen sekse 2,0 2,6 1,4 vooral eigen sekse 0,8 0,6

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Introductie IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS

Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS De tijd die kinderen doorbrengen in en buiten het eigen gezin, o.a. in de kinderopvang, hangt nauw samen met de werksituatie van de ouders. Werk is

Nadere informatie

Rookenquête Een onderzoek voor Stichting tegen Kanker, uitgevoerd door GfK Belgium. Rapport 1

Rookenquête Een onderzoek voor Stichting tegen Kanker, uitgevoerd door GfK Belgium. Rapport 1 Rookenquête 2018 Een onderzoek voor Stichting tegen Kanker, uitgevoerd door GfK Belgium Rapport 1 Context & methodologie Stichting tegen Kanker Stichting tegen Kanker is een Belgische stichting met als

Nadere informatie

Vlaamse overheid. Departement Omgeving

Vlaamse overheid. Departement Omgeving Market Analysis & Synthesis Brusselsesteenweg 46a 3000 Leuven Tel.016/22 69 67 Fax 016/20 50 52 www.masresearch.be info@masresearch.be Vlaamse overheid Departement Omgeving Uitvoeren van een schriftelijke

Nadere informatie

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's Versie 5.0.0 Drs. J.J. Laninga December 2015 www.triqs.nl Voorwoord Met genoegen bieden wij u hierbij de rapportage aan over het uitgevoerde ervaringsonderzoek naar

Nadere informatie

De Tabakswet. Rapport. Onderzoek naar hinder en schadelijkheid van passief roken, houding t.a.v. en steun voor rookverboden Cyrille Koolhaas

De Tabakswet. Rapport. Onderzoek naar hinder en schadelijkheid van passief roken, houding t.a.v. en steun voor rookverboden Cyrille Koolhaas Grote Bickersstraat 74 13 KS Amsterdam Postbus 247 00 AE Amsterdam t 0 522 54 44 f 0 522 53 33 e info@tns-nipo.com www.tns-nipo.com Rapport De Tabakswet Onderzoek naar hinder en schadelijkheid van passief

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 5: PREVENTIE Stefaan Demarest, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat

Nadere informatie

Gedrag en ervaringen van professionele afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT

Gedrag en ervaringen van professionele afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT Gedrag en ervaringen van professionele afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT 10 september 2014 INHOUDSOPGAVE 1. TECHNISCH RAPPORT...3 1.1. Universum en steekproef...

Nadere informatie

FLITSPEILING ALCOHOLVRIJ BIER

FLITSPEILING ALCOHOLVRIJ BIER FLITSPEILING ALCOHOLVRIJ BIER Een kwantitatief onderzoek naar het drinkgedrag van alcoholvrij bier onder Nederlanders JORIS DE JONGH ANOUK TRAMPER AMSTERDAM, MAART 2018 INHOUDSOPGAVE VOORAF 03 CONCLUSIES

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Methoden IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Beleving windmolens A1. Onderzoek Deventer Digipanel en inwoners Epse

Beleving windmolens A1. Onderzoek Deventer Digipanel en inwoners Epse Onderzoek Deventer Digipanel en inwoners Epse Aanleiding en methodiek Aanleiding onderzoek In augustus 2015 zijn er twee windmolens gebouwd langs de A1. De voorbereiding daarvan heeft tot veel discussies

Nadere informatie

Burgerpanel Horst aan de Maas - Meting 3

Burgerpanel Horst aan de Maas - Meting 3 Rapportage Burgerpanel meting 3: Juni 2013 In opdracht van: Contactpersoon: Gemeente Horst aan de Maas Dhr. F. Geurts Utrecht, juli 2013 DUO Market Research drs. Aart van Grootheest drs. Marjan den Ouden

Nadere informatie

Onderzoeksverantwoording Panel Fryslân

Onderzoeksverantwoording Panel Fryslân Onderzoeksverantwoording Panel Fryslân Steekproef en werving van een representatief internetpanel Fries Sociaal Planbureau 2017 Versie 1.0 Datum: Juni 2017 Auteur: Miranda Visser en Henk Fernee Voor aanvullende

Nadere informatie

Gezondheidsbeleving bij Jongeren in Limburg

Gezondheidsbeleving bij Jongeren in Limburg Gezondheidsbeleving bij Jongeren in Limburg Enkele resultaten uit het Euregionaal jongerenonderzoek 08 rond welbevinden en zelfdoding bij Limburgse jongeren 3de en 5de jaar GSO/2de tot 5de jaar BuSO Ellen

Nadere informatie

Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Gemeente Aalburg

Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Gemeente Aalburg Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Versie 1.0.0 Drs. J.J. Laninga juni 2017 www.triqs.nl Voorwoord Met genoegen bieden wij u hierbij de rapportage aan over het uitgevoerde cliëntervaringsonderzoek

Nadere informatie

Stadsdeelprofielen Den Haag 2017

Stadsdeelprofielen Den Haag 2017 Stadsdeelprofielen 17 April 18 Stadsdeelprofielen 17 1 Inhoudsopgave Inleiding 3 Loosduinen 5 Escamp 13 Segbroek Scheveningen 28 Centrum 36 Laak 44 Haagse Hout 51 Leidscheveen-Ypenburg 58 Tabel 1: Gezondheidsindicatoren

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 5.7.1. Inleiding. Psychische gezondheidsproblemen, ook niet ernstige vormen, hebben een hoge belasting op het welzijn van een bevolking en op de kwaliteit van het leven. Echt psychiatrische condities zijn

Nadere informatie

Marktpenetratie DVB-t

Marktpenetratie DVB-t Marktpenetratie DVB-t OPGEMAAKT VOOR: VRT studiedienst, Jo Martens 1 1 01 Onderzoeksmethodologie 2 Onderzoeksmethodologie STEEKPROEF BESCHRIJVING STEEKPROEF GROOTTE QUOTA GEM. DUURTIJD INTERVIEW DATACOLLECTIE

Nadere informatie

Zuid aan Zet Gebiedsgericht werken in Colmschate-Zuid oktober 2012

Zuid aan Zet Gebiedsgericht werken in Colmschate-Zuid oktober 2012 Zuid aan Zet Gebiedsgericht werken in Colmschate-Zuid oktober 2012 Zuid aan Zet Gebiedsgericht werken in Colmschate-Zuid oktober 2012 Colofon Uitgave : Kennis en Verkenning Naam : R.J Bos Telefoonnummer

Nadere informatie

Ervaringen thuiszorgcliënten V&V Raffy Breda

Ervaringen thuiszorgcliënten V&V Raffy Breda Ervaringen thuiszorgcliënten V&V Raffy Breda Gemeten met de CQI index Februari 2015 Samenstelling: drs. Jeroen J. Haamers, Versie: februari 2015 Inhoudsopgave 1. Inleiding 1 CQI-onderzoek; achtergrond

Nadere informatie

Kernboodschappen Gezondheid Almelo

Kernboodschappen Gezondheid Almelo Kernboodschappen Gezondheid Almelo De GGD Twente verzamelt in opdracht van de gemeente Almelo epidemiologische gegevens over de gezondheid van de bevolking in Almelo en de factoren die hierop van invloed

Nadere informatie

Doelstelling 1

Doelstelling 1 6.2. De Vlaamse Gezondheidsdoelstellingen 1998-2002 Om het preventief gezondheidsbeleid en acties hieromtrent in de Vlaamse Gemeenschap te oriënteren, werden door de Vlaamse overheid vijf gezondheidsdoelstellingen

Nadere informatie

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 19 juli 2007 Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies Eén op de tien Belgen werkt in een ander gewest; één op de vijf in een andere

Nadere informatie

Cliëntervaringsonderzoek

Cliëntervaringsonderzoek RAPPORTAGE Zorg Intens februari 2019 Inhoudsopgave Inleiding... 1 Aanleiding en doel... 1 Aanpak onderzoek... 1 Leeswijzer... 2 Resultaten... 3 Introductie... 3 Afspraken over uw thuiszorg en/of begeleiding...

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» SCSZ/09/049 ADVIES NR 09/10 VAN 2 JUNI 2009 MET BETREKKING TOT DE MEDEWERKING VAN DE RIJKSDIENST VOOR SOCIALE

Nadere informatie

Gedrag & ervaringen van professionele afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG 10/09/2013

Gedrag & ervaringen van professionele afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG 10/09/2013 Gedrag & ervaringen van professionele afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG 10/09/2013 VREG - Technisch rapport nr. I261 (ATec1416_I261_D) Dimarso N.V., opererend onder de commerciële naam

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Methoden IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Campagne Eenzaamheid Bond zonder Naam

Campagne Eenzaamheid Bond zonder Naam Campagne Eenzaamheid Bond zonder Naam Leen Heylen, CELLO, Universiteit Antwerpen Thomas More Kempen Het begrip eenzaamheid Eenzaamheid is een pijnlijke, negatieve ervaring die zijn oorsprong vindt in een

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 5.7.1. Inleiding. Psychische gezondheidsproblemen, ook niet ernstige vormen, hebben een hoge belasting op het welzijn van een bevolking en op de kwaliteit van het leven. Echt psychiatrische condities zijn

Nadere informatie

Volwassenen (19-65 jaar) Wijchen

Volwassenen (19-65 jaar) Wijchen man vrouw 19-35 jaar Aantal correct ingevulde vragenlijsten, bruikbaar voor analyse Achtergrond en algemene kenmerken Volwassenen (19-65 jaar) Wijchen 35-50 jaar Opleidingsniveau 50-65 jaar laag midden

Nadere informatie

Landelijk cliëntervaringsonderzoek

Landelijk cliëntervaringsonderzoek Landelijk cliëntervaringsonderzoek Monitor Januari t/m december 2016 Ons kenmerk: 17.0010587 Datum: 22-09-2017 Contactpersoon: Rosan Hilhorst E-mail: Contractbeheer@regiogv.nl Inhoud 1. Inleiding... 3

Nadere informatie